Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 2022
Bestemmingsplan - gemeente Oosterhout
Ontwerp op 13-11-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel A Begrippen
A.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 2023 met identificatienummer NL.IMRO.0826.BSPherzbg2023-ON01 van de gemeente Oosterhout;
A.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
A.3 moederplan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)', vastgesteld door de raad van de gemeente Oosterhout op 8 juli 2014, inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), Reparatie-herziening 2016', vastgesteld door de raad van de gemeente Oosterhout op 19 april 2016' en inclusief de volgende parapluherzieningen:
-
'Paraplu-herziening Parkeren Oosterhout 2018', vastgesteld op 3 juli 2018;
-
'Parapluherziening geluidzones bedrijventerreinen 2022', vastgesteld op 31 januari 2023.
Artikel B Toepassingsbereik
B.1 Toepassingsverklaring
Op alle gronden die deel uitmaken van het plangebied van dit plan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), Reparatie-herziening 2016' en inclusief de parapluherzieningen 'Paraplu-herziening Parkeren Oosterhout 2018' en 'Parapluherziening geluidzones bedrijventerreinen 2022' van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in B.2.
B.2 Partiële herziening van het moederplan
Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het moederplan. Het moederplan wordt als volgt gewijzigd.
-
De verbeelding van het moederplan wordt als volgt gewijzigd:
-
waar in dit plan aan gronden een enkelbestemming is gegeven, wordt het betreffende gedeelte van de verbeelding van het moederplan vervangen door het betreffende gedeelte van de verbeelding van dit plan;
-
waar in dit plan aan gronden geen enkelbestemming is gegeven, maar uitsluitend een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding, wordt deze dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding toegevoegd aan de verbeelding van het moederplan;
-
de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen worden, inclusief de binnen de dubbelbestemmingen opgenomen hartlijnen voor leidingen, verwijderd van de verbeelding van het moederplan:
-
Leiding - Gas;
-
Leiding - Hoogspanning;
-
Leiding - Olie;
-
Leiding - Riool;
-
Leiding - Water;
-
Veiligheidszone - leiding;
-
de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' wordt verwijderd van de verbeelding van het moederplan en wordt vervangen door de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zoals opgenomen op de verbeelding van dit plan;
-
Voor het overige blijft de verbeelding van het moederplan ongewijzigd van toepassing.
-
De regels van het moederplan worden als volgt gewijzigd:
-
de tekstdelen die in hoofdstuk 2 van dit plan in rood zijn weergegeven, worden toegevoegd aan de regels van het moederplan;
-
de tekstdelen die in hoofdstuk 2 van dit plan in rood zijn weergegeven en zijn doorgehaald, worden verwijderd uit de regels van het moederplan;
-
waar artikelen, leden of subleden aan de regels van het moederplan worden toegevoegd of daaruit worden verwijderd, worden de daarop volgende artikelen, leden of subleden hernummerd en worden de verwijzingen naar deze artikelen, leden of subleden overeenkomstig aangepast;
-
voor het overige blijven de regels van het moederplan ongewijzigd van toepassing.
B.3 Relatie met inpassingsplan 'Zuid-West 380 kV Oost'
Het inpassingsplan 'Zuid-West 380 kV Oost', vastgesteld door de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op 12 juli 2022, blijft ongewijzigd van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind) van de gemeente Oosterhout;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.BSPbuitengeb2013-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een daarbij behorend bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen kapsalons zijn toegestaan en geen detailhandel (waaronder een showroom of afhaalpunt c.q. logistieke functie (internethandel) of vergelijkbare functies) is toegestaan. Wel is toegestaan detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit uit de uitoefening van het betrokken aan huis verbonden beroep of het hebben van een kantoorfunctie als onderdeel van een internethandel;
1.4 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van activiteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aaneengebouwde woning:
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
1.5 aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf:
de uitoefening van een beroep op zakelijk, administratief, juridisch, financieel, therapeutisch, (para-)medisch, cosmetisch, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dan wel de uitoefening van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, voor zover deze behoren tot de milieucategorie 1 of 2, zoals bepaald in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een daarmee qua aard en invloed op de omgeving vergelijkbare activiteit, waarbij de activiteit in of bij een woning wordt uitgeoefend.
1.6 achtergevelrooilijn:
de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een deel van de (bedrijfs)woning of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning, dat qua ligging een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met die woning en waarin een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;
1.8 agrarisch-technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking, zoals grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven, veetransport- en veehandelsbedrijven;
1.9 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking, zoals hoveniersbedrijven, dierenpensions en kennels, hondenfokbedrijven, dierenklinieken (groot- en kleinvee) en instellingen voor agrarisch proefonderwijs;
1.10 ambulante handel
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, op een openbare en in de open lucht gelegen locatie, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.11 archeologische waarden:
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
1.13 bed & breakfast:
een voorziening in een (bedrijfs)woning of bij de (bedrijfs)woning behorende bijbehorende bouwwerken, dan wel als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt dus niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid of overnachting in afwachting van een nieuwe woning;
1.14 bedrijf:
een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, herstellen en/of vervoeren van goederen;
1.15 bedrijfsactiviteiten
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.17 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven (waaronder recreatiewoningen, stacaravans en kampeermiddelen) daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;
1.18 bedrijfswoning:
een woning bij een bedrijf, bestemd voor de huisvesting van één huishouden
waarvan minimaal één persoon op dat bedrijf werkzaam is;
een woning, bij een bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt;
1.19 beperkt kwetsbaar object:
een object als gedefinieerd zoals gehanteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.20 bestaand(e situatie):
a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig of in uitvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een verleende en inwerkinggetreden omgevingsvergunning; vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en/of opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.24 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.25 boringvrije zone:
gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende
pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken, een aaneengesloten slecht doorlaatbare
laag bevindt;
1.26 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwlaag:
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk, dat geen gebouw is;
1.33 boveninsteek oever:
de bestaande snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;
1.34 camperplaats:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen in de vorm van campers/kampeerauto's ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en daaraan gelieerde en (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikte vormen van dagrecreatie;
1.35 criteria voor grondgebondenheid:
criteria om te bepalen of een veehouderij grondgebonden is, zoals opgenomen in nadere regels die door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger;
1.36 cultuur en ontspanning:
voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals (kook)ateliers, sauna’s, musea, galeries, creatieve en culinaire workshops en yogastudio’s. Hieronder worden niet verstaan speelautomatenhallen;
1.37 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.38 dagrecreatie:
activiteiten overdag ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.39 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.40 dakopbouw:
een opbouw op een deel van een hellend dak, waarmee de goot- en/of bouwhoogte van het gebouw wordt verhoogd;
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat postorderbedrijven, en daarmee te vergelijken internethandel, flitsbezorgdiensten of darkstores (al dan niet met een baliefunctie) niet worden aangemerkt als detailhandel, tenzij ter plaatse de goederen ten verkoop worden uitgestald, en er sprake is van fysiek klantcontact, en minimaal 50% van de totale oppervlakte in gebruik is als verkoopvloeroppervlak, geheel toegankelijk voor klanten;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; internethandel zonder de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt is hieronder niet begrepen;
1.42 dienstverlening:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, bank, postkantoor, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.43 dierenverblijf:
een gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;
1.44 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen het dak, die bestaat uit:
a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.45 ecologische verbindingszone:
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden met als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;
1.46 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.47 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bij het bedrijf horende bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus e.d.);
1.48 extensief dagrecreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijkedagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals vogelobservatie, wandelen, fietsen, mountainbiken, picknicken, kanoën en survivaltochten, waarbij (m.u.v. e-bikes) geen gebruik wordt gemaakt van gemotoriseerde voertuigen, en die niet bedrijfsmatig van aard is en qua omvang en ruimtelijke uitstraling, ondergeschikt is aan de overige, ingevolge de bestemmingsomschrijving toegestane gebruiken en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende, al dan niet in combinatie met extensieve dagrecreatieve voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.;
1.49 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.50 garagebedrijf:
een bedrijf, dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, en/of onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
1.51 gastouderschap:
kinderopvang die plaatsvindt op het woonadres van een gastouder, met een ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.52 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met meer dan twee wanden omsloten ruimte vormt;
1.53 geluidsgevoelige objecten:
een geluidgevoelig object als aangewezen bij en krachtens de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer;
woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;
1.54 geluidgevoelige ruimte:
een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m²;
1.55 geluidzone van een industrieterrein:
een zone als bedoeld in art. 40 Wet geluidhinder;
1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur (in casu het Besluit omgevingsrecht) aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.57 gemeenschapshuis:
een gebouw, dat gebruikt mag worden voor sociale en culturele activiteiten;
1.58 geomorfologisch:
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;
1.59 geschakelde woning:
een woning, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van bijbehorende bouwwerken geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel;
1.60 gestapelde woning:
een woning in een gebouw waarin zich meerdere boven elkaar gelegen zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden;
1.61 gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit één gebouw, waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden;
1.61 gevaarlijke stof bij buisleidingen:
gevaarlijke stof als bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
1.62 gevaarlijke stof bij inrichtingen:
gevaarlijke stof als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.63 gevaarlijke stof bij transportroutes voor gevaarlijke stoffen:
gevaarlijke stof als bedoeld in het Besluit externe veiligheid transportroutes;
1.64 gevel:
bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.65 gevelvlak:
het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden;
1.66 gevoelig object:
een woning of een ander gebouw waarin kinderen langdurig verblijven, waaronder een school, een crèche en een kinderdagverblijf;
1.67 glastuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
1.68 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een gebouw bestemd voor recreatief dag- en nachtverblijf verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
1.69 groepsrisico:
de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute plaatsvindt waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.70 grondgebonden agrarisch bedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, waaronder een productiegerichte paardenhouderij;
1.71 grondgebonden veehouderij:
veehouderij, waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie; hieronder valt in ieder geval niet de intensieve veehouderij;
1.72 grondgebonden woning:
een woning die rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein;
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg;
1.73 grondwaterbeschermingsgebied:
gebied waarbinnen het grondwater, afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied, een
periode van 25 of 100 jaar nodig heeft om de pompputten voor waterwinning te bereiken;
1.74 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen ofdan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf; voor gebruik / verbruik in een andere bedrijfsactiviteit;
1.75 hogere grenswaarden:
een maximale waarde voor geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.75 hogere waarde:
ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is.
1.76 hoofdfunctie:
de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt;
1.77 hervestiging agrarisch bedrijf:
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;
1.78 hobbymatig:
het uitoefenen van activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor de verleende diensten of geleverde productengebruik;
1.79 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.80 horeca:
het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie, doch met uitzondering van een seksinrichting, onderscheiden in de volgende horecacategorieën:
1. horecacategorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)-restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een zelfstandig maaltijdafhaalcentrum;
2. horecacategorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
3. horecacategorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;
4. horecacategorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek;
1.81 houtgewas:
bomen, struiken, houtopstanden, boomgaarden, knotbomen, singels en houtwallen;
1.82 houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;
1.83 hoveniersbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen en eventueel ten dienste daarvan planten en siergewassen kweekt, en als onderdeel van zijn aanleg en onderhoudswerkzaamheden verkoopt, waarbij er geen sprake is van verkoop, uitstalling of levering ter plaatse;
1.84 huishouden:
de leefvorm of samenlevingsvorm van één of meer personen die in vast verband samenleven, en waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;
1.85 huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.86 industrieterrein:
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
1.87 (inpandige) statische opslag:
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd (niet-)agrarisch bedrijf;
1.88 intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, konijnen-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, niet zijnde een slakkenkwekerij, viskwekerij of een insectenkwekerij (zoals een wormenkwekerij);
1.89 internethandel:
het bedrijfsmatig via websites te koop aanbieden van goederen, alsmede het opslaan, verkopen en/of (af)leveren van deze goederen, waarbij de goederen niet ten verkoop worden uitgestald en er ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact, en minder dan 50% van de totale oppervlakte in gebruik is als verkoopvloeroppervlak, geheel toegankelijk voor klanten.
1.90 invloedsgebied:
gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico;
1.91 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning, gericht op langdurige huisvesting van meer dan één huishouden in één woning, niet zijnde een niet-langdurige vorm van huisvesting zoals een hotel, bed & breakfast of een andersoortige logiesfunctie;
1.92 kampeerboerderij:
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief dag- en nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;
1.93 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto/camper of tourcaravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen worden gebruikt voor recreatief dag- en nachtverblijf; geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;
1.94 kampeerplaats:
standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;
1.95 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en daaraan gelieerde en (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikte vormen van dagrecreatie;
1.96 kantoorvoorziening:
een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;
1.97 kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
1.98 kinderdagverblijf:
een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen, niet zijnde gastouderschap.
1.99 kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat wordt aangemerkt als uiting van beeldende kunst;
1.100 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.101 kwetsbaar object:
een object als gedefinieerd zoals gehanteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.102 landschappelijke inpassing:
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting;
1.103 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.104 langzaam verkeer:
weggebruikers die zich slechts met een geringe of beperkte snelheid plegen voort te bewegen, zoals voetgangers, geleiders-berijders van een dier, scootmobielbestuurders, fietsers, e-bikebestuurders en bromfietsers.
1.105 lawaaisport:
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;
1.106 legaal:
in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.107 loon(werk)bedrijf:
een bedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - diensten verleent aan agrarische bedrijven, onder andere in verband met de bodemcultuur, of ter uitvoering van grondwerkzaamheden;
1.108 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, openbare dienstverlening, volksgezondheid (medisch en paramedisch), zorginstellingen, cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen, al dan niet met ondergeschikte horeca en detailhandel;
1.109 manege:
een dagrecreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;
1.110 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere deskundige kan worden aangetoond;
1.111 minder zelfredzame personen:
bijzonder kwetsbare personen, zoals zieken, ouderen, gehandicapten en minderjarigen, als bedoeld in het kader van de evacuatie van personen vanwege externe veiligheid;
1.112 monument:
a. een rijksmonument zoals aangewezen krachtens de Erfgoedwet en ingeschreven in het rijksmonumentenregister; en
b. een gemeentelijk monument zoals aangewezen krachtens de Erfgoedverordening Oosterhout 2015 of diens rechtsopvolger en geregisteerd op de gemeentelijke monumentenlijst;
1.113 nadere regels zorgvuldige veehouderij:
regels over de inzet van maatregelen die bijdragen aan de ontwikkeling naar zorgvuldige veehouderij, zoals opgenomen in nadere regels die door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger;
1.114 natuurkampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of het plaatsen of geplaatst houden van kleinschalige recreatieve onderkomens (zoals trekkershutten, blokhutten, tipi's en boomhutten) ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en daaraan gelieerde en (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikte vormen van dagrecreatie, waarbij het terrein een extensief karakter heeft en het recreatief dag- en nachtverblijf plaatsvindt in samenhang met (de ontwikkeling van) natuur op het terrein of in de directe omgeving daarvan;
1.115 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.116 nevenactiviteiten:
het door de eigenaar/exploitant van het ter plaatse gevestigde bedrijf ontplooien van activiteiten bij de hoofdfunctie van de bestemming die niet rechtstreeks de uitoefening van de bedrijfsvoering betreffen, die ingevolge de geldende bestemming is toegestaan, maar wel daaraan (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt zijn;
1.117 niet-zelfstandige woonruimte:
een woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een persoon of huishouden kan worden bewoond, zonder dat deze daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen - zoals sanitair, kookgelegenheid, wasgelegenheid - buiten die woonruimte;
1.118 nieuwvestiging agrarisch bedrijf:
projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak, dan wel het splitsen van een bouwvlak in twee of meerdere bouwvlakken;
1.119 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
een gebruik, gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten, dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.120 nutsvoorzieningen:
gebouwde voorzieningen en leidingen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gase.d., zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor (tele)communicatie;
1.121 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.122 omschakeling:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene (agrarische) bedrijfsvorm naar een andere (agrarische) bedrijfsvorm, dan wel het overstappen van een (niet)-agrarisch bedrijfsmatig gebruik naar een niet bedrijfsmatig gebruik;
1.123 onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten;
1.123 ondergeschikte detailhandel:
detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passend zijn bij en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;
1.124 ondersteunende horeca:
horeca, welke (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt en gelieerd is aan de functie die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse is toegestaan;
1.125 onversterkte muziek:
muziek die niet elektronisch wordt versterkt;
1.126 overig niet-grondgebonden bedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, niet zijnde een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, maar ook slakkenkwekerijen, viskwekerijen en insectenkwekerijen (zoals een wormenkwekerij);
1.127 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal een wand;
1.128 paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander natuurlijk materiaal en al dan niet voorzien van een omheining;
1.129 paardenhouderij:
hierbij wordt een onderscheid gemaakt in:
a. productiegericht:
een grondgebonden agrarisch bedrijf dat zich richt op het produceren van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven, paarden- en ponyfokbedrijven, africhtings- en trainingsstallen, africhtingsbedrijven e.d., al dan niet een combinatie van vorenstaande of in combinatie met handelstallen;
b. productiegericht:
-
een semi-agrarisch bedrijf in de vorm van pensionstalling;
-
een sportbedrijf in de vorm van een manege;
1.130 peil:
-
voor een op een perceel aanwezig bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een op een perceel aanwezig bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
d. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil / of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.131 permanente bewoning:
bewoning door een persoon of door een groep personen als hoofdverblijf dan wel als vaste woon- of verblijfplaats;
1.132 paardenpension/pensionstalling:
het stallen en weiden van paarden van derden;
1.133 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een risicovolle inrichting of in de nabijheid van een buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of ter plaatse van de buisleiding of transportroute, waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.134 plasbrandaandachtsgebied
een gebied waar bij het realiseren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten rekening dient te worden gehouden met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
1.135 plattelandswoning:
een woning bij een agrarisch bedrijf, zijnde een voormalige agrarische bedrijfswoning, die mag worden bewoond door één huishouden waarvan niemand werkzaam is op het agrarisch bedrijf, en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het agrarische bedrijf waarvan de woning voorheen deel uitmaakte;
een bij een bedrijf behorende woning die als bedrijfswoning en/of door een derde bewoond mag worden, in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.136 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen;
1.137 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf het openbaar toegankelijke gebied zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen;
1.138 recreatief dag- en nachtverblijf:
verblijf inclusief overnachting, door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben, al dan niet door een wisselend publiek, dat voor een korte periode ter plaatse met een recreatieve doelstelling plaatsvindt verblijft; hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid of overnachting in afwachting van een nieuwe woning;
1.139 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.140 recreatieterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, het plaatsen of geplaatst houden van stacaravans en/of het bouwen van recreatiewoningen, ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en daaraan gelieerde en (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikte vormen van dagrecreatie;
1.141 recreatiewoning recreatieverblijf:
een gebouw dat dient als voor recreatief dag- en nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan;
1.142 risicovolle inrichting:
een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
een inrichting, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.143 ruimtelijke ontwikkeling:
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;
1.144 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.145 semi-agrarisch bedrijf:
een agrarisch verwant bedrijf en/of een agrarisch-technisch hulpbedrijf;
1.146 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.147 speelvoorziening:
openbaar toegankelijke voorziening in de open lucht bestemd voor sport, spel, vermaak of ontspanning, niet zijnde een sportvoorziening waar georganiseerde sportbeoefening plaatsvindt, waaronder in ieder geval speeltuinen en trapveldjes worden verstaan;
1.148 sportvoorziening:
voorziening ten behoeve van de uitoefening van binnen- en/of buitensport (met uitzondering van maneges);
1.149 stacaravan:
een kampeermiddel bouwwerk voor recreatief dag- en nachtverblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.150 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa’s, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing in relatie tot de omgeving;
1.151 steunvoorzieningen voor boom- planten- en fruitteelt:
teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienend voor de ondersteuning en (klim)geleiding van bomen, planten en struiken, waaronder begrepen boomteeltstokken en constructies van palen en draad voor het geleiden van (sier)bomen, fruitdragende planten en wijnranken;
1.152 stikstofneutraal:
geen toename van stikstofemissie;
1.152 straatprostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten hiertoe te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.
1.153 streekeigen producten:
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;
1.154 teeltondersteunende kassen:
een agrarisch bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, ter ondersteuning van grondgebonden teelten. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen, welke gelijk of hoger zijn dan 1,5 meter, worden beschouwd als een kas;
1.155 teeltondersteunende voorziening:
een ondersteunende voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van een overwegend grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, gericht op het telen van (sier)gewassen (zoals tuinbouw, boomteelt of sierteelt) en wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden en/of de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Teeltondersteunende voorzieningen kunnen zowel een gebouw als een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zijn. Te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
a. laag/tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte lager dan of gelijk aan 1,5 m, welke niet langer dan 6 maanden per jaar aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
b. hoog/tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte hoger dan 1,5 m, welke niet langer dan 6 maanden per jaar aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
c. permanent: teeltondersteunende voorzieningen welke 6 maanden per jaar of langer aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
d. teeltondersteunende kassen.
Vraathekken (zoals boomteelthekken) en veekeringen worden niet gezien als teeltondersteunende voorzieningen;
1.156 toename van stikstofdepositie:
Er is sprake van een toename van stikstofdepositie indien de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie afkomstig van de gronden enbouwwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan:
a. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) ten gevolge van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot dat agrarisch bedrijf; dan wel
b. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) die in overeenstemming is met:
1. een ten tijde van de vaststelling van het plan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'Overzicht Wnb-toestemmingen';
2. een ten tijde van de vaststelling van het plan verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 'Overzicht Wnb-toestemmingen';
1.157 tuincentrum:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden, zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierbenodigdheden, diervoeding, seizoensartikelen in geval van kerstmarkt, paasmarkt, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen (tuinmeubilair), koffiecorner, eventueel in combinatie met kweek;
1.158 tunnel- of boog(kas):
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
1.159 twee-aaneengebouwde woning:
een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.160 uitvoeren:
uitvoeren, het doen uitvoeren, het laten uitvoeren of in uitvoering geven;
1.161 vakantieappartement:
deel van een gebouw welke blijvend is ingericht voor recreatief dag- en nachtverblijf, waarbij wordt verbleven in zelfstandige eenheden;
1.162 veehouderij:
agrarisch bedrijf, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
1.163 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief dag- en nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie / logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.163 verkooppunt motorbrandstoffen:
een verkoopplaats voor het uitoefenen van detailhandel in motorbrandstoffen en voor serviceverlening aan motorvoertuigen, waarbij detailhandel in andere goederen als nevenactiviteit van ondergeschikt belang en ondersteunende horeca in de categorie 1 en/of 2 is toegestaan.
1.164 verkoopvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.165 vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte van alle ruimten, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt worden gebruikt;
1.166 volkstuinen:
grond waarop hobbymatig, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;
1.167 volwaardig (agrarisch) bedrijf:
bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
1.168 voorgevel:
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, waarbij ingeval van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, wordt aangemerkt als voorgevel;
1.169 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.170 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
a. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.170 voorkeursgrenswaarde:
de standaard grenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelig
object of terrein bepaald bij of krachtens de Wet geluidhinder;
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.171 voorzieningen voor verkeer en verblijf:
voorzieningen die verband houden met de afwikkeling van het verkeer en/of met het verblijfskarakter van de openbare ruimte, zoals wegen, straten, pleinen, langzaam verkeerspaden, inclusief daarbij behorende inrichtingselementen.
1.172 vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;
1.173 vraathek:
een hek, bedoeld om wildvraat aan gewassen te voorkomen, in de regel gebruikt in de boom-, sier- en fruitteelt;en sierteelt;
1.174 vrijstaande woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen;
1.175 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen,
waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en
onderhoud van een watergang, alsmede voorzieningen voor waterafvoer, waterinfiltratie en
waterberging, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden en
beschoeiingen.
1.176 waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;
1.176 watergang:
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde sloot;
1.177 waterwingebied:
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater;
1.178 wonen:
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden, en ingeval de bewoning in een bedrijfswoning plaatsvindt, het huisvesten van niet meer dan één huishouden, waarvan minimaal één persoon werkzaam is bij het bedrijf waarvan de bedrijfswoning planologisch onderdeel uitmaakt;
1.179 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
1.180 woonunit:
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning;
1.181 woningsplitsing:
het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;
1.182 (woon)boerderij:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.183 zelfstandige woonruimte:
een woning met een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, waarbij de wasgelegenheid, kookgelegenheid en het toilet niet worden gedeeld met andere bewoners;
1.184 zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;
1.185 zijstrook:
de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens over de volledige diepte van het bouwvlak;
1.186 zorgvuldige veehouderij:
veehouderij, die door het treffen van maatregelen (onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier) ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving;
1.186 zorgwonen:
het bewonen van zorgwoningen, al dan niet in combinatie met gemeenschappelijke (zorg)voorzieningen;
1.187 zorgwoning:
een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning of wooneenheid.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstanden:
van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de hoogst gesitueerde spoorstaaf;
dakhelling:
de hoek gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
diepte van een gebouw:
-
horizontale diepte: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
-
verticale diepte: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan de tiphoogte van de molen;
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de tiphoogte van de windturbine;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken. Ondergrondse bouwdelen en dakkapellen worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt, en deze niet binnen de bestemming 'Natuur' en de aanduidingen 'overige zone - landschappelijke inpassing' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone/herstel watersysteem' is gelegen.
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 de bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 ondergeschikte bouwonderdelen:
Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
6.3.2 Omgevingsvergunning herbouw/verplaatsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Bedrijf - Semi Agrarisch
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
9.3.2 Omgevingsvergunning herbouw/verplaatsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.5, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
10.3.2 Omgevingsvergunning herbouw/verplaatsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in , teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
inritten;
-
voorzieningen voor langzaam verkeer;
-
sport- enspeelvoorzieningen; -
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
straatmeubilair;
-
kunstobjecten;
-
kunstwerken;
k. ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;
-
nutsvoorzieningen (met uitzondering van risicovolle inrichtingen);
l. (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
m. abri’s;
-
vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.1 voor het aanleggen van voorzieningen voor verkeer en verblijf (waaronder parkeren en inritten), met dien verstande dat:parkeervoorzieningen en overige voorzieningen voor verkeer en verblijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
het stedenbouwkundig beeld wordt niet in onevenredige mate geschaad;
-
het aanleggen van parkeervoorzieningen is noodzakelijk is vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
-
de aanleg van de parkeervoorzieningen heeft geen zodanige invloed op de aanwezige groenvoorziening, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate wordt beperkt;
-
er wordt rekening gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
a. het stedenbouwkundig beeld niet in onevenredige mate wordt geschaad;
b. de voorzieningen voor verkeer en verblijf (waaronder parkeren en inritten) noodzakelijk zijn uit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
c. de aanleg van de voorzieningen voor verkeer en verblijf (waaronder parkeren en inritten) geen zodanige invloed op de aanwezige groenstructuur mag hebben, dat deze groenstructuur daardoor onevenredig schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;
d. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en –kwantiteit);
e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt beperkt.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
12.3.2 Omgevingsvergunning herbouw/verplaatsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.5, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
13.3.2 Omgevingsvergunning herbouw/verplaatsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.5, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Maatschappelijk - Militair Terrein
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming en uitsluitend in de vorm van erfafscheidingen.
14.2.2 Maatvoering
De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 3 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Natuur
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Recreatie
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
16.3.2 Omgevingsvergunning herbouw/verplaatsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.8, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoning
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Sport
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.2 onder c., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
18.3.2 Omgevingsvergunning herbouw/verplaatsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.6, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Tuin
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;
-
inritten;
-
parkeren.
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 19.3 voor het parkeren van motorvoertuigen voor de voorgevel van een woning, met dien verstande dat:
-
het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;
-
geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg niet wordt verminderd.
Artikel 20 Verkeer
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
kunstwerken;
-
speelvoorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
straatmeubilair;
-
(horeca)terrassen;
j. ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;
-
tijdelijke bouwplaatsinrichting;
-
(voorzieningen voor) ambulante
detailhandel; -
nutsvoorzieningen (met uitzondering van risicovolle inrichtingen);
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Verkeer - Railverkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
ongelijkvloersekruisingen ten behoeve van wegen, straten en water; -
groenvoorzieningen;
-
kunstwerken;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
straatmeubilair;
-
nutsvoorzieningen (met uitzondering van risicovolle inrichtingen);
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Artikel 22 Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
-
een natte ecologische verbindingszone;
-
oevervoorzieningen;
-
steigers, aanlegplaatsen en gelijksoortige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen (met uitzondering van risicovolle inrichtingen);
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers, gelijksoortige voorzieningen en andere kunstwerken.
g. steigers, aanlegplaatsen en gelijksoortige voorzieningen;
h. behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Wonen
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1, onder e., teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
a. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
b. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
23.3.2 Omgevingsvergunning herbouw woning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.2, teneinde herbouw van de woning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
c. de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;
d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
23.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 24 Wonen - Landgoed
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Wonen - Lint
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 26 Leiding - Belemmeringenstrook
26.1 Bestemmingsomschrijving
-
De voor 'Leiding – Belemmeringenstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen of leidingen voor drinkwater, persleidingen voor afvalwater of rioolwater en hoogspanningslijnen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – A t/m T'.
-
Een buisleiding met de aanduiding 'hartlijn leiding – A t/m T' als bedoeld onder a. moet voldoen aan de specificaties in tabel 1.
Tabel 1: Leidingen
Nr | Tracé | Soort gevaarlijke stof | Buitendiameter (inch) | Belemmeringenstrook (m) (noot 2) | Plaatsgebonden risicoafstand (m) | Invloedsgebied (m), weerszijden | 100%-letaliteit (m), weerszijden |
A | Z-527-06 | aardgas | 8 | 4 | 0, tenzij op verbeelding | 100 | 50 |
B | Z-521-02 | aardgas | 4 | 4 | 0, tenzij op verbeelding | 45 | 50 |
C | A-531 | aardgas | 18 | 4 | 0, tenzij op verbeelding | 240 | 110 |
D | Z-521-03 | aardgas | 8 | 4 | 0, tenzij op verbeelding | 100 | 50 |
E | Z-521-01 | aardgas | 6 | 4 | 0, tenzij op verbeelding | 70 | 50 |
F | Z-521-08 | aardgas | 8 | 4 | 0, tenzij op verbeelding | 100 | 50 |
H | RRP-I9 | vloeibare koolwaterstoffen | 36 | 5 | 45 | 45 | nb |
I | RRP-I6 | vloeibare koolwaterstoffen | 24 | 5 | 28 | 40 | nb |
J | PRB | vloeibare koolwaterstoffen | 8 | 5 | 13 | 29 | nb |
K | - | persleiding rioolafvalwater (oost) | nvt | 4 | nvt | nvt | nvt |
M | - | hoofdtransportdrinkwaterleiding | nvt | 4 | nvt | nvt | nvt |
N | - | persleiding Dongen-Zevenbergen (afvalwater) | nvt | 4 | nvt | nvt | nvt |
O | FE228 | 2 x 150 kV hoogspanningstracé Geertruidenberg-Breda | nvt | 52 (totaal) | nvt | 120 (noot 1) | nvt |
P | FE227 | 2 x 150 kV hoogspanningstracé Geertruidenberg-Oosteind | nvt | 40 (totaal) | nvt | 70 (noot 1) | nvt |
Q | FE223 | 3 x 380 kV hoogspanningstracé Geertruidenberg - Eindhoven | nvt | 78 (totaal) | nvt | 100 (noot 1) | nvt |
R | FE235 | 2 x 150 kV hoogspanningstracé Oosteind-Tilburg-West | nvt | 40 (totaal) | nvt | 75 (noot 1) | nvt |
S | - | Persleiding Technologieweg-RWZI Brabantse Delta | nvt | 5 | nvt | nvt | nvt |
T | - | Persleiding rioolafvalwater (Houtse Steeg) | nvt | 4 | nvt | nvt | nvt |
noot 1: voor een hoogspanningslijn is dat de magneetveldzone > 0,4 microTesla
noot 2: aan weerszijden, tenzij is vermeld totaal
-
De in dit artikel opgenomen regels gaan voor op de overige regels in dit bestemmingsplan, met uitzondering van artikel 2, voor zover er strijdigheid is tussen die regels.
26.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mag geen bouwwerk worden opgericht, met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten dienste van de betreffende leiding die is gelegen binnen de daarbij behorende belemmeringenstrook.
-
De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten dienste van de leiding mag niet meer bedragen dan 4 m.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologie
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de (potentieel)
aanwezigeen veiligstelling van archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
b. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 100 m².
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m²;
-
de bouw van een bouwwerk, dat kan worden gebouwd met graafwerkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,50 m en zonder heiwerkzaamheden.
27.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 27.2
ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingvoor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en). -
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager aan de hand van een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport heeft aangetoond, dat door de oprichting van het gebouw het archeologische bodemarchief niet wordt verstoord;
-
Voor zover het oprichten van het in lid 27.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
-
de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de daartoe aangewezen gebieden.
28.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd en mag bestaande bebouwing niet worden vergroot of veranderd.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarde van de aanwezige bebouwing en/of (de inrichting van het) gebied. Hieromtrent wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de gemeentelijke commissie voor Welstand en Monumenten monumentencommissie.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Beschermd stads- en dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het aan de gronden toegekende beschermd stads- en dorpsgezicht.
29.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de bebouwing, voor zover gelegen binnen deze bestemming, geen verandering worden aangebracht in de bestaande situatie ten aanzien van de volgende karakteristieken en kenmerken:
-
rooilijnen;
-
(minimale en maximale) goothoogte van gebouwen, de bouwhoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bouwmassa van gebouwen;
-
dakhelling van gebouwen.
29.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2, mits de door de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht te waarborgen belangen niet onevenredig worden aangetast.
-
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de
gemeentelijke commissie voor Welstand en Monumentenmonumentencommissie.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Landgoed
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een samenhangend beheer van de gronden, het behoud van het landgoed als geheel en het behoud en versterking van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
30.2 Bouwregels
Op de tot 'Waarde - Landgoed' bestemde gronden mogen naast de toegestane bebouwing in gevolge de basisbestemmingen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van het samenhangend beheer van het landgoed, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m. mag bedragen.
Artikel 31 Waarde - Monumentale Bomen
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Monumentale bomen‘ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor monumentale bomen.
31.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen de bestemming ‘Waarde - Monumentale bomen'.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.2, mits uit een bomeneffectrapportage blijkt, dat de bouwactiviteiten geen onevenredige nadelige effecten hebben voor de levensverwachting en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waterstaat - Waterhuishoudkundige En/of Waterstaatkundige Functie
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
-
waterwegen;
-
voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
-
verhardingen ten behoeve van de waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige voorziening;
-
ligplaatsen voor schepen, steigers en vlonders.
32.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer.
-
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het scheepvaartverkeer mag niet meer bedragen dan 4 m.
32.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 32.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
-
de belangen van de waterweg niet worden geschaad;
-
vooraf schriftelijk toestemming is verleend bij de beheerder van de waterweg.
Artikel 33 Waterstaat - Waterkering
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
hoofdwaterkering en de daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water;
-
aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering;
-
waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
-
verhardingen ten behoeve van de waterkering;
33.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterkering.
-
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterkering mag niet meer bedragen dan 4 m.
33.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 33.2 sub a, voor het oprichten van een bouwwerk overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
-
de werking van de waterkering niet wordt geschaad;
-
vooraf schriftelijk toestemming is verleend door de beheerder van de waterkering.
Artikel 34 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 35 Algemene Bouwregels
35.1 Ondergronds bouwen
35.2 Geluidschermen langs spoorlijn
Het bouwen van een geluidscherm langs de spoorlijn Breda-Tilburg is uitsluitend toegestaan indien het geluidscherm ten minste om de 200 meter is voorzien van een vanaf de spoorweg vrij toegankelijke doorgang.
Artikel 36 Algemene Gebruiksregels
36.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
-
het gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
-
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede voor de groothandel in smart-, grow- en/of headproducten;
-
het gebruik van gronden en gebouwen voor een belwinkel;
-
het gebruik van een woning, bedrijfswoning of plattelandswoning voor kamerverhuur, al dan niet voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders;
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning, bedrijfswoning of plattelandswoning als zelfstandige woning of ten behoeve van mantelzorg.
36.2 Voorwaardelijke verplichtingen
Artikel 37 Algemene Aanduidingsregels
37.1 Gebiedsaanduidingen
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
-
wetgevingszone - beperking veehouderij
-
wetgevingszone - stedelijk gebied
-
wetgevingszone - omgevingsvergunning historische verkaveling
-
wetgevingszone - omgevingsvergunning openheid
-
wetgevingszone - omgevingsvergunning schootsveld
-
wetgevingszone - omgevingsvergunning waardevol reliëf
-
wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone/herstel watersysteem
aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming, waarbinnen dit geldt.
37.2 Geluidzone - industrieterrein Vijf Eiken
37.3 Geluidzone - industrieterrein Weststad - Statendam
37.4 Geluidzone - industrieterrein Weststad III
37.5 Milieuzone - boringvrije zone
37.5.1 Gebruiksregel
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – boringvrije zone' strekt de bestemming mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.
37.5.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'milieuzone - boringvrije zone' wijzigen, teneinde de begrenzing van de aanduiding in overeenstemming te brengen met de gewijzigde begrenzing, zoals die volgt uit een provinciaal besluit.
37.6 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
37.7 Milieuzone - waterwingebied
37.7.1 Gebruiksregel
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – waterwingebied' is de bestemming gericht tot instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening.
37.7.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' wijzigen, teneinde de begrenzing van de aanduiding in overeenstemming te brengen met de gewijzigde begrenzing, zoals die volgt uit een provinciaal besluit.
37.8 Veiligheidszone - hoogspanningslijn
37.9 Veiligheidszone - minder zelfredzame personen
37.10 Veiligheidszone - plaatsgebonden risico
37.11 Veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied
37.12 Vrijwaringszone - buisleidingenstraat
37.13 Vrijwaringszone - dijk
37.14 Vrijwaringszone - molenbiotoop
37.15 Vrijwaringszone - weg
37.16 Overige zone - landschappelijke inpassing
37.17 Overige zone - rijksmonument en overige zone - gemeentelijk monument
Artikel 38 Algemene Afwijkingsregels
38.1 Omgevingsvergunning kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen teneinde kleinschalig kamperen en de daarbij behorende voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen en dagrecreatieve (slechtweer)voorzieningen, toe te staan in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden - Landschap', waarbij een deel van het kampeerterrein, waaronder de gebouwen ten dienste van het kampeerterrein, zich bevinden in de bestemming 'Wonen', 'Wonen - Lint' of 'Bedrijf - Semi Agrarisch', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’, ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Lint' of ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - Semi Agrarisch';
-
de binnenactiviteiten worden uitgeoefend in gebouwen die passen binnen de ingevolge de bestemming ‘Wonen’, 'Wonen-Lint' of 'Bedrijf - Semi Agrarisch' toegestane oppervlakte aan gebouwen;
-
er geldt een maximaal gebruiksvloeroppervlakte van gebouwen (niet zijnde de kampeermiddelen) van 250 m²;
-
plaatsing van kampeermiddelen is jaarrond toegestaan, met dien verstande dat vaste staanplaatsen (d.w.z. jaarrond gebruik door een en dezelfde persoon en/of plaatsing van een en hetzelfde kampeermiddel) niet is toegestaan;
-
het betreft maximaal 25 plaatsen;
-
de kampeerplaatsen dienen gelegen te zijn op een aangesloten terrein, dat binnen of aansluitend op de bestemming 'Wonen', 'Wonen - Lint' of 'Bedrijf - Semi Agrarisch' ligt, met dien verstande dat de kampeerplaatsen binnen 100 m. van deze bestemmingsvlakken dienen te zijn gesitueerd;
-
er dient op basis van een deskundigenrapport te zijn aangetoond, dat de nevenactiviteit uit een oogpunt van landschappelijke en natuurwaarden aanvaardbaar is;
-
er mag geen onevenredige aantasting plaats vinden van de waarden, die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van de agrarische bestemmingen;
-
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
-
de minimale afstand van een nieuw kleinschalig kampeerterrein tot een reeds bestaand recreatieterrein (al dan niet met stacaravans), kleinschalig kampeerterrein of natuurkampeerterrein dient 500 m. te bedragen, ter voorkoming van een ongewenste concentratie aan recreatieterreinen.
-
dagrecreatieve (slechtweer)voorzieningen en horecavoorzieningen zijn mogelijk voor zover deze:
-
gelieerd en ondergeschikt zijn aan het kleinschalige kampeerterrein;
-
actief zijn tussen zonsop- en ondergang;
-
vorm krijgen binnen het totaal oppervlak aan gebouwen dat ingevolge de bestemming ‘Wonen’, 'Wonen - Lint' of 'Bedrijf - Semi Agrarisch' is toegestaan, waarbij ten dienste van deze functies (al dan niet via een combinatie daarvan) maximaal 250 m² aan binnen- en buitenruimte mag worden ingezet;
-
niet worden opengesteld voor anderen, dan degenen die gebruik maken van de kampeervoorziening;
-
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
er is vanuit milieuoogpunt (o.m. geur, gebruik bestrijdingsmiddelen) sprake van een goed verblijfsklimaat voor de activiteit;
-
de activiteit is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
-
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
-
de activiteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur);
-
de nevenactiviteit is enkel toegestaan, indien de kwaliteitsverbetering van het landschap is zeker gesteld. Hierbij wordt voldaan aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in Bijlage 2 “Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant”.
38.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen teneinde een bed & breakfast toe te staan in een (bedrijfs)woning of in bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
deze afwijkingsbevoegdheid mag niet worden toegepast in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden - Landschap'; voor een bed & breakfast binnen deze bestemmingen gelden de afwijkingsbevoegdheden voor nevenactiviteiten zoals opgenomen in 3.5.1 en 4.5.1;
-
de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning en de bij deze (bedrijfs)woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2;
-
het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 10;
-
een bed & breakfast is alleen toegestaan in de vorm van niet-zelfstandige woonruimte(n);
-
de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de (bedrijfs)woning;
-
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
de activiteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
-
de activiteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
38.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en van het bepaalde in 36.1 onder f., teneinde toe te staan dat een woning, een bedrijfswoning of een plattelandswoning wordt gebruikt voor de huisvesting van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
huisvesting vindt plaats in de woning;
-
het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden bedraagt niet meer dan dan 4;
-
de extra huishoudens worden uitsluitend gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
-
per bewoner is minimaal 24 m² gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
-
er wordt een minimale afstand aangehouden tussen twee woningen waarin meerdere huishoudens mogen worden gehuisvest van:
-
100 meter gemeten vanaf woningen die zich bevinden binnen de aanduiding 'wetgevingszone - stedelijk gebied';
-
250 meter gemeten vanaf woningen die zich bevinden buiten de aanduiding 'wetgevingszone - stedelijk gebied';
van deze afstandseis kan worden afgeweken indien is aangetoond dat de draagkracht van het gebied daarmee niet onevenredig wordt aangetast;
-
de afstanden zoals genoemd onder e. gelden ook tot objecten waarin, al dan niet op grond van het bepaalde in 38.4, (seizoens)arbeiders mogen worden gehuisvest;
-
er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 40.1.
-
de activiteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
-
de activiteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
38.4 Omgevingsvergunning huisvesting (seizoens)arbeiders bij agrarische bedrijven
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en van het bepaalde in artikel 36.1 onder f., teneinde de huisvesting van (seizoens)arbeiders die werkzaam zijn op het eigen bedrijf toe te staan in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
huisvesting van (seizoens)arbeiders vindt plaats in de bedrijfswoning, in de plattelandswoning, in bestaande bedrijfsgebouwen of in binnen het agrarisch bouwvlak te plaatsen woonunits (niet zijnde (sta)caravans), al dan niet in een combinatie van vorenstaande vormen, en met dien verstande dat:
-
huisvesting in bedrijfsgebouwen of woonunits niet is toegestaan indien sprake is van een eerder van het bedrijf afgesplitste bedrijfswoning, al dan niet in de vorm van een plattelandswoning;
-
huisvesting in bedrijfsgebouwen of woonunits uitsluitend is toegestaan indien de inzet van de te huisvesten (seizoens)arbeiders noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van het eigen bedrijf; hiertoe wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;
-
indien er sprake is van het plaatsen van woonunits, er wordt voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
het maximum aantal personen waaraan woonruimte mag worden geboden wordt bepaald door het aantal (seizoens)arbeiders dat blijkens een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van het eigen bedrijf;
-
ingeval van huisvesting in een bedrijfswoning of plattelandswoning worden de (seizoens)arbeiders uitsluitend gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);
-
per bewoner is minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, aanwezig aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten;
-
er wordt een minimale afstand aangehouden tussen twee locaties waar de huisvesting van (seizoens)arbeiders is toegestaan van:
-
100 meter gemeten vanaf objecten die zich bevinden binnen de aanduiding 'wetgevingszone - stedelijk gebied';
-
250 meter gemeten vanaf objecten die zich bevinden buiten de aanduiding 'wetgevingszone - stedelijk gebied';
van deze afstandseis kan worden afgeweken indien is aangetoond dat de draagkracht van het gebied daarmee niet onevenredig wordt aangetast;
-
de afstanden zoals genoemd onder e. gelden ook tot woningen waarin, al dan niet op grond van het bepaalde in 38.3, meerdere huishoudens mogen worden gehuisvest;
-
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
de activiteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
-
de activiteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
38.5 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en van het bepaalde in 36.1 onder g., teneinde toe te staan dat een deel van de woning, een deel van de bedrijfswoning, een deel van de plattelandswoning of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een woning, bedrijfswoning of plattelandswoning wordt gebruikt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
indien sprake is van huisvesting bij een bedrijfswoning of plattelandswoning, dient de woonruimte te zijn gelegen binnen het bouwvlak waarbinnen de bedrijfswoning of plattelandswoning zich bevindt;
-
de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;
-
de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg;
-
ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
-
de situering van de woonruimte is milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
-
de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur);
-
de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.
38.6 Omgevingsvergunning grotere inhoud in cultuurhistorisch waardevolle panden en langgevelboerderijen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen teneinde een grotere inhoudsmaat van een woning, een bedrijfswoning of een plattelandswoning toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
er is sprake van een langgevelboerderij, een monumentaal pand of een cultuurhistorisch waardevol pand;
-
of sprake is van een langgevelboerderij of een cultuurhistorisch waardevol pand als bedoeld onder a., blijkt uit een onafhankelijk deskundig advies; alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wordt dit advies ter advisering voorgelegd aan de monumentencommissie;
-
de vergroting van de inhoud plaats vindt binnen het bestaande bouwvolume, dus zonder vergroting van het pand;
-
het gehele pand mag worden benut voor de woning.
38.7 Omgevingsvergunning kleinere afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen teneinde een kleinere afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
indien in de bestemming is bepaald dat het betreffende bouwwerk uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak, binnen het bestemmingsvlak of binnen een aanduidingsvlak, mogen de grenzen van dat bouwvlak, bestemmingsvlak of aanduidingsvlak niet worden overschreden;
-
de kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar;
-
de kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens leidt niet tot een onevenredige aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
38.8 Omgevingsvergunning herbouw (bedrijfs)woning op andere locatie of met andere bouwwijze
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen teneinde:
-
herbouw van een woning of bedrijfswoning op een andere locatie binnen het bouwperceel mogelijk te maken;
-
verplaatsing van een woning of bedrijfswoning naar een ander gebouw binnen het bouwperceel mogelijk te maken; of
-
herbouw van een woning of bedrijfswoning met een andere bouwwijze (vrijstaand, twee-aaneengebouwd, geschakeld of aaneengebouwd) mogelijk te maken;
mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
deze afwijkingsbevoedheid mag niet worden toegepast binnen de bestemming 'Wonen - Lint'; voor de (her)bouw van een woning binnen deze bestemming gelden de bouwregels zoals opgenomen in artikel 25;
-
in de bestemming 'Wonen' dient de te herbouwen of te verplaatsen woning te zijn gesitueerd binnen hetzelfde bestemmingsvlak als de bestaande, te slopen woning;
-
in de overige bestemmingen dient de te herbouwen of te verplaatsen bedrijfswoning te zijn gesitueerd binnen hetzelfde bouwvlak als de bestaande, te slopen bedrijfswoning;
-
er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande (bedrijfs)woning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de (bedrijfs)woning bijbehorende bouwwerken);
-
de situering en bouwwijze van de (bedrijfs)woning is stedenbouwkundig (w.o. vorm en massa van de woning), landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;
-
de situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
Artikel 39 Algemene Wijzigingsregels
39.1 Wijziging ten behoeve van wonen na bedrijfsbeëindiging, al dan niet in combinatie met woningsplitsing of toevoegen van woningen
Burgemeester en wethouders kunnen in geval van bedrijfsbeëindiging de bestemming van gronden wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - Lint' en/of 'Tuin' en gebruik van de voormalige bedrijfswoning als woning toestaan, al dan niet in combinatie met woningsplitsing of de toevoeging van woningen in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of in een beeldbepalende woonboerderij. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
-
wijziging is toegestaan:
-
in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap': uitsluitend binnen het bouwvlak en uitsluitend indien binnen dat bouwvlak één of meer bedrijfswoningen of plattelandswoningen zijn toegestaan;
-
in de overige bestemmingen: uitsluitend binnen bestemmingsvlakken waar één of meer bedrijfswoningen zijn toegestaan;
-
er wordt een bij de woonfunctie passende omvang van het bestemmingsvlak ‘Wonen’ of 'Wonen - Lint' opgenomen, waarbij de omvang van het bestemmingsvlak per woning maximaal 1.500 m2 bedraagt en waarbij geldt dat:
-
in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap': het resterende deel van de huidige aanduiding 'bouwvlak' wordt verwijderd;
-
in de overige bestemmingen: het resterende deel van het huidige bestemmingsvlak wordt verwijderd en deze gronden worden bestemd met de bestemming 'Groen' of een agrarische bestemming zonder bouwvlak;
-
de bebouwde oppervlakte aan niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken, met inbegrip van die bijbehorende bouwwerken waarvoor in het kader van mantelzorg bewoning tijdelijk mogelijk is, bedraagt niet meer dan 100 m2 per woning; het meerdere aan bebouwing wordt gesloopt, met uitzondering van - blijkens een monumentenstatus of onafhankelijk deskundig advies daarover - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
-
in afwijking van het bepaalde onder c. kan een grotere oppervlakte aan niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken per woning worden toegestaan, indien overtollige bebouwing wordt gesloopt. Er is in die situatie maximaal 20% van de te slopen bebouwde oppervlakte aan niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken toegestaan, tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 200 m2 per woning;
-
eventueel aanwezige kassen en teeltondersteunende voorzieningen worden in ieder geval gesloopt;
-
extra woningen (al dan niet door woningsplitsing) zijn uitsluitend toegestaan als deze worden gerealiseerd in een cultuurhistorisch waardevol pand of in een beeldbepalende woonboerderij;
-
het toevoegen van extra woningen in een cultuurhistorisch waardevol pand is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
de extra woning(en) worden gerealiseerd in een langgevelboerderij, een monumentaal pand of een cultuurhistorisch waardevol pand;
-
of sprake is van een langgevelboerderij of een cultuurhistorisch waardevol pand als bedoeld onder 1., blijkt uit een onafhankelijk deskundig advies;
-
de extra woning(en) zijn uitsluitend toegestaan indien dit mede is gericht op het behoud of het herstel van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing als bedoeld onder 1.; hieromtrent wordt deskundig advies ingewonnen;
-
het advies zoals bedoeld onder 2. en 3. wordt ter advisering voorgelegd aan de monumentencommissie;
-
het bestaande pand wordt niet vergroot ten behoeve van de extra woning(en);
-
de toevoeging van woning(en) is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
-
de situering van de woning(en) leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur);
-
het toevoegen van extra woningen in een beeldbepalende woonboerderij is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
het bestaande pand wordt niet vergroot ten behoeve van de extra woning(en);
-
er wordt een fysieke tegenprestatie geleverd aan het versterken van de omgevingskwaliteit, die in overeenstemming is met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Beleidsregel maatwerk omgevingskwaliteit Noord-Brabant of diens rechtsopvolger;
-
de toevoeging van woning(en) is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
-
de situering van de woning(en) leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur);
-
de regels van artikel 23 ‘Wonen’ of, ingeval van ligging in het Lint Oosteind, artikel 25 ‘Wonen-Lint’ worden van overeenkomstige toepassing verklaard, met dien verstande dat de inhoudsmaat van woningen na woningsplitsing niet mag worden vergroot;
-
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; hiertoe wordt de gebiedsaanduiding ‘overige zone - landschappelijke inpassing’ opgenomen;
Artikel 40 Overige Regels
40.1 Parkeren
-
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan uitsluitend worden verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen; indien niet in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen wordt voorzien, wordt de omgevingsvergunning geweigerd;
-
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
-
in het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw en in het geval van de functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
-
indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
-
bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het geldende door de gemeenteraad op 22 november 2022 vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid, als neergelegd in de 'Nota Parkeernormen 2022', bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen. Indien dit parkeerbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
-
de parkeervoorzieningen als bedoeld onder 1 en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder 2 dienen in stand te worden gehouden.
40.2 Waterberging
-
Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan uitsluitend worden verleend als wordt voorzien in voldoende waterberging; als niet in voldoende waterberging wordt voorzien, wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
-
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of wordt voorzien in voldoende waterberging. Hiervoor gelden de volgende regels:
-
bij een bui van 40 mm per uur (T=10) mag geen water op straat staan, berekend vanuit een leidingstelsel of ondergrondse voorziening;
-
bij een bui van 70 mm per uur (T=100) mag geen inundatie ontstaan vanuit een open voorziening (bv wadi);
-
de waterberging dient te worden berekend voor al het regenwater vallend op:
-
al het op de voorziening aangesloten afvoerend verhard oppervlak, ongeacht de bestaande hoeveelheid verhard oppervlak;
-
het oppervlak van de eventuele open voorziening i.v.m. daarin vallend regenwater;
-
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b als er een onderbouwing wordt gegeven van de (technische) onmogelijkheden.
Artikel 41 Overgangsrecht
41.1 Overgangsrecht bouwwerken
41.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 42 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind).
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel C Overgangsrecht
C.1 Overgangsrecht bouwen
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
C.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel D Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 2023.