KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Toelichting Op Plannen Van Cpo Haagakkers Oostelbeers
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Geomorfologie
3.2 Bodem En Water
3.3 Landschap
3.4 Onstaansgeschiedenis
3.5 Situatie Nu
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Uitgangspunten
4.2 Stedenbouwkundigplan
4.3 Beschrijving Op Onderdelen
Hoofdstuk 5 Onderzoek Planeffecten
Hoofdstuk 6 Planopzet
6.1 Algemeen
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Vooroverleg
8.2 Vaststelling
8.3 Beroep

Haagakkers II herziening 2017

Bestemmingsplan - Gemeente Oirschot

Vastgesteld op 26-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Haagakkers II herziening 2017' van de gemeente Oirschot.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPOOHaagakkII2017-VAST met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 Verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aaneengebouwde woning

Een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;

1.8 Aan-huis-verbonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.9 Aan-huis-verbonden bedrijf

Bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 (op basis van VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering), dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.10 Afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding van één of meer personen, is ondergebracht.

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage

Een in de regels dan wel op de plankaart opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 Begane grond

De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m boven peil is gelegen.

1.14 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 Bestaande situatie

  1. a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
  2. b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.22 Bouwmassa

Een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

1.23 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 Carport

Een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot de vergroting van het woongenot en dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een carport welke wordt gebouwd tegen een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende bouwperceel.

1.28 Dak

Een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

1.29 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.31 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.32 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 Geschakelde woning

Een halfvrijstaande of vrijstaande woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van aangebouwde bijgebouwen geschakeld is met tenminste één hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel.

1.34 Gevellijn

De als zodanig op de plankaart aangegeven lijn, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels uitdrukkelijk toegelaten afwijkingen.

1.35 Hoofdfunctie

Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.36 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.37 Maaiveld

Hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

1.38 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.39 Onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven het peil is gelegen.

1.40 Ondergeschikte activiteit

Een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.41 Patiowoning

Een eengezinswoning waarbij de (bepalende) beeldruimte geheel is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren.

1.42 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 Twee-aan-een(tae)/halfvrijstaand

Een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdelingse bouwperceelgrens tenminste 3 m bedraagt; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen.

1.44 Tuin

De gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, voor zover gelegen buiten het op de plankaart aangewezen bouwvlak.

1.45 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.46 Vrijstaande woning (vrij)

Een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt.

1.47 Voorgevel

De naar de straat toe gelegen zijde van het (hoofd)gebouw, die gebouwd is in een gevellijn.

1.48 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.

1.49 Werk

Eeen constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.50 Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.

1.51 Wooneenheid

Een gebouw, dat één of meer woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

De kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.2 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 De breedte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 De diepte van een aan- of uitbouw

De diepte van een aan- of uitbouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten.

2.5 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 De oppervlakte van een carport

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de carport, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 Het peil

  1. a. De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  2. b. Indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

2.12 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen, inclusief parkeren ten behoeve van het bijbehorende bouwperceel.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  2. b. Een goede woonsituatie;
  3. c. De verkeersveiligheid; en
  4. d. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Wegen, straten en paden.
  2. b. Parkeervoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding (p) op de verbeelding.
  3. c. Oprit ter plaatse van de functieaanduiding (i) op de verbeelding.
  4. d. Groenvoorzieningen.

Waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. Speelvoorzieningen.
  2. f. Nutsvoorzieningen.

Met de daarbij behorende:

  1. g. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. De verkeersveiligheid.
  2. b. De sociale veiligheid; en
  3. c. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het houden van evenementen met dien verstande dat deze beperkt dienen te blijven tot maximaal tien evenementen per kalenderjaar.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Wonen.
  2. b. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports

met de daarbij behorende:

  1. c. Tuinen en erven.
  2. d. Parkeervoorzieningen.
  3. e. Waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
  4. f. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  5. g. Achterpaden.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  2. b. Een goede woonsituatie.
  3. c. De verkeersveiligheid.
  4. d. De sociale veiligheid.
  5. e. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de plankaart omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:

  1. a. De verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 4 m mag bedragen.
  2. b. Ondergronds bouwen slechts onder bebouwd oppervlak is toegestaan.

7.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 10.2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. De richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen.
  2. b. De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.
  3. c. De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
  4. d. Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.
  5. e. De parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
  6. f. De ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

8.2 Afwijken strijdig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. De bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
  2. b. De bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  3. c. De bestemmingsregels en toestaan dat bouwaanduidingsgrenzen worden overschreden, indien een doelmatige verkaveling hiertoe aanleiding geeft.
  4. d. De bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
  5. e. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de hoogte van erven terreinafscheidingen wordt vergroot tot niet meer dan 2,5 m.
  6. f. De bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.

9.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. De bezonning van de omliggende percelen niet onevenredig wordt verminderd.
  2. b. De privacy van de gebruikers/eigenaren van de omliggende percelen niet onevenredig worden verminderd.
  3. c. Het uitzicht van de gebruikers/eigenaren van de omliggende percelen niet onevenredig worden verminderd.
  4. d. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  5. e. Bij de afwijken geen bestemmingsgrenzen worden overschreden.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
  2. b. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 11.1, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 11.1, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 11.4, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Haagakkers II herziening 2017 van de gemeente Oirschot.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Oirschot is voornemens om in samenwerking met CPO Haagakkers Oostelbeers invulling te geven aan een initiatief voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap in Oostelbeers. Hiervoor is een locatie aangewezen binnen het plan 'Haagakkers II actualisatie'. Het plan is vastgesteld op 23 februari 2016. Echter de voorgenomen ontwikkelingen past op onderdelen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. De vigerende bestemming Wonen is toereikend en het maximum aantal woning blijft gelijk aan het huidig geldend bestemmingsplan, zijnde negen. De aanduiding van de woningtypologieën sluit niet volledig aan op de wensen van CPO Haagakkers Oostelbeers ten aanzien van de verkaveling. Daarnaast zijn in het plangebied nog enkele gronden gelegen die een tuinbestemming hebben. Deze gronden dienen voor een deel een verkeerbestemming te krijgen, omdat hier parkeren staat gepland. Om die reden dient voor de gronden van het bouwplan van CPO Haagakkers Oostelbeers een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van de kern Oostelbeers (gemeente Oirschot), zoals weergegeven in figuur 1.1. De plangrens is weergegeven in figuur 1.2.

De oppervlakte van het plangebied beslaat ca. 2378 m² en is in de huidige situatie in gebruik als agrarisch gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOOHaagakkII2017-VAST_0001.png"

Figuur 1.1: globale ligging plangebied met rode cirkel aangeduid

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOOHaagakkII2017-VAST_0002.png"

Figuur 1.2: begrenzing plangebied met rood aangeduid

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De gronden die voor collectief particulier opdrachtgeverschap zijn aangewezen kennen momenteel binnen het bestemmingsplan 'Haagakkers II actualisatie' al de bestemming Wonen.

1.4 Toelichting Op Plannen Van Cpo Haagakkers Oostelbeers

CPO Haagakkers Oostelbeers heeft in overleg met Architectenburo Van de Ven en Bouwen in eigen beheer (BIEB) plannen ontwikkeld voor collectief particulier opdrachtgeverschap. Deze plannen sluiten in hoofdlijnen aan op het stedenbouwkundige plan voor 'Haagakkers II Herziening', maar passen wat betreft afmetingen niet volledig binnen de aangeduide bouwvlakken. Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van de bouwvlakken en bouwaanduidingen ten einde de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Na hoofdstuk 1, inleiding, wordt in hoofdstuk 2 inzicht gegeven in het op het plangebied van toepassing zijnde beleidskader. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie. Een beschrijving van het plan is in hoofdstuk 4 weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt de voor het bestemmingsplan relevante milieuaspecten weergegeven. Een beschrijving van het planopzet is in hoofdstuk 6 weergegeven. De uitvoerbaarheid van het plan komt aan de orde in hoofdstuk 7 en de te doorlopen procedure komt aan de orde in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 2 Beleid

De relevante beleidskaders voor de voorgenomen ontwikkeling zijn op een drietal niveaus beschreven. In dit hoofdstuk is achtereenvolgens het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.

Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. Voor de gemeente Oirschot zijn geen directe rijksdoelen benoemd. Het rijksbeleid heeft geen directe werking op de ontwikkeling van het plangebied.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de "ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Gelet op het feit dat het plan een herzieining is van een vigerend bestemmingsplan waarbij reeds 9 woningen bestemd waren binnen een bestemmingsplan voor een woongebied, behelst het nieuwe bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het plan voldoet daarom niet aan het criterium als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing.

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;
  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de nationale belangen heeft betrekking op het plangebied.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. Op 1 januari 2011 is deze Structuurvisie in werking getreden en in maart 2014 is een partiele herziening van kracht geworden.

Uit de Structuurvisie blijkt dat de provincie het wonen zoveel mogelijk in kernen wil concentreren om op deze manier ook het voorzieningenniveau in de kleinere kernen op peil te houden. Leefbaarheid is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt in de dorpen in het landelijke gebied gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden.

De provinciale ruimtelijke belangen zijn in vier structuren onderverdeeld:

  • De groenblauwe structuur: hier wordt gekozen voor functieontwikkeling in combinatie met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit. Deze structuur bestaat uit de bestaande natuur, watersystemen en gebieden die geschikt zijn voor de ontwikkeling van nieuwe natuur.
  • Het landelijk gebied: dit is een multifunctioneel gebied waarbij de agrarische productieruimte wordt behouden in delen van het gebied waar de landbouw bepalend is voor nieuwe ontwikkelingen.
  • De stedelijke structuur: er is sprake van twee perspectieven binnen deze structuur. De eerste zijn de stedelijke concentratiegebieden waar de stedelijke groei wordt opgevangen. Op deze manier blijven de groene gebieden tussen de steden open. De tweede zijn de kernen in het landelijk gebied die zoveel mogelijk worden ontzien van verdere verstedelijking. Hier zijn ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen mogelijk wanneer deze voorzien in de eigen verstedelijkingsbehoefte.
  • De infrastructuur: gekozen wordt voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters in de provincie Noord-Brabant.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke structuur (kernen in landelijk gebied). Dit is in figuur 2.1 weergegeven. Het plan Haagakkers II herziening 2017 past daarmee binnen de kaders van de Structuurvisie ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOOHaagakkII2017-VAST_0003.png"

Figuur 2.1: Uitsnede structurenkaart. De ligging van het plangebied is met een rode cirkel aangeduid.

2.2.2 Verordening ruimte 2014

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening Ruimte 2014 is per 19 maart 2014 in werking getreden.

Een relevant uitgangspunt van de Verordening Ruimte is dat getracht moet worden zo veel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen, dan wel in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Met bestaand stedelijk gebied wordt reeds bestaande bebouwing bedoeld, maar ook bijvoorbeeld inbreidingslocaties. Zoekgebieden zijn die gebieden waar, indien er toch uitbreiding noodzakelijk is, uitbreiding als verantwoord wordt beschouwd.

Het plangebied is binnen de Verordening Ruimte 2014 aangeduid als bestaand stedelijk gebied (zie figuur 2.2), kern in landelijk gebied en is in overeenstemming met het provinciale beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOOHaagakkII2017-VAST_0004.png"

Figuur 2.2: Uitsnede plankaart Verordening Ruimte 2014 provincie Noord-Brabant (plangebied is met een rode cirkel aangeduid)

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 StructuurvisiePlus 2014

De benadering bij de StructuurvisiePlus 2004 is anders dan bij gebruikelijke structuurvisies. Eerst worden ruimtelijke kwaliteiten (de “talenten”) van de gemeente in beeld gebracht. Deze vloeien voort uit een analyse van de bestaande toestand volgens de “lagenbenadering”: de grondlaag (bodem, water), de infrastructuur (wegen, kanalen) en het occupatiepatroon (dorpen, bedrijventerreinen). Duidelijk wordt wat de samenhang tussen de lagen is en hoe deze samenhang kan worden verbeterd. Resultaat is het vastleggen van de “Duurzame Ruimtelijke Structuur” (DRS) van Oirschot. Een tweede stap is het bepalen van de programmatische behoeften in de gemeente; hoeveel en wat voor soort woningen, hoeveel hectare bedrijfsterrein voor wat voor soort bedrijven etc. Resultaat van deze stap is het programma dat de gemeente wil realiseren. Als derde stap wordt gekeken of het programma kan worden ingepast in de Duurzame Ruimtelijke Structuur, ervan uitgaande dat de DRS zo mogelijk wordt versterkt, maar er in elk geval geen afbreuk aan wordt gedaan. Uit deze “Confrontatie” volgt de na te streven ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Oirschot, als basis voor verdere acties.

2.3.2 De nieuwe woonvisie "De inwoners centraal"

Het voornaamste streven dat in de nieuwe woonvisie van de gemeente Oirschot, vastgesteld op 26 april 2016, naar voren komt is het voorzien van de huidige en toekomstige bewoners in een passende, toekomstbestendige woningvoorraad met ruimte voor initiatieven en oog voor het monumentale en groene karakter van de gemeente. De woonvisie bestaat uit de pijlers: Bevolking, Zorg, Bewustwording en Woningbouwprogramma.

Onder de pijler woningbouwprogramma zijn de volgende speerpunten vastgesteld:

  • Voldoende betaalbare en bereikbare sociale huurwoningen en koopwoningen.
  • Een woningbouwprogramma realiseren dat aansluit op budget, huishoudensomvang en ondersteuningsvraag van de Oirschotse bevolking (doorstromers, starters, kleine huishoudens, (mantel)zorg).
  • Voldoende duurzaam bruikbare woningen, zowel programmatisch als energetisch.
  • Behoud (en uitbreiding) van het aantal inwoners.

Uit onderzoek is gebleken dat er onder de bewoners van de gemeente Oirschot zowel behoefte bestaat aan huur- als koopwoningen in diverse prijsklassen. De inwoners van de gemeente Oirschot willen graag hun eigen woonwensen realiseren. Om deze reden is het belangrijk om te voorzien in bouwkavels en ruimte voor CPO-projecten (Collectief Particulier Opdrachtgeversschap). Particuliere initiatieven en CPO ontwikkelingen in de kernen die een bijdrage leveren aan de realisatie van de ambities, worden door de gemeente gefaciliteerd.

2.3.3 Groenbeleidsplan

Voor de gemeente Oirschot is een groenbeleidsplan opgesteld (vastgesteld door de raad op
27 januari 2004). Doelstelling van het plan is: bepaling van het gemeentelijk beleid met betrekking tot ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in de kernen naar een karaktervolle, duurzame en hoogwaardige groenstructuur.

Het groenbeleidsplan is een beleidsdocument waarmee de gemeente Oirschot, bestuur en ambtelijke dienst, de richting voor beleid, inrichting en beheer van het openbare groen binnen de kernen omschrijft.

Het areaal openbaar groen van de gemeente Oirschot is ingedeeld in drie statusniveaus: de groene dorpsstructuur, de groene wijkstructuur, en het groen in de woon- en werkomgeving. Deze indeling is bepalend voor het beleid ten aanzien van het openbare groen. De groene dorpsstructuur betreft groenobjecten die een samenhangende en waardevolle groenstructuur of een beeldbepalend element vormen van belang voor de gehele gemeente Oirschot of voor een van de afzonderlijke dorpen. Als beleid voor de groene dorpsstructuur geldt dat de aanwezige waarden behouden blijven en waar nodig versterkt worden.

De groene wijkstructuur betreft groenobjecten die een samenhangend en waardevolle groenstructuur of een beeldbepalend element vormen van belang voor afzonderlijke wijken, gebieden of delen van een dorp. Als beleid voor de groene wijkstructuur geldt dat de aanwezige waarden behouden dienen te blijven en waar nodig versterkt worden. Bij aantasting van de groenstructuur is het terugbrengen van een gelijkwaardige structuur vereist. Groen in de woon- en werkomgeving betreft groen dat enkel van belang is voor de omwonenden en gebruikers. Als beleid voor dit groen geldt het optimaal inrichten en beheren in aansluiting op de maatschappelijke behoeften en de wensen van de gebruikers binnen de in het groenbeleidsplan gestelde kaders.

De groenstructuur in Haagakkers II herziening 2017 sluit aan bij de reeds bestaande groenstructuur in Haagakkers II actualisatie. Deze groenstructuur uit de reeds bestaande wijk wordt doorgezet. Hiermee wordt aangesloten bij het beleidsuitgangspunt dat aanwezige waarden behouden dienen te worden en waar nodig versterkt moeten worden.

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

In dit hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied. Om de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied te kunnen doorgronden en toekomstige ontwikkeling in het juiste perspectief te kunnen plaatsen, is het van belang de onderlegger nader te inventariseren. In dit hoofdstuk is daarom allereerst ingegaan op geomorfologie, bodem en water, landschap en ontstaansgeschiedenis van de locatie Haagakkers II Oostelbeers. Tot slot is de ruimtelijke karakteristiek behandeld.

3.1 Geomorfologie

Het zuidoosten van Nederland wordt doorsneden door een stelsel van zuidoost-noordwest gerichte breuken, die het gebied in lage en hoge schollen, slenken en horsten verdelen. Het grootste dalingsgebied van Zuid Nederland heet de Centrale Slenk ook Roerdalslenk genoemd. Deze slenk wordt in het oosten begrensd door de Peelrandbreuk en in het westen door de Feldbiss- en Rijenbreuk. Het plangebied ligt ten noorden van de Roerdalslenk, westelijk van deze breuk, en daarmee op het tektonisch hogere deel van midden Brabant. De geomorfologische structuur van de gemeente Oirschot is hierdoor opgebouwd uit oostwest gerichte dekzandruggen. Deze worden gekenmerkt door de bossen en heidevelden die erop liggen, zoals de Landschotse, Oostelbeerse, Oirschotse en deels de Neterselse Heide. Geomorfologisch gezien behoort het plangebied tot dekzandruggen met of zonder een oud landbouwdek.

3.2 Bodem En Water

Door bodemdaling is een laagte ontstaan die is opgevuld met een dek van zand, leem, grind en veen. Daaroverheen is een licht golvend pakket dekzand afgezet. In de verschillende bodemsoorten heeft, in relatie tot het ontstane reliëf, verdere bodemvorming plaatsgevonden. In het plangebied bevinden zich volgens de bodemkaart (1:50.000) leemgronden. Het is een veldpodzolgrond met leemarm en zwak lemig fijn zand. Deze gronden zijn ontwikkeld in jong dekzand. Ze liggen overwegend in reliëfrijke gebieden met veel, soms kleine, ingesloten laagten (vennen). Hoewel deze gronden onder natte omstandigheden zijn ontstaan, hebben ze thans een diepe ontwatering. In het plangebied bevindt zich grondwatertrap VI, wat het gebied zeer geschikt maakt voor landbouw. Grondwatertrap VI betekent een Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) van 0,4 tot 0,8 m beneden maaiveld en een Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) dieper dan 1,2 m beneden maaiveld. Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, met name in het verleden een aantrekkelijk vestigingsgebied.

3.3 Landschap

De abiotische diversiteit binnen de landelijke gemeente Oirschot heeft geresulteerd in verschillende landbouwkundige gebruiksmogelijkheden, waardoor deelgebieden zijn ontstaan die duidelijk ruimtelijk van elkaar te onderscheiden zijn. In een landschapstype is sprake van overeenkomstige kenmerken, die cultuurhistorisch, landschappelijk of ecologisch waardevol zijn en vaak nog gekoppeld zijn aan het huidige agrarisch gebruik. Het plangebied is gelegen in het landschapstype jonge heideontginningen.

Jonge heideontginningen hebben een grootschalig en open karakter. Dit komt voort uit de optimalisering in een vrij recent verleden ten behoeve van gunstige productieomstandigheden (verkaveling, ontwatering) voor de landbouw. Door de 'opschoning' van het landschap zijn karakteristieke open gebieden met incidenteel grootschalige landbouwbedrijven ontstaan. De randen van de jonge heideontginningen die aansluiten op grotere bosgebieden en oude bouwlanden hebben plaatselijk een meer kleinschalig en besloten karakter. Daardoor wijken deze randen landschappelijk gezien af van het verder algemene, weidse karakter van de jonge ontginningen. Het plangebied Haagakkers II herziening 2017 ligt in deze randzone met aan de oostzijde het grotere bosgebied Oostelbeersche Heide en aan de westzijde de bebouwing van Oostelbeers.

3.4 Onstaansgeschiedenis

De ontstaansgeschiedenis van het plangebied en omgeving wordt beschreven aan de hand van cultuurhistorie en occupatie. Oostelbeers is op een hydrologische overgang gelegen van westelijk infiltratiegebied naar oostelijk intermediair gebied. Bodemkundig is eveneens sprake van een overgang; van eerdgronden naar podzolgronden. Oostelbeers heeft een agrarische oorsprong. De geografische ligging, nabij een beek (De Kleine Beerze), met een (hoge of bolle) akker in de nabijheid en met de nabijheid van heide, maakt deze locatie al vroeg in de geschiedenis interessant als vestigingslocatie. Oostelbeers is ontstaan als esdorp. Esdorpen waren agrarische gemeenschappen waar zowel aan veeteelt als aan akkerbouw werd gedaan. De kern Oostelbeers kan specifieker benoemd worden als Kempisch akkerdorp. De karakteristieke kenmerken van zo'n dorp, te weten een kleinschalige akkerstructuur en een centrumgericht routesysteem met daaraan linten van boerderijen zijn dan ook terug te vinden in Oostelbeers.

Oostelbeers heeft altijd geïsoleerd gelegen. Dit komt door de grote afstand tot verbindingswegen in de regio. Hierdoor is het dorp altijd klein van omvang gebleven. Door de beperkte groei van de kern zijn de oude structuren nog steeds goed zichtbaar. De ligging van de linten zijn bepalend geweest voor de hedendaagse structuur van het dorp. De lintstructuur is eerst verdicht. In latere periodes hebben er eerst particuliere en later projectmatige uitbreidingen plaatsgehad tussen de linten.

De kern Oostelbeers kent een lange historie, het plangebied Haagakkers II herziening 2017 heeft echter nooit een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Oostelbeers.

3.5 Situatie Nu

De locatie Haagakkers II herziening 2017 is lange tijd in gebruik geweest als landbouwgrond. Het betreft nu landbouwgrond die omringd is door een meer stedelijk grondgebruik. Het plangebied ligt in de ontwikkeling zijnde woonwijk 'Haagakkers II' (bestemmingsplan vastgesteld op 23 februari 2017, Haagakkers II actualisatie). De nieuwe woonwijk 'Haagakkers II' bestaat uit 93 woningen in diverse wooncategorieën en heeft een omvang van 3,81 ha. Het plangebied CPO Haagakkers Oostelbeers is gelegen in het midden van Haagakkers II.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Uitgangspunten

De gemeente Oirschot heeft in haar coalitieprogramma het kleine kernen beleid prominent op de agenda staan. Daarbij zal met voorrang de aandacht worden gericht op Oostelbeers, want daar is de situatie, in het kader van de leefbaarheid, het meest urgent. Om de leefbaarheid in deze kleine kern te garanderen is het toevoegen van nieuwe woningen essentieel. Alleen op die wijze kan het voortbestaan van de basisvoorzieningen in deze kern gewaarborgd worden. De kern Oostelbeers is ook op plankaart 2 (sociale en economische vitaliteit) van het reconstructieplan Beerze-Reusel aangewezen als kern waar de leefbaarheid een impuls moet krijgen.

Vanwege een groeiende vraag naar het zelf realiseren van woningen, maar daarbij wel te profiteren van het gezamenlijk ontwikkelen, is er behoefte aan CPO-kavels. Er is momenteel een CPO initiatief voor 9 woningen.

De eigenaar van de gronden heeft deze strook binnen het plangebied aangeboden aan de CPO-groep om hierop maximaal 9 aan een gebouwde woningen te realiseren. Daarnaast worden er extra parkeerplaatsen aangelegd om de parkeerdruk te verminderen.

Het aantal woningen is voor het gebied gemaximeerd op 9. Dit aantal is gebaseerd op wat hier ruimtelijk gezien maximaal ingepast kan worden uitgaande van grondgebonden woningen.

Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de invulling. In de regels zijn enkel de zaken opgenomen die noodzakelijk zijn om te regelen (bouwhoogte, aan huis verbonden beroepen, afstand perceelsgrenzen).

4.2 Stedenbouwkundigplan

Door Architectenburo Van de Ven is een stedenbouwkundig plan opgesteld voor het plangebied Haagakkers II Oostelbeers (Architectenburo Van de Ven, 27-06-2017).

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOOHaagakkII2017-VAST_0006.png"

Figuur 4.1 Stedenbouwkundig CPO-plan Haagakkers Oostelbeers

4.3 Beschrijving Op Onderdelen

4.3.1 Verkeer

De ontsluitingsstructuur

Op twee plaatsen is het plan voor autoverkeer ontsloten op de aangrenzende wijk Haagakkers I, namelijk via de Laurierhaag en de Ligusterhaag. Ook wordt de wijk via de nieuw te realiseren aansluiting in het noorden van het plangebied op de Langereijt ontsloten. Deze ontsluiting zal worden gerealiseerd voordat met de bouw van Haagakkers II wordt begonnen. Zo kan deze weg ook door het bouwverkeer gebruikt worden. De weg heeft een rijbaan met een breedte van 5 meter en wordt tenminste aan één zijde, op sommige plaatsen aan twee zijden begeleidt door een trottoir van 1,50 meter.

Conform de CROW-norm uit publicatie 182 en het beoogde woonprogramma, dient het plan te voorzien in tenminste 9*2.2= ca. 19 openbare parkeerplaatsen. In het plan is rekening gehouden met 24 openbare parkeerplaatsen. Geconcludeerd kan worden dat ruim voldoende in de parkeergelegenheid is voorzien. Een deel van de parkeerplaatsen wordt ook aangelegd om de druk in het gebeid af te nemen. Er zijn 16 dwarsparkeerplaatsen (noord en zuidzijde van het plangebied) en 8 langsparkeerplaatsen (westzijde van het plangebied, voorzijde van de woningen) in de openbare ruimte opgenomen. In het plangebied worden 9 woningen gebouwd, met de volgende verdeling: vrije sector kavels: parkeernorm: 2,2 pppw.

De aaneen-gebouwde woningen hebben geen parkeergelegenheid op eigen terrein. De parkeergelegenheid voor deze bewoners bevindt zich in de openbare ruimte. De twee-aaneengebouwde woningen hebben daarnaast ook parkeergelegenheid op eigen terrein. Deze woningen krijgen twee parkeerplaatsen op eigenterrein per woning.

Voor de ontsluiting voor langzaam verkeer voorziet het plan in een pad dat aansluit op de ten westen van het plangebied gelegen Andreasstraat.

In geval van calamiteiten kunnen hulpdiensten het plangebied vanaf twee zijden bereiken, namelijk via de Ligusterhaag/Laurierhaag en via de nieuw te realiseren aansluiting op de Langereijt die eind 2017 aangelegd wordt. Binnen het plan zal een 30 km/uur regime gaan gelden in het kader van Duurzaam veilig.

4.3.2 Woningen

Het plan biedt in totaal ruimte aan 9 aaneen gebouwde woningen. Waarbij de mogelijkheid geboden wordt om een tweekapper toe te staan, mits de plannen hierom vagen. Het maximum aantal woningen blijft gelijk aan het huidig geldend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Onderzoek Planeffecten

De onderzoeken die zijn gedaan in het kader van het vigerende bestemmingsplan Haagakkers II zijn voldoende actueel. Voor een nadere toelichting op deze aspecten wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Haagakkers II actualisatie.

Hoofdstuk 6 Planopzet

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan vormt in eerste instantie het juridische kader waarbinnen in het plangebied een woningbouwontwikkeling mogelijk gemaakt wordt.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels, vergezeld van deze toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezig en/of op te richten bebouwing. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden.

De te realiseren bebouwing dient te voldoen aan eisen van stedenbouwkundige aard. Deze hebben in de regel betrekking op woningtype, situering en afmetingen. Deze stedenbouwkundige eisen zijn in het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een verbeelding en daarop aansluitende regels. Deze documenten vormen het toetsingskader voor het beoordelen van bouwplannen.

6.1.1 De verbeelding

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie bevat.

6.1.2 De regels

De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezig en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels.

De regels zijn gebaseerd op de regels uit het handboek 2011 'Het opstellen van (digitale) ruimtelijke plannen' van de gemeente Vught en op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

6.2 Inleidende Regels

In Artikel 1 ('Begrippen') is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Vervolgens is in Artikel 2 ('Wijze van meten') een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.

6.3 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van het aanvragen van een omgevingsvergunning. Door middel van een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van enkele bouwregels. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik.

Artikel 3 Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen in de zone voor de voorgevel van hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Wonen' en in een enkel geval aan de zijkant van een woning. Hoofdgebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan, binnen de bestemming mogen wel aan- en uitbouwen worden opgericht, in de vorm van erkers en entreepartijen. In de bouwregels zijn hiervoor voorwaarden opgenomen waaraan dan voldaan moet worden. Tevens mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht tot een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 4 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten, voet- en rijwielpaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan. De maximale afmetingen hiervan zijn de bouwregels opgenomen.

Artikel 5 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen. Tevens zijn de gronden bestemd voor bij de woning behorende aan-, uit- en bijgebouwen en carports, tuinen en erven en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Als hoofdgebouw mogen woningen worden opgericht uitsluitend binnen de op de plankaart opgenomen bouwvlakken.

6.4 Algemene Regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregelingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, en algemene wijzigingsregels.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten die gemoeid zijn met de totstandkoming en uitvoering van de plannen voor CPO Haagakkers Oostelbeers en de wijziging van de bestemming aan de Haagakkers komen rechtstreeks ten laste van de initiatiefnemer. Kostenverhaal is verzekerd doordat de gemeente de grond exploiteert.

Het plan voorziet in de realisatie van woningbehoefte voor de specifieke doelgroep 'starters' die ook als aandachtsgroep is genoemd in de Woonvisie 2009-2013. Doordat hier sprake is van zelfbouw voorziet de woning immer in de individuele behoefte van de afnemer en voldoet daarmee aan de woonwensen van deze doelgroep.

De gemeente heeft wel nog een verplichting waar het gaat om handhaving en toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Dit is van groot belang om de in het plan genoemde kwaliteiten te kunnen waarborgen. Handhaving is eveneens van belang om de burger rechtszekerheid te bieden. Om de handhaafbaarheid van het plan te vergroten en hiermee de kwaliteiten van het plangebied en de rechtszekerheid voor de burger te kunnen waarborgen is gestreefd naar eenvoud en leesbaarheid van in het bijzonder de planregels.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De bestemmingsplanprocedure voor het plan Haagakkers II herziening 2017 zal op basis van de Wro worden doorlopen. Gezien de beperkte ruimtelijke impact van de bestemmingsplanherziening ten opzichte van het oude plan is ervoor gekozen het plan enkel als ontwerp ter inzage te leggen. Het plan draagt bij aan het realiseren van belangrijke beleidsdoelstellingen van de gemeente.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het concept ontwerp bestemmingsplan overlegd met de vooroverlegpartners.

8.2 Vaststelling

Met de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, voor de duur van zes weken, is de formele vaststellingsprocedure gestart. Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 13 juli 2017 tot en met 24 augustus 2017. In die periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Binnen 12 weken na de termijnen van ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Oirschot het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  1. 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  2. 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur- wijzigingen aangebracht.

8.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Haagakkers II herziening 2017 kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen de aangebrachte wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Haagakkers II herziening 2017.