KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Railverkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel

N329 - Oss - 2010

Bestemmingsplan - Oss

Onherroepelijk op 22-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Toelichting

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanN329 - Oss- 2010 van de gemeente Oss.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0828.BPN329Oss2010-OH01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep c.q. een bedrijf, kantoor of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.7 bestaande situatie:

  1. a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing zoals die aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning;
  2. b. ten aanzien van gebruik: gebruik van gronden en opstallen zoals dat aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.12 functie:

activiteiten ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.13 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.14 kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.15 peil:

  1. a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor het bouwen in de bestemming Verkeer - Railverkeer: de bovenkant spoorstaaf;
  3. c. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld.

1.16 werk:

een werk of constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bovenkant spoorstaaf:

de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.

2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat wanneer het een ondergronds bouwwerk betreft de maximale diepte (negatieve bouwhoogte) wordt gemeten tussen het peil en het diepste punt van het bouwwerk.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel voor andere producten dan motorbrandstoffen niet meer mag bedragen dan 75m2.;
  2. b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte wegen en paden, parkeervoorzieningen, verhardingen en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  3. c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  4. d. de bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan 10 m;
  5. e. de bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  6. f. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 12 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op:

  1. a. de ruimtelijke kwaliteit, waaronder begrepen de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  4. d. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering van de bebouwing;
  2. b. de oriëntatie van de bebouwing.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen ten behoeve van landschappelijke inpassing;
  3. c. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  4. d. voorzieningen ten behoeve van duurzame uitvoering;
  5. e. beeldende kunst;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. voorzieningen voor de fauna om wegen en bijbehorende infrastructuur te kruisen;
  10. j. nutsvoorzieningen;
  11. k. verhardingen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden, die mede gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een noodontsluiting ten behoeve van de aangrenzende bedrijfspercelen;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van duurzame uitvoering;
  4. d. beeldende kunst;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. voorzieningen voor de fauna om wegen en bijbehorende infrastructuur te kruisen;
  8. h. straatmeubilair en kunstobjecten;
  9. i. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, openbaar vervoer en telecommunicatie;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het inrichten van de gronden in afwijking van de inrichting die is aangegeven ter plaatse van de figuur 'dwarsprofiel'.

Artikel 6 Verkeer - Railverkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. wegen en straten;
  3. c. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een noodontsluiting ten behoeve van de aangrenzende bedrijfspercelen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;
  7. g. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  2. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  4. d. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van duurzame uitvoering;
  3. c. beeldende kunst;
  4. d. ecologische verbindingszone;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 15 m;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van energieopwekking mag niet meer bedragen dan 30 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van afvangen van fijnstof mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse gastransportleidingen.

8.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken worden opgericht tot een bouwhoogte van 3 m ten behoeve van ondergrondse gastransportleidingen.

8.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van bouwen voor en in overeenstemming met de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat alvorens ontheffing wordt verleend advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.

8.4 Aanlegvergunning

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

9.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming uitsluitend hoogspanningsmasten en andere bouwwerken ten dienste van bovengrondse hoogspanningsleidingen worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 50 m.

9.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van bouwen voor en in overeenstemming met de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat alvorens ontheffing wordt verleend advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.

9.4 Aanlegvergunning

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren van een ondergrondse of bovengrondse passage voor middelgroot en groot wild. Hierbij gelden de volgende regels:

  1. a. de diepte mag maximaal 6 m bedragen en de bouwhoogte maximaal 10 m;
  2. b. de breedte mag maximaal 25 m bedragen;
  3. c. uit onderzoek moet zijn gebleken dat de tunnel van belang is voor de verbinding van natuurgebieden gelegen aanweerszijden van de weg.

Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. Deze ontheffing is eveneens toegestaan voor de profielen als voorgeschreven ter plaatse van de figuur 'dwarsprofiel';
  3. c. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  4. d. de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
    2. 2. ten behoeve van voor waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    3. 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen:

  1. a. door de bestemmingsgrenzen, andere grenslijnen en aanduidingen met ten hoogste 15 m te verschuiven, indien een gewijzigde uitvoering van het plan om ruimtelijke, verkeerskundige of technische redenen gewenst is.
  2. b. ten behoeve van de bouw van telecommunicatiemasten en daarmee vergelijkbare voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. wijziging is alleen mogelijk van de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer';
    2. 2. de hoogte van bouwwerken mag niet meer zijn dan 50 m;
    3. 3. de omvang van de wijzigingslocatie mag niet meer zijn dan 25 m2;
    4. 4. uit onderzoek moet gebleken zijn, dat plaatsing ter plaatse in het belang van communicatievoorziening noodzakelijk en verantwoord is, waarbij dat onderzoek in ieder geval betrekking moet hebben op:
      • de mogelijkheden van plaatsing van deze voorzieningen op bestaande gebouwen of bouwwerken;
      • de benutting van de mogelijkheden van gemeenschappelijk gebruik door telecommunicatiebedrijven;
      • de inpassing van de mast in landschappelijk en stedenbouwkundig opzicht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee strijdig is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode van langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanN329 - Oss- 2010.