KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
3.2.3 Bedrijfswoningen
3.2.4 Bijbehorende Bouwwerken
3.2.5 Bouwweken Geen Gebouwen Zijnde
3.3 Afwijken Van De Bouwregels
3.3.1 Herbouw Bedrijfswoning
3.4 Specifieke Gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken Van De Bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
5.4.1 Verboden Werken En Werkzaamheden
5.4.2 Uitzonderingen
5.4.3 Toelaatbaarheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Juridische Bepalingen
6.1 Anti-dubbeltelregel
6.2 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds Bouwen
7.2 Geringe Afwijkingen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig Gebruik
8.2 Afwijken Ten Behoeve Van Mantelzorg
8.3 Afwijken Inrichtings- En Beplantingsplan
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Bebouwingsconcentratie
9.2 Verwevingsgebied
Artikel 10 Waarborgen Ruimtelijke Kwaliteit En Bescherming Van Andere Belangen En Waarden
10.1 Waarborgen Ruimtelijke Kwaliteit
10.2 Bescherming Andere Belangen En Waarden
10.3 Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht Bouwwerken
11.2 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 12 Slotregel

Nieuwendijk 126 Someren

Bestemmingsplan - Gemeente Someren

Vastgesteld op 07-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Toelichting
Sinds 2008 gelden er standaardregels voor het opstellen van bestemmingsplannen. De term "regels" is in de plaats gekomen van "voorschriften" zoals de benaming voorheen luidde. In plaats van de term "plankaart" wordt de term "verbeelding"gebruikt.
Hoofdstuk 1 bestaat uit twee artikelen die van belang zijn voor het gehele bestemmingsplan. In artikel 1 Begrippen wordt een definitie gegeven van een aantal begrippen en termen die in het bestemmingsplan voorkomen.
Artikel 2 Wijze van meten geeft aan hoe er moet worden gemeten om te bepalen of er in een concreet geval wordt voldaan aan de toegestane maatvoering (hoogte, oppervlakte, bebouwingspercentage en dergelijke).

Artikel 1 Begrippen

Toelichting
Een bestemmingsplan moet zo duidelijk mogelijk aangeven wat wel en wat niet op een bepaalde locatie is toegestaan en ook wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Om die duidelijkheid te geven, moet een aantal kernbegrippen dat wordt gebruikt, duidelijk zijn omschreven. In artikel 1 wordt een juridisch sluitende omschrijving gegeven van een aantal begrippen en termen die in het plan voorkomen. Een goede begripsomschrijving biedt duidelijkheid aan iedereen die met het plan te maken krijgt. Immers bij het toetsen van aanvragen zal het bevoegd gezag deze begripsomschrijvingen – moeten- hanteren. Dit geldt ook voor de rechter, die een besluit moet beoordelen als daartegen beroep of hoger beroep is ingesteld
Het bestemmingsplan
Plan
het bestemmingsplan 'Nieuwendijk 126 Someren ' van de Gemeente Someren .
Bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP2012001-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen.
Verbeelding
De kaart waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.
Overige begrippen
Aanbouw
Een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld voor het gebruik en/ of het bebouwen van de desbetreffende gronden.
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Aan huis verbonden bedrijf
Het door een van de bewoners als ondergeschikte functie aan huis uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening, die door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt ook verstaan het uitoefenen van een bedrijf waarbij de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak elders op locatie plaatsvinden terwijl aan huis de organisatorische activiteiten en activiteiten zoals opslag van materialen en stalling van voertuigen plaatsvinden.
Aan huis verbonden beroep
Het door een van de bewoners als ondergeschikte functie uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening dat door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend.
Aardkundige waarden
Waarden die samenhangen met de geologische, geomorfologische en/of bodemkundige kenmerken en ontstaanswijze van een gebied, zoals bodemopbouw en –samenstelling, hoogteverschillen en de daarmee samenhangende waterhuishouding.
Afhankelijke woonruimte
Een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een
oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.
Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bebouwingsconcentratie
Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
Bebouwingscluster
Een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.
Bebouwingslint
Een lijnvormige verzameling gebouwen langs een weg in het buitengebied, enkelzijdig of dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet- buitengebiedfuncties.
Bedrijf
Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.
Bedrijfsgebouw
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. Kassen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen met bijgebouwen worden niet als bedrijfsgebouw aangemerkt.
Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.
Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:
  1. De plaats van de bebouwing in het verleden en nu;
  2. De maten en verhoudingen van de gebouwen in het verleden en nu;
  3. Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg in het verleden en nu;
  4. De beplanting langs de openbare weg en op particuliere gronden;
  5. Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
  6. Kenmerkende objecten zoals een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.
  7. Staat van verzorging, detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.;
  8. Abiotische omgeving, patronen en structuren.

Bestaande bebouwing
Bebouwing, zoals die bestaat, of rechtens mag bestaan, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Bestaand gebruik
Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het onderhavige bestemmingsplan of planonderdeel rechtskracht heeft verkregen.
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.

Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Bewoning
Het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.
Bijbehorend bouwwerk
een afzonderlijke ruimte aangebouwd aan (de eigenlijke woonruimten van) een woning of een bij een woning (op hetzelfde bouwperceel) behorend afzonderlijk gebouw waarvan de verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (zoals constructie, ligging, maatvoering, dakvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan de (hoofd)bouwmassa c.q. het hoofdgebouw van de woning.
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.

Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.

Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Carport
Een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
Cultuurhistorische waarden
Waarden die samenhangen met de nalatenschap van de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, en die hij heeft achtergelaten in het huidige landschap. Hierbij gaat het om archeologisch, historisch- landschappelijk, historisch- geografisch en/of historisch- bouwkundig waardevolle zaken, zoals archeologische elementen, beplanting, reliëf (bij voorbeeld bolle akkers) verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/ verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen/huren voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Erotische dienstverlening
Elke vorm van erotische dienstverlening met een bedrijfsmatig karakter zoals erotische massage, escortservice, parenclub, prostitutie, seksbioscoop, seksclub, sekstheater en dergelijke.

Escortbedrijf
Het bedrijfsmatig aanbieden van prostitutie die wordt uitgeoefend op een andere plaats dan die waar het escortbedrijf wordt uitgeoefend.
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Gebruiken
Gebruiken, doen of laten gebruiken.

Groene erfinrichting
Groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak.
Groenvoorzieningen
Allerleivormen van beplanting en groen, die niet zijn aan te merken als agrarische bodemexploitatie maar die een functie vervullen in de aankleding van het landschap.
Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het oppervlaktewater
Het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen aanbrengen/aanwezig zijn van voorzieningen ten behoeve van een afdoende piekberging voor het hemelwaterwater.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het grondwater
Het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen zodanig loskoppelen van (een deel van) de hemelwateropvang zodat het hemelwater in voldoende mate via infiltratievoorzieningen op eigen terrein passief in de bodem geïnfiltreerd wordt.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen, toetsinstrumentarium
Het door de waterschappen De Dommel en Aa en Maas gezamenlijk ontwikkeld toetsinstrumentarium voor het bepalen van de benodigde infiltratie en berging voor het hydrologisch neutraal ontwikkelen.

Infiltratie
Het indringen van water in de bodem.
Infiltratievoorziening
Een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) hemelwater kan indringen in c.q. passief kan infiltreren in de bodem.
Kernrand
Een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
Landschappelijke waarden
Het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische, archeologische en visueel-
ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
Mantelzorg
Het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan één of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
Milieucategorie
De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ISBN 9789012130813, zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Natuurwaarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/ of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.
Niet-agrarisch bedrijf
Een bedrijf, niet zijnde een agrarisch of agrarisch verwant bedrijf, dat gericht is op de productie, het bewerken en/ of het verwerken van goederen en/ of het leveren van niet- agrarische diensten.
Ondergeschikte functie
Een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
Peil
1. Voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst, de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van deze toegang.
2. In andere gevallen de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
Prostitutie
Het zich tegen vergoeding aan anderen beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen.
Uitbreiding bedrijf
Vergroting van een bestaand bestemmingsvlak dat aan een bedrijf is toegekend.
Verhard oppervlak
De oppervlakte van het geheel van bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente teeltondersteunende voorzieningen op de bij één bedrijf of andere functionele eenheid behorende gronden die gelegen kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.
Voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  • gelijk is aan de in deze regels voorgeschreven afstand van gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, vijvers, kanalen en beken alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen en inlaten.
Woning/wooneenheid
Eén complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Toelichting
Wat geldt voor de begrippen, geldt ook voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een concreet geval voldaan wordt aan de toegestane hoogte, breedte, oppervlakte, onderlinge afstand, etc. Het bestemmingsplan moet duidelijk aangeven hoe er wordt gemeten
Algemeen
De bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
Meetregels
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

Afstand tot een perceelsgrens
De kortste afstand van het verticale vlak in een perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.

Bebouwingspercentage
Het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voor zo ver dat is gelegen binnen de bestemming.

Breedte van een bestemmingsvlak
Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.

Breedte van een bouwperceel
Tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen.

Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Lengte c.q. breedte van een bouwwerk
Horizontaal tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Toelichting
In dit hoofdstuk wordt per bestemming aangegeven wat de doeleinden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn. Verder wordt zowel voor het bouwen als voor het gebruik aangegeven welke mogelijkheden er zijn om af te wijken. Verder zijn er bij verschillende bestemmingen mogelijkheden om deze te wijzigen in een andere bestemming. Als dit het geval is, wordt dat per bestemming aangegeven.
Zowel voor afwijken als wijzigen geldt dat het gaat om een bevoegdheid. Het is dus geen automatisme waarop men aanspraak kan maken. In de regels zijn de randvoorwaarden aangegeven waaraan het bevoegd gezag, - meestal is dit het college van burgemeester en wethouders -, in ieder geval moet toetsen. In de verschillende artikelen zijn specifieke randvoorwaarden opgenomen en verder zijn algemene bepalingen uit Hoofdstuk 3
( beeldkwaliteit, waarborgen belangen van derden etc.) van toepassing. Maar daarnaast moeten ook andere aspecten, die van belang zijn bij de afweging worden betrokken. Bijvoorbeeld zaken die geregeld zijn in gemeentelijke beleidsnota’s of de Verordening ruimte van de provincie Noord- Brabant.

Artikel 3 Bedrijf

Toelichting
De bestemming Bedrijf is een verzamelbestemming die naast bestaande niet- agrarische bedrijven ook agrarisch verwante bedrijven omvat. Enkele voorbeelden: ambachtelijke bedrijven, installatie- en/ of reparatiebedrijven, loonwerkbedrijven etc. Er is in het buitengebied van Someren een behoorlijk aantal van dergelijke bedrijven gevestigd. Voor alle locaties geldt dat bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 direct zijn toegestaan. Het is dus mogelijk om binnen deze categorieën naar een ander bedrijfstype over te schakelen. Op een aantal locaties is een bedrijf gevestigd dat onder een hogere ( zwaardere) milieucategorie valt. Deze bedrijfsvorm is expliciet toegestaan. Als men op een dergelijke locatie zou willen overschakelen naar een ander bedrijfstype in de categorie 3, moet een nadere afweging worden gemaakt of dit op die locatie aanvaardbaar is. Hiervoor is een afwijkingsprocedure voorgeschreven. Nieuwe agrarisch verwante bedrijven zijn onder voorwaarden mogelijk door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.
Wat betreft de toegestane bedrijfsactiviteiten en milieucategorieën wordt verwezen naar de landelijk veel toegepaste brochure Bedrijven en milieuzonering, die in 2009 is uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch verwante bedrijven in milieucategorie 1 en 2;
  2. niet- agrarische bedrijven in milieucategorie 1 en 2, behalve op de locaties waar een agrarisch verwant bedrijf is gevestigd; hier is alleen een agrarisch verwant bedrijf toegestaan;
  3. een houtzagerij/houtvezelverwerking met milieucategorie 3;
  4. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijf of functionele eenheid aanwezig zijn.
  5. een bedrijfswoning;
  6. landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting alsmede voorzieningen ten behoeve van parkeren, waterberging en – infiltratie.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

  1. er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
  2. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak gebouwd worden;
  3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15m1;
  4. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 5m1 zijn behoudens bestaande afwijkingen welke geacht in overeenstemming met het plan te zijn.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 3.500 m2 bedragen;
  2. de goothoogte mag niet meer zijn dan 4,5m¹ zijn;
  3. de hoogte mag niet meer zijn dan 8m¹.

3.2.3 Bedrijfswoningen

  1. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan;
  2. bij herbouw mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³, de inhoud van kelders wordt niet meegeteld;
  4. de afstand tot de as van de weg moet tenminste 15m¹ zijn;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m¹.

3.2.4 Bijbehorende Bouwwerken

  1. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100m² zijn;
  2. de goothoogte mag niet meer zijn dan 3m¹;
  3. de hoogte mag niet meer zijn dan 5,5m¹.

3.2.5 Bouwweken Geen Gebouwen Zijnde

Per woning mag één carport worden gebouwd binnen het bouwvlak met de volgende maatvoering:
  • oppervlakte niet meer dan 20m²
  • hoogte niet meer dan 3m¹

3.3 Afwijken Van De Bouwregels

3.3.1 Herbouw Bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor de herbouw van een bedrijfswoning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5m¹ van de bestemmingsgrensgrens en niet minder dan 15m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
  2. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  3. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. met de nieuwe situering is sprake van een planologische verbetering.

3.4 Specifieke Gebruiksregels

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen voor andere bedrijfsdoeleinden dan volgens de bestemmingsomschrijving is toegestaan en voor het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning voor wonen.

Artikel 4 Groen

Toelichting
In het buitengebied komen op diverse plaatsen kleine landschappelijke elementen van gevarieerde aard voor die behouden dienen te blijven. Hieraan is de bestemming ‘Groen’ toegekend. Door wijziging van een andere bestemming in ‘Groen’ kunnen nieuwe dergelijke elementen worden gerealiseerd.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. landschapsopbouw in de vorm van een groene erfinrichting alsmede voorzieningen ten behoeve van waterberging en – infiltratie;
  2. een inrichting en gebruik als tuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - tuin';
  3. een inrichting en gebruik als tuin en/of dierenweide ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - tuin en/of dierenweide';
  4. een inrichting en gebruik ten behoeve van landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  5. geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidswallen.

4.2 Bouwregels

Op of in de tot ‘Groen’ bestemde gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd in de vorm van:
  1. erfafscheidingen, welke grenzen aan een openbare weg, met een hoogte van maximaal 2 m¹;
  2. overige erfafscheidingen met een afschermende functie, met een hoogte van maximaal 4,5 m¹.

Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmmig, mede bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen in de vorm van een waterloop;
  2. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen en duikers.

5.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond niet worden gebouwd.

5.3 Afwijken Van De Bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van de doorstroming van de waterloop.
  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.

5.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

5.4.1 Verboden Werken En Werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verlagen van de (grond)waterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  2. het wijzigen van de bergingscapaciteit via het ophogen van gronden en het aanleggen van dammen, dijken of kaden.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid artikel 5 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. reeds een regeling kennen in de keur van het waterschap, die is gericht op hetzelfde doel;
  4. binnen het bouwvlak plaats vinden.

5.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid artikel 5 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.
  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Toelichting
Dit hoofdstuk bevat evenals Hoofdstuk 1 een aantal regels die van belang zijn voor het gehele bestemmingsplan of althans voor meerdere onderdelen ervan. Het betreft enkele juridische bepalingen en daarnaast ook bepalingen ter bescherming van de ruimtelijke kwaliteit en andere waarden en belangen van derden. Verder bevat dit hoofdstuk regels voor het afwijken of wijzigen van het bestemmingsplan voor ontwikkelingen die niet specifiek aan een bepaalde bestemming zijn gebonden.

Artikel 6 Juridische Bepalingen

6.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

6.2 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij ondergrondse transportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergronds Bouwen

  1. Ondergronds bouwen in de vorm van maximaal één bouwlaag is toegestaan binnen de gevelgrenzen van de woning en de bebouwing die verder binnen bestemmingsvlakken is toegestaan.
  2. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het toestaan van ondergrondse bebouwing van maximaal één bouwlaag buiten de gevelgrenzen van de bebouwing mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • De oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen met een absoluut maximum van 150m². Deze maximale maat geldt niet voor mestputten en mestkelders op de bestemmingsvlakken ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’.
    • De afstand tot de as van de weg dient minimaal 15m¹ te bedragen behalve als de bestaande bebouwing dichter op de as van de weg staat; dan is deze afstand bepalend.
    • Het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd.
    • Afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist.
  3. De inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximaal toegestane inhoud.

7.2 Geringe Afwijkingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. De voorgeschreven afstand tot de bestemmingsgrens, tot minimaal 3m¹, of als het uitbreiding van bestaande bebouwing betreft die reeds dichter bij de bestemmingsgrens is gelegen, deze bestaande kleinere afstand.
  2. De regels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een functie ten behoeve algemeen nut - zoals ten dienste van verkeer, waterhuishouding, energievoorziening, telecommunicatie, dagrecreatief medegebruik, de wering van milieuhinder en/of gevaar, de bescherming van diersoorten en/of wild en herdenkingsdoeleinden of religieuze doeleinden, met dien verstande dat:
    • de bebouwde oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 20 m²;
    • de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m1;
    • de hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 m1;
    • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 15 m1.
  3. Het bepaalde in de regels voor overschrijding van het bouwvlak of het bouwen op een kleinere afstand van de weg dan is voorgeschreven met dien verstande dat:
    • dit noodzakelijk is vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting;
    • er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
    • de overschrijding niet mag leiden tot een vermindering van de gebruiksmogelijkheden van de gronden voor piekberging en infiltratie;
    • de wegbeheerder wordt gehoord.
  4. Het bepaalde van het in bijlage 1 van de regels opgenomen inrichtings- en beplantingsplan, ten aanzien van een andere situering en maatvoering van bouwwerken, passend binnen de bouwregels van de betreffende bestemming, mits een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd blijft.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Toelichting
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalt dat het verboden is om gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Dit hoeft dus niet meer in het bestemmingsplan zelf te worden geregeld. In het onderhavige artikel worden, niet uitputtend, twee gebruiksvormen genoemd die evident in strijd zijn met het bestemmingsplan en dus verboden zijn.

8.1 Strijdig Gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;
  2. het gebruik van bijgebouwen bij een woning of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  3. de gronden binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 van de regels opgenomen inrichtings- en beplantingsplan zijn gerealiseerd.
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.

8.2 Afwijken Ten Behoeve Van Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan van het plan worden afgeweken om toe te staan dat een bijgebouw bij een bedrijfswoning of woning c.q. een deel van een bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat inwoning in de (bedrijfs)woning ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort en bewoning als afhankelijke woonruimte van een bijgebouw en/ of het deel van het bedrijfsgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Deze laatste eis geldt niet als er sprake is van een eerste lijns familierelatie tussen de bewoners van de woning en die van de afhankelijke woonruimte;
  2. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de maatvoeringen voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning c.q. bedrijfsgebouwen volgens de geldende bestemming ingepast, met een maximale oppervlakte van 75 m²;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt bij voorkeur gerealiseerd in een bestaand aangebouwd bijgebouw, of als dat niet mogelijk is in een bestaand vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw dat op maximaal 20 m1 afstand is gelegen van de achtergevel van de (bedrijf)woning; in het geval er sprake is van een daartoe nieuw te bouwen bijgebouw mag de afstand tot de achtergevel van de (bedrijfs)woning niet meer bedragen dan 10 m1;
  4. aan de omgevingsvergunning wordt het voorschrift verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders.

8.3 Afwijken Inrichtings- En Beplantingsplan

Met een omgevingsvergunning kan van het in bijlage 1 van de regels opgenomen inrichtings- en beplantingsplan worden afgeweken ten behoeve van een andere inrichting en gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken, passend binnen de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming. Hierbij geldt de voorwaarde dat een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd blijft.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Bebouwingsconcentratie

De gronden met de gebiedsaanduiding ‘Overig- bebouwingsconcentratie’ zijn naast de bestemmingen die hieraan in dit plan zijn toegekend tevens aangewezen als zoekgebied voor ruimte voor ruimtewoningen.

9.2 Verwevingsgebied

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

Artikel 10 Waarborgen Ruimtelijke Kwaliteit En Bescherming Van Andere Belangen En Waarden

Toelichting
Een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan is het verhogen van de kwaliteit van het buitengebied in ruime zin. Dit betekent dat er binnen alle bestemmingen ruimte is voor ontwikkelingen die de kwaliteit verhogen. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van de ruimtelijke kwaliteit en het toepassen van flexibiliteitsbepalingen om van het plan af te wijken en tegemoet te komen aan iemands wensen mag niet ten koste gaan van de belangen van anderen. Dit artikel bevat randvoorwaarden om een en ander veilig te stellen.

10.1 Waarborgen Ruimtelijke Kwaliteit

  1. Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.
  2. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische en aardkundige waarden.
  3. Bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen (afwijken en wijzigen) vindt in alle gevallen een toets plaats aan het beeldkwaliteitplan. Een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan de uitgangspunten hiervan.
  4. Verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een en ander conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan.
  5. Het bevoegd gezag kan in verband hiermee de eis stellen dat een landschapsplan of erfinrichtingsplan wordt overgelegd.

10.2 Bescherming Andere Belangen En Waarden

  1. Het toepassen van de flexibiliteitsbepalingen ( afwijken en wijzigen) is slechts toegestaan, indien is aangetoond dat de ontwikkeling als zodanig ter plaatse uit ruimtelijk ( natuur, landschap, flora en fauna) en milieukundig ( geur, geluid, veiligheid, waterhuishoudkundig) oogpunt aanvaardbaar is.
  2. Verder mag er geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere in het geding zijnde belangen. Dit laatste betreft met name de belangen van omwonenden en de belangen ( bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden) van ( agrarische) bedrijven en andere in de omgeving voorkomende functies zoals horeca, maatschappelijke functies, recreatie en sport.
  3. Om te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan het gestelde onder 1 en 2 legt de initiatiefnemer een op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling afgestemde ruimtelijke onderbouwing over.

10.3 Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen

Toelichting
Het waterhuishoudkundig beleid is gericht op het handhaven van een voldoende voorraad grondwater en het tegengaan van verdroging en, waar dit mogelijk is het bevorderen van vernatting. Om dit te bereiken moeten ontwikkelingen, waardoor bebouwing en verharding toenemen waardoor de infiltratiecapaciteit zou worden verminderd, hydrologisch neutraal worden gerealiseerd zodat de infiltratiecapaciteit gelijk blijft.
  1. Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.
  2. Bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen vindt in alle gevallen een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen van de betrokken waterschappen.
  3. Het bevoegd gezag wint het advies van het betrokken waterschap.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Er zijn situaties dat bestaande bebouwing of gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming die in dit plan is toegekend. In paragraaf 3.2. van het Besluit ruimtelijke ordening is in verband hiermee een standaardregeling voor het zogeheten overgangsrecht opgenomen die in alle bestemmingsplannen moet worden overgenomen. De peildatum die bepalend is voor de vraag of er sprake is van strijd met het bestemmingsplan is de datum van in werking treden van het plan. Dit geldt zowel voor het bouwen als voor het gebruik.
Bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, mogen worden gehandhaafd en mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd. Bouwrechten, die ontleend kunnen worden aan een reeds verleende bouwvergunning mogen worden geëffectueerd, ook als het bouwwerk niet in overeenstemming is met dit bestemmingsplan.
Als er sprake is geweest van een calamiteit zoals brand of stormschade, is algehele nieuwbouw toegestaan mits de bouwvergunning tijdig wordt aangevraagd.
Gebruik dat op de peildatum bestaat en dat strijdig is met het bestemmingsplan mag in bepaalde gevallen worden voortgezet. Namelijk wanneer het op grond van het vorige bestemmingsplan al was toegestaan. Maar als iemand na het van kracht worden van dat bestemmingsplan is overgeschakeld naar gebruik in strijd met de bestemming geldt het overgangsrecht niet.

11.1 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als daar bedoeld met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht Gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Nieuwendijk 126 Someren