Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening
Bestemmingsplan - Gemeente Rucphen
Vastgesteld op 09-09-2020 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 van de gemeente Rucphen, met inachtneming van de 1e herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, 1e herziening', het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 2e herziening en het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening van de gemeente Rucphen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0001-DEF2 met bijbehorende regels en bijlagen, met inachtneming van de 1e herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, 1e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0008-DEF1, het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 2e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0001-GU03 en het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0013-DEF3 van de gemeente Rucphen.
1.3 verbeelding
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0840.9000B0013-DEF3.
1.4 25-jaarszone kwetsbaar
gebied waarbinnen het grondwater een periode van 25 jaar nodig heeft om de pompputten te bereiken.
1.5 AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf.
1.6 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.7 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.8 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.9 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie.
1.10 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie in de woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden uitgeoefend door de hoofdbewoners dan wel eigenaren van de woning en de bijbehorende bouwwerken. Gebruik mag niet leiden tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing en geen belemmering opleveren voor de doorstroming van het verkeer op de openbare weg. De activiteit aan huis mag niet vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en daarop baseerde AMvB's. Er mag geen buitenopslag of bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.
1.11 abiotische waarden
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
1.12 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.
1.13 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.14 agrarisch-technisch hulpbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
1.15 agrarisch-verwant bedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking . Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.
1.16 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.17 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.
1.18 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.19 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.20 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
1.21 attentiegebied ecologische hoofdstructuur
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
1.22 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.23 bebouwingscluster
een vlakvormige verzameling van gebouwen.
1.24 bebouwingsconcentratie
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.25 bebouwingslint
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies.
1.26 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald.
1.27 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan.
1.28 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.29 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.30 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer dan wel exploitatie.
1.31 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.32 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
1.33 beperkingen veehouderij
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
1.34 beperkt kwetsbaar object
onder een beperkt kwetsbaar object worden verstaan:
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per ha, en;
- b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- c. kantoorgebouwen;
- d. hotels en restaurants;
- e. winkels;
- f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
- h. bedrijfsgebouwen;
- i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
- j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.35 bergbezinkbassin:
ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken.
1.36 bestaand
- 1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- 2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.37 bestaande ammoniakemissie
bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:
- a. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan; bedoeld zijn de stalsystemen overeenkomstig de unieke stalbeschrijvingen van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav);
- b. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;
- c. bestaande diersoorten: de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd.
1.38 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.39 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.40 bijbehorende bouwwerken
een bij een (bedrijfs)woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
1.41 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.42 boerderijkamer/appartement
(deel van) een voormalig agrarisch gebouw dat wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers van beperkte omvang.
1.43 boringvrije zone
gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare kleilaag bevindt.
1.44 bos
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en extensieve recreatie.
1.45 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.46 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.47 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.48 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.49 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.50 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.51 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.52 camping
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.53 caravan
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.54 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning.
1.55 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.56 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
een bouwwerk dat is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan en overige gemeentelijke en rijksmonumenten. Bij verbouwing of vervanging van deze bouwwerken dient advies te worden ingewonnen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem; de cultuurhistorische waarde is bepaald op basis van het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand waaronder wordt verstaan de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:
- a. de bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
- b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
- c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
onder uitwendig karakter kunnen mede worden verstaan:
- d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
- e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten.
1.57 dagrecreatie
recreatieve activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, die plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
1.58 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.59 differentiatievlak
een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak dat dient ter verbijzondering van een bestemming.
1.60 duurzame locatie
een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwvlak voor een intensieve veehouderij.
1.61 ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.62 ecologische verbindingszone
een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd (al dan niet aaneengesloten).
1.63 ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of oorspronkelijke natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
1.64 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.65 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.66 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en paardrijden.
1.67 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.
1.68 extensiveringsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur.
1.69 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.70 glastuinbouwbedrijf
een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of permanent aanwezige tunnels, met een hoogte van 1 m of meer.
1.71 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.72 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.73 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvesting aan die paarden, het beoefenen van de paardensport, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine of soortgelijke ondersteunende horecavoorziening.
1.74 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.75 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode (Lden) uitgedrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.76 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.77 groenblauwe mantel
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
1.78 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Voorbeelden zijn onder andere akkerbouw- en fruitteeltbedrijven en melkveehouderijbedrijven.
1.79 hobbymatig houden van paarden
het niet bedrijfsmatig houden van paarden, zodat er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en niet is gericht op het generen van winst.
1.80 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.81 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.82 horecabedrijf
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.83 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.84 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en waarbij de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen., met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij.
1.85 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.
1.86 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.87 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.88 kamperen bij de boer
kleinschalige recreatieve activiteit bij een agrarisch bedrijf in de periode van 1 maart tot en met 15 november per kalenderjaar voor ten hoogste 25 kampeermiddelen.
1.89 kantine
verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen.
1.90 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.91 kas
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m.
1.92 kernrandzone
overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.
1.93 kleinschalig kamperen/minicamping
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen.
1.94 kwetsbaar object
onder een kwetsbaar object worden verstaan:
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
- b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- 4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m²;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.95 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.96 landschapselementen
ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.
1.97 landschappelijke inpassing
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de structuur van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting.
1.98 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.99 LPG-doorzet
de doorzet van LPG in m³ per jaar.
1.100 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.101 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak.
1.102 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.103 manege
een bedrijf kan als manege worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. De meeste maneges hebben een kantine ingericht om klanten te ontvangen met de mogelijkheid voor het schenken van een drankje.
1.104 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.105 mestbewerking
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.106 mestverwerking
het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan.
1.107 molenbiotoop
de omgeving waarmee een molen in relatie staat en van fundamenteel belang is voor de werking en het behoud van de molen.
1.108 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende, gewenste of oorspronkelijke waarden in verband met biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.
1.109 nevenactiviteit
een activiteit die als ondergeschikte functie bij het agrarisch bedrijf kan worden uitgevoerd om daarmee inkomsten voor het bedrijf kan genereren.
1.110 niet intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf gericht op het houden van melk- en ander vee waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel.
1.111 niet grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
1.112 nieuwvestiging
projectie van een al dan niet gekoppeld bouwvlak op een locatie die niet is voorzien van de aanduiding 'bouwvlak'.
1.113 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd.
1.114 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.115 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.116 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.
1.117 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.118 ondersteunende horeca
horeca van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. Voor ondersteunende horeca geldt dat het horeca betreft ter ondersteuning van een andere hoofdfunctie/andere activiteit van het bedrijf. Het verstrekken van horeca aan derden is niet toegestaan, waarbij onder derden wordt verstaan: mensen/groepen die niet specifiek voor de hoofdfunctie van het bedrijf komen, zoals passanten. Het organiseren van feesten en partijen en dergelijke is tevens niet toegestaan.
1.119 omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm, dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
1.120 overig agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegrond)teeltbedrijf of glastuinbouw valt, nader te onderscheiden in productiegerichte paardenhouderij en overige agrarische bedrijven zoals witloftrekkerijen, champignonkwekerijen, wormenkwekerijen en aquacultuur.
1.121 overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf
een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf.
1.122 overige teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen die niet vallen onder de categorieën teeltondersteunende kassen, permanente teeltondersteunende voorzieningen of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals stellages met regenkappen bij grondgebonden teelt van zacht fruit en boomteelthekken. Boomteelthekken betreffen permanente voorzieningen buiten het bouwvlak.
1.123 paardenbak
een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport.
1.124 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.125 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf dan wel vaste woon- of verblijfplaats.
1.126 permanente teeltondersteunende voorzieningen
permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen) en containervelden (lage permanente teeltondersteunende voorzieningen). Permanente voorzieningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht. De uitstraling (ruimtelijke impact) en (economische) duurzaamheid van dit soort voorzieningen is dusdanig dat dit alleen binnen het bouwvlak thuishoort. Deze voorzieningen hebben geen directe relatie met het grondgebruik.
1.127 productiegerichte paardenhouderij
een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden dan wel een bedrijf dat is gericht op het africhten, opleiden, trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony's. Voorbeelden van productiegerichte paardenhouderijen zijn: een paardenfokkerij, hengsten- en/of merriehouderij, paardenmelkerij met daaraan ondergeschikt een africhtingsstal, trainingsstal, handelsstal, stalhouderij en/of pensionstalling. Tevens is als ondergeschikte nevenactiviteit het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies toegestaan. Het exploiteren van een manege is niet toegestaan.
1.128 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.129 recreatie
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.
1.130 recreatieve bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie. Permanente bewoning en huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.
1.131 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning. Onderbouwen dan wel onderkelderen van een dergelijk gebouw is niet toegestaan.
1.132 ruimtelijke kwaliteitsverbetering
een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.133 sanitaire voorziening
een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, welke ten dienste staat als sanitaire voorziening ten behoeve van het houden van een kampeerterrein.
1.134 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.135 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.
1.136 Staat van Horeca-activiteiten
een als bijlage 3 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende Staat van horeca-activiteiten.
1.137 stacaravan
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en dat door aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.
1.138 standplaats
een kavel welke zich bevindt op een kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, stacaravan of vakantiebungalow.
1.139 statische opslag
opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
1.140 teeltondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (hoger dan 1,5 m) worden beschouwd als een kas.
1.141 teeltondersteunende voorzieningen
een voorziening in, op of boven de grond die door de agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- 1. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- 2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- 3. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water). Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten.
1.142 theeschenkerij
kleinschalige horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het tegen betaling verstrekken van niet-alcoholische dranken en kleine gerechten.
1.143 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten. Onder tijdelijk wordt verstaan dat deze teeltondersteunende voorzieningen op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
1.144 tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders:
het huisvesten van seizoenarbeiders(tijdelijke arbeidsmigranten), die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
1.145 trekkershut
een kampeerhuisje bestaande uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten.
1.146 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.147 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.148 vakantiebungalow/chalet
een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd als onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.
1.149 veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren, nader te onderscheiden in intensieve veehouderij en niet intensieve veehouderij.
1.150 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
1.151 verkoop eigen vervaardigde producten
verkoop van op het agrarisch bedrijf geproduceerde of gefokte producten, zoals een vleesverkoop, kaasmakerij of ijsmakerij.
1.152 verkoop streekeigen en biologische producten
verkoop van streekeigen of biologische producten die op ambachtelijke wijze zijn vervaardigd.
1.153 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.154 verwevingsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur.
1.155 (vollegronds)teeltbedrijf
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.156 volumineuze goederen
goederen die vanwege hun omvang een grote oppervlakte nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, en dergelijke.
1.157 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
1.158 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
- 1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
- 2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
1.159 voormalige agrarische bedrijfslocatie
een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
1.160 voormalige (agrarische) bedrijfswoning
voormalige (agrarische) bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf en/of van omliggende bedrijven.
1.161 vormverandering van een bouwvlak
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.162 waterberging
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.
1.163 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals waterlopen en watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke.
1.164 waterwinbedrijf
een bedrijf gericht op het winnen van water uit het waterwingebied met bijbehorende voorzieningen zoals een retentievijver, een onthardingsinstallatie en kalk-opslag.
1.165 waterwingebied
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater.
1.166 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.167 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.168 woonunit
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.
1.169 zomerseizoen
de periode van 1 maart tot 15 november.
1.170 zorgvuldige veehouderij
een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
2.2 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2.3 Relatie
Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met cultuurhistorische waarden
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Vergunning wordt verleend indien het behoud van het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand niet langer mogelijk is. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met cultuurhistorische waarden
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Vergunning wordt verleend indien het behoud van het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand niet langer mogelijk is. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met cultuurhistorische waarden
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Vergunning wordt verleend indien het behoud van het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand niet langer mogelijk is. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Bedrijf - Waterwinbedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Bos
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Detailhandel
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Groen
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
Het is verboden om op deze gronden te bouwen.
Artikel 13 Groen - Landschapselement
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 14 Horeca
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met cultuurhistorische waarden
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Vergunning wordt verleend indien het behoud van het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand niet langer mogelijk is. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem.
Artikel 15 Kantoor
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Maatschappelijk
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Maatschappelijk - Militair Terrein
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Natuur
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Sport
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.4 Afwijken van de gebruiksregels
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
22.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen voor het verharden van onverharde wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' dan wel de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halfverharde weg', met dien verstande dat:
- a. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.
Artikel 23 Verkeer - Spoorweg
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
Artikel 24 Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bouwhoogte, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, bedraagt maximaal voor:
- 1. bruggen en viaducten: 8 m;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 m.
Artikel 25 Wonen
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met cultuurhistorische waarden
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Vergunning wordt verleend indien het behoud van het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand niet langer mogelijk is. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem.
25.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 26 Leiding - Brandstof
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof', indien de betreffende leiding als zodanig in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.
Artikel 27 Leiding - Gas
27.1 Bestemmingsomschrijving
27.2 Bouwregels
27.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
27.4 Specifieke gebruiksregels
27.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
27.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.
Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding
28.1 Bestemmingsomschrijving
28.2 Bouwregels
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
28.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.
Artikel 29 Leiding - Riool
29.1 Bestemmingsomschrijving
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
29.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.
Artikel 30 Leiding - Water
30.1 Bestemmingsomschrijving
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
30.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Water', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.
Artikel 31 Waarde - Archeologie
31.1 Bestemmingsomschrijving
31.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag geen nieuw bouwwerk worden gebouwd.met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts worden gebouwd, indien de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat: geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
- a. de aanvrager een KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport overlegt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
- b. het bevoegd gezag verleent de vergunning, indien naar hun oordeel uit het in lid 31.3 sub a bedoelde rapport genoegzaam blijkt dat:
- 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- 2. schade aan archeologische waarden door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning-activiteit bouwen verbonden voorwaarden;
- c. in de situatie als bedoeld in het lid 31.3 sub b onder twee, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; of
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- d. indien lid 31.3 sub c onder drie van toepassing is, wordt in de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die gedaan worden tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
31.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 32 Waarde - Ecologie - Ecologische Hoofdstructuur
32.1 Bestemmingsomschrijving
32.2 Bouwregels
32.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat geen aantoonbare onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische hoofdstructuur.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.1.2 voor de bouw van een gebouw ten behoeve van natuurbestemming of het extensief recreatief medegebruik, met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m, met dien verstande dat geen aantoonbare onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische hoofdstructuur.
32.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 33 Waarde - Ecologie - Verbindingszone
33.1 Bestemmingsomschrijving
33.2 Bouwregels
33.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.
33.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
33.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 34 Waarde - Ecologie - Watersysteem
34.1 Bestemmingsomschrijving
34.2 Bouwregels
34.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.
34.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 35 Waterstaat - Waterbergingsgebied
35.1 Bestemmingsomschrijving
35.2 Bouwregels
35.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
- a. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van het gebied;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 37 Algemene Bouwregels
37.1 Afstand tot geluidsgevoelige bebouwing
37.2 Afstand tot de weg
37.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
37.4 Nadere eisen
Artikel 38 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 25 bedoelde gronden en bouwwerken:
- a. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
- b. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 39 Algemene Aanduidingsregels
39.1 Archeologische verwachtingswaarde hoog dorpskern
39.2 Archeologische verwachtingswaarde hoog
39.3 Archeologische verwachtingswaarde middelhoog
39.4 Archeologische verwachtingswaarde laag
39.5 Attentiegebied ehs
39.6 Bebouwingsconcentratie
39.7 Beperkingen veehouderij
39.8 Beslotenheid
39.9 Cultuurhistorisch vlak
39.10 Geluidzone - vliegveld
39.11 Groenblauwe mantel
39.12 Landgoed
39.13 Milieuzone - 25 jaarszone kwetsbaar
39.14 Milieuzone - boringvrije zone
39.15 Milieuzone - waterwingebied
39.16 Militair oefenterrein
39.17 Openheid
39.18 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
39.19 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
39.20 Reserveringsgebied waterberging
39.21 Teeltondersteunende kassen toegestaan
39.22 Veiligheidszone - bevi
39.23 Veiligheidszone - leiding
39.24 Veiligheidszone - lpg
39.25 Veiligheidszone - munitie A
39.26 Veiligheidszone - munitie B
39.27 Veiligheidszone - munitie C
39.28 Veiligheidszone - munitie A 1
39.29 Veiligheidszone - munitie B 1
39.30 Veiligheidszone - munitie C 1
39.31 Vrijwaringszone - molenbiotoop
39.32 Vrijwaringszone - radar
39.33 Vrijwaringszone - weg
Artikel 40 Algemene Afwijkingsregels
40.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
- a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de inhoud van burgerwoningen binnen de bestemming 'Wonen';
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
met dien verstande dat:
- 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 41 Algemene Wijzigingsregels
41.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
- a. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
41.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen in het plante wijzigen, voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
- a. maximaal één nieuwe woning mag worden gebouwd;
- b. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt minimaal 1.000 m²;
- c. de breedte van het bouwperceel bedraagt minimaal 30 m;
- d. de voorgevelbreedte van de nieuwe woning bedraagt maximaal 20 m;
- e. de afstand van de nieuwe woning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
- f. de afstand van de nieuwe woning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
- g. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan; de landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
er dient te worden voldaan aan deartikelen 11.2. en 11.3. van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011,die als bijlage 4 behorende bij deze regels zijn opgenomen; - h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige archeologische, landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
- i. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
41.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2', voor het aanleggen of verleggen van één of meerdere leidingen met de daarbij behorende veiligheids- en/of vrijwaringszones, met dien verstande dat:
- a.
wijziging noodzakelijk is:- 1.
om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van hetterrein aan te passen; - 2.
voor een efficiënte realisering van de bestemmingen;
- 1.
- b.
de maatgevende risicocontour van 10-6 mag de grens van de aanduiding'wro-zone - wijzigingsgebied - 2' niet overschrijden; - c.
er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in deomgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische,bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden; - d.
er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van debelangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en(agrarische) bedrijven.
Artikel 42 Algemene Procedureregels
42.1 Afwijken van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
42.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
42.3 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
42.4 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 43 Overige Regels
43.1 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 38 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht
44.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
44.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
44.3 Afwijking overgangsrecht (hardheidsclausule)
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
44.4 Bestaande maten en andere maten
Artikel 45 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 van de gemeente Rucphen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0001-DEF2 (hierna: moederplan) is door de gemeenteraad op 29 maart 2012 vastgesteld. Op 21 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. De uitspraak, met zaaknummer 2012070151R3, is als bijlage bij de voorliggende toelichting gevoegd.
1e herziening
Op 11 december 2013 heeft de gemeente Rucphen de 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 vastgesteld. In deze herziening zijn de regels ten aanzien van de inhoudsmaat van woningen gewijzigd. De provincie Noord-Brabant heeft de eis laten vervallen dat bij vergroting van een woning voldaan dient te worden aan artikel 2.2 van de Verordening Ruimte 2011. Om deze reden heeft de gemeente met vaststelling van de 1e herziening het vergroten van woningen tot 750 m³ niet via een wijzigingsbevoegdheid maar rechtstreeks mogelijk gemaakt. Deze wijziging is ter informatie verwerkt in de set regels behorende bij deze herziening.
2e herziening
In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak wordt het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad op een aantal punten vernietigd. Voor een aantal daarvan heeft de Afdeling de gemeenteraad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de uitspraak - met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen - een nieuw besluit te nemen. Hiervoor is een 2e herziening opgesteld. De 2e herziening heeft geen betrekking op de overige onderdelen waarvan de afdeling het vaststellingsbesluit heeft vernietigd. Voor zover dat nodig is, worden deze overige onderdelen in deze 3e herziening aangepast.
3e herziening
De resterende wijzigingen naar aanleiding van de uitspraak van De Raad van State zijn in deze derde herziening opgenomen. In deze herziening komen nog een aantal andere onderwerpen aan de orde, te weten:
- het nieuwe provinciale beleid dat sinds de vaststelling van het moederplan van kracht is geworden (Verordening Ruimte 2014; VR 2014);
- de resultaten van de uitgevoerde planMER;
- geconstateerde verbeterpunten in de regels en omissies op de verbeelding;
- initiatieven waaraan de gemeente haar medewerking wil verlenen.
1.2 Vigerend Bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening' betreft een herziening op onderdelen van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Rucphen op 29 maart 2012 en de daarop volgende 1e en 2e herziening.
1.3 Ligging Plangebied
Deze herziening heeft betrekking op gronden die verspreid in het buitengebied van de gemeente Rucphen liggen. Tevens zal een deel van de regels worden herzien. Omdat sinds de vaststelling van het moederplan diverse postzegelbestemmingsplannen zijn vastgesteld - waar het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 dus inmiddels niet meer geldt - wordt de plangrens van deze 3e herziening afgestemd op de actuele situatie.
1.4 Leeswijzer
De standaarden voor het opstellen van bestemmingsplannen voorzien niet in een standaard voor het opstellen van herzieningen. Omdat de wijze van opstellen van de herziening bepalend is voor de wijze waarop de toelichting is opgesteld en het juridische gedeelte van de herziening (regels en verbeelding) in beeld is gebracht, is in hoofdstuk 2 de juridische plantoelichting opgenomen. Hoofdstuk 3 is een weergave van alle wijzigingen ten opzichte van het moederplan. Tot slot komt in hoofdstuk 4 het aspect uitvoerbaarheid aan de orde.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2017 is hoofdstuk 5 toegevoegd.
Hoofdstuk 2 Juridische Plantoelichting
2.1 Algemeen
Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
2.2 Opzet Van De 3e Herziening
Voorliggend bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 (moederplan). Hierdoor is sprake van een afwijkende opzet in vergelijking met een 'regulier' bestemmingsplan.
Voor het inzichtelijk krijgen van de geldende juridisch-planologische situatie binnen het plangebied, is het noodzakelijk om naast deze 3e herziening ook het geldende bestemmingsplan (moederplan) en de 1e en 2e herziening te raadplegen; de 3e herziening geeft geen compleet overzicht van de nieuwe juridisch-planologische situatie. Op www.ruimtelijkeplannen.nl is door de gemeente een geconsolideerd plan tot en met de 2e herziening gepubliceerd; dit plan biedt een goed inzicht in het juridisch planologische kader maar is niet juridisch bindend. Nadat ook de 3e herziening onherroepelijk is geworden zal het geconsolideerde plan worden geactualiseerd.
Verbeelding
Alleen de percelen waar naar aanleiding van deze herziening een aanpassing plaatsvindt worden op de verbeelding opgenomen. De SVBP2012 biedt de mogelijkheid om uitsluitend die zaken in de herziening op te nemen die wijzigen. Uitgangspunt voor de weergave op de verbeelding is dat alleen het gewijzigde aspect in beeld gebracht wordt. Gebleken is dat niet alle wijzigingen op basis van deze systematiek in beeld gebracht kunnen worden. Hierbij gaat het voornamelijk om zaken die van de verbeelding verwijderd dienen te worden. Denk bijvoorbeeld aan het verwijderen van een functieaanduiding of het verwijderen van een gedeelte van het bouwvlak (dit is het geval wanneer het bouwvlak verkleind of van vorm veranderd dient te worden).
Om die reden wordt ten aanzien van de verbeelding gebruik gemaakt van 2 systematieken:
- Alleen het gewijzigde aspect wordt in beeld gebracht. Aangenomen kan worden dat het overige op het perceel niet wijzigt en derhalve van toepassing blijft. Voorbeeld: de bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming Wonen waarbij het bouwvlak niet wordt gewijzigd. In dit geval wordt alleen de gele kleur van de woonbestemming in beeld gebracht. Logisch gevolg is dat de groene kleur van de bestemming Agrarisch komt te vervallen omdat een perceel niet twee enkelbestemmingen kan bevatten. Deze verwijdering van de bestemming Agrarisch behoeft niet in beeld gebracht te worden.
- Voor percelen waar bijvoorbeeld een aanduiding of een bouwvlak verwijderd dient te worden, worden alle perceelsgebonden enkelbestemmingen, functie, maatvoerings- en bouwaanduidingen in beeld gebracht behalve het te verwijderen aspect. Voor deze percelen geldt dat de nieuwe situatie/de eindsituatie op perceelsniveau zichtbaar is (dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die niet worden gewijzigd, worden voor het perceel niet zichtbaar gemaakt).
Om een compleet beeld te krijgen van de nieuwe situatie dient deze herziening derhalve in samenhang met het basisplan geraadpleegd te worden.
Voor de percelen in de herziening waar een andere enkelbestemming wordt toegekend of een aanduiding wordt gewijzigd, kunnen de regels uit het basisplan en de herziening met betrekking tot deze enkelbestemming of aanduiding ter discussie worden gesteld.
Regels
Voor de regels geldt dat de regels zijn weergegeven zoals die na vaststelling van de herziening gelden. De niet gemarkeerde regels hebben betrekking op de regels zoals deze gelden vanuit het moederplan en de 1e en 2e herziening. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van onderhavige 3e herziening zijn in de planregels - met een doorhaling in groen ('regel') of een toevoeging in geel ('regel') - opgenomen. Alleen de geel (toevoegingen) of groen (vervallen tekst) gemarkeerde aanpassingen maken dus juridisch-planologisch onderdeel uit van de 3e herziening. De niet gemarkeerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het moederplan. Van belang is dat de niet gemarkeerde regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze 3e herziening uitmaken. Een aantal regels van het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 is vernietigd door de uitspraak van de Raad van State. Deze vernietigde regels zijn, voor zover ze niet worden herzien, niet meer zichtbaar in de regels van de 3e herziening.
De herziening is opgesteld op basis van SVBP2012 omdat terinzagelegging plaatsvindt na 1 juli 2013. Voor alle bestemmingsplannen die worden opgesteld na deze datum - ook voor partiële herzieningen - dient op basis van de Wro SVBP2012 te worden toegepast. De gebruikte terminologie van SVBP2012 kan op onderdelen verschillen van die van SVBP2008, de standaard die in het moederplan is toegepast.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Onderdelen 3e Herziening
3.1 Inleiding
Zoals in paragraaf 1.1. aangegeven worden in de 3e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 de volgende onderwerpen opgenomen:
- ontwikkelingsruimte voor de agrarische bedrijven: zowel de uitspraak van de Raad van State als het nieuwe provinciale beleid (Verordening ruimte 2014; VR 2014) leiden tot een heroverweging van de ontwikkelingsruimte die in het bestemmingsplan opgenomen kan worden voor de veehouderij. Het onderzoek in het kader van het planMER is mede bepalend voor de ruimte die aan de veehouderij kan worden geboden; deze ontwikkelingsruimte en de daaruit voortvloeiende aanpassingen worden beschreven in paragraaf 3.2;
- de resterende elementen uit de uitspraak van de Raad van State die leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan worden beschreven in paragraaf 3.3;
- de overige elementen uit de VR2014 voor zover deze moeten leiden tot een aanpassing van het plan staan beschreven in paragraaf 3.4;
- ambtshalve aanpassingen zijn opgenomen in paragraaf 3.5;
- en de initiatieven die meegenomen worden in dit plan staan vernoemd in paragraaf 3.6.
3.2 Ontwikkelingsruimte Agrarische Bedrijven
3.2.1 Inleiding
Er zijn drie belangrijke aspecten die bepalend zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan kan bieden aan agrarische bedrijven:
- de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft tot gevolg gehad dat mogelijkheden voor vormverandering en vergroting van agrarische bouwvlakken, omschakelingsmogelijkheden naar productiegerichte paardenhouderij en de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn vernietigd vanwege het ontbreken van een planMER/passende beoordeling;
- de provincie heeft in de Verordening Ruimte 2014 (VR 2014) de ontwikkelingsmogelijkheden voor met name de veehouderij aangescherpt;
- de resultaten van het planMER met passende beoordeling.
In deze paragraaf wordt de uitspraak van de Afdeling beschreven (paragraaf 3.2.2) alsmede het provinciaal beleid (paragraaf 3.2.3). De gemeentelijke visie op de uitspraak en de VR 2014 (de mate waarin de gemeente de provinciale mogelijkheden wil vertalen in het bestemmingsplan) wordt beschreven in paragraaf 3.2.4 en vormt het uitgangspunt van het planMER.
Het planMER wordt beschreven in paragraaf 3.2.5. De resultaten van het planMER leiden tot bijstelling van de gemeentelijke visie op het buitengebied en aanpassing van het bestemmingsplan (beschreven in paragraaf 3.2.6).
3.2.2 Uitspraak Raad van State
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 mei 2014 vernietigd:
- de wijzigingsbevoegdheden voor vormverandering en vergroting van agrarische bouwvlakken (artikel 3, 4 en 5);
- de wijzigingsbevoegdheden voor omschakeling naar productiegebonden paardenhouderij (artikel 3, 4 en 5);
- de wijzigingsbevoegdheid voor hervestiging en omschakeling naar een intensieve veehouderij (artikel 5);
- en de wijzigingsbevoegdheden voor uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen (artikel 3, 4 en 5);
zoals opgenomen in het moederplan Buitengebied Rucphen 2012.
Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 is geen onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de hiervoor genoemde ontwikkelingen voor Natura 2000-gebieden (Brabantse Wal, Ulvenhoutse Bos, Kalmthoutse Heide en De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld ). De gemeenteraad heeft niet inzichtelijk kunnen maken dat op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat de genoemde ontwikkelingen waarin het plan voorziet de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen zodat geen passende beoordeling en evenmin een MER hoefden te worden gemaakt.
Ingevolge artikel 19j, eerste lid, aanhef en onder a, van de Natuurbeschermingswet (Nbw 1998) houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied.
Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied. Ingevolge het vierde lid maakt de passende beoordeling van deze plannen deel uit van de ter zake van die plannen voorgeschreven milieueffectrapportage.
Een dergelijk planMER met passende beoordeling ontbrak ten onrechte en leidde tot de vernietiging van de betreffende wijzigingsbevoegdheden.
Voortschreidend inzicht jurisprudentie
In diverse uitspraken van de Afdeling inzake bestemmingsplannen buitengebied is gebleken dat ook de latente ruimte voor ontwikkeling van agrarische bedrijven binnen de bouwvlakken in het planMER en de passende beoordeling aan de orde moeten komen omdat ook de benutting van deze latente ruimte kan leiden tot significante effecten op Natura 2000-gebieden.
Uitgangspunten herziening en planMER
Voor het opnieuw vaststellen van wijzigingsbevoegdheden voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven is de opstelling van een planMER/passende beoordeling noodzakelijk waarbij tevens de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bouwvlak worden meegewogen.
3.2.3 Uitgangspunten Verordening Ruimte 2014 (VR 2014)
De provincie Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 en 14 maart 2014 de VR 2014 vastgesteld. Het beleid en de toegestane ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderijen in Brabant worden hiermee ingrijpend gewijzigd: uitbreiding van bedrijven is geen recht maar moet 'verdiend' worden door te voldoen aan de eisen van een zorgvuldige veehouderij.
In de VR 2014 wordt het volgende onderscheid gemaakt in agrarische bedrijven:
- (vollegrond)teeltbedrijven: agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
- veehouderij: agrarisch bedrijf gericht op fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren;
- glastuinbouwbedrijven: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
- overige agrarische bedrijven: agrarisch bedrijf dat niet binnen de definitie van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt. Hieronder worden ook de paardenhouderijen begrepen.
De VR 2014 maakt daarbij binnen veehouderijbedrijven geen onderscheid tussen grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij.
Voor de toelaatbare ontwikkelingen bij agrarische bedrijven is verder van belang dat binnen de provincie gebieden zijn aangewezen als Groenblauwe mantel of Gemengd landelijk gebied en dat er gebieden zijn aangewezen met Beperkingen veehouderij. De aanduidingen 'verwevingsgebied' en 'extensiveringsgebied' zoals voor Rucphen in de voorheen geldende verordening opgenomen zijn niet meer van toepassing.
In de volgende paragrafen worden diverse onderdelen van de VR 2014 beschreven.
3.2.4 Gemeentelijke visie: uitgangspunten voor planMER
Primair uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid is de gemeentelijke visie en regeling zoals deze was opgenomen in het moederplan Buitengebied Rucphen 2012.
Onderscheid intensieve veehouderij en overige veehouderij
De gemeente is van mening dat het uit ruimtelijk oogpunt relevant blijft om een onderscheid te maken tussen (grondgebonden) veehouderij en intensieve veehouderij gelet op:
- ruimtelijke uitstraling: grondgebonden veehouderijbedrijven met omliggende onbebouwde gronden voor de voerproductie versus intensieve veehouderijen waarbij in een gebied sprake zal zijn van een relatief hogere bebouwingsdichtheid vanwege het niet noodzakelijkerwijs aanwezig zijn van omliggende onbebouwde gronden;
- geur: de geurbelasting vanuit intensieve veehouderijen is doorgaans groter dan vanuit grondgebonden veehouderijen; dit houdt verband met enerzijds de gehouden diersoort, maar ook met de omvang/aantal te houden dieren (het bouwvlak voor een intensieve veehouderij wordt bijna geheel ingericht voor de huisvesting van dieren terwijl de bouwvlakken voor grondgebonden veehouderij ook worden benut voor de stalling van landbouwmachines voor de voerwinning en de opslag van voer);
- fijn stof: de emissie van fijn stof vanuit intensieve veehouderijen is doorgaans groter dan de emissie bij grondgebonden veehouderijen.
Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderij
In het gebied met Beperkingen veehouderij zal voor de intensieve veehouderij worden bepaald dat omschakeling naar intensieve veehouderij of vormverandering en vergroting van bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderij niet is toegestaan. Dit komt overeen met het beleid zoals impliciet door de provincie in de VR 2014 is beoogd en in het moederplan was opgenomen.
Er zijn, indien het provinciale beleid gevolgd wordt (alleen uitbreidingsmogelijkheden voor grondgebonden bedrijven in de gebieden aangeduid met 'beperkingen veehouderij') feitelijk geen mogelijkheden om de bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderijen binnen het gebied Beperkingen veehouderij uit te breiden (de vigerende toegekende bouwaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' kan om die reden komen te vervallen). Dit komt overeen met het beleid zoals impliciet door de provincie in de VR 2014 is beoogd en in het moederplan was opgenomen.
De mogelijkheid zoals opgenomen in het moederplan om op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Natuur en de aanduiding 'verwevingsgebied' een grondgebonden agrarisch bedrijf om te schakelen naar een intensieve veehouderij komt te vervallen. De te beschermen waarden van de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Natuur zijn niet verenigbaar met een uitbreiding van de mogelijkheden om er intensieve veehouderijen op te starten.
Het bestemmingsplan behoeft naar de mening van het gemeentebestuur evenmin mogelijkheden te bevatten voor de vergroting van bouwvlakken voor veehouderij tot een oppervlakte van meer dan 1,5 ha. In het moederplan was een maximale omvang van 1,5 ha opgenomen voor intensieve veehouderijen en een maximale omvang van 2 ha voor overige veehouderijen. Door gebruik te maken van de mogelijkheden die de provinciale VR 2014 biedt om sleufsilo's en kuilvoerplaten ook buiten het bouwvlak te realiseren blijven de effectieve ontwikkelingsmogelijkheden voor de grondgebonden veehouderij nagenoeg gelijk.
In het bestemmingsplan wil het gemeentebestuur ontwikkelingsruimte bieden aan bestaande bedrijven, dan wel de aanwezige ruimte reserveren voor de huidige aanwezige bedrijfsactiviteiten. In specifieke situaties waarbij omschakeling naar intensieve veehouderij of vergroting alsnog toelaatbaar wordt geacht, kan gekozen worden voor een maatwerkoplossing, met een aparte planologische procedure.
Het gemeentelijke beleid is voorts gericht op het behoud van de mogelijkheden om op agrarische bouwvlakken paardenhouderij uit te oefenen.
Ontwikkelingsmogelijkheden permanente teeltondersteunende voorzieningen
Daar waar mogelijk wordt de mogelijkheid om permanente teeltondersteunende voorziening te realiseren opnieuw opgenomen in het bestemmingsplan.
Dialoog met de omgeving
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten bij de verplichte dialoog met de omgeving:
- de ondernemer met plannen voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf neemt het initiatief om, nog voor er sprake is van concrete of definitieve bouwplannen, direct omwonenden te informeren;
- uitnodigingen worden daarbij in de omgeving huis aan huis verspreid (ter indicatie: onder 'omgeving' wordt verstaan het gebied dat ligt aan - of kan uitzien op - het initiatief, tot een straal van ongeveer 500 m - naar redelijkheid - vanaf de initiatieflocatie;
- omwonenden worden door hem of haar uitgenodigd om over de ontwikkeling van het bedrijf van gedachten te wisselen waarbij de initiatiefnemer een volledige uitleg over het initiatief geeft en aangeeft wat de knelpunten en pluspunten van het bedrijf zijn, mede in relatie tot de Brabantse Zorgvuldigheidsscore;
- de initiatiefnemer weegt de resultaten van de dialoog met de omgeving;
- de initiatiefnemer draagt zorg voor een presentielijst, objectieve schriftelijke verslaglegging van het gevoerde overleg en de ingebrachte reacties, alsmede een schriftelijke overweging over de wijze waarop de dialoog eventueel van invloed is geweest op de concrete bouwplannen;
- met de omwonenden wordt een afspraak gemaakt over de wijze waarop men kennis kan nemen van het verslag;
- het verslag van de bijeenkomst alsmede de schriftelijke overweging over de wijze waarop de dialoog van invloed is geweest op het initiatief wordt door de initiatiefnemer ter beschikking gesteld aan de gemeente.
3.2.5 PlanMER
3.2.6 Aanpassingen plan
Op basis van de paragrafen 3.2.3 tot en met 3.2.5 worden de volgende aanpassingen doorgevoerd in het plan.
Begrippen en indeling van agrarische bedrijven
De VR 2014 maakt een onderscheid in 4 soorten van agrarische bedrijven ((vollegronds)teeltbedrijven, veehouderij, glastuinbouw en overige agrarische bedrijven). Het huidige moederplan Buitengebied Rucphen 2012 is op een andere definitie van agrarische bedrijven gebaseerd. De provinciale begripsbepalingen zijn overgenomen met dien verstande dat intensieve veehouderijen zijn onderscheiden en gedefinieerd.
Gezocht is naar een onderscheid in agrarische bedrijven die hanteerbaar is voor vertaling van het gemeentelijke beleid in de regels en die voldoet aan de provinciale indeling.
De volgende begripsbepalingen zijn aangepast, vervallen of toegevoegd: begripsbepalingen 1.13, 1.33, 1.47, 1.68, 1.84, 1.110, 1.111, 1.120, 1.121, 1.150, 1.154 en 1.155. Een nieuwe begripsbepaling is toegevoegd voor zorgvuldige veehouderij (artikel 1.170).
Op basis van de aangepaste begripsbepaling voor agrarisch bedrijf, de huidige plansystematiek en noodzakelijke aanpassingen aan de VR 2014 zijn agrarisch bedrijven geïnventariseerd en voorzien van een relevante functieaanduiding:
- (vollegronds)teeltbedrijven: deze bedrijven zijn algemeen toelaatbaar en deze behoeven geen nadere aanduiding op de verbeelding; aan deze bedrijven kunnen rechtstreekse bouwmogelijkheden geboden worden;
- niet-intensieve veehouderijbedrijven: op basis van de VR 2014 moeten voorwaarden gesteld worden aan de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen en op basis van gemeentelijk beleid/planMER wijken de voorwaarden voor intensieve veehouderij af van de mogelijkheden voor niet intensieve veehouderijen; om het onderscheid te kunnen maken is het noodzakelijk de niet intensieve (grondgebonden) veehouderij op de verbeelding met een specifieke aanduiding weer te geven (specifieke vorm van agrarisch - veehouderij);
- intensieve veehouderij (iv): deze bedrijven zijn ook in het moederplan als zodanig onderscheiden en deze indeling wordt gehandhaafd; voor alle bedrijven met intensieve veehouderij wordt in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat tevens niet intensieve veehouderij is toegestaan zodat de omschakeling van intensieve veehouderij naar grondgebonden veehouderij relatief eenvoudig kan worden gerealiseerd (mits voldaan wordt aan alle andere voorwaarden);
- glastuinbouw (gt): de bedrijven die in het moederplan waren aangemerkt als glastuinbouwbedrijf behouden de aanduiding (gt);
- paardenhouderijen: de bedrijven die in het moederplan waren aangemerkt als paardenhouderij behouden de aanduiding (ph);
- de wormenkwekerij aan de Heimolendreef 32 was nog niet als zodanig aangeduid, deze omissie is hersteld waarbij de verbeelding is aangepast en de regels in artikel 3 zijn aangevuld.
De bestemmingsomschrijvingen in de artikelen 3.1, 4.1 en 5.1 worden hierop aangepast.
De inventarisatie en actualisering van gegevens over de agrarisch bedrijven hebben er toe geleid dat voor een aantal bedrijven de functieaanduidingen zijn aangepast of een maatvoeringsaanduiding is toegevoegd. Dit betreft de volgende bedrijven.
Locatie | Overweging | Aanpassing |
Heimolendreef 32 | Huidige activiteiten (wormenkwekerij) zijn ten onrechte niet bestemd. | De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wormenkwekerij' wordt toegevoegd. |
Bremstraat 155, Vorenseindseweg 79, Roosendaalsebaan 27, De Schietbaan 3, Langendijksestraat 19, Plattebaan 2, Nederheide 9a, Vinkenbossenstraat 1 en Bredasebaan 68 | Hier zijn paardenhouderijen gevestigd die nog niet zijn aangeduid. | De aanduiding 'paardenhouderij' wordt aan het bouwvlak toegevoegd. |
Bernhardstraat 21, Canadastraat 13, Bernardstrata 23, Schijfse Vaartkant 8, Heesterbosstraat 7 en Munnikendijk 1 | Op deze lokaties in het gebied Beperkingen veehouderij komt de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' te vervallen. | Om zichtbaar te maken dat de maatvoeringsaanduidingen komen te vervallen zijn de enkelbestemmingen, de bouwvlakken en de functieaanduidingen in de herziening opgenomen, zonder de betreffende maatvoeringsaanduiding. |
Roosendaalseweg 33 en Achterhoeksestraat 100 | Op deze locaties is niet langer sprake van een intensieve veehouderij. De aanduiding 'intensieve veehouderij' komt te vervallen. | Om zichtbaar te maken dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' komt te vervallen is het bouwvlak en de enkelbestemming in de herziening opgenomen, zonder de betreffende aanduiding. |
Schijfse Vaartkant 4a | Op deze locatie is de intensieve veehouderij inmiddels beëindigd en de provincie heeft het verzoek gedaan de aanduiding 'intensieve veehouderij' te laten vervallen. Om te laten zien dat een aanduiding is vervallen, laat de verbeelding alle, na vaststelling van de 3e herziening, geldende aanduidingen binnen het bouwvlak zien. | Voor het perceel Schijfse Vaartkant 4a wordt een enkelbestemming met bouwvlak, zonder functie- of maatvoeringsaanduidingen opgenomen. Hieruit blijkt dat ter plaatse de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet meer is opgenomen. |
Bredasebaan 88 en Scherpenbergsebaan 39 | Op de genoemde locatie is geen sprake van intensieve veehouderij maar van niet intensieve veehouderij. | Voor deze locaties wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veehouderij'. De bouwvlakken en enkelbestemmingen zijn opgenomen. |
Bremstraat 158, Hogestraat 12, Berkstraat 2a, Sporthei 7, Kerkstraat 19, Onze Lieve Vrouwestraat 217, Heesterbosstraat 6, Oude Zoek 6 en Schoutestraat 9 | Op deze locaties is sprake van een intensieve veehouderij, veelal in combinatie met een niet intensieve veehouderij. Aan de bouwvlakken wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' toegevoegd. Op basis van de bestemmingsomschrijvingen bij de agrarische artikelen zijn ter plaatse ook niet intensieve bedrijven toegestaan. | Aan de bouwvlakken wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' toegevoegd. |
Kastanjestraat 25, Omgangstraat 12, Moervenstraatje 10, Bakkersmeer 3, Vorenseindseweg 66, Vorenseindseweg 72, Hogestraat 4, Klein Zundertseweg 17, Kolkstraat 12, De Heikant 23, Bosstraat 34, Oosteindseweg 37, Oosteindseweg 77, De Heikant 24, De Heikant 33, Turfstraat 30, Groenstraat 8a, de Wildert 3, Bredasebaan 88, Martenstraat 4, Roosendaalsebaan 25, Roosendaalsebaan 31, De Schietbaan 3, Langendijksestraat 27, Langendijksestraat 5, Langendijksestraat 7, Postbaan 11, De Brand 14, De Brand 29, Achterhoeksestraat 106, Achterhoeksestraat 69, Achterhoeksestraat 77, Achterhoeksestraat 84, Bernhardstraat 21, Bernhardstraat 40, Sporthei 10, Vennestraat 1, Rijksweg-Zuid 15, Gastelsebaan 12, Rucphenseweg 31, Zoeksedijk 12, de Heiningen 10, Nederheide 13, Nederheide 15, Nederheide 9a, Het Dreefje 1, Het Dreefje 11, Het Dreefje 2a, Het Dreefje 3, Oud Kerkpad 47, Molendreef 1, De Berg 5, De Heiberg 4, Hoeksestraat 24, Scherpenbergsebaan 12, Hoekvensedreef 3, Witte Moeren 8, Zundertseweg 112, Kapelstraat 4, Bosschenhoofdseweg 19, Bosschenhoofdseweg 23, Onze Lieve Vrouwestraat 205, Noordhoekstraat 2, Onze Lieve Vrouwestraat 211, Lage Zegstraat 11, Hoefstraat 24 en Rijksweg-Noord 20 | Op deze locaties zijn niet intensieve veehouderijen gevestigd. Deze worden als zodanig bestemd. | Voor deze bouwvlakken wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veehouderij' opgenomen. |
Gebiedsaanduidingen
De gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' komen te vervallen. In de regels komen deze gebiedsaanduidingen voor in de artikelen 1.68, 1.154, 39.18 en 39.19. De verwijzing naar de reconstructiewetzones wordt in deze artikelen geschrapt.
De gebieden in de VR 2014 aangeduid als Beperkingen veehouderij worden aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'. Het gebied Beperkingen veehouderij komt nagenoeg overeen met de 'oude' extensiveringsgebieden. In de bestemmingsomschrijving van de artikelen 3.1, 4.1 en 5.1 wordt de gebiedsaanduiding opgenomen, alsmede in artikel 39.7.
Bouw- en ontwikkelingsmogelijkheden
Niet intensieve veehouderij en intensieve veehouderij
Voor intensieve veehouderijen en niet intensieve veehouderijen worden aanpassingen doorgevoerd op basis van de VR 2014 en de resultaten van het planMER.
Voor niet intensieve veehouderijen en intensieve veehouderijen worden de regels zodanig aangepast dat:
- De bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de veehouderij (in de ruime zin van het woord dus inclusief gebouwen die niet gebruikt worden voor de huisvesting van dieren maar wel noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de veehouderij) niet mag worden uitgebreid (artikelen 3.2.1, 4.2.1 en 5.2.1).
Evenmin is het toegestaan om bestaande bebouwing die nog niet voor de uitoefening van veehouderij of de huisvesting van dieren wordt gebruikt, als zodanig te gaan gebruiken (artikelen 3.4.2, 4.4.2 en 5.4.2).
- De bestaande ammoniakemissie niet mag toenemen (emissiestandstill). De bestaande ammoniakemissie wordt bepaald door het legaal aantal gerealiseerde dierplaatsen, het legaal gerealiseerde stalsysteem en de daaraan verbonden normen voor ammoniakemissie. Dit leidt tot het opnemen van een begripsbepaling voor bestaande emissie (artikel 1.37) en aanpassing van de artikelen 3.4.2, 4.4.2 en 5.4.2.
- Voor de uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte of gebruikswijzigingen worden vervolgens afwijkingsbevoegdheden voor bouwen (artikel 3.3.2, 4.3.2 en 5.3.2 ) en afwijkingsbevoegdheden voor gebruik (artikel 3.5.6, 3.5.7, 4.5.6, 4.5.7, 5.5.6 en 5.5.7) opgenomen.
De voorwaarden in de afwijkingsbevoegdheden komen overeen met/zijn afgestemd op de voorwaarden uit de VR 2014 (artikel 3.5.7, 4.5.7 en 5.5.7 ) of verwijzen naar de te beschermen natuurgebieden (artikel 3.5.6, 4.5.6, en 5.5.6).
Ten behoeve van (vollegronds)teelten of paardenhouderij als neventak bij niet intensieve veehouderijen of intensieve veehouderijen geldt geen verbod op uitbreiding van de bebouwing. Voor uitbreiding van de neventak paardenhouderij is overigens wel het emissiestandstill van toepassing.
De vormverandering van bouwvlakken wordt mogelijk gemaakt met het opnieuw vaststellen van een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.7.2, 4.7.2 en 5.7.2).
De uitbreiding van bouwvlakken voor niet intensieve veehouderijbedrijven of voor intensieve veehouderijbedrijven wordt mogelijk gemaakt met het opnieuw vaststellen van een wijzigingsbevoegdheid (artikelen 3.7.4, 4.7.4 en 5.7.4). In deze wijzigingsbevoegdheden zijn de voorwaarden zoals opgenomen in de VR 2014 verwerkt en is het emissiestandstil opgenomen. Bij een concreet initiatief kan de wijzigingsbevoegdheid gecombineerd met de afwijkingsbevoegdheid voor het emissiestandstill worden toegepast.
Voor alle wijzigingsbevoegdheden voor vergroting en vormverandering geldt dat de opgenomen voorwaarden afgestemd zijn op de VR 2014.
De omschakeling van een intensieve veehouderij naar een niet intensieve veehouderij is op basis van de bestemmingsomschrijving mogelijk maar de regels omtrent de omvang van de bebouwing en het emissiestandstill zijn van toepassing (afwijking voor bouwen en/of in gebruik nemen van gebouwen voor veehouderij en/of emissiestandstill). In concrete gevallen kan daarbij de vigerende wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' worden toegepast. Deze vigerende wijzigingsbevoegdheden (artikel 3.7.6, 4.7.6 )worden aangepast om de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in 'specifieke vorm van agrarisch – veehouderij). In artikel 5 ontbreekt de wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' ten onrechte en wordt het artikel toegevoegd (artikel 5.7.5).
Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheden gelden voor de aangepaste bouwvlakken de bouw- en gebruiksregels en afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot de bestaande bebouwing zoals hiervoor beschreven.
De omschakeling van een intensieve veehouderij of een niet - intensieve veehouderij naar een productiegebonden of gebruiksgericht paardenhouderij wordt weer mogelijk gemaakt door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid (zoals oorspronkelijk ook opgenomen in het moederplan; kan niet worden toegepast voor vollegrondteeltbedrijven). Hieraan zijn op grond van de VR 2014 geen specifieke eisen gesteld: de regels met betrekking tot ammoniakemissie zijn wel van toepassing (artikel 3.7.8, 4.7.8 en 5.7.7 en aanpassing van het vigerende artikel 3.7.15, 4.7.15 en 5.7.14).
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van sleufsilo's en kuilvoerplaten door bedrijven die in de bedrijfsvoering afhankelijk zijn van ruwvoeder is opgenomen in bouwregels (sleufsilo's) en gebruiksregels (verharding). Het gaat om de artikelen 3.2.3, 3.4.2, 4.2.3, 4.4.2, 5.2.3 en 5.4.2).
(Vollegronds)teeltbedrijven
Uitbreiding van bebouwing voor (vollegronds)teeltbedrijven is rechtstreeks mogelijk binnen het bouwvlak. In de herziening worden opnieuw wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de uitbreiding en vormverandering van bouwvlakken voor (vollegronds)teeltbedrijven. Deze wijzigingsbevoegdheden (artikel 3.7.2, 3.7.3, 4.7.2, 4.7.3, 5.7.2 en 5.7.3 ) komen overeen met de bevoegdheden die oorspronkelijk in het moederplan waren opgenomen.
Omschakeling van een (vollegronds)teeltbedrijf naar een bedrijf met vee of een productiegebonden of gebruiksgericht paardenhouderij is niet mogelijk gemaakt.
Glastuinbouw
In de herziening worden opnieuw wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de uitbreiding van bouwvlakken voor glastuinbouwbedrijven. Deze wijzigingsbevoegdheden (artikel 3.7.3, 4.7.3 en 5.7.3 ) komen overeen met de bevoegdheden die oorspronkelijk in het moederplan waren opgenomen met dien verstande dat het vereiste van een zorgvuldige dialoog met de omgeving wordt toegevoegd.
Paardenhouderijen
Uitbreiding van bebouwing voor paardenhouderijen is rechtstreeks mogelijk binnen het bouwvlak mits er geen uitbreiding plaatsvindt van het aantal dierplaatsen (emissiestandstill) dan wel geen afbreuk wordt gedaan aan natuurwaarden (afwijking). In de herziening worden wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de uitbreiding en vormverandering van bouwvlakken voor paardenhouderijen. Deze wijzigingsbevoegdheden (artikelen 3.7.2, 3.7.3, 4.7.2, 4.7.3, 5.7.2 en 5.7.3) komen grotendeels overeen met de bevoegdheden die oorspronkelijk in het moederplan waren opgenomen.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen
In de herziening worden opnieuw mogelijkheden opgenomen voor de realisering van permanente teeltondersteunende voorzieningen (artikel 3.7.1, 4.7.1 en 5.7.1) met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast in de beschermingszones van de natte natuurparels (gebieden met de aanduiding 'Attentiegebied ehs').
Mestbewerking
In de begripsbepaling 1.15 wordt mestbewerking uitgesloten; deze worden niet langer aangemerkt als een agrarisch aanverwantbedrijf. Voor mestbewerking en -verwerking zijn nieuwe begripsbepalingen opgenomen of aangepast (artikel 1.105 en 1.106).
3.3 Resterende Elementen Uitspraak Raad Van State
Met de uitspraak van de Raad van State is de aanduiding 'recreatiewoning' van 35 recreatiewoningen in de Ecologisch Hoofdstructuur, vernietidgd. In paragraaf 3.3.1 is beschreven op welke wijze deze vernietiging in deze herziening wordt gerepareerd. De resterende elementen uit de uitspraak van de Raad van State worden, voor zover ze leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, in paragraaf 3.3.2 in tabelvorm weergegeven.
3.3.1 Recreatiewoningen
Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 mei 2014 zijn 35 aanduidingen 'recreatiewoning' vernietigd omdat voor de betreffenden recreatiewoningen geen bouwvergunning is verleend en ze gelegen zijn in de EHS. Voorts is het plandeel met de bestemming Bos ter plaatse van het perceel Postbaan (ongenummerd), kadastraal bekend gemeente Rucphen, sectie K, nummer 1636 is vernietigd. Op het betreffende perceel is een caravan met een bijgebouw aanwezig. De gemeenteraad is ervan uitgegaan dat hier uitsluitend dagrecreatie plaatsvindt en dat de caravan niet voor verblijfsrecreatie wordt gebruikt. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad dat niet aannemelijk heeft gemaakt en concludeert dat het op de weg van de raad had gelegen om te overwegen of voor het perceel met de caravan een uitsterfregeling in het plan had kunnen worden opgenomen.
Net als de eerder genoemde 35 recreatiewoningen is ook de caravan aan de Postbaan in de EHS gelegen. Het gemeentebestuur acht het mede daarom gewenst de bestemmingsregeling voor de caravan aan de Postbaan in samenhang met de bestemmingsregeling voor de 35 recreatiewoningen te bezien en zo een zorgvuldige afweging en eenduidige regeling te construeren.
Recreatiewoningen - bouwen
Bij het opstellen van het moederplan heeft de gemeenteraad een duidelijk standpunt ingenomen, inhoudende dat voor de meeste recreatiewoningen een positieve bestemming is opgenomen in het moederplan.
Bij het opstellen van deze 3e herziening is uitgezocht of een aantal van de 36 recreatiewoningen alsnog positief kunnen worden bestemd. Hiertoe zijn alle beschikbare documenten, die vaak decennia terug gaan, per object bekeken. Voor 7 recreatieobjecten is de bouwvergunning alsnog achterhaald en is gebleken dat het legale bouwwerken betreft. Voor deze recreatiewoningen wordt een positieve bestemming (opnemen van een functieaanduiding 'recreatiewoning') opgenomen omdat het legale bouwwerken betreft. Ook voor 4 andere objecten waarbij de gemeente in het verleden het besluit heeft genomen om akkoord te gaan met de algehele vernieuwing van het zomerhuisje (geen bouwvergunning want dat was niet mogelijk gelet op het bestemmingsplan destijds) wordt een positieve aanduiding opgenomen. Op grond van artikel 2 lid 3 onder b van de provinciale Verordening Ruimte 2014 kunnen voor deze 4 recreatiewoningen als bestaande bebouwing en een bestaande gebruiksactiviteit worden aangemerkt omdat vaststaat dat er geen sprake meer kan zijn van handhaving. Voorgaande komt neer op 11 recreatieobjecten waarvoor in deze 3e herziening de aanduiding 'recreatiewoning' wordt opgenomen.
Recreatiewoningen - gebruik
De gemeente heeft, door het opnemen van een positieve recreatiebestemming in het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, aangegeven positief tegenover de aanwezige recreatiewoningen te staan. Voor de 25 recreatiewoningen waarbij legalisering van de bebouwing niet mogelijk is wordt een objectgebonden uitsterfregeling opgenomen. Met een objectgebonden uitsterfregeling mag het huidige recreatieve gebruik worden voortgezet totdat het wordt beëindigd.
Bij het opnemen van een objectgebonden uitsterfregeling is het volgende overwogen:
- Het op enigerlei wijze tegemoet komen aan de gebruikers van de recreatiewoningen is in lijn met het beleid dat door de gemeenteraad is ingezet en in het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 was vertaald.
- In of grenzend aan de Rucphense bossen zijn een aantal burgerwoningen, bedrijven, een militair oefenterrein en tentenkamp en 3 verblijfsrecreatieve terreinen gelegen. Niet kan worden ingezien dat het reeds langdurig aanwezige verblijfsrecreatieve gebruik van 25, doorgaans eenvoudige recreatieverblijven een extra onevenredige aantasting van het bosgebied tot gevolg heeft.
- De 25 recreatiewoningen zijn voornamelijk aan de randen van de Rucphense bossen gelegen. In het planMER is een ecologisch hoofdstuk opgenomen met informatie over de natuurwaarden van de Rucphense bossen. De bijzondere natuurwaarden zijn veelal gerelateerd aan het centrale heidegebied en overgangen van heide naar bos. Naar verwachting zijn de natuurwaarden aan de randen, ter plaatse van de recreatiewoningen niet zodanig dat voortzetting van het huidige gebruik (tot het moment van beëindiging), niet kan worden toegestaan.
- De recreatiewoningen waren er al voordat de gebieden werden aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (deze werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan). Deze heeft zich als het ware hier omheen gevormd. Daarbij is uit de foto's behorende bij de controlerapporten te halen dat de verstoring ter plaatse ten aanzien van de biodiversiteit minimaal is.
- Er is geen sprake van permanente bewoning. Het langdurige gebruik van tientallen jaren in combinatie met het tijdelijke karakter (alleen verblijfsrecreatief gebruik gedurende het jaar) leidt ertoe dat het gebruik ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht en niet aan de belangen van de eigenaren/gebruikers en rechtsopvolgers voorbij kan worden gegaan.
- Voortzetting van het huidige gebruik totdat het wordt beëindigd wordt ruimtelijk aanvaardbaar geacht. Omdat voortzetting van het gebruik aanvaardbaar wordt geacht verdient een objectgebonden uitsterfregeling de voorkeur boven een persoonsgebonden overgangsrecht.
- Het handhavingsbeleid ziet niet op beëindiging van het gebruik op korte termijn; een persoonsgebonden overgangsrecht wordt om die reden niet opgenomen. Opname van een uitsterfregeling is hiermee wel in overeenstemming.
De uitsterfregeling heeft betrekking op het gebruik: omgevingsvergunningen voor verbouw, vernieuwing, renovatie of vergroting van de recreatiewoning kunnen niet worden verleend. Met de uitsterfregeling voor het gebruik wordt voorkomen dat er ook een bouwtitel ontstaat voor de aanwezige gebouwen die zonder bouwvergunning zijn gerealiseerd. Voor deze gebouwen geldt het overgangsrecht niet (dus geldt er ook geen calamiteitenregeling of mogelijkheid voor uitbreiding met 10 %).
Vergunningsvrij onderhoud van de aanwezige recreatiewoning is toegestaan.
Er kan géén gebruik worden gemaakt van de regeling opgenomen in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, Hoofdstuk III, Artikel 3 sub 2 (vergunningsvrij bouwen van een recreatiewoning tot 70m²) omdat het bestemmingsplan geen bebouwing toestaat.
Aanpassing
Elf recreatiewoningen worden positief bestemd door het opnemen van de functieaanduiding 'recreatiewoning'.
De maatvoeringsaanduiding die in het moederplan aan de recreatiewoningen is toegekend, is niet vernietigd. Van de overige 25 recreatiewoningen die niet positief worden bestemd, wordt de maatvoeringsaanduiding ingetrokken. Om dit inzichtelijk te maken wordt de enkelbestemming opnieuw vastgesteld. Hierdoor is zichtbaar dat de overige, niet vernietigde maatvoeringsaanduidingen niet meer van toepassing zijn. Voor deze 25 recreatiewoningen wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitsterfregeling' opgenomen en de regels in artikel 9 aangepast.
In dit artikel wordt opgenomen dat indien het verblijfsrecreatieve gebruik gedurende 1 jaar is beëindigd, het gebruik niet meer is toegestaan. Inherent aan verblijfsrecreatief gebruik is dat de recreatiewoning ook gedurende een langere periode van weken of maanden niet gebruikt wordt. Om die reden wordt uitgegaan van een perode van 1 jaar waarbinnen geen verblijfsrecreatief gebruik plaatsvindt om daadwerkelijk te spreken van beëindiging.
3.3.2 Overige aanpassingen
Onderdeel uitspraak Raad van State | Overweging | Aanpassing |
Camping de Posthoek | Het plandeel met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie ter plaatse van het perceel De Posthoorn 7a is vernietigd omdat de geboden bouwmogelijkheden ten onrechte niet waren ingekaderd. | Voor de camping wordt een aparte projectafwijkingsprocedure gevoerd die, indien mogelijk, in een latere fase in deze herziening wordt verwerkt. De regels voor het naturistenterrein in artikel 20 worden vooralsnog geschrapt. |
Uitbreiding de Zilverden | Het plandeel met de uitbreiding van de Zilverden is vernietigd omdat de natuurcompensatie niet was veilig gesteld. | Voor de uitbreiding van de Zilverden wordt een aparte herziening opgesteld. |
Teeltondersteunende voorzieningen | Bij de totstandkoming van het moederplan is geen onderzoek (planMER en passende beoordeling) uitgevoerd naar de gevolgen van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden in artikel 3.7.1, 4.7.1 en 5.7.1 voor Natura 2000-gebieden. Voor de onderhavige herziening is een planMER met passende beoordeling gemaakt. Daarin straat beschreven dat eventuele negatieve gevolgen van permanente teeltondersteunde voorzieningen voor de waterhuishouding van natuurgebieden kunnen worden beperkt door in een zone van 500 m rond natte natuurgebieden geen nieuwe permanente teeltondersteunende voorzieningen toe te staan. Deze zone van 500 m rond natte natuur komt overeen met de beschermingszone rond de natte natuurparels die de provincie Noord-Brabant in haar VR 2014 heeft aangewezen en die in het bestemmingplan zijn opgenomen met de aanduiding 'attentiegebied ehs'. De wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe permanente teeltondersteunende voorzieningen worden opnieuw vastgesteld met de toevoeging dat de bevoegdheid niet kan worden toegepast op de gronden met de aanduiding 'attentiegebied ehs'. | De artikelen 3.7.1, 4.7.1 en 5.7.1 worden opnieuw vastgesteld met de aanvulling dat de bevoegdheid niet kan worden toegepast op de gronden met de aanduiding 'attentiegebied ehs'. |
Teeltondersteunende kassen | Het moederplan maakte in de artikelen 4.2.1 onder c en 5.2.1 onder c teeltondersteunende kassen mogelijk binnen het bouwvlak. Deze bepaling is gedeeltelijk vernietigd omdat het plan, in strijd met de provinciale VR 2014, kassen in de groenblauwe mantel mogelijk maakte. De betreffende regels worden opnieuw vastgesteld met de toevoeging dat kassen op de gronden met de aanduiding 'groenblauwe mantel' niet zijn toegestaan. Aangezien er ook gronden met de bestemming Agrarisch en de aanduiding voor teeltondersteunende voorzieningen in de groenblauwe mantel zijn gelegen wordt de bepaling ook toegevoegd aan artikel 3. | De artikelen 3.2.1 onder c, sub b, 4.2.1 onder c , sub b en 5.2.1 onder c, sub b worden opnieuw vastgesteld met de toevoeging dat op de gronden met de aanduiding 'groenblauwe mantel' geen kassen zijn toegestaan. Artikel 3.2.1 onder c, sub b wordt aangevuld. |
Langendijksestraat 7 | Aan het perceel Langendijksestraat 7 is in het moederplan per abuis een aanduiding 'intensieve veehouderij' toegekend. De aanduiding is vernietigd door de Afdeling maar de bijbehorende maatvoeringsaanduiding is niet vernietigd. De aanduiding is overbodig geworden en wordt ingetrokken. | Voor het perceel Langendijksestraat 7 wordt een enkelbestemming en een bouwvlak opgenomen, zonder verdere aanduidingen. Hiermee wordt zichtbaar gemaakt dat voor het betreffende bouwvlak geen functieaanduiding of maatvoeringsaanduiding geldt. |
Schietbaan 3h | Voor het perceel Schietbaan 3h is volgens de uitspraak een onjuiste maatvoeringsaanduiding opgenomen. De maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' met de waarde '30 m²' voor het plandeel met de bestemming Bos en de aanduiding 'recreatiewoning' ter plaatse van het perceel is als gevolg hiervan vernietigd. De correcte maatvoeringsaanduiding zou 50 m²moeten zijn. | Uit archiefonderzoek blijkt dat voor deze recreatiewoning geen positieve bestemming kan worden opgenomen. Het plan wordt niet aangepast. |
3.4 Resterende Elementen Verordening Ruimte 2014
De resterende elementen uit de VR 2014 worden, voor zover ze leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, in tabelvorm weergegeven.
Onderdeel VR 2014 | Overweging | Aanpassing |
Ecologische hoofdstructuur | In het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 is de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - ecologische hoofdstructuur' opgenomen voor de gronden die in de toenmalige verordening zijn aangemerkt als 'ecologische hoofdstructuur'. Op onderdelen is de begrenzing in de VR 2014 aangepast. Als gevolg daarvan wordt ook de begrenzing in het bestemmingsplan aangepast. De VR 2014 biedt ook de mogelijkheid om kleinschalige bebouwing tot 90 m² op te richten in de EHS ten behoeve van natuurbeheer of recreatief medegebruik mits de waarden van de EHS niet onevenredig worden geschaad. De afwijkingsbevoegdheid in artikel 32.3 wordt uitgebreid met deze mogelijkheid waarbij de maximale oppervlakte van gebouwtjes, gelet op de waarden van het natuur- en bosgebied is bepaald op 20 m². | De begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie - ecologische hoofdstructuur wordt op onderdelen aangepast. Om de wijziging ten opzichte van het moederplan inzichtelijk te maken wordt de bestemming Waarde - Ecologie - ecologische hoofdstructuur in zijn geheel, in de nieuwe begrenzing, in de herziening opgenomen. Aan artikel 32.3 is een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd om gebouwen van maximaal 20 m²te realiseren in de EHS. |
Groenblauwe mantel | In het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 is de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel' opgenomen voor de gronden die in de toenmalige verordening zijn aangemerkt als 'groenblauwe mantel'. Op onderdelen is de begrenzing in de VR 2014 aangepast. Als gevolg daarvan wordt ook de begrenzing in het bestemmingsplan aangepast. | De begrenzing van de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel' wordt op onderdelen aangepast. Om de wijziging ten opzichte van het moederplan inzichtelijk te maken wordt de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel' in zijn geheel, in de nieuwe begrenzing, in de herziening opgenomen. |
Ecologische verbindingszones | In het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 is de dubbelbestemming Waarde - Ecologie - verbindingszone opgenomen voor de gronden die in de toenmalige verordening zijn aangemerkt als 'ecologische verbindingszones'. Op onderdelen is de begrenzing in de VR 2014 aangepast. Als gevolg daarvan wordt ook de begrenzing in het bestemmingsplan aangepast. | De begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie - verbindingszone wordt op onderdelen aangepast. Om de wijziging ten opzichte van het moederplan inzichtelijk te maken wordt de bestemming Waarde - Ecologie - verbindingszone in zijn geheel, in de nieuwe begrenzing, in de herziening opgenomen. |
Behoud en herstel watersystemen | In het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 is de dubbelbestemming Waarde - Ecologie - watersysteem opgenomen voor de gronden die in de toenmalige verordening zijn aangemerkt als 'behoud en herstel watersystemen'. Op onderdelen is de begrenzing in de VR 2014 aangepast. Als gevolg daarvan wordt ook de begrenzing in het bestemmingsplan aangepast. | De begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie - watersysteem wordt op onderdelen aangepast. Om de wijziging ten opzichte van het moederplan inzichtelijk te maken wordt de bestemming Waarde - Ecologie - watersysteem in zijn geheel, in de nieuwe begrenzing, in de herziening opgenomen. |
Complex van cultuurhistorisch belang | In het moederplan Buitengebied Rucphen 2012 is de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorisch vlak' opgenomen voor de gronden die in de toenmalige verordening zijn aangemerkt als 'complex van cultuurhistorisch belang'. Op onderdelen is de begrenzing in de VR 2014 aangepast. Als gevolg daarvan wordt ook de begrenzing in het bestemmingsplan aangepast. | De begrenzing van de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorisch vlak' wordt op onderdelen aangepast. Om de wijziging ten opzichte van het moederplan inzichtelijk te maken wordt de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorisch vlak' in zijn geheel, in de nieuwe begrenzing, in de herziening opgenomen. |
Attentiegebied ecologische hoofdstructuur, regionale waterberging, waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, boringsvrije zone | De begrenzing van deze aanduidingen uit de VR 2014 komen overeen met de begrenzingen in het moederplan. Er vindt geen aanpassing plaats. | Geen aanpassingen. |
Reserveringsgebieden waterberging | De begrenzing van deze gebieden in de VR 2014 niet gewijzigd ten opzichte van eerdere verordeningen. Uit informatie van het waterschap blijkt dat de VR 2014 in het najaar van 2015 op dit onderdeel wordt aangepast. Deze aanpassing wordt alvast meegenomen in de herziening. | De aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging' wordt in een latere fase van deze herziening aangepast aan de hand van informatie van waterschap Brabantse Delta. |
Kleinschalige voorzieningen in kernrandzones | De VR 2014 biedt de mogelijkheid om kleinschalige bebouwing te realiseren in de kernrandzones ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik. Deze mogelijkheid wordt vertaald in een afwijkingsbevoegdheid die wordt toegevoegd aan de agrarische artikelen. | In de regels worden nieuwe afwijkingsbevoegdheden opgenomen in de artikelen 3.3.1, 4.3.1 en 5.3.1. |
Agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven | De vigerende regels in artikel 3.7.11, 4.7.11 en 5.7.10 maken in principe ook de vestiging van agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven in de groenblauwe mantel mogelijk. Dit is in strijd met de VR 2014 en wordt aangepast. | Aan de regels in artikel 3.7.11, 4.7.11 en 5.7.10 wordt een bepaling toegevoegd die de vestiging van agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven uitsluit op de gronden met de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel'. |
Kwaliteitsverbetering landschap | In de vastgestelde VR 2014 is in hoofdstuk 2 een artikel opgenomen dat ziet op kwaliteitsverbetering van het landschap (artikel 3.2). In West-Brabant zijn inmiddels regionale afspraken gemaakt die een vertaling vormen van artikel 3.2 van de VR. Het document 'Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap regio West- Brabant' vormt hiervan de neerslag en wordt verwerkt in de herziening. Rekening houdend met de impact op de omgeving worden in het document 'Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap regio West- Brabant' drie categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen (met de bijbehorende kwaliteitsverbetering) onderscheiden: Categorie 1: geen tegenprestatie Dit betreft ruimtelijke ontwikkelingen die: niet onder de werking van de VR 2014 vallen (zoals ruimtelijke ontwikkelingen die rechtstreeks in een bestemmingsplan worden toegestaan); ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk gezien zeer gewenst zijn of tot doel hebben een kwaliteitsverbetering te leveren; een zeer beperkte invloed hebben zoals vergrotingen van woonbestemmingsvlakken tot 1.500 m², vergroting van de inhoud van (bedrijfs)woningen tot 750 m³, vergroting oppervlakte aan bijgebouwen bij burgerwoningen tot maximaal 100 m², oprichting van aan huis gebonden beroepen/bedrijven, bed&breakfast en kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten in bestaande gebouwen, nevenactiviteiten binnen bestaande bebouwing, verkoop van eigen producten en de oprichting van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen). Categorie 2: de basisinspanning Dit betreft kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen waarbij, meer dan voorheen gebruikelijk was, een goede landschappelijke inpassing wordt vereist. Daarmee wordt beoogd het initiatief in samenhang met de al bestaande situatie en rekening houdend met de kwaliteiten van de omgeving, landschappelijk verantwoord in te passen. Daardoor moet de kwaliteit van het landschap verbeteren. Het gaat hierbij vooral om ontwikkelingen die een relatief beperkte invloed op de omgeving hebben en (traditioneel) als passend binnen en eigen aan het landelijk gebied worden beschouwd. Enkele voorbeelden zijn onder meer vormverandering van agrarische bouwvlakken, uitbreiding van agrarische bouwvlakken tot 1,5 ha, aanleg van minicampings en paardenbakken). Aan deze vorm van kwaliteitsverbetering worden geen kwantitatieve normen gekoppeld waaraan voldaan moet worden, maar worden enkele kwalitatieve eisen gesteld. Categorie 3: ruimtelijke kwaliteitswinst Dit betreft ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering van toepassing zijn en waarbij sprake is van een (substantiële) invloed op het landschap (zowel landschappelijke inpassing als ruimtelijke kwaliteitsverbetering vereist). De inspanning die verricht moet worden ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het landschap kan relatief eenvoudig kwantitatief genormeerd worden, omdat het mogelijk is deze ontwikkeling te koppelen aan waardevermeerdering van de grond of van het object ('de bestemmingswinst'). Dit betreft veelal ontwikkelingen die een beduidende invloed hebben op de omgeving en waarbij vergroting van de geldende bouwmassa/-oppervlakte, vergroting van het geldende bestemmingsvlak en/of bestemmingswijziging aan de orde is. De 'spelregels' waarmee de tegenprestatie kwantitatief wordt bepaald, zijn in regionaal nader uitgewerkt. Er is gekozen voor een instrument waarbij de waardevermeerdering van de ruimtelijke ontwikkeling wordt bepaald op basis van stijging in grondprijs. 20% van de toename van de grondwaarde moet geïnvesteerd worden in ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Het betreft ondermeer vergroting van agrarische bouwvlakken boven de 1,5 ha, de vergrotingen van bebouwingsoppervlakten bij niet-agrarische bedrijven, alsmede functieveranderingen van voormalig agrarische bedrijven naar een niet-agrarisch bedrijf of sport bestemming. Vertaling De regels voor landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zoals deze opgenomen zijn in de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden het moederplan worden afgestemd op de 'Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap regio West- Brabant'. De huidige werkafspraken kunnen binnen de plantermijn veranderen, in de regels wordt opgenomen dat, indien deze werkafspraken in de loop der tijd zijn aangepast, bij de toetsing van een ontvankelijke aanvraag voor toepassing van de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid getoetst wordt aan de werkafspraken zoals deze op dat moment gelden. | Aan de regels wordt een nieuwe begripsbepaling voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering toegevoegd (een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving; artikel 1.132). De volgende artikelen worden gewijzigd: - artikel 3.5.3, 4.5.3 en 5.5.3 (tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders): landschappelijke inpassing alleen voor stacaravans en tijdelijke units; - artikel 3.5.5 onder b, 4.5.5 onder b en 5.5.5 onder b (afwijking voor dagrecreatieve nevenactiviteiten bij agrarisch bedrijven): vereiste van landschappelijke inpassing schrappen; - bij het opnieuw vaststellen van de artikelen 3.7.1, 4.7.1 en 5.7.1 (permanente t.o.v. met wijziging): alleen vereiste van landschappelijke inpassing opnemen; - bij het opnieuw vaststellen van de artikelen 3.7.2, 4.7.2 en 5.7.2 (vormverandering agrarisch bouwvlak): alleen vereiste van landschappelijke inpassing opnemen; - bij het opnieuw vaststellen van de artikelen 3.7.3, 4.7.3 en 5.7.3 vergroting agrarisch bouwvlak): vereiste van ruimtelijke kwaliteitsverbetering opnemen; - bij het opnieuw vaststellen van de artikelen 3.7.4, 4.7.4 en 5.7.4 vergroting agrarisch bouwvlak veehouderij): vereiste van landschappelijke inpassing, 10% omvang bouwvlak; - bij artikel 3.7.11, 4.7.11 en 5.7.10 (agrarisch technisch of agrarisch verwant bedrijf): vereiste van ruimtelijke kwaliteitsverbetering opnemen; - artikel 3.7.15, 4.7.15 en 5.7.14(manege): vereiste van ruimtelijke kwaliteitsverbetering opnemen ; - artikel 6.3.2 (uitbreiding bebouwing bestemming Bedrijf): alleen vereiste van landschappelijke inpassing; - artikel 6.5.1 (ander soort bedrijf): het vereiste van landschappelijke inpassing vervalt; - artikel 41.2: de bepaling voor landschappelijke inpassing wordt tekstueel geactualiseerd; - bijlage 4 van de regels wordt ingetrokken. |
3.5 Ambtshalve Aanpassingen
Inleiding
De ambtelijk geconstateerde omissies en verbeterpunten van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 worden in onderstaande tabellen weergegeven.
3.5.1 Algemeen
Locatie/regel | Overweging | Aanpassing |
Aanpassing plangrens | Sinds de vaststelling van het moederplan zijn diverse (postzegel)bestemmingsplannen vastgesteld. Op de gronden waarvoor deze bestemmingsplannen zijn vastgesteld in het plan Buitengebied Rucphen 2012 niet langer van toepassing. Op deze gronden moet de herziening dan ook geen betrekking hebben. De plangrens wordt ter plaatse aangepast. | De plangrens wordt aangepast ter plaatse van de plannen: - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens (vastgesteld 27-03-2013); - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Roosendaalseweg 39 (vastgesteld 25-06-2013); - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Antwerpsebaan 18 (vastgesteld 04-07-2013); - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Verlengde Helakkerstraat (vastgesteld 11-12-2013); - Bestemmingsplan Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg (vastgesteld 11-12-2013); - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Langendijksestraat 29 te Rucphen (vastgesteld 12-02-2014); - Hooghei I en Hooghei II (vastgesteld 02-04-2013); - Bedrijventerrein Nijverhei 2009 (vastgesteld 26-06-2013; - Kom Schijf (vastgesteld 06-02-2013); - Kom Rucphen (vastgesteld 25-06-20130; - Bestemmingsplan Jan Vermeerstraat naast nr 17 (vastgesteld 11-12-2013); - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Pauwenstraat 1a (vastgesteld 03-06-2015).; - Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 1998, Ettenseweg 4 (vastgesteld 08-11-2012). |
Aanpassing plangrens | Momenteel (juni 2015) zijn er voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplannen in procedure voor gronden waarop het bestemmingsplan Buitengebied 2012 geen betrekking meer moet hebben. Ter plaatse is de plangrens aangepast. | De plangrens wordt aangepast ter plaatse van de plannen: - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Turfstraat 36; - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, verkeersvoorzieningen Bernhardstraat; - Bestemmingplan Buitengebied Rucphen 2012, De Heimolen; - Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Scherpenbergsebaan 8a. |
Aanpassing plangrens | De plangrens sluit niet goed aan op de gemeentegrens met Roosendaal (Langendijksestraat) en het bestemmingsplan voor camping de Posthoorn. | De plangrens wordt aangepast ter plaatse van de Langendijksestraat en camping de Posthoorn. Aan de gronden aan de Langendijksestraat wordt de bestemmingen Verkeer toegekend alsmede de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - radar' en 'veiligheidszone - leiding'. De beide gebiedsaanduidingen worden in zijn geheel, met de nieuwe begrenzing , opgenomen. Aan de gronden grenzend aan camping de Posthoorn worden de bestemmingen Agrarisch, Groen - Landschapselement, Bos, Verkeer en Natuur toegekend alsmede alle relevante aansluitende gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen doorgetrokken en toegekend. |
Gemeentelijke Archeologische waardenkaart | Na de vaststelling van het moederplan heeft de gemeenteraad op 27 september 2012 de Gemeentelijke Erfgoedkaart met bijbehorend beleid vastgesteld. De erfgoedkaart onderscheidt voor het plangebied 5 verschillende, relevante archeologisch waardevolle gebieden waar sprake is van een archeologisch onderzoeksplicht, te weten: - archeologisch beleidsadviesgebied 1 (archeologische terreinen; AMK- terrein); - archeologisch beleidsadviesgebied 2 (dorpskernen); - archeologisch beleidsadviesgebied 3 (gebied met een hoge archeologische verwachtingen); - archeologisch beleidsadviesgebied 4 (gebied met een middelhoge archeologische verwachting); - archeologisch beleidsadviesgebied 5 (gebieden met een lage archeologische verwachting). | Het bestemmingsplan wordt als volgt aangepast: - archeologisch beleidsadviesgebied 1 (archeologische terreinen; AMK- terrein); deze gronden zijn in het moederplan bestemd tot Waarde - Archeologie; de regels in artikel 31 zijn aangepast aan de regels die in de Gemeentelijke Erfgoedkaart zijn voorgesteld; - archeologisch beleidsadviesgebied 2 (dorpskernen); deze gebieden zijn in het moederplan nog niet bestemd en worden met de 3e herziening toegevoegd (volgens de systematiek van het plan met een gebiedsaanduiding); aan de regels wordt een nieuw artikel toegevoegd (artikel 39.1); - archeologisch beleidsadviesgebied 3 (gebied met een hoge archeologische verwachtingen); deze gronden zijn in het moederplan aangeduid met een gebiedsaanduiding die op de nieuwe begrenzing wordt afgestemd; het vigerende artikel 39.2 wordt aangepast en afgestemd op de voorbeeldregels uit de Gemeentelijke Erfgoednota; - archeologisch beleidsadviesgebied 4 (gebied met een middelhoge archeologische verwachting); deze gronden zijn in het moederplan aangeduid met een gebiedsaanduiding die op de nieuwe begrenzing wordt afgestemd; het vigerende artikel 39.3 wordt aangepast en afgestemd op de voorbeeldregels uit de Gemeentelijke Erfgoednota; - archeologisch beleidsadviesgebied 5 (gebieden met een lage archeologische verwachting): deze gebieden zijn in het moederplan nog niet bestemd en worden met de 3e herziening toegevoegd (volgens de systematiek van het plan met een gebiedsaanduiding); aan de regels wordt een nieuw artikel toegevoegd (artikel 39.4). De dubbelbestemmingen zijn ook weergegeven in bijlage 15. |
Waterleiding Oosteindseweg | De bestemming Leiding komt niet overeen met de feitelijke ligging van de leiding. De bestemming wordt aangepast. | De bestemming Leiding - Water wordt aangepast. De leiding wordt in zijn geheel opgenomen in het plan om inzichtelijk te maken dat een gedeelte van de leiding komt te vervallen. |
Ecologische verbindingszone Zwarte Sloot | De ecologische verbindingszone langs de Zwarte Sloot is niet conform het inrichtingsplan bestemd tot Natuur. | De bestemming Natuur wordt verbreed tot 25 m. |
Droge ecologische verbindingszone Posthoorn Noord | Deze ecologische verbindingszone is inmiddels gerealiseerd. | De bestemming Agrarisch met waarden - Natuur wordt gewijzigd in de bestemming Natuur en de bestemming Agrarisch. De dubbelbestemming Waarde - Ecologie - verbindingszone komt te vervallen. |
Retentie Kerlinge | In 2016 wordt aan de Omgangstraat een retentievijver gerealiseerd. De gronden worden bestemd tot Water. | De bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming Water. |
Wijzigingsbevoegdheid aanleg gasleiding | Van de bevoegdheid om gasleidingen gewijzigd aan te leggen is inmiddels gebruik gemaakt: de aanduidingen 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' (zie hieronder, gebied in rood) kan van de verbeelding worden verwijderd en de bepalingen in artikel 41.3 komen te vervallen.![]() ![]() | De aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' wordt ingetrokken; de regels in artikel 41.3 komen te vervallen. |
Plattelandswoningen | In de regels voor plattelandswoningen is abusievelijk ook een regeling opgenomen voor functiewijziging naar Wonen. Dit is niet zoals de regeling voor plattelandswoningen kan en mag worden toegepast. Bovendien is functiewijziging naar Wonen ook in andere artikelleden al mogelijk gemaakt. | De volgende regels komen te vervallen: - artikel 3.7.16 onder a; - artikel 4.7.16 onder a; - artikel 5.7.15 onder a; - artikel 6.6.2 onder a. |
Projectafwijkingsbesluiten | Sinds de vaststelling van het moederplan is een aantal projectafwijkingsbesluiten genomen. Deze besluiten worden in deze herziening verwerkt. Het gaat daarbij om: - Omgangstraat 12: uitbreiding bestaande stal; - scoutinggebouw Molenberg: bouw van een scoutinggebouw; - Keijtenburgstraat 5: vergroting van een woning (1.050 m³) en bijgebouwen (270 m²); - Klein Zundertseweg 12: oprichting van teeltondersteunende voorzieningen. | Het plan wordt als volgt aangepast: - Omgangstraat 12: vormverandering van een agrarisch bouwvlak, enkelbestemmingen toegevoegd om zichtbaar te maken waar bouwvlak vervalt; - scoutinggebouw Molenberg: toekenning van de bestemming Maatschappelijk en een bouwvlak met de functieaanduiding 'scouting' en de maatvoeringsaanduidingen 'maximum bebouwd oppervlak' met een waarde van 750 m² en 'maximum bouwhoogte' met een waarde van 4,5 m; artikel 16.1.1 wordt aangevuld met de aanduiding 'scouting'; - Keijtenburgstraat 5: aan het perceel wordt de aanduiding 'maximum volume' met een waarde van 1.050 m³en de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' met een waarde van 270 m² toegevoegd; de regels in artikel 25.2.2 en 25.2.3 worden aangevuld; - Klein Zundertseweg 12: uitbreiding van een agrarisch bouwvlak en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening'; toekenning van de bestemming Groen. |
3.5.2 Regels
Regel | Overweging | Aanpassing |
cultuurhistorisch waardevolle gebouwen | Het moederplan bevat een lijst met cultuurhistorisch waardevolle panden (bijlage 2 bij de regels). Dit overzicht is geactualiseerd; de waardering van een aantal panden is aangepast. Zie ook paragraaf 3.5.3 voor de aanpassingen op de verbeelding. De begripsbepaling voor cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (artikel 1.56) bevat een regeling voor verbouwing of vervanging van deze bouwwerken die thuis hoort in hoofdstuk 2 van de regels. De aanduiding 'cultuurhistorisch waarden' komt ook voor binnen de bestemming Horeca (café Jagersrust): de bestemmingsomschrijving van deze bestemming is hierop aangepast. De vigerende regeling bood geen duidelijkheid over de status van het advies van de deskundigen. Ook ontbrak de voorwaarde van advies bij sloop. De regeling was daarmee zeer vrijblijvend; dit wordt aangepast. | Bijlage 2 van de regels is aangepast. Begripsbepaling artikel 1.56 is aangepast en de bestemmingsomschrijving in artikel 14.1 is aangevuld. In de artikelen 3, 4, 5, 14 en 25 zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op verbouw, uitbreiding of sloop van de cultuurhistorisch waardevolle panden. |
artikel 18.1.2 | Het artikel bevat een foutieve verwijzing. Deze wordt gecorrigeerd. | In artikel 18.1.2 wordt verwezen naar artikel 18.1.1. |
artikel 3.5.3, 4.5.3 en 5.5.3 | Aan de opsomming van bouwwerken waar tijdelijke huisvesting is toegestaan wordt de bedrijfswoning toegevoegd. | Aanpassing van de artikelen 3.5.3, 4.5.3 en 5.5.3 onder a door toevoeging van 'agrarische bedrijfswoningen'. |
artikel 3.2.3 en 4.2.3 | In deze artikelen worden tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (t.o.v.) toegelaten die aan te merken zijn als een gebouw. Volgens de aanhef van de regels zijn echter uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Het is de bedoeling dat ook tijdelijke t.o.v. die aangemerkt kunnen worden als een gebouw, zijn toegestaan. | De aanhef van de artikelen 3.2.3 en 4.2.3 wordt aangevuld met 'en/of gebouwen'. |
artikel 25.2.3 | De voorwaarde dat de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrens minimaal 3 m moet bedragen is niet in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan en komt te vervallen. | Artikel 25.2.3 onder f wordt ingetrokken. |
artikel 25.4.1 | In dit artikel wordt abusievelijk verwezen naar artikel 5.1.1. Er moet verwezen worden naar artikel 25.1.1. | De foutieve verwijzing wordt gecorrigeerd. |
artikel 1.58 | In de begripsbepaling voor detailhandel ontbreekt de mogelijkheid voor verhuur van goederen. | Begripsbepaling 1.58 is aangevuld met verhuur. |
artikel 13.4.2 | In dit artikel wordt abusievelijk verwezen naar artikel 13.4.1.a. Er moet verwezen worden naar artikel 13.1.1. | De foutieve verwijzing wordt gecorrigeerd. |
artikel 37.1 | In diverse artikelen in hoofdstuk 2 van de regels wordt, uit oogpunt van verkeersveiligheid, een minimale afstand van bedrijfsgebouwen en hoofdgebouwen tot de as van een weg vastgelegd. Artikel 37.1 bevat een afwijkingsbevoegdheid om geluidgevoelige objecten op een kleinere afstand tot de as van de weg te bouwen indien voldaan wordt aan geluidsnormen. Daarmee ontbreekt er een afwijkingsmogelijkheid om bedrijfsgebouwen en hoofdgebouwen uit oogpunt van verkeersveiligheid dichter op een weg te bouwen. Deze bevoegdheid wordt toegevoegd aan het plan en artikel 37.1 wordt ook aangepast. | In artikel 37.1 komt de verwijzing naar verkeersveiligheid te vervallen. In een nieuw artikel 37.2 wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om, indien er geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid, dichter op de weg te bouwen. |
artikel 6 | Binnen de bestemming Bedrijf ontbreekt de mogelijkheid om binnen het bouwvlak een paardenbak te realiseren. Het buitengebied leent zich uitstekend voor de realisering van paardenbakken en er is geen reden de gronden met de bestemming Bedrijf hiervan uit te sluiten. | Aan artikel 6 worden twee nieuwe leden 6.3.3 en 6.4.1 toegevoegd. |
artikel 6 | Volgens de systematiek van het plan heeft elke locatie met de bestemming Bedrijf een functieaanduiding waarmee de activiteiten van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden beschreven. Voor een aantal bedrijfspercelen is dit abusievelijk niet gebeurd en dit wordt hersteld. Als gevolg hiervan wordt ook artikel 6.1.1 aangevuld. | De bestemmingsomschrijving van artikel 6.1 wordt aangevuld met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - opslag caravans en fouragehandel' en 'specifieke vorm van bedrijf - opslag machinewerktuigen en meubelen'. |
artikel 19 | Op de gronden met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie en de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - outdoor' (Outdoorcentrum Steketee) is een bedrijfswoning aanwezig en met een aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding opgenomen. In de regels ontbreken echter bepalingen voor de toelaatbaarheid en omvang van de bedrijfswoning. | Aan artikel 19worden twee nieuwe leden 19.1.1 onder i en 19.2.1 onder c toegevoegd. |
artikel 25.5.2 | De bepaling is taalkundig niet correct; dit wordt aangepast. | De werkwoordsvorm in artikel 25.5.2 onder d wordt gecorrigeerd. |
artikel 3.7.17, 3.7.19, 4.7.17, 4.7.19, 5.7.16 en 5.7.18 | In de genoemde artikelen is sprake van 'perceel' waar bouwvlak is bedoeld. De redactie van de regels wordt aangepast. | In artikel 3.7.17, 3.7.19, 4.7.17, 4.7.19, 5.7.16 en 5.7.18 wordt de zinsnede 'perceel', in relatie tot de hoeveelheid te behouden erfbebouwing, gewijzigd in 'bouwvlak'. |
artikel 3.7.17, 3.7.19, 4.7.17, 4.7.19, 5.7.16 en 5.7.18 | In de wijzigingsbevoegdheden voor bedrijfsbeëindiging en woningsplitsing staat ten onrechte dat voor wijziging uitsluitend bouwvlakken met de aanduiding 'bedrijfswoning' in aanmerking komen. Deze aanduiding komt binnen de agrarische bestemmingen niet voor. De wijzigingsbevoegdheden worden aangepast. | In de aanhef van de bepalingen in de artikelen 3.7.17, 3.7.19, 4.7.17, 4.7.19, 5.7.16 en 5.7.18 komt de zinsnede 'en 'bedrijfswoning'' te vervallen. |
maximum oppervlakte | Op de verbeelding is de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' gebruikt. Op verschillende plaatsen in de regels wordt abusievelijk gesproken van de aanduiding 'maximum oppervlakte' of 'maximum bebouwde oppervlakte'. De regels worden in overeenstemming gebracht met de gehanteerde aanduiding op de verbeelding. | De correcte naam van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' wordt opgenomen in artikel 3.2.1, 4.2.1, 5.2.1, 6.2.1, 8.2.1, 9.2.2, 10.2.1, 11.2.1, 13.2.2, 14.2.1, 15.2.1, 16.2.1, 17.2.1, 18.2.1, 19.2.1, 20.2.1, 21.2.1 en 25.2.4. |
artikel 3.7.19, 4.7.19 en 5.7.18 | In de genoemde artikelen wordt abusievelijk verwezen naar de sloopbepalingen in sub d; er moet verwezen worden naar sub e. | De verwijzing in artikel 3.7.19, 4.7.19 en 5.7.18 wordt aangepast: verwezen wordt naar sub e. |
artikel 9.1.2 en 9.2.3 | In artikel 9.1.2 is abusievelijk het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet mogelijk gemaakt. Dit wordt aangepast. Tevens wordt, uitsluitend bij deze bestemming het realiseren van speel- en trimtoestellen voor extensief recreatief medegebruik mogelijk gemaakt. | Aan artikel 9.1.2 wordt een nieuw sub b toegevoegd waarmee bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en speel- en trimtoestellen worden toegelaten. De regels worden voorts aangevuld met bouwregels (artikel 9.2.3). |
artikel 3.7.17, 4.7.17, 5.7.16 en 6.6.3 | In de wijzigingsbevoegdheden is onvoldoende duidelijk dat op percelen waar een bedrijfswoning niet is toegestaan, de omzetting naar een bestemming Wonen ook niet mogelijk is. De bepalingen zijn aangescherpt. | Aan de artikelen 3.7.17, 4.7.17, 5.7.16 en 6.6.3 is toegevoegd dat de bevoegdheid niet toegepast mag worden voor gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. |
artikel 44.1 en 44.2 | Op basis van jurisprudentie moet bij elk bestemmingsplan en daarmee ook bij een herziening overgangsbepalingen worden vastgesteld. | Artikel 44.1 en 44.2 worden opgenomen en vastgesteld. |
artikel 44.4.2 | In het artikel wordt nog verwezen naar de Woningwet. | In het artikel wordt verwezen naar de Wabo. |
artikel 39.32 | De regeling voor het radarverstoringsgebied van de Vliegbasis Woensdrecht wordt aangepast aan de regels zoals opgenomen in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). | In plaats van een algemene toelaatbare hoogte van 63 meter in het gehele radarverstoringsgebied is sprake van een gedeeltelijk oplopende hoogte, gemeten vanaf NAP. |
artikel 24.1 | Aan het artikel Water wordt toegevoegd dat natuurvriendelijke oevers zijn toegestaan. | In artikel 24.1 onder f worden natuurvriendelijke oevers toegevoegd. |
artikel 41.2 | In artikel 41.2 is sprake van een 'wro-zone' overeenkomstig SVBP2008; voor de publicatie van een geconsolideerde versie (SVBP2012) moet de omschrijving 'wetgevingszone' worden gehanteerd. | Artikel 41.2 wordt aangepast en de wro-zone wordt met de nieuwe benaming 'wetgevingszone'opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse van de woning tussen Bredasebaan 62 en 68 is de begrenzing aangepast. |
artikel 1.122 | De toevoeging voor boomteelthekken in deze begripsbepaling leidt tot verwarring. Boomteelthekken worden gebruikt ter afscherming van jonge aanplant en zijn daarmee niet per definitie permanent. | Het artikellid wordt aangepast. |
artikel 3.7.16, 4.7.16 en 5.7.15 | Deze vigerende artikelen bevatten regels voor het gebruik als plattelandswoningen terwijl er nog sprake is van een bijbehorend, functionerend agrarisch bedrijf. Gelet op de aanwezigheid van een bedriijf wordt aan de voorwaarden toegevoegd dat ter plaatse sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. | Aan de artikel 3.7.16, 4.7.16 en 5.7.15 wordt de voorwaarde toegevoegd dat sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. |
artikel 3.5.5, 4.5.5 en 5.5.5 | De afwijkingsbevoegdheid voor nevenactiviteiten kan ten onrechte niet worden toegepast voor statische opslag. Dit wordt aangepast. | In de artikelen 3.5.5, 4.5.5 en 5.5.5 wordt opgenomen dat ook afwijking kan worden verleend van het verbod op statische opslag in artikel 3.4.2 onder d, 4.4.2 onder d en 5.4.2 onder c. |
3.5.3 Verbeelding
Locatie | Overweging | Aanpassing |
Rijksweg Zuid 25, Rijksweg Zuid 17, Gastelsebaan 16, De Oliepot 5, Achtmaalsebaan 46, Scherpenbergsebaan 37, Vorenseindseweg 97, Oosteindseweg 40 | Aan de genoemde percelen is de bestemming Wonen toegekend. Het is binnen de bestemming Wonen uitsluitend toegestaan om te bouwen binnen een bouwvlak. Bij de genoemde adressen zijn deze bouwvlakken abusievelijk niet opgenomen. Aan de percelen wordt alsnog een bouwvlak toegekend. | Voor de percelen Rijksweg Zuid 25, Rijksweg Zuid 17, Gastelsebaan 16, De Oliepot 5, Achtmaalsebaan 46, Scherpenbergsebaan 37, Vorenseindseweg 97 en Oosteindseweg 40 wordt een bouwvlak opgenomen. |
Hoge Heistraat 6, Canadastraat 4, Omgangstraat 29, Kolkstraat 15 en Antwerpsebaan 14 Heimolendreef 22 | Volgens de systematiek van het plan heeft elke locatie met de bestemming Bedrijf een functieaanduiding waarmee de activiteiten van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden beschreven. Voor de genoemde percelen ontbreekt deze functieaanduiding. Zie ook paragraaf 3.5.2 voor de aanpassing van de regels die hiermee verband houdt. | Aan het perceel Hoge Heistraat 6 wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling' gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag caravans en fouragehandel'. De enkelbestemming en alle overige aanduidingen op perceelsniveau zijn zichtbaar om de verandering zichtbaar te maken. Aan het bedrijf Canadastraat 4 'specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf' toegekend. Op de percelen Omgangstraat 29 en Kolkstraat 15 zijn momenteel geen bedrijven gevestigd; de bestemming wordt vooralsnog niet aangepast. Voor het perceel Heimolendreef 22 worden de aanduidingen en bestemmingen ook niet gewijzigd in verband met een lopende procedure. Aan het perceel Antwerpsebaan 14 wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag machinewerktuigen en meubelen' toegekend. |
Bosstraat 11 | Het perceel met de bestemming Groen is in gebruik voor de teelt van kerstbomen. De bestemming Groen is niet passend en wordt gewijzigd in Agrarisch. | De bestemming Groen wordt gewijzigd in Agrarisch. |
Beatrixweg 32 | Het agrarische bouwvlak is te smal, een gedeelte van de woning en een schuur zijn buiten het bouwvlak gelegen. Hierdoor ontstaat een ongewenste situatie. Het bouwvlak wordt vergroot en aangepast, conform het bestemmingsplan Buitengebied uit 1998. | Er wordt een vergroot bouwvlak opgenomen. |
OL Vrouwenstraat 56 | De bestemming Wonen en het bouwvlak zijn gedeeltelijk gelegen op het perceel van de buren. De bestemmingslegging wordt aangepast. | De bestemming Wonen en het bouwvlak worden met de juiste grenzen opgenomen. De aangrenzende gronden worden bestemd tot Agrarisch met waarden - Landschappelijk. |
Kolkstraat 3 | Het perceel met de bestemming Groen is in het voorheen geldende bestemmingsplan bestemd tot agrarisch gebruik. De bestemming Groen is niet passend en wordt gewijzigd in Agrarisch met waarden - Natuur. | De bestemming Groen wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur. |
Canadapolderstraat 1 | De bestemming Groen is toegekend aan een rij coniferen. De bestemming Groen is niet passend en wordt gewijzigd in Agrarisch. | De bestemming Groen wordt gewijzigd in Agrarisch. |
Heistraat 3 | De vergunde schuur/paardenstal is ten onrechte niet bestemd. | Aan de schuur wordt een bouwvlak toegekend (strak rond de stal) en de functieaanduidingen 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf'. |
Scherpenbergsebaan 19 | Voor het perceel Scherpenbergsebaan 19 is bepaald dat het bebouwd oppervlak ten hoogste 550 m² mag zijn. Dit is niet in overeenstemming met de vergunde 600 m². Het plan wordt aangepast. | De waarde 550 m² van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' wordt gewijzigd in 600 m². |
Vennestraat 1 | Voor het bedrijf aan de Vennestraat zijn verschillende omgevingsvergunningen voor bouwen verleend en wijzigingen van het bouwvlak doorgevoerd. Als gevolg van overlappingen in procedures is een vergunning verleend voor een loods die nu buiten het vigerende bouwvlak is gelegen. Het bouwvlak wordt zodanig aangepast dat de loods binnen het bouwvlak komt te liggen. Het bouwvlak kan daarvoor niet worden vergroot, gezien de huidige omvang. Er is sprake van een vormverandering. | Het bouwvlak Vennestraat 1 wordt van vorm veranderd, de enkelbestemming is zichtbaar om weer te geven waar het bouwvlak is vervallen. |
Klein -Zundertseweg 14 | Voor het betreffende bouwvlak is de maximale inhoud van de bedrijfswoning vastgelegd met een specifieke bouwaanduiding. Deze aanduiding is niet vertaald in de regels en kan vervallen. De algemene regels voor de inhoud van bedrijfswoningen zijn van toepassing. | Voor het perceel Klein-Zundertseweg 14 wordt een enkelbestemming en bouwvlak, zonder aanduidingen opgenomen. Hieruit blijkt dat ter plaatse de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximale inhoud' niet meer is opgenomen. |
Scherpenbergsebaan 55 | De aanwezige dagrecreatieve activiteit (kinderboerderij) is niet in het bestemmingsplan opgenomen. | Aan de gronden wordt de aanduiding 'kinderboerderij' toegevoegd. Artikel 4.1 wordt aangevuld. |
Het Dreefje 3/3a | Aan Het Dreefje 3 is een verblijfsrecreatieve accommodatie gelegen, op de grens van de bestemming Recreatie - Dagrecreatie en de bestemming Agrarisch. De accommodatie is vergund maar niet positief bestemd. Dit wordt hersteld. | Op de verbeelding wordt de grens tussen de bestemmingen Recreatie - Dagrecreatie en Agrarisch aangepast en het bouwvlak uitgebreid zodat de verblijfsaccommodatie in het agrarisch bouwvlak komt te liggen. Aan de accommodatie wordt de functieaanduiding 'verblijfsrecreatie' toegekend. De regels in artikel 3 worden aangevuld (artikel 3.1.1 en 3.2.1 onder g). |
Verkeer nabij Kozijnenhoek | Een klein hoekje bij de Kozijnenhoek is ten onrechte niet tot Verkeer bestemd. | De gronden zijn opgenomen met de bestemming Verkeer. |
Perceel T70, Hoge Donk | Het perceel T70 heeft in het moederplan de bestemming Water. Inmiddels is overeenstemming bereikt over een gewijzigde inrichting van het perceel en kan de bestemming gewijzigd worden in Groen en Agrarisch. | De bestemming Water wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch en Groen. |
Hoeksestraat 8a/10/12/12a | Deze woningen zijn bestemd tot Wonen waarbij is bepaald dat er maximaal 3 woningen zijn toegestaan. In de huidige situatie zijn er 4 woningen aanwezig. Deze omissie wordt hersteld. | De maatvoeringsaanduiding wordt aangepast naar 4. |
Molenweg 17 | Bij de in een natuurgebied gelegen recreatiewoning ontbreekt een maatvoeringsaanduiding van 50 m². Gelet op de regels binnen de bestemming Natuur is een maatvoeringsaanduiding vereist. | Aan de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning' wordt de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' met een waarde van 50 m² toegevoegd. |
Spiekestraat 8 | Een landschapselement aan de Spiekestraat wordt gekapt en ter compensatie wordt een nieuw landschapelement aangelegd. | De bestemming Groen - Landschapelement wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch. De bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming Groen - Landschapelement. |
Postbaan 38/38a | Ten behoeve van de groepsaccomodatie is in 2008 een procedure gevoerd voor de bouw van een bedrijfswoning. Deze woning is inmiddels gebouwd maar het bestemmingsplan is hierop nog niet aangepast. Bij de aansluitende recreatieve bestemming ontbreekt abusievelijk een bouwvlak. | De bestemming Bos wordt gewijzigd ten behoeve van de uitbreiding van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie en er wordt een bouwvlak. toegevoegd. Aan de bestemming wordt de aanduiding 'bedrijfswoning' toegekend. |
De Schietbaan, naast camping de Oliepot | Voor de aanwezige propaantank is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - propaantank' opgenomen. Deze aanduiding is niet helemaal op de juiste locatie opgenomen. | De situering van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - propaantank' en het bouwvlak wordt aangepast. |
Hazelaarstraat/Kastanjestraat | De bestemming Groen ter plaatse van een rij coniferen wordt verwijderd. | De bestemming Groen - Landschapselement wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch. |
Bosheidestraat | Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijk was in het hiervoor geldende bestemmingsplan een bestemming voor wonen opgenomen. Het ontbreken van deze bestemming in het moederplan is een omissie De bestemming Wonen wordt weer opgenomen in dit bestemmingsplan. | De bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijk wordt gewijzigd in de bestemming Wonen met een bouwvlak. |
Veiligheidszones munitie | De veiligheidszones munitie A, B en C zijn aansluitend op elkaar getekend. De zones gelden echter vanaf het munitiedepot. | De aanduidingen 'veiligheidszone - munitie - b' en 'veiligheidszone - munitie - c' worden vergroot en opgenomen vanaf en inclusief het munitiedepot. Ter verduidelijking is ook de 'veiligheidszone - munitie - a' opgenomen. |
Scherpenbergsebaan 49 | Op het perceel Scherpenbergsebaan 49 is een bedrijf gevestigd dat gebuik maakt van explosieven en waarop de Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik van toepassing is. Rond de opslag van de ontplofbare stoffen moeten veiligheidszones worden opgenomen om te voorkomen dat binnen deze zones nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd worden. | De aanduidingen 'veiligheidszone - munitie - a 1 t/m c 1' worden rond het perceel Scherpenbergsebaan 49 opgenomen. De gehanteerde 'veiligheidszone - bevi' komt daarmee te vervallen en het betreffende lid in artikel 39 wordt ingetrokken. |
Bedrijfswoningen bij de bestemming Bedrijf | Binnen de bestemming Bedrijf is met de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'bedrijfswoning uitgesloten' aangegeven of er een bedrijfswoning is toegestaan. In het plangebied komen 27 adressen voor waarvoor abusievelijk geen van de aanduidingen is opgenomen. Voor deze adressen wordt een aanduiding 'bedrijfswoning' of 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen. | De aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' (-bw) wordt toegevoegd aan de percelen Torenstraat 6, Gastelsebaan 21a, Rijksweg Zuid 86, Rijksweg Noord 1, Schuurkerkstraat 7, Luienhoeksestraat 18A Achtmaalsebaan 6a en Hoekvensedreef 23. De aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) wordt toegevoegd aan de percelen Hoge Heistraat 6, Lage Zegstraat naast nr. 5, Heistraat 18, Onze Lieve Vrouwestraat 30, Rijksweg Zuid 89-93, Heimolendreef 22, Canadastraat 4, Luienhoeksestraat 18, Lokkerstraat 26, Omgangstraat 29, Waterstraat 9A, Sprundelseweg 14, Kolkstraat 15, Scherpenbergsebaan 49, Scherpenbergsebaan 17-19, Schijfsebaan 19, Roosendaalsebaan naast nr. 20, Spoorstraat 3 en Antwerpsebaan 14. |
Cultuurhistorisch waardevolle panden | Bijlage 2 van de regels met cultuurhistorisch waardevolle panden is geactualiseerd. De panden genoemd in bijlage 2 zijn ook op de verbeelding opgenomen; voorzover de bijlage is geactualiseerd, wordt ook de verbeelding aangepast. | Aan de percelen Oude Zoek 2, Het Dreefje 5 en Keijtenburgstraat 5 wordt de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' toegevoegd ter plaatse van de waardevolle schuren. De aanduiding 'cultuurhistorische waarden' vervalt bij de percelen Achtmaalsebaan 22, Heesterbosstraat 18 en Waterstraat 3. Ter plaatse wordt de enkelbestemming met het bouwvlak opgenomen met alle van toepassing zijnde functie- en maatvoeringsaanduidingen waardoor zichtbaar is dat de aanduiding 'cultuurhistorisch waarden' niet langer van toepassing is. |
Rucphenseweg 6 | De aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' (waarde 900 m²) is abusievelijk toegekend aan de woning Rucphenseweg 6 terwijl deze toegekend had moeten worden aan het naastgelegen verblijfsrecreatieve terrein met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie. Voor deze locatie ontbreekt ook het bouwvlak. | De maatvoeringsaanduiding 900 m²en een bouwvlak worden toegekend aan de recreatieve bestemming. De bestemming Wonen wordt in de herziening opgenomen om zichtbaar te maken dat hier niet langer een maatvoeringaanduiding is opgenomen. |
Roosendaalsebaan tussen 5 en 7a | In het moederplan is aan een smalle strook tussen de percelen Roosendaalsebaan 5 en 7a geen enkelbestemming toegekend. Voor deze gronden wordt de bestemming Wonen opgenomen. | Aan de gronden tussen Roosendaalsebaan 5 en 7a wordt de enkelbestemming Wonen toegekend. |
OLVrouwestraat 56 en terrein Backhuys Roozeboom | In de 2e herziening is abusievelijk op de verbeelding aan deze twee locaties de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte' toegekend terwijl de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is bedoeld. Dit wordt gecorrigeerd. | Voor de locaties OLVrouwestraat 56 en terrein Backhuys Roozeboom wordt de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' opgenomen alsmede de enkelbestemming, bouwvlak en overige aanduidingen om aan te geven dat de aanduiding 'maximum oppervlakte' niet meer is opgenomen. |
Groenstraat 3/3a | Voor dit agrarisch bouwvlak wordt een procedure doorlopen voor de bouw van een stal en daarmee samenhangend de vergroting van het bouwvlak tot 1,5 ha. Tevens blijkt uit uitgevoerd archeologisch onderzoek dat de archeologische verwachtingswaarden laag zijn. | Voor het perceel wordt het vergrote bouwvlak opgenomen met een aangepaste aanduiding 'intensieve veehouderij' en de enkelbestemming Agrarisch. De archeologische verwachtingswaarde wordt gewijzigd van hoog naar laag. |
Schijfsebaan 19 | De aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' voldoet niet. Gronden die niet als zodanig zijn anageduid worden ook ten behoeve van de corsobouwplaats gebruikt. | De bestemming Agrarisch, het agrarisch bouwvlak en de aanduiding en 'bedrijfwoning uitgesloten'en 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' worden aangepast. |
3.5.4 Toelichting
De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridische plan. Een aanpassing van de toelichting van het moederplan wordt in deze paragraaf dan ook niet beschreven. Het betreft enkele aanvullingen op de toelichting van het moederplan die bij kunnen dragen aan een betere toepassing van het bestemmingsplan.
Straalpad Roosendaal - Loon op Zand
Tussen de zendmasten van Roosendaal en Loon op Zand is sprake van een zogenaamde Fresnel zone (genoemd naar de natuurkundige Augustin-Jean Fresnel), een ellips vormige baan waarbinnen de verzonden optische en radiogolven zich bewegen.
De Fresnel zone wordt onder andere gebruikt om de toelaatbare mate van verstoring van de golven te berekenen.
Het traject van de straalverbindingen tussen de mast in Roosendaal en Rucphen is ongeveer 5,5 km. Ten opzichte van het maaiveld is de hoogte van de Fresnel zone in het buitengebied 50 m en is de zone ongeveer 15 m breed. Voor een straalverbinding moet de Fresnel zone ten minste voor 60% vrij zijn. Zonder een ernstige belemmering te vormen voor de straalverbinding zou een obstakel in het buitengebied 50 + 0,4 x 15 = 56 m boven het maaiveld uit mogen komen.
Het bestemmingsplan maakt dergelijke obstakels niet mogelijk (de hoogst toelaatbare bouwwerken zijn hoogspanningsmasten van 40 m). Het bestemmingsplan hoeft niet te worden aangevuld met een regeling voor de bescherming van de straalverbinding.
Grondwaterbescherming
Het drinkwater in Noord-Brabant wordt gewonnen uit grondwater. Brabant Water pompt dit grondwater op in de waterwingebieden. Het is gunstig dat grondwater de grondstof is voor ons drinkwater. Grondwater is namelijk bacteriologisch betrouwbaar, de bodem beschermt het grondwatertegen verontreiniging en de bodem zorgt voor een natuurlijke zuivering. Daarom is voor de drinkwaterproductie uit grondwater slechts een beperkte zuivering nodig.
Om de locaties waar grondwater gewonnen wordt als bron voor drinkwater, schoon te houden en te beschermen tegen verontreinigingen heeft de provincie beschermingszones vastgelegd. Aan de hand van de geohydrologische opbouw, de diepte van de onttrekkingen en de nabijheid van de winputten is hierbij het volgende onderscheid gemaakt.
- Waterwingebieden, dit zijn de zones direct rondom de winputten (60-dagen zone).
- Grondwaterbeschermingsgebieden (zeer kwetsbaar en kwetsbaar) liggen als een schil rond het waterwingebied. Op basis van geohydrologische opbouw van de ondergrond zijn er kwetsbare en zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden te onderscheiden. Voor de kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden is een 25-jaarszone begrensd. In de zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden (waar beschermende kleilagen ontbreken) is de 25-jaarszone bovendien omgeven door een 100-jaarszone.
- Bij boringsvrije zones bevindt zich in de ondergrond een aaneengesloten slecht doordringbare kleilaag. Deze gebieden zijn minder kwetsbaar voor verontreinigingen en aantastingen dan grondwaterbeschermingsgebieden. Hier gelden daarom minder strenge regels.
In het buitengebied van Rucphen zijn de waterwinningen Schijf (waterwingebied in het plangebied gelegen) en Seppe (waterwingebied buiten het plangebied gelegen) van belang.
Beleid en wettelijk kader drinkwaterbescherming
De bescherming van het water is een algemeen belang. Zowel de gemeentelijke-, provinciale als rijksoverheid hebben bevoegdheden om de bron van het drinkwater te beschermen.
De basis van de bescherming van grondwater ligt in het generieke (landelijke) milieubeleid, met name de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer, het Derde Nitraatactieprogramma en het gewasbeschermingsmiddelen en biocidenbeleid. Met het oog op de continuïteit van de levering van drinkwater bestaat er reeds enkele decennia een provinciaal beschermingsbeleid, gericht op minimalisering van de risico's op achteruitgang van de kwaliteit. Er zijn waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones aangewezen waarbinnen bepaalde activiteiten en het gebruik van bepaalde stoffen zijn verboden of aan voorschriften gebonden.
De aanwijzing van grondwaterbeschermingsgebieden heeft een effect gehad op de ruimtelijke ordening, waardoor (nieuwe) risicovolle bedrijven en activiteiten uit de omgeving van die winningen geweerd zijn. De consequentie hiervan is dat er beperkingen en extra kosten voor de omgeving zijn. Dit is gerechtvaardigd vanwege het grote maatschappelijk belang van de drinkwaterlevering. De Europese Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG) heeft hieraan een nieuwe dimensie toegevoegd en stelt eisen aan de kwaliteit van het grondwater waaruit water wordt gewonnen.
De voor grondwaterbescherming relevante wetgeving op Europees en nationaal niveau is:
- Europese Kaderrichtlijn Water;
- Drinkwaterwet en -besluit;
- Wet Milieubeheer;
- Waterwet;
- Wet op de Ruimtelijke Ordening;
- Wet Bodembescherming.
Grondwaterbescherming
Het beschermingsbeleid van het grondwater voor drinkwater in de provincie Noord-Brabant verloopt via twee sporen:
- via de ruimtelijke ordening (VR 2014);
- via de milieuregelgeving (Provinciale Milieuverordening).
Ruimtelijke ordening
Hoe de Provincie Noord-Brabant de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 (partieel herzien 2014). In de structuurvisie beschrijft de provincie de hoofdlijnen van het beleid en heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt.
Het strategisch waterbeleid van de provincie is beschreven in het Provinciaal waterplan 2010-2015 (PWP). Het PWP is de structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In het PWP is beschreven dat de provincie toeziet op een adequate vertaling en bescherming in ruimtelijke plannen voor de beschermingszones voor grondwaterwinningen voor drinkwater. Het gaat daarbij met name om een ruimtelijke sturing op risicovolle bedrijven en activiteiten die uit de omgeving van die winningen worden geweerd, dan wel aan strenge voorwaarden verbonden.
In de VR 2014 wordt bepaald dat:
- een bestemmingsplan dat is gelegen in een waterwingebied uitsluitend strekt tot instandhouding van de drinkwatervoorziening waarbij een medebestemming voor natuur of bos is toegelaten (artikel 15);
- een toelichting bij een bestemmingsplan dat is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied een verantwoording bevat waaruit blijkt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg geheel gelijk blijven (artikel 16);
- een bestemmingsplan dat is gelegen in een boringvrije zone mede strekt tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem (artikel 17).
Om te zorgen dat water een volwaardige rol speelt in ruimtelijke plannen is het watertoetsproces in 2003 in het leven geroepen. Het watertoetsproces is geen toets achteraf maar maakt direct onderdeel uit van de planvorming. De essentie van het watertoetsproces is een vroegtijdig contact tussen zogeheten initiatiefnemers en waterbeheerders (Rijkswaterstaat, waterschappen).
Onderlinge goede afspraken moeten ervoor zorgen dat het waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed wordt toegepast en uitgevoerd. De Brabantse drinkwaterbedrijven treden in het watertoetsproces op als adviseur. Dit omdat zij er belang bij hebben dat een ruimtelijk plan de kwaliteit van het water niet aantast.
Milieuregelgeving
Met beschermende maatregelen ziet de provincie erop toe dat het grondwater in de beschermingszones niet vervuild raakt. In beschermingszones is het dan ook verboden om bodembedreigende activiteiten uit te voeren. In bepaalde gevallen en met de juiste voorzorgsmaatregelen kan er toestemming worden verkregen. Bijvoorbeeld voor het uitvoeren van aanleg- of renovatiewerkzaamheden van riolering. Voor de meeste activiteiten moet vooraf een melding worden gedaan waarin is aangegeven welke voorzorgsmaatregelen worden getroffen. De provincie beoordeelt of de maatregelen voldoende zijn.
Kleine en grotere bedrijven in grondwaterbeschermingsgebieden die beschikken over een gemeentelijke of provinciale milieuvergunning (omgevingsvergunning), moeten aan extra eisen voldoen. Maar ook particulieren en bedrijven en die geen vergunning nodig hebben (maar wel een inrichting in de zin van het activiteitenbesluit) moeten in grondwaterbeschermingsgebieden aan extra voorschriften voldoen.
Herziening plan Buitengebied Rucphen 2012
In het moederplan zijn het waterwingebied, de grondwaterbeschermingsgebieden en de boringsvrije zones opgenomen op de verbeelding. In de artikelen 39.12 tot en met 39.14 zijn regels opgenomen die in principe meer dan voldoen aan de vereisten uit de VR 2014. Het plan behoeft geen aanpassing.
Reserveringsgebieden waterberging
In de VR 2014 zijn reserveringsgebieden waterberging opgenomen. Dit zijn gebieden die vanwege hun lage ligging ten opzichte van de omgeving van nature gevoelig zijn voor wateroverlast. Bij hoge afvoeren lopen deze gebieden onder en bergen daarmee aanzienlijke hoeveelheden water. Die gevoeligheid voor wateroverlast maakt deze gebieden niet zomaar geschikt voor kapitaalsintensieve gebruiksvormen. In het provinciaal ruimtelijk beleid (wat in de VR 2014 zijn uitwerking vindt), staat het waarborgen van dit bergende vermogen van de reserveringsgebieden waterberging centraal. Ten eerste omdat het geschikt maken van een inundatiegevoelig gebied voor kapitaalsintensief gebruik meestal betekent dat berging verloren gaat, met als gevolg afwentelen van wateroverlast naar andere gebieden. Ten tweede omdat dergelijke laaggelegen gebieden juist bij uitstek geschikt zijn om extra waterberging aan te leggen indien dat een effectieve oplossing blijkt om wateroverlast aan te pakken. Om die reden schrijft de VR 2014 voor dat in de watertoets een afweging om te intensiveren in een reserveringsgebied expliciet gemaakt wordt.
Los van de VR 2014 heeft de aanduiding reserveringsgebied ook een signalerende functie richting grondgebruikers.
De begrenzing van de reserveringsgebieden waterberging in de VR 2014 gaat naar verwachting veranderen in het najaar van 2015. Te zijner tijd zal deze wijziging in de bestemmingsplanherziening worden verwerkt.
Bouwverordening
Via een “Reparatiewet BZK” is op 29 november 2014 de wettelijke grondslag van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening vervallen. Dit betekent dat in bestemmingsplannen die vanaf 29 november 2014 worden vastgesteld indien nodig een eigen regeling in het plan moet worden opgenomen voor onder andere parkeren en ruimte voor laden en lossen.
Het niet regelen van deze aspecten kan tot onwenselijkere situaties leiden, omdat bouwplannen dan niet meer op het aspect parkeren kunnen worden getoetst.
In het bestemmingsplan Buitengebied 2012 is bij alle relevante afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen dat parkeren op eigen terrein plaats dient te vinden. Er is daarmee geen noodzaak aanwezig om aanvullende bepalingen in het bestemmingsplan op te nemen voor parkeren.
3.6 Initiatieven
Inleiding
De volgende particuliere initiatieven worden meegenomen in deze 3e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012. Voor al deze ontwikkelingen/wijzigingen is de verantwoording en beoordeling opgenomen in een ruimtelijke onderbouwing welke als bijlage wordt toegevoegd aan de 3e herziening.
Locatie | Overweging | Aanpassing |
Keijtenburgstraat 6a | De locatie Keijtenburgstraat 6a is gelegen binnen de bestemming Sport, met de aanduiding 'manege'. Het betreft een voormalige bedrijfswoning bij de manege die door initiatiefnemer als burger wordt bewoond; er is geen relatie meer met de manege (bouwvergunning is verleend voor een bedrijfswoning). In de uitspraak van 21 mei 2014 van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State op het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 is opgedragen om binnen de bestemming Sport een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor het gebruik van voormalige bedrijfswoningen als burgerwoning. In navolging hierop is in de 2e herziening binnen de bestemming Sport (aanduiding 'manege) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De mogelijkheid voor het omzetten naar een bestemming waarbinnen een voormalige bedrijfswoning wordt gebruikt als burgerwoning is aldus een binnenplanse mogelijkheid in het vigerende bestemmingsplan. Om gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid zijn wel enkele voorwaarden gesteld. Een en ander moet worden aangetoond in een ruimtelijke onderbouwing. Omdat het bestemmingsplan (conform de uitspraak RvS) al een wijzigingsmogelijkheid biedt om ter plaatse, onder voorwaarden medewerking te verlenen aan onderhavig verzoek, is in principe besloten om het verzoek van initiatiefnemer mee te nemen in deze 3e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012. In bijgaande ruimtelijke onderbouwing zijn de voorwaarden zoals genoemd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, 2e herziening uitgewerkt (zie bijlage 2) en is aangetoond dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. Op basis van de regionale afspraken is geen landschappelijke inpassing of kwaliteitsverbetering nodig aangezien het een plattelandswoning betreft (categorie 1 van de regionale afspraken). | Aan het perceel Keijtenburgstraat 6a wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voormalige bedrijfswoning' toegekend. In artikel 21.3.2 is al opgenomen dat op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voormalige bedrijfswoning' het gebruik als burgerwoning is toegestaan. |
Ettenseweg 51 | De locatie Ettenseweg 51 heeft de bestemming Wonen met bijbehorend bouwvlak. In het bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen om het bouwvlak bij de bestemming Wonen van vorm te veranderen. Initiatiefnemer heeft verzocht het bouwvlak van vorm te veranderen zodat in de toekomst eventueel nog een bijgebouw geplaatst kan worden. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan vormverandering van het bouwvlak met inachtneming van bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 3) waarin aangetoond is dat deze wijziging niet leidt tot een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden en er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. Op basis van de regionale afspraken is geen landschappelijke inpassing of kwaliteitsverbetering nodig aangezien het bouwvlak kleiner is dan 1.500 m2 (categorie 1 van de regionale afspraken). | De bestemming Agrarisch aansluitend aan het perceel Ettenseweg 51 wordt deels gewijzigd in de bestemming Wonen en de bestemming Wonen wordt gedeeltelijk gewijzigd in de bestemming Agrarisch en Verkeer. Het bouwvlak wordt van vorm veranderd waarbij de oppervlakte niet toeneemt. |
Zoeksedijk 10 | De locatie Zoeksedijk 10 heeft de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur met een bijbehorend bouwvlak. Er vinden echter geen agrarische activiteiten meer plaats. Initiatiefnemer heeft verzocht om de agrarische bestemming met bijbehorend bouwvlak om te zetten naar een woonbestemming. Binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bestemming om te zetten naar de bestemming Wonen. In de planregels zijn een aantal voorwaarden gesteld, waaronder de sloop van overtollige bebouwing, met dien verstande dat aan bijgebouwen mag blijven behouden: - bij een perceel kleiner dan 1 ha: maximaal 200 m²; - bij een perceel groter dan 1 ha: maximaal 300 m². Daarbij dient het bouwvlak te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing. Ter plaatse beoefent de eigenaar het beroep loodgieter. Bij de bestemming Wonen is het mogelijk om beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten toe te staan mits voldaan wordt aan de in het bestemmingsplan gestelde voorwaarden waaronder onder andere een maximale oppervlakte van 70 m², kleinschaligheid, geen verkeer aantrekkende werking en geen detailhandel. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan de gevraagde omzetting van de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur naar een bestemming Wonen. In bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 4) is aangetoond dat er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden en er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven. Het bouwvlak wordt verkleind. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. | De bestemming Agrarisch met waarden – Natuur en de bestemming Groen worden gedeeltelijk gewijzigd in de bestemming Wonen. Het bouwvlak wordt verkleind en afgestemd op het bestemmingsvlak Wonen. |
Hoeksestraat 20 | In het bestemmingsplan heeft het perceel Hoeksestraat 20 de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijk'. Hierbij is als ondergeschikte nevenactiviteit, op basis van een tijdelijke vergunning (artikel 2.12 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk toegestaan. Initiatiefnemer heeft verzocht de tijdelijke vergunning voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk om te zetten naar een definitieve mogelijkheid in het bestemmingsplan. Het opnemen van de verkoop van vuurwerk als nevenactiviteit bij de boomkwekerij houdt in dat bij beëindiging van de boomkwekerij ook de verkoop van vuurwerk beëindigd moet worden. Het gaat hier om een zeer beperkte activiteit doordat hier per jaar gedurende 4 dagen consumentenvuurwerk mag worden verkocht. Deze vorm van verkoop wordt geschaard onder beroeps- en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan het opnemen van een aanduiding die de verkoop van consumentenvuurwerk op het perceel Hoeksestraat 20 toestaat onder voorwaarden zoals gesteld bij beroeps- en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Een vertaling hiervan is uitgewerkt in bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 5). Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. Op basis van de regionale afspraken is geen landschappelijke inpassing of kwaliteitsverbetering nodig aangezien het een beroep aan huis betreft (categorie 1 van de regionale afspraken). | Aan een gebouw aan de Hoeksestraat 20 wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – verkooppunt voor vuurwerk' toegekend. In het artikel 5.1.1 wordt de functieaanduiding toegevoegd aan de begripsomschrijving en worden tevens voorwaarden gesteld aan het gebruik (artikel 5.4.2 specifieke gebruiksregels: maximaal aantal verkoopdagen overeenkomstig het Vuurwerkbesluit; maximale oppervlakte voor verkoop, beëindiging bij beëindiging agrarisch bedrijf). |
Lokkerstraat 44a | In het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012' heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur'. Op het perceel zijn twee bijgebouwen vergund en gebouwd maar niet positief bestemd. Initiatiefnemer heeft verzocht de twee bijgebouwen in het bestemmingsplan op te nemen met een positieve bestemming. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan het opnemen van een agrarisch bouwvlak waarbinnen de bebouwing van totaal 61m² mogelijk is. Eveneens wordt een aanduiding opgenomen waarmee het realiseren van een (bedrijfs)woning wordt uitgesloten. Een nadere motivering van voorgaande is uitgewerkt in bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 6). Op basis van de regionale afspraken is geen landschappelijke inpassing of kwaliteitsverbetering nodig aangezien het bestaande legale bouwwerken betreft (categorie 1 van de regionale afspraken). | Twee bestaande en vergunde gebouwen worden voorzien van een bouwvlak, de functieaanduidingen 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'specifieke vorm van agrarisch - dierverblijf' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' met een waarde van 61 m². |
Rozenven | Door initiatiefnemer is verzocht om ter plaatse van de percelen O.433 en O.225 de bestemming te wijzigen in 'Natuur', ten behoeve van herinrichting van het Rozenven ter verbetering en behoud van de natuurwaarden. De genoemde percelen hebben een landbouwkundig verleden maar zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur. Besloten is om medewerking te verlenen aan het omzetten van de onderhavige locatie naar de bestemming 'Natuur'. In bijgaande ruimtelijke onderbouwing is de verantwoording opgenomen (zie bijlage 7). | De bestemming Groen en Agrarisch met waarden – Natuur van de percelen kadastraal bekend O.433 en O.225 worden gewijzigd in de bestemming Natuur. |
Turfstraat 7 | Het perceel Tufstraat 7 heeft de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur maar is niet meer agrarisch in gebruik. Initiatiefnemer heeft verzocht de bestemming om te zetten naar een woonbestemming. Binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bestemming om te zetten naar de bestemming Wonen. In de planregels zijn een aantal voorwaarden gesteld, waaronder de sloop van overtollige bebouwing, met dien verstande dat aan bijgebouwen mag blijven behouden: - bij een perceel kleiner dan 1 ha: maximaal 200 m²; - bij een perceel groter dan 1 ha: maximaal 300 m². Daarbij dient het bouwvlak te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing. Het bouwvlak aan de Turfstraat 7 heeft een oppervlakte van 4.448,5 m². Dit is kleiner dan 1 ha en dus mag bij omzetting naar de bestemming Wonen 200 m² aan bijgebouwen blijven bestaan. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012' is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning 10% verruiming van de oppervlakte toe te staan. Dit betekent een oppervlakte van 20 m² extra. Het totaal komt dan op 220 m² en hiermee zou de bestaande schuur van 215 m² behouden kunnen blijven. In 2013 is vergunning aangevraagd voor de sloop van de oude opstallen (1.100 m² aan asbest). Deze vergunning is op 25 september 2013 verleend en eind 2013 is alles gesloopt. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan de gevraagde omzetting naar een bestemming Wonen. In bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 8) is aangetoond dat er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden en er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven. Evenals een verantwoording voor het gebruik maken van de 10% regeling en het terugbrengen van de oppervlakte van het agrarisch bouwvlak naar een kleinere woonbestemming, passend in de omgeving en bij de ligging van het perceel. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. | De bestemming Agrarisch met waarden – Natuur van het perceel Turfstraat 7 wordt gedeeltelijk gewijzigd in de bestemming Wonen. Het bouwvlak wordt verkleind en afgestemd op de bestemming Wonen. Daarmee wordt ook duidelijk dat de aanduiding 'caravanstalling' niet langer van toepassing is. |
Bredasebaan 58 | De locatie Bredasebaan 58 heeft de bestemming Wonen met bijbehorend bouwvlak. In het bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen om het bouwvlak bij de bestemming Wonen van vorm te veranderen. Initiatiefnemer heeft verzocht om vormverandering van het bestaande bouwvlak. Het totale oppervlak van het bouwvlak wordt niet vergroot. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan vormverandering van het bouwvlak met inachtneming van bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 9) waarin aangetoond is dat deze wijziging niet leidt tot een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden en er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. Op basis van de regionale afspraken is geen landschappelijke inpassing of kwaliteitsverbetering nodig aangezien het een bouwvlak kleiner dan 1.500 m2 betreft (categorie 1 van de regionale afspraken). | De bestemming Agrarisch grenzend aan het perceel Bredasebaan 58 wordt gedeeltelijk gewijzigd in de bestemming Wonen. Het bouwvlak wordt binnen de bestemming Wonen van vorm veranderd. |
Nederheide 21 | De locatie Nederheide 21 heeft binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Rucphen de bestemming Agrarisch met Waarden – Natuur, met bijbehorend bouwvlak. Het voor het bedrijf in bestemmingsplannen opgenomen agrarisch bouwvlak wordt doorsneden door de gemeentegrens Roosendaal-Rucphen. Initiatiefnemer heeft verzocht om aanduiding 'paardenhouderij' op te nemen en het bouwvlak van vorm te veranderen. Het bouwvlak dient een nieuwe vorm te krijgen zodat de voorzieningen op Rucphens grondgebied binnen dit bouwvlak komen te liggen. Dit houdt in dat het bouwvlak aan de oostzijde (grondgebied Rucphen) wordt verruimd en aan de westzijde (grondgebied Roosendaal) wordt verkleind. Per saldo blijft sprake van een bouwvlak van 1,5 ha. Er dient tevens een aanduiding 'paardenhouderij' voor Nederheide 21 te worden opgenomen. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan de vormverandering van het bouwvlak met inachtneming van bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 10) waarin aangetoond is dat deze wijziging niet leidt tot een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden en er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en woningen. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. Op basis van de regionale afspraken is een landschappelijke inpassing nodig aangezien het een vormverandering van een agrarisch bouwvlak betreft (categorie 2 van de regionale afspraken). Deze landschappelijke inpassing is grotendeels op Roosendaals grondgebied gelegen. Het gedeelte gelegen op het Rucphens grondgebied wordt als zodanig bestemd. | Het bouwvlak Nederheide 21 wordt van vorm veranderd en daarmee op Rucphens grondgebied vergroot. Aan het bouwvlak wordt de aanduiding 'paardenhouderij' toegekend en de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' aangepast op de begrenzing van het bouwvlak. De landschappelijke inpassing wordt bestemd tot Groen - Landschapelement. |
Oosteindseweg 64 | In het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012' heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur' en een bouwvlak. Initiatiefnemer heeft verzocht het bouwvlak van vorm te veranderen en de aanduiding 'paardenhouderij' toe te voegen. Het huidige hobbymatige gebruik wordt geprofessionaliseerd. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan de gevraagde wijzigingen met inachtneming van bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 11) waarin aangetoond is dat deze wijziging niet leidt tot een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden. Voorts is er geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en woningen. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat op grond van artikel 5.4.2 het niet is toegestaan om de gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege of een paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking. Als gevolg van de regionale afspraken is een landschappelijke inpassing nodig aangezien het een vormverandering van een agrarisch bouwvlak betreft (categorie 2 van de regionale afspraken). | Het bouwvlak Oosteindseweg 64 wordt aangepast en de bestemming Groen - Landschapselement wordt opgenomen voor de noodzakelijke landschappelijke inpassing. Aan het bouwvlak wordt de aanduiding 'paardenhouderij' toegevoegd. |
Het Dreefje 1 | In het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012' heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijk' en een bouwvlak. Initiatiefnemer heeft verzocht het bouwvlak van vorm te veranderen om de bouw van een werktuigenberging in de toekomst mogelijk te maken. Besloten is om in principe medewerking te verlenen aan de vormverandering van het bouwvlak met inachtneming van bijgaande ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 12) waarin aangetoond is dat deze wijziging niet leidt tot een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieu hygiënische waarden en er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en woningen. Bij de daadwerkelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen zal voldaan moeten worden aan de regels voor een zorgvuldinge veehouderij en de (provinciale) regels voor geur en fijnstof. Op basis van de ruimtelijke onderbouwing wordt het initiatief beoordeeld als passend uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en wordt medewerking verleend. Op basis van de regionale afspraken is een landschappelijke inpassing nodig aangezien het een vormverandering van een agrarisch bouwvlak betreft (categorie 2 van de regionale afspraken). De huidige bestemming Groen - Landschapelement dient hiervoor te worden aangepast. | Het bouwvlak Het Dreefje 1 wordt van vorm veranderd en de bestemming Groen - Landschapselement wordt aangepast. |
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
De aanpassingen in deze herziening vloeien voort uit de uitspraak van de Raad van State en de gewijzigde Verordening Ruimte 2014 en dient verder tot reparatie van een aantal onvolkomenheden in het vastgestelde plan. Deze aanpassingen zien niet op ontwikkelingen op basis waarvan kostenverhaal mogelijk is. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn dan ook voor rekening van de gemeente. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.
4.2 Overleg En Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan een aantal overlegpartners in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg. Tevens is het plan vrijgegeven voor inspraak (vanaf 9 april 2015 t/m 20 mei 2015). Naar aanleiding van deze inspraak- en overlegronde is het plan aangepast. De aanpassingen zijn in de toelichting, regels en de verbeelding verwerkt. Voor een overzicht van de inspraak- en overlegreacties wordt verwezen naar bijlage 16. Ook de ambtshalve aanpassingen zijn direct in de toelichting, regels en verbeelding verwerkt.
4.3 Vaststellingsprocedure
Burgemeester en wethouders hebben, ter voldoening van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met een publicatie in de Staatscourant en de Rucphense Bode van 12 augustus 2015 en op de gemeentelijke website kennis gegeven van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening”. Het ontwerpbestemmingsplan heeft aansluitend vanaf 13 augustus 2015 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen in het Dienstverleningscentrum en was daarnaast digitaal raadpleegbaar via de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl. Belanghebbende (overheids)instanties zijn voorts separaat op de hoogte gebracht van de terinzagelegging.
Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder over het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze, naar keuze schriftelijk of mondeling, naar voren kunnen brengen bij de gemeenteraad. De geboden mogelijkheid heeft geleid tot 17 schriftelijke zienswijzen.
.
Zienswijzen
Voor de (samenvatting van de) inhoud van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 17. De zienswijzen hebben geleid tot de volgende aanpassingen van het ontwerpplan:
- Verbeelding:
- 1. opname van een 'veiligheidszone - leiding' in een zone van 25 meter rondom het meet- en regelstation Zegge;
- 2. aanpassing van het vlak 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' ter plaatse van de Roosendaalsebaan in Schijf, conform het vastgestelde beleid voor 'Ruimte voor ruimte, visie op toepassing regeling, 25 mei 2011';
- Regels:
- 1. opnemen van artikel 1.36.1 in de herziening;
- 2. aanvullen artikel 39.20 in verband met de ligging van het meet- en regelstation Zegge in een reserveringsgebied waterberging;
- 3. aanpassing artikel 39.2.3 waardoor werkzaamheden tot de diepte waar eerdere verstoringen hebben plaatsgevonden niet omgevingsvergunningplichtig zijn (aangetoond dient te worden dat de grond is verstoord en geroerd);
- 4. de voorwaarde 'inpasbaar in een goede leefomgeving' in de artikelen 3.3.2, 3.5.7, 4.3.2, 4.5.7, 5.3.2 en 5.5.7 is nader uitgewerkt en aangevuld.
Ambtshalve
Behalve de ingediende zienswijzen is er ook ambtshalve aanleiding het ontwerpbestemmingsplan op onderdelen gewijzigd vast te stellen (zie bijlage 18):
- Verbeelding:
- 1. aan sportpark de Molenberg aan de Sprundelseweg is een bouwvlak toegekend en is een maatvoeringsaanduiding opgenomen; conform de systematiek van het moederplan had een bouwvlak met maatvoeringsaanduiding moeten worden overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan uit 1998; dit was abusievelijk niet gedaan en is hersteld;
- 2. het bouwvlak Nederheide 21 is aangepast en sluit nu aan op het gedeelte van het bouwvlak dat in de gemeente Roosendaal is gelegen; de landschappelijke inpassing is bestemd tot Groen - Landschapelement;
- 3. de provincie heeft recent de aanduiding 'reserveringsgebieden waterberging' in de VR 2014 gewijzigd vastgesteld; deze aanduiding wordt overgenomen zoals in paragraaf 3.4 al was aangekondigd;
- 4. de plangrens is aangepast ter plaatse van het eveneens op 16 december 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, Schijfsebaan 4a en 2b te Schijf';
- 5. het bouwvlak Bernardstraat 23 wordt opgenomen in de vorm die het vlak in de 2e herziening van het plan Buitengebied 2012 heeft gekregen;
- Toelichting:
- 1. in paragraaf 3.2.6 was abusievelijk nog sprake van maatvoeringsaanduidingen bij intensieve veehouderijen: de tekstpassage is aangepast;
- 2. in paragraaf 3.3 is een nadere toelichting opgenomen over de betekenis van de regeling voor de recreatiewoningen die niet positief zijn bestemd;
- Regels:
- 1. de regels in artikel 39.4 zijn aangepast: alleen bij grootschalige ingrepen is archeologisch onderzoek verplicht;
- 2. de foutieve verwijzingen in de artikelen 3.3.1, 4.3.1 en 5.3.1 zijn aangepast en aangevuld;
- 3. bijlage 5 van de regels is aangevuld.
Hoofdstuk 5 Uitspraken Raad Van State
5.1 Uitspraak 2 Augustus 2017
Op 2 augustus 2017 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het merendeel van de beroepen die tegen de 3e herziening waren ingediend (zaaknummer 201601168/1/R2). Het beroep van de Brabantse Milieufederatie tegen de regeling voor veehouderijen is afgesplitst en voortgezet onder zaaknummer 201601168/5/R2 (zie paragraaf 5.2).
De uitspraak van 2 augustus 2017 heeft ertoe geleid dat het besluit van de gemeente Rucphen van 16 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening' is vernietigd voor zover het de plandelen met de aanduidingen 'recreatiewoning' of 'specifieke vorm van recreatie - uitsterfregeling' betreft.
De Afdeling heeft de raad van de gemeente Rucphen opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen met betrekking tot de recreatiewoningen.
De Afdeling heeft de raad tevens opgedragen om ervoor zorg te dragen dat binnen vier weken na verzending van de uitspraak de vernietiging van de plandelen is verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Aan deze verplichting is voldaan door het publiceren van een aangepast plan met publicatieversie DEF2.
5.2 Uitspraak 9 September 2020
Op 9 september 2020 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het beroep van de Brabantse Milieufederatie tegen de regeling voor veehouderijen (zaaknummer 201601168/5/R2). De Afdeling heeft het beroep van de BMF inzake de regeling voor veehouderijen gegrond verklaard en heeft het besluit van de gemeente Rucphen van 16 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening' vernietigd, voor zover het betreft:
- artikel 3, lid 3.4.2, onder l, artikel 4, lid 4.4.2, onder l, en artikel 5, lid 5.4.2, onder k, van de planregels;
- artikel 3, lid 3.5.6, onder b, artikel 4, lid 4.5.6, onder b en artikel 5, lid 5.5.6, onder b, van de planregels; en
- artikel 3, lid 3.7.4, onder f, artikel 4, lid 4.7.4, onder f, en artikel 5, lid 5.7.4, onder f, van de planregels;
De Afdeling heeft in dezelfde uitspraak ook het besluit van de gemeente Rucphen van 8 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, 4e herziening' vernietigd voor zover het deze artikelen betreft. De 4e herziening is een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' zoals dat luidde na de 1e, 2e en 3e herziening. In de 4e herziening is een ondergeschikte aanpassing gedaan aan de regels van artikel 3.4.2 onder l, 4.4.2 onder l en 5.4.2 onder k. Met de vernieting van de betreffende artikelen in de 3e herziening is een gedeeltelijke aanpassing van die regels in de 4e herziening niet mogelijk, vandaar dat ook die regelingen door de Afdeling zijn vernietigd.
De Afdeling heeft de raad opgedragen om ervoor zorg te dragen dat binnen vier weken na verzending van de uitspraak de vernietiging van de onderdelen van de planregels is verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Aan deze verplichting is voldaan door het publiceren van een aangepast plan met publicatieversie DEF3. In de regels zijn de door de Afdeling vernietigde regelingen weergegeven in grijs en doorgehaald ('regel').
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardevolle Panden
Bijlage 2 Cultuurhistorische waardevolle panden
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Verordening Ruimte Noord-brabant 2011
Bijlage 4 Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
Bijlage 5 Afwijkende Ammoniakemissies
Bijlage 5 Afwijkende ammoniakemissies
Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State 21 Mei 2014, Zaaknummer 2012070151 R3
Bijlage 2 Keijtenburgstraat 6a
Bijlage 2 Keijtenburgstraat 6a
Bijlage 3 Ettenseweg 51
Bijlage 4 Zoeksedijk 10
Bijlage 5 Hoeksestraat 20
Bijlage 6 Lokkerstraat 44a
Bijlage 7 Rozenven
Bijlage 8 Turfstraat 7
Bijlage 9 Bredasebaan 58
Bijlage 10 Nederheide 21
Bijlage 11 Oosteindseweg 64
Bijlage 12 Het Dreefje 1
Bijlage 13 Planmer
Bijlage 14 Aanvulling Planmer
Bijlage 15 Archeologie
Bijlage 16 Nota Van Beantwoording Overleg En Inspraak
Bijlage 16 Nota van beantwoording overleg en inspraak