KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
Artikel 4 Bedrijf - 2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Leiding - Gas
Artikel 12 Leiding - Riool
Artikel 13 Waarde - Archeologie
Artikel 14 Waterstaat - Waterhuishoudkundige En/of Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel

Bedrijventerrein Everdenberg Oost

Bestemmingsplan - gemeente Oosterhout

Vastgesteld op 21-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Everdenberg Oost' met identificatienummer NL.IMRO.0826.BSPeverdenoost-VA02 van de gemeente Oosterhout.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aan huis verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep op zakelijk, administratief, juridisch, financieel, therapeutisch, (para-)medisch, cosmetisch, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dan wel de uitoefening van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, voor zover deze behoren tot de milieucategorie 1 of 2, zoals bepaald in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een daarmee qua aard en invloed op de omgeving vergelijkbare activiteit, waarbij de uitoefening in of bij een woning wordt uitgeoefend.

achtergevelrooilijn:

de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak.

ambulante handel:

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, op een openbare en in de open lucht gelegen locatie, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

autodemontagebedrijf:

een bedrijf gericht op het demonteren / uit elkaar halen van gemotoriseerde voertuigen.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bed & breakfast:

een voorziening in een (bedrijfs)woning, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid.


bedrijf:

een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, herstellen en/of vervoeren van goederen.

bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

bedrijfsperceel:

een bouwperceel dat in gebruik is voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

bedrijfswoning:

een woning, bij een (agrarisch) bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of die instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt.

begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

bestaand(e situatie):

  • ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals legaal aanwezig of in uitvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing, die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  • ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en/of opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.


bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

dakopbouw:

een opbouw op een deel van een hellend dak, waarmee de goot- en/of bouwhoogte van het gebouw wordt verhoogd.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop) het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat postorderbedrijven en daarmee vergelijkbare internetwinkels niet worden aangemerkt als detailhandel, tenzij ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact.

dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen wordt het dak, die bestaat uit:

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB, onderscheidenlijk 35 dB(A);

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bij het bedrijf horende bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus e.d.).

evenement

al of niet periodiek terugkerende en / of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gastouderschap:

kinderopvang op het woonadres van een gastouder of de ouder(s) die tot stand komt door bemiddeling van een gastouderbureau en die betrekking heeft op ten hoogste 6 kinderen, naast eventuele eigen kinderen van de gastouder.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

geluidgevoelig object:

  1. woningen;

  2. onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven, met uitzondering van die delen van gebouwen die niet kunnen worden aangemerkt als verblijfsruimten zoals gedefinieerd in artikel 1.1 onder d van het Besluit geluidhinder; en

  3. standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

geluidzone van een industrieterrein:

zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

gevellijn:

geometrisch bepaald figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels eisen worden gesteld aan de positionering van de voorgevel van gebouwen.

gevelvlak:

het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.

groepsrisico:

de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf.

hogere waarde:

een door het bevoegd gezag vast te stellen maximale waarde voor de toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is.

hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt.

hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

horeca(bedrijf):

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie, doch met uitzondering van een seksinrichting.

huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen kamerbewoning tot ten hoogste 2 personen in een deel van het hoofdgebouw en/of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

internetwinkel:

het bedrijfsmatig via website's te koop aanbieden van goederen, alsmede het opslaan, verkopen en/of (af)leveren van deze goederen, waarbij de goederen niet ten verkoop worden uitgestald.

invloedsgebied:

gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

kantoor:

een gebouw of deel van een gebouw dat door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, met de daarbij behorende voorzieningen.


kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15º en maximaal 75º.

kinderdagverblijf:

een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen, niet zijnde gastouderschap.

kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat wordt aangemerkt als uiting van beeldende kunst.

kunstwerk:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen of Activiteitenbesluit een grenswaarde of toetsafstand voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor de toegestane bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik, gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten, dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d., zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor (tele)communicatie.

omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passen bij en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.


ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen voor verkeer en verblijf die ondergeschikt en gelieerd zijn aan de functies die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse zijn toegestaan, zoals in- en uitritten, langzaam verkeerspaden, onverharde paden, trottoirs en brandgangen. Hieronder worden in ieder geval geen wegen voor gemotoriseerd verkeer begrepen.

onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten.

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één wand.

peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

pickuppoint:

een locatie waar de consument via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een risicovolle inrichting of in de nabijheid van een buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute, waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf het openbaar toegankelijke gebied zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

risicovolle inrichting:

een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.


seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in elk geval worden verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.

speelvoorziening:

openbaar toegankelijke voorziening in de open lucht bestemd voor sport, spel, vermaak of ontspanning, niet zijnde een sportvoorziening waar georganiseerde sportbeoefening plaatsvindt, waaronder in ieder geval speeltuinen en trapveldjes worden verstaan.

sportvoorziening:

voorziening ten behoeve van de uitoefening van binnen- en/of buitensport (met uitzondering van maneges).

stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing in relatie tot de omgeving.

straatprostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten hiertoe te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.

uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, het laten uitvoeren of in uitvoering geven.

verkoopvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte van alle ruimten die voor een functie wordt gebruikt.

voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw staat en het verlengde daarvan.

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen die verband houden met de afwikkeling van het verkeer en/of met het verblijfskarakter van de openbare ruimte, zoals wegen, straten, pleinen, langzaam verkeerspaden, inclusief daarbij behorende inrichtingselementen.


vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang, alsmede voorzieningen voor waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden en beschoeiingen.

winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel en/of showroom.

wonen:

het bewonen van een woning.

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

woonunit:

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning.

zeer kwetsbaar object:

een gebouw dat specifiek is bedoeld voor het verblijf van groepen personen met een beperkte zelfredzaamheid, zoals zieken, ouderen, gehandicapten en minderjarigen, waaronder in ieder geval wordt verstaan een ziekenhuis, een zorginstelling, een gebouw voor onderwijs voor minderjarigen, een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal, een buitenschoolse opvang en een justitiële inrichting.

zelfstandige woonruimte:

een woning met een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, waarbij de wasgelegenheid, kookgelegenheid en het toilet niet worden gedeeld met andere bewoners.

zijstrook:

de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens, over de volledige diepte van het bouwperceel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstanden:

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

diepte van een gebouw:

  • horizontale diepte:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

  • verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer.

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergronds bouwen wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder:

  1. de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' (b≤3.2);

met inbegrip van:

  • risicovolle inrichtingen;

  1. ten dienste van de bedrijven als bedoeld onder a:

  1. ondergeschikte kantoren;

  2. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;

  3. opslag en uitstalling;

  4. erven en verhardingen;

  5. laden, lossen en parkeren;

  1. groenvoorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verkeer uitgesloten' geen ontsluitingswegen zijn toegestaan;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. andere bijbehorende voorzieningen, waaronder reclamemasten, energievoorzieningen en installaties voor telecommunicatie.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, onderlinge afstanden, afmetingen en hoofdvorm van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c en een lager bebouwingspercentage toestaan, mits:

  1. de afwijking noodzakelijk is vanwege de bedrijfsuitoefening of vanwege van een gefaseerde realisering van de bebouwing;

  2. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld.

  1. het bepaalde in lid 3.2.1 sub d en een bebouwingspercentage van maximaal 90% toestaan, mits:

  1. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;

  2. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte om de parkeerbehoefte van het bedrijf op te vangen. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 21.2.

  1. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a en lid 3.2.3 sub b ten behoeve van het bouwen van gebouwen, overkappingen of bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, die ten dienste staan van het bedrijfsproces tot een bouwhoogte van 25 m, mits:

  1. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; en met dien verstande dat:

  2. van deze afwijkingsmogelijkheid geen gebruik kan worden gemaakt op de gronden waar voor gebouwen een maximum bouwhoogte van 12 meter is toegestaan.

  1. het bepaalde in lid 3.2.3 sub c ten behoeve van het bouwen van silo's, kranen en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van 50 m, mits:

  1. de afwijking noodzakelijk is vanwege de bedrijfsuitoefening;

  2. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; en met dien verstande dat:

  3. van deze afwijkingsmogelijkheid geen gebruik kan worden gemaakt op de gronden waar voor gebouwen een maximum bouwhoogte van 12 meter is toegestaan.

  1. het bepaalde in lid 3.2.3 sub f voor het bouwen van reclamemasten tot een bouwhoogte van maximaal 30 m, mits:

  1. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; en met dien verstande dat:

  2. van deze afwijkingsmogelijkheid geen gebruik kan worden gemaakt op de gronden waar voor gebouwen een maximum bouwhoogte van 12 meter is toegestaan.

  1. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b en c en lid 3.2.3 sub b en c ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot een bouwperceelgrens, mits:

  1. de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is;

  2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

  1. het bepaalde in lid 3.2.2 sub d ten behoeve van het bouwen van gebouwen achter de aanduiding 'gevellijn', mits:

  1. de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is;

  2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder:

  1. de milieucategorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' (b≤2);

met uitzondering van:

  • risicovolle inrichtingen;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuiterij' (sb-as) tevens een autospuiterij met SBI-code 45204.C uit milieucategorie 3.1;

  2. ten dienste van de bedrijven als bedoeld onder a en b:

  1. ondergeschikte kantoren;

  2. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;

  3. opslag en uitstalling;

  4. erven en verhardingen;

  5. laden, lossen en parkeren;

  6. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning' (bw);

  1. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  1. groenvoorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. andere bijbehorende voorzieningen, waaronder reclamemasten, energievoorzieningen en installaties voor telecommunicatie.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, onderlinge afstanden, afmetingen en hoofdvorm van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 4.2.1 sub b en een lager bebouwingspercentage toestaan, mits:

  1. de afwijking noodzakelijk is vanwege de bedrijfsuitoefening of vanwege van een gefaseerde realisering van de bebouwing;

  2. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld.

  1. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en een bebouwingspercentage van maximaal 90% toestaan, mits:

  1. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;

  2. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte om de parkeerbehoefte van het bedrijf op te vangen. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 21.2.

  1. het bepaalde in lid 4.2.2 sub a en lid 4.2.3 sub d voor het toestaan van een grotere goothoogte voor bedrijfsgebouwen, overkappingen ten dienste van de bedrijfsvoering en de bedrijfswoning, mits:

  1. de maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden;

  2. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. inritten, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  4. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  5. geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. opstelplaatsen voor hulpvoertuigen;

alsmede voor:

  1. de instandhouding en bescherming van een waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging' (wb) met een minimale bergingscapaciteit van 6.750 m3;

  2. de instandhouding en bescherming van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  3. de realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap, overeenkomstig de in bijlage 2 opgenomen 'Investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit Everdenberg Oost'.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het stedenbouwkundig beeld wordt niet in onevenredige mate geschaad;

  2. het aanleggen van parkeervoorzieningen is noodzakelijk is vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;

  3. de aanleg van de parkeervoorzieningen heeft geen zodanige invloed op de aanwezige groenvoorziening, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;

  4. er wordt rekening gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;

  2. extensief recreatief medegebruik;

  3. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  1. de instandhouding en bescherming van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'.

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;

  2. inritten;

  3. parkeren.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.3 voor het parkeren van motorvoertuigen voor de voorgevel van een woning, mits:

  1. het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;

  2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg niet wordt verminderd.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);

  2. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. kunstobjecten;

  5. kunstwerken;

  6. speelvoorzieningen;

  7. geluidwerende voorzieningen;

  8. straatmeubilair;

  9. groenvoorzieningen;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen door het toekennen van een bestemming die agrarisch grondgebruik toestaat, indien blijkt dat (een gedeelte van) deze gronden niet nodig is voor de aanleg van de ontsluitingsweg van Everdenberg Oost en het agrarisch gebruik van de gronden gehandhaafd kan blijven.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  2. een natte ecologische verbindingszone;

  3. oevervoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder c voor het bouwen van een dakopbouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak;

  3. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een kapconstructie;

  4. de maximaal toegestane bouwhoogte wordt niet overschreden;

  5. de breedte van de dakopbouw bedraagt niet meer dan 2/3 van de breedte van het dakvlak.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.3 onder b voor een grotere bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.3 onder c voor het bouwen van een vrijstaand gebouw of een vrijstaande overkapping in de vrij van gebouwen en overkappingen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;

  2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. lid 10.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van een woning staat, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;

  2. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. er zijn geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van de in tabel 11.1a genoemde gevaarlijke stoffen, met daarbij behorende diameter en maximale werkdruk, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’ met de bijbehorende belemmeringenstrook.

Tabel 11.1a

Leiding

Product

Buitendiameter

(inch)

Maximale werkdruk

(bar)

leiding - gas 1

aardgas (droog)

6

40

leiding - gas 2

aardgas (droog)

8

40

De afstand, waarop het plaatsgebonden risico 10-6/jaar bedraagt en het invloedsgebied vanwege de betreffende buisleiding, mogen de in tabel 11.1b aangegeven afstanden van het hart van de buisleiding niet overschrijden, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is opgenomen, in welk geval de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar die aanduiding niet mag overschrijden.

Tabel 11.1b

Leiding

Plaatsgebonden risico

van 10-6/jaar (m)

Invloedsgebied

groepsrisico (m)

leiding - gas 1

0

70

leiding - gas 2

0

100

De in dit artikel opgenomen regels gaan voor op de overige regels in dit bestemmingsplan, voor zover er strijdigheid is tussen die regels.

11.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. In de belemmeringenstrook mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.

11.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 sub a, voor het oprichten van een gebouw in de belemmeringstrook, ten dienste van de buisleiding, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;

  2. de werking en veiligheid van de betrokken leiding niet worden geschaad.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de belemmeringenstrook, overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de werking en veiligheid van de betrokken leiding niet worden geschaad.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van rioolwater ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

De in dit artikel opgenomen regels gaan voor op de overige regels in dit bestemmingsplan, voor zover er strijdigheid is tussen die regels.

12.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de buisleiding mag niet meer bedragen dan 4 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels binnen de belemmeringenstrook

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 sub a, voor het oprichten van een gebouw ten dienste van de buisleiding, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;

  2. de werking van de betrokken leiding niet wordt geschaad;

  3. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. de werking van de betrokken leiding niet wordt geschaad;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m2;

  3. de bouw van een bouwwerk, dat kan worden gebouwd met graafwerkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,50 m en zonder heiwerkzaamheden.

13.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en).

  2. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager aan de hand van een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport heeft aangetoond, dat door de oprichting van het gebouw het archeologische bodemarchief niet wordt verstoord;

  3. Voor zover het oprichten van het in lid 13.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

  3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Waterstaat - Waterhuishoudkundige En/of Waterstaatkundige Functie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;

  2. waterwegen;

  3. voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;

  4. verhardingen ten behoeve van de waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige voorziening.

14.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer mag niet meer bedragen dan 4 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. de belangen van de waterweg niet worden geschaad;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterweg;

  3. het bouwwerk niet in strijd met de waterwet en het Binnenvaart Politieregelement.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Algemeen

Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.

16.2 Ondergronds bouwen

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 16.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw mits:

  1. de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;

  2. hierdoor de eventueel in het gebied aanwezige waarden en functies (conform de dubbelbestemmingen in de artikelen 11, 12, 13 en 14) niet onevenredig worden aangetast;

  3. er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;

  4. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  3. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede voor de groothandel in smart-, grow- en/of headproducten;

  5. het gebruik van gronden en gebouwen voor een belwinkel;

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 Geluidzone - industrie

18.2 Ecologische verbindingszone

18.3 Vrijwaringszone - vaarweg

18.4 Veiligheidszone - leiding

18.5 Veiligheidszone - invloedsgebied leiding

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – invloedsgebied leiding’ mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe zeer kwetsbare objecten worden gebouwd of in gebruik worden genomen.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages;

  2. van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;

  4. van de planregels en toestaan dat de binnen de diverse bestemmingen aangegeven begrenzing van de maatvoeringsaanduidingen voor maximale goot- en bouwhoogte wordt overschreden, waarbij een overschrijding van deze begrenzing van maximaal 5 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;

  5. van de planregels en toestaan dat nutsvoorzieningen en openbare voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:

  1. ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer tot niet meer dan 35 m;

  2. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m;

  3. ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m.

  4. ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan 35 m;

  5. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.

  2. van de planregels en toestaan dat de achtergevelrooilijn wordt overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 5 m is toegestaan, mits:

  1. er een tuindiepte van minimaal 10 m resteert;

  2. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn of het verlengde daarvan voor maximaal 50% mogen zijn bebouwd.

19.2 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning voor het afwijken, als bedoeld in lid 19.1 kan slechts worden verleend, indien:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 2' ten behoeve van de vestiging of oprichting van een bedrijf, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

  1. er mag geen sprake zijn van onevenredige milieueffecten voor de omringende percelen;

  2. de huidige woning mag worden gehandhaafd als bedrijfswoning bij het bedrijf;

  3. voor de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 4.

Artikel 21 Overige Regels

21.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

21.2 Parkeren

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan uitsluitend worden verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen; indien niet in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen wordt voorzien, wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw en in het geval van de functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  2. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.

  3. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het geldende, door de gemeenteraad op 15 december 2009 vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid, als neergelegd in de nota ‘Stilstaan in de toekomst; Parkeerbeleid op de middellange termijn (2020)’, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen. Indien dit parkeerbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;

  4. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder 1 en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder 2 dienen in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwen

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Everdenberg Oost.