KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
3.1.2 Toelaatbare Bebouwing
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
3.2.2 Bouwwerken Geen Gebouwen Zijnde
3.3 Afwijken Van De Bouwregels
3.3.1 Bouw- En Goothoogte
3.4 Specifieke Gebruiksregels
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Nadere Eisen
5.1.1 Plaatsbepaling En Dakhelling
5.1.2 Voorwaarden
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
6.1 Afwijkingen
6.2 Voorwaarden
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
7.1 Wijzigingsbevoegdheden
7.2 Procedureregel
Artikel 8 Algemene Procedureregels
8.1 Procedure Wijzigingsbevoegdheid
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht Gebruik
9.2 Overgangsrecht Bouwwerken
9.3 Ontheffing Overgangsrecht
9.4 Bestaande Afstanden En Andere Maten
9.4.1 Bestaande Afstanden
9.4.2 Bestaande Andere Maten
Artikel 10 Slotregel

Bebouwde kom St. Willebrord, de Gagelrijzen 4

Bestemmingsplan - Gemeente Rucphen

Vastgesteld op 13-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
  1. plan
    het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom St. Willebrord, de Gagelrijzen 4' van de gemeente Rucphen;
  2. bestemmingsplan
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0010-DEF1 met de bijbehorende regels;
  3. kaart
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0010-DEF1;
  4. aanduiding
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  5. aanduidingsgrens
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  6. aan- of uitbouw
    een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het hoofdgebouw;
  7. achtererf
    gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het hoofdgebouw is gelegen;
  8. achtergevel van een gebouw
    het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
  9. afgewerkt bouwterrein
    de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde omringende grond;
  10. Awb
    de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  11. bebouwing
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  12. bebouwingspercentage
    een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
  13. bedrijfsvloeroppervlak
    de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte;
  14. bestaand
    ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  15. bestemmingsgrens
    de grens van een bestemmingsvlak;
  16. bestemmingsvlak
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  17. Bevi
    Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  18. Bevi-inrichtingen
    bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  19. bijgebouw
    een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  20. bouwen
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  21. bouwgrens
    de grens van een bouwvlak;
  22. bouwlaag
    een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke
    hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
  23. bouwperceel
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  24. bouwperceelsgrens
    de grens van een bouwperceel;
  25. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge
    de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
    toegelaten;
  26. bouwwerk
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
    die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect
    steun vindt in of op de grond;
  27. detailhandel
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  28. dienstverlening
    het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, wasserettes, autorijschool en videotheek;
  29. erf
    een deel van het bouwperceel ten dienste van het gebruik van de aanwezige gebouwen;
  30. erfafscheiding
    de grens van het erf;
  31. escortbedrijf
    de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
  32. gebouw
    elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  33. gevellijn
    denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;
  34. hoofdgebouw
    een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
  35. hospice
    een instelling die zorg biedt in de laatste levensfase van mensen die om medische redenen niet thuis kunnen worden verzorgd;
  36. kantoor
    een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen en vergaderaccommodaties;
  37. kap
    een constructie van één of meer dakvlakken;
  38. maatschappelijke voorzieningen
    educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
  39. maatvoeringsvlak
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;
  40. nutsvoorziening
    voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen;
  41. ondergeschikte nevenactiviteit
    een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend;
  42. overkapping
    een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
  43. peil
    1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
      bouwterrein;
  44. prostitutie
    het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  45. raamprostitutie
    een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  46. seksautomatenhal
    een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  47. seksbioscoop en/of -theater
    een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  48. seksinrichting
    de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
    worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  49. straatprostitutie
    het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  50. voorerf
    gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het hoofdgebouw is gelegen;
  51. voorgevel van een gebouw
    het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
  52. Wed
    de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  53. weg
    als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  54. Wgh
    de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  55. Wgh-inrichtingen
    bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  56. Ww
    de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  57. woning
    een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;
  58. Wro
    de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  59. zijerf
    gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen;
  60. zijgevel van een gebouw
    een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. afstanden
    van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;
  2. het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
    door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
  3. de bouwhoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijkt te stellen bouwonderdelen;
  4. de goothoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  5. de breedte en diepte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
  6. de oppervlakte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  7. het bewoonbaar vloeroppervlak
    binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;
  8. het bedrijfsvloeroppervlak
    binnenwerks op de vloer van de ruimten die ingevolge het plan worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten;
  9. de inhoud van een bouwwerk
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  10. de dakhelling
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  11. de hoogte van een windturbine
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
  12. ondergeschikte bouwdelen
    bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Bestemming

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘hospice’: een hospice;
  2. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2 Toelaatbare Bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 3 lid 1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen;
  2. de maximale bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
  3. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
  4. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°.

3.2.2 Bouwwerken Geen Gebouwen Zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4 meter;
  2. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,5 meter;

3.3 Afwijken Van De Bouwregels

3.3.1 Bouw- En Goothoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 2.1 sub c mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.

3.4 Specifieke Gebruiksregels

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. permanente bewoning;
  2. het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  3. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Nadere Eisen

5.1.1 Plaatsbepaling En Dakhelling

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.1.2 Voorwaarden

De in artikel 5 lid 1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Afwijkingen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van de regels in dit plan voor:
  1. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  2. het oprichten van antennes en masten met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.

6.2 Voorwaarden

de in artikel 6 lid 1 sub a genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

7.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter;
  2. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimale afstand door:
    1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de hoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  3. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

7.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in artikel 8 lid 1.

Artikel 8 Algemene Procedureregels

8.1 Procedure Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is, met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht Gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. artikel 9 lid 1 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

9.2 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel opgericht kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van artikel 9 lid 2 sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9 lid 2 sub a met maximaal 10 %;
  3. artikel 9 lid 2 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn opgericht zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.3 Ontheffing Overgangsrecht

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens één of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

9.4 Bestaande Afstanden En Andere Maten

9.4.1 Bestaande Afstanden

Indien afstanden op de datum van de terinzagelegging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge regels is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.4.2 Bestaande Andere Maten

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken geen gebouwen zijnde op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge regels is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom St. Willebrord, de Gagelrijzen 4’.