Herontwikkeling Hoogstraat 30b Sint-Michielsgestel
Bestemmingsplan - gemeente Sint-Michielsgestel
Onherroepelijk op 03-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan "Herontwikkeling Hoogstraat 30b Sint-Michielsgestel" van de gemeente Sint-Michielsgestel.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0845.BP2012HoogstrSMG-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 verbeelding
- is analoge plan (dus de print), NL.IMRO.0845.BP2012HoogstrSMG-OH01;
- is pdf van de plankaart, NL.IMRO.0845.BP2012HoogstrSMG-OH01.pdf;
- is het IMRO bestand, NL.IMRO.0845.BP2012HoogstrSMG-OH01.gml.
1.4 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.9 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde:
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen.
1.13 bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
erf- en perceelsafscheidingen, carports, overkappingen etc.
1.14 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 bruto-inrichtingsvloeroppervlak:
het totale oppervlak dat toegankelijk is en de ruimten voor magazijn, kantine, kantoor, keuken en dergelijke ten behoeve van het aanwezige bedrijf.
1.23 detailhandel in dierbenodigdheden:
detailhandel in goederen ten behoeve van het houden van dieren, zoals goederen voor de huisvesting, de verzorging, het vervoer en het vermaak van dieren en daarmee samenhangende artikelen en daaraan ondergeschikte functies.
1.24 detailhandel in agrarische hulpmaterialen, diervoeders en tuininrichting:
detailhandel in hulpmaterialen ten behoeve van uitoefening van een agrarisch bedrijf, detailhandel in diervoeders, alsmede detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van tuinen en daarmee samenhangende artikelen, alsmede daaraan ondergeschikte functies.
1.25 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak per detailhandelsvestiging nodig heeft voor uitstalling. Hieronder wordt begrepen detailhandel in auto‟s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen, alsmede bouwmarkten, detailhandel in dierbenodigdheden en detailhandel in agrarische hulpmaterialen, diervoeders en tuininrichting, met uitzondering van supermarkten en warenhuizen en met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.28 geluidgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder. Bedoeld worden woningen,
geluidsgevoelige terreinen en andere geluidgevoelige gebouwen.
1.29 geluidzone industrie:
geluidscontour rond een bedrijfsterrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).
1.30 geluidzoneringsplichtig bedrijf:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.32 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.33 overkapping:
een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats.
1.34 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.35 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.36 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.37 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals de lijst is opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels.
1.38 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.39 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.40 voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.41 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat onder een vrijstaande woning wordt verstaan: een woning, waarvan de afstand van één zijgevel van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 2 m bedraagt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk met uitzondering van een overkapping:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.1.7 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.1.8 de horizontale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.1.9 peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,20 m;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van de aanduiding „bedrijf tot en met categorie 3.2‟: bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- ter plaatse van de aanduiding „bedrijf tot en met categorie 2‟ bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding „detailhandel volumineus‟;
- productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; met daaraan ondergeschikt:
- ontsluitingswegen en paden;
- de aanleg en instandhouding van voldoende parkeervoorzieningen ten behoeve van de genoemde functies;
- (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groen en groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde
Voor het bouwen ten behoeve van de in 3.1 onder a. t/m d. bedoelde functies gelden de volgende bepalingen:
- een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk, een gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen overal zijn toegestaan;
- het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen, te berekenen over de gronden van het bouwperceel, voor zover gelegen binnen het bouwvlak;
- de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;
- de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen.
- de maximale hoogtes van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedragen 3 m en het maximale oppervlak 15 m²;
- de zijwanden van de bedrijfsgebouwen moeten in geval van brand in elkaar zakken of naar binnen vallen.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
- de bouw van bedrijfswoningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
- het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
- de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
- voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
- de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen;
- ten aanzien van dakhelling van de woning geldt: vanaf de maximaal toegestane goothoogte dient de woning te worden afgedekt met een hellende dakvlak, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60 graden, met dien verstande dat:
- tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
- overschrijding van de (denkbeeldige) 60-gradenlijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij naar de weg toegekeerde dakvlakken voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
- op het bouwperceel is een niet voor woondoeleinden bestemde bedrijfsruimte van minimaal 50 m² aanwezig dan wel wordt gelijktijdig gebouwd.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
- de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan:
- 65 m² bedragen op percelen tot 300 m2;
- 65 m² bedragen op percelen gelijk aan of groter dan 300 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m². Het totale oppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag echter nooit meer bedragen dan 150 m² bij percelen tot 2.000 m² en 250 m² bij percelen gelijk aan of groter dan 2.000 m²;
- de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3,30 m bedragen;
- de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen.
3.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de hoogte voor van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen;
- bij een bedrijfswoning mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
- de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- de carport heeft maximaal 1 wand.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
- Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
- Voor parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding „detailhandel volumineus‟ moet worden uitgegaan van de minimale ruimtereservering van 2,5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto inrichtingsvloeroppervlak op eigen terrein.
- Minimaal 70% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, moet gebruikt worden ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.
3.3.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik als bedoeld in 3.3.1 onder a. wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
- een opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
- uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
- bedrijven anders dan die welke zijn bedoeld in 3.1.1 onder a. t/m d.;
- detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1.1 onder c. en d.;
- een seksinrichting.
Onder verboden gebruik als bedoeld in 3.3.1 onder a. wordt niet begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
- het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een bedrijfswoning behorende grond.
3.3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning, met inachtneming van de milieusituatie, afwijken van het bepaalde in 3.1.1 onder a en b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd, die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2 en 3, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
- het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 7 Overige Regels
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
8.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van bestemmingsplan Herontwikkeling Hoogstraat 30b Sint-Michielsgestel van de gemeente Sint-Michielsgestel".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ............................................................
De voorzitter,
De griffier,
Mij bekend,
de Griffier