KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Woongebied
Artikel 8 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan

De Olmentuin

Bestemmingsplan - Gemeente Steenbergen

Vastgesteld op 28-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “De Olmentuin” met identificatienummer NL.IMRO.0851.sbgBPolmentuin-v001 van de gemeente Steenbergen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw en de gronden;

1.10 bestaand

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische en functioneel zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bijzondere centrumdoeleinden

gebruik van het openbare verblijfsgebied voor onder andere (waren- en rommel)markten, terrassen, standplaatsen en evenementen;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 groepsrisico

de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron (inrichting, transportas, buisleiding) én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

1.28 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken;
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het verstrekken van nachtverblijf;

1.30 huishouden

één persoon woonachtig in één wooneenheid of woning of een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid of woning (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep) die continue een eenheid vormt.

1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer'' geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.32 kwetsbaar object

  1. a. kwetsbaar object; een object zoals bedoeld in artikel 1, lid l uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. beperkt kwetsbaar object; een object zoals bedoeld in artikel 1, lid b uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.33 landschappelijke waarde

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.34 (lokale)maatschappelijke voorziening

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, kinderopvang, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.35 milieucategorie

milieucategorie zoals beschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009;

1.36 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.37 normaal onderhoud en beheer

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren;

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.39 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.40 openbare voorzieningen

voorzieningen die veelal in de openbare ruimte zijn gesitueerd, zoals afvalbakken, inzamelbakken voor glas, papier en kleding, straatverlichting, zitbanken, beeldende kunst;

1.41 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.42 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan of maximaal 2 m van een weg grenst: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  2. b. in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden tot bij in het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 samenhangend straat- en bebouwingspatroon

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.47 staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.48 staat van Horeca-activiteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horeca-activiteiten;

1.49 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.50 voorgevel- / achtergevellijn

de denkbeeldige lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden;

1.51 voorste bouwperceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste bouwperceelsgrens aan;

1.52 woning/wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.53 woning, aaneengebouwd

blokken van meer dan 2 grondgebonden woningen onder 1 kap;

1.54 woning, twee-aaneengebouwd

blokken van 2 aan elkaar gebouwde woningen waaronder mede begrepen woningen geschakeld aan elkaar;

1.55 woning, vrijstaand

een woning die in constructief en visueel opzicht vrij staat van een andere woning of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming;

1.56 zijdelingse bouwperceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

2.2 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 dakkapellen en goothoogte

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%). In dat geval wordt de goot of boeiboord hoogte van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.4 meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
    2. 2. (natuurlijke) speelvoorzieningen;
    3. 3. tuinen, waaronder moes-, kruiden- en pluktuinen;
    4. 4. voet- en fietspaden;
    5. 5. in-/uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  2. b. watervoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
    2. 2. waterbeheersing;
    3. 3. duikers;
    4. 4. bruggen en andere wateroverbruggende voorzieningen;
    5. 5. overige kunstwerken.
  3. c. gebouwen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. bijzondere centrumdoeleinden.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de landschappelijke inpassing van een woongebied overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - 1' uitsluitend de landschappelijke elementen en het profiel mogen worden gerealiseerd zoals genoemd onder zone 1;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - 2' uitsluitend de landschappelijke elementen en de profielen mogen worden gerealiseerd zoals genoemd onder zone 2;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - 3' uitsluitend de landschappelijke elementen en het profiel mogen worden gerealiseerd zoals genoemd onder zone 3,

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
    2. 2. (natuurlijke) speelvoorzieningen;
    3. 3. tuinen, waaronder moes-, kruiden- en pluktuinen;
  2. c. verkeersvoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. in-/uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 3';
    2. 2. voet- en fietspaden, waaronder wateroverbruggende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 3';
    3. 3. kunstobjecten;
    4. 4. straatmeubilair;
  3. d. watervoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
    2. 2. waterbeheersing;
    3. 3. duikers;
    4. 4. bruggen en andere wateroverbruggende voorzieningen;
    5. 5. overige kunstwerken.
  4. e. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met in achtneming van de onderstaande regels.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de onder sub a opgenomen vergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  1. a. het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang en het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang;
  2. b. het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    1. 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
    2. 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    3. 3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
    4. 4. welke worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - 2' voor zover het betreft de aanleg van een doorgang, met dien verstande dat:
      • de doorgang noodzakelijk moet zijn voor het gebruik behorende bij de naastgelegen bestemming;
      • per bouwperceel maximaal 1 doorgang is toegestaan van maximaal 1 meter breed;
      • houtopstanden niet mogen worden verwijderd;
    5. 5. welke worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 3' voor zover het betreft de werken en werkzaamheden als genoemd in 4.1 onder sub c sub 1 tot en met 3, met dien verstande dat:
      • de weg of verharding noodzakelijk moet zijn voor de ontsluiting van woonpercelen;
      • houtopstanden niet mogen worden verwijderd;
  3. c. de in 4.3 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn hieronder per werk de toetsingscriteria weergegeven.
    1. 1. het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang:
      • de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
      • de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, dan wel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    2. 2. het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang;
      • het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
      • het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, dan wel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en woonstraten;
  2. b. voet- en fietspaden, waaronder wateroverbruggende voorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. in-/uitritten;
  5. e. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  6. f. geluidswerende voorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. kunstobjecten;
  11. k. straatmeubilair;
  12. l. bijzondere centrumdoeleinden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning en in samenhang daarmee de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen,

met de daarbij behorende:

  1. c. bijbehorende bouwwerken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. erven;
  4. f. tuinen;
  5. g. paden;
  6. h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  7. i. parkeerplaatsen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in twee-aaneen gebouwde of vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' en in samenhang daarmee per woning de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met de daarbij behorende:
    1. 1. bijbehorende bouwwerken;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    3. 3. erven;
    4. 4. tuinen, waaronder moes-, kruiden- en pluktuinen;
    5. 5. paden;
    6. 6. parkeerplaatsen
  2. b. verkeersvoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. wegen en woonstraten;
    2. 2. voet- en fietspaden;
    3. 3. parkeervoorzieningen;
    4. 4. in-/uitritten;
    5. 5. calamiteitenontsluitingen;
    6. 6. kunstobjecten;
    7. 7. straatmeubilair;
  3. c. groenvoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
    2. 2. (natuurlijke) speelvoorzieningen;
  4. d. watervoorzieningen, met de daarbij behorende:
    1. 1. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
    2. 2. waterbeheersing;
    3. 3. duikers;
    4. 4. bruggen en andere wateroverbruggende voorzieningen;
    5. 5. overige kunstwerken;

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een hogedruk aardgastransportleiding (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2, voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover:

  1. a. hierdoor de veiligheid van de aardgastransportleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  2. b. het bevoegd gezag advies heeft ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouw de belangen van de leidingen niet worden geschaad en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

10.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

10.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. d. het gebruik van een woning/wooneenheid door meerdere huishoudens is niet toegestaan.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

  1. a. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    1. 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    2. 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.2 Afwijken ten behoeve van nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, al dan niet in het kader van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

  1. a. de woonsituatie
    het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen de vigerende bestemming, voorzover van toepassing, en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
    1. 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    2. 2. het uitzicht;
    3. 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld
    in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing met aandacht voor:
    1. 1. een goede verhouding tussen bouwmassa's en gevelbeelden;
    2. 2. de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
    3. 3. de hoogtedifferentiatie;
    4. 4. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving;
  3. c. de verkeersveiligheid
    ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken van wegen;
    1. 1. de sociale veiligheid;
    2. 2. ter waarborging van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden
    1. 1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

13.2 Parkeren

Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeergelegenheid gelden de volgende regels:

  1. a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan de volgende parkeernormen:
    1. 1. 2 parkeerplaatsen per vrijstaand gebouwde woning;
    2. 2. 1,8 parkeerplaatsen per twee-aaneen gebouwde woning;
  2. b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  3. c. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

13.3 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voor het realiseren van waterhuishoudkundige voorzieningen binnen het plangebied gelden de volgende regels:

  1. a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient te worden aangetoond dat een waterhuishoudkundige voorziening zal worden gerealiseerd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden die voldoet aan de berekeningsmethode van de keur, met dien verstande dat het totale oppervlak aan waterbergende voorzieningen binnen het plangebied ten minste 1.460 m² dient te bedragen;
  2. b. alvorens aanpassingen worden gedaan aan het bestaande watersysteem (graven van watergangen, aanbrengen van stuwen, aanbrengen van duikers, overige werkzaamheden binnen de beschermingszones van waterlopen en waterkeringen) dient een vergunning te worden aangevraagd of een melding te worden gedaan bij het waterschap Brabantse Delta.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "De Olmentuin".

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan