KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Sport
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Antidubbeltelbepaling
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Functionele Structuur
2.2 Groen En Water
2.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Nieuwe Ontwikkelingen
4.1 Sportboulevard
4.2 Scouting
4.3 Landschappelijke Kwaliteitsverbetering
4.4 Extra Hockeyveld
4.5 Uitbreiding Parkeerterrein 'T Seuverick
4.6 Overige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Bodem
5.2 Water
5.3 Explosieven
5.4 Natuur
5.5 Archeologie En Cultuurhistorie
5.6 Ladder Duurzame Verstedelijking
5.7 Geluid
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Bedrijven En Milieuzonering
5.10 Externe Veiligheid
5.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Juridisch Opzet
6.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
8.3 Resultaten Tervisielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk Kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Manege
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Sportpark Den Donk
Bijlage 2 Landschappelijk Kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk
Bijlage 3 Uitwerking Landschappelijk Verbeteringsplan
Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Manege
Bijlage 5 Parkeerstudie ’T Seuverick/d’n Donk
Bijlage 6 Omgevingsrapport
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna, Stedenbouwkundige Scenario's Sportpark Den Donk
Bijlage 9 Nader Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 10 Oplegnotitie Quickscan M.b.t. Wet Natuurbescherming
Bijlage 11 Quickscan Natuurwetgeving Sportpark D'n Donk Te Oisterwijk
Bijlage 12 Nader Onderzoek Ecologie, Deelgebied 'T Seuverinck Te Oisterwijk
Bijlage 13 Advies Natuurnetwerk Brabant
Bijlage 14 Onderzoek N-depositie
Bijlage 15 Archeologisch Onderzoek Sportpark Den Donk Te Oisterwijk
Bijlage 16 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek
Bijlage 17 Notitie Onderbouwing Ontwikkeling Zwembad En Sporthal In Het Kader Van De Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Bijlage 18 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 19 Nota Van Inspraak, Vooroverleg En Wijzigingen
Bijlage 20 Nota Zienswijzen En Wijzigingen Bij Vaststelling

Sportpark Den Donk e.o.

Bestemmingsplan - Gemeente Oisterwijk

Vastgesteld op 22-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01 van de gemeente Oisterwijk.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die op het moment van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen op basis van een verleende omgevingsvergunning voor bouwen.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 cultuur en ontspanning

activiteiten zoals atelier, creativiteitscentrum, dansschool, evenemententerrein, museum, muziekschool, sauna, wellness en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.23 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.24 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.25 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.28 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 lawaaisporten

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval schietsporten, zoals kleiduifschieten, motor- of autocross en modelvliegen;

1.30 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van bibliotheek, gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven, welzijnsinstelling, zorginstelling en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

1.31 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het opfokken en trainen van paarden en/of pony's, het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.32 nevenactiviteit

activiteit die in ruimtelijk opzicht, functioneel of anderszins ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bestemmings- of bouwvlak;

1.33 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.34 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.36 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.37 perceel

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik.

1.38 seksinrichting

het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.

1.39 sportcentrum

Een voorziening of voorzieningen voor het beoefenen van sport, in de vorm van bijvoorbeeld een sporthal.

1.40 verblijfsrecreatie

het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

1.41 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.

1.42 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  1. a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. b. indien zich - ingeval van een lessenaarsdak - aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.3 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 bouwhoogte van overige bouwwerken

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.6 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. (binnen-)sport;
  4. d. kantoor tot een maximum van 50% van de bruto oppervlakte van een gebouw, met dien verstande dat op de begane grond minimaal 25% in gebruik dient te zijn voor de in a, b en c genoemde doeleinden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; één inpandig bedrijfswoning;
  6. f. parkeervoorzieningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer uitgesloten - parkeren ';
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

en de daarbij horende

  1. h. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden, in aanvulling op het bepaalde in 16.1, de volgende regels:

  1. a. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte horeca in de vorm van een (bedrijfs-)kantine;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor wonen is, met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', niet toegestaan.

3.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder d voor het volledig in gebruik nemen van gebouwen als kantoor, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. het initiatief moet passen binnen provinciaal en gemeentelijk kantoorbeleid;
  2. b. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de minimale parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Oisterwijk 2016, vastgesteld op 24 augustus 2016 en in werking getreden op 20 oktober 2016, dan wel in wijzigingen van genoemde Nota na de in werking treding van het plan;
  3. c. Van het bepaalde onder a kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, en speelvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'natuur': behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden van het Nederlands Natuurnetwerk, alsmede voor behoud en vergroting van waterberging;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - a-watergang' tevens:
    1. 1. een hoofdwatergang, waarbij het belang van de aanvoer, afvoer en berging van water voorop staat dan wel;
    2. 2. een overkluizing, mits hiervoor een vergunning op basis van de Keur van het Waterschap de Dommel is verstrekt;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone'; verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduidingen 'natuur' en 'ecologische verbindingszone' zijn uitsluitend de bestaande voet- en fietspaden toegestaan die op het moment van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen op basis van een verleende omgevingsvergunning voor bouwen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'scouting': scouting;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels.

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het gebruiken van geluidinstallaties of versterkte muziek in de open lucht is niet toegestaan;
  2. b. verblijfsrecreatie in kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan voor nachtverblijf door de scouting.

5.4 Voorwaardelijke verplichting

Voor het bouwen van gebouwen en het gebruiken van gronden en bouwwerken volgens deze bestemming geldt hetgeen is bepaald in artikel 18.1 en 18.2.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': een sportcentrum;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': sportvelden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad'; één zwembad;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten': lichtmasten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; een bedrijfswoning;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - a-watergang' tevens:
    1. 1. een hoofdwatergang, waarbij het belang van de aanvoer, afvoer en berging van water voorop staat dan wel;
    2. 2. een overkluizing, mits hiervoor een vergunning op basis van de Keur van het Waterschap de Dommel is verstrekt;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fiets- en wandelpaden, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van bouwregels lichtmasten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder b voor:

  • het oprichten van lichtmasten buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten' en/of
  • het oprichten van hogere lichtmasten;

onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de lichtmasten zijn noodzakelijk voor het goed functioneren van de sportvelden en/of manege;
  2. b. er mag geen onevenredige inbreuk op het woon- en leefmilieu ontstaan;
  3. c. aan andere relevant wetgeving wordt voldaan;
  4. d. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'manege' bedraagt 10 m.

6.4 Voorwaardelijke verplichting

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en het gebruiken van gronden en bouwwerken volgens deze bestemming, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'manege', geldt hetgeen is bepaald in artikel 18.1 en 18.2;
  2. b. voor het bouwen van gebouwen en het gebruiken van gronden en bouwwerken volgens deze bestemming ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'manege', geldt hetgeen is bepaalde in artikel 18.2 en 18.3.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat:

  1. a. uitsluitend aan de hoofdfunctie gerelateerde en ondergeschikte horeca, in de vorm van (een) kantine(s), is toegestaan;
  2. b. het gebruiken van geluidinstallaties, anders dan voor sportactiviteiten, of versterkte muziek in de open lucht is niet toegestaan, met uitzondering van de mogelijkheden op basis van de 'Notitie beleidsregels 'geluid afkomstig van horecabedrijven in Oisterwijk', vastgesteld op 28 juli 2008, of latere wijzigingen van deze beleidsregels;
  3. c. het gebruik van de gronden voor lawaaisporten niet is toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'manege', uitsluitend aan de hoofdfunctie gerelateerde en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit is toegestaan, tot een maximum vloeroppervlakte van 250 m2;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'manege', uitsluitend aan de hoofdfunctie gerelateerde en ondergeschikte verblijfsrecreatie als nevenactiviteit is toegestaan.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Sport' ter plaatse van de aanduiding 'manege' wijzigen in de bestemming 'Gemengd', onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bestaande manege is opgeheven;
  2. b. na wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3;
  3. c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 70%;
  4. d. de ontsluiting van de gronden vindt plaats via de Sportlaan;
  5. e. aan de zijde van de Sportlaan wordt een groenstrook gerealiseerd met een minimale breedte van 5 m;
  1. a. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de minimale parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Oisterwijk 2016, vastgesteld op 24 augustus 2016 en in werking getreden op 20 oktober 2016, dan wel in wijzigingen van genoemde Nota na de in werking treding van het plan.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook;
  2. b. evenementen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - a-watergang' tevens:
    1. 1. een hoofdwatergang, waarbij het belang van de aanvoer, afvoer en berging van water voorop staat dan wel;
    2. 2. een overkluizing, mits hiervoor een vergunning op basis van de Keur van het Waterschap de Dommel is verstrekt;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m.

7.3 Voorwaardelijke verplichting

Voor het bouwen van gebouwen en het gebruiken van gronden en bouwwerken volgens deze bestemming geldt hetgeen is bepaald in artikel 18.2.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Verkeer' wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Water', als is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Parkeren

  1. a. Bij het bouwen zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de minimale parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Oisterwijk 2016, vastgesteld op 24 augustus 2016 en in werking getreden op 20 oktober 2016, dan wel in wijzigingen van genoemde Nota na de in werking treding van het plan;
  2. b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

12.2 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

12.3 Bestaande afwijkende maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. slechts van toepassing, als de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

12.4 Ondergronds bouwen

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 Toepassing ander bestemmingsplan

Ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduidingen overige zone - zoekgebiedwaterretentie en overige zone - landschappelijke kwaliteitsverbetering zijn de regels en bijbehorende verbeelding van het vastgestelde:

alsmede de verleende vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.2 en lid 13.3.

13.2 overige zone - zoekgebied waterretentie

Gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor de aanleg van voorzieningen voor waterretentie in een omvang die past bij de toename van bebouwing en verhard oppervlak die dit plan mogelijk maakt.

13.3 overige zone - landschappelijke kwaliteitsverbetering

  1. a. Gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor de aanleg van kwaliteitsverbeterende maatregelen, in de vorm van onder andere houtwallen en poelen, conform het plan 'Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk', dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. kan ook een andere vorm van landschappelijke inpassing worden uitgevoerd, als aan de voorwaarden in artikel 18.1 onder b wordt voldaan.

Artikel 14 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken;

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de voorgeschreven goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages, horizontale en verticale diepten, afstanden tot perceelsgrenzen en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van een bouwgrens, niet zijnde een bestemmingsgrens, met dien verstande dat deze afwijkingen niet meer mogen bedragen dan 10% van de in deze regels voorgeschreven maatvoering;
  2. b. bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, op de verbeelding, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik algemeen

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of gebouwen als:

  1. a. seksinrichting;
  2. b. stand- of ligplaats van onderkomens;
  3. c. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, anders dan in verband met het toegelaten gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden voor lawaaisporten.

16.2 Strijdig gebruik parkeren

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt verder gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de minimale parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Oisterwijk 2016, vastgesteld op 24 augustus 2016 en in werking getreden op 20 oktober 2016, dan wel in wijzigingen van genoemde Nota na de in werking treding van het plan.

16.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2, en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering

  1. a. Het in gebruik nemen van nieuwe gebouwen binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Sport' is niet eerder toegestaan, dan nadat de aanleg en instandhouding van de maatregelen uit het plan Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk, dat als bijlage 1 is bijgevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke kwaliteitsverbetering' zijn verzekerd;
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. kan ook een andere vorm van landschappelijke inpassing worden uitgevoerd, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. a. het bedrag van de investering in landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering dient minimaal te gelijk te zijn aan de berekende basisinspanning;
    2. b. de landschappelijke in passing en kwaliteitsverbetering vindt, in ieder geval grotendeels, plaats binnen de in het bestemmingsplan opgenomen gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke kwaliteitsverbetering';
    3. c. er dient aangesloten te worden bij de toekomstige landschappelijke en ecologische waarden in de naastgelegen ecologische verbindingszone Voorste Stroom (evz) en het Natuurnetwerk Brabant (NNB);
    4. d. er dient waar mogelijk aansluiting te worden gezocht bij de landgoedontwikkeling 'Oisterwijkse Hoeven';
    5. e. er dient te worden gezocht naar versterking van de houtwallenstructuur tussen de Sportlaan en de Hoevenseweg;
    6. f. er dient ruimte te worden vrijgehouden voor mogelijk toekomstige uitbreiding van de sportvelden;
    7. g. er dient rekening te worden gehouden met de ligging van de beekdalbegrenzing en daarmee samenhangend met de regels vanuit het waterschap De Dommel.

18.2 Voorwaardelijke verplichting waterretentie

Het in gebruik nemen van nieuwe gebouwen en parkeervoorzieningen binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Sport' en 'Verkeer' is niet eerder toegestaan, dan nadat de aanleg en instandhouding van voorzieningen voor waterretentie, in een omvang die past bij de toename van bebouwing en verhard oppervlak die dit plan mogelijk maakt, zijn verzekerd.

18.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing manege

Het in gebruik nemen van de nieuwe gebouwen binnen de bestemming 'Sport', ter plaatse van de aanduiding 'manege', is niet eerder toegestaan, dan nadat de aanleg en instandhouding van de maatregelen voor de landschappelijke inpassing hiervan, zoals aangegeven in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing manege zijn verzekerd.

18.4 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Sportpark Den Donk e.o.'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Oisterwijk wil de planologische situatie voor het sportpark Den Donk aan de Sportlaan in Oisterwijk en de directe omgeving opnieuw vaststellen. Het geldende bestemmingsplan Sportpark Den Donk dateert uit 2006 en is daarmee aan actualisatie toe. Daarnaast doen zich in het gebied een aantal nieuwe ontwikkelingen voor die op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk zijn.

De gemeenteraad van Oisterwijk heeft in 2011 besloten om het bestaande overdekte zwembad De Leye en de daarbij gelegen sporthal af te stoten. In de huidige situatie zijn het zwembad en de sporthal gevestigd in het centrum van Oisterwijk ten zuiden van de Vloeiweg. Het zwembad raakt verouderd. De gemeente is toe aan de vervanging van het bestaande zwembad door een nieuw, kleinschaliger (doelgroepen)zwembad. In december 2015 is het sportpark Den Donk door de gemeenteraad aangewezen als nieuwe locatie voor de herbouw van het zwembad en sporthal.
Medio april 2016 is begonnen met het stedenbouwkundig plan voor de realisatie van een zwembad, sporthal en een nieuw scoutinggebouw op het sportpark Den Donk. Daarbij is nauw samengewerkt met stakeholders. De voorkeur is daarbij uitgesproken voor het model 'Sportboulevard'. Uiteindelijk heeft ook het college de voorkeur uitgesproken voor dit model, waarmee het stedenbouwkundig plan definitief is vastgesteld.

Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is daarom:

  • voorzien in een actueel planologisch-juridisch kader voor het sportpark en omgeving. Het geldende bestemmingsplan is vastgesteld in 18 mei 2006 en is niet digitaal raadpleegbaar. Voor een beperkt deel van het plangebied is op 29 oktober 2011 een partiële herziening vastgesteld;
  • het mogelijk maken/borgen van nieuwe ontwikkelingen op basis van het stedenbouwkundig model Sportboulevard:
    1. 1. de realisatie van een nieuw zwembad, sporthal en bijbehorend parkeerterrein aan de Sportlaan;
    2. 2. de realisatie van een nieuw scoutinggebouw met buitenruimte;
  • het verwerken van de vergunning voor de aanleg van een extra kunstgrasveld voor de hockeyvereniging;
  • uitbreiding van de bestaande parkeerplaatsen ter plaatse van het gemengde verzorgingsgebied 't Seuverick.

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn de nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0001.png"

Afbeelding – globale ligging plangebied

Het plangebied omvat naast het sportpark (8 voetbalvelden, 4 hockeykunstgrasvelden en sporthal) ook de manege 't Halster, een tennisvereniging en een petanqueclub. Langs de Moergestelseweg bevindt zich het gemengde verzorgingsgebied 't Seuverick. De begrenzing komt daarmee grotendeels overeen met het geldende bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o.

Aan de zuidwestzijde van het plangebied is het plangebied uitgebreid ten behoeve van het geplande scoutinggebouw en de landschappelijke inpassing. Hetzelfde geldt ook voor enkele percelen aan de zuidzijde van de Sportlaan.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Het voorliggende bestemmingsplan dient ter vervanging van (in een enkel geval delen van) de volgende binnen het plangebied geldende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld
Bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o. 18 mei 2006
Partiële herziening bestemmingplan Sportpark Den Donk e.o. 29 september 2011
Bestemmingsplan 'Buitengebied correctieve herziening' 16 april 2015
Bestemmingsplan Buitengebied 29 juni 2011

Bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o.
afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0002.png"

Afbeelding - uitsnede geldende Bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o.

Het geldende bestemmingsplan had tot doel de destijds bestaande situatie rondom het sportpark Den Donk, de manege en 't Seuverick vast te leggen. In het geldende bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van bijpassende bestemmingen 'Sportpark', 'Recreatieve doeleinden /Manege' en 'Gemengde Doeleinden', evenals 'Verkeer' en 'Groen'.

Partiële herziening bestemmingplan Sportpark Den Donk e.o.
afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0003.png"

Afbeelding - uitsnede partiële herziening bestemmingplan Sportpark Den Donk e.o.

De partiële herziening had tot doel om een extra voetbal- en hockeyveld te voorzien van lichtmasten. In het geldende bestemmingsplan zijn deze lichtmasten uitsluitend toegestaan waar deze op de verbeelding zijn aangegeven.
De betreffende gronden zijn op de verbeelding als zodanig aangeduid.

Bestemmingsplan Buitengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0004.png"

Afbeelding - uitsnede bestemmingplan Buitengebied (geconsolideerd)

Op grond van het bestemmingsplan buitengebied zijn de gronden ten westen en ten zuiden van het sportpark bestemd tot 'Agrarisch met waarden – Landschap, natuur en cultuurhistorie - 1'. De gronden zijn bedoeld voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven. De gronden zijn tevens bestemd behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige landschaps-, natuur en cultuurhistorische waarden.

Op basis van de correctieve herziening hebben de agrarische gronden de 'gebiedsaanduiding overige zone - beperkingen veehouderij 2' gekregen. In de planregels worden ten behoeve van de bescherming van natuur en woonconcentraties extra regels gesteld met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet -intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij.

Ten zuiden van het plangebied hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur - Attentiegebied'. Ter plaatste zijn de gronden, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de natte natuurparel. In de planregels zijn daarvoor een aantal (grond)werkzaamheden (aanleggen verharding, afgraven, ontginnen, drainage en verlagen van de waterstand) aan een aanlegverbod gekoppeld.

1.4 Opzet Van De Toelichting

Een bestemmingsplan is een gemeentelijk instrument om de ruimtelijke ordening te bepalen. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd wat de bestemming van een stuk grond is. Per bestemming is in het bestemmingsplan bepaald waarvoor en hoe de gronden gebruikt mogen worden en wat er op gebouwd mag worden.

Het bestaat formeel uit twee delen: regels en verbeelding, en gaat vergezeld van een toelichting:

  • de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende opstallen. Per bestemming wordt ook aangeven waar wel of niet mag worden gebouwd met eventueel bijbehorende maximale bouwmaten;
  • de verbeelding; op de verbeelding worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven;
  • de toelichting; hierin worden de overwegingen gegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen.

Wat er in de regels en op de verbeelding van een bestemmingsplan staat is voor iedereen juridisch bindend, dus voor burgers, bedrijven, instellingen en ook voor overheden.

Inhoud
De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • allereerst wordt in hoofdstuk 1 de aanleiding en het plangebied beschreven;
  • In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie;
  • in hoofdstuk 3 wordt aangegeven in hoeverre de nieuwe plannen passen binnen het bestaande beleid van de verschillende overheden;
  • in hoofdstuk 4 worden de beoogde ontwikkelingen rondom het sportpark en de landschappelijke inpassing beschreven;
  • in hoofdstuk 5 wordt de resultaten van de verschillende onderzoeken weergegeven;
  • in hoofdstuk 6 worden de planregels nader toegelicht;
  • in hoofdstuk 7 wordt inzicht gegeven in de economische haalbaarheid van de voorgestane plannen;
  • tot slot worden in hoofdstuk 8 de resultaten van inspraak en vooroverleg en van de terinzagelegging behandeld.

In de Bijlagen bij de toelichting zijn de bij het bestemmingsplan behorende rapporten en documenten opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Functionele Structuur

Het plangebied omvat

  • het sportpark Den Donk, bestaande uit twee voetbalverenigingen met 8 voetbalvelden, een hockeyclub met 3 (sinds kort 4) hockeykunstgrasvelden, een sporthal (SportArena), een tennisvereniging en een petanqueclub;
  • de manege 't Halster, met een ruitervereniging;
  • het verzorgingsgebied 't Seuverick met voornamelijk zorggerelateerde en commerciële sportbedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0005.png"

Afbeelding - Aanwezige functie en bebouwing (bron: Beeldkwaliteitplan)

Het groen ingerichte sportpark vormt de overgang van het stedelijk gebied (hoofdzakelijk wonen) ten noorden en oosten van het sportpark naar het open agrarische landschap. Uit voorgaande afbeelding blijkt dat aan de noord- en oostzijde, buiten het plangebied, vooral gewoond wordt.

Binnen het plangebied is de bebouwing vooral geconcentreerd aan de oostkant. Het betreft de bebouwing op 't Seuverick, de clubgebouwen van de Petanque club en de tennisvereniging, de stallen van de manege en de sporthal van de SportArena. Verspreid over het sportpark liggen de clubgebouwen van de voetbalverenigingen RKSV en Nevelo en de hockeyclub Hoco. De middelbare school maakt regelmatig gebruik van de sportvelden. Kindervakantieweek Wonderland maakt één keer per jaar gebruik van de sportvelden.
Bij iedere vereniging is parkeergelegenheid aanwezig voor auto's en fietsers.

Ten zuiden van de Sportlaan, net buiten het plangebied bevindt zich een noodlocatie voor een school. De scouting maakt nu nog gebruik van deze noodlocatie. Op de noodlocatie kan ook worden geparkeerd.

2.2 Groen En Water

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0006.png"

Afbeelding - Aanwezige groen en water (bron: Beeldkwaliteitplan)

Zoals al aangegeven, kenmerkt het Sportpark Den Donk zich als een groen ingericht sportpark. Aan de noordzijde wordt het sportpark begrensd door de Voorste Stroom.

Het sportpark wordt in het noorden, westen en zuiden omringd door verschillende typen landschap. De Voorste Stroom in het noorden is een ecologische verbindingszone, en als zodanig onderdeel van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) die langs het sportpark loopt.
Ten westen en zuiden bevinden zich graslanden. Een aantal van deze weilanden worden door de manege gebruikt voor het weiden van paarden.

Op het sportpark zelf is voornamelijk sprake van lage tot middelhoge begroeiing, zoals de aanwezige houtwallen structuur tussen de sportvelden. Aan de randen van het sportpark bevinden zich grotere bomenrijen. Aan de oostzijde wordt ook de Moergestelseweg gekenmerkt door bomenrijen aan weerszijden van de weg. De overgang naar het landschap vanaf de Sportlaan vindt geleidelijk plaats, de bomenrij neemt af en men ervaart steeds meer het weidse landschap.

Op het sportpark en in de groenstrook langs de Voorste Stroom zijn verschillende interne watervoorzieningen aanwezig.

2.3 Verkeer En Parkeren

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0007.png"

Afbeelding - Bestaande infrastructuur (bron: Beeldkwaliteitplan)

Het sportpark wordt vanaf de doorgaande weg, Moergestelseweg, ontsloten via de Sportlaan. De Sportlaan heeft een smal wegprofiel, waarbij auto’s en fietsers dezelfde baan delen. De fietsstroken zijn te herkennen aan hun onderscheidende kleur. Voor voetgangers is er een apart voetpad aanwezig dat halverwege de Sportlaan eindigt.

Langs de Sportlaan is deels haaksparkeren bij RKSV Oisterwijk aanwezig. Voor de hockeyclub en SportArena is een groot parkeerterrein aanwezig. Op het sportpark zelf worden geen auto’s toegelaten, zodat de interne circulatie enkel voor langzaam verkeer is bestemd.

Het sportpark is per fiets en te voet vanuit meerdere richtingen goed bereikbaar. Via drie bruggen over de Voorste Stroom is het sportpark vanuit de aangrenzende woonwijk via het Stroomdalpad bereikbaar. Vanaf de Moergestelseweg is er voor het langzame verkeer via de Sportlaan een toegangspunt tot het sportpark.

Het voorzieningenterrein 't Seuverick is voor de auto bereikbaar vanaf de Moergestelseweg en beschikt over eigen parkeerplekken. Hier wordt ook door de bezoekers van de daar aanwezige tennis- en petanqueverenigingen geparkeerd. Tussen ‘t Seuverick en het westelijke deel van het sportpark is geen rechtstreekse verbinding aanwezig.
De nieuwe rotonde ligt net buiten het onderhavige plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit bovenstaande drie doelen zijn de nationale belangen naar voren gekomen. Voor de regio Brabant zijn de volgende opgaven van nationaal belang:

  • het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Brainport Zuidoost-Nederland;
  • versterking van de primaire waterkeringen;
  • deelprogramma's Veiligheid, Zoetwater en Nieuwbouw en herstructurering van het Deltaprogramma;
  • EHS inclusief Natura 2000-gebieden;
  • buisleidingennetwerk ruimtelijk mogelijk maken;
  • onderzoek naar goederenvervoer over het spoor;
  • hoofdenergienetwerk (380 KV) over de grens;
  • voorkeursgebieden grootschalige windenergie Westelijk Noord-Brabant.

Beoogde ontwikkeling
In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur is opgenomen welke gebieden en hoofdnetwerken van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen. Het plangebied maakt geen deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur in de SVIR.

In hoofdstuk 5.4 wordt nader ingegaan op de ligging van het gebied ten aanzien van NNN/EHS en Natura 2000-gebieden. De SVIR vormt geen belemmering voor de realisering van het beoogde plan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Beoogde ontwikkeling
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarbij nationale belangen gemoeid zijn. Het Barro heeft dan ook geen invloed op het bestemmingsplan.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplichte toetsing is verder vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Ladder houdt in dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting.

Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de Ladder van duurzame verstedelijking worden onderbouwd.

Ter invulling van het 6e en het 13e Nationaal Belang uit het SVIR is op 1 oktober 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Bij deze wijziging is in het Bro de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking als procesvereiste opgenomen. Deze ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden, zoals het bestemmingsplan. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Het doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen moeten worden gemotiveerd met behulp van een drietal opeenvolgende stappen en zijn in artikel 3.1.6 lid 2 Bro als volgt omschreven:

  1. 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  2. 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

Beoogde ontwikkeling
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op een nieuwe ’stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In paragraaf 5.6 wordt ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.

Bij deze ruimtelijke keuzes, die vertaald zijn in 14 provinciale ruimtelijke belangen, hanteert de provincie twee leidende principes. Dit betekent dat deze richting geven aan het maken van de keuzes en een belangrijke rol spelen in de uitwerking van de provinciale belangen. Dit zijn:

  1. 1. Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid
    De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie af komen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes in dit hoofdstuk geven hier op provinciaal niveau invulling aan.
  2. 2. Vestigings- en leefklimaat en gezondheid
    De provinciale belangen en ruimtelijke keuzes moeten bijdragen aan het vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant. De fysieke leefomgeving, dit is zowel de bebouwde als onbebouwde omgeving met daaraan gerelateerde activiteiten, bepaalt mede de kwaliteit van leven. Omgevingsfactoren kunnen positieve en negatieve gevolgen hebben. Positieve gezondheidseffecten treden op via natuur, water, lucht en externe veiligheid (ongelukken en rampen). De leefomgevingskwaliteit en daarmee de gezondheid staan in delen van Noord-Brabant onder druk. Naast gezondheidsbescherming via milieubeleid en risicobeheersing is aandacht nodig voor gezondheidsbevordering via ruimtelijke planvorming en duurzame inrichting van steden, dorpen en het landelijk gebied.

Deze twee principes zijn vertaald in de volgende 14 provinciale ruimtelijke belangen:

  1. 1. Regionale contrasten;
  2. 2. Een multifunctioneel landelijk gebied;
  3. 3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  4. 4. Een betere waterveiligheid door preventie;
  5. 5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  6. 6. Duurzaam gebruik van de ondergrond;
  7. 7. Ruimte voor duurzame energie;
  8. 8. Concentratie van verstedelijking;
  9. 9. Sterk stedelijk netwerk;
  10. 10. Groene geledingszones tussen steden;
  11. 11. Gedifferentieerd aanbod aan goed bereikbare vrijetijdsvoorzieningen;
  12. 12. Economische kennisclusters;
  13. 13. (inter)nationale bereikbaarheid;
  14. 14. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

Voor de ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, speelt het belang van gedifferentieerd aanbod aan goed bereikbare vrijetijdsvoorzieningen een rol.
De provincie vindt het belangrijk dat er een breed aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen is met een goede toegankelijkheid en bereikbaarheid. De provincie kiest bij de ontwikkeling van nieuwe bovenregionale vrijetijdsvoorzieningen voor goed bereikbare locaties, zowel met de auto, fiets als het openbaar vervoer.

Voor een goede concurrentiepositie kan ontwikkelingsruimte nodig zijn. Een goede bereikbaarheid is daarvoor een vereiste. Het beleid van de provincie richt zich verder op een verbreding van de vrijtijdseconomie met internationale en vernieuwende concepten en een (kwalitatieve) versterking van het reguliere aanbod van horeca, verblijfsrecreatie en natuur. Een attractief recreatief aanbod draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat.

Beoogde ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling, waarmee het aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen in de gemeente Oisterwijk wordt verbreed, sluit goed aan bij de uitgangspunten uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening. In paragraaf 4.1.3 wordt ingegaan op de bereikbaarheid van de Sportboulevard.

3.2.2 Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte is op 19 maart 2014 in werking getreden en per 1 januari 2017 geconsolideerd. In de verordening staan onderwerpen uit de provinciale structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het betreft in het voorliggende geval de ligging van het plangebied binnen de groenblauwe mantel en de ecologische verbindingszone aan de noordzijde van het plangebied.

Groenblauwe mantel (artikel 6)
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw uit de Structuurvisie RO (in deze verordening: het Natuur Netwerk Brabant) en het landelijk gebied, alsook het stedelijk gebied. De mantel beschermt het kerngebied groenblauw en zorgt voor verbinding met het omliggende gebied.

6.1 Bescherming van de groenblauwe mantel

  1. 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel:
    1. a. strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;
    2. b. stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
  2. 2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, bevat een verantwoording over de wijze waarop de nodige kennis over de aanwezige ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken is vergaard.

6.14 Kleinschalige voorzieningen

  1. 1. Een bestemmingsplan gelegen in de kernrandzone, dan wel een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone, binnen de groenblauwe mantel kan voorzien in de nieuwvestiging of uitbreiding van voorzieningen voor veldsporten, volkstuinen, schuilhutten en andere kleinschalige vrije-tijdsvoorzieningen mits:
    1. a. de beoogde ontwikkeling slechts kleinschalige bebouwing met zich brengt;
    2. b. het bestemmingsplan borgt dat de voorziening inclusief de toegelaten bebouwing, kleinschalig blijft;
    3. c. er sprake is van een beperkte publieksaantrekkende werking;
    4. d. de ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.1, eerste lid (bescherming groenblauwe mantel), gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  2. 2. Artikel 3.1, tweede lid onder a (verbod nieuwvestiging), is niet van toepassing op een kleinschalige voorziening als bedoeld in het eerste lid.

Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone (Artikel 11)
Aan de noordzijde van het plangebied is de Voorste Stroom aangemerkt als ecologische verbindingszone. De ecologische verbindingszones zijn ruimtelijk geborgd als zoekgebied met een breedte van 25 of 50 m (stedelijk gebied) in de Verordening ruimte. Hierover is het volgende artikel opgenomen:

11.1 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone

  1. 1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone' tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone met een breedte van:
    1. a. ten minste 50 m in bestaand stedelijk gebied en zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling;
    2. b. ten minste 25 m in alle overige gebieden.
  2. 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, stelt regels voor zover dat nodig is om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, waarbij in ieder geval:
    1. a. beperkingen worden gesteld aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing;
    2. b. regels ten aanzien van het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
  3. 3. Na realisatie van de ecologische verbindingszone is artikel 5.1 (bescherming NNB) van overeenkomstige toepassing.

Ontwerp Wijziging Verordening ruimte 2014, kaartaanpassingen 2017
Gedeputeerde Staten hebben op 18 april 2017 het ontwerp van de 'Wijziging Verordening ruimte 2014, kaartaanpassingen 2017' vastgesteld. Daarin zijn onder andere de begrenzing van de NNB aangepast. Tegelijkertijd zijn ook andere aanpassingen aan het kaartbeeld meegenomen, waaronder de regionale waterberging en reservering waterberging. Dit heeft voor Oisterwijk tot een verandering van het kaartbeeld geleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0008.png"

Afbeelding - Uitsnede Wijziging Verordening ruimte 2014, kaartaanpassingen 2017 (themakaart water)

De gronden met de lichtblauwe kleur zijn aangewezen als 'reservering waterberging'; de gronden met de donkerblauwe kleur zijn aangewezen als 'regionale waterberging'.

Wijziging Verordening ruimte 2014 actualisatie 2017
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 8 juli 2017 de ‘Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017 vastgesteld. Het ontwerp heeft als doel de werking van de verordening aan te passen aan nieuw beleid. Het voorstel tot wijziging bevat onder andere de uitkomst van de mestdialoog. Dat betekent dat het beleid voor mestbewerking wordt aangepast. Daarnaast wordt een systeem voor 'staldering' opgenomen voor specifiek aangewezen gebieden in Brabant.

In deze actualisatie worden eveneens een beleidswijziging doorgevoerd voor de ontwikkeling van grondgebonden zonneparken, ontwikkelingen binnen het Natuur Netwerk Brabant in bestaand stedelijk gebied en wordt een aanpassing voorgesteld over het maken van regionale afspraken rondom verstedelijksopgaven. Daarnaast worden nog enkele voorstellen gedaan vanwege praktijkervaringen.

Beoogde ontwikkeling
Binnen het geldende bestemmingsplan sportpark Den Donk e.o. zijn vele sportfuncties, met de bijbehorende bebouwing, toegestaan. De bouw van een zwembad en sporthal passen echter niet rechtstreeks binnen de regels van dit bestemmingsplan. Dat geldt ook voor de nieuwe scoutinglocatie.
Deze nieuwe ontwikkelingen passen echter wel bij de bestaande bebouwing en functies op het sportpark, maar er is wel sprake van invloed op het landschap.

De realisatie van de Sportboulevard sluit goed aan bij de regels die zijn opgenomen in de Verordening ruimte 2014. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden van het gebied. In de planregels zijn, waar nodig, onder andere binnen de bestemming Groen, regels opgenomen ter bescherming van deze waarden. De ontwikkeling maakt uitsluitend nieuwe bebouwing mogelijk binnen de bestemmingsplancontouren van het bestaande sportpark.
Buiten het sportpark wordt, met uitzondering van een uitkijktoren, uitsluitend de buitenruimte van het nieuwe scoutinggebouw gerealiseerd, met een 'beperkte' oppervlakte. Het gebouwtje van de scouting valt binnen de begrenzing van het geldende bestemmingsplan (binnen de verkeersbestemming). In paragraaf 4.1.3 wordt ingegaan op de verkeersaantrekkende werking van het plan. De vestiging van het nieuwe scoutinggebouw gaat gepaard met een uitgebreide landschappelijke inpassing (zie ook paragraaf 4.2). Aangetoond wordt dat de ontwikkelingsruimte gepaard gaat met maatregelen die de kwaliteit van het landschap (in brede zin) versterken.
Ter plaatse van de regionale waterberging (donkerblauw) wordt in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. De gronden die zijn aangewezen als reservering waterberging (lichtblauw) worden in het kader van het voorliggende bestemmingsplan niet aangewezen als zoekgebied voor waterberging vanwege de nieuwbouwplannen (zie waterparagraaf 5.2).

3.2.3 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021

Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. De zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving staat centraal in dit plan. De Agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het Provinciaal Milieuplan 2012-2015 en het Provinciaal Waterplan 2010-2015 gaven hieraan de afgelopen jaren invulling. Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 integreert de milieu- en de wateropgave.

Brabant beoogt een provincie te zijn waar iedereen prettig woont, werkt en leeft. De leefomgeving is veilig en gezond. Innovatieve ondernemers, kenniswerkers en studenten vinden het vestigingsklimaat aantrekkelijk. In dit Brabant worden kansen en bedreigingen samen opgepakt. Want overheid, bedrijfsleven, onderwijs en andere betrokken organisaties hebben oog voor hun gemeenschappelijke belang.

In kader hiervan zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

    1. 1. Duurzaamheid en gezondheid zijn uitgangspunt voor ons handelen.
    2. 2. Bodem, water, lucht en natuur zijn van goede kwaliteit en dragen bij aan onze gezondheid. Ook zorgen ze voor een aantrekkelijk, gevarieerd landschap.
    3. 3. Tegelijkertijd is Brabant met haar robuuste, duurzame economie één van de meest innovatieve regio's in Europa. De welvaart in onze regio komt voort uit kennis, creativiteit, innovatie en een zuinig gebruik van de ruimte en hulpbronnen.
    4. 4. Het energiegebruik is duurzaam en kringlopen zijn gesloten.
    5. 5. Woningen en bedrijfsgebouwen zijn energieneutraal
    6. 6. Bedrijfsprocessen zijn energiezuinig.
    7. 7. De lucht is schoner en de geluidsoverlast is afgenomen.
    8. 8. De agrofoodsector is duurzaam en de landbouw volledig nutriëntenneutraal, want agrariërs gebruiken niet meer voedingsstoffen dan hun gewassen kunnen opnemen.
    9. 9. Brabanders voelen zich veilig en beschermd, ze zijn voorbereid op rampen en overstromingen.

Er zijn een aantal waterhuishoudkundige functies onderscheiden waarvoor specifieke doelstellingen gelden. Deze functies zijn een voortzetting van het beleid uit het Provinciaal Waterplan (PWP 2010-2015). Voor het onderhavige bestemmingsplan is de functie 'water voor de groenblauwe mantel' van belang.

Functie 'water voor de groenblauwe mantel'
De groenblauwe mantel bestaat uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. De mantel draagt bij aan de bescherming van de waarden in de EHS, de ecologische verbindingszones en de wateren met een functie voor waternatuur. De mantel heeft daarnaast óók een onafhankelijke betekenis voor biodiversiteit, water en landschap. Ook groene gebieden door en nabij de stedelijke omgeving zijn onderdeel van de groenblauwe mantel. De mantel biedt mogelijkheden voor recreatie en multifunctioneel landgebruik.

Beoogde ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling in de groenblauwe mantel sluit, zoals reeds is beschreven in 3.2.2, goed aan bij de uitgangspunten uit het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021.

3.2.4 Integrale provinciale natuur- en landschapsvisie 2012 - 2022

Op 21 september 2012 is de Integrale provinciale natuur- en landschapsvisie 2012 - 2022, 'Brabant: uitnodigend groen' vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Deze nota geeft de richting aan voor het handelen van de provincie op het vlak van natuur en landschap in de komende jaren. Er wordt een nieuwe koers uitgezet voor versterking van de Brabantse natuur, waarbij ingezet wordt op het afmaken van het hele robuuste natuurnetwerk in de provincie.

De provincie blijft zich inzetten voor:

  1. 1. een samenhangend en robuust netwerk van natuurgebieden inclusief verbindingen;
  2. 2. behoud en herstel van biodiversiteit Brabantbreed van stad tot land;
  3. 3. een Brabants mozaïek van landschappen met regionale identiteiten gericht op een goed leef- en vestigingsklimaat;
  4. 4. verankering van natuur en landschap in de samenleving, in samenhang met economische en sociale culturele ontwikkelingen in een ruimtelijke context.

Bij de inrichting van natuur en landschap wordt meer dan voorheen rekening gehouden met de belevingswaarde en de toegankelijkheid (ook voor minder-validen), de mogelijkheden voor bewegen in de eigen woonomgeving, buitensport, recreatie en toerisme. Hiermee wil de provincie bevorderen dat nog meer mensen nog meer van de natuur genieten. Als het vanwege kwetsbare natuur niet mogelijk is door het gebied te wandelen of fietsen wordt nagegaan of het haalbaar is voorzieningen te treffen om dieren te kunnen waarnemen of te genieten van het landschap (bijvoorbeeld vogelkijktorens).

Beoogde ontwikkeling
De ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Integrale provinciale natuur- en landschapsvisie 2012 - 2022. De ontwikkeling draagt bij aan de belevingswaarde en bewegen in de natuur. In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op de nabij gelegen natuurwaarden.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Oisterwijk

Op 22 december 2016 heeft de gemeenteraad van Oisterwijk de Omgevingsvisie vastgesteld. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn gemeenten verplicht om voor hun gehele grondgebied een structuurvisie op te stellen. Met het vaststellen van de Omgevingsvisie voldoet Oisterwijk aan deze wettelijke verplichting. De Omgevingsvisie Oisterwijk vervangt de Structuurvisie Plus. De visie is geheel digitaal opgesteld.
De visie dient als:

  • inspiratie voor ondernemers, bestuurders en inwoners;
  • richtinggevend kader voor het toekomstig gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid;
  • toetsingskader voor individuele verzoeken en initiatieven die niet passen binnen de bestemmingsplannen;
  • input voor overleg met de Provincie en de regio over de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente;
  • basis voor kostenverhaal (grondexploitatie-instrument).

De sectorale thema's zijn bepaald aan de hand van de bestaande beleidskaders en de ontwikkelingen in de maatschappij. Er is onderscheid gemaakt in diverse sectorale thema's. Per thema is in de Omgevingsvisie aangegeven wat de trends en ontwikkelingen zijn in de maatschappij op dit gebied en hoe de gemeente Oisterwijk om gaat met deze ontwikkelingen.
De sectorale thema's zijn uiteindelijk vertaald naar integrale ambities. Er zijn vijf ambities geformuleerd, die zijn gekoppeld aan de gebieden, waar de ambities op van toepassing (kunnen) zijn:

  • gezonde wijken;
  • Oisterwijks wonen;
  • goed bereikbaar met de fiets voorop;
  • koploper in actief genieten;
  • landschapspark Oisterwijk.

Een initiatiefnemer dient aan te tonen in welke mate zijn initiatief een bijdrage levert aan het bereiken van (één of meerdere van) deze ambities.

Koploper in actief genieten
De onderhavige ontwikkeling, waarbij de sportboulevard wordt heringericht, past het beste bij de ambitie 'Koploper in actief genieten'.

In kader van het speerpunt 'Koploper in actief genieten' kiest de gemeente voor kwaliteit en niet voor massa toerisme. De gemeente kiest voor een sterkere focus om de sector herkenbaar door te ontwikkelen, met een eigen koppositie in het actief genieten. In deze ambitie passen kleinschalige en gevarieerde verblijfsrecreatieve concepten gericht op short stay en korte uitjes en een heel palet aan dagrecreatieve activiteiten en evenementen die gericht zijn op natuurbeleving, sportief bezig zijn en het 'bourgondische' genieten.
Functiecombinaties (dag- en verblijfsrecreatie) en een gefaseerde herontwikkeling van de terreinen horen nadrukkelijk tot de mogelijkheden. De herontwikkeling van de sportboulevard, waarbij een kwaliteitsverbetering wordt behaald, sluit goed aan bij deze ambitie.

Beoogde ontwikkeling
De ontwikkeling sluit goed aan bij de ambities uit de Omgevingsvisie van Oisterwijk, met name bij de ambitie 'Koploper in actief genieten'.

3.3.2 Visie op Oisterwijk 2030

De Visie op Oisterwijk 2030 is op 17 februari 2011 door de gemeenteraad van Oisterwijk vastgesteld. Deze visie dient als een richtinggevende visie voor de gemeente Oisterwijk, die ondersteunend is bij de keuzes voor de totstandkoming van beleid. De visie op Oisterwijk in 2030 is in een aantal stappen in de periode van oktober 2010 tot januari 2011 tot stand gekomen, in interactieve sessies met zowel college als raads- en commissieleden.

In deze visie onderscheidt de gemeente Oisterwijk zich als 'Parel in 't groen', waarbinnen de volgende thema's zijn uitgewerkt:

  • Duurzame kwaliteit
    Oisterwijk onderscheidt zich door duurzame investeringen in kwaliteit.
  • Duurzaam groen
    Het rijke verleden, de diversiteit aan landschappen, natuur- en cultuurwaarden worden gewaarborgd voor de toekomst.
  • Kracht en identiteit
    Leidend thema voor verdere ontwikkeling is het behoud van de eigen identiteit van de drie kernen; een hechte en betrokken samenleving die krachtig en toekomstgericht is. Bijzondere aandacht gaat uit naar een aantrekkelijke leefomgeving, ontwikkelingsniveau van voorzieningen: zorg, onderwijs, sport, sociaal-maatschappelijke en culturele functies.
  • Sociaal sterk
    Gerichtheid op evenwichtige samenstelling bevolking, een hierop afgestemd woningaanbod, met ruimte voor jong en oud en specifieke doelgroepen. Het behoud van sociale samenhang, het omzien naar elkaar en het oog hebben voor kwetsbare mensen.
  • Bedrijvig Oisterwijk
    Alle kansen voor een economisch gezonde gemeente waar het goed werken is, worden benut; op bestaande bedrijventerreinen, ontwikkeling van toerisme, recreatie etc. Een goede bereikbaarheid is daarbij essentieel, net als een hoge ruimtelijke kwaliteit.

Beoogde ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling, waarbij het ontwikkelingsniveau van voorzieningen wordt versterkt, sluit goed aan bij met name het thema 'Kracht en identiteit' uit de Visie op Oisterwijk 2030.

3.3.3 Coalitieakkoord 2014 - 2018

In het Coalitieakkoord 2014-2018 'Met elkaar, voor elkaar' staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid genoemd. Als uitgangspunt geldt dat wordt ingezet op duurzame oplossingen, op het goede behouden en dat zoveel mogelijk versterken. Het gaat dan bijvoorbeeld over de leefbaarheid in buurten en wijken, de eigenheid van de kernen, het onderhoud van de openbare ruimte en goede sport- en recreatievoorzieningen. Maar de inzet is ook dat onze gemeente aantrekkelijk blijft voor het bedrijfsleven. Dat de lokale economie wordt versterkt met extra impulsen voor de toeristische sector. Met promotie van het bruisende centrum van Oisterwijk, de prachtige natuur met de bossen en vennen en de landschappelijke uitstraling van ons buitengebied. De ambitie is om de gemeente Oisterwijk beter op de kaart te zetten, als een gemeente waar mensen graag wonen, werken en recreëren.

In het coalitieakkoord wordt verwezen naar Den Donk, in relatie tot sportvoorzieningen en zwemvoorzieningen.

Sportvoorzieningen
De aanwezigheid van sportvoorzieningen zorgt voor een aantrekkelijke leefomgeving. Bovendien bevordert sport door meer bewegen een gezonde leefstijl en is het bij uitstek een stimulans voor sociale participatie. Om sport te stimuleren, zijn voldoende en kwalitatief goede sportvoorzieningen nodig. Op korte termijn wordt onderzocht wat de mogelijkheden en beperkingen zijn voor wat betreft het gebruik en de bestemming van de terreinen op Den Donk en het Seuverick. Dat vereist het opstellen van een integraal plan ten behoeve van het gehele gebied. Tot die tijd zullen gemeentelijke gronden en gebouwen binnen dit gebied niet worden verkocht.
Ook wordt nagegaan of sportbeheerstaken niet beter door een andere partij dan de gemeente kunnen worden uitgevoerd, al dan niet door of in samenwerking met verenigingen en vrijwilligers. Daarbij is het van belang dat zorgvuldig naar alle mogelijke consequenties wordt gekeken.

Zwemvoorzieningen
In de gemeente zal als alternatief voor zwembad en sporthal de Leye, bij voorkeur op Den Donk, een volwaardig zwembad worden gerealiseerd, eventueel in combinatie met een nieuwe sporthal. In afwachting van een structurele oplossing zal zwembad de Leye minimaal voor 2 jaar open blijven, met de mogelijkheid voor jaarlijkse verlenging. Zowel de bestaande als de nieuwe zwemvoorziening worden niet door de gemeente geëxploiteerd, maar de gemeente kan de exploitatie wel financieel ondersteunen. Verder wordt onderzocht of het Staalbergven in de huidige vorm kan blijven bestaan. Het is van belang dat wordt nagegaan of het daadwerkelijk nog een belangrijke voorziening is voor recreatie en toerisme.

Beoogde ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling, waarbij het aanbod sportvoorzieningen op sportpark Den Donk wordt verbreed en een zwembad wordt aangelegd, sluit goed aan bij de uitgangspunten uit het Coalitieakkoord 2014 - 2018.

3.3.4 Kadernota Sport en Bewegen 2013 - 2030

Deze kadernota geeft een stip op de horizon voor 2030 en geeft met name antwoord op de vraag wat de gemeente wil bereiken. De visie van de gemeente op sport en bewegen is als volgt geformuleerd:

“Sport én bewegen dragen in positieve zin bij aan fysieke en psychische gezondheid, zelfontplooiing, zelfredzaamheid en aan sociale cohesie. Sport en bewegen draagt dus bij aan het goede leven en is daarmee van groot belang voor Oisterwijk. Op het vlak van sport en bewegen zijn er verschillende spelers actief die wij vanuit de kanteling in de juiste positie willen brengen waarbij we zelfwerkzaamheid faciliteren en stimuleren.”

Bij de uitwerking van het lokale sport- en beweegbeleid sluit de gemeente aan bij een aantal algemene kaders zoals de kaders Visie Oisterwijk 2030, Oisterwijk aan Z, Meer doen met minder en Netwerkgemeente. Dit vraagt om nieuw samenspel tussen inwoners, sportverenigingen en andere maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en de gemeente.

In de kadernota is deze visie uitgewerkt binnen drie thema's:

  • Sport en Bewegen scoort!
    Sport en bewegen scoort gaat over de economische, toeristische en promotionele waarde van sport en bewegen. Het sportklimaat moet in de gemeente zodanig zijn dat inwoners, verenigingen, bedrijven en andere organisaties optimaal kunnen floreren op sportgebied. Sport en bewegen scoort zo op aspecten als sociale participatie, ondernemerschap, gezonde leefstijl etc. De gemeente wil in dit kader primair inzetten op breedtesport, sportevenementen stimuleren en faciliteren en haar communicatie-instrumenten actiever inzetten voor de promotie van sport en bewegen,
  • Sport en Bewegen verbindt!
    Sport en bewegen verbindt gaat over het totale sport- en beweegaanbod, de samenwerking daarbinnen en de rol van sportverenigingen daarin. Dit wil de gemeente bereiken door onder andere sportstimulering op jong én oud, commerciële partijen ook als een belangrijke sportaanbieder te zien, kansen te benutten van intergemeentelijke samenwerking op gebied van sport en het faciliteren en stimuleren van sportverenigingen om een vitale vereniging te blijven.
  • Sport en Bewegen beweegt!
    Sport en bewegen beweegt gaat over de sport- en beweegvoorzieningen en onze visie daarop. Het gaat hierbij om voorzieningen in de openbare ruimte, gymzalen, sporthallen, zwembaden en buitensportvoorzieningen. Hierbinnen wordt onder meer onderscheid gemaakt in bereikbare beweegvoorzieningen (decentraal) en sportspecifieke voorzieningen (centraal), waarbij Sportcomplex Den Donk als centrale sportboulevard is aangewezen.

Beoogde ontwikkeling
De herontwikkeling van de Sportboulevard, waarmee het sportaanbod in sportcomplex Den Donk wordt verbreed, sluit goed aan bij de uitgangspunten uit de Kadernota Sport en Bewegen 2013 – 2030.

3.3.5 Kadernota groen 2012 - 2021

Op 5 april 2012 heeft de gemeenteraad van Oisterwijk de kadernota Groen 2012 - 2021 vastgesteld. In deze kadernota wordt concreet ingegaan op de kwaliteiten van het groen in de gemeente Oisterwijk en de kansen om de gemeentelijke groenstructuur verder te ontwikkelen. Deze nota biedt uiteindelijk kaders die enerzijds insteken op het behoud van belangrijke groenelementen. Anderzijds worden kaders aangegeven die gericht zijn op een duurzame ontwikkeling van de groenstructuur.

De visie is uitgewerkt in 6 thema's die zijn geconcretiseerd in kaders:

Identiteit en herkenbaarheid dorp en landschappen

  • De aanwezige diversiteit aan landschappen in het buitengebied behouden en versterken. De gemeentelijke groenstructuren zijn hierbij ondersteunend.
  • De ontstaansgeschiedenis van de dorpen herkenbaar maken, met groen als identiteitsdrager van de kern.
  • De binding tussen dorp en landschap vergroten; ommetjes en uitzichtpunten creëren door middel van recreatieve structuren en/of grotere groene uitloopgebieden aan de rand van de kernen.

Structuren accentueren

  • Ontsluitingsstructuren begeleiden door groen om het groene karakter van kernen onder de aandacht te brengen
  • Ecologie leidend direct langs de beek, aan randen beekdal combinatie met recreatie
  • De recreatieve mogelijkheden van groen zijn van groot belang. Bij de inrichting van groengebieden binnen de kern dient dit, naast biodiversiteit, een belangrijke wegingsfactor te zijn.
  • Entrees zijn het visitekaartje. Daarom versterken met landschappelijke elementen, rotondes onderscheidend inrichten.

Ruimtelijke Ontwikkelingen, ontwikkeling groenstructuur

  • Waardevol groen behouden op bijzondere plaatsen, bijvoorbeeld in gebieden met de status “beschermd stads en dorpsgezicht” en hoofdgroen structuren.
  • Groen integraal opnemen in ontwikkelingsplannen. Groen is geen sluitpost.
  • Een karakteristieke en beheerbare groenstructuur zijn het uitgangspunt bij de ontwikkeling van bestaand en nieuw (openbaar) groen.

Biodiversiteit

  • Doorontwikkelen van het ecologisch raamwerk in de kern met doorgaande groenstructuren en parken als stapstenen. Dit dient als basis voor natuurlijk groen in de kernen.
  • Biodiversiteit verhogen in de kernen. Biodiversiteit mag echter niet ten koste gaan van functionaliteit of veiligheid.
  • In het buitengebied is biodiversiteit leidend bij de inrichting van groenelementen.

Functionaliteit

  • Functies combineren om optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte. Hiermee rekening houdend met de kaders in de voorgaande paragrafen.
  • Maatwerkinrichting centrumgebieden zodat gebruik en beleving gecombineerd kunnen worden.
  • Groenstructuur afstemmen op gebruik door verschillende doelgroepen met uiteenlopende behoeften.
  • Functionaliteit in kernen voorop.

Betrokkenheid bij het groen

  • Met bewoners en bedrijven in overleg treden bij de inrichting van hun directe woon-, werk- en leefomgeving.
  • Grijp kansen aan als bewoners of bedrijven bij de uitvoering van aanleg, beheer en onderhoud betrokken willen worden.
  • Hiervoor zijn concessies ten opzichte van het nader op te stellen uitvoeringsprogramma mogelijk. Met andere woorden, de inbreng van bewoners mag leiden tot een ander plan.

Beoogde ontwikkeling
Met de geplande ontwikkeling worden de recreatieve mogelijkheden van het groen op de onderhavige locatie uitgebreid. In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op de aspecten natuur en biodiversiteit. In het beeldkwaliteitplan (zie 4.1.4) wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing. De geplande ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten uit de Kadernota groen 2012 - 2021.

Hoofdstuk 4 Nieuwe Ontwikkelingen

4.1 Sportboulevard

Zoals al eerder is aangegeven is voor de uitbreiding van de voorzieningen op het sportpark gekozen voor het model 'Sportboulevard'. Het concept en de bijbehorende plannen worden door Croonenburo5 beschreven in het 'Beeldkwaliteitplan Sportpark Den Donk - Oisterwijk' dat als bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen.

Het concept Sportboulevard gaat uit van spreiding van de verschillende sportvoorzieningen langs de Sportlaan (i.c. de Sportboulevard). Het zwembad en de bijbehorende sporthal worden halverwege de Sportlaan (boulevard) gerealiseerd. De nieuwe bebouwing van de scouting wordt aan het einde van de Sportlaan gepland, zo dicht mogelijk bij het landschap. Dit sluit goed aan op de buitenactiviteiten die zij in de natuur ondernemen.
Daarmee vormen de manege en de SportArena de kop van de Sportboulevard, het nieuwe zwembad met sporthal een zichtlijn van de tweede orde en vormt het nieuwe scoutinggebouw de staart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0009.png"

Afbeelding - Stedenbouwkundige visie Sportboulevard (bron Beeldkwaliteitplan)

Als gevolg van de Sportboulevard wordt de druk, vanwege de verschillende sportvoorzieningen, meer over het park verdeeld en wordt ook meer ruimte gecreëerd. Doordat de scouting achterin het sportpark een nieuwe plek krijgt neemt de sociale controle (indirect toezicht) toe en ontstaat er meer synergie in het sportpark als geheel.

Bestaande clubgebouwen van de aanwezige voetbal- en hockeyverenigingen hoeven niet te wijken om de Sportboulevard mogelijk te maken. Wel dient voor de bouw van het nieuwe zwembad en sporthal een voetbalveld van SV Nevelo te worden opgeheven. Dit kan worden gecompenseerd door te schuiven met het voetbalveld dat op dit moment niet in gebruik is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0010.png"

Afbeelding - Stedenbouwkundige visie Sportboulevard (bron Beeldkwaliteitplan)

Voor het zwembad en de bijbehorende sporthal wordt in het stedenbouwkundig plan gekozen voor één gebouw (complex). Hiermee wordt meer synergie gerealiseerd en is de voorziening aantrekkelijker te exploiteren.

Veiligheid is in het stedenbouwkundig concept een belangrijk onderdeel. Daarom wordt in het stedenbouwkundig plan voorgesteld om het bestaande fietspad langs de Sportlaan te vervangen door een vrijliggend fietspad door het sportpark. Ook wordt voorgesteld om het voetpad langs de Sportlaan verder door te trekken zodat ook de ruiters met paarden veilig kunnen rijden op/langs de openbare weg.

4.1.1 Bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0011.png"

Afbeelding - Geplande bebouwing (bron Beeldkwaliteitplan)

Op het sportpark worden drie nieuwe functies toegevoegd: een zwembad met een sporthal en een scoutinggebouw. Het zwembad is geschikt voor de doelgroepen zwemmen, zwemonderwijs en afzwemmen en diverse zwemverenigingen (behalve duikverenigingen). De sporthal is geschikt voor bewegingsonderwijs en andere verenigingen. Het scoutinggebouw wordt in gebruik genomen door de Scouting Oisterwijk.

De sporthal en het zwembad worden halverwege de Sportboulevard gesitueerd. Vanaf de rotonde is goed zicht op het gebouwencomplex. Dat geeft de architect de kans om met architectuur een bijzonder accent in deze zichtlijn te creëren. Het gebouwencomplex is alzijdig, zodat aan alle kanten een relatie ontstaat met de omgeving.

Het scoutinggebouw wordt min of meer in dezelfde rooilijn van het clubgebouw van RKSV geprojecteerd en markeert het einde van de Sportboulevard in het verlengde van de Sportlaan. Tegelijkertijd vormt het scoutinggebouw de entree naar het landschap (zie verder in paragraaf 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0012.png"

Afbeelding - Stedenbouwkundige visie Sportboulevard (bron Beeldkwaliteitplan)

Het zwembad en de sporthal zijn toegankelijk via een gemeenschappelijke entree. De entree is een duidelijk zichtbaar element en vereist aandacht in de vormgeving.

De zijde van de voetbalvelden heeft de meest optimale bezonning. Deze zijde is dan ook geschikt om met behulp van traptreden een soort tribune te creëren, passend bij de gevel. Een bredere trede kan eventueel gebruikt worden voor het uitstallen van een terras. De trappen geven tevens toegang tot de entree aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0013.png"

Afbeelding - Stedenbouwkundige visie Sportboulevard (bron Beeldkwaliteitplan)

Aansluitend op de trappen zijn in het stedenbouwkundig plan houtwallen voorzien die het gebouw op natuurlijke wijze omranden en aansluiting zoeken bij de omliggende houtwallenstructuren. Door deze natuurlijke omranding lijkt het gebouw uit het landschap te zijn opgetrokken.
De houtwallen lopen langs het zwembad richting de Sportlaan, zodat het gebouw aan deze zijde meer op gaat in het landschap ten opzichte van de andere kant.

Aan de zijde van het centrale parkeerterrein worden de fietsenstallingen geplaatst.

4.1.2 Landschap

Op het sportpark zal het bestaande groen op het voormalige WSD terrein deels verdwijnen voor de aanleg van het parkeerterrein. Een deel van dit groen wordt op het parkeerterrein zelf gecompenseerd. Het parkeerterrein krijgt een groen karakter, waarbij hagen en bomen elkaar afwisselen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0014.png"

Afbeelding - Landschappelijke inpassing (bron: Beeldkwaliteitplan)

Tussen het parkeerterrein en het voorgestelde nieuwe fietspad komt een groenstrook te liggen. Het eerste deel van het fietspad tot aan het zwembad en de sporthal kan als een laan worden ingericht. Aan weerszijden worden kleine bomen geplant.
Het tweede deel van het fietspad is optioneel (zie ook 4.1.3) en wordt in het stedenbouwkundig plan omrand met hagen. Het bestaande stenige karakter aan de voorzijde van het sportpark transformeert daardoor naar een aantrekkelijke groene loper richting het zwembad en de sporthal.

In het stedenbouwkundig plan wordt de bestaande houtwallenstructuur rondom de bebouwing van het zwembad en de sporthal doorgezet.

4.1.3 Infrastructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0015.png"

Afbeelding - Infrastructuur (bron Beeldkwaliteitplan)

Ontsluiting
Veiligheid is van belang in het boulevardprincipe. In het stedenbouwkundig plan voor de Sportboulevard wordt gekozen voor overzichtelijke en veilige infrastructuur, waarbij het langzaam verkeer gescheiden wordt van het autoverkeer.

De ontsluiting voor het autoverkeer blijft in principe gelijk. De langzaam verkeerroute vormt een interne boulevard door het sportpark heen, versterkt door bomenrijen en ter hoogte van de voetbalvelden hagen. De route eindigt bij de scouting, zodat ook deze locatie met de fiets veilig te bereiken is. Daarbij wordt opgemerkt dat het westelijke deel van de interne ontsluitingsroute optioneel is (zie bovenstaande afbeelding). In het kader van het project Openbare Ruimte zal worden bepaald waar het nieuwe fietspad en voetpad definitief komen te liggen en of die doorgetrokken worden langs de Sportlaan.

Het fietspad wordt gefaseerd aangelegd. Het eerste deel loopt tot aan het zwembad en de sporthal en het tweede deel tot aan de scouting. Het tweede (westelijke) deel is, zoals eerder gemeld nog optioneel. Langs de Sportlaan komt aan weerszijden een ruiterpad te liggen, zodat ruiters met paarden veilig naar de achterzijde van het sportpark kunnen lopen. Ter hoogte van de manege worden twee oversteekplaatsen voorzien.

Tussen de nieuwe gebouwen en het parkeerterrein wordt ruimte vrijgehouden voor laden en lossen.

Parkeren
Het bestaande parkeerterrein voor de SportArena wordt vergroot. In de huidige situatie bevinden zich in dit deel van het sportpark 157 parkeerplaatsen, dit is inclusief de parkeerplaatsen bij het tijdelijke schoolgebouw.
Voor de nieuwe functies, het zwembad en de sporthal zijn volgens de gemeentelijke parkeernormen in totaal 127 extra parkeerplaatsen nodig. Samen met de huidige functies zijn er in totaal 284 parkeerplekken nodig. In het stedenbouwkundig ontwerp plan worden 282 parkeerplekken voorzien.
Door een andere inrichting van het parkeerterrein kunnen er eventueel nog meer parkeerplaatsen worden aangelegd worden. Dit is ook mogelijk langs de Sportlaan, ten zuiden van de locatie van het zwembad/sporthal.

Het is stedenbouwkundig gezien wenselijk dat de oude tennisvelden achter de SportArena ingezet kunnen worden als extra parkeerterrein. Dit levert 100 extra parkeerplaatsen op.
Tevens biedt dit de mogelijkheid om het noordelijke deel van het sportpark te verbinden met de zuidelijke deel.

Tussen het parkeerterrein en de gevels van het zwembad en de sporthal worden de fietsenstallingen geplaatst. De nieuwe fietsenstallingen voor de hockeyclub worden tussen het clubgebouw en het fietspad geplaatst.

4.1.4 Beeldkwaliteit

Voor het sportpark is door Croonenburo5 een beeldkwaliteitplan opgesteld. Het 'Beeldkwaliteitplan Sportpark Den Donk - Oisterwijk' is als bijlage 1 in de toelichting opgenomen.

Naast dat de stedenbouwkundige plannen worden beschreven, wordt in het beeldkwaliteitplan ook ingegaan op de aspecten van beeldkwaliteit. Er wordt aandacht besteed aan de architectuur van het zwembad en de sporthal (materiaalgebruik, sobere materialisatie, situering trappen en tribunes en dergelijke), de centrale entree en het interieur, de inrichting van de voorgestelde fietsroute en het parkeerterrein, de inpassing van het sportpark en mogelijkheden ten behoeve van duurzaamheid.

Op 16 april 2015 is de Welstandsnota Oisterwijk 2015 door de raad vastgesteld. Op grond van de van de welstandsnota is het gehele grondgebied van Oisterwijk welstandsvrij.
Het beeldkwaliteitplan dient als handreiking en inspiratiedocument bij de uitwerking van de openbare ruimte en de ontwikkelingen op het sportpark. Het beeldkwaliteitplan zal geen deel uit gaan maken van de gemeentelijke welstandsnota. Het plan heeft zijn primaire doel al gediend, namelijk als inspiratie dienen voor de ontwerpen die, in het kader van de aanbestedingsprocedure, zijn opgesteld voor de nieuwe sportaccommodatie. Daar komt bij dat de fusie van de voetbalverenigingen (zie paragraaf 4.6.2) in het beeldkwaliteitsplan niet is meegenomen, terwijl daar bij de verdere ontwikkelingen op het sportpark en de uitwerking van de openbare ruimte wel rekening mee gehouden moet worden.

4.2 Scouting

Zoals aangegeven maakt de scouting nu gebruik van de tijdelijke schoolgebouwen aan de zuidzijde van de Sportlaan. Voor de scouting wordt in het kader van de Sportboulevard gezocht naar een meer permanente oplossing voor de huisvesting.

Stedenbouwkundig concept Sportboulevard
De locatiekeuze voor het scoutinggebouw aan het einde van de Sportlaan vloeit voort uit het stedenbouwkundig concept van een 'Sportboulevard' aan de Sportlaan (zie paragraaf 4.1). Het idee daarbij is om de verschillende sportfuncties te spreiden langs de Sportboulevard. Hierbij wordt een extensieve functie als de scouting bij voorkeur in de richting van het landschap geplaatst in plaats van dicht bij de dorpskern.
Daarnaast moet het spreiden van de functies ook tot meer synergie leiden op het hele sportpark en niet enkel aan het begin van de Sportlaan. Er wordt gezorgd voor meer sociale controle aan de achterzijde van het sportpark, waar nu een 'dode' hoek is. Door spreiding wordt het gebruik verspreid over het sportpark en wordt kwaliteit toegevoegd.

Een alternatief zou kunnen zijn een permanente vestiging van een nieuw scoutinggebouw op de locatie van de tijdelijke schoolgebouwen. Vanuit het idee van zorgvuldig ruimtegebruik zou dit een logische gedachte zijn. Echter een te hoge concentratie van functies en bebouwing wordt niet als wenselijk ervaren:

  • Aan de overzijde van de Sportlaan ligt de manege. De manege wordt (verplicht) ontsloten vanaf de Sportlaan. Er wordt door de gebruikers van deze manege nu al veel overlast ervaren door de omliggende functies. Door het vele verkeer en de activiteiten die plaatsvinden is het vaak lastig om de paarden onder controle te houden.
  • Al het verkeer komt het sportpark via de rotonde aan de Moergestelseweg binnen en verlaat hier ook weer het sportpark. Gelet op verkeersveiligheid is het minder wenselijk om hier meerdere functies met in- en uitritten en overstekende weggebruikers te hebben liggen. Vooral als het om kinderen gaat (vanuit scouting en manege).
  • De locatie aan het begin van het sportpark naast een drukke weg en rotonde, is gelet op de achtergrond van de scouting, waarbij rust en ruimte van belang zijn niet wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0016.png"

Afbeelding - situering intensieve functies scouting (bron: Inpassingstudie Scouting Oisterwijk)

De locatie in de westelijke hoek van het sportpark past juist goed bij de scouting, vanwege de ligging dicht bij het buitengebied/de natuur en verder weg van de intensief gebruikte weg/ het begin van het sportpark. Het is een mooie 'poort' naar het landschap.

Daarbij kan op de betreffende locatie een betere invulling worden gegeven aan de nauwe samenwerking met het kindervakantiewerk. Eén week in het jaar vindt op het sportpark het kindervakantiewerk plaats. Kindervakantiewerk werkt daarbij altijd al samen met de scouting. Op deze locatie aan het einde van de Sportlaan kan dit goed gecombineerd worden. De kinderen van kindervakantiewerk kunnen door de samenwerking met de scouting en de locatie goed kennismaken met het naastgelegen landschap en de nabijgelegen natuur.
De Scouting is ook in gesprek met IVN over samenwerking voor een educatieve binnenruimte (binnen en buiten).

De bebouwing van de scouting komt te liggen binnen de grenzen van het huidige bestemmingsplan Sportpark den Donk e.o. Ook de intensieve functies, zoals het speelveld, worden binnen het plangebied geborgd.
De minder intensieve functies, zoals het kamperen en het maken van een kampvuur vinden plaats net buiten de huidige bestemmingsplangrens van het sportpark.

In het voorliggende bestemmingsplan worden enkel de gronden die direct bij de scouting horen in het bestemmingsplan meegenomen. De gronden worden in het bestemmingsplan voorzien van de bestemming Maatschappelijk, met de nadere functieaanduiding 'scouting'. Op de verbeelding wordt een bouwvlak aangegeven, met de bijbehorende maximale bouwmaten. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de toegestane bebouwing beperkt blijft.

4.3 Landschappelijke Kwaliteitsverbetering

Ten behoeve van de landschappelijk kwaliteitsverbetering is door Croonenburo5 op hoofdlijnen de landschappelijke kwaliteitsverbetering van het sportpak beschreven. Het rapport 'Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk, Oisterwijk' is als bijlage 2 in de toelichting opgenomen.

In de bestaande situatie liggen tussen de sportvelden meerdere houtwallen. Aan de zuidzijde van het sportpark en de Sportlaan staan bomen die het sportpark afscheiden van de rest van het landschap. In de toekomstige situatie blijft deze bestaande landschappelijke inpassing behouden en wordt het omliggende landschap zo ingericht dat een betere overgang van sportpark naar het buitengebied wordt bereikt.
Bij de inrichting van de akker ten westen van het sportpark wordt rekening gehouden met de landgoedontwikkeling 'Oisterwijkse Hoeven' en de ecologische verbindingszone te noorden van de akker.

Verordening Ruimte
Op grond van de Verordening Ruimte is vastgelegd dat in het buitengebied ontwikkelingsruimte wordt geboden, mits deze gepaard gaat met maatregelen die de kwaliteit van het landschap (in brede zin) versterken. Wanneer de gronden zijn gelegen binnen de groenblauwe mantel, zoals in het onderhavige gebied het geval is, geldt daarbij dat minimaal 20% van de grondwaardevermeerdering geïnvesteerd moet worden in de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Regionaal kader afsprakenkader
De gemeente Oisterwijk volgt de 'Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant, actualisering 2015' waarin de uitgangspunten zijn vastgelegd. Onderhavige ontwikkeling is een zogenaamde categorie 3 ontwikkeling, 'Ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering van toepassing zijn en waarbij sprake is van een (substantiële) invloed op het landschap (zowel landschappelijke inpassing als ruimtelijke kwaliteitsverbetering vereist)'.
Het betreft veelal ontwikkelingen die een beduidende invloed hebben op de omgeving en waarbij vergroting van de geldende bouwmassa/-oppervlakte, vergroting van het geldende bestemmingsvlak en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Het betreft uiteraard wel ontwikkelingen die verder passen binnen de kaders van de Verordening ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0017.png"

Afbeelding - Landschappelijke kwaliteitsverbetering (bron: Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan)

Inrichtingsmaatregelen
In het landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplanworden de volgende maatregelen beschreven:

  • Landschapsbomen en heesters
    Verspreid over het terrein worden landschapsbomen en heesters aangeplant. Door de gebiedseigen bomen en heesters in grootte te variëren krijgt het gebied een speels karakter voor de scouting en recreanten.
  • Nieuwe houtwallen
    Het sportpark en omliggende landelijke gebied zijn gelegen binnen oude zandontginningen. Versterking van de verschillende landschapskenmerken in Brabant is belangrijk. De oude zandontginningen in de regio zijn volgens de uitwerking van de Provincie in gebiedspaspoorten kleinschalig, hebben een onregelmatige verkavelingsstructuur en een besloten karakter (coulissen).
    Dit kleinschalige karakter is tussen de Sportlaan en de Hoevenseweg nog zichtbaar. Dit karakter en het coulissenlandschap worden versterkt door de nieuw aan te leggen houtwallen. Hiermee sluit het landschap ook beter aan op het westelijk gelegen gebied, dat in het kader van de landgoedontwikkeling 'Oisterwijkse Hoeven' wordt ingericht en waarbij ook houtwallen haaks op de Hoevenseweg worden gerealiseerd.
  • Amfibieënpoelen
    Ten westen van het scoutingterrein worden twee amfibieënpoelen aangelegd. Een amfibieënpoel is een natuurelement dat niet aansluit op een waterloop en gevoed wordt door grond- en regenwater en waarvan in de winterperiode het natte oppervlakte voor ten minste 80% bestaat uit open water.
    De poelen kunnen ook als waterretentie dienen voor het nieuw te realiseren scoutinggebouw.
  • Versterking ecologische verbindingszone
    Aansluitend aan de gronden die ingezet worden voor de landschappelijke inpassing bevindt zich het Nationaal Natuurnetwerk (NNN/NNB). De ambitiekaart geeft aan dat in de zone direct langs de Voorste Stroom als ambitie het natuurtype 'Zoekgebied 4 beekbegeleidende natuur' geldt (30% rivier- en beekbegeleidend bos, 30% Kruiden- en faunarijk grasland en 40% nat ruigteveld.
    Bij de inrichting van het gebied tussen het Sportpark en het NNN is aangesloten op de ambities en ook op de toekomstige landgoedontwikkeling, waarbij de NNN wordt ingericht conform de ambities.
    In het noordelijke gedeelte wordt de beekbegeleidende bosstrook, die langs het bestaande fietspad loopt, doorgetrokken en verbreed. Ook aan de zuidzijde van de nieuw in te richten akker wordt een brede strook volgens het gewenste natuurtype ingericht. Tussen het NNN en het sportpark komt een landschappelijke 'buffer' te liggen, die zorgt voor een meer geleidelijke overgang van het sportpark naar het omliggende landschap.
  • Bloemrijk grasland
    Het terrein ten westen van het sportpark wordt voorzien van bloemrijk grasland. In combinatie met de amfibieënpoelen, (solitaire) bomen en heesters en wandelpaden, schept dit een kleurrijk beeld met een grote belevingswaarde voor recreanten en de leden van de scouting.
    Een bloemrijk grasland heeft een groot aandeel kruiden, die eenmaal in bloei een kleurrijk uiterlijk geven aan het veld. De soortensamenstelling van bloemrijke graslanden kan erg verschillend zijn, afhankelijk van milieuomstandigheden zoals bodemsoort, vochtigheid en zuurgraad van de bodem. Het sortiment wordt daardoor in een later stadium bepaald.
  • Wandelpadenstructuur
    Alle inrichtingsmaatregelen zijn afgestemd op de inrichtingsmaatregelen van de landgoedontwikkeling 'Oisterwijkse Hoeven' om zo één geheel te creëren. Om het gebied beleefbaar te maken voor de recreant wordt ook aangesloten op de wandelpaden die aangelegd worden in het kader van de landgoedontwikkeling. De wandelpaden zijn onverhard en hebben een breedte van circa 2 m. De paden worden volledig opengesteld en leiden de recreant langs een aantal fraaie locaties. Het wandelpad wordt zodanig beheerd dat een goede begaanbaarheid is gewaarborgd.

Beheer- en onderhoud
In het landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan worden de beheer- en onderhoudsmaatregelen beschreven.

Waardevermeerdering
In het kwaliteitsverbeteringsplanwordt aangetoond dat aan de provinciale eis wordt voldaan. De realisatiekosten, de onderhoudskosten (10 jaar) en de plankosten bedragen gezamenlijk ruim 20% van de geraamde grondwaardevermeerdering als gevolg van de realisatie van een nieuw zwembad met sporthal, het nieuwe scoutinggebouw en de landschappelijke inpassing.

Uitwerking landschappelijk verbeteringsplan
Het landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan wordt nog nader uitgewerkt. Dit is nog niet afgerond. Een eerste versie van deze uitwerking is als bijlage 3 opgenomen in de toelichting.
Op het moment van het opstellen van het bestemmingsplan is het nog niet helemaal duidelijk hoe de inpassing en kwaliteitsverbetering er uit gaat zien. Bij de definitieve uitwerking van het landschappelijk verbeteringsplan betrekt de gemeente de gebruikers van het sportpark en andere belanghebbenden zoals de vertegenwoordigers van de duurzaamheidsvallei. Op deze wijze wordt tot een uitwerking van het verbeteringsplan gekomen dat zowel zorg draagt voor een toevoeging aan de landschaps- en natuurwaarden en dat kan rekenen op draagvlak in de omgeving.

De uitwerking in het landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan, zoals nu opgenomen in bijlage 3, dient dan ook gezien te worden als één van de mogelijk opties waar over wordt nagedacht. De optie zoals opgenomen in bijlage 3 dient, net als overige uitwerkingen, te voldoen aan de navolgende uitgangspunten, die bij elke uitwerking het kader vormen:

  • het bedrag van de investering in landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering dient minimaal te gelijk te zijn aan de berekende basisinspanning;
  • de landschappelijke in passing en kwaliteitsverbetering vindt, in ieder geval grotendeels, plaats binnen de in het bestemmingsplan opgenomen gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke kwaliteitsverbetering';
  • er dient aangesloten te worden bij de toekomstige landschappelijke en ecologische waarden in de naastgelegen ecologische verbindingszone Voorste Stroom (evz) en het Natuurnetwerk Brabant (NNB);
  • er dient waar mogelijk aansluiting te worden gezocht bij de landgoedontwikkeling 'Oisterwijkse Hoeven';
  • er dient te worden gezocht naar versterking van de houtwallenstructuur tussen de Sportlaan en de Hoevenseweg;
  • er dient ruimte te worden vrijgehouden voor mogelijk toekomstige uitbreiding van de sportvelden (deze worden niet meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan (zie paragraaf 4.6.2);
  • er dient rekening te worden gehouden met de ligging van de beekdalbegrenzing en daarmee samenhangend met de regels vanuit het waterschap De Dommel.

De gronden die nodig zijn voor de verdere inpassing in het landschap behouden de geldende agrarische bestemmingen op grond van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De onderliggende bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied blijven van overeenkomstige toepassing.

Op de verbeelding worden de betreffende gronden met een gebiedsaanduiding aangemerkt als 'overige zone - landschappelijke kwaliteitsverbetering'.
In de planregels wordt met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd dat het in gebruiknemen van nieuwe gebouwen op het sportpark en bij de scouting alleen is toegestaan wanneer de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen zijn zekergesteld.
Daarbij wordt in beginsel verwezen naar het Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplanSportpark Den Donk, zoals opgenomen in de planregels (zie bijlage 1). Wanneer daarvan wordt afgeweken moet worden voldaan de uitgangspunten zoals hierboven zijn beschreven.

4.4 Extra Hockeyveld

De aanwezige hockeyvereniging had behoefte aan uitbreiding van het aantal velden. De hockeyvereniging had de beschikking over drie velden en heeft inmiddels een vierde kunstgrasveld, waardoor meer teams kunnen trainen en spelen.

De realisatie van het vierde hockeyveld zelf past als recht binnen het nieuwe bestemmingsplan. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de bestaande aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten' overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen. De aanleg van de beoogde lichtmasten voor het vierde hockeyveld is derhalve niet als recht mogelijk.
In de planregels wordt voor de rest van het sportpark echter een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, op basis waarvan extra lichtmasten op het sportpark onder voorwaarden mogelijk worden gemaakt.

4.5 Uitbreiding Parkeerterrein 'T Seuverick

Uit eerder parkeerstudie 't Seuverick/D'n Donk (Groen Licht Verkeersadviezen, d.d. april 2014, zie bijlage 5) is gebleken dat er aanleiding is om het aantal openbare parkeerplaatsen op 't Seuverick uit te breiden.

Op dit moment zijn er 200 openbare parkeerplaatsen en 69 eigen parkeerplaatsen aanwezig, waarvan 38 op het terrein van Health City. Daarnaast zijn er nog enkele gehandicapten-parkeerplaatsen. Van deze parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt door de aanwezige bedrijven en voorzieningen op 't Seuverick en een tweetal sportverenigingen aan de noordzijde van het sportpark (tennis- en petanque-club).

Uit het rapport blijkt dat de huidige parkeercapaciteit niet voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen voor de afzonderlijke voorzieningen. Volgens de gemeentelijke parkeernormen zijn 385 parkeerplaatsen gewenst, terwijl de capaciteit 273 parkeerplaatsen bedraagt; een (theoretisch) tekort van 112 parkeerplaatsen.
Wanneer echter rekening wordt gehouden met bezettingsgraad op verschillende tijdstippen en dubbelgebruik (parkeerbalans) lijkt er sprake te zijn van zekere overschot (18%).

Wanneer gekeken wordt naar de parkeerdruk op maatgevende momenten blijkt dat voor het gebied sprake is van een parkeerdruk variërend tussen de 80% en 100% (soms zelfs hoger).

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0018.png"

Afbeelding - Parkeerdruk ter hoogte van 't Seuverick (bron: parkeerstudie 't Seuverick/D's Donk)

Geconcludeerd wordt dat de parkeercapaciteit in principe voldoende is ten opzichte van de behoefte, maar door de hoge parkeerdruk van circa 90% ontstaat er zoekverkeer en ervaren mensen het gebied als ‘vol’. In bepaalde delen van het gebied is de bezettingsgraad zelfs 100% en moet men op zoek naar een verder gelegen parkeerplaats. In de directe omgeving zijn echter geen andere parkeerplaatsen aanwezig.

Naar aanleiding van het parkeeronderzoek uit 2014 hebben in 2015 extra tellingen plaatsgevonden op piekmomenten. Hieruit bleek dat in de ochtend de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in het totale gebied vaak hoog in de 90% ligt en soms zelfs boven de 100%.

Op dit moment zijn niet alle gebouwen volledig in gebruik. Daarnaast streeft de gemeente voor openbare parkeerterreinen naar een maximale parkeerdruk van 85%-90%. De achtergrond daarvan is dat bij een hogere bezettingsgraad aankomend verkeer niet altijd eenvoudig een parkeerplaats kan vinden en zoekend verkeer gaat optreden. Het parkeerareaal wordt dan als (te) vol ervaren, en het bereikbaarheidsimago van het gebied komt onder druk te staan. Bij een bezettingsgraad vanaf 95% neemt het zoekverkeer zelfs versterkt toe. Vooral in gebieden met veel wisselingen in het parkeerareaal moet een acceptabele bezettingsgraad van rond de 90% worden aangehouden. Op die manier is voldoende parkeercapaciteit beschikbaar om ook de normale schommelingen in de parkeervraag over de verschillende perioden op te kunnen vangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0019.png"

Afbeelding - situering uitbreiding parkeerplaatsen 't Seuverick

Vanwege de hoge parkeerdruk wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om het bestaande parkeerterrein in noordoostelijke richt uit te breiden met 34 parkeerplaatsen. Als gevolg van de aansluiting komen daarbij 3 bestaande parkeerplaatsen te vervallen.
De nieuwe parkeerterrein sluit op twee locaties aan op het bestaande parkeerterrein, waardoor er ook een nieuwe rondrijroute ontstaat. Hierdoor wordt het vinden van een parkeerplaats voor bezoekers eenvoudiger gemaakt.
De voorgestelde uitbreiding leidt tot een betere circulatie van het zoekverkeer en efficiënter parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0020.png"

Afbeelding - inrichting parkeerplaatsen 't Seuverick

Met de realisatie van de extra parkeerplaatsen op 't Seuverick wordt inbreuk gemaakt op de bestaande groenvoorziening langs de Voorste Stroom, direct ten noorden van 't Seuverick. Delen van deze groenvoorziening maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In paragraaf 5.4.2.1 wordt aangetoond hoe deze inbreuk op het Natuurnetwerk Nederland wordt gecompenseerd.

In dit bestemmingsplan krijgen de gronden de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is de aanleg van de extra parkeerplaatsen als recht toegestaan. Daarbij wordt opgemerkt dat er in het bestemmingsplan geen nieuwe (verkeersaantrekkende) functie rondom de parkeerplaats mogelijk worden gemaakt. De uitbreiding dient enkel ter ontlasting van de bestaande parkeergelegenheden op 't Seuverick.

4.6 Overige Ontwikkelingen

4.6.1 Uitbreiding Manege

Uitbreiding binnenrijbaan
De Manege 't Halster heeft het voornemen om de bestaande binnenrijbaan met 36 m te verlengen. Het doel is om wedstrijden op een hoger niveau te kunnen organiseren organiseren evenals springwedstrijden. Tegelijkertijd bestaat de behoefte aan een kleine berging voor de hindernissen van de springwedstrijden. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is een inpassingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 4 in de toelichting opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0021.png"

Afbeelding - landschappelijke inpassing manege

Op de verbeelding is het bouwvlak ten behoeve van de binnenrijbaan verruimd. In de planregels wordt met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd dat het bouwplan alleen mogelijk is wanneer de inrichtingsmaatregelen overeenkomstig het landschappelijke inrichtingsplan worden uitgevoerd. Deze is als bijlage 2 in de planregels opgenomen.

Ondergeschikte detailhandel
Tegelijkertijd bestaat de behoefte om op het terrein een ruitershop als ondergeschikte detailhandel mogelijk te maken. Een ruitershop kan goed gecombineerd worden met een manege en past binnen de wens om de manege functioneel te verbreden. Voorkomen dient te worden dat er een zelfstandige ruitershop ontstaat die thuishoort in de winkelgebieden die zijn benoemd in de gemeentelijke detailhandelsstructuurvisie.
In de planregels wordt 'aan de hoofdfunctie gerelateerde en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit' toegestaan tot een maximum van 250 m2. Hiermee wordt aangesloten bij de maximale maat voor een kleinschalige zaak.

Parkeren
De gemeentelijke parkeernorm voor een manege is 0,4 parkeerplaatsen per paardenbox. Bij de manege zijn 70 paardenboxen vergund, wat neerkomt op 28 benodigde parkeerplaatsen (=70*0,4).
Er is geen specifieke norm in de gemeentelijke parkeernota opgenomen voor een ruitershop. Een ruitershop wordt laagfrequent bezocht, de producten die gekocht worden gaan over het algemeen lange tijd mee. Er kan dan ook aangesloten worden bij een lage parkeernorm voor een detailhandelsvestiging, zoals voor een woonwarenhuis (2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo). Als met deze norm wordt gerekend zijn 5 parkeerplaatsen nodig voor een ruitershop van maximaal 250 m2 (=2,5 * 2). Als van deze normen uit wordt gegaan zijn in totaal 28 + 5 = 33 parkeerplaatsen nodig.

Bij de manege zijn op het moment 32 parkeerplaatsen aanwezig. In de berekening is echter nog geen rekening gehouden met dubbelgebruik. Een gedeelte van de klanten van de ruitershop zijn al aanwezig omdat ze de manege bezoeken. Daar komt bij dat, behalve tijdens evenementen, altijd nog wel wat parkeerplaatsen over zijn volgens de initiatiefnemers. Uit parkeeronderzoek blijkt dat op alle meetmomenten bij de manege nog parkeerplaatsen beschikbaar zijn.

Evenementen bij de manege worden afgestemd met andere activiteiten op het sportpark, zodat voldoende parkeerplaatsen beschikbaar blijven. Ook zijn er meer kinderen die op de fiets komen dan bij de gemiddelde manege, vanwege de ligging tegen de kern van Oisterwijk aan en kan de buitenrijbaan ingezet worden voor parkeren, mocht dat nodig zijn.

Aangenomen wordt dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

4.6.2 Stand van zaken fusie voetbalverenigingen

Medio september 2017 hebben de leden van de Oisterwijkse voetbalclubs RKSV Taxandria, SV Nevelo en RKSV Oisterwijk ingestemd met het voornemen om te komen tot één voetbalclub in Oisterwijk.
De betrokken voetbalverenigingen zijn met elkaar en met de gemeente in overleg over de verdere uitwerking. Daarbij wordt onder andere gekeken naar het aantal benodigde velden, het clubgebouw en de verkeerssituatie op het Sportpark.

Omdat deze uitwerking zich nog in een vroeg stadium bevindt en de ontwikkelingen die op het Sportpark mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan niet op de uitkomst kunnen wachten, wordt de huidige bestemmingsplanprocedure doorgezet. Mocht een ruimtelijke procedure nodig zijn om de uitwerking van de fusie mogelijk te maken, bijvoorbeeld door het realiseren van sportvelden buiten de grenzen van het huidige Sportpark, dan wordt daarvoor een afzonderlijke planologische procedure doorlopen.

4.6.3 Kasteel Durendaal

De Stichting Duurzaamheidsvallei is bezig met het zichtbaar maken van voormalig kasteel Durendaal. De gemeente staat positief tegenover dit idee, waarbij een versterking van de leesbaarheid van cultuurhistorische waarden plaatsvindt.

Het initiatief is op dit moment echter nog niet concreet genoeg om het mee te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Er wordt gewerkt aan het opstellen van een schetsontwerp, de exacte locatie en de wijze waarop de waarden zichtbaar worden gemaakt zijn nog niet duidelijk. Aan de hand van een ontwerp kan een concrete toets en afweging van het initiatief plaatsvinden.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Bodem

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden onderzocht of de huidige bodemkwaliteit voldoende is voor de toekomstige functie. De mate waarin onderzoek nodig is, is afhankelijk van de verwachtingen ten aanzien van de bodemkwaliteit en de gevoeligheid van toekomstige functies.

5.1.1 Onderzoeksinspanning

Het onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem heeft bestaan uit een bureau-onderzoek naar beschikbare bodeminformatie.
Hiervoor is gebruik gemaakt van het landelijke bodemloket (www.bodemloket.nl), de provinciale bodematlas (kaartbank.brabant.nl/viewer/app/bodematlas) en is een informatieverzoek gedaan bij de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (www.omwb.nl) en de gemeente Oisterwijk.

Huidige bodemkwaliteit
Een deel van het sportpark ligt op een voormalige stortplaats. Dit terrein is in het verleden onderzocht om o.a. te beoordelen of hierop een sportpark gerealiseerd kon worden. De beoogde ontwikkelingen liggen buiten de voormalige stortplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0022.png"

Afbeelding - Uitsnede bodematlas provincie Noord-Brabant met ligging voormalige stortplaatsen

De beschikbare informatie uit bovenstaande bronnen is in onderstaande tabel samengevat. In de tabel zijn ook de raakvlakken met dit bestemmingsplan aangegeven. De omgevingsrapportage van de OMWB is als bijlage 6 in de toelichting opgenomen.

Tabel - Overzicht informatie bodemonderzoeken

Terrein (meest recente) onderzoek Conclusies en gevolgen voor bestemmingsplan
NB082401620, Hoevenseweg ong. Verkennend onderzoek, MDZ Milieu, kenmerk S-713, 21 december 2004 Onderzoekslocatie overlapt met zoekgebied voor het scouting-gebouw.
NB082400008, Moergestelseweg ong. te Oisterwijk. (Na)zorgrapportage, provincie Noord-Brabant, kenmerk 1351683, 24 mei 2007 Betreft de voormalige slibstort.
Er zijn geen wijzigingen gepland op dit deel van het sportpark. Omdat de verontreinigingen niet hebben geleid tot verontreiniging van het omliggende deel zijn er voor dit bestemmingsplan geen negatieve effecten.
NB082401419, Moergestelseweg (vml stortplaats)
Nader onderzoek, Iwaco, kenmerk 6689, 19 maart 1998 Betreft de voormalige slibstort.
Er zijn geen wijzigingen gepland op dit deel van het sportpark. Omdat de verontreinigingen niet hebben geleid tot verontreiniging van het omliggende deel zijn er voor dit bestemmingsplan geen negatieve effecten.
NB082401420, Moergestelseweg (sportkantine Nevelo) Verkennend onderzoek, Oranjewoud, kenmerk niet bekend, 1 juni 2001. Onderzoekslocatie is de kantine van Nevolo. Er zijn geen wijzigingen gepland op dit deel van het sportpark.
NB082401427, SEUVERICK MOERGESTELSEWEG Verkennend onderzoek NEN 5740, Aveco de Bondt, kenmerk S-51, 27 april 2007. Dit onderzoek overlapt met de noordzijde van het plangebied waar een uitbreiding van parkeerplaatsen is gepland.
NB082401413 MOERGESTELSEWEG 34-36 Verkennend onderzoek, Aveco de Bondt, kenmerk S-201, 7 augustus 2002. Dit onderzoek betreft het pand waar o.a. de apotheek in gevestigd is en een deel van het fitness centrum Health City. Hier zijn geen wijzigingen voorzien.
NB082401393 Sportlaan 2
Saneringsevaluatie, UDM Adviesbureau, kenmerk 05.02.0920.SE01, 4 december 2006 Op dit terrein is een niet-urgent geval van ernstige bodemverontreiniging (koper, lood en zink) gesaneerd (volledig verwijderd). De provincie heeft op 15 januari 2007 ingestemd met de uitgevoerde sanering.
De locatie betreft een terreindeel ten zuiden van de huidige manege. Hier zijn geen wijzigingen voorzien.
NB082401516 VOORSTE STROOM Saneringsplan, Grontmij, kenmerk 1325311, 28 augustus 2007 Betreft waterbodem.
De watergang maakt geen deel uit van het te bestemmen gebied.
NB753900047 saneringsevaluatie, Royal Haskoning, kenmerk 9T1234.C1, 6 oktober 2009 De waterbodem is in de periode tussen 2006 en 2009 gesaneerd conform de eisen uit de Wbb. De provincie Noord-Brabant heeft op 15 december 2009 ingestemd met de uitgevoerde sanering.
Gegevens over aard en omvang van de verontreiniging ontbreken.
De watergang maakt geen deel uit van het te bestemmen gebied.
Hockeyvelden HOCO Partijkeuring, Certicon Kwaliteitskeuringen B.V., kenmerk P2016-1115, 11 augustus 2016 Betreft een in-situ keuring van de bovengrond (zand) ter plaatse van het sportveld. De partij (5950 ton) voldoet aan de achtergrondwaarden
De partij ligt ter plaatse van de stortplaats en is in gebruik als hockeyveld (veld 4, geen kunstgras).
Hier zijn geen wijzigingen voorzien.

Uit de voorgaande onderzoeken komt het volgende beeld naar voren:

  • Ter plaatse van de aan te leggen extra parkeerplaatsen bij 't Seuverick voldoet de bodemkwaliteit. Omdat puin in de bodem wordt verwacht zal, voorafgaand aan graafwerkzaamheden, nader onderzoek naar asbest in de bodem moeten plaatsvinden.
  • Ter plaatse van het gebied waar landschappelijke kwaliteitsverbetering zal plaatsvinden is de grond mogelijk licht verontreinigd. Bij graafwerkzaamheden en grondverzet wordt onderzoek aanbevolen.
  • Het nieuwe scoutinggebouw ligt ten noorden van een stort. De bodemkwaliteit voldoet vermoedelijk aan de nieuwe bestemming. Voor de aanvraag van de omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd (met aandacht voor asbest).
  • Ter plaatse van de nieuwe sporthal en zwembad zijn geen onderzoeken bekend. De bodemkwaliteit voldoet vermoedelijk aan de nieuwe bestemming. Voor de aanvraag van de omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd (met aandacht voor asbest).

Onderstaande afbeelding geeft een indruk van de ligging van de verschillende locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0023.png"

Afbeelding: Uitsnede bodematlas provincie Noord-Brabant met onderzochte locaties

Grondverzet
Tijdens de aanlegfase moet rekening worden gehouden met eventuele beperkingen voor hergebruik van grond. De regels over grondverzet in de gemeente Oisterwijk en aangesloten regiogemeenten zijn opgenomen in de Nota bodembeheer (augustus 2012).
Op basis van de bodemkwaliteitskaart wordt, op onverdachte terreinen, verwacht dat de grond voldoet aan de achtergrondwaarden. Toe te passen grond dient, op basis van het gebiedspecifieke beleid te voldoen aan de maximale waarden behorend bij de functieklasse van de toepassingslocatie waarbij de klasse Wonen als bovengrens is gesteld.

Dat betekent dat, als voor de realisatie van de wijzigingen grond moet worden toegepast, deze moet voldoen aan de achtergrondwaarde of Wonen. Dit geldt alleen voor grond afkomstig uit het beheergebied van de Nota bodembeheer.

Vrijkomende grond uit het gebied kan binnen het sportpark worden hergebruikt voor zover deze afkomstig is uit onverdachte terreindelen.

5.1.2 Bodemkwaliteit in relatie tot de geplande ontwikkelingen

De wijzigingen betreffen enkele uitbreidingen van het sportpark (Sportboulevard), de aanleg van extra parkeerplaatsen, de realisatie van een scoutinggebouw en de manege. Ter plaatse van de huidige sportvelden verandert de bestemming niet.
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen en vice versa. Wel is onderzoek voorafgaand aan graafwerkzaamheden of omgevingsvergunningen (bouw) noodzakelijk.

5.2 Water

5.2.1 Algemeen

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water onttrokken en veel afvalwater direct of indirect geloosd op oppervlaktewater. Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder (Waterschap de Dommel) heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen.
Daarom is het belangrijk om het waterschap vroegtijdig te betrekken bij de planvorming.

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt 'Anders omgaan met water' vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te kunnen bieden tegen overstromingen en wateroverlast.

Volgens het Bro moet een watertoets worden gedaan, zodat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij ruimtelijke plannen. Vooroverleg over de wateraspecten van het plan tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerders is verplicht. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de watertoets en de waterparagraaf.

Procedure
De watertoets is uitgevoerd op basis van de richtlijnen uit de Handreiking watertoetsproces-3. De locatie ligt binnen het beheergebied van waterschap De Dommel. De website van het waterschap biedt de nodigde informatie omtrent het toetsingskader en stelt een format voor een waterparagraaf beschikbaar. De relevante informatie is verzameld en met de gemeentelijke kaders verwerkt in de concept waterparagraaf.

5.2.2 Beleidskader

Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).

Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn beleidsspeerpunten op alle overheidsniveaus. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'. Het belangrijkste instrument vanuit het Waterschap is de Keur 2015 van Waterschap de Dommel. In het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan (V-GRP) 2015-2019 heeft de gemeente Oisterwijk haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd.

Het bovenstaande resulteert in een voorkeursvolgorde voor het verwerken van hemelwater waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 5 het minst wenselijk is:

  1. 1. hergebruik;
  2. 2. vasthouden;
  3. 3. bergen en afvoeren;
  4. 4. afvoeren naar oppervlaktewater (direct of indirect);
  5. 5. afvoeren naar de riolering.

Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe binnen het plan Den Donk met water wordt omgegaan. Verder is opgenomen op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'. In het laatste deel is een globale omschrijving opgenomen van de aan te leggen voorzieningen.

Waterschap De Dommel
Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. De randvoorwaarden van Waterschap De Dommel voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in de Handreiking watertoets, versie maart 2015, de Keur 2015 met bijbehorende algemene regels en beleidsregels en het waterbeheerplan 2016-2021.

Keur Waterschap De Dommel 2015
De Keur Waterschap De Dommel 2015 bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunningverlening.

Hydrologisch neutraal bouwen
Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatse van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewater. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden. De realisatie van nieuw verhard oppervlak en afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zo veel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit betekent dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisering van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren'. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zo veel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of het infiltreren van water in de bodem en past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewater- als het grondwatersysteem. Als niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening noodzakelijk die het water tijdelijk bergt. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

Wanneer de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak of het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m2 bedraagt, is geen vergunning noodzakelijk, mits compenserende maatregelen zijn getroffen conform de volgende rekenregel:

De benodigde compensatie (in m3) = toename van verhard oppervlak (in m2)
x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m).

Bij een toename van verhard oppervlakte < 2.000 m2 is geen vergunning en geen compensatie noodzakelijk.

Waterbeheerplan 2016-2021 'Waardevol water'
Het Waterschap De Dommel heeft haar waterbeheerplan 2016-2021, Waardevol Water, in 2015 vastgesteld. In dit plan toont het waterschap aan alle inwoners, bedrijven en overheden waar zij voor staan, wat de uitdagingen zijn voor de komende planperiode en wat van het waterschap mag worden verwacht. Het waterbeheerplan benoemt de doelen ten aanzien van droge voeten en schoon, voldoende, natuurlijk en mooi water en biedt ruimte over de wijze waarop deze doelen worden bereikt.

Speciale aandacht heeft voldoende water voor landbouw en natuur, wateroverlast en hittestress in het stedelijk gebied, het sluiten van kringlopen, verwijderen van ongewenste stoffen zoals medicijnen en het vergroten van het waterbewustzijn.

Gemeente Oisterwijk
De gemeente hanteert strengere eisen dan het Waterschap. Hemelwater van daken en verhardingen mag helemaal niet via het gemengde rioolstelsel worden afgevoerd.
De initiatiefnemers van ruimtelijke plannen zijn verplicht om de mogelijkheden te verkennen voor het verwerken van hemelwater op eigen terrein. Indien het mogelijk is om het afvloeiende hemelwater op het eigen terrein te verwerken, dan dient dit ook te gebeuren. Pas wanneer dit niet mogelijk is kan de zorgplicht worden overgedragen aan de gemeente.

Bij de behandeling dient de volgende voorkeursvolgorde (waterkwantiteit) zoveel mogelijk te worden gevolgd: hergebruik, vasthouden, bergen, infiltreren, afvoeren.
Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt is het derhalve aan te bevelen hemelwater te hergebruiken.

5.2.3 Gebiedsomschrijving

Het plangebied ligt in het grondwaterdeelgebied 'Centrale Slenk' in het zuidwestelijk deel van de gemeente Oisterwijk en grenst aan de noordzijde aan de Voorste Stroom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0024.png"

Afbeelding: Watertoetskaart – oppervlaktewater

In het plangebied zijn enkele watergangen aanwezig (donkerblauw en paars) met daarin ook enkele duikers (paars). De bruggen liggen buiten het plangebied. De donkerblauwe lijnen zijn A-wateren, de paarse lijnen zijn B-wateren. De A-watergangen hebben een specifieke aanduiding gekregen in het bestemmingsplan om er zo voor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de functie die deze watergangen vervullen. Over hoe wordt omgegaan met de A-watergang tussen de nieuwe sportaccommodatie en de nieuwe parkeerplaats vindt overleg plaats met het Waterschap de Dommel. Mogelijk wordt hier een duiker aangebracht.

Een gedeelte van het plangebied ligt binnen een natuurlijk overstromingsgebied. De ligging binnen het natuurlijk overstromingsgebied betekent dat delen van dit gebied soms bij zeer hoog water tijdelijk kunnen onderlopen. In het gebied liggen geen rioolgemalen, RWZI of overstorten.

5.2.4 Huidige en toekomstige situatie van de locatie

Door TBInfra is een beschrijving opgesteld over de waterhuishouding van de nieuwe ontwikkelingen die op basis van het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. De notitie is als bijlage 7 in de toelichting opgenomen.

Wateropgave
Door de herontwikkeling vinden veranderingen plaats in het verhard oppervlak. De gemeente en het waterschap hanteren twee verschillende uitgangspunten:

  • Het waterschap eist dat compensatie moet plaatsvinden van het toegenomen verhard oppervlak binnen een ontwikkelingsgebied.
  • De gemeente eist dat compensatie moet plaatsvinden van al het verhard oppervlak binnen een ontwikkelingsgebied.

Maatwerk voor het terrein van Sportpark Den Donk heeft er toe geleid dat de compensatie zich zal beperken tot de specifieke herontwikkelingslocaties op het terrein. Op deze locaties wordt alle verharding als nieuw verhard oppervlak beschouwd. Hetgeen betekend dat hier geen correcties plaatsvinden op basis van de huidige verharding in deze herontwikkelingslocaties van het terrein.
Zodoende is voor de herontwikkeling van sportpark Den Donk vastgesteld dat een verhardoppervlak van 21.278,44 m2 dient te worden gecompenseerd.
In de onderstaande tabel zijn de oppervlakten verdeeld over de bebouwing en de te compenseren terreinverharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0025.png"

Tabel - Verhard oppervlak locatie 1

Vanwege de open structuur van de halfverharding kan neerslag makkelijker infiltreren dan bij de standaard verharding. Voor de halfverharding mag daarom een reductie worden toegepast van 50 %.
Binnen de berekening van de watercompensatie wordt daarom 50 m2 halfverharding meegenomen i.p.v. 100 m2. Binnen de berekening is daarom een oppervlak van 21.228.44 m2 aangehouden. Voor dit oppervlak geldt een bergingseis van 60 mm waarmee de netto inhoud van de bergingsvoorziening uitkomt op 1.273,71 m3 (1.274 m3).
Het realiseren van deze berging vindt plaats door de aanleg van een bergingsvoorziening binnen het HWA stelsel. Bij de vormgeving wordt zowel rekening gehouden met de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG), als met een hoogwaterpeil van 9,43 m+NAP in de nabij gelegen oppervlakte wateren. (klimaatscenario W+T100 van waterschap de Dommel).

Grondwater
Voor het plangebied zijn de grondwaterstanden bepaald. Hierbij is allereest gebruik gemaakt van de grondwatergevens zoals deze door het waterschap beschikbaar zijn gesteld. Nadien is een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de grondwaterstanden aan de hand van de bodemkaart met de bijbehorende grondwatertrappen. In deze toelichting bij het bestemmingsplan worden de onderzoeken kort beschreven.

Grondwatergegevens waterschap
Voor het vaststellen van de grondwaterstanden is gebruik gemaakt van de grondwaterkaarten die het waterschap beschikbaar heeft gesteld (zie bijlage 1 in de Watertoets (bijlage 7)). De kaarten geven informatie over de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG), Gemiddelde VoorjaarsGrondwaterstand (GVG) en over de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG).

Deze kaarten zijn uitgezet ten opzichte van het maaiveldniveau. In combinatie met de ingemeten maaiveldhoogten binnen het plangebied zijn de grondwaterstanden bepaald. Voor de watertoets zijn twee locaties aangehouden die met een rood kader aangegeven in de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0026.png"

Afbeelding - Locatie vaststelling grondwaterstanden plangebied

Op locatie 1 ligt het maaiveld op circa 9,28 m+NAP en op locatie 2 ligt het maaiveld op circa 9,61 m+Nap. Volgens de kaarten van het waterschap gelden hier de volgende grondwaterstanden:

Locatie 1

- GHG: 20 – 40 cm –maaiveld = 9,01 – 8,88 m+NAP
- GVG: 40 – 60 cm –maaiveld = 8,88 – 8,68 m+NAP
- GLG: 100 – 120 cm –maaiveld = 8,28 – 8,08 m+NAP

Locatie 2

- GHG: 40 – 60 cm –maaiveld = 9,21 – 9,01 m+NAP
- GVG: 60 – 80 cm –maaiveld = 9,01 – 8,81 m+NAP
- GLG: 120 – 140 cm –maaiveld 8,41 – 8,21 m+NAP

Binnen de locaties hanteert het waterschap een spreiding van circa 20 cm, dat resulteert in een totale spreiding tussen beide locaties van circa 40 cm. Voor de verdere uitwerking van de wateropgave zijn daarom de volgende grondwaterstanden aangehouden ten opzichte van het NAP.

  • GHG: 9,01 m+NAP
  • GVG: 8,84 m+NAP
  • GLG: 8,24 m+NAP

Bodemkaart

Het waterschap heeft aan de hand van de bovenstaande methode opgemerkt dat de GHG mogelijk hoger ligt. Daarom is aan de hand van de bodemkaart nogmaals de GHG vastgesteld.

Bij dit aanvullende onderzoek is geconstateerd dat binnen het plangebied 3 bodemsoorten voorkomen met elk een eigen grondwatertrap. Dit is weergegeven in de onderstaande afbeelding en tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0027.png"

Afbeelding - voorkomende bodemsoorten

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0028.png"

Tabel - overzicht grondwatertrap per bodemsoort

Op basis van deze gegevens is de GHG bepaald aan de hand van de ingemeten maaiveldhoogten. Daarbij moet worden opgemerkt dat het grondwater conform de grondwatertrap niet tot het maaiveld komt. Daarom is binnen het terrein van de 3 bodemsoorten zowel naar de hoogste als de laagste ingemeten maaiveldhoogte gekeken. Daarnaast is de spreiding van de GHG bepaald aan de hand van het gemiddelde maaiveld hoogte zoals die in het terrein is ingemeten

Bodemsoort Lage Enkeerdgronden (EZg23)

Laagste punt: 9,13 m+NAP » GHG = 9,13 m+NAP - 0,10 = 9,03 m+NAP
Hoogste punt: 9,85 m+NAP » GHG = 9,85 m+NAP - 0, 40 = 9,45 m+NAP
Gemiddelde o.b.v. de inmeting: 9,45 m+NAP » GHG tussen de 9,05 m+NAP - 9,35 m+NAP

Bodemsoort Hoge zwarte Enkeerdgronden (zEZg23)

Laagste punt: 9,32 m+NAP GHG = 9,32 m+NAP - 0.40 = 8,92 m+NAP
Hoogste punt: 9,85 m+NAP GHG = 9,92 m+NAP - 0, 80 = 9,12 m+NAP
Gemiddelde o.b.v. de inmeting: 9,70 m+NAP GHG tussen de 8,90 m+NAP - 9,30 m+NAP

Bodemsoort Laar Podzolgronden (cHN21)

Laagste punt: 8,97 m+NAP GHG = 8,97 m+NAP - 0.40 = 8,57 m+NAP
Hoogste punt: 9,85 m+NAP GHG = 10,28 m+NAP - 0, 80 = 9,48 m+NAP
Gemiddelde o.b.v. de inmeting: 9,74 m+NAP GHG tussen de 8,94 m+NAP - 9,34 m+NAP

De 3 grondsoorten laten bij een omrekening van de grondwatertrappen naar een NAP hoogte, een gelijkwaardige spreiding zien in de gemiddeld hoogste grondwaterstand. Binnen het plangebied is dus sprake van 1 niveau in het grondwaterpeil. Gemiddeld genomen gaan we daarom op dit moment uit van een GHG tussen de 8,96 en 9,33 m+NAP. Deze GHG is echter nog niet definitief vastgesteld. De gemeente is hierover in goed overleg met het Waterschap de Dommel.

Bergingsvoorziening
Bij het vormgeven van de bergingsvoorziening zijn de volgende randvoorwaarden en uitgangspunten gehanteerd:

  • de netto berging dient boven de GHG (9,01 m+NAP) te zijn gerealiseerd;
  • de bergingsvoorziening dient buiten het inundatiegebied van het waterschap te liggen, hierbij uitgaande van een hoogwaterpeil van 9,43 m+NAP volgens het klimaatscenario W+ T100;
  • de minimale aanleghoogte van de terreinverharding dient aangehouden te worden op 9,44 m+NAP;
  • de Taludhelling van de bergingsvoorziening dient gerealiseerd te worden met een verhouding van 1:3.

Gelet op de GHG en het aanleg niveau van de verharding kan in de bergingsvoorziening een waterpeil optreden van maximaal 0,43 m. Het streefpeil ligt 10 cm lager op 0,33 m om de druklijn in het stelsel te kunnen opvangen. Deze hoogten zijn gehanteerd voor het vormgeven van de bergingsvoorziening (zie bijlage 2 in de Watertoets (Bijlage 7) ). De maatvoering is weergegeven in onderstaande tabel.

Bij deze maten is nog geen rekening gehouden met landschappelijke inpassing, maar is alleen gekeken naar het benodigde ruimtebeslag om de m3's water te kunnen bergen. De definitieve vorm na aanleg van de voorziening kan daarom afwijken van de weergave in bijlage 2.

Tegelijk moet worden opgemerkt dat de voorziening ten behoeve van toekomstige ontwikkelingen kan worden uitgebreid. (De ondernemers van de manege hebben de mogelijkheid om hun wateropgave (ca. 52 m3) die ontstaat door de verbouwing af te kopen, waardoor deze wordt meegenomen in de uitbreiding). Dit is mogelijk omdat de gemeente het terrein rondom de voorziening in eigendom heeft en de grond heeft bestemd voor waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0029.png"

Tabel - Vormgeving bergingsvoorziening

HWA Stelsel
Het HWA stelsel waarvan de voorziening een noodbuffer is, wordt nog nader uitgewerkt. De precieze vormgeving van het plangebied zal daarbij worden afgestemd met de overige rioleringsplannen van de gemeente.

In het nieuwe bestemmingsplan zijn zowel een gebied aan de zuidzijde van de Sportlaan als een gebied ten westen van het huidige sportpark aangemerkt als zoeklocatie voor een retentievijver. Deze zoekgebieden hebben de gebiedsaanduiding 'overige zone - zoekgebied waterretentie'. Via een voorwaardelijke verplichting in de planregels is de realisatie van voldoende retentie verzekerd.

Vergunningen
Het Waterschap heeft voor grotere projecten een beleidsregel opgesteld (Beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak). Hierin staat dat een watervergunning noodzakelijk is. Voorafgaand dient een waterhuishoudkundig onderzoek te zijn uitgevoerd dat voldoet aan de richtlijnen die zijn opgenomen in “Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen”. De uitkomst van het onderzoek moet onderdeel uit maken van de vergunningaanvraag. De compensatieplicht is 600 m3 per hectare toename verhard oppervlak, tenzij uit het waterhuishoudkundig onderzoek blijkt dat minder compensatie nodig is. Ook is een watervergunning nodig bij handelingen of werken in een waterstaatswerk (de watergang met beschermingszones), zoals voor eventuele aanpassingen aan de watergang tussen de nieuwe sportaccommodatie en het nieuwe parkeerterrein.

5.3 Explosieven

Binnen de gemeente Oisterwijk zijn mogelijk conventionele explosieven vanuit WOII in de bodem aanwezig. Deze vormen een potentieel risico bij herontwikkeling van locaties. De Tweede Wereldoorlog is niet onopgemerkt aan gemeente Oisterwijk voorbij gegaan.
Indien grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd bestaat er kans op een ongecontroleerde explosie. Daarom is het van belang om te beoordelen of het plangebied ligt binnen een gebied met een hoge verwachting ten aanzien van OCE's.

De gemeente Oisterwijk heeft door REASeuro een bureau-onderzoek en risicokaart laten opstellen. In een uitgebreid historisch vooronderzoek zijn alle plaatsen in beeld gebracht waar zich eventueel nog explosieven zouden kunnen bevinden.
Uit de opgestelde risicokaart is afgeleid dat het sportpark ligt binnen een verdacht gebied vanwege oorlogshandelingen tijdens de bevrijding in oktober 1944. De te verwachten munitie is: klein kaliber munitie, Geschutmunitie, mortier t/m 8 cm, 2 inch mortier t/m 25 ponder. Over de diepte van de inslag wordt over deze locatie geen uitspraak gedaan.

Voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden wordt door de gemeente bepaald welk type vervolgonderzoek noodzakelijk is.

5.4 Natuur

De onderzoeken voor natuur zijn gebaseerd op de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Met ingang van 1 januari 2017 zijn deze opgegaan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). Er is onderzocht of de wetswijziging gevolgen heeft voor de conclusies van de eerdere onderzoeken (zie bijlage 10).
Geconcludeerd wordt dat de nieuwe wet een marginale verandering van de conclusies oplevert, maar dat geen aanvullend onderzoek nodig is.

5.4.1 Beschermde soorten

In het kader van het bestemmingsplan zijn diverse quickscans en nadere onderzoeken uitgevoerd:

  • Voor een deel van de beoogde ontwikkelingen, de aanleg van de sportboulevard, zijn in 2016 en 2017 een quickscan, nader onderzoek en oplegnotitie in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd (CroonenBuro5, 2016a en 2017). De betreffende rapporten zijn als bijlagen 8, 9 en 10 bijgevoegd.
  • Voor de nieuwe locatie van het scoutinggebouw, de ontwikkeling van een nieuw hockeyveld en de uitbreiding van de parkeerplaats bij ’t Seuverick is ook een quickscan en een nader onderzoek uitgevoerd. Deze rapportages zijn als bijlage 11 en 12 bijgevoegd.

5.4.2 Beschermde gebieden

5.5 Archeologie En Cultuurhistorie

5.5.1 Archeologische verwachtingskaart

Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart ligt het noordoostelijk deel van het plangebied binnen zones met een hogere verwachtingswaarde. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0033.png"

Afbeelding - Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtingskaart

In het noordoostelijk deel van het plangebied ligt volgens de beleidskaart in een zone met:

  • Overige AMK gronden: beleidscategorie 2 (donkeroranje):
    In deze zone is archeologisch vooronderzoek verplicht bij ingrepen dieper dan 50 cm en/of met een oppervlakte groter dan 100 m2;
  • Bebouwing buiten de historische kern Oisterwijk (tot 1945): beleidscategorie 3 (oranje):
    In deze zone is archeologisch vooronderzoek verplicht bij ingrepen dieper dan 50 cm en/of met een oppervlakte groter dan 250 m2;
  • Hoge Archeologische verwachting: beleidscategorie 4 (bruin):
    In deze zone is archeologisch vooronderzoek verplicht bij ingrepen dieper dan 50 cm en/of met een oppervlakte groter dan 1.000 m2.

De gronden met een archeologische verwachtingswaarde krijgen, afhankelijk van de inhoud van de waarde, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' tot en met 'Waarde - Archeologie -4'. De regels zijn grotendeels overeenkomstig het beleid zoals vastgelegd in de gemeentelijke archeologienota. Deze beschermende bestemmingen zijn overigens ruimer dan in het geldende bestemmingsplan.
Voor de overige gronden gelden lage (licht geel) tot geen (grijs) archeologische verwachtingen. Voor deze gronden geldt geen onderzoeksplicht en wordt geen dubbelbestemming opgenomen.

Een deel van de geplande nieuwe ontwikkelingen zijn gelegen binnen de zones met een hogere archeologische verwachtingswaarde, te weten de uitbreiding van het parkeerterrein. Voor het nieuwe hockeyveld is archeologisch onderzoek (zie bijlage 15) uitgevoerd in het kader van de vergunningprocedure voor deze activiteit.

5.5.2 Uitbreiding parkeerterrein

Voor de uitbreiding van het parkeerterrein is een archeologisch inventariserend veldonderzoek, karterende fase (IVO-(O)verig); booronderzoek) uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 16 bij de toelichting opgenomen.

Uit het booronderzoek blijkt dat het parkeerterrein binnen het holocene beekdal van de Voorste stroom ligt, waarbinnen zich vooral veen heeft gevormd. Er is geen natuurlijke bodem aangetroffen, maar wel een antropogeen ophogingspakket, dat waarschijnlijk in één keer is opgebracht om de beekdalbodem landbouwkundig (weiland) te kunnen gebruiken. Vanwege de ligging in een beekdal worden er geen nederzettingsresten verwacht.
Wel kan er in het westelijk deel van het plangebied, rondom boring 1 nog een gedempte gracht worden verwacht. Op basis hiervan is de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum en de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) bijgesteld naar laag.

Op grond van de aangetroffen bodemverstoringen in het plangebied en daarmee lage archeologische verwachting voor het grootste deel van het plangebied wordt, met uitzondering van de locatie rondom boring 1, geen archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd.
Indien rondom de locatie van boring 1 de bodem dieper dan 115 cm beneden maaiveld wordt verstoord is archeologisch onderzoek nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0034.png"

Afbeelding - Omgrachte kasteelterrein Durendaal op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw. Boring 1 lijkt in de gracht te zijn geplaatst

Advies
Boring 1 ligt ter plekke van een voormalige gracht van kasteel Durendaal (zie voorgaande afbeelding). Mogelijk dat hier nog resten van de gracht en bijbehorende vulling aanwezig is. Deze worden vanaf 115 cm beneden maaiveld verwacht. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 115 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk.
Geadviseerd wordt om in dat geval een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden.
Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.

Er zullen in de praktijk geen werkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 60 cm beneden maaiveld. Een vervolgonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

5.6 Ladder Duurzame Verstedelijking

5.6.1 Algemeen

In het Besluit ruimtelijke ordening is per 1 oktober 2012 de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting van bestemmingsplannen een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In de provinciale structuurvisie is de ladder eveneens opgenomen.

De duurzame verstedelijkingsladder houdt in dat, als de behoefte aan de voorgenomen verstedelijking is aangetoond, bij voorkeur de volgende volgorde wordt gehanteerd: eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied; voorts naar locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer. 'Passende ontsluiting' van verstedelijkingslocaties betekent zo mogelijk ontsluiting per openbaar vervoer.

De 'stappen van de ladder' zijn in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  1. 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  2. 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

Trede 0: ladderplichtig
Voorafgaand aan de drie treden van de ladder moet eerst worden getoetst of in de voorliggende situatie wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1. lid 1 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De definitie voor stedelijke ontwikkeling die het Ministerie van Infrastructuur en Milieu hanteert in de 'Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking' is als volgt: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorzieningen in de categorie 'sport' en 'recreatie' worden in de handreiking gerekend tot de categorie 'andere stedelijke voorzieningen'.

De realisatie van een nieuw zwembad, sporthal en een scoutinggebouw op het sportpark Den Donk zijn ladderplichtige ontwikkelingen.

5.6.2 Laddertoets

In het kader van het besluit van de gemeenteraad om op het sportpark Den Donk een nieuw zwembad met bijbehorende sporthal te realiseren is een eerste laddertoets uitgevoerd. Deze 'Notitie onderbouwing ontwikkeling zwembad en sporthal in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking' is als bijlage 17 aan de toelichting toegevoegd. In deze notitie is nog sprake van meerdere opties die inmiddels verder zijn uitgekristalliseerd.
Deze quickscan dient nu weer als basis voor de laddertoets die in het kader van het bestemmingsplan dient te worden doorlopen.

Trede 1: bepalen van de regionale vraag naar ruimte
In de 'Notitie onderbouwing ontwikkeling zwembad en sporthal in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking' (bijlage 17) is de behoefte naar een nieuw zwembad met bijbehorend sporthal aangetoond.

Het huidige zwembad en de sporthal zijn gevestigd in het centrum van Oisterwijk ten zuiden van de Vloeiweg. De sportaccommodatie wordt omgeven door een zorginstelling aan de oostzijde, woningen en ligt in de nabijheid van de middelbare school 2College Durendael.

Met de verplaatsing van het zwembad naar het sportpark Den Donk wordt aan de speerpunten uit de kadernotitie Sport en Bewegen 2013 – 2030 voldaan, namelijk het concentreren van sportfaciliteiten op sportpark Den Donk, het behouden van het voorzieningenniveau en accommodaties die multifunctioneel te gebruiken zijn.
Ook wordt op basis van kengetallen uit de zwembadmonitor 2012 aangetoond dat er meer dan voldoende marktruimte is voor een nieuw, meer bescheiden, zwembad in Oisterwijk. Wanneer wordt overgegaan tot sluiting van het bestaande zwembad De Leye is het ontwikkelen van een nieuw zwembad op sportpark Den Donk wenselijk.

De nieuwe sporthal op het Sportpark Den Donk dient als vervanging van de bestaande sporthal op de locatie van De Leye. Een sporthal wordt als basisfaciliteit gezien voor iedere dorpskern van enige omvang.
Uit een globale studie naar de lokale behoefte aan sportfaciliteiten in Oisterwijk blijkt, op basis van landelijke kengetallen, dat er voldoende behoefte bestaat aan het in stand houden van het huidige voorzieningenniveau aan sportfaciliteiten. Dit betekent dat wanneer op de locatie van De Leye woningbouw plaatsvindt, vervanging op Sportpark De Donk een gewenste ontwikkeling is.

Het concentreren van sportvoorzieningen op het sportpark Den Donk brengt als voordeel met zich mee dat het aanwezige sportareaal intensiever gebruikt wordt en de kwetsbare onderdelen van de leefomgeving ontlast kunnen worden. In die zin brengt voorliggend initiatief ook bij aan de kwalitatieve verbetering met zich mee. Tot slot wordt in de notitie aangetoond dat het verplaatsen van het zwembad en de sporthal naar sportpark Den Donk een ontlasting van de leefomgeving in het centrum van Oisterwijk oplevert.
In het geval van de scouting is eveneens sprake van een verplaatsing van een tijdelijke locatie aan het begin van de Sportlaan, nabij de rotonde, naar het einde van de Sportlaan. In paragraaf 4.2 is al aangegeven dat de huidige locatie om verschillende redenen niet optimaal is en waarom de nieuwe locatie beter is voor de scouting zelf, maar ook voor het sportpark in het algemeen.

Hiermee is de eerste trede doorlopen.

Trede 2: bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
In de tweede trede wordt nagegaan of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
In de 'Notitie onderbouwing ontwikkeling zwembad en sporthal in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking' (zie bijlage 17) wordt rekening gehouden met meerdere scenario's.

Allereerst is bepaald waar de begrenzing ligt van het bestaand stedelijk gebied. Op grond van de Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerde versie per 2017) ligt het bestaand stedelijk gebied voor een deel over het onderhavige plangebied. Het verzorgingsgebied 't Seuverick, de manege en de SportArena maken deel uit van het bestaand stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0035.png"

Afbeelding - Uitsnede Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerde versie 2017)

Ter plaatse van het sportpark Den Donk geldt het bestemmingsplan 'Sportpark Den Donk e.o.'. Op grond van dit bestemmingsplan zijn stedelijke functies toegestaan als 'sport' en 'recreatie' die in de 'Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking' gerekend worden tot de categorie 'andere stedelijke voorzieningen'. Daarmee zou gesteld kunnen worden dat het sportpark toch deel uit maakt van bestaand stedelijk gebied. Door de gemeenteraad is op 7 april 2011 de stedenbouwkundige grens van het stedelijk gebied vastgesteld. Daarbij wordt het gehele sportpark tot het stedelijk gebied gerekend. Met het bestemmingsplan 'Buitengebied' is op deze begrenzing aangesloten.

Het nieuwe zwembad met sporthal wordt binnen de bestaande (stedelijke) contouren van het bestaande sportpark gerealiseerd. Met de keuze voor de sportboulevard wordt aan de voorzijde van de Sportlaan een concentratie van sportvoorzieningen gerealiseerd (zie paragraaf 4.1).

Ten aanzien van het scoutinggebouw is sprake van een verplaatsing van een tijdelijke (ongeschikte) locatie (direct naast het sportpark) naar een meer passende locatie op het sportpark (zie paragraaf 4.2). De locatie in de westelijke hoek op de rand van het sportpark past juist goed bij de scouting, vanwege de ligging dicht bij het buitengebied/de natuur en verder weg van de intensief gebruikte weg/ het begin van het sportpark. Daarbij kan op de betreffende locatie een betere invulling worden gegeven aan de nauwe samenwerking met het kindervakantiewerk.
De nieuwe locatie is ook voor het sportpark zelf een logische keuze. Doordat de scouting achterin het sportpark een nieuwe plek krijgt wordt de druk vanwege de verschillende sportvoorzieningen meer over het park verdeeld, neemt de sociale controle (indirect toezicht) ter plaatse toe en ontstaat er meer synergie in het sportpark als geheel (zie paragraaf 4.1).
Met de (kleinschalige) nieuwbouw wordt binnen de bestaande contouren van het bestaande sportpark gebleven. Op de verbeelding wordt deze met een bouwvlak vastgelegd en gemaximeerd.

Daarmee is de tweede trede doorlopen.

Trede 3: zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid
Voor wat betreft de stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe sportvoorzieningen wordt verwezen naar paragrafen 4.1. Daarin wordt ingegaan op het gekozen stedenbouwkundig concept 'Sportboulevard'.
Voor wat betreft de verdere inpassing van het nieuwe scoutinggebouw wordt in paragraaf 4.2 en 4.3 nader ingegaan de landschappelijke inpassing in het aansluitende agrarische gebied.
De landschappelijk inpassing is als voorwaardelijke verplichting voor de bouw van het zwembad, sporthal en scoutinggebouw in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.

Wat betreft de bereikbaarheid van het sportpark wordt verwezen naar paragraaf 4.1.3. In het stedenbouwkundig plan voor de Sportboulevard wordt gekozen voor overzichtelijke en veilige infrastructuur, waarbij het langzaam verkeer gescheiden wordt van het autoverkeer.
De ontsluiting voor het autoverkeer blijft in principe gelijk. Het sportpark blijft met de auto bereikbaar vanaf de Moergestelseweg. Door de voorgestelde spreiding van de sportfuncties over het park en de aanleg van een ruime parkeerplaats, wordt de bereikbaarheid verbeterd door een afname van de verkeersdruk.

Voor het langzaam verkeer wordt een nieuwe interne ontsluitingsstructuur voorgesteld zoveel mogelijk gescheiden van het autoverkeer. Met de fiets is het sportpark niet alleen vanaf de Moergestelseweg bereikbaar maar ook vanaf het Stroomdalpad langs de Voorste Stroom. Op een drietal locaties kan de Voorste Stroom met een brug vanuit het aangrenzende woongebied worden gekruist. Daarmee is de fietsbereikbaarheid van de verschillende sportvoorzieningen op het sportpark goed.

Daarmee is de derde trede ook doorlopen.

5.7 Geluid

De Wet geluidhinder beoogt te beschermen tegen te hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer de normen voor geluid als gevolg van wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de in de Wgh opgenomen grenswaarden en bepalingen. In de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelige bestemming.

Tot de geluidgevoelige bestemmingen worden gerekend woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (o.a. onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven) en geluidsgevoelige terreinen (zoals woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen).

De Wgh stelt eisen aan de in de omgeving van een weg toelaatbaar geachte geluidniveaus. Het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen aandacht aan het geluid dient te worden besteed wordt de geluidzone genoemd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk).

In dit geval is geen formele toets aan de Wet geluidhinder (Wgh) aan de orde; er worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de zone van een weg. In verband met een goede ruimtelijke ordening is toch akoestisch onderzoek uitgevoerd in verband met de -relatief geringe- toename van het verkeer op de bestaande wegen en het mogelijke effect hiervan op bestaande woningen in de omgeving van het sportpark. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 18 in de toelichting opgenomen.

In het akoestisch onderzoek zijn zowel voor de huidige situatie als voor de toekomstige situatie geluidbelastingen berekend invallend op de gevels van bestaande woningen in de omgeving van het sportpark. De geluidbelastingen voldoen ruim aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Hiermee wordt geconcludeerd dat zowel nu als in de toekomst sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij omliggende woningen ten gevolge van verkeersaantrekkende werking van het sportpark op de Sportlaan.

5.8 Luchtkwaliteit

In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen de bevoegdheden uit lid 2 mogen uitoefenen. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan opgenomen in artikel 5.16 lid 2 als een bevoegdheid waarbij de luchtkwaliteit in de besluitvorming moet worden meegewogen.
Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt “niet in betekenende mate” bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hetgeen inhoudt dat door het project de luchtkwaliteit met minder dan 3% verslechtert;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De 3%-grens van een project dat 'niet in betekenende mate bijdraagt', is ook omgezet in een getalsmatige grens. Als deze getalsmatige grens (hieronder) niet wordt overschreden, wordt deze 3%-grens gerespecteerd.

  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen. (voorschrift 3A.1)
  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen (voorschrift 3A.2).

Het voorliggende bestemmingsplan is deels conserverend van aard en bevat deels een uitbreiding van activiteiten, namelijk de toevoeging van een sporthal, zwembad en een scoutinggebouw. Dit valt niet letterlijk onder één van de hiervoor genoemde omschrijvingen. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil een NIBM-tool ontwikkeld, waarmee voor kleine ruimtelijke plannen eenvoudig en snel kan worden bepaald of dat plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Het extra aantal voertuigbewegingen (401 auto's) en het aandeel vrachtverkeer (4 vrachtauto's, 1%) moet worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is in de NIBM-tool uitgegaan van worst-case omstandigheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0036.png"

Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c. Wm jo. artikel 5.16 lid 4 Wm jo. artikel 4 lid 1 Besluit niet in betekenende mate jo. bijlage 4a voorschrift 3A.2, draagt de ontwikkeling (uitbreiding van een terrein voor stalling en opslag) niet (dan wel niet in betekenende mate) bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

5.9 Bedrijven En Milieuzonering

De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen en bedrijven/bedrijvigheid in elkaars nabijheid worden voorzien. Het toetsingskader uit de VNG-publicatie bestaat uit 4 stappen. In stap 1 wordt een afweging gemaakt aan de hand van richtafstanden. In de publicatie worden richtafstanden per bedrijfscategorie gegeven, voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden gelden tussen de perceelsgrens van het bedrijf en de gevels van woningen. Als de richtafstanden worden gerespecteerd is sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening.
Als voor één van de milieuaspecten de afstand niet wordt gerespecteerd is nader onderzoek noodzakelijk om na te gaan of alsnog sprake kan zijn van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.

De richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën worden vermeld in de lijst in bijlage 1 van de VNG-publicatie. De richtafstanden die in de lijst zijn opgenomen gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd als sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie deels overgenomen en worden enkele nieuwe elementen toegevoegd. Het gaat om:

  • (bestaand) veldsportcomplex met verlichting, milieucategorie 3.1, richtafstand 50 m;
  • (nieuw) zwembad, milieucategorie 3.1, richtafstand 50 m;
  • (nieuwe) sporthal, milieucategorie 3.1, richtafstand 50 m.

Zowel de bestaande als de nieuwe onderdelen voldoen aan de richtafstand ten opzichte van de meest nabij gelegen woningen. Aandachtspunt is dat veldverlichting niet voor het gehele sportveldencomplex rechtstreeks is toegestaan. In het noordwestelijk deel is deze nog niet aanwezig en kan dit alleen via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Gezien de afstand ten opzichte van woningen is de uitvoerbaarheid van deze bevoegdheid op voorhand gegeven.

5.10 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.

Het voornemen heeft betrekking op het realiseren van een zwembad, sporthal, scoutinggebouw en een hockeyveld. Deze functies worden aangemerkt als beperkt kwetsbare objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0037.png"

Afbeelding - Uitsnede uit de risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Op basis van de openbare risicokaart zijn de volgende risicobronnen in de omgeving van het plangebied geïdentificeerd:

  • Tankstation Total van Esch aan de Moergestelseweg 5. Bij dit tankstation is sprake van levering van LPG met een vergunde doorzet van 381 m3 per jaar. Het tankstation is gelegen op een afstand van ca. 500 meter van de nieuwe ontwikkelingen.
  • Spoortraject Tilburg - Eindhoven. Deze spoorlijn is onderdeel van het Basisnet. De spoorlijn is gelegen op een afstand van meer dan 500 meter van het plangebied.
  • Hogedruk aardgastransportleiding Z-520-01 beheerd door Gasunie Transport Services BV. Deze leiding met een diameter van 12,52 inch en een werkdruk van maximaal 25 bar is gelegen op een afstand van meer dan 500 meter van het plangebied.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Voor zowel bedrijvigheid als transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:

  • Het Plaatsgebonden Risico (PR) van een activiteit met gevaarlijke stoffen is de kans per jaar om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen bij die activiteit wanneer iemand 24 uur per dag gedurende het gehele jaar onbeschermd op die plaats zou verblijven.
  • Het Groepsrisico (GR) van een activiteit met gevaarlijke stoffen is de cumulatieve kans per jaar dat een groep mensen met een minimale grootte overlijdt ten gevolge van de mogelijke ongevallen met gevaarlijke stoffen bij die activiteit.

De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde. De oriëntatiewaarde is een ijkpunt in een systeem waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, kan dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen opleveren voor (delen van) het betreffende gebied.

Analyse plaatsgebonden risico

  • Tankstation Total van Esch: uit de gegevens van de risicokaart blijkt dat de afstand van de PR=10-6 contour, 45 meter vanuit het vulpunt bedraagt. Het plangebied waarbinnen nieuwe ontwikkelingen plaats gaan vinden is op ruim grotere afstand gelegen.
  • Spoortraject XYZ: Uit de gegevens van de Regeling basisnet blijkt dat de afstand voor de PR=10-6 contour een afstand geldt van 1 meter. Daarnaast is er sprake van een plasbrand aandachtsgebied van 30 meter. Het plangebied is op ruim grotere afstand dan genoemde afstanden gelegen.
  • Hogedrukaardgastransportleiding: Uit eerder onderzoek (gemeente Oisterwijk Risicoberekening Vervoer Buisleidingen, d.d. 1 mei 2011) blijkt dat deze buisleiding geen PR=10-6 contour heeft.

Voor de drie risicobronnen wordt geconcludeerd dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de voorgenomen plannen.

Analyse groepsrisico
Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Voor alle genoemde bronnen geldt dat de nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan buiten het invloedsgebied zijn gelegen. Het groepsrisico vormt daarmee geen belemmering voor de nieuwe ontwikkelingen.

5.11 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied komen geen kabels en leidingen voor die in het kader van het nieuwe bestemmingsplan een specifieke regeling nodig hebben.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Juridisch Opzet

Het bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o. is een redelijk globaal bestemmingsplan. Het bestemmingsplan omvat enerzijds de bestaande bebouwing en functies en staat anderzijds nieuwe ontwikkelingen toe (Sportboulevard, Scoutinggebouw, uitbreiding parkeerplaatsen 't Seuverick).
Voor de bestaande functies wordt, gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied, gekozen voor een planvorm die aansluit bij het geldende bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan bestaat volgens artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) feitelijk uit de volgende (juridisch bindende) onderdelen:

  • geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen, de verbeelding;
  • een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven, de regels.

6.1.1 Toelichting

Zoals blijkt uit artikel 3.1.16 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaat het plan vergezeld van een toelichting. Dat betekent dat deze toelichting formeel geen deel uitmaakt van het plan en geen juridisch bindende werking heeft.

6.1.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen en zijn diverse bepalingen, onder andere betreffende hoogtematen en functietoedeling, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen, waar dat nodig is om binnen een bestemming een specifieke regeling mogelijk te kunnen maken.

6.1.3 Regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen van de begrippen die in de regels worden gebruikt en uitleg behoeven. Het tweede artikel bevat de wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per bestemming globaal de volgende opzet:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden;
  • Eventuele wijzigingsbevoegdheden.

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen van gronden als eerste beschreven en daarna gevolgd door dubbelbestemmingen voor waarden op het gebied van archeologie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:

  • Anti-dubbeltelregel: met deze bepaling wordt beoogd misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen;
  • Algemene bouwregels: hierin is een regeling opgenomen hoe moet worden omgegaan met parkeren, bestaande afwijkende maatvoering, ondergeschikte bouwdelen, enz.
  • Algemene aanduidingsregels:
  • Algemene afwijkingsregels: algemene regels voor het afwijken van o.a. de opgenomen maten, afmetingen en percentages;
  • Algemene wijzigingsregels: algemene regels voor de wijziging ten behoeve van de wijziging van bestemmingsgrenzen;
  • Overige regels: deze regels gaan in op de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen alsmede op voorwaarden aan de toepasbaarheid van de regels uit de bouwverordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:

  • Overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven;
  • Slotregel: in deze regel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen.

6.2 Bestemmingsregels

6.2.1 Enkelbestemmingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0038.png"

Afbeelding - Enkelbestemmingen

Artikel 3 Gemengd
Deze bestemming geldt voor het noordoostelijk gebied van het plan. De planregeling sluit aan bij de bestaande situatie, maar maakt gebruik van de standaarden SVBP2012, waardoor sommige activiteiten een andere benaming hebben gekregen. Mogelijk zijn maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheek, gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven, welzijnsinstelling, zorginstelling en daarmee vergelijkbare voorzieningen. Verder zijn voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning mogelijk, zoals atelier, creativiteitscentrum, dansschool, evenemententerrein, museum, muziekschool, sauna, wellness en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

Ook sportvoorzieningen, zoals een fitnesscentrum, zijn mogelijk. Een deel van gebouwen mag worden gebruikt voor kantoor; met een afwijking kan de kantoorfunctie worden uitgebreid. Bestaande bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid en nieuwe zijn niet toegestaan.

Verder zijn de bij de functies horende voorzieningen geregeld, zoals groen, parkeren en dergelijke. Op een deel van de gronden is parkeren uitgesloten, in verband met aanzicht op de panden en verkeersveiligheid.

Artikel 4 Groen
De bestemming 'Groen' geldt globaal voor de groene rand rondom het sportcomplex. De gronden aan de zijde van de Voorste stroom maken onderdeel uit van het Nederlands Natuurnetwerk (NNN/NNB) en hebben daarom de aanduiding 'natuur' gekregen, waaraan een beschermend vergunningstelsel voor het aanleggen van werken en werkzaamheden is gekoppeld. Hetzelfde geldt ook voor de gronden die zijn aangemerkt als Ecologische verbindingszone (evz).
Binnen de bestemming 'Groen' zijn fiets- en voetpaden mogelijk. Binnen gebieden binnen deze bestemming met de aanduidingen 'natuur'en 'ecologische verbindingszone' zijn uitsluitend de bestaande fiets- en voetpaden toegestaan.

Artikel 5 Maatschappelijk
Deze bestemming geldt voor het nieuwe terrein en de bebouwing van de scouting in het zuidwestelijk deel van het plangebied. De bebouwing is gereguleerd conform het inrichtingsvoorstel waarover scouting en gemeente overeenstemming hebben.

Artikel 6 Sport
Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'Sport' gekregen. Binnen deze bestemming hebben de manege, bestaande en nieuwe sporthal (sportcentrum), de sportvelden en het zwembad een specifieke onderscheidende functie-aanduiding gekregen.

Voor de manege, de beide sporthallen en het zwembad is een bouwvlak opgenomen, met regels voor bebouwingshoogte en –percentage, gerelateerd aan het bouwvlak.

Voor gebouwen ten behoeve van de sportvelden, zoals clubhuizen en kleedlokalen, zijn geen bouwvlakken opgenomen, om te voorkomen dat de planregeling te star wordt. Dergelijke gebouwen zijn overal binnen de bestemming 'Sport' op gronden met de aanduiding 'sportvelden' mogelijk, maar gebonden aan bebouwingshoogte en –percentage, gerelateerd aan het aanduidingsvlak.
Op de verbeelding is een bebouwingspercentage van 5% aangegeven. Het bijbehorende maatvoeringsvlak bedraagt 140.993 m2. Daardoor is buiten de bouwvlakken bijna 7.050 m2 aan gebouwen toegestaan. De oppervlakte van de bestaande clubgebouwen/kleedlokalen bedraagt op dit moment ongeveer 2.675 m2. Er is daarmee nog voldoende ruimte voor uitbreiding aanwezig.
Verder zijn binnen dit vlak maximaal drie tribunes van een bepaalde omvang mogelijk.

Het gebruiken van geluidinstallaties of versterkte muziek in de open lucht is in beginsel niet toegestaan. Op basis van de gemeentelijke beleidsregels, zoals opgenomen in de 'Notitie beleidsregels "Geluid afkomstig van horecabedrijven in Oisterwijk", mag van dit verbod worden afgeweken. Dit betekent dat een aantal maal per jaar onder voorwaarden muziek in de openlucht ten gehore mag worden gebracht.

In een groot deel van het gebied met de aanduiding 'sportveld' mogen rechtstreeks lichtmasten tot 15 m hoog worden opgericht. Deze gronden zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten'.
In het noordelijk en noordwestelijk deel van het sportpark evenals ter plaatse van de manege kan dit via een afwijking. Gelet op de afstand ten opzichte van woningen is dit in beginsel toelaatbaar. Met een aanvullende afwijking kunnen de bestaande lichtmasten ook hoger worden uitgevoerd.

Voor wat betreft de gronden met de aanduiding 'manege' is de vesting van 'uitsluitend aan de hoofdfunctie gerelateerde en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit' toegestaan. In de planregels is deze vorm van detailhandel gemaximeerd op 250 m2.
Verder is aan de manege gerelateerde en ondergeschikte verblijfsrecreatie als nevenactiviteit toegestaan. Het verstrekken van logies en ontbijt (bed&breakfast) is aan voorwaarden verbonden.
Voor de uitbreiding van de manege is op de verbeelding een uitbreiding van het bouwvlak voorzien. Aan het in gebruik nemen van de nieuwe bebouwing is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld, waarmee een goede landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd.

Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee ter plaatse van de aanduiding 'manege' de sportbestemming kan worden gewijzigd in 'Gemengd'.

Artikel 7 Verkeer
Voor de ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen in het plangebied is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Binnen deze bestemming kunnen ontsluitingswegen worden gerealiseerd en mogen groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen worden aangebracht.

Ten aanzien van het bouwen is bepaald dat gebouwen niet zijn toegestaan maar bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals speelvoorzieningen en ander straatmeubilair wel mogen. De vrijstaande hoge antennemast is specifiek aangeduid, vanwege de afwijkende hoogte.

6.2.2 Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0039.png"

Afbeelding - Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie

Om de eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen, zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 2, 3 en 4' met bijbehorend vergunningstelsel overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Voor het oprichten van bebouwing en het aanleggen van werken en werkzaamheden (voor wat betreft een bepaalde oppervlakte en diepte) kan een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn, voordat daarvoor een vergunning wordt verleend.

Er heeft al een verkennend archeologisch onderzoek plaatsgevonden voor de uitbreiding van het parkeerterrein op 't Seuverick (zie paragraaf 5.5.2). Hieruit bleek dat voor een deel van de gronden tot een diepte van ruim 1 m geen aanvullend archeologisch onderzoek meer nodig is. Daarom is in de planregels binnen de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 en 4' een aanvullende bepaling opgenomen ten behoeve van een afwijkende diepte voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden in de bodem.

6.2.3 Voorwaardelijke verplichtingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPDENDONK-VA01_0040.png"

Afbeelding - Gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke kwaliteitsverbetering (1)' en 'overige zone - zoekgebied waterretentie (2)' i.c.m. onderliggende geldende bestemmingsplannen Buitengebied

Een belangrijk onderdeel van dit bestemmingsplan is om er zorg voor te dragen dat sportpark Den Donk goed wordt ingepast in het omliggende landschap. In paragraaf 4.3 'Landschappelijke kwaliteitsverbetering' wordt daar uitgebreid op ingegaan. Ook moet voldoende wateropvang vanwege de toename van het verhard oppervlak worden geborgd (zie paragraaf 5.2 'Water').
In de overige regels is daartoe in artikel 18 een bepaling opgenomen met voorwaardelijke verplichtingen:

  • De bouw van nieuwe gebouwen binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk' (scouting) en 'Sport' (zwembad en sporthal) zijn niet toegestaan, dan nadat de aanleg en instandhouding van de hieraan gekoppelde landschappelijke kwaliteitsverbetering in deelgebied 1 op bovenstaande afbeelding zijn verzekerd.
    In beginsel wordt daarbij uitgegaan van de plannen/maatregelen zoals opgenomen in het 'Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk'. Het is ook mogelijk om een andere uitwerking te realiseren, maar alleen als deze voldoet aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de planregels (zie artikel 18.1).
  • De nieuwe gebouwen en de nieuwe parkeervoorzieningen binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Sport' en 'Verkeer' mogen niet in gebruik worden genomen, dan nadat de opvang van regenwater in deelgebied 2 in voldoende mate is verzekerd (zie artikel 18.2).

Hetzelfde geldt ook voor de uitbreidingsplannen van de manege. Hiervoor is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing van de manege (zie artikel 18.3).
In de regels bij deze afzonderlijke bestemmingen wordt verwezen naar de betreffende voorwaardelijke verplichtingen in artikel 18.

In de algemene regels is tot slot een artikel (13.1 'Toepassing ander bestemmingsplan') opgenomen, waarin wordt bepaald dat in de deelgebieden 1 en 2 op bovenstaande afbeelding, naast de genoemde gebiedsaanduidingen (13.2 en 13.3), de regels van het onderliggende geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Buitengebied correctieve herziening' van toepassing blijven.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van een plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden binnen het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden.
Het bestemmingsplan ziet deels op nieuwe ontwikkelingen en deels wordt de bestaande situatie vastgelegd.

Nieuwe ontwikkelingen
De nieuwe ontwikkelingen zijn de vestiging van het zwembad en de sporthal op het terrein, de realisatie van een gebouw voor de scouting, de aanleg van parkeervoorzieningen en de landschappelijke inpassing. Voor al deze ontwikkelingen geldt dat deze worden gerealiseerd op gronden die al van de gemeente zijn. De gemeente is opdrachtgever voor deze ontwikkelingen. Een uitgebreide analyse van de kosten is gemaakt en waar nodig zijn hiervoor middelen opgenomen in de begroting.

Omdat de gemeente initiatiefnemer is, is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.

Vastleggen bestaande situatie
De overige gronden worden conform het huidige gebruik bestemd en is in hoofdzaak consoliderend. Er worden dus geen ontwikkelingen voorzien. Om deze reden is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met betrokkenen. Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Sportpark Den Donk e.o.' is afgerond in de eerste helft van 2017.
Van 16 juni tot en met 13 juli 2017 heeft het plan ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden er inspraakreacties worden ingediend. Ook is er op 28 juni een inloopbijeenkomst geweest om belangstellenden nader te informeren over het bestemmingsplan.

Naar aanleiding van de publicatie en de inloopbijeenkomst zijn in totaal zijn negen inspraakreacties ontvangen. In de 'Nota van Inspraak, Vooroverleg en Wijzigingen' zijn de reacties samengevat en van commentaar voorzien. De nota is als bijlage 19 in de toelichting opgenomen.
Naar aanleiding van de inspraakreacties is het bestemmingsplan aangepast.

8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp-bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o. verzonden naar de relevante vooroverlegpartners. Van de provincie en het waterschap zijn reacties binnengekomen.

In de 'Nota van Inspraak, Vooroverleg en Wijzigingen' zijn de reacties samengevat en van commentaar voorzien. De nota is als bijlage 19 in de toelichting opgenomen.
Naar aanleiding van de vooroverlegreacties is het bestemmingsplan aangepast.

8.3 Resultaten Tervisielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan Sportpark Den Donk e.o. heeft van 29 september 2017 tot en met 9 november 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode bestond de gelegenheid voor een ieder hiertegen een zienswijze in te dienen. Van de terinzagelegging is kennis gegeven.

Gedurende deze periode zijn 9 zienswijzen ingediend. Deze zijn in de 'Nota Zienswijzenen Wijzigingen bij vaststelling' samengevat en van commentaar voorzien. De nota is als bijlage 20 in de toelichting opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden vastgesteld.

Daarnaast hebben zich enkele andere ontwikkelingen in de afgelopen maanden voorgedaan, die ook leiden tot een wijziging van het plan. Deze ambtshalve wijzigingen worden in de 'Nota Zienswijzen en Wijzigingen bij vaststelling' eveneens toegelicht.

Bijlage 1 Landschappelijk Kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk

Bijlage 1 Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Manege

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing manege

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Sportpark Den Donk

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan Sportpark Den Donk

Bijlage 2 Landschappelijk Kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk

Bijlage 2 Landschappelijk kwaliteitsverbeteringsplan Sportpark Den Donk

Bijlage 3 Uitwerking Landschappelijk Verbeteringsplan

Bijlage 3 Uitwerking landschappelijk verbeteringsplan

Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Manege

Bijlage 4 Landschappelijke inpassing manege

Bijlage 5 Parkeerstudie ’T Seuverick/d’n Donk

Bijlage 5 Parkeerstudie ’t Seuverick/D’n Donk

Bijlage 6 Omgevingsrapport

Bijlage 6 Omgevingsrapport

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna, Stedenbouwkundige Scenario's Sportpark Den Donk

Bijlage 8 Quickscan flora en fauna, Stedenbouwkundige scenario's Sportpark Den Donk

Bijlage 9 Nader Onderzoek Vleermuizen

Bijlage 9 Nader onderzoek vleermuizen

Bijlage 10 Oplegnotitie Quickscan M.b.t. Wet Natuurbescherming

Bijlage 10 Oplegnotitie Quickscan m.b.t. Wet Natuurbescherming

Bijlage 11 Quickscan Natuurwetgeving Sportpark D'n Donk Te Oisterwijk

Bijlage 11 Quickscan Natuurwetgeving Sportpark D'n Donk te Oisterwijk

Bijlage 12 Nader Onderzoek Ecologie, Deelgebied 'T Seuverinck Te Oisterwijk

Bijlage 12 Nader onderzoek Ecologie, deelgebied 't Seuverinck te Oisterwijk

Bijlage 13 Advies Natuurnetwerk Brabant

Bijlage 13 Advies Natuurnetwerk Brabant

Bijlage 14 Onderzoek N-depositie

Bijlage 14 Onderzoek N-depositie

Bijlage 15 Archeologisch Onderzoek Sportpark Den Donk Te Oisterwijk

Bijlage 15 Archeologisch onderzoek Sportpark Den Donk te Oisterwijk

Bijlage 16 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek

Bijlage 16 Inventariserend archeologisch veldonderzoek

Bijlage 17 Notitie Onderbouwing Ontwikkeling Zwembad En Sporthal In Het Kader Van De Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Bijlage 17 Notitie onderbouwing ontwikkeling zwembad en sporthal in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking

Bijlage 18 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 18 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 19 Nota Van Inspraak, Vooroverleg En Wijzigingen

Bijlage 19 Nota van Inspraak, Vooroverleg en Wijzigingen

Bijlage 20 Nota Zienswijzen En Wijzigingen Bij Vaststelling

Bijlage 20 Nota Zienswijzen en Wijzigingen bij vaststelling