KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel

Moorland-west, herziening sportpark

Bestemmingsplan - Gemeente Oirschot

Vastgesteld op 29-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Moorland-west, herziening sportpark’ met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPOIMRLSPORTPARK-VAST van de gemeente Oirschot;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage:
een in de regels dan wel met een aanduiding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.8 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m boven peil is gelegen;
1.9 bestaande situatie:
  • t.a.v. bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15 bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.23 kantine:
verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve en sportieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;
1.24 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het hoofdgebouw;
1.25 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven het peil is gelegen;
1.26 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.28 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkappellen;
2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.10 peil:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

    Artikel 3 Sport

    3.1 Bestemmingsomschrijving
    De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. sportterreinen, ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’;
    2. een kantine, tribunes, kleed- en bergruimten en kassavoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’;
    3. een opslagloods, dan wel bergingsruimte ten behoeve van terreinonderhoud en -verzorging van het sportpark ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - terreinverzorging’;
    met daaraan ondergeschikt:
    1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; hieronder wordt in ieder geval verstaan dat de gronden binnen 5 m uit de grens van bestemde watergangen mede bestemd zijn tot de aanleg en instandhouding van de bestemde waterlopen;
    met de daarbij behorende:
    1. wegen en paden;
    2. parkeervoorzieningen;
    3. groenvoorzieningen;
    4. speelvoorzieningen;
    5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
    3.2 Bouwregels
    3.2.1 Gebouwen
    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ mogen de goothoogte en de bouwhoogte van een gebouw niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
    3. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’ buiten het bouwvlak per speelveld 2 dug-outs (spelersbanken) worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 15 m² per dug-out en een bouwhoogte van maximaal 3 m;
    4. in afwijking van het bepaalde onder a en c mogen ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’ buiten het bouwvlak en per aanduiding ‘sportveld’ voor het overige maximaal 3 kleine gebouwen worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 30 m² per gebouw en een bouwhoogte van maximaal 4 m.
    3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 18 m bedragen;
    3. de bouwhoogte van sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 8 m bedragen;
    4. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

    Hoofdstuk 3 Algemene Regels

    Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

    Artikel 5 Algemene Bouwregels

    5.1 Bestaande maten
    1. De bestaande (legale) afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die meer bedragen dan in deze regels is voorgeschreven, en voor zover opgericht in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
    2. De bestaande (legale) afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die minder bedragen dan in deze regels is voorgeschreven, en voor zover opgericht in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
    3. In geval van herbouw is het bepaalde in 5.1 onder a en 5.1 onder b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

    Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

    6.1 Afwijkingsmogelijkheden
    Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
    2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
    3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
    6.2 Criteria
    Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.1 kan slechts worden verleend, mits:
    1. er met de afwijking sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening;
    2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en er geen afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie;
    3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie.

    Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

    7.1 Plaats bestemmingsgrens en bouwgrens
    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmings- en bouwgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

    Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

    Artikel 8 Overgangsrecht

    8.1 Overgangsrecht bouwwerken
    1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
    2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
    3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
    8.2 Overgangsrecht gebruik
    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
    3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
    4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

    Artikel 9 Slotregel

    Deze regels worden aangehaald als:
    Regels van het bestemmingsplan ‘Moorland-west, herziening sportpark’.