KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Woongebied
Artikel 11 Leiding - Brandstof
Artikel 12 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Woonvisie 2009-2013
2.2 Nota Startersbeleid
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Planwijzigingen
3.1 Middendeel Moorland-oost
3.2 Zuidwestelijk Deel
3.3 Lpg-station
3.4 Wijzigingen Moorland-west
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Relatie Wijzigingen En Milieuaspecten
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Geluid
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Wro-procedure
6.2 Vaststellingsprocedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Externe Veiligheid Qra
Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico

Moorland 2013

Bestemmingsplan - Gemeente Oirschot

Vastgesteld op 22-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Moorland actualisatie 2013 van de gemeente Oirschot;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestandNL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-ONTW met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 Verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aaneengebouwd

Een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen, waarbij de afstand van de eind woning tot de zijdelingse perceelsgrens maximaal 3 m bedraagt.

1.5 Aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag, al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit de andere ruimte van het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte is;

1.6 Aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 Aan-huis-verbonden bedrijf

bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 ( op basis van VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering) , dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.8 Afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waarin, uit het oogpunt van mantelzorg, één of meer personen zijn ondergebracht;

1.9 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage

een in de voorschriften dan wel op de plankaart opgenomen getal dat het percentage van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 Bed and breakfast

een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning of in een bij de woning horend bijgebouw, en ondergeschikt is aan de woonfunctie;

1.13 Bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 Begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen;

1.15 Beperkt kwetsbare objecten

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, allen voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en bedrijfswoningen voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. winkels, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  5. e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  8. h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.16 Bestemmingsgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.17 Bestemmingsvlak

een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bestaand

  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.19 Bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 Bouwgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.22 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 Bouwvlak

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.25 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 Carport

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een carport welke wordt gebouwd tegen een gebouw op het belendende perceel, deze hoeft slechts aan één zijde open te zijn;

1.27 Dak

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk;

1.28 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, niet zijnde motorbrandstoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 Dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, kinderopvang, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.30 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 Gestapeld

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd;

1.32 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.33 Horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  1. a. categorie I: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een restaurant, hotel en pension;
  2. b. categorie II: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de (vroege) avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, automatiek;
  3. c. categorie III: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bar-dancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops;

1.34 Huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonende persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.35 Kantoor en/of praktijkruimte

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat is gericht op het verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch, administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard en qua belevingswaarde voor de omgeving gelijk te stellen gebied;

1.36 Kwetsbare objecten

  1. a. woningen, niet zijnde:
    1. 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
    2. 2. bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. sociale werkplaatsen, of;
    4. 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;

1.37 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.38 Peil

  1. a. en bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. en bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. en bouwwerk dat is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;

1.39 Twee-aaneengebouwd

Een woning, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde in of binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd en aan de andere zijde minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens;

1.40 Verdieping(en)

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/ zijn;

1.41 Vrijstaand

Een woning, waarvan het hoofdgebouw op minimaal 3 m van de zijdelingse perceelsgrenzen is gelegen;

1.42 Waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals waterlopen, retentievoorzieningen, bergbezinkbassins e.d.;

1.43 Wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:

2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.2 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 De bouwhoogte/ hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse zijgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.5 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 De diepte van aan- of uitbouw

loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd;

2.7 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 Peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  2. b. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' en welke zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten);
  2. b. bedrijven tot en met categorie 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en welke zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten);
  3. c. de verkoop va motorbrandstoffen, met inbegrip van lpg, met de bijbehorende voorzieningen, zoals een kiosk, luifel, autowasplaatsen en parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met de daarbij behorende ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 100 m2;

met de daarbij behorende

  1. d. tuinen, erven en terreinen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. wegen, straten en paden;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden binnen de voor Bedrijf aangewezen gronden een lpg-vulpunt en een opstelplaats van de lpg-tankauto te situeren, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.1 a, b en c en andere bedrijven ter plaatse toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  1. a. uitsluitend kunnen worden toegestaan bedrijven die naar aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de onder 3.1 a toegestane bedrijven;
  2. b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. c. de verkeersaantrekkende werking wordt niet vergroot.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. sport- en speelvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. bergbezinkbassin;
  7. g. waterbergingsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' waarbij de totale oppervlakte van de waterbergingsvoorzieningen binnen de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Groen' tezamen minimaal 1665m3 bedraagt;
  8. h. geluidwerende voorzieningen in de vorm van een geluidwal ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  9. i. eikenwal ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
  10. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. kunstobjecten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. verhardingen;
  2. m. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende

  1. n. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een middelbare school;

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. aan-, uit- en bijgebouwen;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. speelvoorzieningen;
  8. i. water;
  9. j. tuinen, erven en terreinen;
  10. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. de uitoefening van enig tak van handel (incl. detailhandel en horeca) en nijverheid met dien verstande dat ondersteunende horeca in de vorm van een kantine op maximaal 20% van het brutovloeroppervlak is toegestaan, voor zover deze functie in direct verband met maatschappelijke voorziening op de gronden wordt uitgeoefend;
  2. b. het gebruik voor woondoeleinden;
  3. c. het gebruik als seksinrichting.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, voet- en fietspaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. structureel groen ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  5. e. een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. waterbergingsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', waarbij de totale oppervlakte van de waterbergingsvoorzieningen binnen de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Verkeer' tezamen minimaal 1665m3 bedraagt;
  10. j. water;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vaarwater ten behoeve van de beroepsvaart;
  2. b. afvoer van water, ijs en sedimenten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. vaarwater ten behoeve van de recreatievaart.

inclusief de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen, sluizen en keerwanden.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. parkeerplaatsen;

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven;
  2. b. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor 'bed and breakfast'-voorzieningen;
  3. c. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Woongebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. parkeerplaatsen;

en tevens voor

  1. f. wegen, voet- en fietspaden;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. groenvoorzieningen;
  4. i. speelvoorzieningen;
  5. j. nutsvoorzieningen;
  6. k. kunstwerken;
  7. l. waterbergingsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven;
  2. b. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor 'bed and breakfast'-voorzieningen;
  3. c. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Leiding - Brandstof

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';

11.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gasleiding, met een diameter van maximaal 42 inch en een druk van maximaal 66,2 bar, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';

12.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; ende ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Verbodsbepaling

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming

15.2 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 15.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Verbod

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat een toename van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet is toegestaan;

16.2 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' een toename van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is toegestaan onder voorwaarde dat hierover eerst schriftelijk advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio en uit dit advies blijkt dat dit niet leidt tot een onacceptabel risico.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde erf- en terreinafscheidingen), en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot niet meer dan 2,5 m;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat geringe overschrijdingen van de bouwzone dan wel de bebouwingsgrens plaatsvindt. De ontheffing kan slechts worden verleend voor ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, plinten, pilasters, kozijnen, balkons, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luifels, reclametoestellen, draagcontructies voor reclame, koekoeken en kelderingangen;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer of het wegverkeer kunnen worden opgericht, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijziging ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 19 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan, tenzij expliciet anders is geregeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 20.1, sub a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder lid 20.1, sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel:
"bestemmingsplan Moorland actualisatie 2013".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het vigerende bestemmingsplan Moorland-Oost dateert uit 2004. Het is een bestemmingsplan voor de ontwikkeling van een nieuwbouwwijk, waarin ook enkele bestaande woningen zijn meegenomen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hoofdzakelijk in een actualisatie van technische aard, waarbij de SVBP wordt toegepast en waarbij het plan geschikt wordt gemaakt voor publicatie op www.ruimtelijkeplannen.nl. Slechts enkele ondergeschikte onderdelen worden gewijzigd.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden. Het eerste gebied ligt ingesloten door onderstaande wegen:

  • Kempenweg;
  • Eindhovensedijk;
  • Moorland annex het Wilhelminakanaal;
  • Slingerbos.

Daarnaast zijn er twee bedrijfskavels meegenomen in onderhavige actualisatie die zijn gelegen aan de Koningshof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-VAST_0001.png"

Figuur 1.1: Globale weergave plangebied met in het westen de twee percelen aan de Koningshof en in het oosten de gronden van Moorland-Oost

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De gronden die in deze actualisatie worden meegenomen vallen in de huidige situatie onder twee bestemmingsplannen. Het grootste deel van de gronden valt onder het bestemmingsplan Moorland-Oost dat is vastgesteld op 27 juli 2004 (GS: 18-01-2005; onherroepelijk 16-03-2005).

Tevens heeft er een herziening van het plan Moorland-Oost plaatsgevonden in 2009. Het betreft het plan "Regels bestemmingsplan Moorland-oost, herziening 2009-01. Deze herziening is vastgesteld op Deze herziening voorzag in een aangepaste regeling voor aan- uit- en bijgebouwen en carports. Ook is voor bepaalde woningtype een afwijkende maat voor erf- en terreinafscheidingen toegelaten. De herziening is vastgesteld op 9 juni 2010.

De gronden van deze twee bedrijfspercelen vallen nog onder het bestemmingsplan Moorland-West dat op 25 augustus 1981 is vastgesteld (GS: 19-10-82, KB: 15-7-85), dat is herzien en vastgesteld door de raad op 4 mei 1983.

1.4 Leeswijzer

In dit bestemmingsplan wordt achtereenvolgens ingegaan op de volgende onderwerpen. In hoofdstuk twee worden de wijzigingen in het plan nader toegelicht. In hoofdstuk drie wordt ingegaan op het relevante beleid. In hoofdstuk vier worden de relevante milieuaspecten toegelicht. In hoofdstuk vijf wordt de uitvoerbaarheid van het plan nader toegelicht en in hoofdstuk zes komt de procedure aan bod.

Hoofdstuk 2 Beleid

De gemeente heeft ten aanzien van het woningbouw twee relevante beleidsvisies. Het woningbouwprogramma wordt bepaald op basis van de Woonvisie 2009-2013. Om starters beter te faciliteren heeft de gemeente daarnaast een Nota Startersbeleid opgesteld.

2.1 Woonvisie 2009-2013

In de Woonvisie 2009-2013 staat de volgende missie omschreven: “De gemeente Oirschot wil bouwen aan een leefomgeving waar alle inwoners van Oirschot kunnen wonen, met een gevarieerd woningaanbod, passend bij de gewenste sociale en demografische opbouw van de samenleving, waar nodig met respect voor en afgestemd op de fysieke omgeving en rekening houdend met historische en culturele waarden en identiteit van de vier kernen.”

Deze missie is vertaald naar de volgende beleidsdoelen:

  • evenwicht brengen in woningvraag- en aanbod;
  • adequaat huisvesten van de verschillende doelgroepen;
  • starters en senioren vormen de belangrijkste doelgroepen;
  • versterken van het goede woon- en leefklimaat;
  • leefbaarheid en vitaliteit van de kernen zoveel mogelijk behouden en versterken;

2.2 Nota Startersbeleid

Om woningbouw voor starters te stimuleren is dit nader uitgewerkt in de Nota Startersbeleid. Daarin zijn een aantal maatregelen vastgelegd waarmee de bouw van starterswoningen kunnen worden gestimuleerd, waaronder:

  • het verlenen van medewerking aan (Collectief) Particulier Opdrachtgeverschap en individuele zelfbouw voor woningbouwprojecten;
  • de toepasbaarheid van erfpacht;
  • in woningbouwplannen goedkopere woningen realiseren.

2.3 Conclusie

In de Woonvisie 2009-2013, staat vermeld dat het van belang is om evenwicht te brengen in de woningvraag en -aanbod. Daarbij is met name het inspelen op de vraag van starters en senioren van belang. Door het verruimen van de woningbouwcategorieën binnen onderhavige voorziening, wordt ruimte geboden om ook in Moorland-Oost voor deze doelgroepen te bouwen. Tevens wordt de verkoopbaarheid/verhuurbaarheid in algemene zin hierdoor verruimd.

Hoofdstuk 3 Planwijzigingen

Het bestemmingsplan Moorland herziening 2013 is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het plan is aangepast aan de standaarden voor bestemmingsplannen en betreft daarmee hoofdzakelijk een actualisatie van de bestemmingsplansystematiek. Echter op enkele onderdelen zijn planwijzigingen doorgevoerd. In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven op de planwijzigingen.

Er bestaat de behoefte om voor nog niet verwezenlijkte delen van het plangebied de woningbouwcategorieën te verruimen.

3.1 Middendeel Moorland-oost

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-VAST_0002.png"

Figuur 3.2. Moorland-Oost midden

In bovenstaand gebied bestaat de wens het plan aan te passen conform de wensen van de architect. Deze plannen sluiten aan bij de vigerende bestemming, maar vragen om een andere verdeling van wonen en verkeer binnen het hofje. Er is gekozen voor een bij de rest van het plan aansluitende plansystematiek, met bouwstroken binnen de bestemming Wonen.

3.2 Zuidwestelijk Deel

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-VAST_0003.png"

Figuur 3.3. Zuidwestelijke bouwstroken en wijzigingsgebied

Om de flexibiliteit in het zuidwesten van Moorland te vergroten wordt ter plaatse van de vier bouwstroken de aanduiding 'aaneengebouwd' toegevoegd. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om te differentiëren in de woningtypes en kan de gemeente buiten doorstromers ook starters bedienen. Het aantal woningen binnen deze stroken blijft ongewijzigd.

In het plangebied zit een wijzigingsbevoegdheid (zie figuur 3.3, in de zuidwesthoek) die geëffectueerd moet worden. Met de gerealiseerde verplaatsing van het buurtverenigingsgebouw dat hier stond, is er geen noodzaak meer om de bestemming Maatschappelijk op deze plek in stand te houden.

De wijzigingsbevoegdheid voorziet in de bouw van twee woningen. Om flexibiliteit te behouden wordt alleen een bouwvlak gedefinieerd dat aan de west- en zuidzijde aansluit bij de bouwgrenzen van de aangrenzende woonpercelen. De regels voor Wonen worden hier van toepassing, met inachtneming van de wijzigingsregels.

3.3 Lpg-station

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-VAST_0004.png"

Figuur 3.4: Vulpunt LPG oude situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-VAST_0005.png"

Figuur 3.5: Vulpunt LPG nieuwe situatie (middelpunt rode cirkel)

Aan de zuidrand ligt een benzineservicestation met LPG. De contour in het huidige bestemmingsplan Moorland-Oost klopt niet met de feitelijke situatie, omdat het vulpunt anders is gesitueerd dan op de plankaart van het bestemmingsplan Moorland-Oost uit 2004 is weergegeven. Dit leidt tot een andere ligging van de veiligheidscontouren. Dit is onderzocht in het kader van dit bestemmingsplan en beschreven in hoofdstuk 4.

3.4 Wijzigingen Moorland-west

Het bestemmingsplan Moorland-West is reeds geactualiseerd. Er zijn twee percelen aan de Koningshof buiten deze actualisatie gelaten. Deze percelen zijn in onderhavige actualisatie van Moorland wel meegenomen. Het betreft het juridisch-planologisch verankeren van de feitelijke situatie ter plaatse in een bestemmingsplan. Een van de locaties betreft bedrijfshuisvesting, de andere locatie betreft een perceel dat wordt gebruikt voor opslag.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan Moorland-Oost zijn diverse onderzoeken uitgevoerd aangaande milieukundige inpassing van het plan. De actualisatie van technische aard geeft geen aanleiding tot het opnieuw uitvoeren van deze onderzoeken. Wel moet ten aanzien van de wijzigingen beschouwd worden wat dit betekent voor de in het kader van het bestemmingsplan Moorland-Oost uitgevoerde onderzoeken.

4.1 Relatie Wijzigingen En Milieuaspecten

Door het effectueren van de wijzigingsbevoegdheid zijn twee woningen toegevoegd aan het plangebied. Dit betreft gevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. Derhalve is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor deze twee woningen.

Het effectueren van de wijzigingsbevoegdheid heeft weliswaar geleid tot een toevoeging van twee woningen, maar niet tot een toevoeging van verhard oppervlak. Ter plaatse van de twee nieuw te bouwen woningen, was namelijk voorheen een buurtverenigingsgebouw aanwezig, met een vergelijkbaar verhard oppervlak.

Door het verruimen van de woningbouwcategorieën worden geen wijzigingen aan de kaders van het plan doorgevoerd. Het aantal woningen blijft ongewijzigd. Het is niet te verwachten dat door de verruiming van de woningbouwcategorieën sprake is van een toename van verharding, doordat ook de oppervlakte van de gronden waarbinnen deze gebouwd kunnen worden ook niet verandert. Doordat het verhard oppervlak naar verwachting niet wijzigt, zijn er geen consequenties voor de afvoer van hemelwater te verwachten binnen het plan.

Ter plaatse van de Eikenbussel (Middendeel Moorland-Oost) wordt het plan flexibeler ingestoken. In plaats van een woonbestemming met bouwstroken wordt nu voorzien in een Woongebied, waarbinnen zowel, wonen als verkeer mogelijk is. Echter aangezien het aantal woningen niet wijzigt, mag worden aangenomen dat de verhouding tussen verhard en onverhard oppervlak ook niet wijzigt, waardoor de situatie hydrologisch ongewijzigd blijft.

Als gevolg van de gewijzigde ligging van het vulpunt voor LPG verandert ook de ligging van de risicocontour. De risicocontour komt nu verder over de woonwijk Moorland-Oost heen te liggen dan is aangegeven op de plankaart van het bestemmingsplan Moorland-Oost uit 2004. Hierdoor dient onderzoek uitgevoerd te worden naar het groepsrisico in geval van calamiteiten.

4.2 Externe Veiligheid

Het Bevi en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geven de kaders voor de beoordeling van de externe veiligheidsaspecten van inrichtingen vallend onder de Wet milieubeheer. Een LPG-tankstation valt onder het Bevi genoemd in artikel 2 sub e. De criteria in het Bevi zijn gedefinieerd op basis van het plaatsgebonden en het groepsrisico. De consequenties van de toetsing zijn in het Bevi en de Revi vastgelegd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-VAST_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIMOORLND201300-VAST_0007.png"

Figuur 3.1: PR 10-6 contouren LPG tankstation doorzet op jaarbasis minder dan 1000 m3

Het plaatsgebonden risico ligt niet over (beperkt) kwetsbare objecten.

Het Groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Er is geen harde norm waaraan het groepsrisico moet voldoen. Er is slechts een oriëntatiewaarde gesteld. Elke wijziging in het groepsrisico moet in principe worden verantwoord (verantwoordingsplicht) ook al blijft het GR onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico wordt bepaald binnen een risicogebied. Als gevolg van de verplaatsing van het vulpunt, zijnde dichter bij de woonbebouwing van Moorland-Oost dan voorheen, verandert het groepsrisico en dient dit verantwoord te worden.

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre ontstane risico's, als gevolg van een omgevingsbesluit, kunnen worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.

Voor een LPG-tankstation is het invloedsgebied in de Revi vastgelegd als een cirkel met een straal van 150 meter rondom het vulpunt en de opslagtank (artikel 6 lid 2 van de Revi). Binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation bevinden zich beperkt kwetsbare objecten (o.a. verspreid liggende woningen) en kwetsbare objecten (aaneengeschakelde woningen, middelbare school en een zwembad).

Voor de verantwoording is gekeken naar hoe de effecten van een calamiteit zo snel mogelijk kunnen worden bestreden en naar hoe de zelfredzaamheid van personen kan worden vergroot.

Indien aan onderstaande zaken wordt voldaan wordt het groepsrisico en het restrisico aanvaardbaar geacht:

  • er zijn voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer aanwezig om een eventuele calamiteit te bestrijden;
  • de exploitant van het LPG-station heeft zich reeds aan de maatregelen zoals vastgelegd in het LPG-convenant geconfirmeerd en zijn LPG-station wordt derhalve ook alleen maar bevoorraad door LPG-tankauto's met hittewerende voorziening, omdat met een hittewerende voorziening aan de LPG-tankauto's het groepsrisico lager is dan wanneer de hittewerende voorziening niet is aangebracht. Zonder hittewerende voorziening wordt in alle gevallen de oriënterende waarde overschreden;
  • in de nieuwe woningen bevinden zich voornamelijk zelfredzame personen;
  • er zijn voldoende vluchtwegen aanwezig om in geval van een calamiteit het gebied te ontvluchten.

Hieraan wordt voldaan in onderhavig geval.

4.2.1 Conclusie

Omdat wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden om het groepsrisico en het restrisico tot een minimum terug te brengen, kan geconcludeerd worden dat de verplaatsing van het vulpunt tot onacceptabele risico's leidt.

4.3 Geluid

Gemeente Oirschot is voornemens om het bestemmingsplan Moorland-Oost uit 2004 te actualiseren. Het bestemmingsplan is slechts in beperkte mate gewijzigd. Eén van deze wijzigingen in het plan betreft twee nieuwe woningen. Aangezien deze woningen binnen de geluidzones van enkele wegen vallen, is voor deze woningen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De Wet geluidhinder (Wgh) geeft voorschriften voor de maximale geluidsbelasting op de gevels van de woningen. In dit onderzoek is per weg getoetst of aan deze voorschriften is voldaan.

Geluidbelasting vanaf A58

Vanwege het geluid van de A58 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels overschreden. De maximale grenswaarde buitenstedelijk gebied welke hier van toepassing is wordt niet overschreden. Ten aanzien van het gemeentelijk beleid doen zich geen knelpunten voor. Aangezien de A58 al voorzien is van stil asfalt is hier geen winst te behalen. Een geluidscherm zou van zo’n grote omvang zijn dat dit voor twee woningen niet financieel doelmatig is.

Er wordt aanbevolen hogere grenswaarden van 53 dB aan te vragen voor de twee te realiseren woningen.

Geluidbelasting vanaf de Kempenweg

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB alleen op de zuidelijke gevel wordt overschreden. De maximale grenswaarde buitenstedelijk gebied welke hier van toepassing is wordt niet overschreden.

Vanwege wringend verkeer is geluidreducerend asfalt op dit punt niet wenselijk. Een geluidsscherm is financieel niet doelmatig.

Er wordt aanbevolen hogere grenswaarden van 49 dB aan te vragen voor de twee te realiseren woningen.

Gecumuleerde geluidbelasting

Om inzicht te krijgen in de geluidssituatie ter plaatse van het nieuwbouwplan en om een eventuele hogere grenswaarde procedure te starten is de gecumuleerde geluidsbelasting berekend. Uit de gecumuleerde geluidsbelasting blijkt dat de hoogste geluidsbelasting 57 dB bedraagt.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Doordat dit bestemmingsplan een actualisatie betreft van het bestemmingsplan Moorland-Oost, waarover reeds eerder besluitvorming heeft plaatsgevonden en binnen dit besluit de afweging is gemaakt aangaande uitvoerbaarheid, is het vraagstuk over uitvoerbaarheid in het kader van dit bestemmingsplan niet van toepassing. Dit geldt ook voor de twee bedrijfspercelen die aan het plangebied zijn toegevoegd. Ook hiervoor geldt dat eerder besluitvorming over de uitvoerbaarheid van dit plandeel heeft plaatsgehad en dat het hier alleen om het conserveren van de in juridisch opzicht bestaande situatie gaat.

Hoofdstuk 6 Procedure

Artikel 150 van de Gemeentewet bepaalt onder meer, dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. In de gemeentelijke inspraakverordening is gesteld dat geen inspraak wordt verleend ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen. Dat is hier aan de orde, waardoor inspraak in deze achterwege wordt gelaten.

6.1 Wro-procedure

Voorafgaand aan de wettelijke bestemmingsplanprocedure, die gericht is op de vaststelling van een bestemmingsplan, is sprake van een voorbereidingsfase. In deze fase vindt overleg plaats met provinciale en rijksdiensten en belanghebbenden aan de hand van een zogenoemd voorontwerp bestemmingsplan. Dit vooroverleg heeft plaatsgevonden in het kader van onderliggende besluiten. Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en de VROM-inspectie hebben laten weten dat bij onderhavige herziening hun belangen niet in het geding zijn.

6.2 Vaststellingsprocedure

Het bestemmingsplan heeft vanaf 16 mei 2013 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend tegen het plan. Er hebben wel twee ambtelijke wijzigingen plaatsgevonden middels aanpassing van het plan bij het middeldeel Moorland-Oost. Hier is ervoor gekozen aan te sluiten bij de plansystematiek zoals ook elders in het plan is gehanteerd. Dit is mogelijk omdat de plannen voor dit deelgebied verder zijn geconcretiseerd.

Tevens heeft een wijziging plaatsgevonden door de aanduiding sba-3 te wijzigen naar sba-2. De noodzaak om meergezinswoningen/gestapelde woningen op te nemen op deze locatie ten einde de flexibiliteit te bevorderen is niet meer aan de orde.

Het plan is vastgesteld op 22 oktober 2013.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Externe Veiligheid Qra

Bijlage 2 Externe veiligheid QRA

Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 3 Verantwoording groepsrisico