Rosepdreef 2
Bestemmingsplan - gemeente Oisterwijk
Vastgesteld op 01-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Rosepdreef 2' met identificatienummer NL.IMRO.0824.Rosepdreef2-VA01 van de gemeente Oisterwijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 abiotische waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, hydrologische en/of bodemkundige elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.7 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningenterrein of een kampeerterrein, gericht op het bieden van – permanent wisselend – recreatief nachtverblijf.
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen - of tot stand kunnen komen - op basis van een verleende omgevingsvergunning voor bouwen.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats/ of bouwperceel.
1.19 bouwgrens
de grens van het bouwvlak
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 perceelsgrootte
de oppervlakte van een bouwperceel
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 Bouwwerk ten behoeve van recreatiefnachtverblijf
een eenvoudig bouwwerk voor recreatief nachtverblijf zoals een stacaravan, chalet en trekkershut, niet zijnde een recreatiewoning, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.25 centrale voorzieningen
gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire
voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, beheerloodsen, overdekte zwembaden en overige overdekte sport-, spel en speelvoorzieningen.
1.26 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.27 extensief dagrecreatief medegebruik
die vormen van openluchtrecreatie waarbij in het algemeen het verlangen naar rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is.
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 .groepsaccommodatie
een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf door meerdere personen in groepsverband.
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.31 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.32 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.33 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
1.34 hoofdwoonverblijf
- a. de plaats die fungeert als het centrum van sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, die voor permanente bewoning geschikt is en tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid;
- b. een gebouw of een deel van een gebouw waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste 4 maanden verblijft, met dien verstande dat van een gebruik als hoofdwoonverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.
1.35 kampeermiddelen
niet als omgevingsvergunningplichtig bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel.
1.36 Kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.38 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.39 kwaliteitsverbetering
verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en bestaat uit meerdere van onderstaande componenten:
- a. tegengaan permanente bewoning;
- b. saneren van oude kampeermiddelen, bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, recreatiewoningen en/of gebouwen voor voorzieningen;
- c. saneren van illegaal gebruik;
- d. vergroten minimale oppervlakte van standplaatsen en/of bouwpercelen;
- e. moderniseren en eventueel toevoegen van voorzieningen;
- f. aanbrengen van een heldere groenstructuur afgestemd op de landschappelijke en ecologische waarde uit de omgeving;
- g. verbeteren algemene onderhoud van het terrein;
- h. ordenen van parkeergelegenheid;
- i. verbeteren van de brandveiligheid
1.40 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.41 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.42 nevenfunctie
activiteiten die in ruimtelijk opzicht, functioneel of anderszins ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bestemmings- of bouwvlak.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.44 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van gesloten dak.
1.45 permanente bewoning
het gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het
bepaalde in de artikelen24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente
Oisterwijk en het gebruik van het gebouw als hoofdwoonverblijf.
1.46 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.47 recreatiebedrijf
een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie tot doel heeft.
1.48 recreatieve poort
de ingang van een natuur- en bosgebied, bestaande uit een terrein waar de bezoeker de auto kan parkeren, informatie over het gebied kan zien en/of krijgen en vervolgens te voet of per fiets of per paard het gebied kan gaan verkennen, met de daarbijbehorende startplaatsen van diverse typen wandel- en fietsroutes, alsmede een horecavoorziening en parkeermogelijkheden.
1.49 recreatief nachtverblijf
nachtverblijf door één of meerdere personen in een kampeermiddel en/of bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoning en die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.50 recreatiewoning
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.51 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.52 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
1.53 standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel en/ of voor bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf inclusief de bij dat middel behorende ondergeschikte onderkomens en deze mogen gedurende het gehele jaar aanwezig zijn en gebruikt worden.
1.54 standplaatsgrens
een grens van een standplaats.
1.55 standplaatsgrootte
de oppervlakte van een standplaats.
1.56 perceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.57 verblijfsrecreatie
het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.
1.58 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.59 woning
een hoofdgebouw met daarbij behorende bijgebouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.60 zomerseizoen
de periode van 1 maart tot 15 november.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van andere bouwwerken
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': voor verblijfsrecreatie in een recreatiewoning;
- c. centrale voorzieningen voor gezamenlijk gebruik ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
- d. spel-, sport- en speelvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen;
- f. kampeermiddelen voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder d voor het toestaan van een hogere goot en/of bouwhoogte met inachtneming van het volgende:
- a. de goot en/of bouwhoogte mag ten hoogste met 1 m worden verhoogd;
- b. de bebouwing dient aan te sluiten bij de bebouwingselementen uit de omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Natuur - Attentiegebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Natuur - Attentiegebied aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de natte natuurparel.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
7.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvak;
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil; - b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
- c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
- a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels;
- b. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor afwijken van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
8.2 Waarborgen voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
9.2 Wijzigen naar natuurdoeleinden
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' de bestemming van de gronden wijzigen in natuur met in achtneming van het volgende:
- a. de wijziging dient in één keer voor het gehele gebied te worden toegepast;
- b. voor het wijzigen naar natuurdoeleinden gelden de volgende regels:
- 1. een verzoek tot wijziging dient vergezeld te gaan van een inrichtingsplan;
- 2. wijziging wordt slechts toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven door de natuurbeheerder;
- c. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan dat:
- 1. is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie;
- 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- 3. inzicht is verkregen in de geluidsbelasting op de gevels;
- 4. de wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen mag hebben voor het waterbeheer en indien nodig voldoende extra waterberging wordt gerealiseerd.
Artikel 10 Overige Regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- 2. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan Rosepdreef 2.
Bijlage 1 Landschappelijk Inrichtingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan
Bijlage 1 Ondernemingsplan, Klein Ader.
Bijlage 1 Ondernemingsplan, Klein Ader.
Bijlage 2 Onderzoek Naar Beschermde Soorten In Het Plangebied Klein Ader Te Oisterwijk, Ecologisch Adviesbureau Cools, Dd Maart 2019
Bijlage 3 Toelichting Aerius-berekening, Dd 24 Januari 2020
Bijlage 3 Toelichting AERIUS-berekening, dd 24 januari 2020
Bijlage 4 Aanmeldnotitie Mer, Dd 24 Januari 2020
Bijlage 4 Aanmeldnotitie mer, dd 24 januari 2020
Bijlage 5 Standaardverantwoording Groepsrisico Omwb
Bijlage 5 Standaardverantwoording groepsrisico OMWB