Reedijk 9
Bestemmingsplan - gemeente Oisterwijk
Vastgesteld op 09-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Reedijk 9 van de gemeente Oisterwijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (nummer NL.IMRO. 0824.BPReedijk9-VA01) met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- (vollegronds)teeltbedrijf: bedrijfsvoering gericht op de teelt van gewassen die (nagenoeg) niet in gebouwen plaatsvindt;
- niet-intensieve veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
- paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
- glastuinbouw: bedrijfsvoering (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- overig agrarisch bedrijf: het telen van vissen, wormen, insecten en gewassen met een bedrijfsvoering die (nagenoeg) geheel in gebouwen - niet zijnde kassen - plaatsvindt;
- intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang waarbij de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
- aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen met een bedrijfsvoering die (nagenoeg) niet in gebouwen plaatsvindt.
1.9 agrarische deskundige
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.
1.10 agrarische hulp- en nevenbedrijf
- een bedrijf dat is gericht op het opslaan van en leveren van goederen aan uitsluitend of overwegend agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestopslagruimten met een regionale functie, maar met uitzondering van mestbewerking;
- een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur (zoals loonbedrijven).
1.11 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
1.14 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.16 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.17 beperkt kwetsbare objecten
als beperkt kwetsbare objecten worden aangemerkt:
- (agrarische) bedrijfsgebouwen;
- bedrijfswoningen;
- woningen in lintbebouwing (zijnde een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig).
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen - of tot stand kunnen komen - op basis van een verleende omgevingsvergunning voor bouwen.
1.19 bestaande ammoniakemissie
bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:
- bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan;
- bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;
- bestaande diersoorten: de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd.
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
1.23 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.32 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.33 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.34 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.37 hobbymatig houden van vee
het houden van vee in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik.
1.38 hobbymatige paardrijactiviteiten
het hobbymatig houden van paarden en/of pony's hoofdzakelijk ten behoeve van eigen gebruik en ondergeschikt ten behoeve van verhuur en het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.
1.39 hoofdfunctie
functie die gelet op de bestemming en ook feitelijk in ruimtelijk en functioneel opzicht als hoofdfunctie op een perceel kan worden aangemerkt.
1.40 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.41 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.42 kwetsbare objecten
als kwetsbare objecten worden aangemerkt:
- woningen, voor zover geen beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in 1.17;
- verblijfsrecreatieve voorzieningen bestemd voor recreatief nachtverblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.45 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.46 mantelzorg
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.
1.47 milieudeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieuhygiëne.
1.48 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.49 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.50 nevenfunctie
activiteiten die in ruimtelijk opzicht, functioneel of anderszins ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bestemmings- of bouwvlak.
1.51 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.52 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (nagenoeg) geheel gesloten dak.
1.53 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer: de bovenkant van de spoorstaaf;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.54 ruimtelijke kwaliteitswinst
ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door de verbeterde inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.
1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.56 statische opslag:
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten, caravans, e.d. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel ter plaatse van de opslag, dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
1.57 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen of constructies die bij agrarische bedrijven worden toegepast om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren, nader te onderscheiden in:
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, te onderscheiden in:
- 1. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals afdekfolies, acryldoek, insectengaas, tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m;
- 2. hoge tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen, te onderscheiden in:
- 1. lage permanente voorzieningen: voorzieningen zoals containervelden;
- 2. hoge permanente voorzieningen; voorzieningen zoals kassen, tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, stellingen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m.
1.57 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.58 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.59 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.60 voorzieningen voor opslag
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voedersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
- geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken, verhardingen of foliebassins.
1.61 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.62 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 Bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 Bouwhoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan het hoogste punt dat de rotorbladen kunnen innemen.
2.4 Bouwhoogte van andere bouwwerken
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.6 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
- b. indien zich - ingeval van een lessenaarsdak - aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.7 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 Vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2.10 Bouwdiepte van gebouwen bij ondergronds bouwen
vanaf het peil tot de bovenkant van de ondergronds en laagstgelegen vloer.
2.11 Oppervlakte en inhoud bij ondergronds bouwen
de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen maximaal toelaatbare oppervlakte - dan wel inhoudsmaten meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. de uitoefening van (vollegronds) teeltbedrijven, en - buiten bouwvlakken - niet-intensieve veehouderij en paardenhouderij;
en tevens voor:
- b. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, ontsluitingswegen voor de windturbines, (natuurvriendelijke) oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan:
1. grenzend aan en in aansluiting op een bouwvlak indien het een hobbymatig gebruikte paardenbak is;
2. grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is, met dien verstande dat sprake is van een hobbymatig gebruikte paardenbak en de paardenbak gerealiseerd wordt in aansluiting op het bestemmingsvlak dat daadwerkelijk door de gebruikers van de paardenbak wordt bewoond; - b. bij een paardenbak is het gebruikmaken van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten, niet toegestaan;
- c. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
- d. permanente bewoning van verblijfsrecreatieve eenheden is niet toegestaan;
- e. het gebruik van voorzieningen voor opslag en installaties (waaronder biomassa- en mestvergistingsinstallaties) is niet toegestaan;
- f. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar;
- g. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan;
- h. erfverhardingen zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
- i. aan-huis-gebonden beroepen zijn in de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) en in bijgebouwen bij de bedrijfswoning toegestaan; de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 80 m²;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 14': een bedrijf ten behoeve van statische opslag, behorend tot maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 14' tevens een neventak in de vorm van agrarische opslag en stalling met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toelaatbaar bebouwd oppervlak zoals vermeld in bijlage 1 juncto lid 4.2.1 onder d voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen het bestemmingsvlak, met inachtneming van het volgende:
- a. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
- b. afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- c. medewerking wordt slechts verleend indien geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. zelfstandige kantoren en detailhandel - anders dan de verkoop in het klein van in het bedrijf geproduceerde/vervaardigde goederen als niet-zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van het bedrijf - zijn niet toegestaan;
- b. aan-huis-gebonden beroepen zijn in de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) en in bijgebouwen bij de bedrijfswoning toegestaan; de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 80 m²;
- c. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
- d. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsregels
Artikel 5 Waarde - Natuur Attentiegebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Natuur attentiegebied aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de natte natuurparel.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in lid 12.1niet van toepassing.
7.3 Afstanden van woningen tot wegen en spoorwegen
7.4 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan;
- b. de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen maximaal toelaatbare oppervlakte - dan wel inhoudsmaten meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
- c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal 3 m onder peil.
7.5 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
- a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels;
- b. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor afwijken van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
- c. gebruik van het perceel conform de bestemmingsplanomschrijving is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in dit plan voor het perceel Reedijk 9 te Moergestel zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan, uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is aangelegd en vervolgens dus in stand wordt gehouden.
- d. onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat een omgevingsvergunning voor afwijken niet wordt verleend voor afwijkingen van de voorgeschreven inhoudsmaten van woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
- c. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Overschreiding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
10.2 Nieuwe natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden wijzigen in de bestemming Natuur of Water met in achtneming van het volgende:
- a. wijziging kan worden toegepast voor de realisering van de natte ecologische verbindingszone de Reusel, de Voorste Stroom, de Achterste Stroom, (het verlengde van de) Ruysbossche waterloop of het Wilheminakanaal zoals aangegeven in de Verordening Ruimte;
- b. wijziging kan worden toegepast voor herstel van het beeksysteem van de Reusel, de Voorste Stroom, de Achterste Stroom, de Essche Stroom, de Rosep, de Beerze of het Wilheminakanaal zoals aangegeven in de Verordening Ruimte;
- c. wijziging kan worden toegepast voor de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur zoals aangegeven in de Verordening Ruimte;
- d. wijziging wordt slechts toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven ten behoeve van het water- of natuurbeheer.
Artikel 11 Overige Regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
2. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan 'Reedijk 9'.
Bijlage 1 Tabel
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 1 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 3 Berekening Kwaliteitsverbetering
Bijlage 3 Berekening kwaliteitsverbetering
Bijlage 4 Omgevingsdialoog
Bijlage 5 Rapportage Svgr 2019 Oisterwijk
Bijlage 5 Rapportage SVGR 2019 Oisterwijk