Schransmansdreef 8
Bestemmingsplan - Gemeente Oosterhout
Vastgesteld op 31-01-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Schransmansdreef 8 van de gemeente Oosterhout;
1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.WYZ2BG2013-VA04 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 achtergevelrooilijn: de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak;
1.5 afhankelijke woonruimte: een deel van de (bedrijfs)woning of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning, dat qua ligging een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met die woning en waarin een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
1.6 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;
1.7 archeologische waarden: waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.8 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijfsactiviteiten: handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.11 bedrijfswoning: een woning, bij een bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt;
1.12 bestaand: - a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.16 bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag: doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.20 bouwperceel: Een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde en vergunningsvrije bouwwerken zijn toegestaan.
1.21 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 bouwwerk, geen gebouw zijnde: een bouwwerk, dat geen gebouw is;
1.24 boveninsteek oever: de bestaande snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;
1.25 cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.26 ecologische verbindingszone: zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden met als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;
1.27 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 geomorfologisch: de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;
1.29 grondgebonden agrarisch bedrijf: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, waaronder een productiegerichte paardenhouderij;
1.30 hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.31 houtgewas: bomen, struiken, houtopstanden, boomgaarden, knotbomen, singels en houtwallen;
1.32 intensieve veehouderij: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, konijnen-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, niet zijnde een slakkenkwekerij, viskwekerij of een insectenkwekerij (zoals een wormenkwekerij);
1.33 kritische depositiewaarde: de waarde als bedoeld in de Wet natuurbescherming;
1.34 landschappelijke inpassing: het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting;
1.35 landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.36 legaal: in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.37 mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.38 Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet natuurbescherming.
1.39 natuurwaarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.40 omgevingsvergunning: vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.41 omschakeling: geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene (agrarische) bedrijfsvorm naar een andere (agrarische) bedrijfsvorm, dan wel het overstappen van een (niet)-agrarisch bedrijfsmatig gebruik naar een niet bedrijfsmatig gebruik;
1.42 paardenbak: een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander natuurlijk materiaal en al dan niet voorzien van een omheining;
1.43 peil: - voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil / of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
een bij een bedrijf behorende woning die als bedrijfswoning en/of door een derde bewoond mag worden, in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.45 relevant hexagoon: hexagoon waarbinnen een voor stikstof gevoelig natuurlijk habitat of habitat voor soorten voorkomt, en waarbij tevens sprake is van een overbelasting of een naderende overbelasting van N-depositie vanaf 70 mol per hectare, per jaar onder de kritische depositiewaarde;
1.46 ruimtelijke ontwikkeling: bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;
1.47 slopen: geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.48 stedenbouwkundig beeld: het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa’s, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing;
1.49 stikstofemissie: stikstofverbindingen die direct of indirect vanuit een bron in de lucht worden gebracht;
1.50 stikstofdepositie: neerslaan van stikstofverbindingen uit de lucht op een oppervlakte, uitgedrukt in mol per hectare per jaar;
1.51 veehouderij: agrarisch bedrijf, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
1.52 voorgevelrooilijn: de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
- gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
- gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;
1.54 watergang: een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde sloot;
1.55 woning / wooneenheid: een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
1.56 zorgvuldige veehouderij: veehouderij, die door het treffen van maatregelen (onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier) ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving;
Voor de inzet van maatregelen zijn de 'Nadere regels Verordening ruimte Noord Brabant – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij', dan wel op een later tijdstip vastgestelde regels met betrekking tot een zorgvuldige veehouderij, van toepassing.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 ondergeschikte bouwonderdelen Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden,
dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving 3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Een pluimveehouderij overeenkomstig de eisen uit artikel 3.1.2 van deze planregels;
- behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
- water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- erfbeplanting;
- tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg, alsmede bestaande tuinen;
- de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze planregels;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
a Type agrarisch bedrijf Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan waarbij onderstaande activiteiten uitgeoefend mogen worden:
- Het houden van 137.900 vleeskuikens in 5 stallen voorzien van een chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (BWL2007.05.V7) zoals omschreven in hoofdstuk 4 en 5 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1;
- Het in gebruik hebben van mobiele werktuigen zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1;
- Het bij de bedrijfsvoering passend aantal vervoersbewegingen zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1;
- Het gebruiken van de aanwezige bedrijfswoning zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1;
- Het gebruiken van een stookinstallatie voor de bedrijfsvoering zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1;
In aanvulling van het genoemde onder a. mogen ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch’ de onderstaande activiteiten uitgeoefend worden:
- Het gebruiken van de bij de bedrijfsvoering behorende voorzieningen en apparatuur zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1;
- Het bouwen van twee nieuwe stallen, verbouwen van bestaande stallen, herinrichten van het perceel en het aanleggen van landschappelijke inpassing en een wadi inclusief de daarbij behorende vervoersbewegingen en gebruik van machines en werktuigen zoals omschreven in hoofdstuk 7 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1;
Doel is het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning waardevol reliëf' het beleid is gericht op het behoud van het waardevolle reliëf.
d Cultuurhistorische waarden Doel is het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning schootsveld' het beleid is gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen In het algemeen geldt voor het bouwen dat uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Gebouwen Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
- op een afstand van minimaal 3 m. achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
- indien geen bedrijfswoning aanwezig is, dient de minimale afstand van de bebouwing tot aan de as van een weg, waaraan wordt gebouwd, 15 m. te bedragen;
- indien een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 15 m. van de as van de weg, dan wel op een kortere afstand van de weg dan de bedrijfswoning is gelegen, dan geldt als rooilijn de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde bedrijfsgebouw
- de afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste:
- 1,5 m. voor gebouwen met een goothoogte van 3,5 m. of minder;
- 3 m. voor een gebouw met een goothoogte van meer dan 3,5 m.; Indien de perceelsgrens is gelegen in water, worden voormelde maten gemeten vanuit de boveninsteek van de betreffende oever;
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m.;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.
Voor een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
- er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
- de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3, met dien verstande dat:
- een bestaande grotere inhoud als maximum geldt;
- bij het bepalen van de inhoud van een woning de voor bewoning bestemde aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden meegerekend;
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m., met dien verstande dat een bestaande grotere goothoogte als maximum geldt;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m., met dien verstande dat een bestaande grotere bouwhoogte als maximum geldt.
Voor herbouw van bestaande woningen gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
- de herbouw vindt plaats op de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
- de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
- verzekerd is dat overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsbebouwing of bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken) wordt gesloopt.
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
- de gezamenlijke oppervlakte van niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;
- de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m., met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m., met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen teeltondersteunende voorzieningen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:
- ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voor of op de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning:
- de bouwhoogte maximaal 1 m. bedraagt;
- ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning:
- de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 2 m. bedraagt;
- de bouwhoogte van silo's maximaal 20 m. bedraagt;
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5, teneinde herbouw van de bedrijfswoning op andere wijze mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd;
- er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning én overtollige bebouwing (voormalige bedrijfsgebouwen, al dan niet bij de bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken);
- de situering en bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de woning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar;
- de situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving.
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest of enige andere vorm van buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
- gebruik als woning met uitzondering van de toegestane bedrijfswoning;
- de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben en die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
- het bewerken, verwerken of vergisten van mest van derden;
- binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van:
- volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- bestaande gebouwen met meer dan één bouwlaag, die gebruikt mogen worden voor het houden van dieren.
- een gebruikswijziging van bestaande gebouwen naar dierenverblijf;
het gebruik van gebouwen, gronden en overkappingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie van 0,01 mol/ha/jaar of meer op een stikstofgevoelige natuurwaarde in een Natura 2000-gebied vergeleken met de referentiesituatie zoals deze is beschreven in paragraaf 3.2 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1 bij deze planregels.
- het gebruik van gebouwen, gronden en overkappingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar, berekend met de AERIUS-calculator, op een stikstofgevoelige natuurwaarde in een Natura 2000-gebied vergeleken met de referentiesituatie zoals deze is beschreven in paragraaf 3.2 van de ‘Notitie intern salderen Wnb’ welke is opgenomen in bijlage 1 bij deze planregels.
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden zoals opgenomen in lid 3.1 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan
zoals opgenomen in bijlage 2, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan is uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.5.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4. opgenomen omgevingsvergunnings-plichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.5.2 Toetsing aan aanwezige waarden De in 3.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden, als opgenomen in 3.1. De in het kader van de belangenafweging te hanteren toetsingscriteria zijn in het schema onder 3.5.3 weergegeven.
3.5.3 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 | - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; - het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het extensief recreatief medegebruik dan wel het ecologisch, landschaps- en waterhuishoudkundig beheer; - de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast; |
het diepwoelen, diepploegen, afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding: - 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem'; - 'wetgevingszone – omgevings-vergunning waardevol reliëf'; | - ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' mogen er geen ruimtelijke ingrepen plaatsvinden die natuur-ontwikkeling als te realiseren ecologische verbindingszones in de nabije of verre toekomst frustreren; - ter plaatse van de aanduiding 'wetgevings-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone / herstel watersysteem' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezen-lijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap; - ter plaatse van de aanduiding – wetgevingszone - omgevingsvergunning waardevol reliëf' vindt er geen onevenredige aantasting plaats van het waardevolle reliëf; |
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding: - 'wetgevingszone – omgevings-vergunning openheid'; - 'wetgevingszone – omgevings-vergunning schootsveld'; Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist: - ter plaatse van de functieaanduiding 'boomteelt' (bm); - indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid; | - ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning openheid' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke openheid; - ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden; |
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
- de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 100 m².
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming;
- De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager aan de hand van een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport heeft aangetoond, dat door de oprichting van het gebouw het archeologische bodemarchief niet wordt verstoord;
- Voor zover het oprichten van het gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
- De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of
- De verplichting tot het doen van opgravingen, of
- De verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van het waterpeil;
Het verbod, zoals bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing, indien:
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het betreffen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een diepte van minder dan 0,50 m. of, bij een grotere diepte, met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
- op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
- Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen. Uitgezonderd van dit verbod zijn sloopwerkzaamheden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte minder bedraagt dan 100 m2 en/ of niet dieper wordt gewerkt dan 0,50 m. onder maaiveld;
- aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld, dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist, dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;
- de vergunning kan niet worden verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 en 4.4.3 wordt slechts verleend indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
6.1 Gebiedsaanduidingen
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
- wetgevingszone - omgevingsvergunning schootsveld
- wetgevingszone - omgevingsvergunning waardevol reliëf aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming, waarbinnen dit geldt.
Artikel 7 Overige Regels
7.1 Parkeren
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen en een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan uitsluitend worden verleend, indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen; indien niet in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen wordt voorzien, wordt de omgevingsvergunning geweigerd;
- Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen.
Hiervoor gelden de volgende regels:
- In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw en in het geval van de functiewijziging van een gebouw en/of van gronden, dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
- Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het geldende door de gemeenteraad op 22 november 2022 vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid, als neergelegd in de ‘Nota parkeerbeleid 2022’, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen. Indien dit parkeerbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
- De parkeervoorzieningen, als bedoeld onder 1 en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen ,als bedoeld onder 2, dienen in stand te worden gehouden.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken 8.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 8.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 8.1.1 met maximaal 10%.
8.1.3 Uitzondering Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik 8.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.2.3 Onderbroken gebruik Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan ‘Schransmansdreef 8’ van de gemeente Oosterhout.