KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Inrichtingsschets
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Beschikking Hogere Waarde Wet Geluidhinder
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Onderzoek Magneetveldzone Hoogspanningslijn
Bijlage 6 Aerius Berekening
Bijlage 7 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 8 Bouwtitel Ruimte Voor Ruimte

Heuvelstraat ong.

Bestemmingsplan - Gemeente Oisterwijk

Vastgesteld op 18-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Heuvelstraat ong.' met identificatienummer NL.IMRO.0824.Heuvelstraat-VA01 van de gemeente Oisterwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;

1.8 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden;

1.10 bebouwing:

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;

1.12 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.23 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid;

1.24 dagrecreatie:

vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie;

1.25 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 hobbymatig houden van vee:

het houden van vee in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik;

1.30 hobbymatige paardrijactiviteiten:

het hobbymatig houden van paarden en / of pony's hoofdzakelijk ten behoeve van eigen gebruik en ondergeschikt ten behoeve van verhuur en het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden;

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.32 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend;

1.33 kampeerboerderij:

een (deel van) een (voormalig) agrarisch bedrijfsgebouw, ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief verblijf aan steeds wisselende personen die in groeps- of verenigingsverband in het gebouw verblijven;

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.35 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.36 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het opfokken en trainen van paarden en/of pony's, het in pension houden van paarden en / of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.37 mantelzorg:

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden;

1.38 NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

1.39 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.40 peil:

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer: de bovenkant van de spoorstaaf;
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.41 ruimtelijke kwaliteitswinst:

ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door de verbeterde inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie;

1.42 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.43 verblijfsruimte:

woonkamer, slaapkamer, keuken, eetkamer;

1.44 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.45 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;

1.46 Wgh-inrichtingen:

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.47 zorgdeskundige:

een als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen op het gebied van zorg en indicatiestelling.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bouwhoogte van andere bouwwerken

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  1. a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het wonen met inachtneming van 3.3;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'hoofdgebouwen uitgesloten' geen verblijfsruimten zijn toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen bijgebouwen zijn toegestaan;
  2. b. ten hoogste één woning is toegestaan;
  3. c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
Bouwwerk Goothoogte Bouwhoogte Oppervlakte Inhoud
Hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen) 4,5 m. 10 m. 900 m³
Bijgebouwen bij de woning 3,5 m. 6 m. ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 150 m² per woning
Erfafscheidingen voor de voorgevel 1 m.
Erfafscheidingen elders 2 m.
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  1. d. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 meter bedraagt;
    3. 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
  2. e. erfafscheidingen mogen in het noordoosten niet bestaan uit dichte muren bestaande uit bijvoorbeeld beton of steen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn in het hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen) en in bijgebouwen toegestaan; de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 80 m²;
  2. b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  3. c. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  4. d. permanente bewoning van verblijfsrecreatieve eenheden is niet toegestaan;
  5. e. bij een paardenbak is het gebruik maken van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten niet toegestaan;
  6. f. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de bestemming 'Wonen', indien de landschappelijke inpassing conform Bijlage 1 Landschappelijke inpassing binnen twee jaar (24 maanden) na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet volledig is uitgevoerd dan wel niet volledig in stand wordt gehouden, zo lang als de instandhouding van de landschappelijke inpassing in alle redelijkheid kan worden geëist;
  7. g. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 3.1 onder b, is tabel 1 van toepassing, met dien verstande dat:
    1. 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan waarbij uitsluitend de bestaande bebouwing – al dan niet met inpandige bouwactiviteiten - benut mag worden tot de omvang zoals vermeld in tabel 1;
    2. 2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    3. 3. voor nevenfuncties aangeduid met een O het bepaalde in 3.4.2 van toepassing is;
    4. 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties aangegeven in tabel 1, tot een maximum van 500 m².

Tabel 1

Nevenfunctie + / O Maximale omvang binnen bestaande bebouwing
Hobbymatige paardrijactiviteiten + 100 m²
Hobbymatig houden van vee + 100 m²
Opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) vergelijkbaar met categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten O 500 m²
Verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 4 kamers) + 100 m²

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  2. b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde -Archeologie - 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

6.2 Afstanden van woningen tot wegen en spoorwegen

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat een omgevingsvergunning voor afwijken niet wordt verleend voor afwijkingen van de voorgeschreven inhoudsmaten van woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 9 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam

Regels van het bestemmingsplan 'Heuvelstraat ong.'.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Beschikking Hogere Waarde Wet Geluidhinder

Bijlage 3 Beschikking hogere waarde Wet geluidhinder

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Onderzoek Magneetveldzone Hoogspanningslijn

Bijlage 5 Onderzoek magneetveldzone hoogspanningslijn

Bijlage 6 Aerius Berekening

Bijlage 6 AERIUS berekening

Bijlage 7 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 7 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 8 Bouwtitel Ruimte Voor Ruimte

Bijlage 8 Bouwtitel Ruimte voor Ruimte