Beekveld
Bestemmingsplan - gemeente Sint-Michielsgestel
Vastgesteld op 15-05-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Beekveld met identificatienummer NL.IMRO.0845.BP2013BeekveldBLC-VA01 van de gemeente Sint-Michielsgestel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegd gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak:
een aangegeven vlak, waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.7 aaneengebouwd gebouw:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen.
1.8 aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, evenwel met uitzondering van kapperszaken, of het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf in of bij de woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.9 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, evenwel met uitzondering van kapperszaken, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.10 achtererf:
danwel het gebied achter de hoofdmassa, danwel het gebied achter de achterkant van het bouwblok.
1.11 achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.
1.12 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua aard en ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en waarin een gedeelte van het huishouden uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.
1.13 ambachtelijk bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, of herstellen van goederen, alsook –in verband hiermee als ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
1.16 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;.
1.18 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;.
1.19 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.20 beroeps- c.q. bedrijfsvoeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.21 bestaand(e situatie):
- 1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- 2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.25 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de Wabo.
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.29 bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
1.30 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.31 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.32 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.33 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van de bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.34 bruto-inrichtingsvloeroppervlak:
het totale oppervlak aan ruimten voor magazijn, kantoor, keuken en dergelijke.
1.35 carport:
een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s met niet meer dan twee geheel of gedeeltelijk gesloten eigen wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 dienstverlening:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en rnaatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.38 erf:
Een gedeelte van het perceel, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in
feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij geldt:
- Achtererf: Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied
gekeerde zijkant van het hoofdgebouw, op meer dan 1 m van de voorkant van de
hoofdmassa van het hoofdgebouw; - Voorerf: Erf dat geen onderdeel is van het achtererf;
- Zijerf: Het gedeelte van het erf dat zich bevindt aan de zijkant van het hoofdgebouw, startend bij de voorkant en eindigend bij de achterkant van het hoofdgebouw. Het
zijerf maakt onderdeel uit van het voorerf wanneer het grenst aan openbaar gebied, als dit niet zo is dan maakt het onderdeel uit van het achtererf vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn.
1.39 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.40 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 gestapeld gebouwd:
bebouwing bestaande uit zich in een hoofdgebouw boven en naast elkaar
bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.42 gevellijn:
een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden.
1.43 hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of de toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.44 horeca:
- a. "horeca I":
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaats te nuttigen voedsel en dranken; - b. "horeca II":
- 1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
- 2. inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
- 3. sexinrichtingen;
1.45 kantoor:
een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.
1.46 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte
beneden of tot ten hoogste 0.50 meter boven de kruin van de weg waaraan het
bouwperceel is gelegen.
1.47 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke,
religieuze en onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve
van openbare dienstverlening, waaronder ontmoetingsvoorzieningen voor
senioren, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste
van genoemde voorzieningen.
1.48 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch
verband.
1.49 nutsvoorziening:
bouwwerk ten behoeve van een op het openbaar netwerk aangesloten
voorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het
wegverkeer.
1.50 ondergeschikt:
een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het
hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.51 open bebouwing:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande en/of halfvrijstaande woningen.
1.52 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is evrbonden.
1.53 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en die betreedbaar en afsluitbaar is.
1.54 perceel:
een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik.
1.55 plangrens:
de begrenzing van het bestemmingsplan.
1.56 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve
van een ander tegen vergoeding.
1.57 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.58 staat van bedrijfsactiviteiten:
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals de
lijst is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels.
1.59 tuin:
een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water
en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen
en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik
van het hoofdgebouw.
1.60 twee-aaneen gebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee
hoofdgebouwen, waarvan het ene hoofdgebouw aan maximaal één zijde
grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw.
1.61 uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen
en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot )hoogte, dakhelling en/of
dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.62 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meerdere naar de weg gekeerde gevels, de naar de weg gekeerde gevel, welke door de gevelindeling en/of situering van de oprit en/of de voortuin als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt.
1.63 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het
verlengde daarvan.
1.64 vrijstaand:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere
hoofdgebouwen.
1.65 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie )vijvers, kanalen, beken
en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer,
waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan
gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten,
etc..
1.66 Wabo:
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht.
1.67 weg:
een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de
daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen
of zijkanten.
1.68 werk:
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.69 wonen:
wonen in een woning/woonhuis in de samenstelling van één zelfstandig en duurzaam huishouden.
1.70 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één zelfstandig en duurzaam huishouden.
1.71 zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
1.72 zijgevel:
een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.
1.73 zorgwonen:
wonen in een woning/woonhuis in de samenstelling van één zelfstandig en duurzaam huishouden.
1.74 zorgwoning:
verzamelnaam voor die woningen die aangepast zijn voor bewoners met een lichamelijke en/of geestelijke handicap én senioren en waar zorg geleverd wordt of de levering van zorg (in de toekomst) mogelijk is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- b. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; - c. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; - d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; - e. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
- f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- g. lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van
scheidsmuren); - h. peil:
- 1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,2m;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,2m.
- i. ondergrondse bouwdiepte:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met daaraan ondergeschikt:
- b. ontsluitingswegen en paden;
- c. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. groen en groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in artikel 3.3 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- 2. het bepaalde in artikel 3.3, lid d en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
- het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
- b. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning die verleend is op grond van het gestelde in artikel 3.4, lid a onder 2 intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 4 Agrarisch - Onbebouwd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Onbebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. ontsluitingswegen en paden;
- d. (open)water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. groen en groenvoorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de in onderstaande tabel 1 aangegeven doeleinden op de daarvoor aangeduide plaatsen:
Doeleinden | Onder eerste bouwlaag | In eerste bouwlaag | Boven eerste bouwlaag |
Wonen | nee | ja | ja |
Zorgwonen | nee | ja | ja |
Combinatie van wonen en zorgwonen | nee | ja | ja |
Bij wonen en zorgwonen behorende ruimten | ja | ja | ja |
Maatschappelijke voorzieningen | ja | ja | nee |
Tabel 1: Toegestane functies
met de daarbij behorende:
- b. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van nutsvoorzieningen, hoofdgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
- 2. De onder 1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bouwregels:
- a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het
stedebouwkundig beeld, danwel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde
stedebouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing; - b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
- a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, mits:
- 1. de verhoging past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
- 2. er door de verhoging geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bestaande detailhandelsdoeleinden;
- b. horeca;
- c. bestaande kantoren met baliefunctie;
- d. kantoren zonder baliefunctie;
- e. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
- f. kleinschalige maatschappelijke dienstverlening;
- g. bedrijven, niet zijnde inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
- h. wonen;
alsmede voor het behoud van de aan de bebouwing met de aanduiding "cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden" te onderkennen cultuurhistorische en beeldbepalende waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
- 2. De onder 1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bouwregels:
- a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het
stedebouwkundig beeld, danwel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde
stedebouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing; - b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
- a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een aanvraag van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c Wabo af te wijken van het bepaalde in artikel 6.4.8 teneinde bedrijvigheid toet te staan welke niet voorkomt in de staat van bedrijfsactiviteiten, doch die daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen en groenvoorzieningen;
- b. waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’;
- c. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. paden;
- e. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. nutsvoorzieningen;
- g. straatmeubilair;
- h. kunstobjecten;
- i. ondergrondse afvalcontainers;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. verhardingen;
- l. hondenuitlaatvoorzieningen;
- m. inritten;
- n. bruggen en duikers.
met dien verstande dat sub i t/m m niet toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. groen en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Verkeer - Fietspad
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voet- en fietspaden;
- b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- c. een calamiteitenontsluiting ter plaatse van de aanduiding “Specifieke vorm van Verkeer – Fietspad – calamiteitenontsluiting”;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- e. straatmeubilair;
met bijbehorende:
- f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- g. kunstobjecten;
- h. ondergrondse afvalcontainers;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. bruggen en duikers.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, woonstraten en pleinen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- e. straatmeubilair;
met de bijbehorende:
- f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- g. ondergrondse afvalcontainers;
- h. kunstobjecten;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. bruggen en duikers.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen (waaronder onderhoudspaden);
- b. waterberging;
- c. bruggen en duikers;
- d. kunstobjecten;
- e. groen en groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Wonen - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding "kantoor";
- c. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
- d. tuinen en erven;
- e. verhardingen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groen en groenvoorzieningen;
- i. (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in artikel 8.2.2 sub a voor het oprichten van bijgebouwen op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevelrooilijn, mits:
- 1. het bijgebouw past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
- 2. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
- 3. het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein niet wordt verminderd;
- b. het bepaalde in artikel 8.2.1 sub b om een groter maximaal aantal woningen toe te staan, mits:
- 1. dit past binnen het stedenbouwkundig karakter van het gebied;
- 2. dit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt. Dit houdt in dat per woning ten minste twee parkeerplaatsen op eigen terrein of in de direct omgeving van de woning beschikbaar dienen te zijn;
- 4. het maximaal aantal woningen in het plangebied niet meer bedraagt dan 95.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Wonen - 1' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden
beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij
de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:- 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
- 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m2;
- 3. 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;
- b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken; - c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
- d. buitenopslag is niet toegestaan;
- e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
- f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving;
- g. laden en lossen en parkeren dienen op eigen terrein plaats te vinden.
Artikel 13 Wonen - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf;
- b. een bedrijf in milieucategorie 2 als bedoeld in bijlage 1 van deze regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf toegestaan’ op de verbeelding;
- c. instandhouding en bescherming van de op de verbeelding als 'cultuurhistorische waarden'aangegeven gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. groen en groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen en erven.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de op de verbeelding als ‘cultuurhistroische waarden’ aangeduide bouwwerken.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in artikel 13.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- 2. het bepaalde in artikel 13.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
- het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
- b. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, verleend op grond van het gestelde in artikel 13.5, lid a sub 2 intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 14 Leiding - Riool
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding – Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolleiding.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen met een hoge verwachting voor de periode Neolithicum tot Middeleeuwen en/of terreinen met een middelhoge verwachting.
15.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m²;
- c. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
- d. een zwembad zoals bedoeld in artikel 12.2.4 onder d;
- e. activiteiten welke niet gepaard gaan met ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
- f. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van vastgestelde archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in artikel 15.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
- a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als erkers, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Strijdig gebruik
- a. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- 1. gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:
- opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen,
afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en
dergelijke; - uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en
verblijfsmiddelen; - een seksinrichting, prostitutie en dergelijke;
- opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen,
- 2. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te
gebruiken of te laten gebruiken voor:- seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
- (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van
verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
- 3. bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor bewoning.
- 1. gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:
- b. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan;
- 1. het opslaan van (bouw)rnaterialen, afval, puin, grind, bagger en -
grondspecie en dergelijke in verband met normaal onderhoud, dan wel ter
verwezenlijking van de bestemming, mits dit gebeurd op de bij de
bestemming behorende grond; - 2. de stalling van ten hoogste een toercaravan en/of boot op de bij een
woonhuis behorende grond.
- 1. het opslaan van (bouw)rnaterialen, afval, puin, grind, bagger en -
18.2 Afwijken van gebruiksverbod
- a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 18.1 onder a, sub 3 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde
belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; - 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake
bijgebouwen wordt ingepast met een maximale
vloeroppervlakte van 80 m2; - 4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal
25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning;
- b. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning verleend op basis van 18.2, sub a in, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 Wro-zone wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Groen', 'Wonen - 1', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Verkeer - Fietspad', waarbij de volgende wijzigingsregels gelden:
- a. Woningbouw dient te passen in de stedenbouwkundige karakteristiek van het gebied.
- b. Woningbouw dient te passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma.
- c. Aangetoond dient te zijn dat er kan worden voorzien in minimaal 2 parkeerplaatsen per woning.
- d. Er is geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.
- e. Planwijziging is toegestaan na beëindiging van de bestemming ter plaatse.
- f. Uit een bodemonderzoek, niet ouder dan 5 jaar, is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- g. In afwijking van het bepaalde in artikel 19.1 lid f kan worden volstaan met een bodemonderzoek, niet ouder dan 10 jaar, indien uit aanvullend onderzoek van uitsluitend de bovengrond blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, indien de inrichting en/of het gebruik van de locatie sinds de uitvoering van het bodemonderzoek niet zijn veranderd.
19.2 Wro-zone wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd - 1', waarbij de volgende wijzigingsregels gelden:
- a. Bebouwing dient te passen in de stedenbouwkundige karakteristiek van het gebied.
- b. Woningbouw dient te passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma.
- c. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
- d. Planwijziging is toegestaan na beëindiging van de bestemming ter plaatse;
- e. Uit een bodemonderzoek, niet ouder dan 5 jaar, is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- f. In afwijking van het bepaalde in artikel r19.1 lid f kan worden volstaan met een bodemonderzoek, niet ouder dan 10 jaar, indien uit aanvullend onderzoek van uitsluitend de bovengrond blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, indien de inrichting en/of het gebruik van de locatie sinds de uitvoering van het bodemonderzoek niet zijn veranderd.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
- 2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
- 3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;
- d. het bepaalde ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen teneinde een hogere goot- en bouwhoogte toe te staan, mits de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 1,1 maal de maximale goot- en bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Beekveld te Berlicum.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Bodemonderzoeken
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Onderzoek Milieuhinder
Bijlage 3 Onderzoek milieuhinder
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Archeologisch onderzoek
Bijlage 5 Flora En Fauna
Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 Planschade Analyse
Bijlage 9 Eindverslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 9 Eindverslag inspraak en vooroverleg