KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf

Schransmansdreef 2

Wijzigingsplan - Gemeente Oosterhout

Vastgesteld op 23-11-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het wijzigingsplan Schransmansdreef 2 van de gemeente Oosterhout.
1.2 wijzigingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.WYZ1BG2013-VA01 met de bijbehorende regels.
1.3 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een daarbij behorend bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen kapsalons zijn toegestaan en geen detailhandel (waaronder een showroom of afhaalpunt c.q. logistieke functie (internethandel) of vergelijkbare functies) is toegestaan. Wel is toegestaan detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit uit de uitoefening van het betrokken aan huis verbonden beroep of het hebben van een kantoorfunctie als onderdeel van een internethandel.
1.4 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van activiteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 achtergevelrooilijn
de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak.
1.7 afhankelijke woonruimte
een deel van de (bedrijfs)woning of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning, dat qua ligging een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met die woning en waarin een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen.
1.9 agrarisch-technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking, zoals grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven, veetransport- en veehandelsbedrijven.
1.10 agrarisch verwant bedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking, zoals hoveniersbedrijven, dierenpensions en kennels, dierenklinieken (groot- en kleinvee) en instellingen voor agrarisch proefonderwijs.
1.11 archeologische waarden
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.14 bed & breakfast
een voorziening, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid.
1.15 bedrijfsactiviteiten
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.17 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer / exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt.
1.18 bedrijfswoning
een woning, bij een bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt.
1.19 beperkt kwetsbaar object
zoals gehanteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
1.20 bestaand
  1. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.24 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.25 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk, dat geen gebouw is.
1.32 boveninsteek oever
de bestaande snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.34 dagrecreatie
activiteiten overdag ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; internethandel zonder de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt is hieronder niet begrepen.
1.36 ecologische verbindingszone
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden met als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;
1.37 extensief dagrecreatief medegebruik
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals vogelobservatie, wandelen, fietsen, mountainbiken, picknicken, kanoën, survivaltochten, die niet bedrijfsmatig van aard is en qua omvang en ruimtelijke uitstraling, ondergeschikt is aan de overige, ingevolge de bestemmingsomschrijving toegestane gebruiken en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende, al dan niet in combinatie met extensieve dagrecreatieve voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
1.38 garagebedrijf
een bedrijf, dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, en/of onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 geluidsgevoelige objecten
woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen.
1.41 geluidzoneringsplichtige inrichting
bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
1.42 gemeenschapshuis
een gebouw, dat gebruikt mag worden voor sociale en culturele activiteiten.
1.43 geomorfologisch
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen.
1.44 gestapelde bebouwing
bebouwing bestaande uit één gebouw, waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden.
1.45 glastuinbouwbedrijf
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.46 groepsaccommodatie / logeergebouw
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.
1.47 grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, waaronder een productiegerichte paardenhouderij.
1.48 grondgebonden veehouderij
veehouderij, waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie; hieronder valt in ieder geval niet de intensieve veehouderij.
1.49 grondgebonden woning
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg.
1.50 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen voor gebruik / verbruik in een andere bedrijfsactiviteit.
1.51 hogere grenswaarden
een maximale waarde voor geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.52 hervestiging agrarisch bedrijf
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
1.53 hobbymatig
een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor de verleende diensten of geleverde productengebruik.
1.54 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.55 horeca
het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.56 houtgewas
bomen, struiken, houtopstanden, boomgaarden, knotbomen, singels en houtwallen.
1.57 houtproductie
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.
1.58 hoveniersbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen en eventueel ten dienste daarvan planten en siergewassen kweekt, en als onderdeel van zijn aanleg en onderhoudswerkzaamheden verkoopt, waarbij er geen sprake is van verkoop, uitstalling of levering ter plaatse;
1.59 (inpandige) statische opslag
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd (niet-)agrarisch bedrijf.
1.60 intensieve veehouderij
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, konijnen-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, niet zijnde een slakkenkwekerij, viskwekerij of een insectenkwekerij (zoals een wormenkwekerij).
1.61 kamerverhuur
het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.
1.62 kampeerboerderij
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief dag- en nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf.
1.63 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf.
1.64 kampeerplaats
standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen.
1.65 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en daaraan gelieerde en (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikte vormen van dagrecreatie.
1.66 kantoorvoorziening
een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.
1.67 kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.
1.68 kwetsbaar object
zoals gehanteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
1.69 landschappelijke inpassing
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting.
1.70 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.71 lawaaisport
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
1.72 legaal
in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.73 loon(werk)bedrijf
een bedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - diensten verleent aan agrarische bedrijven, onder andere in verband met de bodemcultuur, of ter uitvoering van grondwerkzaamheden.
1.74 manege
een dagrecreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
1.75 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.76 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.77 nevenactiviteiten
het door de eigenaar / exploitant van het ter plaatse gevestigde bedrijf ontplooien van activiteiten bij de hoofdfunctie van de bestemming die niet rechtstreeks de uitoefening van de bedrijfsvoering betreffen, die ingevolge de geldende bestemming is toegestaan, maar wel daaraan (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt zijn.
1.78 niet-zelfstandige woonruimte
een woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een persoon of huishouden kan worden bewoond, zonder dat deze daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen - zoals sanitair, kookgelegenheid, wasgelegenheid - buiten die woonruimte.
1.79 nieuwvestiging agrarisch bedrijf
projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak, dan wel het splitsen van een bouwvlak in twee of meerdere bouwvlakken.
1.80 nutsvoorzieningen
gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d., zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.81 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.82 omschakeling
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene (agrarische) bedrijfsvorm naar een andere (agrarische) bedrijfsvorm, dan wel het overstappen van een (niet)-agrarisch bedrijfsmatig gebruik naar een niet bedrijfsmatig gebruik.
1.83 onderkomens
voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten.
1.84 ondersteunende horeca
horeca, welke (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt en gelieerd is aan de functie die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse is toegestaan.
1.85 overig niet-grondgebonden bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, niet zijnde een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, maar ook slakkenkwekerijen, viskwekerijen en insectenkwekerijen (zoals een wormenkwekerij).
1.86 paardenbak
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander natuurlijk materiaal en al dan niet voorzien van een omheining.
1.87 paardenhouderij
hierbij wordt een onderscheid gemaakt in:
  1. productiegericht: een grondgebonden agrarisch bedrijf dat zich richt op het produceren van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven, paarden- en ponyfokbedrijven, africhtings- en trainingsstallen, africhtingsbedrijven e.d., al dan niet een combinatie van vorenstaande of in combinatie met handelstallen;
  2. gebruiksgericht:
    • een semi-agrarisch bedrijf in de vorm van pensionstalling;
    • een sportbedrijf in de vorm van een manege;
1.88 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  4. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil / of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.89 paardenpension / pensionstalling
het stallen en weiden van paarden van derden.
1.90 plattelandswoning
een bij een bedrijf behorende woning die als bedrijfswoning en/of door een derde bewoond mag worden, in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.91 recreatief verblijf
verblijf, al dan niet door een wisselend publiek, dat voor een korte periode ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid.
1.92 recreatieverblijf
een gebouw dat dient als recreatief dag- en nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan.
1.93 risicovolle inrichting
een inrichting, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen Bevi).
1.94 ruimtelijke ontwikkeling
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.95 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.96 semi-agrarisch bedrijf
een agrarisch verwant bedrijf en/of een agrarisch-technisch hulpbedrijf.
1.97 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken.
1.98 stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.99 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa’s, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing.
1.100 stikstofneutraal
een toename in stikstofdepositie dat niet leidt tot significante effecten op een nabijgelegen Natura 2000-gebied, al dan niet middels het nemen van maatregelen op de locatie zelf of via externe saldering.
1.101 streekeigen producten
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd.
1.102 teeltondersteunende kassen
een agrarisch bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, ter ondersteuning van grondgebonden teelten. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen, welke gelijk of hoger zijn dan 1,5 meter, worden beschouwd als een kas.
1.103 teeltondersteunende voorziening
een ondersteunende voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van een overwegend grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, gericht op het telen van (sier)gewassen (zoals tuinbouw, boomteelt of sierteelt) en wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden en / of de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Teeltondersteunende voorzieningen kunnen zowel een gebouw als een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zijn. Te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
  1. laag / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte lager dan of gelijk aan 1,5 m, welke niet langer dan 6 maanden per jaar aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
  2. hoog / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte hoger dan 1,5 m, welke niet langer dan 6 maanden per jaar aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
  3. permanent: teeltondersteunende voorzieningen welke 6 maanden per jaar of langer aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
  4. teeltondersteunende kassen.
Vraathekken (zoals boomteelthekken) en veekeringen worden niet gezien als teeltondersteunende voorzieningen.
1.104 tuincentrum
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden, zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierbenodigdheden, diervoeding, seizoensartikelen in geval van kerstmarkt, paasmarkt, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair), koffiecorner, eventueel in combinatie met kweek.
1.105 tunnel- of boog(kas)
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
1.106 vakantieappartement
deel van een gebouw welke blijvend is ingericht voor recreatief dag- en nachtverblijf, waarbij wordt verbleven in zelfstandige eenheden.
1.107 veehouderij
agrarisch bedrijf, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.108 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief dag- en nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie / logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.109 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.110 vloeroppervlak(te)
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.
1.111 volkstuinen
grond waarop hobbymatig, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve.
1.112 volwaardig (agrarisch) bedrijf
bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
1.113 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
1.114 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.115 vormverandering van een bouwvlak
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.116 vraathek
een hek, bedoeld om wildvraat aan gewassen te voorkomen, in de regel gebruikt in de boom- en sierteelt.
1.117 waterhuishoudkundige doeleinden
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.
1.118 watergang
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde sloot.
1.119 woning / wooneenheid
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
1.120 woningsplitsing
het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden.
1.121 (woon)boerderij
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.
1.122 zijstrook
de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens over de volledige diepte van het bouwvlak.
1.123 zorgvuldige veehouderij
veehouderij, die door het treffen van maatregelen (onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier) ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
De kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving 3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch gebruik, zowel bedrijfsmatig als hobbymatig;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  3. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. erfbeplanting;
  6. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg, alsmede bestaande tuinen;
  7. landschappelijke inpassing van bouwwerken en voorzieningen;
Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
  1. Landschappelijke en natuurwaarden. Doel is het behoud en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone – omgevingsvergunning waardevol reliëf’ het beleid is gericht op het behoud van het waardevolle reliëf.
  2. Cultuurhistorische waarden. Doel is het behoud van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone – omgevingsvergunning schootsveld’ het beleid is gericht op behoud en versterking van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
  3. Landschappelijke inpassing. De gronden, welke nader zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding ‘overige zone – landschappelijke inpassing’ mogen alleen worden gebruikt als landschappelijke inpassing, ten behoeve van de op het bestemmingsvlak toegestane bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen
In het algemeen geldt voor het bouwen dat uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming. Het oprichten van gebouwen is niet toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen teeltondersteunende voorzieningen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte bedraagat maximaal 2,5 m;
  2. sleufsilo's, mestsilo's, foliemestbassins, paardenbakken, mestzakken en dergelijke voorzieningen zijn niet toegestaan;
  3. ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - landschappelijke inpassing’ zijn geen bouwwerken toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels 3.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest of enige andere vorm van buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. detailhandel;
  3. horeca;
  4. gebruik als woning;
  5. het uitoefenen van een bed & breakfast;
  6. huisvesting van (seizoens)arbeiders en kamerverhuur;
  7. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben en die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  8. het bewerken, verwerken of vergisten van mest van derden;
  9. het gebruik van assimilatiebelichting.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.4.4. opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaats vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het betreffen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een diepte van minder dan 0,50 m.;
  3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  4. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  5. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden, als opgenomen in 3.1. De in het kader van de belangenafweging te hanteren toetsingscriteria zijn in het schema onder 3.4.4 weergegeven.
3.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het extensief recreatief medegebruik dan wel het ecologisch, landschaps- en waterhuishoudkundig beheer;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
het diepwoelen, diepploegen, afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm
- ter plaatse van de aanduiding – wetgevingszone - omgevingsvergunning waardevol reliëf' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van het waardevolle reliëf;
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – omgevingsvergunning schootsveld';
Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving 4.1.1 Algemeen
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Niet-agrarische bedrijven, zoals opgenomen in 4.1.2 onder a;
  2. Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  3. Water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. Extensief recreatief medegebruik;
  5. Erfbeplanting;
  6. Landschappelijke inpassing van bouwwerken en voorzieningen;
Eén en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
  1. Staat van niet-agrarische bedrijven: Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen aanvullend de volgende bedrijven toegestaan, genoemd in de navolgende Staat van niet-agrarische bedrijven en maximaal één bedrijf per bestemmingsvlak:
Afkorting
Aanduiding
Betekenis
Straat
Nummer
Bebouwde oppervlakte
(sb-67)
Specifieke vorm van bedrijf – 67
Statische opslag
Schransmansdreef
2
1.500 m2
  1. Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf: Voor aan huis verbonden beroep en/of bedrijf gelden de volgende bepalingen:
    1. Er moet sprake zijn van een bouwvlak, waarop minimaal één bedrijfswoning is toegestaan;
    2. De activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;
    3. Het betreft een activiteit behorend tot milieucategorie 1 of 2, als opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of een qua milieuhinder en ruimtelijke uitstraling vergelijkbare activiteit;
    4. Buitenopslag ten dienste van het aan huis verbonden beroep en/of bedrijf is niet toegestaan;
    5. Horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan;
    6. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
    7. Er dient op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak, te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
    8. De activiteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
    9. De nevenactiviteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiend uit milieuregelgeving (w.o. geur);
    10. Het aan huis verbonden beroep en/of bedrijf vindt niet plaats in kassen of teeltondersteunende voorzieningen.
  2. Landschappelijke inpassing: De gronden, welke nader zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding ‘overige zone – landschappelijke inpassing’ mogen alleen worden gebruikt als landschappelijke inpassing, ten behoeve van de op het bestemmingsvlak toegestane bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen
In het algemeen geldt voor het bouwen het volgende:
  1. uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming;
  2. uitsluitend mag worden gebouwd, indien en voor zover de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2, is gerealiseerd en duurzaam wordt beheerd en in stand wordt gehouden.
4.2.2 Gebouwen algemeen
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  2. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
  3. De afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste:
    1. 1,5 m voor gebouwen met een goothoogte van 3,5 m of minder;
    2. 3 m voor gebouwen met een goothoogte van meer dan 3,5 m.
Indien de perceelsgrens is gelegen in water worden voormelde maten gemeten vanuit de boveninsteek van de betreffende oever.
4.2.3 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande grotere goothoogte als maximum geldt;
  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, met dien verstande dat de bestaande grotere bouwhoogte als maximum geldt;
  3. De bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan in de tabel in 4.1.2 onder a. is opgenomen.
4.2.4 Bedrijfswoning
Voor een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. Er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per bestemmingsvlak;
  2. De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3, met dien verstande dat:
    1. een bestaande grotere inhoud als maximum geldt;
    2. bij het bepalen van de inhoud van een woning worden voor bewoning bestemde aangebouwde bijbehorende bouwwerken meegerekend.
  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m, met dien verstande dat een bestaande grotere goothoogte als maximum geldt;
  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, met dien verstande dat een bestaande grotere bouwhoogte als maximum geldt.
4.2.5 Herbouw bedrijfswoning
Voor herbouw van bestaande woningen gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
  1. De herbouw vindt plaats op de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  2. De bouwwijze (vrijstaand) van de te herbouwen bedrijfswoning wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning;
  3. Verzekerd is dat overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsbebouwing of bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken) wordt gesloopt.
4.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. De gezamenlijke oppervlakte van niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2, met dien verstande dat een bestaande grotere oppervlakte als maximum geldt;
  2. De goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m, met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt;
  3. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt.
4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ voor of op de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning:
    1. De bouwhoogte bedraagt maximaal 1 m.
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning:
    1. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
    2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 12.
  3. Buiten de aanduiding ‘bouwvlak’:
    1. Op het perceelsdeel, gelegen tussen de weg en de voorzijde van het aangeduide bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal 1 m;
    2. Overigens geldt een bouwhoogte van maximaal 2,5 m.
  4. Met dien verstande dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone – landschappelijke inpassing’ geen bouwwerken zijn toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels 4.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder c, teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
  1. De situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
  2. De situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
4.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in in 4.2.5, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op een andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. De bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
  2. Er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
  3. De situering en bouwwijze (vrijstaand) van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
  4. De situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
4.4 Specifieke gebruiksregels 4.4.1 Strijdig gebruik