Herstelbesluit Buitengebied Someren - Deelgebied 2
Bestemmingsplan - Gemeente Someren
Vastgesteld op 12-09-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Herstelbesluit Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02018021-VS02 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 verbeelding:
de kaart, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.
1.4 aan huis verbonden beroep:
het door een van de bewoners als ondergeschikte functie uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening, dat door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs-)woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aardkundige waarden:
waarden die samenhangen met de geologische, geomorfologische en/of bodemkundige kenmerken en ontstaanswijze van een gebied, zoals bodemopbouw en -samenstelling, hoogteverschillen en de daarmee samenhangende waterhuishouding.
1.8 abiotische waarden:
geheel van waarden in verband van het abiotische milieu (niet levende natuur) in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden.
1.9 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB):
commissie van deskundigen die gemeenten adviseert over aanvragen in de agrarische sector in het algemeen met name wat betreft aspecten als continuïteit, noodzaak en volwaardigheid.
1.10 agrarisch:
het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.11 agrarisch bedrijf:
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds-)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.12 agrarisch gebruik/doeleinden:
het al dan niet bedrijfsmatig gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.
1.13 agrarisch-technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden op het gebied van grondverzet en cultuurtechniek, met uitzondering van mestbewerking.
1.14 agrarisch loonbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en -handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
1.15 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.16 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf dat geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, inclusief het als ondergeschikte functie verkopen en/of leveren van goederen, die rechtstreeks verband houden met het ambacht.
1.17 arbeidsmigrant:
een persoon die vanwege economische motieven naar de gemeente Someren komt en hier tijdelijk verblijft om arbeid te verrichten en een inkomen te verwerven.
1.18 archeologisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de kwalificaties van senior-archeoloog die gesteld zijn in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.19 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.20 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 9.6 van de Erfgoedwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.21 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.22 architectonische waarden:
de waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of bouwvorm.
1.23 A-waterloop
oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende aan- en/of afvoer van meer dan 30 liter per seconde.
1.24 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.25 bebouwingscluster:
vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied.
1.26 bebouwingsconcentratie:
kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.27 bebouwingslint:
min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten het bestaand stedelijk gebied.
1.28 bebouwingspercentage:
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het percentage van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.
1.29 bed and breakfast:
het bij wijze van nevenactiviteit verstrekken van logies en ontbijt, door het beschikbaar stellen van slaap-, ontbijt- en sanitaire ruimten, aan een steeds wisselend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed and breakfast worden niet verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.30 bedrijf (bedrijfsinrichting)
elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
1.31 bedrijfsgebouw:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. Bedrijfswoningen met bijgebouwen worden niet als bedrijfsgebouw aangemerkt.
1.32 bedrijfsmatige exploitatie:
complex van economische activiteiten gericht op winst door de uitoefening van een bedrijf, waarbij de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen bedrijfsactiviteiten, de vraag of er voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden, het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement en de vraag of de exploitant een hoofdfunctie elders heeft, factoren zijn die meegewogen kunnen worden.
1.33 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.
1.34 beeldbepalend pand:
een pand dat door zijn uiterlijke verschijningsvorm, historische bouwkunst en ligging kenmerkend is voor de omgeving en is opgenomen in de lijst met beeldbepalende panden uit de ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit’ of diens rechtsopvolger en zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels.
1.35 beeldkwaliteit:
het samenstel van de beoordeling van:
-
de plaats van de bebouwing in het verleden en nu;
-
de maten en verhoudingen van de gebouwen in het verleden en nu;
-
het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg in het verleden en nu;
-
de beplanting langs de openbare weg en op particuliere gronden;
-
het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
-
kenmerkende objecten zoals een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.;
-
staat van verzorging, detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.;
-
abiotische omgeving, patronen en structuren.
1.36 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011:
het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011 dat op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld of diens rechtsopvolger en zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels..
1.37 beperkingen veehouderij:
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
1.38 besluit omgevingsrecht (Bor):
besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.
1.39 bestaande bebouwing:
bebouwing zoals die rechtens mag bestaan, zonder toepassing van wijzigingsbevoegdheden. Hieronder valt ook de bebouwing waarvan vaststaat dat handhaving wegens strijdigheid met het geldende bestemmingsplan niet meer mogelijk is.
1.40 bestaand gebruik:
gebruik zoals dat rechtens mag bestaan, zonder toepassing van wijzigingsbevoegdheden. Hieronder valt ook het gebruik waarvan vaststaat dat handhaving wegens strijdigheid met het geldende bestemmingsplan niet meer mogelijk is.
1.41 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.42 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.43 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.44 bewoning:
het verblijven in of het gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf.
1.45 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.46 bodemingreep (diepte, oppervlakte):
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief. De diepte van een bodemingreep wordt gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse. De oppervlakte van een bodemingreep is het gebied waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologische bodemarchief.
1.47 boerderij/boerderijgebouw:
een gebouw, dat bestaat uit één ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals een langgevelboerderij.
1.48 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.49 bouwen, ondergronds:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.
1.50 bouwlaag:
een doorlopend gedelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.51 bouwperceel:
een aangesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningsvrije bouwwerken zijn toegestaan.
1.52 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.53 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.54 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.55 Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (BZV):
instrument dat is ontwikkeld om een zorgvuldige veehouderij te kunnen sturen en stimuleren, waarbij uitbreidingsruimte verdiend kan worden door middel van het behalen van een vastgestelde minimale score op verschillende maatlatten.
1.56 buitenrijbaan:
niet-overdekte piste, doorgaans voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.
1.57 consumptieruimte:
ruimte in een (ondersteunende) horecagelegenheid waar gasten/klanten hun consumpties gebruiken/nuttigen.
1.58 covergisting(installatie):
(een installatie ten behoeve van) de vergisting van mest, andere organische (rest)producten en/of energiegewassen om daarmee energie (in de vorm van warmte en/of elektriciteit) en/of CO2 (ten behoeve van gebruik in de glastuinbouw) op te wekken.
1.59 cultuurhistorische waarde:
waarden die samenhangen met de nalatenschap van de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, en die hij heeft achtergelaten in het huidige landschap. Hierbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk, historisch-geografisch en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals archeologische elementen, beplanting, reliëf (bij voorbeeld bolle akkers) verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.
1.60 cultuurhistorisch waardevolle woning:
woning dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen én zoals opgenomen in de lijst met beeldbepalende panden uit de ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit’ (bijlage 2), danwel een monumentale status hebben als bedoeld in de Erfgoedwet in de vorm van een Rijksmonument, een provinciaal monument of een gemeentelijk monument.
1.61 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
bebouwing die van cultuurhistorische waarde wordt geacht op typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen en bepalend voor de identiteit van een plek of gebied en aanknopingspunten biedend voor toekomstige ontwikkelingen.
1.62 cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting):
geurbelasting als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object.
1.63 dagbesteding:
voorziening waar aan ouderen, mensen met een handicap, mensen met psychiatrische problemen of in het kader van een re-integratietraject een zinvolle invulling van de dag wordt geboden, zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
1.64 dagrecreatie:
het bieden van een product en/of dienst op het gebied van recreatie, educatie en/of cultuur, dat door de consument binnen één dag kan worden afgenomen en zonder dat daarmee een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
1.65 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen/huren voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.66 detailhandel, productiegebonden:
detailhandel van goederen vanuit het bedrijf dat die goederen vervaardigt, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandel een nevenactiviteit is van dat bedrijf.
1.67 detailhandel, volumineuze:
detailhandel met een groot winkeloppervlak in auto's, boten, caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; bij rechtstreeks samenhangende artikelen kan gedacht worden aan inbouwapparatuur en tegels. Onder volumineuze detailhandel wordt tevens begrepen een tuincentrum en detailhandel in grove bouwmaterialen, alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.
1.68 dierenverblijf:
gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de inpandige daartoe behorende voorzieningen.
1.69 dierenweide:
een niet voor het grote publiek geopende, kunstmatig afgeschermde weide, die is gelegen in niet-openbaar gebied, met voorzieningen waar verschillende boerderijdieren in lage aantallen worden gehouden.
1.70 differentiatievlak:
een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak, waarbinnen van de basisbestemming afwijkende functies en/ of maatvoeringen zijn toegestaan.
1.71 dove gevel:
een scheidingsconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 dB(A). Bij uitzondering mag een dove gevel te openen delen bevatten, mits die niet direct grenzen aan geluidgevoelige ruimten;
1.72 ecologische verbindingszone (evz):
een als zodanig in een bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.73 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.74 erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.
1.75 erfinrichtingsplan:
een inrichtingstekening waarbij de inrichting van een erf wordt weergegeven en waarbij wordt aangesloten op het beeldkwaliteitsplan.
1.76 erotische dienstverlening:
elke vorm van erotische dienstverlening met een bedrijfsmatig karakter zoals erotische massage, escortservice, parenclub, prostitutie, seksbioscoop, seksclub, sekstheater en dergelijke.
1.77 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.78 evenement:
een tijdelijke activiteit gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
1.79 extensief recreatief medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, alsmede route-ondersteunende voorzieningen zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.80 fouragehandel:
een bedrijf dat ruwe en bewerkte voeders en strooisels voor agrarische bedrijven in de land- en tuinbouw verhandelt en transporteert.
1.81 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.82 gebruiken:
gebruiken, doen of laten gebruiken.
1.83 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar het accent ligt op het bedrijfsmatig houden en stallen van paarden en pony’s met als nevenactiviteit het fokken en africhten ervan. Voorbeelden zijn: stalhouderijen en paardenpensions.
1.84 geluidsreducerende voorzieningen:
voorzieningen die lawaai (voor een fors deel) moeten tegenhouden zodat de achterliggende voorzieningen (meestal woningen) minder geluidshinder ondervinden, zoals een geluidsscherm en geluidswal.
1.85 gietwatervoorziening:
een voorziening waarmee hemelwater opgevangen wordt voor hergebruik ten behoeve van de teelt van gewassen, zoals een watersilo, waterbassin of een vijver.
1.86 glastuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij de productie, in de vorm van het telen van gewassen, in hoofdzaak in kassen plaatsvindt, en dat als niet-grondgebonden wordt aangemerkt.
1.87 groenvoorzieningen:
allerlei vormen van beplanting en groen, die niet zijn aan te merken als agrarische bodemexploitatie, maar die een functie vervullen in de aankleding van het landschap.
1.88 groepsaccommodatie:
een gebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor het bedrijfsmatig verschaffen van recreatief nachtverblijf in groepsverband in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen, keuken en verblijfsruimten.
1.89 grondgebonden veehouderij:
veehouderij die voldoet aan één van de volgende criteria:
-
de veebezetting bedraagt niet meer dan 2.75 GVE/ha, berekend over de grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie;
-
tenminste 75% van de op het bedrijf geproduceerde mest, uitgedrukt in fosfaat, wordt aangewend op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is voor gewassen die overwegend voor de eigen bedrijfsvoering worden geteeld, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie. Een veehouder toont via de jaarlijkse gecombineerde opgave aan dat de veehouderij aan dit criterium voldoet;
-
tenminste 95% van het ruwvoer (gras en mais), uitgedrukt in fosfaat, wordt gewonnen op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is voor gewassen die overwegend voor de eigen bedrijfsvoering worden geteeld, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie. Daarbij is tenminste 50% van het fosfaat in het rantsoen afkomstig uit ruwvoer (gras en mais). Een veehouder toont via een jaarlijkse rapportage uit BEX aan dat de veehouderij aan dit criterium voldoet;
-
indien in de veehouderij dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
1.90 grootschalige ontwikkeling:
ontwikkeling waarbij, blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 bedraagt.
1.91 GVE (groot vee-eenheid)
eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe.
1.92 hervestiging agrarisch bedrijf:
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarische bedrijfsbestemmingsvlak naar een ander agrarisch bedrijfsbestemmingsvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
1.93 hokdierhouderij:
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.94 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.
1.95 horeca(bedrijf):
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse met uitzondering van discotheken.
1.96 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldingen herplantplicht ex artikel 4.3 en 4.4 van de Wet Natuurbescherming.
1.97 huishouden:
één of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.
1.98 huiskavel:
kavel grenzend aan het bouwperceel van een agrarisch bedrijf.
1.99 huisvesting tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
1.100 hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het oppervlaktewater:
het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente teeltondersteunende voorzieningen aanbrengen/aanwezig zijn van voorzieningen ten behoeve van een afdoende piekberging voor het hemelwaterwater.
1.101 hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het grondwater:
het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente teeltondersteunende voorzieningen zodanig loskoppelen van (een deel van) de hemelwateropvang zodat het hemelwater in voldoende mate via infiltratievoorzieningen op eigen terrein passief in de bodem geïnfiltreerd wordt.
1.102 hydrologisch neutraal ontwikkelen, toetsingsinstrumentarium:
hydrologisch neutraal bouwen maakt onderdeel uit van de keur van Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas. Hierin staat dat de aanvrager/initiatiefnemer bij de realisatie van nieuw verhard oppervlak voldoende compenserende maatregelen dient te nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem voldoende robuust blijft.
1.103 hydrologische waarden:
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende omstandigheden:
-
eveneens aanwezige aardkundige waarden;
-
eveneens aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;
-
eveneens aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden.
Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild).
1.104 infiltratie:
het indringen van water in de bodem.
1.105 infiltratievoorziening:
een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) regenwater weg kan indringen c.q. passief kan infiltreren in de bodem.
1.106 inpassingsplan:
een visueel inrichtingsplan van een perceel ten behoeve van het op verantwoorde wijze inpassen van gebouwen en andere voorzieningen bestaande uit een ontwerptekening van dat perceel met daarin opgenomen de ligging, soorten en hoeveelheden van landschappelijke elementen.
1.107 Interim omgevingsverordening:
de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant, vastgesteld d.d. 25 oktober 2019, of diens rechtsopvolger.
1.108 intern salderen:
de mogelijkheid om binnen een veehouderij in (een deel van) de bestaande huisvestingssystemen geen Beste Beschikbare Technieken (BBT) toe te passen, waarbij de voorwaarde wordt gesteld dat de veehouder de ammoniakreductie die hij daardoor mist, compenseert door het toepassen van verdergaande technieken dan BBT in de overige huisvestingssystemen binnen hetzelfde bestemmingsvlak.
1.109 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander (gewezen) voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, een en ander voor zo ver deze onderkomens of voertuig geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.110 kampeerterrein:
een terrein of een plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.111 kamperen:
het hebben van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel.
1.112 kas of hoge tunnel:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak of dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander licht doorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden; schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m¹) worden daaronder ook verstaan.
1.113 kernrandzone:
overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.
1.114 kinderopvang:
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint, waarbij minimaal 6 kinderen worden opgevangen.
1.115 kwaliteitsverbetering:
een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.116 landschapswaarden:
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische, archeologische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.117 landschapselement:
een streekeigen natuur- of landschapsobject dat een waardevolle landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarde heeft, zoals een houtwal of een bomenlaan.
1.118 lawaaisport:
een voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport.
1.119 maaiveld:
de bovenkant van het ter plaatse aanwezige terrein.
1.120 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en/of levensbeschouwelijke voorziening.
1.121 manege:
een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport, het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het al dan niet bieden van huisvesting en verzorging van paarden, met de daarbij behorende ondergeschikte en ondersteunende functies, voorzieningen en activiteiten.
1.122 mestverwerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.123 milieucategorie:
milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
1.124 milieuhygiëne:
het op een dusdanige wijze omgaan met de bestaande en gewenste waarden van de bodem, lucht (waaronder fijnstof), water, geur, ecologie en natuur, zodat een verslechtering van deze waarden wordt voorkomen.
1.125 minicamping:
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, agrarisch verwant bedrijf, recreatiebedrijf of bij een burgerwoning.
1.126 Natuur Netwerk Brabant:
een samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.127 natuurwaarden:
de waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/ of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.
1.128 nevenactiviteit/nevenfunctie:
ondergeschikte activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.
1.129 niet-agrarisch bedrijf:
een bedrijf, niet zijnde een agrarisch of agrarisch verwant bedrijf, dat gericht is op de productie, het bewerken en/ of het verwerken van goederen en/ of het leveren van niet-agrarische diensten.
1.130 nieuwvestiging:
vestiging op een locatie die volgens het geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een (bouwvlak op een) bestaand bouwperceel of de (af)splitsing van een (bouwvlak op een) bestaand bouwperceel;
1.131 noodwoning:
een woning die in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1998’ specifiek was aangeduid als 'woning vallende onder het overgangsrecht'.
1.132 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.133 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.134 omschakeling:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm.
1.135 ondergeschikt bouwdeel:
bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.
1.136 ondergeschikte functie:
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door een omvang van maximaal 30% van de hoofdfunctie.
1.137 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.138 ondersteunende detailhandel:
detailhandel die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunend karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.
1.139 ondersteunende functie:
functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunende karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.
1.140 ondersteunende (dag)horeca:
-
ondersteunende horeca: horeca die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunend karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft. Daar waar ondersteunende horeca is toegestaan, zijn feesten, partijen en vergaderingen niet toegestaan.
-
ondersteunende daghoreca: in aanvulling op het hetgeen gesteld wordt onder a., geldt voor daghoreca het volgende: horeca die gericht is op het verstrekken van eenvoudige maaltijden en dranken gedurende de dagperiode van 09:00 uur tot uiterlijk 17:00 uur en daarmee een bijdrage levert aan de exploitatie van de voorziening waarvan zij onderdeel uitmaakt.
1.141 open gebied:
een ruimtelijk begrensd gebied met landschappelijke waarde die wordt gekenmerkt door een landschap met een bepaalde openheid.
1.142 openbare weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.143 openheid:
het ontbreken van bebouwing en hoogopgaande beplanting.
1.144 oppervlaktewaterlichaam:
samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens deze wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna.
1.145 overig agrarisch bedrijf:
agrarisch bedrijf dat niet binnen de definitie van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.
1.146 overkapping:
een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.147 peil:
voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van deze toegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.148 perceel:
zie bouwperceel.
1.149 piekberging:
een gebouwde of aangelegde voorziening voor de tijdelijke opvang/buffering van overtollig hemelwater afkomstig van bebouwing en/of verhardingen.
1.150 plattelandswoning:
een van oorsprong agrarische bedrijfswoning die structureel bewoond wordt door personen die geen (bedrijfstechnische) relatie hebben met het agrarisch bedrijf dat ter plaatse nog wordt uitgeoefend.
1.151 productiegebonden detailhandel:
een vorm van een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden. Ook paardenmelkerijen vallen hieronder.
1.152 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie en het bedrijfsmatig verstrekken van dag- en/of verblijfsrecreatie.
1.153 recreatiebedrijf:
een bedrijf dat overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie, vakantiehuisjes, een kampeerterrein en/of kleinschalig kamperen, daaronder begrepen ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel.
1.154 recreatiewoning:
een gebouw, dat bestemd is voor recreatief woonverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
1.155 referentiesituatie:
de feitelijke en planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.
1.156 routegebonden horeca:
een kleinschalige horecavoorziening, niet zijnde een café of restaurant, waar vanuit de
bestaande bebouwing dranken en etenswaren worden verstrekt aan passanten, zoals een theehuis.
1.157 ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
1.158 ruimtelijke ontwikkeling:
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is.
1.159 SNF:
Stichting Normering Flexwonen.
1.160 stacaravan:
een wagen (niet uitklapbaar) gebouwd, ingericht en bestemd om te kamperen, welke volgens de bepalingen van de wegenverkeerswetgeving niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen en die bedoeld is voor gebruik op een vaste standplaats.
1.161 stalderingsgebied:
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen.
1.162 statische opslag:
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.163 structurele voorziening voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:
woningen/wooneenheden, hotels, pensions, logiesgebouwen of andere gebouwen, als zodanig bestemd en tevens geschikt en ingericht ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers waarbij zelfstandige bewoning is uitgesloten.
1.164 teeltondersteunende voorzieningen:
ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf of -bedrijfstak, boom- of vaste plantenteeltbedrijf of -bedrijfstak en die gebruikt worden om de teeltomstandigheden c.q. bedrijfsvoering te optimaliseren. Hierbij kunnen de volgende vormen/typen worden onderscheiden:
-
(teelt)ondersteunende kas: een (teelt)ondersteunende voorziening in de vorm van een (permanente) kas.
-
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger dan 1,5 m¹ en vrij makkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaatsvindt. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen.
-
hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, in de regel hoger dan 1,5 m¹, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 6 maanden, weer worden verwijderd. Hieronder worden in ieder geval verstaan: menstoegankelijke wandelkappen; schaduwhallen; hagelnetten.
-
lage permanente teeltondersteunende voorzieningen of containervelden: permanente teeltondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, in de regel lager dan 1,5 m¹, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt. Hierbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
-
containervelden als onomkeerbare voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton;
-
containervelden als omkeerbare voorzieningen, waarbij gebruik gemaakt wordt van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.
-
lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m¹, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 6 maanden na plaatsing, weer worden verwijderd. Hieronder worden in ieder geval verstaan: lage tunnels, van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen; insectengaas; afdekfolies; acryldoek; vlakveldfolies; vraatnetten.
-
overige teeltondersteunende voorzieningen of boomteelthekken: een permanente teeltondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m¹, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden.
1.165 terras:
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de horeca waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
1.166 trekkershut:
een klein gebouw zonder eigen sanitaire voorzieningen bestemd voor verblijfsrecreatie.
1.167 tuin:
een beplante, veelal afgesloten ruimte, grenzend aan een hoofdgebouw dat in verschillende vormen voorkomt, zoals siertuinen met gazon, moestuinen met groente- en fruitplanten, bloemenperken en hagen. Verhardingen zijn niet toegestaan.
1.168 tuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij in hoofdzaak gebruik wordt gemaakt van de teelt van gewassen in de open grond en/of met behulp van teeltondersteunende voorzieningen.
1.169 veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.170 veldschuur:
een gebouw dat wordt gebruikt voor de opslag van agrarische grondstoffen, agrarische producten en/of agrarische werktuigen ten behoeve van het gebruik, beheer en onderhoud van de direct aangrenzende agrarische gronden, dat zowel planologisch, feitelijk als functioneel niet aan een naastgelegen bouwvlak te koppelen is. Binnen de veldschuur en de direct aangrenzende gronden is een bedrijfsmatige inrichting niet toegestaan.
1.171 verblijfsruimte:
een verblijfsruimte is een ruimte in een gebouw waarin de mensen verblijven volgens de gebruiksfunctie.
1.172 verblijfsrecreatie:
een activiteit die overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van recreatie met een overnachting ter plaatse.
1.173 verenigingskampeerterrein:
een kampeerterrein ten behoeve van de eigen doeleinden van een vereniging of organisatie met sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke doeleinden.
1.174 verhard oppervlak:
de oppervlakte van het geheel van bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente teeltondersteunende voorzieningen op de bij één bedrijf of andere functionele eenheid behorende gronden die gelegen kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.
1.175 volière:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestemd voor het houden van dieren.
1.176 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van één volledige arbeidskracht, met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen, waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd zowel in bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.
1.177 vormverandering van een bouwvlak of bestemmingsvlak:
vormverandering van de begrenzing van een bouwvlak of bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte van het bouwvlak of bestemmingsvlak.
1.178 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
-
gelijk is aan de in deze regels voorgeschreven afstand van gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
-
gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
1.179 wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.180 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
1.181 wonen:
het verblijven van een huishouden in een (bedrijfs-)woning, daaronder ook begrepen een plattelandswoning.
1.182 wonen plus:
het door een van de bewoners aan huis uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit met maximaal milieucategorie 2 zoals bepaald op basis van de Brochure bedrijven en milieuzonering, niet zijnde detailhandel of erotische dienstverlening, die door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt ook verstaan het uitoefenen van een bedrijf waarbij de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak elders op locatie plaatsvinden terwijl aan huis de organisatorische activiteiten en activiteiten zoals opslag van materialen en stalling van voertuigen plaatsvinden.
1.183 woning/wooneenheid:
één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.184 woningsplitsing:
het opdelen van een bestemde woning in twee of meer zelfstandige woningen of wooneenheden.
1.185 woonunit:
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen.
1.186 zelfstandige bewoning:
bewoning met een eigen toegang waarbij de noodzakelijke voorzieningen (keuken, douche en toilet) niet gedeeld hoeven te worden met andere bewoners.
1.187 zorgboerderij:
instelling waar mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking, psychiatrische cliënten en/of zorgbehoevende ouderen met een zorg- en/of hulpvraag terecht kunnen voor dagbesteding, dagopvang en/of arbeidstraining.
1.188 zorgvuldige veehouderij:
een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de as van de weg:
tussen de as van de weg waaraan het bouwwerk is gebouwd en een bepaald punt van het
bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 de afstand tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in een bestemmingsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.
2.3 het bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de breedte van een bestemmingsvlak:
tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten in de bestemmingsgrens op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen.
2.6 de breedte van een bouwperceel:
tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Kelders worden niet meegeteld bij de inhoud van een bouwwerk.
2.10 de lengte c.q. breedte van een bouwwerk:
horizontaal tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.12 het peil:
het peil wordt als volgt gemeten:
-
voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van de weg ter plaatse van deze toegang;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
al dan niet bedrijfsmatige agrarische doeleinden inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping 200’ is een minicamping toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 201’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing - 202’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 208’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 210’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 216’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 217’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 218’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 221’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 222’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 226’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 250’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 254’ zijn de gronden bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘rijbak’ is een buitenrijbaan voor paarden toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 200’, ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 201’, ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 202’, ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 203’, ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 204’ en ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 208’ is de opslag van agrarische grondstoffen, agrarische producten en/of agrarische werktuigen ten behoeve van het gebruik, beheer en onderhoud van de direct aangrenzende agrarische gronden toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 200’ is tevens het hobbymatig houden van dieren toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan ten behoeve van het aangrenzende agrarische bedrijf;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen 200’ zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan ten behoeve van het aangrenzende glastuinbouwbedrijf;
-
groenvoorzieningen;
-
landschapselementen;
-
infiltratie;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
erfbeplanting.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met de bijbehorende bedrijfsbebouwing, niet zijnde een veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;
-
productiegerichte paardenhouderijen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veehouderij’ is tevens een veehouderij toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning’ is tevens het wonen in de bedrijfswoning door derden die geen relatie hebben met het agrarisch bedrijf toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer’ is het oprichten van voerplaten, sleufsilo’s of andere voorzieningen voor de opslag van ruwvoer toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 215’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 218’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 221’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 228’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 233’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 242’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 243’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 250’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 251’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 257’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 258’ zijn de gronden bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - toegangsweg’ is uitsluitend een toegangsweg toegestaan;
-
bedrijfswoning(en), tenzij anders aangeduid. Binnen bestemmingsvlakken waar een bedrijfswoning is toegestaan, zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan conform de bepalingen in artikel 4.4.2;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - machinale houtzagerij 200’ is een machinale houtzagerij toegestaan, met maximale milieucategorie 3.2;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarische nevenfunctie 200’ een kleinschalige nevenactiviteit in de vorm van een hekwerkbedrijf in milieucategorie 2 met een maximale gebruiksoppervlakte van 197 m²;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarische nevenfunctie 201’ een kleinschalige nevenactiviteit in de vorm van een elektrotechnisch bedrijf in milieucategorie 2 met een maximale gebruiksoppervlakte van 225 m²;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang’ is kinderopvang toegestaan;
-
mestbewerking ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest afkomstig van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij;
-
mestopslagsilo’s;
-
voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie;
-
permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
verhardingen, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
-
landschapselementen;
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen en erven;
-
erfbeplanting;
-
verkoop van ter plaatse geproduceerde producten is als ondergeschikte functie toegestaan met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
-
extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die zijn aangewezen als ‘Agrarisch - Glastuinbouw’, zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in de vorm van een glastuinbouwbedrijf;
-
agrarisch gebruik/doeleinden, bestaande uit het al dan niet bedrijfsmatig gebruik van gronden voor het telen van gewassen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘tuinbouw’ tevens voor een tuinbouwbedrijf;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - stalling voor transport’ tevens voor een transportbedrijf, in de vorm van een stalling van voertuigen met bijbehorende voorzieningen, enkel ten behoeve van het vervoer van producten van glastuinbouwbedrijven en mits die bedrijvigheid een ondergeschikt en onlosmakelijk onderdeel vormt van het ter plaatse eveneens gevestigde glastuinbouwbedrijf;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - bedrijfswoning’ één bedrijfswoning, tenzij anders aangeduid op de verbeelding. Binnen bestemmingsvlakken waar een bedrijfswoning is toegestaan, zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan conform de bepalingen in artikel 5.4.2;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 212’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 224’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 236’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 237’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 238’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 240’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 252’ zijn de gronden bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Vlasakkers’ zijn de gronden bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘rijbak’ is een buitenrijbaan voor paarden toegestaan;
-
bij de doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken, installaties en voorzieningen op bedrijfsniveau zoals: kassen, bedrijfsgebouwen (anders dan kassen), permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, buffertanks, sorteer- en/of verpakkingsruimten en installaties ten behoeve van (glas)tuinbouwproducten, waterbehandeling, warmtekrachtkoppeling, bestaande covergisting (met een verwerkingscapaciteit van maximaal 100 ton biomassa per dag);
-
bewerking en/of verwerking van door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten uitsluitend als ondergeschikte functie, tot maximaal 20% van de aanwezige kassen en bedrijfsgebouwen en in totaal niet meer dan 2.000 m² per bedrijf, tenzij het bestaande gebruik als zodanig al een grotere omvang heeft en dat geldt dit als maximum;
-
detailhandel in door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten uitsluitend als ondergeschikte functie, tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 50 m²;
-
water(huishoudkundige) voorzieningen in de vorm van gietwatervoorzieningen, hemelwaterpiekbergingen, infiltratievoorzieningen en open watergangen;
-
overkluisde watergangen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - overkluisde watergang’;
-
parkeerplaatsen op eigen terrein, met dien verstande dat per hectare aan kassen ten minste 3 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn;
-
landschapselementen;
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen en erven;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
erfbeplanting.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Abiotische Waarden
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Abiotische waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
al dan niet bedrijfsmatige agrarische doeleinden;
-
behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische waarden in het algemeen en verder specifiek voor:
-
het behoud en/of herstel van aanwezige hydrologische waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - hydrologisch waardevol’;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - toegangsweg’ is een toegangsweg toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan ten behoeve van het aangrenzende agrarische bedrijf;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 200’ zijn de gronden bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
groenvoorzieningen;
-
landschapselementen;
-
infiltratie;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
erfbeplanting.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
al dan niet bedrijfsmatige agrarische doeleinden;
-
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden in het algemeen en verder specifiek voor:
-
het behoud en/of herstel van aanwezige aardkundige waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - aardkundig waardevol’;
-
het behoud van het open karakter ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - visueel waardevol; openheid’;
-
het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol’;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 229’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 245’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 249’ zijn de gronden bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 205’, ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 206’ en ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 207’ is de opslag van agrarische grondstoffen, producten en/of werktuigen ten behoeve van het gebruik, beheer en onderhoud van de direct aangrenzende agrarische gronden toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 205’, ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 206’ en ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 207’ is tevens het hobbymatig houden van dieren toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan ten behoeve van het aangrenzende agrarische bedrijf;
-
ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - ecologische verbindingszone’ de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
-
groenvoorzieningen;
-
landschapselementen;
-
infiltratie;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
erfbeplanting.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Bedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in milieucategorie 1 en 2, zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
-
in afwijking van sub a is ter plaatse van een locatie waar een agrarisch verwant bedrijf of agrarisch-technisch hulpbedrijf is gevestigd en als dusdanig opgenomen in de tabel in artikel 8.2.1g, slechts een agrarisch verwant bedrijf of agrarisch-technisch hulpbedrijf toegestaan;
-
in afwijking van sub a en sub b is ter plaatse van een locatie die is opgenomen in de tabel in artikel 8.2.1g, ook de in die tabel opgenomen specifieke activiteit en bijbehorende hogere milieucategorie toegestaan;
-
per bestemmingsvlak is één bedrijf toegestaan;
-
bedrijfswoning(en), tenzij anders toegestaan conform de tabel in artikel 8.2.1g;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
verhardingen, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen en erven;
-
productiegebonden detailhandel (verkoop eigen producten) is als ondergeschikte functie toegestaan met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 223’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 225’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 230’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 231’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 239’ zijn de gronden tevens bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 230’ zijn tevens afschermende voorzieningen toegestaan in verband met de bedrijfsvoering van het toegestane bedrijf;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - stalling auto’s 200’ is het stallen van auto’s toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - statische opslag 200’ is statische opslag toegestaan, met een maximale oppervlakte van 260 m²;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag 200’ is buitenopslag toegestaan in de vorm van het plaatsen en gebruiken van containers ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘tuin’ is uitsluitend een tuin toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - dierenweide 201’ is uitsluitend een dierenweide toegestaan.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
nutsvoorzieningen;
-
paden en parkeervoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Bos
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bosbouwkundige doeleinden ten behoeve van het behoud van duurzaam bos ter plaatse en behoud van de groeiplaats;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
bestaande wegen en paden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en/of onderhoud;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bos - multifunctioneel bos’ geldt daarnaast dat de gronden bestemd zijn voor:
-
het behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden in het algemeen en van de op de verbeelding aangeduide natuurwaarden in het bijzonder;
-
het behoud, herstel en/of ontwikkeling van abiotische en landschapswaarden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden ten behoeve van de hiervoor genoemde doeleinden in het algemeen en in het bijzonder ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - hydrologisch waardevol’;
-
waterwinning ter plaatse van de functieaanduiding ‘waterwinning’.
10.2 Bouwregels
Op of in de voor ‘Bos’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
10.3 Afwijken van bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de specifieke activiteiten zoals opgenomen in de tabel in artikel 11.2.1;
-
bedrijfswoning(en), tenzij anders toegestaan conform de tabel in artikel 11.2.1;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
verhardingen;
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen en erven;
-
(onverharde) paden en wegen;
-
detailhandel, bestaande uit ter plaatse vervaardigde eigen producten, is als ondergeschikte functie vanuit bestaande bebouwing toegestaan met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 229’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 245’ zijn de gronden tevens bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - dierenweide 200’ is, in afwijking van de begripsbepaling uit artikel 1.69, een openbaar toegankelijke dierenweide toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - parkeren’ is een parkeerterrein toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie 200’ zijn uitsluitend verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een groepsaccommodatie met maximaal 20 slaapplaatsen toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping 201’ zijn uitsluitend verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een minicamping met maximaal 25 plaatsen toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - gemeenschappelijke voorzieningen 200’ zijn uitsluitend bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van verblijfs- en dagrecreatie toegestaan, zoals een receptie en sanitairgebouwen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - 200’ zijn ondersteunende horeca en/of ondersteunende detailhandel toegestaan overeenkomstig hetgeen opgenomen in de tabel onder 11.2.1f, met dien verstande dat ondersteunende horeca uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - 201’ zijn ondersteunende horeca en/of ondersteunende detailhandel, alsmede een paardenpension toegestaan overeenkomstig hetgeen opgenomen in de tabel onder 11.2.1f;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - statische opslag 201’ is uitsluitend statische opslag toegestaan overeenkomstig hetgeen opgenomen in de tabel onder 11.2.1f;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige aardkundige waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - aardkundig waardevol’;
-
indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurgebieden en leefgebied van daar voorkomende soorten;
-
waterhuishoudkundige doeleinden ten behoeve van de natuurwaarden in het algemeen en verder de hydrologische waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - hydrologisch waardevol’;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige aardkundige waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - aardkundig waardevol’;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - ecologische verbindingszone’ de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 247’ zijn de gronden tevens bestemd voor het realiseren en instandhouden van natuur;
-
bestaande wegen en paden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en/of onderhoud;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de in de voor ‘Natuur’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2 voor het toestaan van wildrasters, terreinafscheidingen en andere daarmee vergelijkbare kleine bouwwerken geen gebouwen zijnde. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
De maximaal toegestane bouwhoogte van hekwerken en/of terreinafscheidingen is 2 m¹;
-
De maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, niet zijnde hekwerken en/of terreinafscheidingen, is 3 m¹;
-
Het maximaal toegestane oppervlak van bouwwerken, niet zijnde hekwerken en/of terreinafscheidingen, is 10 m².
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Recreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatieve doeleinden met bijbehorende recreatieve voorzieningen;
-
bedrijfswoning(en), zoals opgenomen in de tabel in artikel 13.2.1;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - parkeren’ is een parkeerterrein toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - parkeren 200’ is een waterdoorlatend parkeerterrein toegestaan;
-
erven en terreinen;
-
(onverharde) paden, wegen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportdoeleinden, met de daarbij behorende ondersteunende functies, daaronder in ieder geval begrepen ondersteunende horeca tijdens sportactiviteiten in verenigingsverband;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
-
verhardingen, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden mogen zich enkel direct aansluitend aan de bestemming ‘Wonen’ bevinden en zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
groenvoorzieningen en groene erfinrichting;
-
onverharde paden;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol’;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 200’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 210’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 241’ zijn de gronden mede bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van het aansluitende perceel met de bestemming ‘Wonen’.
15.2 Bouwregels
Op de voor ‘Tuin’ aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:
-
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
op of in deze gronden mogen geen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van open erfafscheidingen, niet zijnde schuttingen, met dien verstande dat deze voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m¹ hoog zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m¹ hoog zijn;
-
gronden met de bestemming ‘Tuin’ worden niet aangemerkt als erf, zoals bedoeld in artikel 1, bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht;
-
de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verharde wegen;
-
onverharde wegen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - onverharde weg’;
-
wegverkeer;
-
straatmeubilair;
-
ontsluitingen;
-
parkeervoorzieningen en voorzieningen voor laden en lossen;
-
groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
-
behoud en bescherming van landschapselementen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - primaire groenstructuur’;
-
ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - ecologische verbindingszone’ de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
-
overkluisde watergangen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - overkluisde watergang’;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
fiets- en voetpaden;
-
infiltratievoorzieningen;
-
voorzieningen voor riolering.
16.2 Bouwregels
Op de voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:
-
er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 16.1 genoemde bestemming;
-
er mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale hoogte van 8 m¹;
-
voor terreinafscheidingen geldt een maximale hoogte van 2 m¹.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van aan- en afvoer van water voor landbouw en natuur;
-
behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden in de vorm van waardevolle oeverbeplanting en/of landschapselementen;
-
ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - ecologische verbindingszone’ de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
-
behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - hydrologisch waardevol’;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - gietwatervoorziening en/of piekberging’ voor gietwatervoorziening en/of piekberging;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - piekberging en/of infiltratievoorziening’ voor piekberging en/of infiltratievoorziening;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - toegangsweg’ is een toegangsweg toegestaan;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
het behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers.
17.2 Bouwregels
Op of in de voor ‘Water’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
17.3 Afwijken van bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - wonen plus’ is één kleinschalig bedrijf toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2, of aantoonbaar daarmee gelijk te stellen qua aard en invloed, zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
-
aan huis verbonden beroepen conform de bepalingen in artikel 18.4.2;
-
(on)verharde paden, wegen;
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen en erven;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie;
-
groenvoorzieningen en groene erfinrichting;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 200’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 202’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 203’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 204’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 205’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 206’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 207’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 208’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 209’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 210’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 211’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 213’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 214’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 216’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 217’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 219’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 220’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 222’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 226’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 227’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 232’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 234’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 235’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 237’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 241’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 244’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 246’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 247’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 248’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 249’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 253’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 254’, ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 255’ en ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 256’ zijn de gronden tevens bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
-
ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - ecologische verbindingszone’ de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - noodwoning’ ten hoogste één noodwoning en daarbij behorende voorzieningen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping 200’ een minicamping;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘bed & breakfast’ een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van bed and breakfast;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - toegangsweg’ is enkel een toegangsweg toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 209 is de opslag van agrarische grondstoffen, producten en/of werktuigen ten behoeve van het gebruik, beheer en onderhoud van de direct aangrenzende agrarische gronden toegestaan.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Leiding - Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.2 Bouwregels
Op of in de als ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:
-
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met een oppervlakte groter dan 100 m² en/of een diepte van meer dan 40 cm¹, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
-
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van archeologische opgravingen;
-
de verplichting de werken en/of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Hieronder worden onder meer verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens verstaan, waaruit kan worden afgeleid dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
Op of in de als ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:
-
voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met een oppervlakte groter dan 250 m² en/of een diepte van meer dan 40 cm¹, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
-
indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van archeologische opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Hieronder worden onder meer verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens verstaan, waaruit kan worden afgeleid dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 4
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
Op of in de als ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:
-
voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met een oppervlakte groter dan 250 m² en/of een diepte van meer dan 40 cm¹, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
-
indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van archeologische opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Hieronder worden onder meer verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens verstaan, waaruit kan worden afgeleid dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 5
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
Op of in de als ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:
-
voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en/of een diepte van meer dan 40 cm¹, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
-
indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van archeologische opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Hieronder worden onder meer verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens verstaan, waaruit kan worden afgeleid dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
Op of in de voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ bestemde gronden gelden de volgende bouwregels:
-
het is verboden om op de gronden met de bestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde geheel of gedeeltelijk te slopen en/of ingrijpende aanpassingen te verrichten zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders;
-
het aantasten of vernietigen van cultuurhistorisch waardevolle elementen van dominante en/of beeldbepalende en/of kenmerkende gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt gelijkgesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen daarvan.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2 voor het toestaan van het (ver)bouwen conform de andere ter plaatse geldende enkel- en/of dubbelbestemmingen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
het (ver)bouwen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden;
-
Alvorens op de aanvraag om omgevingsvergunning wordt besloten wint het bevoegd gezag advies in van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg of de gemeentelijke monumentencommissie..
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Ecologie
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen, mede bestemd voor dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
27.2 Bouwregels
Op de voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht, ten behoeve van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m¹.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 27.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende enkel- en/of dubbelbestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering:
-
het doelmatig functioneren en de continuïteit van de in artikel 27.1 omschreven bestemming niet wordt aangetast;
-
vooraf door het bevoegde gezag advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat;
-
bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende enkel- en/of dubbelbestemming(en).
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen in de vorm van een waterloop;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen en duikers.
28.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige enkel- en/of dubbelbestemmingen van deze gronden, mag op of in de binnen deze bestemming begrepen gronden niet worden gebouwd.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige enkel- en/of dubbelbestemming(en) van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van de doorstroming van de waterloop;
-
het doelmatig functioneren en de continuïteit van de in artikel 28.1 omschreven bestemming wordt niet aangetast;
-
voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wint het bevoegde gezag advies in bij de waterbeheerder;
-
de bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende enkel- en/of dubbelbestemming(en).
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene Bouwregels
30.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven conform het bepaalde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
het bouwen bij ondergrondse transportleidingen;
-
de ruimte tussen bouwwerken.
30.2 Bestaande maten en hoeveelheden
-
Indien afstanden tot de bestemmingsgrens en bouw- en of goothoogten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in Hoofdstuk 2 en/of Hoofdstuk 3 van deze regels bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
-
In het geval van (her-)bouw van gebouwen is het bepaalde onder sub a alleen van toepassing indien de (her-)bouw geschiedt op dezelfde plaats.
30.3 Ondergronds bouwen
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 Milieuzone - Boringsvrije zone
31.2 Veiligheidszone - Bevi
31.3 Vrijwaringszone - watergang
31.4 Overige zone - beperkingen veehouderij
31.5 Overige zone - vestigingsgebied glastuinbouw
31.6 Overige zone - stalderingsgebied
31.7 Wetgevingszone - wijzigingsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming ‘Agrarisch’ met bijhorende aanduidingen te wijzigen in ‘Wonen’ ten behoeve van het oprichten van een Ruimte voor Ruimtewoning. Hierbij gelden tenminste de volgende randvoorwaarden:
-
er is een bouwtitel Ruimte voor Ruimte aanwezig, samengesteld conform de geldende provinciale regelgeving in dit kader;
-
de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende functies mogen niet worden belemmerd door de nieuwvestiging van deze woning;
-
de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2;
-
de overige regels zoals neergelegd in Artikel 18 'Wonen zijn van overeenkomstige toepassing op de nieuw te bouwen woning.
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
32.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de glastuinbouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - vestigingsgebied glastuinbouw’ te wijzigen in een bestemming ‘Agrarisch - Glastuinbouw’, ‘Water’ en/of ‘Verkeer’ ten behoeve van de uitbreiding en/of nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, inpassing in de omgeving en/of ontsluiting. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheden gelden de volgende voorwaarden:
-
er mag geen nieuwbouw van bedrijfswoningen plaatsvinden;
-
er dient verzekerd te zijn dat het realiseren van nieuw verhard oppervlak met een omvang van meer dan 500 m² (op bedrijfsniveau) hydrologisch neutraal, met betrekking tot zowel het oppervlaktewater als het grondwater, plaatsvindt;
-
langs c.q. in de richting van de begrenzing van de gebieden die op de plankaart nader zijn aangeduid met ‘landschappelijke inpassing met groenvoorzieningen gewenst’ dienen langs de (buiten)randen aaneengesloten groenvoorzieningen, van ten minste 7 m¹ breed, geprojecteerd te worden als landschappelijke afscherming naar nabijgelegen woningen of het omringende buitengebied;
-
bij nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf dient de oppervlakte ten behoeve van kassen ten minste 2,5 hectare en de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 3 hectare te bedragen;
-
bij nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf, aangetoond door middel van een advies van de AAB;
-
bestaande bedrijfswoningen of burgerwoningen (met de bestemming ‘Wonen) dienen in het geval van nieuwvestiging als bedrijfswoning bij het nieuw te vestigen glastuinbouwbedrijf worden opgenomen;
-
bij het uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf waarbij een bestemming ‘Wonen’ wordt aangepast moet de betreffende bestemming ‘Wonen’ een bestemmingsvlak van ten minste 2.000 m² behouden;
-
het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is uitgesloten ter plaatse van gronden met de bestemming ‘Water’ en ‘Verkeer’;
-
de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2.
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
33.1 Evenementen
Het bevoegd gezag kan in afwijking van de gebruiksregels elders in dit plan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van het houden van een (al dan niet meerdaags) evenement in het buitengebied met dien verstande dat:
-
het evenement maximaal één keer per jaar wordt georganiseerd;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omliggende (agrarische) bedrijven en woningen en rekening wordt gehouden met aanwezige milieuhygiënische aspecten, waaronder begrepen ten minste de aspecten geur, geluid en veiligheid;
-
er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
-
onder andere zijn toegestaan tenten, paviljoens en kramen.
33.2 10%-regeling
Het bevoegd gezag kan in afwijking van de bouwregels elders in dit plan een omgevingsvergunning verlenen voor een andere maatvoering dan de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale bouwmaten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en/of bebouwingspercentages tot maximaal 10% van die maten en/of percentages, met dien verstande dat:
-
deze regeling niet geldt voor veehouderijen;
-
de afwijking vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing noodzakelijk is;
-
de afwijking alleen mag worden toegepast indien elders in deze regels geen andere regels voor afwijking van deze maten zijn opgenomen;
-
de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2.
33.3 Bouwen op kleinere afstand tot de as van de weg
Het bevoegd gezag kan in afwijking van de bouwregels elders in dit plan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen op een kleinere afstand van de weg dan is voorgeschreven met dien verstande dat:
-
de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting is aangetoond;
-
er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
-
de overschrijding niet mag leiden tot een vermindering van de gebruiksmogelijkheden van de gronden voor piekberging en infiltratie;
-
de wegbeheerder en het waterschap worden gehoord;
-
de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd, niet minder is dan minimaal de afstand van bestaande reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing in hetzelfde bouw- of bestemmingsvlak. Als het bouwperceel aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg is het mogelijk om slechts tot één weg die bestaande, kleinere afstand aan te houden. Tot de andere weg dient een afstand van niet minder dan 10 m¹ te worden aangehouden.
Artikel 34 Overige Regels
34.1 Hydrologisch neutraal ontwikkelen
-
Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.
-
Regenwater dient op eigen terrein te worden opgevangen en verwerkt.
-
Uitgangspunt voor ‘omgaan met afstromend hemelwater’ is de voorkeursvolgorde: hergebruik - vasthouden - bergen - afvoeren.
-
Indien het toepassen van de in dit bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden resulteren in een toename aan verhard oppervlak met meer dan 2.000 m², vindt in alle gevallen een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform de Keur, beleidsregels en algemene regels van het betreffende waterschap. Het bevoegd gezag wint in die gevallen advies in van het betrokken waterschap.
34.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
34.3 Waarborgen belangen van derden en andere waarden
Het toepassen van de in dit bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden is slechts toegestaan, indien is aangetoond dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van andere waarden en van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
34.4 Parkeren, laden en lossen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
35.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder sub a met maximaal 10%.
-
Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, zoals bedoeld onder sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Herstelbesluit Buitengebied Deelgebied 2'.