Herziening kernen gemeente Oirschot 2012 Centrum Oirschot
Bestemmingsplan - gemeente Oirschot
Vastgesteld op 27-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan Herziening kernen gemeente Oirschot Centrum Oirschot van de gemeente Oirschot;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPVEEGPLAN201201-VAST met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 Verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 Aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 Aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.6 Aan-huis-verbonden bedrijf
bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 ( op basis van VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering) , dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.7 Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waarin, uit het oogpunt van mantelzorg, één of meer personen zijn ondergebracht;
1.8 Archeologische waarden
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.9 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 Bebouwingspercentage
een in de voorschriften dan wel op de plankaart opgenomen getal dat het percentage van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.11 Bed and breakfast
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning of in een bij de woning horend bijgebouw, en ondergeschikt is aan de woonfunctie;
1.12 Bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.13 Bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 Begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen;
1.15 Beschermd dorpsgezicht
het gebied als bedoeld in het register van beschermde dorpsgezichten, aangewezen bij beschikking van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening no. 139.680, d.d. 3 oktober 1967;
1.16 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;
1.17 Bestaande situatie
t.a.v. bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.18 Bestemmingsgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.19 Bestemmingsvlak
een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 Bevi-inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.21 Bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.22 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 Bouwgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
1.24 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.25 Bouwmassa
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
1.26 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 Bouwvlak
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 Carport
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot de vergroting van het woongenot van het gebouw en dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een carport welke wordt gebouwd tegen een gebouw op het belendende perceel;
1.30 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.31 Dak
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk;
1.32 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, niet zijnde motorbrandstoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.34 Dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.35 Eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.36 Educatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de educatie van mensen, zoals onder andere scholen, onderwijsinstellingen en peuterspeelzalen;
1.37 Evenementen
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
1.38 Functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.39 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 Geschakelde woningen
woningen waarvan de hoofdgebouwen d.m.v. bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
1.41 Groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een ander bedrijf;
1.42 Hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.43 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.44 Horeca(bedrijf)
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
- a. categorie 1: café, eetcafé, café-restaurant, restaurant;
- b. categorie 2: brasserie, bistro, lunchroom, konditorei;
- c. categorie 3: cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant , fastfood;
- d. categorie 4: hotel, motel;
- e. categorie 5: zalencentrum, partycentrum;
- f. categorie 6: discotheek, bar-dancing;
1.45 Kantoor
- a. kantoor met baliefunctie: een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
- b. kantoor zonder baliefunctie: een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een administratiekantoor;
1.46 Kantoor en/of praktijkruimte
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat is gericht op het verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch, administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard en qua belevingswaarde voor de omgeving gelijk te stellen gebied;
1.47 Kapvorm
de vorm van de dakconstructie, waarbij de volgende kapvormen worden weergegeven door onderstaande plaatjes:
1.48 Maaiveld
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;
1.49 Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.50 Mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.51 Netto-vloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de horeca en detailhandel;
1.52 Ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, met een maximum van 25% van de oppervlakte netto-vloeroppervlakte met een maximum van 100 m2;
1.53 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.54 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 Uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.56 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals waterlopen, retentievoorzieningen, bergbezinkbassins e.d.;
1.57 Werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.58 Wooneenheid
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen;
1.59 Woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
2.2 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 De bouwhoogte/ hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 De breedte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse zijgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.5 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 De diepte van aan- of uitbouw
loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd; gemeten;
2.7 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 Peil
- a. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- b. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (bedrijfs)woningen, met dien verstande dat het aantal ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan aanwezige woningen niet mag toenemen. Voor zover op gronden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan nog geen woningen aanwezig zijn, geldt het op de kaart aangegeven maximaal aantal woningen als maximum;
- b. gebouwen ten behoeve van:
- 1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat:
- de netto-vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m2 per detailhandelsvestiging;
- per detailhandelsvestiging mag ten hoogste één pand in gebruik zijn, in die zin dat meerdere aaneengesloten panden niet in gebruik mogen zijn bij slechts één detailhandelsvestiging
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “supermarkt-1” een supermarkt is toegestaan, met een maximale verkoopvloeroppervlakte / nettovloeroppervlakte van 1300 m²;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “supermarkt-2” een supermarkt is toegestaan, met een maximale verkoopvloeroppervlakte / nettovloeroppervlakte van 800 m²;
- bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zijn ook in de kelder en op de verdieping toegestaan tot een maximale oppervlakte van 30 m².
- 2. horecavoorzieningen, uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend op een bouwperceel met de aanduiding “horeca van categorie (nummer(s) horecacategorie)” op de verbeelding, in de daar aangegeven categorie(ën) en met dien te verstanden dat:
- bij horecabedrijven in categorie 1 kleinschalige zaalverhuur is toegestaan, ondergeschikt aan de horecafunctie;
- bij horecabedrijven in categorie 5 uitsluitend aan de zaalverhuur gerelateerde horeca toegestaan is;
- in afwijking van het bepaalde in 3.1 sub b onder 2 zijn bij horecabedrijven in categorie 4 horecavoorzieningen tevens op de verdieping toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde in 3.1 sub b onder 2 zijn ter plaatse van de aanduiding “horeca in kelder” horecavoorzieningen tevens in de kelder toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde in 3.1 sub b onder 2 ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - horeca op verdieping” horecavoorzieningen op de verdieping toegestaan zijn tot een maximale bruto-oppervlakte van 35 m²;
- de netto-vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2 per vestiging.
- bijbehorende ondergeschikte voorzieningen ook in de kelder en op de verdieping toegestaan zijn tot een maximale oppervlakte van 30 m²;
- 3. ondersteunende horeca, tot maximaal 25 % van de netto-vloeroppervlakte met een maximum van 100 m²;
- 4. dienstverlenende voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zijn ook in de kelder en op de verdieping toegestaan tot een maximale oppervlakte van 30 m²;
- 5. bedrijven, uitsluitend op de begane grond en onder voorwaarden dat:
- een bedrijf is uitsluitend toegestaan indien het een bedrijf in combinatie met detailhandel betreft;
- uitsluitend bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B zijn toegestaan, met dien verstande dat Bevi-inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- op het bouwperceel met de aanduiding ”installatiebedrijf” op de verbeelding is tevens een installatiebedrijf in combinatie met detailhandel toegestaan.
- 6. kantoren zonder baliefunctie;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kantoor” op de kaart zijn kantoren zonder baliefunctie zowel op de begane grond als op de verdieping toegestaan;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kantoor op verdieping” op de kaart zijn kantoren zonder baliefunctie uitsluitend op de verdieping toegestaan;
- 7. kantoren met baliefunctie, uitsluitend op de begane grond;
- 8. kinderopvang in de zin van kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kinderopvang” op de verbeelding;
- 9. galerieën en tentoonstellingsruimten;
- 10. maatschappelijke functies;
- 11. ter plaatse van de aanduiding “lift” op de kaart voor een gebouw ten behoeve van een lift;
- 1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat:
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten dienste van het genoemde onder 3.1 a en b;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de verbeelding tevens voor een beneden maaiveld gelegen parkeergarage, met de bijbehorende voorzieningen, zoals hellingbanen;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “mortuarium” op de verbeelding voor een mortuarium;
- f. ter plaatse van de aanduiding “cultuur en ontspanning” op de verbeelding: tevens voor cultuur en ontspanning in de vorm van een museum;
- g. ter plaatse van de aanduiding “atelier op de verdieping toegestaan” is een atelier op de verdieping toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 45 m², behorend tot ten hoogste categorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten;
- h. het behoud, beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide “beeldbepalende muur”;
- i. het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide gebouwen;
- j. binnen het op de kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- k. terrassen aan de voorzijde van de horecavoorziening;
- l. een terras ten behoeve van horecavoorzieningen op het achterterrein, uitsluitend binnen de gronden met de aanduiding “terras” op de verbeelding, tot een maximum van 50 m2;
- m. wegen en paden;
- n. groenvoorzieningen;
- o. parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- p. tuinen, erven en terreinen;
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats, de afmetingen; en/ of de kapvorm en/ of de dakhelling van de bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen met daaraan ondergeschikt:
- 1. horecavoorzieningen, uitsluitend in de vorm van ondersteunende horeca;
- 2. centrumfuncties tot een maximum van 25% van de totale netto-vloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - centrumfuncties', uitsluitend in de vorm van:
- detailhandel;
- maximaal 1 horecavoorziening uit horecacategorie 1, met een maximale netto-vloeroppervlakte van 550 m²;
- dienstverlenende voorzieningen;
- bedrijven in combinatie met detailhandel;
- kantoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kantoren op verdieping';
met de daarbijbehorende:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en/ of de kapvorm en/ of de dakhelling van de bebouwing, één en ander ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de verbeelding aangeduide rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met maximaal 2 rijstroken;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. straatmeubilair;
- i. tuinen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met dien verstande dat het aantal woningen binnen de bestemming niet meer mag bedragen dan het aantal, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, aanwezige woningen, met dien verstande dat voorzover binnen een bouwvlak op de kaart een "maximum aantal wooneenheden" is aangeduid, voor het betreffende bouwvlak het op de verbeelding aangeduide aantal als maximum geldt;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats, de afmetingen en/ of de kapvorm en/ of de dakhelling van bebouwing, één en ander ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; ende ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Verbodsbepaling
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming
10.2 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- a. gebruik van ruimten binnen de woning voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- c. gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor “bed and breakfast”voorzieningen.
10.3 Afwijken van gebruiksregels
10.4 Meest doelmatige gebruik
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 9.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning ontheffing verlenen:
- a. van de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde erf- en terreinafscheidingen), en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot niet meer dan 2,5 m;
- d. van de bestemmingsregels en toestaan dat geringe overschrijdingen van de bouwzone dan wel de bebouwingsgrens plaatsvindt. De ontheffing kan slechts worden verleend voor ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, plinten, pilasters, kozijnen, balkons, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luifels, reclametoestellen, draagcontructies voor reclame, koekoeken en kelderingangen;
- e. van de bestemmingsregels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer of het wegverkeer kunnen worden opgericht, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijziging ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. Een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. De bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 14 Overige Regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan, tenzij expliciet anders is geregeld.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 15.1, sub a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder lid 15.1, sub a met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel:
"bestemmingsplan Herziening kernen gemeente Oirschot Centrum Oirschot".