KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - 2
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel

Buitengebied - Bosgebied West

Bestemmingsplan - Gemeente Son en Breugel

Vastgesteld op 18-12-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied – bosgebied west’ van de gemeente Son en Breugel;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestandNL.IMRO.0848.BP808BUITENGEBIED-VA01, met de bijbehorende regels;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
afrastering:
bouwwerken in de vorm van een open constructie, zoals palen verbonden met gaas of prikkeldraad, ter afbakening van een erf/terrein;
archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak aangeeft wat maximaal bebouwd mag worden;
bestaande bebouwing/ bestaand gebruik:
bebouwing en gebruik, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;
bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
lawaaisport:
een sportactiviteit al dan niet individueel of in groepsverband, professioneel of hobbymatig waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;
natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
schuilvoorziening:
een bouwwerk, ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan mensen;
teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
  • laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  • hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  • overig: vraatnetten, boomteelthekken;
tunnel(kas):
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
Verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltrarie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
peil:- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor ‘Agrarisch met waarden – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch gebruik;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  3. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. doeleinden van openbaar nut;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
Natuurwaarden
Het beleid is gericht op behoud, herstel en versterking van de aanwezige natuurwaarden.
Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als ‘Water’ bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Extensief recreatief medegebruik
Het gehele grondgebied binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik wordt beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, vogel/wild-observatieposten, bewegwijzering e.d.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Gebouwen
Het oprichten van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2m, met dien verstande dat:
    1. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    2. het oprichten van sleufsilo’s niet is toegestaan;
    3. nieuwe teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan;
    4. paardenbakken niet zijn toegestaan;
  2. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals banken, picknicktafels e.d. worden opgericht met een maximale bouwhoogte van maximaal 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo wordt onder gebruik in overeenstemming met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor mestbewerking van op het eigen terrein geproduceerde mest.
3.3.2 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo wordt onder strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- en verwerken van producten;
  3. detailhandel;
  4. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende voorzieningen;
  5. enigerlei vorm van erotische dienstverlening.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te voeren.
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;
het vellen of rooien van houtgewas;
het omzetten van grasland in bouwland;
het dempen van poelen en sloten
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;
het afgraven, ophogen en egaliseren danwel het diepploegen en diepwoelen van de bodem
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden.
3.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch met waarde – 2’ te wijzigen in ‘Bos’ of ‘Natuur’, indien:
  1. de natuurontwikkeling op deze gronden geschiedt op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  2. de grondeigenaar bereid en in staat is om het terrein als natuur in te richten.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bosbouw en houtproductie;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  4. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
  5. behoud en bescherming van de aardkundige waarden;
  6. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  7. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  8. verharde en onverharde fiets- en wandelpaden en ruiterroutes;
  9. onverharde parkeerplaatsen aansluitend op de bestemming ‘Verkeer’;
  10. extensief recreatief medegebruik;
  11. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  12. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – scoutingsactiviteiten’ voor scoutingsactiviteiten.
een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
Verhouding tussen de doeleinden
Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden. Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.
Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijde vanaf de insteek va de als ‘Water’ bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, vogel/wild-observatieposten, bewegwijzering e.d.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
4.2.2 Gebouwen
Het oprichten van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, hierbij gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte van bewerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m mits voldaan wordt aan de eis dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m² ;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo wordt onder strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. lawaaisporten;
  3. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  4. enigerlei vorm van erotische dienstverlening.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde in 4.3 mag, ten behoeve van én in combinatie met scoutingactiviteiten, uitsluitend
op de tot ‘Bos’ bestemde gronden met de aanduiding ‘ specifieke vorm van bos – scoutingactiviteiten’ worden overnacht.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te voeren.
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen
- De wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- De wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;
- Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding;
Het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem
- Het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast;
- De werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden
4.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 4.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
    aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is
    verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – scouting’ uitsluitend scouting met daarbij behorende bouwwerken;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals onverharde parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden en behoud van bestaand groen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming
5.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, hierbij gelden de volgende bepalingen;
  1. de totale oppervlakte van gebouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag maximaal 413 m² bedragen;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 en 6 m;
  3. de dakhelling van gebouwen bedraagt minimaal 20 graden en maximaal 55 graden;
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, hierbij gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte voor voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik zoals banken, picknicktafels e.d. bedraagt maximaal 2 m;
  2. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals speelvoorzieningen e.d. bedraagt maximaal 3 m;
  3. de hoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m..
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo wordt onder strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. lawaaisporten;
  3. verblijfsrecreatie;
  4. enigerlei vorm van erotische dienstverlening.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde in 5.3 mag, ten behoeve van én in combinatie met scoutingactiviteiten, op de tot ‘Maatschappelijk’ bestemde gronden worden overnacht.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te voeren.
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen
- De wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik dan wel het beheren dan wel verbeteren van het bos;
- De wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;
- Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding;
Het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem
- Het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast;
- De werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden
het vellen of rooien van houtgewas;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en natuurwaarden;
5.5.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 5.5.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bij beëindiging van de scouting-activiteiten ter voorkoming van elke andere vervolgfunctie bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming ‘Maatschappelijk’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  3. het als zondanig in stand houden van de niet-beboste gedeelten;
  4. behoud en bescherming van aardkundige waarden;
  5. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  6. agrarisch natuurbeheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – agrarisch natuurbeheer’;
  7. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  8. onverharde fiets- en wandelpaden en ruiterroutes;
  9. extensief recreatief medegebruik;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
Bescherming waarden
Binnen de bestemming ‘Natuur’ is het beleid gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden.
Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als ‘ Water’ bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Extensief recreatief medegebruik
Het gehele grondgebied binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik wordt beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, vogel/wild-observatieposten, bewegwijzering e.d.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
6.2.2 Gebouwen
Het oprichten van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, hierbij gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van informatievoorzieningen danwel schuilvoorzieningen niet meer bedragen dan 3 m mits voldaan wordt aan de eis dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte voor erfafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m;
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo wordt onder strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. lawaaisporten;
  3. verblijfsrecreatie;
  4. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  5. enigerlei vorm van erotische dienstverlening.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te voeren.
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen
- De verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- De verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;
- Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.
6.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
  2. fietspaden;
  3. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, wandel- en/of (vrijliggende) fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen en sloten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
7.2.2 Gebouwen
Het oprichten van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten 18 m mag bedragen.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. bruggen duikers en andere waterstaatswerken;
  4. onderhoudsstroken voor beheer en onderhoud van de watergang;
  5. één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d..
8.2 Bouwregels
8.2.1 algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
8.2.2 Gebouwen
Het oprichten van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dat 4 m.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 teneinde het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5m;
  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
9.4.2 Uitzonderingen
Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
9.4.3 Verlening
De in 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 9.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 11.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1 met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde in 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in 11.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in 11.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Dit overgangsrecht is niet van toepassing indien de situatie in strijd is met de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied; bosgebied west’.