KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch Loon- En Grondverzetbedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Gasontvangstation
Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 9 Bedrijf - Rioolwaterzuivering
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning - Molen
Artikel 11 Detailhandel - Kaasboerderij
Artikel 12 Groen
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 16 Natuur - 1
Artikel 17 Natuur - 2
Artikel 18 Natuur - 3
Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 20 Recreatie - Jachthaven 1
Artikel 21 Recreatie - Jachthaven 2
Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 23 Recreatie - Volkstuinen
Artikel 24 Verkeer
Artikel 25 Verkeer - Fiets- En Voetpaden
Artikel 26 Water
Artikel 27 Wonen
Artikel 28 Wonen - Stolp
Artikel 29 Wonen - Woonschepenligplaats 1
Artikel 30 Wonen - Woonschepenligplaats 2
Artikel 31 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 32 Leiding - Gas
Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 34 Leiding - Riool
Artikel 35 Leiding - Water
Artikel 36 Waarde - Aardkundig
Artikel 37 Waarde - Archeologie 1
Artikel 38 Waarde - Archeologie 2
Artikel 39 Waarde - Archeologie 3
Artikel 40 Waarde - Archeologie 4
Artikel 41 Waarde - Archeologie 5
Artikel 42 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Broek In Waterland
Artikel 43 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Zuiderwoude
Artikel 44 Waarde - Cultuurhistorische Waterlopen
Artikel 45 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 46 Anti-dubbeltelregel
Artikel 47 Algemene Bouwregels
Artikel 48 Algemene Gebruiksregels
Artikel 49 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 50 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 51 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 52 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 53 Overgangsrecht
Artikel 54 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Opbouw Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Bestemmingen
2.1 Algemeen
2.2 Bestemmingen
2.3 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 3 Planuitgangspunten
3.1 Algemene Uitgangspunten
3.2 Begrenzing Van Het Plangebied
3.3 Hoofduitgangspunten
3.4 Thematische Uitgangspunten
Hoofdstuk 4 Huidige Situatie
4.1 Ruimtelijke Structuur
4.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 5 Beleidskader
5.1 Inleiding
5.2 Rijksbeleid
5.3 Provinciaal Beleid
5.4 Regionaal Beleid
5.5 Waterbeleid
5.6 Gemeente
Hoofdstuk 6 Milieu- En Omgevingsaspecten
6.1 Inleiding
6.2 Planmer
6.3 Ecologie
6.4 Cultuurhistorie
6.5 Archeologie
6.6 Waterparagraaf
6.7 Bedrijven En Milieuzonering
6.8 Agrarische Bedrijven
6.9 Geluid
6.10 Bodem
6.11 Luchtkwaliteit
6.12 Externe Veiligheid
6.13 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
7.4 Grondexploitatie
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Specifiek Toegestane Bedrijven Binnen 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch Loon- En Grondverzetbedrijf', 'Detailhandel', 'Horeca' En 'Maatschappelijk'
Bijlage 3 Specifieke Toetsingscriteria Ondergeschikte Tak Of Deeltijdfunctie
Bijlage 4 Lijst Met Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 5 Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw En Landschap Waterland-oost
Bijlage 6 Veenpoldergebieden
Bijlage 7 Niet Genormeerde Regionale Waterkeringen
Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit Markermeer & Ijmeer
Bijlage 2 Ontwerp-aanwijzingsbesluit Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske
Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Zuiderwoude
Bijlage 4 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Broek In Waterland
Bijlage 5 Planmer
Bijlage 6 Samenvatting Planmer
Bijlage 7 Overzicht Beeldbepalende En Waardevolle Panden
Bijlage 8 Advies Externe Veiligheid Voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013
Bijlage 9 Risicoanalyse Lpg-tankstation
Bijlage 10 Nota Van Wijzigingen Planmer

Bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013

Bestemmingsplan - Gemeente Waterland

Vastgesteld op 27-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 van de gemeente Waterland;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanleggelegenheid:

constructie aan een oever of kade, in of op het water, waaronder een steiger, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

1.6 achtererf:

dat deel van het bouwperceel dat 1,50 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ligt (zijerf), het oorspronkelijke hoofdgebouw niet meegerekend;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, in deze regels niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf;

1.9 agrarisch loon- en grondverzetbedrijf:

een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet-, cultuurtechnische- en sloopwerkzaamheden;

1.10 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.11 ankeren:

een anker laten vallen of zakken met de bedoeling het schip hiermede aan de bodem van het vaarwater vast te leggen;

1.12 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen en/of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.13 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.15 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijfsmatige activiteit aan huis of een beroepsuitoefening aan huis, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.19 beeldkwaliteitsplan:

Plan dat eisen en aanbevelingen bevat:

  1. a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied; en
  2. b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;

met het oogmerk de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft;

1.20 beroepsuitoefening aan huis:

het kleinschalig uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

1.21 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping;

1.25 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.26 boog- en gaaskassen:

al dan niet verplaatsbare constructies, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, met een hoogte van 3,00 meter of minder;

1.27 boogstal:

een kolomloze, enkelvoudig boogvormige overspanning;

1.28 boomteelt:

het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, waarbij al dan niet gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden;

1.29 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.30 botenhuis:

een gebouw al dan niet geheel of gedeeltelijk gebouwd over het water, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

1.31 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.32 bouwlaag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw waarbij per bouwlaag over 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,40 m aanwezig c.q. mogelijk is; een volledig onder het peil gelegen ruimte wordt hieronder niet begrepen;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een woonfunctie (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) of een andere gebruiksfunctie;

1.38 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.39 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:

een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;

1.40 dakkapel:

een uitspringend venster als onderbreking in een dakvlak voorzien van een eigen dak en van zijwanden;

1.41 dakterras:

een plat dak dat door de wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras. Een balkon (uitsluitend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.43 dienstverlening:

werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven;

1.44 doorvaartbreedte:

de breedte van een watergang die aangehouden moet worden ten behoeve van de doorvaart van vaartuigen;

1.45 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.46 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.47 erfinpassingsplan / inpassingsplan:

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;

1.48 erker:

een ondergeschikt bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, bouwhoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.49 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.50 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

  • kleinschalig evenement:

een evenement met een kleinschalig karakter met een duur van maximaal één dag, waarbij geen versterkte muziek wordt toegepast en dat geen grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

  • middelgroot evenement:

een evenement met een duur van maximaal één of twee dagen, exclusief opbouwdag, waarbij versterkte muziek wordt toegepast en dat een geen grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

1.51 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, rustpunten, vissteigers, picknickplaatsen, of naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van medegebruik;

1.52 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.53 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;

1.56 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.57 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.58 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.59 glastuinbouwbedrijf:

een volwaardig agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt;

1.60 groepsaccommodatie:

een recreatief groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;

1.61 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.62 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.63 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.64 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

a. horecabedrijf categorie I

een horecabedrijf dat met name etenswaren en maaltijden verstrekt en daardoor slechts beperkt hinder veroorzaakt voor omwonenden, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, lunchroom, theetuin, ijssalon, restaurant, al dan niet als onderdeel van een horecabedrijf categorie III.

b. horecabedrijf categorie II

een horecabedrijf dat aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken, zoals een bar, een biljartcentrum, een café en zalenverhuur.

c. horecabedrijf categorie III

een horecabedrijf dat met name logies verstrekt, zoals een pension, een motel en een hotel, met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder eet- en drinkgelegenheid, sport- en wellness, ondergeschikte zalenverhuur, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.65 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.66 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, waaronder een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.67 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.68 inwoning:

het wonen, niet zijnde logeren, van een extra huishouden bij anderen in een bedrijfswoning;

1.69 jachthaven:

verzameling van vaste ligplaatsen en bijbehorende steigers al dan niet onder gemeenschappelijk beheer waar recreatievaartuigen kunnen liggen als ze niet in gebruik zijn;

1.70 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.71 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.72 kantine:

een bedrijfsruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.73 kas:

een gebouw, waaronder begrepen permanente boog-, rol- en gaaskassen dan wel naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken, niet zijnde tunnelkassen of naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

1.74 kiosk:

een gebouw van een lichte constructie ten behoeve van de verkoop van etenswaren of andere producten;

1.75 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 4 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, met inbegrip van productiegebonden detailhandel, die door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.76 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.77 kleinschalige natuurontwikkeling:

de aanleg van rietlandjes, schraallanden, moerasjes en open water anders dan bij wijze van inrichting van particuliere tuinen/terreinen bij woningen en andere niet-agrarische functies;

1.78 kleinschalig toeristisch overnachten:

het bieden van kortstondige overnachtingsmogelijkheden. Een of meerdere zelfstandige recreatieve verblijfsruimten in een gebouw en/of in een bijbehorend bouwwerk wordt hier ook onder verstaan;

1.79 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.80 ligplaats:

ligplaats voor elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend wordt gebruikt voor recreatief gebruik;

1.81 ligplaats voor een drijvend recreatieverblijf:

ligplaats voor een recreatieverblijf met een drijvende constructie die op enigerlei wijze met de grond verbonden is;

1.82 ligplaats voor een woonschip:

permanente ligplaats voor een woonschip, met inbegrip van een meter omliggende grond;

1.83 logiesverstrekkend horecabedrijf:

een hotel, motel, pension of naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

1.84 luifel:

een open constructie, geen overkapping zijnde, aan een gevel, die al dan niet constructief deel uitmaakt van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;

1.85 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.86 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.87 mantelzorg:

langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de zorgverlening wordt uitgeoefend in of bij een (bedrijfs)woning;

1.88 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.89 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën, waarbij methaangas vrijkomt;

1.90 molenbeschermingszone:

een aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.91 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.92 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.93 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.94 normaal natuurbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;

1.95 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.96 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van kleine etenswaren en dranken;

1.97 ondergeschikte tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.98 ondersteunend glas:

kassen waarbij het agrarisch product in ondergeschikte mate een bijdrage levert aan de teelt(en) van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf en/of bollenteeltbedrijf en waarbij de glasopstanden beperkt deel uitmaken van de bedrijfsvoering van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf;

1.99 ontsluitingswegen:

wegen die van de weg af gelegen bebouwde percelen op een doorgaande weg ontsluiten;

1.100 opgaande meerjarige teelt:

de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.101 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.102 overkapping:

elk bijbehorend bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet bedoeld een luifel;

1.103 paardrijbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining, zonder licht- en geluidsinstallaties;

1.104 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de hoofdweg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het zomerwaterpeil;

1.105 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf dat zich in het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van de bewoner bevindt;

1.106 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse of in de directe omgeving worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.107 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het fokken en/of houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.108 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.109 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.110 recreatieve bewoning:

niet permanente bewoning;

1.111 recreatieverblijf:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.112 relatie:

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven bestemmingsvlakken met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak;

1.113 risicogevoelig bouwwerk cq. risicogevoelig object:

bouwwerken en andere objecten, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.114 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.115 rustpunt:

een plek bij een particulier of een agrariër waar passerende wandelaars en fietsers op het erf kunnen pauzeren en op verhaal kunnen komen, in combinatie met een picknickplaats met voorzieningen, zoals een picknicktafel, het verstrekken van lichte versnaperingen, informatie en het bieden van reparatiemogelijkheden voor fietsen;

1.116 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.117 serrestal:

een lichtdoorlatend gebouw met rechte wanden en een dakconstructie die is voorzien van kleine meervoudige boogvormige overspanningen;

1.118 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.119 silo:

een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden, zoals een mestsilo, een sleufsilo, een torensilo of een voedersilo;

1.120 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.121 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen, verstrekken of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of tafel;

1.122 standplaats voor woonwagens:

een vaste plaats waar iemand woonachtig is in een woonwagen;

1.123 steiger:

een aanleggelegenheid;

1.124 stolp:

een voor Waterland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkante constructie van gebinten, waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis;

1.125 teeltondersteunend glas:

kassen deel uitmakend van een vollegrondstuinbouwbedrijf of bollenteeltbedrijf, waarvan de productieomvang in ondergeschikte mate deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf;

1.126 teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in de eigen behoefte:

de teelt van ruwvoedergewassen, anders dan gras, over een oppervlakte die jaarlijks niet meer bedraagt dan overeenkomt met de oppervlakte aan ruwvoedergewassen die benodigd is ter voorziening in de jaarlijkse behoefte aan ruwvoedergewassen van het betrokken veehouderijbedrijf;

1.127 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt;

1.128 theeschenkerij/theetuin:

een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot doel heeft het overdag bedrijfsmatig verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.129 tijdelijke boog- en gaaskassen:

tijdelijk (gedurende (een gedeelte van) het teeltseizoen) aanwezige boog- en gaaskassen of daarmee gelijk te stellen constructies, ten behoeve van vollegronds tuinbouwbedrijven, bollenteeltbedrijven of fruitteeltbedrijven, die eenvoudig zijn te (de-)monteren en niet zijn geplaatst op een niet-verplaatsbare fundering (geen plaatsgebonden karakter);

1.130 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.131 tuinbouw:

het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden;

1.132 veehouderij:

agrarisch grondgebruik op de wijze van het houden van vee, niet zijnde akker- en vollegrondstuinbouw, fruitteelt, sierteelt en bollenteelt, glastuinbouw, houtteelt, bosbouw, intensieve kwekerij en intensieve veehouderij;

1.133 veldschuur:

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;

1.134 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek toegankelijke ruimte ten behoeve van de detailhandel of horeca;

1.135 vlonder:

een smalle brug, vaak niet meer dan een of twee planken breed of een balk;

1.136 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.137 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s);

1.138 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.139 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.140 windmolen/-turbine:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.141 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

1.142 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.143 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object, waaronder tevens een woonark, een casco en naar de aard daarmee gelijk te stellen object wordt verstaan;

1.144 woonwagen:

een woning op wielen;

1.145 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende bedrijfsactiviteiten;

1.146 zorgfunctie:

een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor balkon- en dakterrashekken: het hoogste punt tussen het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van het dak;

2.2 de breedte / diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de diepte van een aanleggelegenheid:

vanaf de waterkant tot het einde van de aanleggelegenheid;

2.5 de gezamenlijke brutovloeroppervlakte:

tussen de binnenwerkse gevelvlakken en scheidingsmuren van alle ruimten die bij het meten worden betrokken;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat wanneer zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, de goothoogte van de dakkapel als goothoogte wordt aangemerkt;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De inhoud van een bouwwerk wordt berekend exclusief ondergrondse ruimtes, zoals een kelderruimte;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 de afstand tot de weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg.

2.10 Uitzondering meetwijze

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

2.11 Bestaande maatvoeringen

  1. a. Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat bestaande hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande maatvoeringen als ten hoogste toelaatbaar aangehouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Link naar de toelichting van "Agrarisch".

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch grondgebruik uitsluitend op de wijze van veehouderij;
  2. b. het agrarisch grondgebruik op de wijze van veehouderij, akker- en vollegrondstuinbouw, fruitteelt, sierteelt en wisselteelt van bloembollen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied";
  3. c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  4. d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  5. e. cultuurgrond;
  6. f. kleinschalige natuurontwikkeling;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open veenweidelandschap, niet zijnde gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied";

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. nutsvoorzieningen;
  2. i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. j. kleinschalige duurzame energiewinning;
  4. k. ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
  5. l. openbare fiets- en wandelpaden;
  6. m. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  7. n. stallingsruimte voor fietsen;
  8. o. een baggerdepot, ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
  9. p. een boomgaard, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard";
  10. q. vier hotelkamers, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - hotelkamers";

met de daarbijbehorende:

  1. r. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, en overkappingen;
  2. s. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  3. t. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

waarbij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", waarbij gestreefd wordt naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;

  1. u. bestaande torensilo's;
  2. v. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een biomassa-/mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen installatie, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van mest en/of landbouwproducten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opslag mest en/of landbouwproducten";
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - hotelkamers", kleinschalig toeristisch overnachten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend dan wel productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  6. f. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning, tenzij het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een bedrijfswoning gebruikt wordt voor ten hoogste twee woningen;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  9. i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, tenzij ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie", in welk geval logies in een vrijstaand bijbehorend bouwwerken is toegestaan;
  10. j. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied", in welk geval opgaande meerjarige teeltvormen met een hoogte van ten hoogste 2,00 m is toegestaan, en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard";
  11. k. het gebruik van de gronden ten behoeve van de teelt van bloembollen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied", in welk geval wisselteelt van bloembollen is toegestaan;
  12. l. het aanleggen van dammen, tenzij de aanleg plaatsvindt in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  13. m. de aanleg van nieuwe wegen, paden en verhardingen anders dan kavelpaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering of de ontsluitingswegen van bebouwde percelen;
  14. n. het gebruik van gronden voor het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in meer dan de eigen bedrijfsbehoefte, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied";
  15. o. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak" en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  16. p. het gebruik van gronden ten behoeve van het creëren en/of innemen van een ligplaats voor woonschepen en vaartuigen;
  17. q. het ankeren van woonschepen of vaartuigen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf

Link naar de toelichting van "Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf".

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarisch aanverwante bedrijvigheid, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. stallingsruimte voor fietsen;
  5. f. rustpunten;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  2. h. paardrijbakken;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. tuinen, erven en terreinen;
  5. k. andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige manege-activiteiten;
  6. f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  7. g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

Link naar de toelichting van "Bedrijf".

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, alsmede de bedrijven die per adres zijn omschreven in bijlage 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. stallingsruimte voor fietsen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

waarbij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', waarbij gestreefd wordt naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;

  1. g. parkeervoorzieningen;
  2. h. tuinen, erven en terreinen;
  3. i. andere bouwwerken.

5.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 5.1 onder a;
  2. b. het opslaan en/of stallen van producten, materiaal, en naar de aard daarmee gelijk te stellen goederen buiten de bedrijfsgebouwen, anders dan ten behoeve van het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf en de op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijfsactiviteiten. Deze uitzondering is niet van toepassing bij bedrijven die zich gedurende de planperiode na daarvoor verkregen planologische medewerking hebben gevestigd in vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend, anders dan genoemd in bijlage 2 en productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  7. g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  8. h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch Loon- En Grondverzetbedrijf

Link naar de toelichting van "Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf".

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch loon- en grondverzetbedrijf, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. stallingsruimte voor fietsen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

waarbij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', waarbij gestreefd wordt naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;

  1. g. parkeervoorzieningen;
  2. h. tuinen, erven en terreinen;
  3. i. andere bouwwerken.

6.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  6. f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf - Gasontvangstation

Link naar de toelichting van "Recreatie - Jachthaven 2".

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met de daarbijbehorende:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. terreinen;
  5. g. andere bouwwerken.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

Link naar de toelichting van "Bedrijf - Nutsvoorziening".

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. terreinen;
  3. d. andere bouwwerken.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

Link naar de toelichting van "Bedrijf - Rioolwaterzuivering".

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde een geluidszoneringsplichtige inrichting en/of een risicovolle inrichting;
  2. b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van stalling van materieel;

waarbij gestreefd wordt naar het behoud en de versterking van de afschermende beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van het naastgelegen baggerdepot;

met de daarbijbehorende:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. terreinen;
  4. g. wegen en paden;
  5. h. andere bouwwerken.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Cultuur En Ontspanning - Molen

Link naar de toelichting van "Cultuur en ontspanning - Molen".

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Molen'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een molen, mede bedoeld ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. stallingsruimte voor fietsen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. terreinen;
  2. g. andere bouwwerken.

10.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

Artikel 11 Detailhandel - Kaasboerderij

Link naar de toelichting van "Detailhandel - Kaasboerderij".

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Kaasboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een detailhandelsbedrijf gericht op de verkoop van de op het bedrijf geproduceerde kaas, klompen en andere agrarische producten en de verkoop van souvenirs, al dan niet in combinatie met horeca in categorie II en III in samenhang met de detailhandelsfunctie, alsmede:
    1. 1. een ijssalon met bijbehorende speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - ijssalon";
  2. b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een detailhandelsbedrijf gericht op de verkoop van de op het bedrijf geproduceerde kaas, klompen en andere agrarische producten en de verkoop van souvenirs in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met horeca in categorie II en III in samenhang met de detailhandelsfunctie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarische bedrijfsvoering";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;
  4. f. stallingsruimte voor fietsen;
  5. g. rustpunten;

met de daarbijbehorende:

  1. h. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  2. i. parkeervoorzieningen;
  3. j. tuinen, erven en terreinen;
  4. k. andere bouwwerken.

11.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan genoemd in lid 11.1 onder a, kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  5. e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Groen

Link naar de toelichting van "Groen".

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenstroken en beplanting;
  2. b. water;
  3. c. een windturbine, ter plaatse van de aanduiding "windturbine";

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. speelvoorzieningen;
  4. g. wegen en paden;
  5. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. andere bouwwerken.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Horeca

Link naar de toelichting van "Horeca".

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen met bijbehorende terrassen, ten behoeve van:
    1. 1. horecabedrijven in categorie I, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie I";
    2. 2. horecabedrijven in categorie II, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie II";
    3. 3. horecabedrijven in categorie III, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie III";
    4. 4. zelfstandige fitness- en sportvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - gemengd";

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. stallingsruimte voor fietsen;
  5. f. rustpunten;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. andere bouwwerken.

13.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  5. e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Maatschappelijk

Link naar de toelichting van "Maatschappelijk".

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. stallingsruimte voor fietsen;
  5. f. rustpunten;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. andere bouwwerken.

14.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan op de wijze van rustpunten;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  6. f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  7. g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

Link naar de toelichting van "Maatschappelijk - Begraafplaats".

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. verhardingen;
  5. f. stallingsruimte voor fietsen;

met de daarbijbehorende:

  1. g. gebouwen en overkappingen;
  2. h. terreinen;
  3. i. andere bouwwerken.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Natuur - 1

Link naar de toelichting van "Natuur - 1".

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. doeleinden van natuur en landschap, zijnde het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het ecosysteem van het Natura 2000-gebied Markermeer en de daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. sociaal-economische en sociaal-culturele doeleinden, zijnde:
    1. 1. de beroepsvisserij;
    2. 2. transport- en energieleidingen, ter plaatse van de aanduiding "leidingstrook";
  3. c. sociaal-economische en sociaal-culturele doeleinden, zijnde:
    1. 1. integraal waterbeheer;
    2. 2. dagrecreatief medegebruik, waaronder het varen met pleziervaartuigen;
    3. 3. de beroepsscheepvaart buiten de gebieden met de aanduiding "specifieke vorm van water - scheepvaartroute";
    4. 4. berging van schone baggerspecie;
  4. d. een windturbine, ter plaatse van de aanduiding "windturbine";

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. aanleggelegenheid, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - aanleggelegenheid";
  2. f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  1. g. kaden en dijken;
  2. h. vaarwegmarkeringen;
  3. i. andere bouwwerken.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van het zoeken naar en het winnen van diepe delfstoffen;
  3. c. het aanleggen van aanleggelegenheden, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van water - aanleggelegenheid";
  4. d. het bergen van verontreinigde baggerspecie;
  5. e. het gebruik van de gronden voor de aanleg van transport- en energieleidingen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "leidingstrook";
  6. f. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd;
  7. g. het gebruik van de gronden voor het langer dan 1 week afmeren van vaartuigen, met uitzondering van vaartuigen die behoren tot een varende zeilschool.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Natuur - 2

Link naar de toelichting van "Natuur - 2".

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, waterlopen, riet- en oeverstroken, eilanden, alsmede kleine bosgebieden, ter plaatse van de aanduiding "bos";
  2. b. schaatsroutes en kanovaart, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kano- en schaatsroutes";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. e. aanleggelegenheid, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - aanleggelegenheid";
  4. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken.

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Natuur - 3

Link naar de toelichting van "Natuur - 3".

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van graslanden en ruige percelen;
  2. b. het agrarisch grondgebruik met inachtneming van de aan deze gronden toegekende natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen, al dan niet mede bestemd voor de watersport en waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. f. aanleggelegenheid, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - aanleggelegenheid";
  4. g. wandel- en fietspaden;
  5. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. andere bouwwerken.

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het dempen of graven van sloten, poelen en/of andere waterlopen en/of -partijen of het wijzigen van het profiel daarvan;
  2. b. de aanleg van dammen;
  3. c. het diepploegen, egaliseren en/of frezen van gronden;
  4. d. het ophogen en/of afgraven van gronden;
  5. e. het scheuren van grasland;
  6. f. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  7. g. het gebruik van gronden ten behoeve van bollenteelt;
  8. h. de aanleg van nieuwe wegen, paden en/of verhardingen, tenzij het kavelpaden betreft ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;
  9. i. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd;
  10. j. de aanleg van paardrijbakken, tennisbanen en zwembaden;
  11. k. het ankeren van woonschepen of vaartuigen.

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

Link naar de toelichting van "Recreatie - Dagrecreatie".

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. gebouwen en overkappingen met de daarbij behorende aanleggelegenheden en terreinen ten behoeve van de watersport, waaronder een zeilschool, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - watersport";
  3. c. sport-, speel- en zonneweiden in combinatie met een jaarrond evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein";
  4. d. een kampeerterrein voor het plaatsen van tenten, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
  5. e. een jongerenontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding "jongeren ontmoetingsplek";
  6. f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. h. wegen en paden;
  3. i. water;
  4. j. stallingsruimte voor fietsen;
  5. k. rustpunten;
  6. l. beplanting en bebossing;
  7. m. parkeervoorzieningen, eveneens ten behoeve van nabijgelegen recreatieve voorzieningen, zoals jachthavens;

met de daarbijbehorende:

  1. n. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen;
  2. o. gebouwen ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek;
  3. p. andere bouwwerken.

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige evenementen met meer dan 5.000 bezoekers;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer dan 10 middelgrote evenementen per jaar, waarbij niet meer dan 5.000 bezoekers per evenement zijn toegestaan en waarbij de geluidsbelasting vanwege de versterkte muziek op het meest nabijgelegen geluidsgevoelig object niet meer dan 60 dB(A) bedraagt;

Artikel 20 Recreatie - Jachthaven 1

Link naar de toelichting van "Recreatie - Jachthaven 1".

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven met aanleggelegenheid voor ten hoogste het per jachthaven op de verbeelding aangegeven maximum aantal ligplaatsen;
  2. b. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. stallingsruimte voor fietsen;
  4. f. rustpunten;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen ten behoeve van vaartuigen;
    2. 2. detailhandel in watersportaccessoires;
    3. 3. een havenkantoor;
    4. 4. een werkplaats/onderhoudswerf;
    5. 5. bergingen en sanitaire voorzieningen;
    6. 6. een horecabedrijf in categorie I en II;
    7. 7. een zeilschool;
    8. 8. een afvaldepot;
    9. 9. winterstalling van vaartuigen;
  2. h. al dan niet drijvende bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. kaden en dijken;
  5. k. dagrecreatieve voorzieningen;
  6. l. parkeervoorzieningen;
  7. m. nutsvoorzieningen;
  8. n. groenvoorzieningen;
  9. o. andere bouwwerken, waaronder een botenlift/-kraan.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel en horeca anders dan bedoeld in 20.1, en productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. b. het gebruik van vaartuigen voor permanente bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden voor meer aanleggelegenheden dan het aantal dat op de verbeelding per bestemmingsvlak is aangegeven;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  7. g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  8. h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  9. i. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Recreatie - Jachthaven 2

Link naar de toelichting van "Recreatie - Jachthaven 2".

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven met aanleggelegenheid voor ten hoogste het op de verbeelding aangegeven maximum aantal ligplaatsen;
  2. b. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. een kampeerterrein voor het plaatsen van ten hoogste 60 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  2. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. stallingsruimte voor fietsen;
  5. g. rustpunten;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen ten behoeve van vaartuigen;
    2. 2. detailhandel in watersportaccessoires;
    3. 3. een makelaardij en verkoop van vaartuigen, inclusief showroom;
    4. 4. een havenkantoor;
    5. 5. opslag, reparatie en verkoop van motoren en vaartuigen;
    6. 6. een werkplaats/onderhoudswerf;
    7. 7. bergingen en sanitaire voorzieningen;
    8. 8. een horecabedrijf in categorie I en II;
    9. 9. een afvaldepot;
    10. 10. winterstalling van vaartuigen;
  2. i. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  3. j. tuinen, erven en terreinen;
  4. k. kaden en dijken;
  5. l. dagrecreatieve voorzieningen;
  6. m. parkeervoorzieningen;
  7. n. nutsvoorzieningen;
  8. o. groenvoorzieningen;
  9. p. andere bouwwerken, waaronder een botenlift/-kraan.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel en horeca anders dan bedoeld in 21.1, en productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. b. het gebruik van vaartuigen voor permanente bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden voor meer aanleggelegenheden dan het aantal dat op de verbeelding per bestemmingsvlak is aangegeven;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  7. g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  8. h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  9. i. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Link naar de toelichting van "Recreatie - Verblijfsrecreatie".

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, met de daarbijbehorende vrijstaande bergingen;
  2. b. kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens en vrijstaande bergingen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;
  4. f. stallingsruimte voor fietsen;
  5. g. rustpunten;

met de daarbijbehorende:

  1. h. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  2. i. gebouwen en overkappingen ten dienste van het verblijfsrecreatieterrein ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer;
  3. j. sport- en speelterreinen;
  4. k. parkeervoorzieningen;
  5. l. nutsvoorzieningen;
  6. m. groenvoorzieningen;
  7. n. andere bouwwerken.

22.2 Bouwregels

22.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
  2. b. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen voor de huisvesting van seizoenarbeiders;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  7. g. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd;
  8. h. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  9. i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de plaatsing van meer dan 15 kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein".

22.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 23 Recreatie - Volkstuinen

Link naar de toelichting van "Recreatie - Volkstuinen".

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen en overkappingen;
  2. d. parkeerterrein;
  3. e. stallingsruimte voor fietsen;
  4. f. terreinen;
  5. g. paden;
  6. h. water;
  7. i. andere bouwwerken.

23.2 Bouwregels

23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van bouwwerken ten behoeve van bewoning.

Artikel 24 Verkeer

Link naar de toelichting van "Verkeer".

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. sloten, bermen en beplanting;
  3. c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. stallingsruimte voor fietsen;
  2. e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  3. f. halteplaatsen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  4. g. oplaadpunten;
  5. h. botentewaterlaatplaatsen;
  6. i. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. j. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  2. k. andere bouwwerken.

24.2 Bouwregels

24.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van een ter plaatse van aangegeven genummerd dwarsprofiel, dan wel, indien ter plaatse van geen genummerd dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het standaarddwarsprofiel.

24.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 25 Verkeer - Fiets- En Voetpaden

Link naar de toelichting van "Verkeer - Fiets- en voetpaden".

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. fiets- en voetpaden;
  2. b. sloten, bermen en beplanting;
  3. c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. stallingsruimte voor fietsen;
  3. f. oplaadpunten;
  4. g. kaden en dijken;

met de daarbijbehorende:

  1. h. bruggen, dammen en/of duikers;
  2. i. andere bouwwerken.

25.2 Bouwregels

Artikel 26 Water

Link naar de toelichting van "Water".

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vaarten, sloten, plassen, poelen, meren en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de watersport, het verkeer en vervoer over water, de waterberging en het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  2. b. schaatsroutes en kanovaart, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kano- en schaatsroutes";
  3. c. een veerpont, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - veerpont";

met de daarbijbehorende:

  1. d. botenhuizen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - botenhuizen";
  2. e. kaden, dijken en oeverstroken;
  3. f. bruggen, dammen en duikers en daarmee gelijk te stellen overspanningen en overkluizingen;
  4. g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  5. h. botentewaterlaatplaatsen;
  6. i. dagrecreatief medegebruik;
  7. j. paden;
  8. k. andere bouwwerken, waaronder aanleggelegenheden.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 27 Wonen

Link naar de toelichting van "Wonen".

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

alsmede in combinatie met:

    1. 1. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "hovenier";
    2. 2. opslag, ter plaatse van de aanduiding "opslag", met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
    3. 3. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling 1" en "specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling 2";
    4. 4. een metaalbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf";
    5. 5. een theetuin en fluisterbotenverhuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - theetuin en fluisterbotenverhuur";

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. andere bouwwerken.

27.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  4. d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een woonhuis gebruikt wordt voor ten hoogste twee woningen;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  7. g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

27.5 Afwijken van de gebruiksregels

27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Wonen - Stolp

Link naar de toelichting van "Wonen - Stolp".

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Stolp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken in de bouwvorm van een stolp, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

  1. b. het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak";
  3. e. wegen en paden;
  4. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. andere bouwwerken.

28.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

28.3 Afwijken van de bouwregels

28.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in 28.1 onder a genoemde bedrijvigheid;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  6. f. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", "specifieke vorm van wonen - drie woningen" of "specifieke vorm van wonen - vijf woningen", in welk geval een woonhuis gebruikt wordt voor respectievelijk ten hoogste twee, drie of vijf woningen;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  8. h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

28.5 Afwijken van de gebruiksregels

28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 29 Wonen - Woonschepenligplaats 1

Link naar de toelichting van "Wonen - Woonschepenligplaats 1".

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonschepenligplaats 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ligplaatsen voor woonschepen ten behoeve van permanente bewoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. oevers en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. terreinen;
  2. f. rustpunten;
  3. g. vlonders;
  4. h. walbeschoeiing.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als ligplaats voor meer dan één woonschip dan wel meer dan het aantal zoals dat per bestemmingsvlak op de verbeelding is aangegeven;
  2. b. het gebruik van gronden voor woonschepen die qua afmetingen afwijken van de bestaande afmetingen;
  3. c. het gebruik van gronden voor drijvende vlonders breder dan 1,20 m en langer dan de lengte van de gevel van het woonschip waarlangs de vlonder is gelegen.

Artikel 30 Wonen - Woonschepenligplaats 2

Link naar de toelichting van "Wonen - Woonschepenligplaats 2".

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonschepenligplaats 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ligplaatsen voor woonschepen ten behoeve van permanente bewoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. oevers en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. bergingen;
  2. f. terreinen;
  3. g. rustpunten;
  4. h. vlonders;
  5. i. walbeschoeiing.

30.2 Bouwregels

30.3 Afwijken van de bouwregels

30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als ligplaats voor meer dan het aantal zoals dat per bestemmingsvlak op de verbeelding is aangegeven;
  2. b. het gebruik van gronden voor woonschepen met een bouwhoogte die meer bedraagt dan 3,50 m;
  3. c. een onderlinge afstand tussen woonschepen die minder bedraagt dan 2,00 m;
  4. d. een oppervlakte van een woonschip die meer bedraagt dan 120 m² en waarbij de lengte en breedte van een woonschip meer bedraagt dan 20,00 m respectievelijk 6,00 m, tenzij de gronden zijn voorzien van:
    1. 1. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - specifieke regeling 1", in welk geval de lengte en breedte van een woonschip meer bedraagt dan 27,60 m respectievelijk 6,20 m;
    2. 2. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - specifieke regeling 2", in welk geval de lengte van een woonschip meer bedraagt dan 28,10 m;
  5. e. het gebruik van gronden voor drijvende vlonders breder dan 2,00 m en langer dan de lengte van de gevel van het woonschip waarlangs de vlonder is gelegen.

Artikel 31 Wonen - Woonwagenstandplaats

Link naar de toelichting van "Wonen - Woonwagenstandplaats".

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor woonwagens;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen ten behoeve van bergingen en sanitaire voorzieningen ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens;
  2. f. terreinen;
  3. g. rustpunten;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. andere bouwwerken.

31.2 Bouwregels

Artikel 32 Leiding - Gas

Link naar de toelichting van "Leiding - Gas".

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. hoofdgastransportleidingen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. veiligheidszones;
  2. c. andere bouwwerken.

32.2 Bouwregels

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

32.5 Afwijken van de gebruiksregels

32.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Link naar de toelichting van "Leiding - Hoogspanningsverbinding".

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding;

met de daarbijbehorende:

  1. b. veiligheidszones;
  2. c. andere bouwwerken.

33.2 Bouwregels

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

33.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 34 Leiding - Riool

Link naar de toelichting van "Leiding - Riool".

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

34.2 Bouwregels

34.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 34.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 35 Leiding - Water

Link naar de toelichting van "Leiding - Water".

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een hoofdwaterleiding;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

35.2 Bouwregels

35.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 35.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

35.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 36 Waarde - Aardkundig

Link naar de toelichting van "Waarde - Aardkundig".

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden.

36.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.

36.3 Afwijken van de gebruiksregels

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 37 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

37.2 Bouwregels

37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 38 Waarde - Archeologie 2

Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

38.2 Bouwregels

38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

38.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 39 Waarde - Archeologie 3

Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

39.2 Bouwregels

39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

39.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 4

Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

40.2 Bouwregels

40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

40.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 41 Waarde - Archeologie 5

Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

41.2 Bouwregels

41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

41.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 42 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Broek In Waterland

Link naar de toelichting van "Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland".

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de openheid van het gebied en zijn bebouwing.

Artikel 43 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Zuiderwoude

Link naar de toelichting van "Waarde - Beschermd dorpsgezicht Zuiderwoude".

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Zuiderwoude' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

Artikel 44 Waarde - Cultuurhistorische Waterlopen

Link naar de toelichting van "Waarde - Cultuurhistorische waterlopen".

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorische waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

44.2 Bouwregels

Artikel 45 Waterstaat - Waterkering

Link naar de toelichting van "Waterstaat- Waterkering".

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waarden zijn niet van toepassing op de niet-genormeerde regionale waterkeringen, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7.

45.2 Bouwregels

45.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 45.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden.

45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 46 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 47 Algemene Bouwregels

47.1 Regeling dakterrassen

Voor dakterrassen geldt:

  1. a. een dakterras aan de voorzijde van een woning is niet toegestaan;
  2. b. een dakterras op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet toegestaan;
  3. c. een dakterras dient te worden omsloten door een hekwerk met een hoogste van ten hoogste 1,20 m. Dit hekwerk dient binnen de dakrand te worden geplaatst.

Artikel 48 Algemene Gebruiksregels

48.1 Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingsregels, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden die zijn bestemd voor 'Recreatie - Dagrecreatie' met de aanduiding "kampeerterrein", 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' of de gronden waarvoor omgevingsvergunning is verleend op basis van 3.5.2 of 4.5.5, alsmede de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of vaartuig op het bij een woonhuis behorende perceel;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  5. e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  6. f. het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatievaartuigen, uitgezonderd ter plaatse van de bestemmingen 'Wonen -Woonschepenligplaats 1' en 'Wonen - Woonschepenligplaats 2', alsmede de aanduiding "specifieke vorm van water - aanleggelegenheid" en ter plaatse van de bestemmingen 'Recreatie - Jachthaven 1' en 'Recreatie - Jachthaven 2' voor zover het ligplaatsen van recreatievaartuigen betreft;
  9. i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen;
  10. j. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de beoefening van de parasport en voor het gebruik van ultra lichte vliegtuigen;
  11. k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor lawaaimakende functies, zoals modelvliegterreinen, motorsportterreinen, en daarmee vergelijkbare functies die verstoring van de rust veroorzaken binnen de in de Provinciale Milieuverordening van 11 juli 2011 aangewezen stiltegebieden;
  12. l. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden op de kwalificerende habitats of soorten van alle gevoelige Natura 2000-gebieden.

48.2 Niet-strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingsregels, wordt niet gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor weekmarkten;
  2. b. het gebruik van de gronden voor terrassen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor standplaatsen ten behoeve van detailhandel en/of bedrijf.

48.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 49 Algemene Aanduidingsregels

49.1 vrijwaringszone - dijk

Link naar de toelichting van "Vrijwaringszone - dijk".

49.2 vrijwaringszone - molenbiotoop

Link naar de toelichting van "Vrijwaringszone - molenbiotoop"

Artikel 50 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van dakopbouwen met ten hoogste 1,00 m wordt vergroot;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
      • de diepte van een erker ten hoogste 1,00 m bedraagt;
      • de bouwhoogte ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,20 m, bedraagt;
    2. 2. balkons, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;
      • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;
    3. 3. liftinstallaties ten behoeve van de huisvesting van minder validen, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 2,00 m wordt overschreden;
      • de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt.

Artikel 51 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
    1. 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
    2. 2. de antenne bij voorkeur wordt geplaatst op een afstand van ten minste 200 m vanaf de grenzen van een bebouwde kom en/of in de omgeving van sportvelden, verkeersknooppunten, benzinestations, parkeerplaatsen, of naar de aard daarmee gelijk te stellen plaatsen;
    3. 3. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    4. 4. de hoogte van een antennemast ten hoogste 40,00 m bedraagt, waarbij gestreefd wordt naar maximale benutting van sitesharing;
    5. 5. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
  2. b. de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien er sprake is van het verleggen van een bestaande leiding;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien er sprake is van het verleggen van een bestaande verbinding;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien er sprake is van het verleggen van een bestaande leiding;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 34 van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de dubbelbestemming 'Leiding - Water' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien er sprake is van het verleggen van een bestaande leiding;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 35 van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    1. 1. het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de gebiedsaanduiding aan dit tracé wordt aangepast;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 49.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  7. g. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, aanleg van rotondes, oversteekplaatsen, e.d. van wegen en paden;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 24 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn;
  8. h. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden', dan wel de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor verbredingen, bochtafsnijdingen, het verleggen van bestaande paden en/of de aanleg van nieuwe paden;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, waarbij met name waardevolle weidevogelgebieden zoveel mogelijk worden gemeden dan wel zorg zal worden gedragen voor voldoende compensatie in leefgebied en/of kwaliteit in leefgebied;
    3. 3. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn;
  9. i. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van vaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 26 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 52 Overige Regels

52.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

52.2 Natura - 2000

Burgemeester en wethouders houden bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening met de specifieke bescherming en instandhouding van de Natura 2000 - gebieden, zoals die zijn weergegeven in bijlage 3 van de toelichting, door het voorkómen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 zal zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 53 Overgangsrecht

53.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

53.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

53.3 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik van een buurthuis

In afwijking van het bepaalde in lid 53.2 onder a mag door de huidige bewoner van het perceel Overleek 13 te Monnickendam, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis" het bestaande gebruik van de bestaande gebouwen voor buurthuisactiviteiten door Stichting Sportclub Overleek uitsluitend worden voortgezet, indien de gebouwen ten behoeve van de buurthuisactiviteiten vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet zijn vervreemd, door erfopvolging zijn verkregen, zijn verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik zijn gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de buurthuisactiviteiten te verschaffen.

53.4 Overgangsrecht ten aanzien van de locatie van een woonboot

In afwijking van het bepaalde in lid 53.2 onder a mag door de huidige bewoner van de woonboot aan de Kanaaldijk tegenover 35, ter plaatse van de bestemming 'Wonen – Woonschepenligplaats 2' het gebruik van de bestaande locatie voor een woonboot ten behoeve van bewoning uitsluitend worden voortgezet, indien het gebruik van de locatie voor de woonboot vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de locatie voor de woonboot te verschaffen.

Artikel 54 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013.

Behorende bij het besluit van 27 november 2014.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 (NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03).

Deze versie van het bestemmingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan (NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va02). In deze versie van het bestemmingsplan zijn de drie opdrachten van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 16 juli 2014, zaaknr. 201304565/1/R1 verwerkt waarbij de gemeenteraad nog een besluit diende te nemen. Deze besluitvorming heeft plaatsgevonden bij besluit van 27 november 2014.

Bij dit besluit d.d. 27 november 2014 zijn tevens een aantal technische verbeteringen doorgevoerd. Alle wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va02 zijn opgenomen in de 'Nota Herziening bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013, NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03'. Deze nota maakt deel uit van het vaststellingsbesluit.

Dit bestemmingsplan voorziet in een volledig herziene en geactualiseerde planologisch-juridische regeling voor het buitengebied van de gemeente Waterland (zie figuur 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03_0001.jpg"

Figuur 1. De ligging van het plangebied

De huidige planologische regeling voor het buitengebied is vastgelegd in acht verschillende (bestemmings)plannen. Hieronder volgt een opsomming van de geldende (bestemmings)plannen:

  • bestemmingsplan Landelijk gebied 1999 (vastgesteld op 14 januari 1999 en goedgekeurd op 31 augustus 1999);
  • uitbreidingsplan in hoofdzaak 1955 (vastgesteld op 4 november 1955 en goedgekeurd op 11 juli 1956);
  • bestemmingsplan Buitengebied Landsmeer 1977 (vastgesteld op 27 juni 1977 en goedgekeurd op 15 mei 1979);
  • bestemmingsplan Katwoude 1988 (vastgesteld op 22 juni 1989 en goedgekeurd op 6 februari 1990);
  • uitbreidingsplan in hoofdzaak Monnickendam 1953 (vastgesteld op 4 december 1953 en goedgekeurd op 16 juni 1954);
  • uitbreidingsplan Hemmeland 1965 (vastgesteld op 14 september 1965 en goedgekeurd op 2 augustus 1966);
  • bestemmingsplan Gouwzee 1990 (vastgesteld op 27 juni 1990 en gedeeltelijk goedgekeurd op 19 februari 1991);
  • bestemmingsplan Markermeer 1998 (vastgesteld op 10 september 1998 en goedgekeurd op 13 april 1999).

Daarnaast worden met dit bestemmingsplan diverse wijzigingsplannen herzien.

De geldende (bestemmings)plannen hebben in de loop der tijd hun actualiteit verloren. Herziening van deze plannen is noodzakelijk. Bovendien moeten gemeenten op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2013 beschikken over bestemmingsplannen die niet ouder zijn dan tien jaar.

De regeling die dit bestemmingsplan biedt is in hoofdzaak consoliderend van karakter. Dit betekent dat er geen omvangrijke nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het vastgesteld beleid is geïmplementeerd in dit bestemmingsplan.

1.2 Opbouw Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

1.3 Leeswijzer

Deze toelichting is objectgericht opgezet. Er is gedacht vanuit het digitale systeem. Als men op de digitale verbeelding klikt komen eerst de regels in beeld. Vervolgens wordt de toelichting op de regels gegeven. Van daaruit bestaan er doorklikmogelijkheden naar de andere delen van de toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestemmingen en geeft weer waarom de hierin opgenomen keuzes zijn gemaakt. Hoofdstuk 3 geeft op hoofdlijnen de uitgangspunten voor het bestemmingsplan weer. Deze zijn in uitgebreide vorm terug te vinden in de Algemene Nota van Uitgangspunten Project Actualiseringslag Bestemmingsplannen Gemeente Waterland (vastgesteld 26 juli 2011) en de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 (vastgesteld op 20 december 2011). Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de huidige ruimtelijke en functionele situatie. Het achterliggende beleid, dat is gebruikt bij de keuze voor de bestemmingen, staat beschreven in hoofdstuk 5. De milieu- en omgevingsaspecten zijn uitgewerkt in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 gaan in op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ook aandacht besteed aan het aspect grondexploitatie.

Hoofdstuk 2 De Bestemmingen

2.1 Algemeen

2.1.1 Opbouw van de bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Alle bestemmingen starten met een toelichting waarin een bestemmingsomschrijving wordt weergegeven en waarin kort wordt ingegaan op de specifieke bouw- en gebruiksregels. Daarnaast wordt ingegaan op de afwijkingsregels en de wijzigingsregels. In de planregels zijn alle bestemmingen als volgt opgebouwd.

Bestemmingsomschrijving

Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Met aanduidingen wordt op enkele specifieke locaties extra functiemogelijkheden geboden.

Bouwregels

Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.

Specifieke gebruiksregels

Gronden en gebouwen worden gebruikt passend bij de bestemming. Indien nodig worden bepaalde gebruiksvormen uitgesloten. In enkele gevallen zijn objectieve grenzen opgenomen voor functies, zoals oppervlaktematen, hoogtes en dergelijke.

Afwijking van de bouw- en gebruiksregels

In het bestemmingsplan is voor een aantal omstandigheden de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Hierdoor krijgt het college de benodigde flexibiliteit af te wijken voor bepaalde, voorzienbare situaties. Van geval tot geval wordt daarvoor door het bevoegd gezag een afweging gemaakt. Indien van toepassing wordt advies ingewonnen van de waterbeheerder, leidingbeheerder, wegbeheerder en dergelijke.

Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege de benodigde afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze zogenoemde binnenplanse afwijkingen wordt slechts verleend na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.

De afgelopen bestemmingsplanperiode is planologische medewerking verleend voor functies na afwijkingen (voormalige vrijstellingen/ontheffingen) van de bouw- en gebruiksregels. Het toestaan van deze functies is in het nieuwe bestemmingsplan opnieuw met een afwijking geregeld. De bestaande verleende vergunningen met vrijstelling/ontheffing worden, om het toegestane gebruik positief te bestemmen, in dit bestemmingsplan niet specifiek aangeduid. Maar hiervoor hoeft ook geen nieuwe vergunning te worden aangevraagd. Als dat wel het geval zou zijn, zou er een verschillend planologisch regime ontstaan voor de bestaande functies en eventueel binnen de planperiode toe te laten nieuwe functies. Om te voorkomen dat het bestaande gebruik daardoor onder het overgangsrecht wordt gebracht, is in de regels de volgende zinsnede opgenomen: 'anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend'. Deze zinsnede wil zeggen dat het bestaande gebruik waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend, bij recht is toegestaan zonder nadere aanduiding.

Vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde1 . Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die structureel ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud, normaal beheer of het normaal agrarisch gebruik, is geen vergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten wordt vanuit het evenredigheidsbeginsel een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de functies van waaruit de vergunning wordt aangevraagd en de specifieke waarden die ter plaatse aanwezig zijn.

Wijzigingsbevoegdheden

Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel. Dit laatste geldt wanneer het meerdere bestemmingen betreft.

  1. 1. Dit zijn de vroegere aanlegvergunningen op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

2.1.2 Overgangsbepaling

Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruikt worden, worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk verdwijnen of dat het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming raakt met de gegeven bestemming.

In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

In verband met de ligging van een Natura 2000-gebied in het plangebied is de specifieke overgangsregeling met betrekking tot Natura 2000-gebieden uit het Bro overgenomen.

2.1.3 Algemene toetsingscriteria

In de regels wordt verwezen naar algemene toetsingscriteria. Dit speelt ten aanzien van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Hieronder volgt een toelichting op deze criteria.

Het bebouwingsbeeld

Er moet worden gestreefd naar een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend bebouwingsbeeld. Dit betekent dat bij bebouwing wordt gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede bouwhoogte- / breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
  • een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd.

De woonsituatie

Er moet rekening worden gehouden met het in stand houden en garanderen van een redelijke lichttoetreding, een redelijk uitzicht, de aanwezigheid van voldoende privacy en een goed woon- en leefmilieu.

De verkeersveiligheid

Verkeersveiligheid in het buitengebied staat onder druk door de toename van zwaarder verkeer (vrachtverkeer) op de kleinere wegen in het buitengebied. Deze wegen worden ook gebruikt voor toeristisch verkeer. Bij functies waarbij het verkeer toeneemt moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden. In een verkeersveilige situatie worden vrije uitzichthoeken bij kruisingen van wegen en uitritten gegarandeerd.

Milieusituatie

Hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking moet worden voorkomen. Bij de situering en omvang van milieubelastende functies moet erop worden gelet dat bestaande milieugevoelige functies niet in het functioneren worden beperkt. Omgekeerd moet er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in het functioneren worden beperkt. Voor de afweging worden de afstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd.

Landschappelijke en cultuurhistorische waarden

De landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals onder andere de verkaveling van het (veenweide)gebied en de kenmerkende (lint)bebouwing maakt deel uit van de identiteit van Waterland. Bij de afweging van het begrip landschappelijke en cultuurhistorische waarden is het in stand houden van deze waarden steeds onderdeel van het toetsingskader.

Natuurlijke waarden

De natuurlijke waarden die aan het gebied worden toegekend, zijn de waarden die een relatie hebben met de aanwezige geologische, bodemkundige en biologische elementen. De bescherming van de natuurlijke waarden is een afweging die bij iedere ontwikkeling wordt gemaakt. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zijn de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader.

Gebruiksmogelijkheden

In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Bij een nieuw gebruik moet altijd worden getoetst aan het huidige gebruik van de aangrenzende bestemmingen. Het aangrenzend gebruik mag niet onevenredig worden gehinderd door het nieuwe gebruik.

2.1.4 Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost

Op 31 juli 2012 is het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost van de gemeente Waterland en stadsdeel Amsterdam-Noord vastgesteld (zie bijlage 5 van de regels). In de regels wordt verwezen naar de criteria voor wijzigingsplannen zoals deze zijn opgenomen in het Afsprakenkader.

2.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan.

2.2.1 Agrarisch

Toelichting op de bestemming

Landbouwkundig gebruik

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn landbouwkundig in gebruik. Het gebruik van het gebied als agrarisch veenweidegebied, met als hoofdtak de veeteelt, heeft een nauwe relatie met het aanwezige landschap. De landbouw gebruikt en beheert het landschap.

Door het beheersen van het watersysteem in het veenweidegebied zijn in het verleden de mogelijkheden voor het agrarische productielandschap ontstaan. De natte gronden zijn van oorsprong geschikt als hooi- en weilanden voor het vee. Dit gebruik vindt tot nu toe in het overgrote deel van het plangebied plaats. In dit landschap vindt hoofdzakelijk de grondgebonden veehouderij plaats. Ander gebruik is slechts beperkt toegestaan. Op deze wijze blijft het cultuurlandschap van het open veenweidegebied behouden met daarin de landschappelijke en natuurlijke karakteristieken zoals de open wateren, de kenmerkende patronen van sloten en de waarden voor weidevogels. Binnen de bestemming is kleinschalige natuurontwikkeling toegestaan, bijvoorbeeld ten behoeve van botanisch beheer van slootkanten.

In een deel van de gemeente zijn de gronden minder nat en hier zijn ook andere vormen van landbouw mogelijk en toegestaan. Dit gebied wordt op de verbeelding aangeduid als 'primair agrarisch gebied'. Hier wordt naast veeteelt ook akker- en vollegrondstuinbouw, fruitteelt, sierteelt en de teelt van bollen toegestaan. Buiten het primair agrarisch gebied komt ook een boomgaard voor. Deze is op de verbeelding aangeduid.

Het specifieke open veenweidelandschap wordt in de bestemming beschermd door het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. In deze gebiedsbestemming vormt dus, naast het landbouwkundig gebruik, het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke karakteristiek de basis voor de bestemming. Het beleidsmatig door de provincie begrensde weidevogelgebied maakt deel uit van de agrarische bestemming. De hoge waterstanden en de openheid van het gebied maken het mogelijk om de hiervoor genoemd kenmerken in stand te houden. Om de waarden te behouden geldt binnen de hele bestemming, dat geen opgaande meerjarige teelten worden toegestaan. De begrenzing van het weidevogelgebied wordt soms door de provincie veranderd. Daarom is er voor gekozen het weidevogelgebied niet vast te leggen op de verbeelding. Voor de begrenzing van het weidevogelgebied wordt verwezen naar de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 21 juni 2010) en de eerste herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 23 mei 2011).

Bouwperceel

De bestemming agrarisch geldt zowel voor de agrarische bedrijven als voor de bijbehorende gronden. De bedrijven zijn op de verbeelding aangeduid met een bouwperceel. Het bouwperceel omvat het totaal van agrarische bebouwing en het erf. Zo maken ook de voortuin, erfinrichting en eventuele houtsingels deel uit van het bouwperceel. Landschappelijke inpassing van agrarische bedrijven vindt ook plaats binnen het bouwperceel. Binnen het bouwperceel is ruimte voor het manoeuvreren van landbouwwerktuigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03_0002.jpg"

Figuur 2. Plansystematiek met gebiedsbestemming, bouwperceel en bouwvlak

Bouwvlak

Binnen het bouwperceel ligt een bouwvlak. Hierbinnen moeten de agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen worden gebouwd. Het bouwvlak omvat de bestaande bebouwing en biedt de netto bouwruimte voor ontwikkelingen. Het bouwvlak ligt zo dat niet te bebouwen gronden van het agrarisch erf -bijvoorbeeld de tuin voor de bedrijfswoning die aan de wegzijde ligt- buiten het bouwvlak vallen. Deze maken wel deel uit van het hiervoor beschreven bouwperceel. Binnen het bouwvlak is ruimte voor opslag van landbouwproducten en mest. Als landbouwproducten en mest buiten het bouwvlak worden opgeslagen wordt dit op de verbeelding aangeduid. Daar wordt hooi buiten het bouwvlak opgeslagen.

In de regels is opgenomen dat bedrijfsgebouwen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning gerealiseerd mogen worden. Hierdoor wordt voorkomen dat er voor de bedrijfswoning andere bebouwing wordt opgericht. Zo wordt het karakteristieke aanzicht van het boerenerf vastgelegd. Voor bebouwing binnen het bouwvlak is een bouwschema opgenomen (zie artikel 3.2 van de regels).

Voor de bouwregels van stallen geldt dat deze maximaal 11,50 meter hoog mogen worden. Verder geldt er een minimale dakhelling van 15° en een maximale dakhelling van 60°. Hierbinnen kunnen traditionele stalvormen zoals ligboxenstallen worden gerealiseerd. Bij afwijking kan de bouwhoogte worden vergroot naar 15 meter waarmee grotere traditionele stalvormen kunnen worden gebouwd. Daarnaast is er een afwijking opgenomen om moderne stalvormen zoals serrestallen mogelijk te maken.

Als er sprake is van een stolpboerderij binnen het bouwvlak wordt dit aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'stolp'. Stolpboerderijen zijn de meest identiteitsbepalende historische boerderijtype in Noord-Holland, vooral voor het grondgebied boven het Noordzeekanaal. Met uitzondering van aan de stolp verwante boerderijen in de provincie Friesland komt de stolp als boerderijtype buiten de provincie Noord-Holland niet voor. Met de aanduiding en bijbehorende regels wordt beoogd de karakteristieke bouwvorm te behouden.

Maatvoering bedrijven

De omvang van het bouwperceel is afhankelijk van de arbeidsbezetting en de bestaande omvang. Vanaf een bedrijfsmatige omvang van 10 NGE (Nederlandse grootvee eenheid) zijn agrarische bouwvlakken opgenomen. Daarbij is per bedrijf maatwerk geleverd, gebaseerd op de feitelijke situatie. Om vergroting mogelijk te maken is er een maximale uitbreidingsruimte tot 1,5 hectare via wijziging mogelijk. Hiervoor is het Afsprakenkader van toepassing, voor zover deze van toepassing is op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft. Vanwege de provinciale verordening worden uitbreidingen groter dan 1,5 hectare niet mogelijk gemaakt binnen dit bestemmingsplan. Voor dergelijk uitbreidingen is maatwerk noodzakelijk. Wel staat de gemeente in beginsel positief tegenover vergroting van het bouwperceel tot 2,0 hectare. Het betreft hier maatwerk, per geval wordt bekeken in hoeverre medewerking kan worden verleend. Als er medewerking verleend kan worden wordt hiervoor een apart bestemmingsplan opgesteld. Bij medewerking aan bouwpercelen tot 2 hectare is in ieder geval het Afsprakenkader van toepassing, voor zover deze van toepassing is op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft.

Bedrijfswoning

In principe is per agrarisch bedrijf een bedrijfswoning toegestaan. Daar waar twee bedrijfswoningen aanwezig zijn, heeft het perceel de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning'. Indien het perceel voorzien is van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning uitgesloten. Een nieuwe tweede agrarische bedrijfswoning wordt uitsluitend toegestaan als het bedrijf groter is dan 100 NGE. Dit is tweemaal zo groot als de ondergrens van een gemiddeld volwaardig bedrijf (50-70 NGE).

Nevenactiviteiten in de bedrijfswoning

Om een verbreding van functies in het buitengebied te stimuleren worden in het buitengebied, gekoppeld aan de woonfunctie, bepaalde nevenfuncties toegestaan. Hiermee kunnen de bewoners van het buitengebied extra inkomsten genereren en kunnen kleine ondernemingen zich ontplooien op het gebied van bedrijvigheid, zorg en toerisme.

Aanvullend op de agrarische bedrijvigheid zijn bij recht, binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt.

Veldschuur

In de gemeente komen in het agrarisch gebied veldschuren voor. Deze schuren worden zowel hobbymatig als bedrijfsmatig gebruikt. De veldschuren zijn gebouwen in het landschap en kunnen verstorend zijn in open gebieden. Voor nieuwe veldschuren moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt. Hiervoor moet het dierenwelzijn in relatie tot de bedrijfsvoering in overweging worden genomen. De bestaande veldschuren zijn op de verbeelding aangeduid.

Baggerdepot

Grenzend aan de rioolwaterzuivering van Katwoude ligt een baggerdepot. Het is niet wenselijk dat overal binnen deze bestemming baggerdepots voorkomen. Daarom is het bestaande depot aangeduid.

Slopen stolp

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een stolp is een omgevingsvergunning vereist. Een vergunning wordt alleen verleent als de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is en het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.

Buurthuis

Bestaande gebouwen op het perceel Overleek 13 te Monnickendam worden gebruikt voor buurthuisactiviteiten door Stichting Sportclub Overleek. Met verwijzing naar de uitspraak AbRvS d.d. 16 juli 2014, zaaknr. 201304565/1/R1 mag dit bestaande gebruik voortgezet worden zolang die mogelijkheid door de huidige bewoner van het perceel Overleek 13 wordt geboden. Daarom is in het bestemmingsplan een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen.

Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kunnen de volgende activiteiten worden toegestaan.

Biomassavergisting

Met een afwijking is biomassavergisting op het erf toegestaan binnen het bouwvlak. Er mag zowel eigen biomassa van het bedrijf, als biomassa van derden worden verwerkt. Het digestaat (drijfmest die overblijft na de vergisting) mag worden uitgereden op eigen gronden en op gronden van de derden. Deze vergistingsinstallaties zijn gebonden aan een maximum capaciteit en de bouw van de vergistingsinstallatie is gebonden aan bouwregels. Er geldt een maximum van 5 vergistingsinstallaties binnen de gemeente.

Andere bouwvormen

Binnen de bouwregels voor stallen zijn moderne veestallen, zoals serrestallen niet mogelijk. Deze passen namelijk niet binnen de regeling voor de minimale en maximale dakhelling. Daarom zijn dergelijke stalvormen toegestaan bij afwijking. Hierbij is het wel van belang dat er een erfinrichtingsplan wordt opgesteld en dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

Verbreding van de agrarische bedrijfsvoering kan een ondersteuning zijn van de hoofdactiviteit. Voorbeelden hiervan zijn agrarisch natuur- of landschapsbeheer, toerisme en recreatie (kleinschalig overnachten of kamperen bij de boer), educatie, zorg, niet agrarische bedrijvigheid (categorie 1 en 2) of verkoop van eigen producten. Het houden van een ondergeschikte neventak of een deeltijdfunctie bij een agrarisch bedrijf is toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning. Met een neventak of deeltijdfunctie kan een agrariër inkomsten verwerven uit andere activiteiten naast de agrarische activiteiten. De agrarische activiteit blijft wel altijd de hoofdfunctie. De nevenactiviteit moet daarom ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de agrarische hoofdactiviteit. Hiervoor gelden de voorwaarden zoals deze zijn genoemd in het Afsprakenkader, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de afwijking betrekking heeft, en de planregels.

Ruimtelijk uitgangspunt is dat het starten van een neventak wordt toegestaan na een zorgvuldige belangenafweging tussen het individuele en algemene belang.

De nevenfuncties die zijn toegestaan in het plangebied zijn afgestemd op de huidige situatie en zijn passend bij de karakteristieke landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Voor de volgende ondergeschikte takken of deeltijdfuncties worden criteria benoemd in bijlage 32van de regels:

Zorg

Een extra zorgfunctie binnen de agrarische bestemming is mogelijk als er een relatie is tussen de zorg en de werkzaamheden op een agrarisch bedrijf. Dit betekent dat er een relatie moet zijn met de agrarische bedrijfsvoering. De zorgfunctie moet kleinschalig van aard zijn.

Productiegebonden detailhandel

Deze kleinschalige wijze van detailhandel bestaat uit de verkoop van streekeigen producten. Deze mogen worden verkocht bij het agrarisch bedrijf.

Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid

Hieronder vallen onder andere gebruiksgerichte paardenhouderijen en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid (uitsluitend toegestaan bij volwaardige agrarische bedrijven).

Het stallen van boten en caravans

Voor het stallen van grotere voertuigen als boten en caravans en gelijkwaardige soorten is ruimte in -vrijkomende- bedrijfsgebouwen.

Recreatieappartementen

In het boerderijpand en/of de bedrijfswoning mogen recreatieappartementen worden ondergebracht. De logiesverstrekking moet gekoppeld zijn aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt zijn. Bovendien moet het agrarisch bedrijf volwaardig zijn.

Verhuur van fietsen en kano's

Het bijzondere (veenweide)landschap kan worden beleefd per fiets, kano of fluisterboot. De kleinschalige verhuur hiervan is een stimulans voor het kleinschalige toerisme.

Niet-agrarische bedrijvigheid

Onder de niet-agrarische bedrijvigheid vallen rustpunten en de bedrijven zoals genoemd in bijlage 1 van de regels (bedrijvenlijst 2009) onder de categorieën 1 en 2. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven vallen hier niet onder.

Groepsaccommodatie

De groepsaccommodatie mag plaatsvinden in zowel het hoofdgebouw als in bijbehorende bouwwerken. De afstand van het hoofdgebouw tot de groepsaccommodatie is maximaal 25 meter, omdat er ruimtelijk gezien één geheel gevormd moet worden met de overige gebouwen.

Theeschenkerij / theetuin

Bij een agrarisch bedrijf mag een theeschenkerij / theetuin worden gevestigd waar koffie en thee wordt geschonken. De theetuin mag buiten de gebouwen plaatsvinden en een omvang hebben van maximaal 50 m2.

Boerengolf

De agrarische gronden mogen -buiten het broedseizoen- gebruikt worden voor boerengolf. Dit recreatieve gebruik mag niet ten koste gaan van de aanwezige natuurwaarden.

Kleinschalig kamperen

De voorwaarden die gelden voor kleinschalig kamperen staan in bijlage 3 van de regels.

Bij al deze nevenfuncties gaat het om een tweede of derde bedrijfstak naast het agrarisch bedrijf. Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat het agrarisch bedrijf de hoofdfunctie blijft in het buitengebied. Parkeren ten aanzien van deze nevenfuncties moet op eigen erf plaatsvinden. De gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie is ten hoogste 400 m² van de gebouwen dan wel ten hoogste 30% van de bestaande bebouwingsmogelijkheden of 30% van de (onbebouwde) gronden van het bouwvlak bedraagt.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Inwoning

Er is sprake van inwoning als er ten behoeve van de bedrijfsvoering meer dan één huishouding woont in een woonhuis. Dit mag na het verlenen van een omgevingsvergunning. De inwoning moet noodzakelijk zijn ten behoeve van de bedrijfsvoering en moet plaatsvinden binnen de bestaande bedrijfswoning.

Vergunning voor werken buiten het primair agrarisch gebied

In het open veenweidegebied zijn bepaalde landbouwkundige werkzaamheden alleen mogelijk bij afwijking, omdat deze werken de bestaande karakteristiek van het landschap kunnen aantasten. De vergunningaanvraag voor een afwijking is niet nodig in het primair agrarisch gebied. Bij werken buiten het primair agrarisch gebied gaat het om een vergunningplicht voor:

  • het dempen, verbreden, verplaatsen van waterlopen;
  • het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in de eigen bedrijfsbehoefte;
  • het ophogen en afgraven van gronden;
  • het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik.

Wijzigingsregels

Binnen de bestemming is voor een aantal ontwikkelingen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit zijn ontwikkelingen die het college de benodigde flexibiliteit geven voor bepaalde, voorzienbare situaties. Bij de wijzigingsbevoegdheden in de bestemming 'Agrarisch' gelden de criteria van het Afsprakenkader (zie bijlage 5 van de regels), voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft, en moet getoetst worden aan de omgevingsaspecten. De volgende ontwikkelingen kunnen mogelijk worden gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid.

Vergroten bouwvlak

Als tijdens de bestemmingsplanperiode agrarische bedrijven hun bedrijfsgebouwen willen uitbreiden ten behoeve van een vergroting van de bedrijfsvoering, kan met een wijzigingsprocedure het bouwperceel en het bouwvlak worden vergroot. Er geldt een maximum van 1,5 hectare. Er moet wel sprake zijn van duurzame vergroting van de productieomvang en de noodzakelijkheid van de uitbreiding moet worden aangetoond. Hiermee wordt voorkomen dat bedrijven niet-duurzaam uitbreiden en dat er bebouwing in het landelijk gebied wordt gerealiseerd die in de nabije toekomst zijn nut verliest. Vergroten van het bouwvlak is ook mogelijk als opslag niet binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd kan worden en daarvoor het bouwvlak vergroot moet worden. Verder geldt als voorwaarde dat binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is en de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde. Tenslotte moet er sprake zijn van een goede inpassing en mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De voorwaarden van het Afsprakenkader gelden hiervoor.

Verplaatsing bouwperceel

Als een vergroting van het bouwvlak niet mogelijk is doordat hier geen ruimte voor is, of doordat het bouwvlak grenst aan natuur of water, is een verplaatsing van het bouwvlak en bouwperceel een mogelijkheid voor schaalvergroting. Het verplaatsen van een bouwperceel naar een nieuw bouwperceel mag als het gaat om een duurzaam grondgebonden veehouderijbedrijf (een bedrijf dat kan aantonen dat het ook de komende jaren een gezonde bedrijfsvoering zal hebben). Verder geldt als voorwaarde dat de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde. Tenslotte moet er sprake zijn van een goede inpassing en mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Hiervoor gelden de afspraken uit het Afsprakenkader.

Nieuwe bouwpercelen

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe bouwpercelen. Bij de aanvraag voor een nieuw bouwperceel moet worden aangetoond dat het gaat om een duurzaam agrarisch bedrijf. Dit moet worden aangetoond met een bedrijfsplan. Er geldt een maximum omvang van 1,5 hectare. Bovendien moet de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken. Bij de vormgeving en inrichting van het bouwvlak moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur. Dit wordt geconcretiseerd in een erfinpassingsplan. Verder geldt als voorwaarde dat binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is en de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde. Tenslotte mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de verkeers- en parkeersituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De voorwaarden van het Afsprakenkader gelden hiervoor. Deze bepalen onder andere dat in het primair agrarisch gebied er ruimere mogelijkheden zijn voor nieuwe bouwpercelen dan daarbuiten. Buiten het primair agrarisch gebied is sprake van het karakteristieke open veenweidegebied.

Situering bouwvlak

Er kunnen zich situaties voordoen dat er geen sprake is van vergroting van de bedrijfsproductie, maar dat het gewenst is het perceel anders in te richten. Indien er een bedrijfstechnische noodzaak is voor de wijziging van de situering, kan een wijzigingsplan worden ingediend.

Tweede bedrijfswoning

Bij bedrijven die groter zijn dan 100 NGE en waar permanent toezicht nodig is voor het voortzetten van het volwaardige meermansbedrijf, kan voor een tweede bedrijfswoning een wijzigingsplan worden ingediend.

Waterberging

Vanuit het waterbeleid wordt onderzocht welke gebieden aangewezen kunnen worden als waterbergingslocaties. Als dit zich voordoet in de gemeente Waterland, kan met behulp van een wijzigingsbevoegdheid de aanduiding 'waterberging' op de verbeelding worden aangebracht. Hiermee kan nieuwe waterberging worden gerealiseerd.

Natuur

Voor het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur worden gebieden aangekocht voor de realisatie van nieuwe natuur. Overeenkomstig de verplichting uit de Provinciale Verordening Structuurvisie kan nieuwe natuur kan met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. De wijzigingsbevoegdheid is niet begrensd omdat de begrenzing van de EHS nog niet vast ligt.

Vrijkomende agrarische bedrijven - wonen

Bij het beëindigen van de agrarische functie, kan de bedrijfswoning gewijzigd worden naar een woonfunctie. Als de bedrijfswoning gevestigd is in een stolp, wordt de agrarische bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - Stolp'. Omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet gehinderd worden in hun bedrijfsvoering. Bij het wijzigen gelden de voorwaarden en criteria uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012.

Uitbreiding/verplaatsing bestaande woonbestemming

De agrarische bestemming mag ook worden gewijzigd naar een woonbestemming ten behoeve van uitbreiding of verplaatsing van de bestaande woonbestemming.

Bij uitbreiding mag de oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' maximaal 500 m² zijn. De toegevoegde grond mag uitsluitend als zij- of achtererf worden gebruikt.

Bij verplaatsing moet het gaan om locaties waar de huidige ligging van de woonbestemmingen belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd. Door de verplaatsing mag het bestemmingsvlak niet worden vergroot. Daar waar de woonbestemming voorheen lag moet de bestemming worden gewijzigd naar 'Agrarisch'.

Voor zowel uitbreiding als verplaatsing geldt dat er geen sprake mag zijn van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven. Met een erfinpassingsplan moet worden aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. De geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde en er mag geen sprake zijn van onevenredige afbreuk aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Functiewijzigingen

Agrarische percelen kunnen gewijzigd worden naar de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf'. Dit is een functie die onder voorwaarden passend is in het landelijk gebied. De functie moet binnen de bestaande bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd. Dit voorkomt een toename van bebouwing en daarmee een verdere verstening van het buitengebied. Omliggende functies (agrarische bedrijvigheid of woningen) mogen niet belemmerd worden door de functiewijziging.

Meerdere woningen in een stolp

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om binnen één stolp twee woningen mogelijk te maken. Hiervoor kan de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - meerdere woningen' op de verbeelding aangebracht worden. De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken blijft, ongeacht de hoeveelheid woningen, gelijk, vergunningsvrije mogelijkheden daargelaten.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

  1. 2. Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tak of deeltijdfunctie

2.2.2 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming is gericht op een regeling voor de gebruiksgerichte paardenhouderijen. In dit bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen de gebruiksgerichte paardenhouderij en de productiegerichte paardenhouderij. De eerste categorie bedrijven is vastgelegd binnen deze bestemming. Het stallen van paarden (dus het gebruiksgerichte houden van paarden), een pensionfunctie en het beleren en trainen is binnen deze bestemming toegestaan. In het geval van een bedrijf dat alleen gericht is op het fokken van paarden, een hengstenhouderij of het houden van paarden voor de melkproductie, is sprake van een productiegerichte paardenhouderij. Dit is een normaal agrarisch bedrijf en daarom als zodanig bestemd.

Paardrijbakken kunnen binnen de bestemming worden aangelegd als deze horen bij de bedrijfsvoering.

Binnen de gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn expliciet zelfstandige manegeactiviteiten uitgesloten. Er is geen sprake van een publieksgerichte functie. Daarom bestaat er ook geen mogelijkheid voor ondergeschikte horeca. In de bouwregels is voor de toegestane oppervlaktes en afmetingen bouwschema opgenomen (zie artikel 4.2 van de regels).

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Afwijkingsregels

Productiegebonden detailhandel

Met een afwijking kan deze vorm van detailhandel worden toegestaan. Om deze vorm van detail ondergeschikt te houden aan de hoofdfunctie, is in de regels een maximale oppervlakte opgenomen van 10% van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m2.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bouwvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Kleinschalig kamperen

De voorwaarden die gelden voor kleinschalig kamperen staan in bijlage 3 van de regels.

Wijzigingsregels

Wijziging naar agrarisch en wonen

Wijziging naar de bestemming 'Agrarisch' (met bouwvlak) is mogelijk, omdat de bedrijvigheid van de paardenhouderij naar aard en omvang sterke overeenkomsten heeft met de agrarische bedrijven. Tot slot kan de bestemming gewijzigd worden naar de bestemming 'Wonen'. Voor beide wijzigingsbevoegdheden geldt dat de bestaande bedrijfsmatige activiteiten beëindigd moeten zijn en dat naastgelegen agrarische bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt. Verder gelden de voorwaarden zoals genoemd in het Afsprakenkader.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.3 Bedrijf

Toelichting op de bestemming

Onder deze bestemming vallen de niet-agrarische bedrijven. Het gaat om bestaande, legale bedrijven. De bedrijven zijn bestemd overeenkomstig de aard van het aanwezige bedrijf.

Binnen de bestemming zijn de bedrijfssoorten toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 van de regels onder de categorieën 1 en 2 van de VNG-Bedrijvenlijst. Dit zijn lichte vormen van bedrijvigheid die algemeen passend en aanvaardbaar zijn voor de vestiging in het buitengebied. Daarnaast vallen de zwaardere bedrijven, die niet vallen onder de categorieën 1 en 2, die nu al voorkomen in het plangebied ook onder deze bestemming. Deze bedrijven staan genoemd in bijlage 2 van de regels.

Bij afwijking zijn ook bedrijven toegestaan die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in bijlage 1 van de regels genoemde bedrijven, mits het niet gaat om geluidzoneringsplichtige bedrijven, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven. Dit kan gelden voor nieuwe bedrijvigheid, die niet als zodanig in de lijst is genoemd, of zwaardere bedrijvigheid die qua omvang zodanig gering is, dat sprake is van vergelijkbaarheid met de toegestane lichtere vorm van bedrijvigheid.

Voor de bebouwing binnen deze bestemming is een bouwschema opgenomen (zie artikel 5.2 van de regels). Per bedrijf wordt rekening gehouden met een bedrijfswoning. Als geen bedrijfswoning of als twee bedrijfswoningen zijn toegestaan, dan is dit aangeduid op de verbeelding. In een aantal gevallen zijn de bedrijfswoningen in stolpen gevestigd. In dat geval zijn deze apart aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp'. Dit is gedaan om de karakteristieke hoofdvorm van de stolpen vast te leggen. Uitgangspunt is dat de karakteristieke hoofdvorm van de bestaande stolpen gehandhaafd blijft. De bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling mag daarom niet veranderen. De bestaande bouwvorm van de stolpen binnen deze bestemming is hiermee vastgelegd. Voor het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp is een omgevingsvergunning nodig.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt.

Afwijkingsregels

Via een afwijkingsprocedure kunnen de volgende functies mogelijk gemaakt worden:

Uitbreiding bedrijvigheid

In het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen van 15% voor kleinschalige uitbreidingen. Hierbij moet de noodzaak voor een goede bedrijfsvoering (bijvoorbeeld om een bedrijf exploitabel te houden of om te voldoen aan wet- en regelgeving) worden aangetoond.

Gelijkwaardige bedrijvigheid

Bij bedrijfsbeëindiging is het mogelijk met een afwijking gelijkwaardige bedrijvigheid toe te staan binnen de bestemming.


Productiegebonden detailhandel

Met een afwijking kan deze vorm van detailhandel worden toegestaan. Om deze vorm van detailhandel ondergeschikt te houden aan de hoofdfunctie, is in de regels een maximale oppervlakte opgenomen van 10% van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m2.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bestemmingsvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Wijzigingsregels

Wijziging naar agrarisch

De bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming 'Agrarisch' voor de aanleg van een nieuw agrarisch bouwperceel. De wijziging naar de bestemming 'Agrarisch' moet voldoen aan de daarvoor gestelde criteria die zijn opgenomen in het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft. De wijzigingsbevoegdheid mag alleen toegepast worden als er sprake is van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf.

Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Bij het beëindigen van het niet-agrarische bedrijf, kan de bestemming gewijzigd worden naar een woonfunctie. Als de bedrijfswoning is gevestigd in een stolp, wordt de bedrijfsbestemming gewijzigd naar 'Wonen - Stolp'.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.4 Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming komt enkele malen voor in het buitengebied. Het betreft hier loon- en grondverzetbedrijven, al dan niet gecombineerd met agrarische activiteiten. Voor deze bedrijven is deze specifieke bestemming opgenomen. Ook kan het loon- en grondverzetbedrijf in combinatie met agrarische activiteiten worden uitgevoerd. De bedrijven hebben bebouwingsmogelijkheden ten behoeve van de bedrijfsfunctie. Bij elk bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan. Daar waar de bedrijfswoning is gebouwd in de vorm van een stolp is dit op de verbeelding aangeduid. Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een stolp is een omgevingsvergunning vereist. Een vergunning wordt alleen verleent als de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is en het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.

In de regels is een bouwschema opgenomen voor de toegestane hoogtes en oppervlaktes.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt.

Afwijkingsregels

Uitbreiding bedrijvigheid

In het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen van 15% voor kleinschalige uitbreidingen. Hierbij moet de noodzaak voor een goede bedrijfsvoering (bijvoorbeeld om een bedrijf exploitabel te houden of om te voldoen aan wet- en regelgeving) worden aangetoond.

Productiegebonden detailhandel

Met een afwijking kan deze vorm van detailhandel worden toegestaan. Om deze vorm van detailhandel ondergeschikt te houden aan de hoofdfunctie, is in de regels een maximale oppervlakte opgenomen van 10% van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m2.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bestemmingsvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Wijzigingsregels

Wijziging naar agrarisch

De bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming 'Agrarisch' voor de aanleg van een nieuw agrarisch bouwperceel. De wijziging naar de bestemming 'Agrarisch' moet voldoen aan de daarvoor gestelde criteria die zijn opgenomen in het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft. De wijzigingsbevoegdheid mag alleen toegepast worden als er sprake is van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf.

Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Bij het beëindigen van het niet-agrarische bedrijf, kan de bestemming gewijzigd worden naar een woonfunctie. Als de bedrijfswoning is gevestigd in een stolp, wordt de bedrijfsbestemming gewijzigd naar 'Wonen - Stolp'.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.5 Bedrijf - Gasontvangstation

Toelichting op de bestemming

Het gasontvangstation, ten westen van Monnickendam, valt onder deze bestemming. Bij het gasontvangstation mag een gebouw met een maximale bouwhoogte van 4 meter worden gebouwd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.6 Bedrijf - Nutsvoorziening

Toelichting op de bestemming

De belangrijke nutsvoorzieningen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. De grotere nutsvoorzieningen, zoals gemalen en de grotere elektriciteitshuisjes, zijn apart bestemd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.7 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

Toelichting op de bestemming

De rioolwaterzuivering val onder de bestemming 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering'. Vanwege de invloed op de omgeving is er gekozen voor een aparte bestemming. Uitwisselbaarheid met andere functies is niet gewenst en daarom ook niet voorzien. Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

Voor het rooien van afschermende beplanting is een omgevingsvergunning nodig. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt de beheerder om advies gevraagd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.8 Cultuur en ontspanning - Molen

Toelichting op de bestemming

In het plangebied komt een molen voor met een specifieke bescherming. Dit is de Kathammer of De Katwoudermolen. Deze molen is een rijksmonument. Er is gekozen voor een aparte bestemming, omdat de molens door de uiterlijke vorm en de functionele invulling van de molens niet passen binnen een andere bestemming. Voor de werking en de instandhouding van de molen in het landschap, is een aparte aanduiding opgenomen. Hiermee is de molenbiotoop rond deze molens vastgelegd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 2.3.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Verwijzing naar 6.4 Cultuurhistorie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.9 Detailhandel - Kaasboerderij

Toelichting op de bestemming

De in het plangebied aanwezige kaasboerderijen vallen binnen deze bestemming. Het gaat om bedrijven die zich richten op de verkoop van de op het bedrijf geproduceerde kaas, klompen en andere agrarische producten en de verkoop van souvenirs. Er is een combinatie toegestaan met horeca in categorie II en III.

De bestaande situatie is als zodanig bestemd. In het bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden voor nieuw te vestigen kaasboerderijen. Ook de bestaande oppervlakte aan bebouwing binnen het bestemmingsvlak mag bij recht niet uitbreiden. In de regels is een bouwschema opgenomen voor de toegestane bebouwing.

Binnen de bestemming 'Detailhandel - Kaasboerderij' is één bedrijfswoning toegestaan. Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Afwijkingsregels

Uitbreiding bedrijvigheid

In het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen van 15% voor kleinschalige uitbreidingen. Hierbij moet de noodzaak voor een goede bedrijfsvoering (bijvoorbeeld om een bedrijf exploitabel te houden of om te voldoen aan wet- en regelgeving) worden aangetoond.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bestemmingsvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.10 Groen

Toelichting op de bestemming

De bestemming 'Groen' heeft betrekking op de openbare groenelementen die in het noorden van de gemeente voorkomen. Het gaat hierbij om groenstroken en beplantingen. In de groenbestemming zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. Ondergeschikt aan het groen zijn parkeervoorzieningen toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.11 Horeca

Toelichting op de bestemming

De bestaande horecavoorzieningen zijn vastgelegd. Binnen de bestemming zijn de horecabedrijven ingedeeld in drie categorieën. Categorie I geldt voor horecabedrijven die met name etenswaren en maaltijden verstrekken en daardoor slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Bij categorie II gaat het om een horecabedrijf dat aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken, zoals een bar of café. Categorie III geldt voor horecagelegenheden die met name logies verstrekken, zoals een pension of hotel. In dit bestemmingsplan zijn horecabedrijven uit categorie I toegestaan binnen de aanduiding 'horeca van categorie I, categorie II binnen de aanduiding 'horeca van categorie II en categorie III binnen de aanduiding 'horeca van categorie III'.

Ook komt er een zelfstandige fitness- en sportvoorziening voor. Deze is aangeduid.

De bestaande oppervlakte van het horecabedrijf is uitgangspunt en vastgelegd binnen een bouwvlak. Uitbreiding is in principe niet mogelijk. Alleen bij aangetoonde noodzaak voor een goede bedrijfsvoering (bijvoorbeeld om een bedrijf exploitabel te houden of om te voldoen aan wet- en regelgeving), is vergroting van de bestaande bebouwing bij afwijking mogelijk. Met een aanduiding is binnen de horecabestemming aangegeven op welke percelen bedrijfswoningen wel en op welke percelen bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Afwijkingsregels

Uitbreiding bedrijvigheid

In het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen van 15% voor kleinschalige uitbreidingen. Hierbij moet de noodzaak voor een goede bedrijfsvoering (bijvoorbeeld om een bedrijf exploitabel te houden of om te voldoen aan wet- en regelgeving) worden aangetoond.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bestemmingsvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.12 Maatschappelijk

Toelichting op de bestemming

Het dorpshuis van Katwoude is bestemd als 'Maatschappelijk'. Binnen de bestemming is de bestaande bebouwing in een oppervlakte vastgelegd. Er is horeca aanwezig die passend is bij een maatschappelijke functie. Het gaat om kleinschalige baractiviteiten. Binnen de bestemming is een bedrijfswoning toegestaan.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Afwijkingsregels

Uitbreiding bedrijvigheid

In het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen van 15% voor kleinschalige uitbreidingen. Hierbij moet de noodzaak voor een goede bedrijfsvoering (bijvoorbeeld om een bedrijf exploitabel te houden of om te voldoen aan wet- en regelgeving) worden aangetoond.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bestemmingsvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.13 Maatschappelijk - Begraafplaats

Toelichting op de bestemming

De afzonderlijke begraafplaatsen, de begraafplaatsen die niet bij kerken of andere voorzieningen liggen, zijn in het bestemmingsplan apart bestemd. Uitgangspunt is de bestaande situatie en de bestaande rechten die het geldende bestemmingsplan geeft. Bebouwing, met uitzondering van de bouwwerken specifiek voor de begraafplaats zelf, is niet toegestaan. Bebouwing ten behoeve van de begraafplaats is toegestaan tot een maximum van 100 m2.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.14 Natuur - 1

Toelichting op de bestemming

Het grondgebied binnen de gemeente dat onderdeel uitmaakt van het Markermeer heeft de bestemming 'Natuur - 1'. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterecosysteem Markermeer is de belangrijkste functie binnen deze bestemming. Het 'Markermeer & IJmeer' is aangewezen als Natura 2000-gebied en daarvoor geldt vanuit de Natuurbeschermingswet een streng beschermingsregime. Voor het toestaan van activiteiten of ontwikkeling van bestaande activiteiten is telkens een vergunning nodig op grond van de Natuurbeschermingswetvergunning. In de meeste gevallen is de provincie Noord-Holland daarvoor het bevoegd gezag en in enkele gevallen de minister. Een gebiedsbeschrijving van het Natura 2000-gebied is opgenomen in het aanwijzingsbesluit (zie bijlage 1).

Naast de natuurfunctie zijn ook bestaande functies toegestaan binnen de bestemming. Het gaat om sociaal-economische en sociaal-culturele doeleinden, zoals de beroepsvisserij en om sociaal-economische en sociaal-culturele doeleinden, zoals integraal waterbeheer, dagrecreatief medegebruik en de beroepsscheepvaart buiten de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van water - scheepvaartroute'.

Voor een aantal werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Het betreft onder andere het aanplanten van riet en biezen, het aanleggen van stranden, het aanleggen van kaden en dijken en het graven en verleggen van geulen. Normaal onderhoud zoals het onderhouden van vaargeulen valt buiten de vergunningsplicht. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits er geen onomkeerbare schade plaatsvindt door de werkzaamheden. Dit betekent dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd die negatieve gevolgen kunnen hebben voor het behoud en een toekomstige ontwikkeling van de natuurwaarden.

In de gevallen waar naast een omgevingsvergunning ook een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is, dan 'haakt' de Natuurbeschermingswetvergunning aan bij de omgevingsvergunning.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.3 Ecologie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.15 Natuur - 2

Toelichting op de bestemming

Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, waterlopen, riet- en oeverstroken en eilanden wordt geregeld in de bestemming 'Natuur - 2'. Deze gebieden maken deel uit van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS)3 en de ecologische verbindingszone. De gronden zijn geschikt als foerageergebied, broedgebied en pleisterplaats voor vogels. Binnen de natuurbestemming zijn geen andere functies toegestaan.

Binnen deze bestemming vallen ook de watergangen met een belangrijke waterhuishoudkundige functie, zoals belangrijke aan- en afvoersystemen. De waterroutes, die belangrijk zijn voor het toeristisch karakter van Waterland, zijn aangeduid. Dit zijn de schaatsroutes en de routes voor kanovaart.

Aanleggelegenheden voor vaartuigen zijn aangeduid. Dit betekent dat er geen andere aanleggelegenheden zijn toegestaan.

Voor een aantal werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Het betreft onder andere het verwijderen van oevervegetatie, het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik en het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen. Normaal onderhoud valt buiten de vergunningsplicht. De omgevingsvergunning kan worden verleend als er geen onomkeerbare schade plaatsvindt door de werkzaamheden. Dit betekent dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd die negatieve gevolgen kunnen hebben voor een toekomstige natuurontwikkeling.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.3 Ecologie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

  1. 3. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Door middel van ecologische verbindingszones worden de natuurgebieden met elkaar verbonden.

2.2.16 Natuur - 3

Toelichting op de bestemming

Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van het Varkensland wordt geregeld in de bestemming 'Natuur - 3'. Het Varkensland maakt deel uit van het Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske' en behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)4. Daarnaast vallen de natuurlijke graslanden en ruige percelen onder deze bestemming. Een gebiedsbeschrijving van het Natura 2000-gebied is opgenomen in het ontwerp-aanwijzingsbesluit (zie bijlage 2).

De gronden kunnen in gebruik zijn voor agrarische natuurbeheer. Binnen de bestemming liggen ook kleinere sloten, poelen en waterlopen. Recreatief medegebruik over wandelpaden is toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.3 Ecologie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

  1. 4. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Door middel van ecologische verbindingszones worden de natuurgebieden met elkaar verbonden.

2.2.17 Recreatie - Dagrecreatie

Toelichting op de bestemming

De verschillende terreinen bedoeld voor dagrecreatie hebben de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie'. Dit zijn de onbebouwde recreatieterreinen en plassen zoals het Hemmeland en het recreatiegebied bij Lagedijk. Qua bebouwing is er alleen bebouwing ten behoeve van een watersportvereniging toegestaan.

Het specifieke gebruik van de dagrecreatieterreinen wordt vastgelegd met aanduidingen. Het gaat daarbij om het gebruik door de watersportvereniging, sport-, speel en zonneweiden in combinatie met een evenemententerrein en de camping op het Hemmeland.

Ten aanzien van evenementen is het zo dat er kleinschalige evenementen tot 5.000 bezoekers zijn toegestaan. Daarnaast mogen er per jaar 10 middelgrote evenementen met meer dan 5.000 bezoekers per evenement worden georganiseerd. Hierbij mag de geluidbelasting vanwege de versterkte muziek op het meest nabijgelegen geluidgevoelig object niet meer dan 60 dB(A) bedragen.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.18 Recreatie - Jachthaven 1

Toelichting op de bestemming

De jachthavens Marina Monnickendam, Waterland en Hemmeland vallen onder deze bestemming. Jachthaven Uitdam valt buiten het plangebied. Het aantal ligplaatsen is op de verbeelding per jachthaven vastgelegd. De beoogde uitbreiding van de jachthavens is geregeld binnen de bestemming Water. Bebouwing ten behoeve van de jachthavens, zoals een horecabedrijf uit categorie I of II en een havenkantoor, is toegestaan.

De jachthavens hebben allemaal één bedrijfswoning. Deze zijn aangeduid. Er is een wijzigingsbevoegdheid van toepassing voor de realisatie van een tweede woning.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Ten behoeve van de jachthaven Marina Monnickendam is in de bestemming 'Water' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor uitbreiding van de jachthaven.

Afwijkingsregels

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Kampeermiddelen

De gronden mogen niet worden gebruik voor verblijfsrecreatie. Er is een afwijking opgenomen om per jachthaven maximaal 20 kampeermiddelen toe te staan. Stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens zijn niet toegestaan. De aanleg van een camping mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen. Ook mag er geen onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven optreden. Tenslotte mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Wijzigingsregels

Tweede bedrijfswoning

Met een wijzigingsprocedure is het mogelijk om een tweede bedrijfswoning te realiseren bij de jachthaven. Voorwaarde is wel de geluidsbelasting van de nieuwe woning niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde. Verder geldt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.19 Recreatie - Jachthaven 2

Toelichting op de bestemming

De jachthaven De Zeilhoek heeft een eigen bestemming gekregen. In deze bestemming zijn de geldende rechten uit de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Hiermee wordt het bestaande planologische regime voor De Zeilhoek voortgezet.

Het aantal ligplaatsen is op de verbeelding vastgelegd. Bebouwing ten behoeve van de jachthaven, zoals een restaurant en een havenkantoor, is toegestaan. Verder is er een kampeerterrein van maximaal 60 standplaatsen toegestaan. Stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens zijn hier niet toegestaan.

Bij de jachthaven zijn twee bedrijfswoningen toegestaan. Één bedrijfswoning mag een inhoud hebben van 750 m3 en de andere 600 m3.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Voor het dempen van water is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning mag alleen worden verleend als het aantal ligplaatsen gelijk blijft.

In de bestemming 'Water' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het uitbreiden van het aantal ligplaatsen.

Afwijkingsregels

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.20 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Toelichting op de bestemming

De bestaande rechten uit het geldende bestemmingsplan voor de verschillende recreatieterreinen zijn overgenomen. De bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' heeft betrekking op gemengde bedrijven. Deze zijn bedoeld voor het plaatsen van tenten, toercaravans en stacaravans. Er geldt voor stacaravans een maximale oppervlakte van 50 m2. Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten dienste van het kampeerterrein, zoals toiletgebouwen, onderhouds- en beheersgebouwtjes, dienstverlening, sportvoorzieningen, en recreatieve voorzieningen toegestaan. Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan.

Het aantal standplaatsen is niet in het bestemmingsplan, maar in de exploitatievergunning vastgelegd.

Er is ook een kleinschalig kampeerterrein aanwezig. Om de kleinschaligheid te waarborgen is hiervoor een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Binnen de aanduiding zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan. Stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens en vrijstaande bergingen zijn niet toegestaan.

Bij recht zijn binnen de bedrijfswoning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Voor kleinschalig toeristisch overnachten mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.

Afwijkingsregels

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.21 Recreatie - Volkstuinen

Toelichting op de bestemming

De bestaande volkstuinen zijn in dit bestemmingsplan vastgelegd. De verschillende volkstuinen in het plangebied hebben de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' gekregen. Uitbreiding van deze volkstuinen is niet aan de orde en wordt dan ook met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.22 Verkeer

Toelichting op de bestemming

Onder de bestemming 'Verkeer' zijn de bestaande openbare wegen in het buitengebied gebracht. Het zijn wegen waar de doorgaande verkeersfunctie voorop staat. Deze bestemming is uitwisselbaar met de bestemming 'Groen'. Onder andere oplaadpunten, botentewaterlaatplaatsen, bruggen, dammen of duikers, sloten, bijbehorende bermen en sloten vallen onder deze bestemming.

Voor iedere weg is een dwarsprofiel opgenomen. Bovendien is in de bestemmingen met (bedrijfs)woningen geregeld dat woningen niet dichter naar de weg gebouwd mogen worden. Hierdoor wordt voorkomen dat door een verandering aan de weg of de (bedrijfs)woning de geluidbelasting op gevels toeneemt.

Andere bouwwerken anders dan de geleiding van beveiliging en regeling van verkeer, zijn tot een hoogte van 15 meter toegestaan.

Afwijkingsregels

Afwijken dwarsprofiel

Er kan van de voorgeschreven dwarsprofielen worden afgeweken. Hiervoor is het van belang dat er geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt. Ook mag de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.23 Verkeer - Fiets- en voetpaden

Toelichting op de bestemming

De op zich zelf staande fietspaden hebben de bestemming 'Verkeer - Fietspaden.' Naast fiets- en voetpaden, zijn kaden, dijken, bruggen en andere bouwwerken ten behoeve van het fietspad mogelijk gemaakt. Deze bestemming is uitwisselbaar met de bestemming 'Groen'.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.24 Water

Toelichting op de bestemming

In het plangebied komen veel sloten en vaarten voor. De watergangen en waterlopen vallen grotendeels in de natuurbestemmingen. De watergangen en waterlopen buiten de natuurbestemmingen, die een belangrijke waterhuishoudkundige functie hebben, bijvoorbeeld voor de aan- en afvoer van water, vallen onder deze bestemming. Het gaat hierbij ook om het water net buiten de jachthavens. Dit water valt niet binnen de natuurgebieden. De karakteristieke watergangen en/of waterlopen worden in het plan aangeduid.

Ter plaatse van recreatieve vaar- en schaatsroutes is voor bruggen en duikers een minimale doorvaarhoogte en breedte opgenomen, zodat de vaar- en schaatsroute niet belemmerd kan worden.

Voor diverse werken en werkzaamheden, waaronder het dempen van waterlopen, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, het aanbrengen en/of verwijderen van wal- en oeverbeschoeiingen, het aanbrengen van botentewaterlaatplaatsen, het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik, het vergraven van oevers en het aanbrengen van duikers is een omgevingsvergunning vereist. Hierdoor wordt de waterhuishoudkundige functie van de watergangen gewaarborgd. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt de waterbeheerder om advies gevraagd.

In de bestemming zijn ook botenhuizen en aanleggelegenheden toegestaan. Locaties waar botenhuizen zijn toegestaan zijn op de verbeelding aangeduid. Aanleggelegenheden mogen overal in de bestemming. Een aanleggelegenheid mag overeenkomstig het beleid van het hoogheemraadschap maximaal 1 bij 6 meter zijn. Voor de daadwerkelijke realisering van botenhuizen en aanleggelegenheden moet overigens nog wel privaatrechtelijk toestemming worden verkregen.

Afwijkingsregels

Bruggen, dammen, duikers

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om bruggen, dammen, duikers en daarmee gelijk te stellen overspanningen worden gebouwd. Voorwaarde is wel dat ze noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden.

Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging naar jachthaven

Ten behoeve van uitbreiding van de jachthavens de Zeilhoek en Marina Monnickendam is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor uitbreiding van het aantal ligplaatsen van deze jachthavens. Met een inrichtingsplan moet worden aangetoond dat met de uitbreiding op een zorgvuldige wijze wordt aangesloten op de bestaande jachthaven, zodanig dat zuinig met het benodigde ruimtegebruik wordt omgegaan. In het kader van het wijzigingsplan, wordt de waterbeheerder om advies gevraagd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.6 Waterparagraaf

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.25 Wonen

Toelichting op de bestemming

De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op de bestaande woonhuizen met de bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en terreinen. Binnen de bebouwingsbepalingen voor deze bestemming is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.

Het hoofdgebouw is het belangrijkste bouwwerk op het perceel, niet alleen qua bestemming maar ook qua bouwmassa. Bijbehorende bouwwerken kunnen gebouwen zijn die zowel functioneel als ruimtelijk ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van het hoofdgebouw, zoals een garage, berging, en dergelijke. Deze bijbehorende bouwwerken kunnen zowel vrijstaand als aangebouwd worden gerealiseerd.

Daarbij zijn er bijbehorende bouwwerken die ruimtelijk ondergeschikt zijn, maar functioneel deel uitmaken van het hoofdgebouw, zoals een uitbreiding van de woonkamer of een serre. De ondergeschiktheid manifesteert zich uitsluitend in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing en dergelijke. De oppervlakte van bijbehorende bouwwerken dat aan het hoofdgebouw is aangebouwd, mag niet groter zijn dan 30% van het oorspronkelijke hoofdgebouw zelf. In de gevallen waar nog bouwruimte voor bijbehorende bouwwerken resteert, moet de bouwruimte vrijstaand van het hoofdgebouw worden gerealiseerd.

Daarnaast is er nog een restcategorie wat niet een hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk is. Dit zijn de zogenaamde andere bouwwerken, zoals een schutting of een vlaggenmast.

Bij recht zijn binnen de woning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Hiervoor mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Bij beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt bij de brutovloeroppervlakte ook de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken meegerekend. Er zijn diverse woningen waar bedrijfsactiviteiten voorkomen die niet vallen onder de bedrijfsuitoefening aan huis. Deze situaties zijn aangeduid. Binnen deze bestemming is ook ruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik. Dit wordt niet expliciet benoemd.

Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan, tenzij het perceel is voorzien van een aanduiding waarbinnen twee woningen zijn toegestaan. De maximale inhoud van hoofdgebouwen is 600 m3. De afstand van het hoofdgebouw tot de weg mag maximaal de bestaande afstand bedragen. Hiermee wordt voorkomen dat de geluidsbelasting op woningen toeneemt. Voor bijbehorende bouwwerken geldt een maximum oppervlakte van 40 m2, met een maximum van 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.

Overeenkomstig de beleidsregel is er een regeling voor dakterrassen opgenomen.

Afwijkingsregels

Vergroten van de bijbehorende bouwwerken

Bij percelen die groter zijn dan 1.000 m2 mag de oppervlakte bijbehorende bouwwerken worden vergroot van 40 m2 tot 100 m2. Het is daarbij van belang dat de verhouding tussen het hoofdgebouw en het erf in blijft.

Saneringsregeling bij vrijkomende agrarische bedrijven

Als vrijkomende agrarische bedrijven hun agrarische functie verliezen en er een functieverandering naar wonen optreedt, staan er op het erf vaak meer bijbehorende bouwwerken dan de toegestane 40 m2 die bij wonen is toegestaan. Deze voormalige bedrijfsgebouwen als stallen en schuren hebben hun originele functie verloren. Om verloedering van deze gebouwen tegen te gaan is er een saneringsregeling voor deze bijbehorende bouwwerken als stallen, schuren en andere voormalige bedrijfsgebouwen opgenomen. Met deze regeling wordt een positieve stimulans gegeven aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied. Er wordt gestimuleerd dat alle bijbehorende bouwwerken die landschapsontsierend zijn worden gesloopt. In ruil daarvoor mag de oppervlakte die wordt teruggebouwd groter zijn dan de geldende 40 m2 voor bijbehorende bouwwerken, die geldt bij woonhuizen.

Met een afwijking mag 50% van de bijbehorende bouwwerken die worden gesloopt, worden teruggebouwd, met een maximale oppervlakte van 200 m2. Dit is dan ook de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na sloop en herbouw.

Een rekenvoorbeeld: Een voormalige boerderij komt vrij en er treedt een functieverandering op naar wonen. Op het perceel staan stallen met een totaal oppervlakte van 500 m2. De stallen hebben hun functie verloren en zijn niet kenmerkend voor de streek of het gebied. 50% van het oppervlakte mag in beginsel worden teruggebouwd. 250 m2 is echter meer dan 200 m2. De uitkomst is dat 200 m2 aan bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd.

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bestemmingsvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Wijzigingsregels

Ruimte voor ruimte

Om de openheid van het landschap ook in de toekomst te behouden, is het gemeentelijk beleid er op gericht nieuwe burgerwoningen en daarbij behorende bebouwing in het landelijk gebied zoveel mogelijk te beperken. Nieuwbouw in het landelijk gebied is dus niet toegestaan, tenzij er sprake is van sanering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsbebouwing en wordt bijgedragen aan de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het gebied (provinciaal Ruimte voor Ruimte beleid).

Deze regeling is een verruiming van de saneringsregeling die geldt bij vrijkomende agrarische bedrijven die worden gebruikt voor wonen. Bij de saneringsregeling mogen alleen bijbehorende bouwwerken bij de woning worden teruggebouwd. De provinciale ruimte voor ruimte regeling stimuleert om 1.000 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor mag een nieuwe woning worden teruggebouwd. Voor het terugbouwen van een nieuwe woning gelden criteria zoals het nieuwe woonhuis moet in de directe nabijheid van het bestaande woonhuis worden gebouwd, er moet voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig zijn, er mag geen sprake zijn van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, de geluidsbelasting van nieuwe woonhuizen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere waarde en er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de verkeers- en parkeersituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Wijziging naar stolp

In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om een burgerwoning te vervangen door een stolp. Hiervoor geldt een maximale inhoudsmaat van 900 m3. Verder geldt na wijziging, de bestemming 'Wonen - Stolp'.

Wijziging naar agrarisch bouwperceel

Deze bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming 'Agrarisch', waarbij een bouwvlak wordt aangebracht. De omvang van het bouwvlak is maximaal 1,5 hectare. Er is een erfinpassingsplan nodig om aan te tonen dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. Verder is het nodig dat de waterbeheerder om advies wordt gevraagd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.26 Wonen - Stolp

Toelichting op de bestemming

Stolpen zijn veelal groter dan 'gewone' burgerwoningen en zijn door de uitstraling karakteristiek voor het landelijk gebied. De bestaande stolpen -oud en nieuw- zijn daarom apart bestemd. Het karakteristieke aan stolpen is de hoofdvorm. Het maakt daarbij in principe niet uit hoe oud de stolp is. De oudere, karakteristieke stolpen in het plangebied zijn veelal al aangewezen als (Rijks)monument. De bescherming van die stolpen vindt plaats via de Monumentenwet en die stolpen worden dan niet aangeduid in een bestemmingsplan.

De bestaande hoofdvorm van de stolpen is in de regels vastgelegd. Ter behoud van de hoofdvorm zijn aanpassingen slechts bij afwijking mogelijk. In Waterland zijn de stolpen doorgaans groter. Dat is in dit bestemmingsplan vastgelegd door de grootte van het bouwvlak.

Door het volume, kan het voor één huishouden moeilijk zijn dergelijke panden te onderhouden. Er is daarom een aparte bestemming opgenomen. In een aantal gevallen wordt de stolp gebruik voor meerdere huishoudens. Deze stolpen zijn daarom voorzien van een aanduiding. Ook bij stolpen die nu nog voor één huishouden worden gebruikt, kan woningsplitsing worden toegestaan. Hierdoor kan het onderhoud worden gedeeld en kunnen de karakteristieke waarden behouden blijven. Daarnaast kunnen bij deze panden meer (lichte) vormen van bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan. Het betreft bedrijvigheid die in het hoofdgebouw plaats moet vinden en die geen verkeersaantrekkende werking mag hebben.

De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is maximaal 40 m2 per hoofdgebouw tenzij er al meer bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn.

Bij recht zijn binnen de woning mogelijkheden voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Hiervoor mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning worden gebruikt. Bij beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt bij de brutovloeroppervlakte ook de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken meegerekend. Binnen deze bestemming is ruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik. Dit wordt niet expliciet benoemd.

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een stolp is een omgevingsvergunning vereist. Een vergunning wordt alleen verleent als de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is en het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.

Afwijkingsregels

Kleinschalig toeristisch overnachten

Voor kleinschalig toeristisch overnachten kan bij afwijking een grotere oppervlakte worden gebruikt dan bij recht het geval is. Hiervoor mag maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximale omvang van 100 m2. De grotere oppervlakte voor kleinschalig toeristisch overnachten mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Mantelzorg

Mantelzorg kan bij afwijking ook plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk; een afhankelijke woonruimte. Die ruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige parkeerdruk op de omgeving.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Bij afwijking zijn zowel paardrijbakken, zwembaden als tennisbanen toegestaan binnen het bestemmingsvlak en binnen een straal van 100 meter om een woning. Voor zwembaden en tennisbanen geldt verder dat deze alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Het moet gaan om eigen gebruik en er moet voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing en situering. Om die reden moeten deze zoveel mogelijk achter de hoofdgebouwen en dus uit het zicht worden gesitueerd. Onder een goede landschappelijke inpassing wordt verstaan dat het landschap zo min mogelijk wordt ontsierd. Voor paardrijbakken geldt daarnaast een oppervlakte van maximaal 1.200 m2.

Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen vallen onder andere bouwwerken en dus niet onder gebouwen, waardoor deze nooit overdekt kunnen zijn. Lichtmasten of andere lichtinstallaties zijn hierbij niet toegestaan.

Vergroten van de bijbehorende bouwwerken

Bij percelen die groter zijn dan 1.000 m2 mag de oppervlakte bijbehorende bouwwerken worden vergroot van 40 m2 tot 100 m2. Het is daarbij van belang dat de verhouding tussen het hoofdgebouw en het erf in balans blijft.

Saneringsregeling bij vrijkomende agrarische bedrijven

Als vrijkomende agrarische bedrijven hun agrarische functie verliezen en er een functieverandering naar wonen optreedt, staan er op het erf vaak meer bijbehorende bouwwerken dan de toegestane 40 m2 die bij wonen is toegestaan. Deze voormalige bedrijfsgebouwen als stallen en schuren hebben hun originele functie verloren. Om verloedering van deze gebouwen tegen te gaan is er een saneringsregeling voor deze bijbehorende bouwwerken als stallen, schuren en andere voormalige bedrijfsgebouwen opgenomen. Met deze regeling wordt een positieve stimulans gegeven aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied. Er wordt gestimuleerd dat alle bijbehorende bouwwerken die landschapsontsierend zijn worden gesloopt. In ruil daarvoor mag de oppervlakte die wordt teruggebouwd groter zijn dan de geldende 40 m2 voor bijbehorende bouwwerken, die geldt bij woonhuizen.

Met een afwijking mag 50% van de bijbehorende bouwwerken die worden gesloopt, worden teruggebouwd, met een maximale oppervlakte van 200 m2. Dit is dan ook de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na sloop en herbouw.

Een rekenvoorbeeld: Een voormalige boerderij komt vrij en er treedt een functieverandering op naar wonen. Op het perceel staan stallen met een totaal oppervlakte van 500 m2. De stallen hebben hun functie verloren en zijn niet kenmerkend voor de streek of het gebied. 50% van het oppervlakte mag in beginsel worden teruggebouwd. 250 m2 is echter meer dan 200 m2. De uitkomst is dat 200 m2 aan bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd.

Wijzigingsregels

Meerdere woningen in een stolp

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om binnen één stolp twee woningen mogelijk te maken. Hiervoor kan de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - meerdere woningen' op de verbeelding aangebracht worden. De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken blijft, ongeacht de hoeveelheid woningen, gelijk, vergunningsvrije mogelijkheden daargelaten.

Wijziging afwijkende bouwvorm

Als de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden is wijziging naar de bestemming 'Wonen - 1' mogelijk.

Wijzigen met compensatie

Om de openheid van het landschap ook in de toekomst te behouden, is het gemeentelijk beleid er op gericht nieuwe burgerwoningen en daarbij behorende bebouwing in het landelijk gebied zoveel mogelijk te beperken. Nieuwbouw in het landelijk gebied is dus niet toegestaan, tenzij er sprake is van sanering van voormalige vrijkomende (agrarische) bedrijfsbebouwing en wordt bijgedragen aan de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het gebied (provinciaal Ruimte voor Ruimte beleid).

Deze regeling is een verruiming van de saneringsregeling die geldt bij vrijkomende agrarische bedrijven die worden gebruikt voor wonen. Bij de saneringsregeling mogen alleen bijbehorende bouwwerken bij de woning worden teruggebouwd. De provinciale ruimte voor ruimte regeling stimuleert om 1.000 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor mag een nieuwe woning worden teruggebouwd. Voor het terugbouwen van een nieuwe woning gelden criteria zoals de nieuwe woonhuis moet in de directe nabijheid van het bestaande woonhuis wordt gebouwd, er moet voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig zijn, er mag geen sprake zijn van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, de geluidsbelasting van nieuwe woonhuizen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere waarde en er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de verkeers- en parkeersituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Wijziging naar agrarisch

Tot slot is wijziging naar de bestemming 'Agrarisch' mogelijk. Die wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast als er sprake is van een aantoonbaar volwaardig agrarisch bedrijf.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 4.1.1 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.27 Wonen - Woonschepenligplaats 1

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming is bedoeld voor woonschepen. De woonschepen zijn vastgelegd op de bestaande afmetingen. Bergingen van maximaal 24 m2 zijn mogelijk bij afwijking. Per woonschip is één berging toegestaan. Bij toepassing van de afwijking mag er geen sprake zijn van onevenredige afbreuk aan de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.28 Wonen - Woonschepenligplaats 2

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming is bedoeld woonschepen, inclusief een berging. Bergingen mogen maximaal 24 m2 groot zijn. Per woonschip is één berging toegestaan. Bij afwijking kan de oppervlakte van een berging worden vergroot tot 40m2. Deze woonschepen hebben een maximale oppervlakte van 120 m2.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.29 Wonen - Woonwagenstandplaats

Toelichting op de bestemming

De woonwagenstandplaats valt onder deze bestemming. Het maximale aantal standplaatsen is vastgelegd op 20. De standplaats mag een oppervlakte hebben van 80 m2, daarnaast mag bij elke standplaats nog 30 m2 worden gebouwd ten behoeve van bergingen en sanitaire voorzieningen. Dat maakt opgeteld 110 m2.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.30 Leiding - Gas

Toelichting op de bestemming

Voor de hoofdgastransportleidingen geldt de bestemming 'Leiding - Gas. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de gasleidingen.

Voor het uitvoeren werken en werkzaamheden, waaronder het egaliseren en ophogen van gronden, het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het in de grond drijven van voorwerpen, het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen en het planten van bomen en het aanbrengen van andere diepwortelende beplantingen is een omgevingsvergunning vereist. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt de leidingbeheerder om advies gevraagd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.12 Externe veiligheid

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.31 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Toelichting op de bestemming

De hoogspanningsverbinding die door het plangebied loopt, heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de hoogspanningsverbinding.

Wijzigingsregels

Verbinding verwijderen

Als de hoogspanningsverbinding verdwijnt is het wenselijk de dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen. Daarvoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In het kader van het wijzigingsplan wordt de leidingbeheerder om advies gevraagd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.13 Kabels en leidingen

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.32 Leiding - Riool

Toelichting op de bestemming

Voor de rioolleidingen geldt de bestemming 'Leiding - Riool'. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van het riool.

Voor het uitvoeren werken en werkzaamheden, waaronder het egaliseren en ophogen van gronden, het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het in de grond drijven van voorwerpen, het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen en het planten van bomen en het aanbrengen van andere diepwortelende beplantingen is een omgevingsvergunning vereist. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt de leidingbeheerder om advies gevraagd.

Wijzigingsregels

Leiding verwijderen

Als het riool verdwijnt is het wenselijk de dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen. Daarvoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.13 Kabels en leidingen

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.33 Leiding - Water

Toelichting op de bestemming

Voor de hoofdwaterleidingen geldt de bestemming 'Leiding - Water'. Voor de rioolleidingen geldt de bestemming 'Leiding - Riool'. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van het riool.

Voor het uitvoeren werken en werkzaamheden, waaronder het egaliseren en ophogen van gronden, het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het in de grond drijven van voorwerpen, het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen en het planten van bomen en het aanbrengen van andere diepwortelende beplantingen is een omgevingsvergunning vereist. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt de leidingbeheerder om advies gevraagd.

Wijzigingsregels

Leiding verwijderen

Als de waterleiding verdwijnt is het wenselijk de dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen. Daarvoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.13 Kabels en leidingen

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.34 Waarde - Aardkundig

Toelichting op de bestemming

De provincie Noord-Holland heeft in de structuurvisie en de verordening een aantal aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. Deze hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig'. Ter bescherming van deze waarde, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor bepaalde werken en werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dit betreft het aanleggen en dempen van sloten, ontgrondingen en andere ingrijpende wijzigingen in de bodemstructuur. Deze vergunning wordt slechts verleend als het gaat om werkzaamheden die geen onevenredige afbreuk doen aan de aardkundige waarden binnen de dubbelbestemming.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.4 Cultuurhistorie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.35 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5

Toelichting op de bestemming

Ter bescherming van archeologische waarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn mede bestemd ter behoud van de aanwezige archeologische waarden.

In de Archeologienota Waterland 2011 zijn verschillende zones opgenomen. Per zone is aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Bij ingrepen kleiner dan de genoemde oppervlakte en diepte is geen omgevingsvergunning noodzakelijk. Binnen het plangebied komen vijf archeologiegebieden voor. In paragraaf 6.4 zijn deze gebieden toegelicht.

Archeologisch onderzoek moet uitgevoerd worden door een gecertificeerd archeologisch onderzoeksbedrijf. Daarmee wordt gewaarborgd dat het onderzoek volgens de KNA-richtlijnen (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) wordt uitgevoerd.

Wijzigingsregels

Dubbelbestemming verwijderen

Als met archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologisch waarden aanwezig zijn, kan met een wijzigingsprocedure de dubbelbestemming worden verwijderd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.5 Archeologie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.36 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland

Toelichting op de bestemming

Broek in Waterland is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Een deel van de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht valt binnen het buitengebied. Voor de bescherming van de waarden hiervan is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming richt zich, naast de regels van de voorkomende bestemmingen, op het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de openheid van het gebied en zijn bebouwing.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar bijlage 4

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.37 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Zuiderwoude

Toelichting op de bestemming

Zuiderwoude is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Een deel van de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht valt binnen het buitengebied. Voor de bescherming van de waarden hiervan is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming richt zich, naast de regels van de voorkomende bestemmingen, op het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar bijlage 3

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.38 Waarde - Cultuurhistorische waterlopen

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming beschermt een specifieke cultuurhistorische waarde, namelijk het voormalige Goudriaankanaal. Wijziging van de specifieke verkaveling is niet toegestaan.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.4 Cultuurhistorie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.2.39 Waterstaat- Waterkering

Toelichting op de bestemming

Alle waterkeringen in het plangebied zijn voorzien van deze dubbelbestemming. Dit betreffen zowel de primaire waterkeringen als de genormeerde en niet-genormeerde regionale waterkeringen. Al deze waterkeringen zijn van belang voor de bescherming van het achterland tegen het water.

De primaire waterkering langs de Gouwzee, het IJssel- en het Markermeer en de diverse genormeerde regionale waterkeringen zijn waterkeringen met cultuurhistorische waarde. Ook vanwege deze aspecten is het van belang dat de waterkeringen een vertaling krijgen in het bestemmingsplan. De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorziet hierin. Met deze bestemming wordt voorzien in het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarde van de waterkering. Ter bescherming van de waterkerende functie en de cultuurhistorische waarde is voor diverse werken en werkzaamheden, waaronder het ophogen en afgraven van gronden, het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen een omgevingsvergunning nodig. Alvorens de vergunning wordt verleend, wordt de beheerder om advies gevraagd. Daarnaast mogen er geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, uitgezonderd de bestaande gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken. Via afwijking kunnen nieuwe gebouwen worden toegestaan. Bij een dergelijke aanvraag moet worden getoetst aan verschillende -ruimtelijke- criteria, welke in de bestemming zijn genoemd. Ook hierbij wordt de waterbeheerder om advies gevraagd. De omgevingsvergunning wordt vervolgens door Burgemeester en wethouders verleend.

Voor de niet-genormeerde regionale waterkeringen –zie kaart in bijlage 7 van de regels- wordt alleen getoetst aan de waterhuishoudkundige belangen. Deze toets vindt plaats op basis van de Keur van het Hoogheemraadschap in de procedure van de Watervergunning. De dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ heeft voor deze waterkeringen alleen een signaleringsfunctie.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.6 Waterparagraaf

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.3 Algemene Aanduidingsregels

2.3.1 Vrijwaringszone - dijk

Toelichting op de aanduiding

Ter bescherming van de waterkerende functie van de dijk, mag er in de vrijwaringszone van de dijk niet worden gebouwd, uitgezonderd bestaande bebouwing. Er mogen geen ingrepen plaatsvinden die de structuur van de dijk negatief beïnvloeden. Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken mogen daarom niet bij recht worden gebouwd.

Afwijkingsregels

Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken

Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken kunnen bij afwijking worden toegestaan. Hiervoor moet een omgevingsvergunning worden verleend. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt de beheerder van de dijk om advies gevraagd.

Wijzigingsregels

Aanduiding deels verwijderen

De vrijwaringszone betreft een theoretische zone en met een berekening wordt de werkelijke zone berekend. Dit gebeurt doorgaans in het kader van ontwikkelingen binnen de vrijwaringszone. Als van een tracé de werkelijke zone is berekend, kan met een wijzigingsprocedure het overige deel van de zone worden verwijderd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 6.6 Waterparagraaf

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

2.3.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Toelichting op de aanduiding

Ter bescherming van de windvang van de Kathammer of De Katwoudermolen is rondom de molen een molenbiotoop opgenomen. De molenbiotoop is er op gericht om een vrije ruimte rond de molen te handhaven. Binnen 100 meter rond de molen mag geen bebouwing of beplanting hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek worden opgericht. Binnen een afstand van 100 tot 400 meter rond de molen moet wat betreft bebouwing en beplantingen het volgende geregeld worden: de hoogte mag niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen de bouwwerk/beplanting en molen, gerekend van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

Voor een aantal werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Het gaat daarbij om het ophogen van gronden, het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting en het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt de molenbeheerder om advies gevraagd.

Achtergrondinformatie

Verwijzing naar 2.2.8 Cultuur en ontspanning - Molen

Verwijzing naar 6.4 Cultuurhistorie

Verwijzing naar hoofdstuk 1 inleiding

Verwijzing naar hoofdstuk 3 planuitgangspunten

Verwijzing naar hoofdstuk 4 huidige situatie

Verwijzing naar hoofdstuk 5 beleidskader

Verwijzing naar hoofdstuk 6 milieu- en omgevingsaspecten

Verwijzing naar hoofdstuk 7 uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 3 Planuitgangspunten

3.1 Algemene Uitgangspunten

Voor de te actualiseren bestemmingsplannen is de Algemene Nota van Uitgangspunten project actualiseringslag bestemmingsplannen gemeente Waterland vastgesteld. Vervolgens is voor dit bestemmingsplan de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Waterland vastgesteld. Het bestemmingsplan is aan de hand van deze nota's verder uitgewerkt.

3.2 Begrenzing Van Het Plangebied

De begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 is afgestemd op de begrenzing van de verschillende kernen en bij het 'bestaand bebouwd gebied' zoals aangegeven in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 21 juni 2010) en de eerste herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 23 mei 2011). De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1 van paragraaf 1.1.

3.3 Hoofduitgangspunten

3.3.1 Overkoepelende functies, gebiedsbestemmingen en specifieke bestemmingen

In het bestemmingsplan wordt het landschap met de bijbehorende kernkwaliteiten als overkoepelende functie beschouwd. De kernkwaliteiten vormen de grondslag voor het bestemmingsplan en komen terug in de keuze voor bestemmingen. Essentiële elementen van het landschap worden beschermd door middel van specifieke bestemmingen, dubbelbestemmingen of aanduidingen.

In het plangebied komen verschillende functies voor die voor hun functioneren afhankelijk zijn van de kwaliteit van de gronden en in principe niet zonder meer verplaatsbaar zijn. Deze zogenaamde basisfuncties zijn: landbouw, natuur en water. De basisfuncties komen gebiedsdekkend voor en zijn daarom voorzien van een gebiedsbestemming. De gebiedsbestemmingen geven ontwikkelingsmogelijkheden (uitbreidings- en/of wijzigingsmogelijkheden) die passen binnen het buitengebied.

De andere functies die verspreid over het buitengebied voorkomen zijn veelal niet gebiedsdekkend en daarom niet afhankelijk van een specifieke locatie in het buitengebied. Deze gebruiksfuncties zijn voorzien van een specifieke bestemming, waarbinnen eveneens ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. Voorbeelden hiervan zijn: wonen, recreatie, watersport, niet-agrarische bedrijven en infrastructuur. Ontwikkeling (uitbreiding of wijziging) van deze gebruiksfuncties mag niet ten koste gaan van de basisfuncties.

3.3.2 Het landschap als onderlegger

Een groot deel van het plangebied bestaat uit agrarisch cultuurlandschap. Dit bestemmingsplan heeft één agrarische gebiedsbestemming. Bijzondere landschapselementen zijn voorzien van een aparte bestemming, dubbelbestemming of beschermende aanduiding met bijbehorende regels. Naast het agrarische gebruik vormt het behoud en herstel van de landschappelijk karakteristiek een uitgangspunt voor de gebiedsbestemming. Natuurgebieden, (hoofd)watergangen, waterlopen en grote waterpartijen zijn specifiek bestemd.

3.3.3 Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost

Op 31 juli 2012 is het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost van de gemeente Waterland en stadsdeel Amsterdam-Noord vastgesteld (zie bijlage 5 van de regels).

Het Afsprakenkader richt zich op het faciliteren van gewenste ontwikkelingen van de landbouw in Waterland-oost, zodat de landbouw economisch vitaal blijft en een rol kan blijven spelen in het beheer van gebieden waarbij tegelijkertijd een karakteristiek en vitaal veenweidelandschap behouden blijft. Waterland-oost wordt daarbij als één gebied beschouwd, waarin voor de ontwikkeling van de landbouw binnen de kaders van behoud en ontwikkeling van natuur en landschap, één beleid van toepassing is. Dit beleid, alsmede het daarin voorgestelde toetsingskader, is leidraad bij de inrichting van de agrarische gebiedsbestemming.

3.3.4 Bescherming individuele panden

Verspreid in het plangebied komen Rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende en waardevolle panden voor. De beeldbepalende en waardevolle panden zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Aan de aanduiding is een omgevingsvergunningplicht gekoppeld voor het geheel of gedeeltelijk slopen van dergelijke panden. De monumenten zijn niet voorzien van deze aanduiding. Deze panden worden beschermd op basis van de Monumentenwet.

3.3.5 Kleinschalige duurzame energie

De opwekking van kleinschalige duurzame energie bijvoorbeeld in de vorm van zonnepanelen op gebouwen en dergelijk is in beginsel toegestaan, waarbij een afweging wordt gemaakt ten aanzien van de aanwezige monumentale, karakteristieke en landschappelijk waarden. Het aantal windturbines -windmolens- wordt niet uitgebreid.

3.4 Thematische Uitgangspunten

De thematische uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn vastgesteld in de eerdere genoemde Nota's van Uitgangspunten (zie paragraaf 1.3). Deze uitgangspunten komen terug in de beschrijving op de bestemmingen (zie hoofdstuk 2) .

Hoofdstuk 4 Huidige Situatie

4.1 Ruimtelijke Structuur

Ten aanzien van de ruimtelijke structuur van het plangebied, worden in deze paragraaf de uitgangspunten op hoofdlijnen voor de hoofdfuncties samengevat. Deze uitgangspunten zijn verwerkt in de bestemmingen.

4.1.1 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap

Het huidige veenweidelandschap dateert uit de vroege Middeleeuwen. Vanaf die tijd werd de ontginning van de veenmoerassen grootscheeps aangepakt. Vanaf de randen van het moeras (oevers van veenstroompjes, binnen duinrand) werd het land in cultuur gebracht door het graven van een fijnmazig netwerk van veelal evenwijdige sloten, loodrecht op de ontginningsbasis. De meeste veenbodems in het plangebied waren ongeschikt als brandstof. Hierdoor is er, in tegenstelling tot veenweidegebieden elders, maar weinig veen afgegraven ten behoeve van de turfwinning. Door de grillige bodemopbouw kent dit veenweidegebied vele richtingen in het kavel- en wegenpatroon en is ook het aandeel open water in de totale oppervlakte sterk wisselend.

Omstreeks het jaar 1000 begon de zeespiegel sterk te stijgen. Grote delen van het pas ontgonnen land werden weggeslagen. Dit leidde tot de vorming of vergroting van verscheidene meren. Omstreeks het jaar 1200 heeft men dijken gebouwd om de voormalige Zuiderzee in bedwang te kunnen houden. Verschillende inbraakgeulen werden afgedamd. Hieraan herinneren de namen Monnikendam en Uitdam. De meren, waaronder de Purmer, zijn vanaf de 17e eeuw drooggelegd en in cultuur gebracht. Op deze wijze investeerden rijke kooplieden in het creëren van waardevolle landbouwgronden. Uit deze periode dateren nog veel monumentale boerderijen en landhuizen.

Ordeningsprincipes van het landschap

Het grootste deel van het plangebied bestaat uit veenweidelandschap. Het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door strokenverkaveling en door boerderijen in linten langs wegen en dijken. De strokenverkaveling is een opstrekkend verkavelingspatroon van lange smalle kavels. In het veenweidelandschap komen ook veel meren en plassen voor. Hierdoor is het veenweidelandschap een erg nat landschap. Met name het Varkensland en het gebied rondom Zuiderwoude is erg nat. Dit landschapstype heeft een open karakter.

In het plangebied komen ook enkele droogmakerijen voor. De droogmakerijen hebben een relatieve lage ligging (2 tot 3 meter lager dan de omgeving) en een rationeel kavel-, wegen- en slotenpatroon. Kenmerkend van een rationele verkaveling zijn lange rechte lijnen in het landschap. Ook de droogmakerijen hebben een open karakter.

De regelingen en afwegingskaders in dit nieuwe bestemmingsplan richten zich op de waardevolle openheid van het gehele gebied, de waarden van de gebieden voor weidevogels en ligging van de linten daarin.

Unieke landschapselementen zijn van een specifieke bestemming of aanduiding voorzien. Waardevolle, maar vervangbare elementen worden beschermd met een omgevingsvergunning, waarbij als criterium geldt dat de hoofdstructuur van het landschap niet mag worden aangetast.

Bebouwingskarakteristieken

De meeste gebouwen in het landelijke gebied maken deel uit van een lint. Karakteristiek zijn de stolpboerderijen op een erf, omgeven door bomen. Behalve de vele stolpboerderijen zijn ook vrijstaande woningen uit de jaren zestig veel voorkomend.

De oudere gebouwen zijn zorgvuldig en karakteristiek gedetailleerd (dorpels, lateien, vensterbanken, glasroeden). Het materiaalgebruik is voor de gevels overwegend steen en voor de kozijnen hout. Het kleurgebruik is traditioneel. De woningen uit de jaren zestig zijn doorgaans sober gedetailleerd.

In de gemeente Waterland komen veel stolpboerderijen voor. Dit piramidevormige boerderijtype is specifiek voor Noord-Holland en komt vanaf de 16e eeuw in dit deel van Nederland voor. Nu nog steeds worden er stolpboerderijen gebouwd. De stolp dankt zijn kenmerkende vorm aan het hooihuis (de 'tas') in het midden, met vier stijlen op de hoeken die het piramidevormige dak dragen. Om de tas heen liggen de stallen en de dars (de ruimte voor het binnenvoeren van wagens en het vee). Het woonhuis is vaak in het hoofdvolume geïntegreerd en in sommige gevallen als een apart volume tegen de stolp aangeschoven.

In de gemetselde buitenwanden van de stolp zitten ter plaatse van de dars en de stallen kleine(re) vensters. Het woondeel heeft soms een representatieve en rijkbewerkte topgevel van baksteen al dan niet in combinatie met hout. Ook de ingangspartij en de vensters van het woondeel zijn soms fraai bewerkt.

Het dak is bedekt met dakpannen, al dan niet in combinatie met riet. Soms heeft het dak een 'spiegel', wanneer ter plaatse van het naar de weg gekeerde dakvlak het riet als decoratieve uitsparing is weggelaten en is ingevuld met dakpannen. De stolp is visueel een zeer compact boerderijtype. Alle functies zitten in principe onder één dak. Uitbouwen komen regelmatig en gevarieerd voor. Ook de ornamentiek en de vorm van de ramen en topgevels variëren sterk.

Inpassing van nieuwe functies in de wijdere omgeving

Verwacht wordt dat op grond van ontwikkelingen in de agrarische sector een aantal bedrijven van hoofdberoeps- naar nevenberoepsbedrijf overgaat en dat een aantal bedrijven beëindigd wordt. Dit kan belangrijke gevolgen hebben voor het beeld van de bebouwingslinten en de doorzichten naar het achterliggende landschap.

Wanneer de agrarische bebouwing zijn functie verliest en anderszins gebruikt wordt (bijvoorbeeld voor wonen) kunnen cultuurhistorisch waardevolle kenmerken verloren gaan door onzorgvuldige uitbreiding of restauratie.

De toenemende vraag naar woningen is een bedreiging voor de openheid van het gebied. Het oprichten van sterk contrasterende bouwwerken kan de historische structuur van het gebied negatief beïnvloeden. Ook moet worden voorkomen dat voor het landelijk gebied kenmerkende gebouwen -ook stolpboerderijen- op verkeerde plekken en in niet-kenmerkende landschappelijke configuratie ten opzichte van elkaar worden gebouwd.

4.2 Functionele Structuur

4.2.1 Landbouw

Het gebruik van het gebied als agrarisch veenweidegebied, met als hoofdtak de veeteelt, is nauw gerelateerd aan het aanwezige landschap. De agrariër gebruikt en beheert het landschap.

Het landelijk gebied is aan verandering onderhevig. Binnen de agrarische sector vindt een driedeling plaats. Een aantal agrariërs richt zich volledig op de oorspronkelijke productietak, waarbij schaalvergroting en specialisatie sleutelbegrippen zijn. Een andere groep richt zich naast hun agrarische productietak op andere bijverdiensten, ook wel aangeduid als verbrede landbouw. Tot slot is er een groep agrariërs die, om uiteenlopende redenen, hun bedrijf beëindigen. De daarbij vrijkomende agrarische bebouwing wordt benut; ook door andere gebruikers.

4.2.2 Natuur en water

Het open plangebied is voor vogels van grote waarde. De gronden zijn geschikt als foerageergebied, broedgebied en pleisterplaats. Een groot gedeelte van het gebied is in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie aangewezen als weidevogelleefgebied.

Een groot deel van de gemeente behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de gebieden die niet tot de EHS behoren, is regelmatig sprake van agrarisch natuurbeheer. Tot slot komt ook een aantal ecologische verbindingszones in het plangebied voor. Dit zijn voornamelijk verbindingszones die verschillende natuurgebieden via het water met elkaar verbinden.

De gemeente Waterland doet haar naam eer aan, want het is een zeer waterrijke gemeente met karakteristieke watergangen, waterlopen en (recreatieve) plassen. Een omvangrijk deel van het Markermeer ligt in de gemeente Waterland. Het Markermeer is één van de grootste zoetwaterbekkens van Europa en aangewezen als Natura 2000-gebied. Langs de kuststrook liggen verschillende jachthavens en het Markermeer wordt intensief gebruikt voor vaarrecreatie. Het recreatieve medegebruik van het Markermeer wordt mogelijk gemaakt binnen de natuurbestemming.

4.2.3 Jachthavens

Binnen het plangebied liggen vier jachthavens. Het gaat om de jachthavens De Zeilhoek, Marina Monnickendam, Waterland en Hemmeland. Daarnaast liggen er nog enkele gemeentelijke aanleggelegenheden in het plangebied. De watersport heeft in dit plangebied dan ook een belangrijke functie en de jachthavens hebben daarbij een grote rol. In het Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan is ruimte voor uitbreiding van de jachthavens geboden. In totaal mogen de jachthavens Uitdam, De Zeilhoek en Marina Monnickendam met 650 ligplaatsen uitbreiden. De jachthaven Uitdam ligt buiten het plangebied. Marina Monnickendam en De Zeilhoek mogen elk uitbreiden met 200 ligplaatsen.

4.2.4 Recreatie en toerisme

Mede door de ligging aan het Markermeer is de gemeente Waterland is een aantrekkelijk gebied om te recreëren. De aanwezigheid van de kleinere meren en vaarten betekent echter ook dat er voor de kleinere vaarrecreatie (kano's, roeiboten, motorboten en fluisterboten) volop mogelijkheden zijn. In de winter zijn er ook diverse schaatsroutes waarvan gebruik gemaakt kan worden. De routes voor vaarrecreatie en schaatsen zijn dezelfde.

Naast de waterrecreatie biedt Waterland ook volop mogelijkheden voor recreatie op het land. Het veenweidegebied met de vaak pittoreske kernen is een aantrekkelijk gebied voor fietsers en wandelaars. Bij diverse woonhuizen hebben bewoners rustpunten op het erf gerealiseerd. Dit is een plek waar passerende wandelaars en fietsers op het erf kunnen pauzeren en op verhaal kunnen komen. Ook is er vaak een picknickplaats met voorzieningen, zoals het verstrekken van lichte versnaperingen, informatie en het bieden van reparatiemogelijkheden voor fietsen. Daarnaast zijn er diverse woonhuizen die Bed en Breakfast aanbieden.

4.2.5 Wonen

Het landelijk gebied heeft een grote aantrekkingskracht als woongebied. Het is een landschap dat (nog) rust en ruimte biedt. Het wonen in het gebied kenmerkt zich door de lintbebouwing met enkele concentraties van bebouwing daar waar verschillende linten samenkomen. De dichtheid van de bebouwing langs de verschillende wegen varieert. Bewoning vindt plaats in voornamelijk burgerwoningen of bedrijfswoningen bij agrarische en niet-agrarische bedrijven.

Burgerwoningen

De aanwezige burgerwoningen in het landelijk gebied zijn als zodanig bestemd. Er zijn niet meer woonhuizen toegestaan dan nu mogelijk is. Hiermee wordt de provinciale verordening in acht genomen.

4.2.6 Bedrijven

Het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van agrarische bedrijven. Een belangrijke ontwikkeling van de laatste jaren is de verbreding van de landbouw waarbij naast de agrarische activiteit op het boerenbedrijf nog een nevenactiviteit plaatsvindt. Naast deze bedrijvigheid komt er incidenteel ook niet-agrarische bedrijvigheid voor. Deze niet-agrarische bedrijvigheid krijgt een eigen bestemming.

Bedrijven in het landelijk gebied

Naast de niet-agrarische nevenactiviteiten biedt het plan ruimte voor zelfstandige activiteiten die passen in het gebied. Het kan daarbij gaan om:

  • agrarisch dienstverlenende bedrijven, zoals loonbedrijven;
  • agrarisch aanverwante bedrijven, zoals bijvoorbeeld paardenhouderijen;
  • maneges;
  • overige niet-agrarische activiteiten (veelal kleinschalige dienstverlenende bestaande bedrijfsmatige activiteiten).

Niet-agrarische bedrijven

In het buitengebied komen vooral bedrijven voor uit de categorieën 1 en 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Dit zijn bedrijven die qua aard en omvang passend zijn in het gebied. Zwaardere bedrijven komen ook voor. Deze bedrijven zijn vastgelegd op de locatie.

Hoofdstuk 5 Beleidskader

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de beleidskaders, waarmee bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening is gehouden.

5.2 Rijksbeleid

5.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Deze 13 nationale belangen zijn:

  1. 1. Rijksvaarwegen;
  2. 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
  3. 3. Kustfundament;
  4. 4. Grote rivieren;
  5. 5. Waddenzee en waddengebied;
  6. 6. Defensie;
  7. 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  8. 8. Elektriciteitsvoorziening;
  9. 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  10. 10. Ecologische hoofdstructuur;
  11. 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  12. 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  13. 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

5.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en de laatste wijziging is in werking getreden op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. In onderstaande tabel wordt het bestemmingsplan getoetst aan de relevante artikelen van het Barro. Overigens is het zo dat de regels van het Barro met betrekking tot het rijksbelang 9 nog niet in werking zijn getreden.

Artikel Barro Toetsingscriterium Conclusie
Artikel 2.10 Ecologische hoofdstructuur Met een provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan in gebieden behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur geen bestemmingen mogelijk maakt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, die leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden. Voor de wijze waarop de provincie de Ecologische Hoofdstructuur heeft geborgd in haar verordening wordt verwezen naar paragraaf 5.2. Dit bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming.
Artikel 2.11 Primaire waterkeringen buiten het kustfundament Een bestemmingsplan bevat de bestemming waterkering voor grond waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering heeft.
De waterkeringen in het plangebied zijn voorzien van een dubbelbestemming, waarbinnen de bescherming van de waterkering wordt geregeld. De beschermingszone is voorzien van een aanduiding. Dit bestemmingsplan ziet niet toe op wijzigingen aan de waterkering.
Artikel 2.12 IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) Een bestemmingsplan mag geen bestemmingen bevatten die ten opzichte van het bestemmingsplan dat gold op 22 december 2009, nieuwe bebouwing of landaanwinningen mogelijk maken. Dit bestemmingsplan maakt dergelijke bestemmingen niet mogelijk.

5.3 Provinciaal Beleid

5.3.1 Structuurvisie en verordening

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren zijn provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (eveneens vastgesteld op 21 juni 2010), de eerste herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 23 mei 2011), de tweede herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 17 december 2012) en de derde wijziging Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie - Beleid Wind Op Land (eveneens vastgesteld op 17 december 2012) zijn op grond van art. 4.1 Wro regels gesteld ter waarborging van de provinciale belangen.

In onderstaande tabel wordt het bestemmingsplan getoetst aan de relevante artikelen van de provinciale verordening (PRVS).

Artikel PRVS Toetsingscriterium Conclusie
Artikel 8 Aardkundige waarden
Delen van het plangebied zijn aardkundig waardevol. De verordening stelt dat in het bestemmingsplan beschreven moet worden op welke wijze er rekening wordt gehouden met de aanwezige aardkundige waarden. Aardkundig waardevolle gebieden zijn in dit bestemmingsplan beschermd met een dubbelbestemming met passende planregel.
Artikel 9 Aanwijzing Bestaand Bebouwd Gebied De bestaande of de bij een - op het moment van inwerkingtreden van de verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing en kassen zijn aangewezen als bestaand bebouwd gebied. Het grootste deel van het plangebied ligt buiten bestaand bebouwd gebied, dus in het landelijk gebied.
Artikel 12 Verbod tot aanleg van bedrijventerreinen en kantoorlocaties
In het landelijk gebied voorziet een bestemmingsplan niet in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein. Dit bestemmingsplan maakt de genoemde functies niet mogelijk.
Artikel 13 Nieuwe woningbouw In het landelijk gebied voorziet een bestemmingsplan niet in nieuwe woningbouw. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningbouw mogelijk.
Artikel 14 Overige vormen van verstedelijking In het landelijk gebied voorziet een bestemmingsplan niet in nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking. Dit bestemmingsplan maakt geen verstedelijking van het landelijk gebied mogelijk.
Artikel 16 De ruimte voor ruimte regeling Nieuwbouw in het landelijk gebied is niet toegestaan, tenzij er sprake is van sanering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsbebouwing en er wordt bijgedragen aan de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het gebied. Dit wordt in de verordening de ruimte voor ruimte regeling genoemd. Onder deze regeling zijn nieuwe woningen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
er is sprake van een netto-afname van bebouwing;
er is zekerheid van herstructurering en sloop;
er worden niet meer woningen gebouwd dan noodzakelijk is om de sloop te realiseren;
compensatie vindt plaats in of tegen bestaand bebouwing.
Dit bestemmingplan geeft invulling aan ruimte voor ruimte door een wijzigingsbevoegdheid.
Artikel 17 Verbrede landbouwfuncties op of functiewijzigingen van
agrarische bouwpercelen
Onder voorwaarden kan een bestemmingsplan mogelijkheden bieden om de agrarische gebouwen op het bouwperceel te gebruiken voor kleinschalige vormen van (bijzondere) huisvesting, werken, recreatie en zorgfuncties. Deze functies worden bij afwijking mogelijk gemaakt.
Artikel 18 Recreatiewoningen Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid van permanente bewoning van recreatiewoningen en stacaravans. Dit bestemmingsplan biedt deze mogelijkheden niet.
Artikel 19 Ecologische Hoofdstructuur en provinciale Ecologische
Verbindingszones
Voor zover de natuurfunctie is gerealiseerd moeten de gebieden die behoren tot de Ecologisch Hoofdstructuur bestemd worden als 'natuur'. Verder moet in een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen om de bestemming te wijzigen naar natuur.

Verder mag een bestemmingsplan geen mogelijkheden bieden die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten.
De gebieden die zijn ingericht als natuur zijn ook als zodanig bestemd. Verder is er een wijzigingsbevoegdheid naar 'Natuur' opgenomen. Dit bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden die de ecologische hoofdstructuur schaden.
Artikel 20 Nationale landschappen en UNESCO-werelderfgoederen
Artikel 21 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen en Uitzonderlijke Universele Waarden UNESCO-werelderfgoederen
Artikel 22 Ontwikkelingen binnen een Nationaal Landschap en UNESCO-werelderfgoed
Het plangebied maakt deel uit van twee Nationale Landschappen; Laag Holland en de Stelling van Amsterdam. In bestemmingsplannen moeten regels worden opgenomen voor het behoud en de versterking van de kernkwaliteiten van Nationale Landschappen. Nieuwe functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies is alleen is toegestaan als deze geen significant negatieve effecten hebben op de kernkwaliteiten van het gebied. De kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zijn in dit bestemmingsplan beschermd met de gebiedsbestemmingen. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt die negatieve effecten hebben op de kernkwaliteiten van deze gebieden.
Artikel 24 Rijksbufferzones Het plangebied ligt in de rijksbufferzone Amsterdam - Purmerend. De verordening bepaalt dat voor rijksbufferzones verdere verstedelijking voor verschillende functies niet mogelijk is. Dit bestemmingsplan maakt geen verstedelijking van de rijksbufferzone mogelijk.
Artikel 25 Weidevogelleefgebieden Een groot deel van het plangebied is bij PRVS aangewezen als weidevogelleefgebied. In deze gebieden is het van belang de openheid te behouden. Daarom is op basis van de verordening bebouwing buiten 'bestaand bebouwd gebied', nieuwe weginfrastructuur, nieuwe bebossing, verstorende activiteiten buiten de huidige agrarische activiteiten en waterpeilverlaging niet toegestaan. Hoogopgaande beplanting moet in een bestemmingsplan gekoppeld zijn aan een omgevingsvergunning. Dit bestemmingsplan maakt de genoemde activiteiten niet mogelijk. De aanplant van bomen is gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
Artikel 28 Gebieden voor gecombineerde landbouw Ten aanzien van landbouw maakt PRVS onderscheid in twee zones. Het plangebied valt in zone 2: gebied voor gecombineerde landbouw. In deze zone liggen landschappelijk kwetsbare gebieden zoals veenweidegebieden of cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Het landschap bepaalt waar en welke ruimte wordt geboden aan de bedrijfsontwikkeling. In de gebieden waar schaalvergroting niet of slechts gedeeltelijk mogelijk is, wordt meer ruimte geboden voor nieuwe economische activiteiten (verbreding). In dit gebied zijn agrarische bouwpercelen tot 1,5 hectare mogelijk. Voor bouwpercelen tot 2 hectare is maatwerk noodzakelijk. De agrarische bestemming is afgestemd op zone 2. Dit bestemmingsplan maakt bouwpercelen tot 1,5 hectare mogelijk.
Artikel 29 Primaire waterkeringen De Hooge Dijk, Waterlandse Zeedijk en Uitdammerdijk, welke grenzen aan de Gouwzee en het Markermeer, zijn aangewezen als 'Primaire waterkering'. Langs primaire waterkeringen geldt een vrijwaringszone van 100 meter binnendijks en 175 meter buitendijks. De verordening bepaalt dat binnen de vrijwaringszones nieuwe bebouwing of nieuwe functies alleen mogelijk gemaakt mogen worden als:
er sprake is van niet onomkeerbare ontwikkelingen;
een toekomstige landwaartse versterking van de waterkering niet wordt belemmerd;
er kan worden meebewogen met het peil van het IJssel- en Markermeer.
Alle waterkeringen in dit bestemmingsplan zijn voorzien van een dubbelbestemming, waarbinnen de bescherming van de waterkering wordt geregeld.
Artikel 30 Regionale waterkeringen Er zijn diverse waterkeringen in het plangebied aangewezen als regionale waterkering. De verordening bepaalt dat bestemmingsplannen moeten voorzien in de bescherming van de waterkerende functie. Ook moet de vrijwaringszone in bestemmingsplannen worden opgenomen zodat toekomstige reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt. Alle waterkeringen in dit bestemmingsplan zijn voorzien van een dubbelbestemming, waarbinnen de bescherming van de waterkering wordt geregeld.
Artikel 32 Windturbines Het bouwen of opschalen van windturbines is niet toegestaan. De bestaande windturbines aan de Nes zijn geregeld. Nieuwe windturbines en uitbreiding van bestaande zijn niet toegestaan.

5.4 Regionaal Beleid

5.4.1 Regiovisie Waterland 2040

In de regiovisie Waterland 2040 (januari 2009) hebben de zeven Waterlandse gemeenten in ISW-verband5 de koers bepaald voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. In de visie staat het behoud en de versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop. Om de kernen vitaal te houden en de bereikbaarheid van de regio binnen de Metropoolregio Amsterdam te waarborgen worden de noodzakelijke sociaal-economische en infrastructurele maatregelen uitgevoerd.

  1. 5. Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland

5.4.2 Regionale Woonvisie Waterland

Het beleid ten aanzien van wonen in de regio Waterland (gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang) is vastgelegd in de regionale Woonvisie Waterland (2003). In de visie worden de opgaven beschreven waarvoor de gemeenten staan om vraag en aanbod in de regio op elkaar af te stemmen. In de Woonvisie is aangegeven dat de gemeenten zich inspannen om de binnenstedelijke bouwopgave door middel van Intensiveren, Combineren en Transformeren (ICT) uit te voeren.

5.4.3 Nota Gezondheidsbeleid 2008 - 2011

In de Nota Gezondheidsbeleid (d.d. januari 2009) is door negen samenwerkende gemeenten, waaronder de gemeente Waterland, afgesproken wat zij in de genoemde jaren willen doen op het gebied van openbare gezondheidszorg. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van mantelzorg is hier een uitvloeisel van.

5.4.4 Conclusie regionaal beleid

Het beleid ten aanzien van mantelzorg is in dit bestemmingsplan geïmplementeerd. Verder biedt het regionaal beleid geen concrete uitgangspunten voor dit consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.

5.5 Waterbeleid

5.5.1 Algemeen

Het waterbeleid is vastgelegd in verschillende beleidsdocumenten. Op Rijksniveau is het Nationaal Waterplan 2009 - 1015 (22 december 2009) vastgesteld. Daarnaast is het Beheer- en Ontwikkelplan voor Rijkswateren 2010 - 2015 van belang. De provincie heeft op 16 november 2009 het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 vastgesteld. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 4, 2010 - 2015, het Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast (2004) en het Beheersplan Waterkering 2006 - 2010. Bovendien geldt voor de watergangen en waterkeringen in het plangebied de Keur van het Hoogheemraadschap. Voor diverse handelingen in en aan watergangen en waterkeringen is een zogenoemde watervergunning van het Hoogheemraadschap nodig.

5.5.2 Conclusie waterbeleid

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het nationale en regionale waterbeleid. Hoofdwatergangen en waterkeringen zijn specifiek in dit bestemmingsplan bestemd. In paragraaf 6.5 is een beschrijving gemaakt van de waterrelevante zaken. Dit bestemmingsplan voldoet daarmee aan het waterbeleid.

5.6 Gemeente

5.6.1 Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost

Op 31 juli 2012 is het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost van de gemeente Waterland en stadsdeel Amsterdam-Noord vastgesteld (zie bijlage 5 van de regels).

Het Afsprakenkader richt zich op het faciliteren van gewenste ontwikkelingen van de landbouw in Waterland-oost. Doel hierbij is dat de landbouw economisch vitaal blijft en een rol kan blijven spelen in het beheer van gebieden waarbij tegelijkertijd een karakteristiek en vitaal veenweidelandschap behouden blijft. Waterland-oost wordt daarbij als één gebied beschouwd. Voor de ontwikkeling van de landbouw binnen de kaders van behoud en ontwikkeling van natuur en landschap is één beleid van toepassing. Dit beleid, alsmede het daarin voorgestelde toetsingskader, is leidraad bij de inrichting van de agrarische gebiedsbestemming.

Het Afsprakenkader is opgenomen in bijlage 5 van de regels. Voor meer informatie over het Afsprakenkader wordt verwezen naar de bijlage.

5.6.2 Amendement bedrijvigheid in kernen

Op 6 november 2008 is een amendement aangenomen om meer bedrijvigheid in woonkernen te realiseren. Dit amendement is in dit bestemmingsplan vertaald door een regeling op te nemen voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis.

5.6.3 Beleidsregel agrarisch gebruik wijzigen naar wonen

In het bestemmingsplan Landelijk gebied 1999 is per abuis geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen om agrarische bedrijven te wijzigen naar woningen. Daarom is de 'Beleidslijn gebruiksverandering van het agrarische gebruik naar woongebruik (vastgesteld op 16 oktober 2007) opgesteld. Met deze beleidsregel kan een agrarische bestemming worden gewijzigd naar een woonbestemming. Deze beleidslijn is in dit bestemmingsplan vertaald door binnen de bestemming 'Agrarisch' een wijzigingsbevoegdheid op te nemen naar de bestemming 'Wonen'.

5.6.4 Beleidsregel antennemasten

Het beleid ten aanzien van antennes is vastgelegd in de 'Beleidsregel plaatsing antenne-installaties in de gemeente Waterland (vastgesteld op 26 juni 2008). Op basis van deze beleidsregel zijn bestaande antennes aangeduid.

De beleidsregel geldt als toetsingskader voor nieuwe aanvragen. Deze beleidsregel blijft daarom gelden naast het bestemmingsplan.

5.6.5 Beleidsregel dakterrassen

Onder welke voorwaarden dakterrassen zijn toegestaan is geformuleerd in de 'Beleidsregel met betrekking tot dakterrassen bij woonhuizen' (vastgesteld op 23 juni 2009). De voorwaarden die er voor de dakterrassen gelden zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing op dit bestemmingsplan.

5.6.6 Beleidsregel kleinschalig toeristisch overnachten

Om Bed en Breakfast en het kleinschalig toeristisch overnachten binnen de gemeente Waterland te stimuleren is de 'Beleidsregel met betrekking tot het kleinschalig toeristisch overnachten in de gemeente Waterland' op 5 juli 2011 vastgesteld. In de beleidsregel worden drie onderscheiden:

  • klein: Bed en Breakfast bij (bedrijfs)woningen;
  • midden: kleinschalig toeristisch overnachten in een groter deel van de woonfunctie;
  • groot: ondernemingen die de maatvoering van de categorie midden te boven gaat. Ondernemingen in de grote categorie vallen buiten de beleidsregel.

Bij de kleine categorie wordt Bed en Breakfast gezien als een nevenactiviteit bij (bedrijfs)woningen. Voor woningen geldt dat er bij recht maximaal twee kamers mogen zijn, met een maximum van 30% van de oppervlakte van de woning. Bed en Breakfast mag niet leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving. Overigens komt de term Bed en Breakfast niet terug in de regels van het bestemmingsplan. Hier wordt het net als de middencategorie kleinschalig toeristisch overnachten genoemd. Dit komt op hetzelfde neer.

De middencategorie wordt mogelijk gemaakt met een afwijking. Met de afwijking kan een groter deel van de woonfunctie tot maximaal 50% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m2 voor het kleinschalig toeristisch overnachten worden gebruikt.

Deze beleidsregel is vertaald in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing op dit bestemmingsplan.

5.6.7 Beleidsregel mantelzorg

Het gebruik van bestaande bijbehorende bouwwerken voor de huisvesting voor mantelzorg is vastgelegd in de 'Beleidsregel met betrekking tot huisvesting ten behoeve van mantelzorg in bij woningen behorende bijgebouwen in de gemeente Waterland (vastgesteld op 17 september 2009). Op basis van de beleidsregel is mantelzorg toegestaan binnen de (bedrijfs)woningen. Met een afwijking wordt mantelzorg ook in vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan (afhankelijke woonruimte). De afhankelijke woonruimte mag maximaal 60 m2 bedragen. Bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk geldt als voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van derden waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

Deze beleidsregel is vertaald in dit bestemmingsplan. De beleidsregel is daardoor niet meer van toepassing op dit bestemmingsplan.

5.6.8 Groenbeleid

De Groenvisie 2016 (vastgesteld op 24 januari 2008) vormt de basis voor het groenbeleid in de gemeente. In de Groenvisie is beleid ontwikkeld ten aanzien van bomen, restgroen en nieuwbouw- en herstructureringslocaties.

Onderdeel van de Groenvisie is de Bomenverordening. Deze stelt dat voor het vellen van een aantal soorten bomen een omgevingsvergunning nodig is. Bij de verlening van een vergunning wordt zoveel mogelijk herplant opgelegd. Voor het vellen van de volgende bomen is een vergunning nodig:

  • bomen die deel uitmaken van de hoofdboomstructuur;
  • bomen die monumentaal zijn;
  • bomen die waardevol zijn.

Dit bestemmingsplan gaat uit van bescherming van het groen in het plangebied. Al het publieke en openbare groen dat in de Groenvisie is opgenomen, is met de bestemming 'Groen' beschermd.

5.6.9 Huisvesting primair onderwijs

In het Integraal Huisvestingsplan primair onderwijs (vastgesteld op 24 juni 2008) geeft de gemeente haar beleid ten aanzien van de huisvesting van primair onderwijs weer. In het plangebied liggen geen scholen.

5.6.10 Maatschappelijke ondersteuning

In de beleidsnota Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Waterland 2009 - 2012 (februari 2009) is het beleid ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning weergegeven. In aansluiting op de regionale nota Gezondheidsbeleid is in de gemeentelijke nota aangegeven dat mantelzorg ondersteund moet worden. Daarom is in dit bestemmingsplan mantelzorg toegestaan bij alle bestemmingen met een (bedrijfs)woning.

5.6.11 Parkeren

Parkeren gebeurt vooral op de daarvoor bestemde parkeervakken en parkeerplaatsen. Op sommige plaatsen is er een bepaalde overlap met groen. Daarom is in dit bestemmingsplan in de bestemming 'Groen' ondergeschikt parkeren toegestaan.

5.6.12 Speelvoorzieningen

Het beleid ten aanzien van speelvoorzieningen staat in de kaderstellende notitie speelvoorzieningen (vastgesteld op 4 december 2003). Er wordt onderscheid gemaakt tussen informele speelruimte (straat, bosjes, bomen en dergelijke) en formele speelruimte (met speeltoestellen en/of sportfaciliteiten. In de gemeente is er voldoende informele en formele speelruimte aanwezig. Het is van belang dat de speelruimte aantrekkelijker wordt gemaakt. Bij de inrichting van speelruimte wordt er rekening gehouden met het aantal kinderen in het dorp en de reeds aanwezige speeltoestellen. Deze notitie heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

5.6.13 Standplaatsenbeleid

In de gemeente geldt een maximumstelsel ten aanzien van het verlenen van standplaatsvergunningen op grond van de APV. Dit is vastgelegd in de notitie vent- en standplaatsvergunningenbeleid (juli 1995). Het beleid is vertaald in de algemene gebruiksregels.

5.6.14 Terrassenbeleid

Ten aanzien van terrassen geldt de nota Terras beleid Waterland 2007 (vastgesteld op 6 februari 2007). Het terrassenbeleid is vertaald in de algemene gebruiksregels.

5.6.15 Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan

Het beleid ten aanzien van recreatie en toerisme is beschreven in het Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan (vastgesteld op 23 januari 2003). Gemeente Waterland heeft een strategische ligging ten opzichte van grote bevolkingsconcentraties en toeristische trekkers, zoals het Markermeer. Hierdoor is Waterland vooral voor de watersport een interessant gebied. Uitbreiding van jachthavens is wenselijk, zowel in aantallen ligplaatsen als qua oppervlakte om grotere ligplaatsen te kunnen bieden. De uitbreiding van de jachthavens wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Verder zijn er veel andere recreatiemogelijkheden. Hieronder vallen bijvoorbeeld routes voor kleine boten. In de winter kan er op deze routes geschaatst worden. Deze recreatieve kano- en schaatsroutes worden van belang geacht. Deze zijn op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangeduid.

5.6.16 Welstandsbeleid

De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Waterland (februari 2004, herziening maart 2009). In de Welstandsnota worden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. De algemene welstandscriteria gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk past in zijn omgeving. (Ver)bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota.

5.6.17 Conclusie gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid heeft zijn vertaling gekregen in dit bestemmingsplan. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 6 Milieu- En Omgevingsaspecten

6.1 Inleiding

Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

6.2 Planmer

6.2.1 Normstelling en beleid

Vanaf 21 juli 2004 moet de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de Europese Unie (EU) te worden toegepast. De Europese richtlijn is bedoeld om milieueffecten van plannen en programma's tijdens de voorbereiding ervan in beeld te brengen in de vorm van een milieurapport (MER)6. Doel van de richtlijn is om milieubelangen een meer nadrukkelijke plaats te geven in de besluitvorming.

De richtlijn is geïntegreerd in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). Per 1 april 2011 is de gewijzigde Besluit mer in werking getreden. Belangrijkste wijziging is dat drempelwaarden met het nieuwe besluit indicatief zijn geworden. Dat wil zeggen dat de in het Besluit mer genoemde oppervlakten en aantallen een richtlijn zijn. Omgevingskenmerken kunnen aanleiding geven tot lagere drempelwaarden. De verplichting om ten aanzien van plannen en programma's een MER te maken, onderscheid zich van een zogenaamde projectmer voor concrete plannen. Een planMER betreft plannen die uiteindelijk kunnen leiden tot concrete projecten, oftewel het kader vormen voor deze projecten. Van een planmer-plicht is sprake als:

  • plannen het kader vormen voor (toekomstige) mer- of merbeoordelingsplichtige besluiten en/of;
  • op grond van de Natuurbeschermingswet een passende beoordeling moet worden gemaakt. Dit is het geval als significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten.
  1. 6. De afkorting mer verwijst naar de procedure van milieueffectrapportage. De afkorting MER staat voor milieueffectrapport, het resultaat van deze procedure.

6.2.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

PlanMER

Dit bestemmingsplan biedt ontwikkelingsmogelijkheden die mogelijk kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het gaat daarbij vooral om de ruimte voor uitbreiding van agrarische bedrijven en jachthavens. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan een planMER en een passende beoordeling uitgevoerd7. Het planMER is opgenomen als bijlage 5. Een samenvatting van het planMER is opgenomen als bijlage 6. De passende beoordeling maakt deel uit van het planMER.

In het planMER wordt een vergelijking gemaakt tussen een referentiesituatie (situatie zonder vaststellen van het bestemmingsplan) en het voornemen (situatie met vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan). De referentiesituatie bestaat uit de huidige milieusituatie, autonome ontwikkelingen en generiek beleid dat los van het plan wordt doorgevoerd.

Uit het planMER blijkt dat er een aantal negatieve en positieve effecten voor het milieu zijn te verwachten. De meeste effecten worden neutraal of licht negatief beoordeeld. Na de beschrijving en waardering van effecten worden in het planMER verschillende mitigerende maatregelen voorgesteld om de milieueffecten van de nieuw vast te stellen bestemmingsplannen te voorkomen of tot een minimum te beperken. Voor een deel zijn dit maatregelen die zijn te regelen binnen het bestemmingsplan. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • het opnemen van maxima ten aanzien van het aantal mestvergisters om verkeersgerelateerde effecten tot een minimum te beperken (verkeershinder, luchtkwaliteit, geluidhinder, stikstofdepositie). In het bestemmingsplan is daarom het aantal mestvergisters verbonden aan een maximum aantal van 5;
  • in de regeling voor het evenemententerrein is een maximum opgenomen ten aanzien van het maximum aantal bezoekers, de frequentie en de aard van evenementen. Ook is bij middelgrote evenementen een geluidsnorm opgenomen in lijn met de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter (Inspectie Milieuhygiëne Limburg, 1996). Het aantal evenementen per jaar wordt daarbij begrensd;
  • een afstemmingsbepaling met de Natuurbeschermingswet, waarmee is geregeld dat bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening met de specifieke bescherming en instandhouding van de Natura 2000 - gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 zal zijn;
  • een algemene gebruiksregel waarmee is geregeld dat het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van het uitbreiden van de veestapel - bijvoorbeeld het in gebruik nemen van een nieuwe stal - pas is toegestaan wanneer de totale stikstofdepositie op het maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied niet toeneemt.

Er zijn ook maatregelen die buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan vallen, maar die wel effectief zijn bij het voorkomen en reduceren van milieueffecten. Het gaat om het volgende maatregelen:

  • het opnemen van geluidsvoorschriften bij evenementenvergunningen voor het Hemmeland (bij evenementen met een luidruchtig karakter).

Passende beoordeling

Mogelijke effecten van in het bestemmingsplan geboden ontwikkelingsruimte op Natura 2000-gebieden zijn onderzocht in een passende beoordeling. Daarbij staan twee aspecten centraal:

  • de uitbreiding van veehouderijbedrijven kunnen als gevolg van stikstofdepositie leiden tot significant negatieve effecten in verzurings- en vermestingsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebied. Met name in het gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske';
  • toekomstige uitbreiding van de ligplaatscapaciteit bij bestaande jachthavens leidt (in theorie) tot extra vaarbewegingen binnen het Natura 2000 gebied Markermeer & IJmeer. Dit kan leiden tot verstoring van kwalificerende vogelsoorten.

Ten aanzien van het eerste aspect zijn verschillende scenario's doorgerekend: naast de huidige situatie zijn de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan, een (realistisch) trendscenario en een ruim groeiscenario doorgerekend. Op basis van deze berekeningen is geconcludeerd dat wanneer alle agrarische bedrijven in de gemeente Waterland gebruik maken van de maximale bouwmogelijkheden, de stikstofdepositie vanuit de gemeente Waterland op stikstofgevoelige habitats in het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske toeneemt in de orde van 400%. Daarmee komt het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen verder uit beeld.

Echter, wanneer wordt uitgegaan van een meer realistische trendmatige groei van de veehouderij, is geconstateerd dat de stikstofdepositie licht afneemt of nauwelijks toeneemt (afhankelijk van het toetsingspunt). Daaruit kan worden afgeleid dat op gebiedsniveau in de komende 10 jaar waarschijnlijk voldoende milieuruimte beschikbaar is om vergunningen te verlenen. Deze uitkomst zegt echter niets over individuele percelen. Om te voorkomen dat een agrarisch bedrijf leidt tot significant negatieve effecten voor het Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske', is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen (deze maatregel is beschreven onder 6.1.2).

Toename van de stikstofdepositie als gevolg van extra verkeersbewegingen is verwaarloosbaar.

Voor het gebied Markermeer en IJmeer geldt dat de uitbreidingsplannen voor jachthavens niet leiden tot significant negatieve effecten. Tegenover geringe, tijdelijke verstoring, zijn sterk positieve effecten te verwachten zijn als gevolg van het herstel van het ecologisch systeem in de regio Markermeer/IJmeer. Wel is het noodzakelijk om geluidsarme heitechnieken en geluidsbeperkende maatregelen te treffen bij de aanlegwerkzaamheden voor de uitbreiding van jachthavens. In de passende beoordeling zijn deze maatregelen nader beschreven.

Aanvulling op het planMER

Het planMER heeft samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Op 30 januari 2013 heeft de Commissie voor de milieueffect-rapportage een voorlopig toetsingsadvies uitgebracht waarin zij een oordeel geeft over de inhoud van het planMER. Naar aanleiding van dit advies is een aanvulling op het MER gemaakt (zie bijlage 10). De aanvulling gaat onder andere in op:

  • De beschrijving van het voornemen (mede in relatie tot de PRVS);
  • Het onderscheid tussen effecten als gevolg van het bestemmingsplan en de autonome ontwikkelingen in de passende beoordeling;
  • Effecten van middelgrote evenementen op het Hemmeland;
  • De maximale effecten van de veehouderij in relatie tot het grondgebonden karakter van de veehouderij;
  • De effecten op het gebied van beschermde flora- en fauna.

Mede naar aanleiding van het toetsingsadvies en de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan zijn tevens een aantal ontwikkelingsmogelijkheden in het planMER heroverwogen. Er is voor gekozen om:

  • Mestvergisters te beperken tot een maximale capaciteit van 20 ton;
  • Geen nieuwe agrarisch loonbedrijven mogelijk te maken;
  • Geen grootschalige evenementen (tot 20.000 bezoekers) toe te staan op het Hemmeland;
  • Geen wijzigingsbevoegdheid op te nemen waarmee de realisatie van een hotel op het Hemmeland wordt mogelijk gemaakt.
  1. 7. Omdat het nieuwe bestemmingsplan Marken 2013 ook mer-plichtig is, is het planMER en de passende beoordeling van toepassing op beide plannen.

6.2.3 Conclusie

Voor dit bestemmingsplan is een planMER opgesteld. Het planMER, de samenvatting en de aanvulling zijn opgenomen in bijlage 5, 6 en 10.

6.3 Ecologie

6.3.1 Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet (Nbw). Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een Nbw-vergunning worden aangevraagd. Als een Nbw-vergunning nodig is dan 'haakt' deze aan bij de omgevingsvergunning. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is de provincie. In de gevallen dat een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dan 'haakt' de ontheffing aan bij de omgevingsvergunning.

6.3.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

In het plangebied ligt een deel van de Natura 2000-gebieden 'Markermeer en IJmeer' en 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske'. In het bestemmingsplan is voor dit gebied de bestemming 'Natuur - 1' opgenomen.

Ontwikkelingen buiten de Natura 2000-gebieden kunnen ook invloed hebben op de ecologische waarden binnen de gebieden. In paragraaf 6.1.2 zijn de belangrijkste conclusies van de passende beoordeling opgenomen.

In het plangebied komen verschillende gebieden voor die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gebieden die al zijn ingericht voor natuur en gebieden die nog voor natuur ingericht moeten worden. De gebieden die al zijn ingericht voor natuur hebben in dit bestemmingsplan een beschermende regeling gekregen.

Verder ligt er in de gemeente een ecologische verbindingszone. Het gaat om de Purmer Ringvaart en een watergang ten westen van Monnickendam.

Grote delen van het buitengebied zijn aangewezen als weidevogelleefgebied. Voor het herstel en de verbetering van weidevogelleefgebieden is het Opkrikplan weidevogelleefgebied Waterland Oost opgesteld. In het plan zijn aanbevelingen geformuleerd ter verbetering van de weidevogelleefgebieden. Dit bestemmingsplan frustreert deze maatregelen niet.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Door het opnemen van een afstemmingsbepaling en een gebruiksregel wordt voorkomen dat individuele uitbreidingen tot significant negatieve effecten. Eventuele maatregelen kunnen verder worden uitgewerkt in het vergunningenspoor.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming wordt gewerkt met de zogenaamde 'uitgestelde toets'. De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn (bij recht, vergunningvrij of via een afwegingsprocedure) de mogelijke effecten op de te beschermen soorten altijd moeten worden meegewogen. Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit strijd oplevert met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, kan de betreffende activiteit pas plaats vinden na het verkrijgen van de ontheffing.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet echter wel redelijk zicht bestaan op de verleenbaarheid van een eventuele benodigde ontheffing en/of omgevingsvergunning. Anders is het bestemmingsplan niet uitvoerbaar. Uit het planMER blijkt dat in het plangebied wel beschermde plant- en diersoorten kunnen voorkomen. Rechtstreekse vernietiging of verstoring van soorten of hun verblijfsplaatsen is echter niet aan de orde.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect soortenbescherming wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

6.3.3 Ecologie

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.4 Cultuurhistorie

6.4.1 Normstelling en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen, en ook in het kader van de milieueffectrapportage is de cultuurhistorie een mede te onderzoeken aspect. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie -die deel uitmaakt van de verordening- en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten en historische dijken.

6.4.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied komen diverse cultuurhistorische elementen voor. Hieronder volgt per element een beschrijving.

Stelling van Amsterdam

De Stelling van Amsterdam is een militair verdedigingswerk dat tussen 1870 en 1915 is aangelegd ter bescherming van Amsterdam. De verdedigingsring is 135 kilometer lang en bestaat uit dijken met dammen en sluizen, terreinen die onder water konden worden gezet (inundatie) en 42 forten. Dit verdedigingssysteem in combinatie met het daarbij horende landschap is aangeduid als de stellingzone.

De stelling van Amsterdam is aangewezen als Nationaal Landschap en staat op de UNESCO-werelderfgoedlijst. De stelling loopt gelijk aan de primaire waterkering langs het Markermeer. De bestemming van deze waterkering is mede bestemd voor het behoud van cultuurhistorische waarden.

Noorder IJ- en Zeedijken

Deze dijken dienden ter bescherming van de relatief laaggelegen Hollandse veenweidegebieden tegen het water van de voormalige Zuiderzee en het IJ. De Noorder IJ- en Zeedijken lopen vanaf de Westfriese Omringdijk (bij Schardam) langs Zeevang en Waterland door naar het zuiden van Oost- en Westzaan, Assendelft in de richting van Noord-Kennemerland. Het tracé van de dijken is historisch bepaald. In het tracé zijn de sporen van de strijd tegen het water nog steeds zichtbaar. In de eerste plaats in het bochtige en hoekige tracé zelf, dat duidt op doorbraken in vroegere tijden. Vervolgens geven de braken een indruk van de gevolgen van de vroeger steeds terugkerende doorbraken. Tenslotte vormen de buitendijkse landen een essentieel onderdeel van het dijkverdedigingssysteem. Deze voorlanden waren bedoeld om de slag van het water te breken. De dijken zijn een beeldbepalend element in het Noord-Hollandse polderlandschap door de continuïteit en de hoogte van de dijken in samenhang met de openheid van het omliggende landschap.

De Noorder IJ- en Zeedijken zijn aangewezen als provinciaal monument. De Noorder IJ- en Zeedijken lopen gelijk aan de primaire waterkering langs het Markermeer. De bestemming van deze waterkering is mede bestemd voor het behoud van cultuurhistorische waarden.

Trekvaart Amsterdam - Hoorn

In Noord-Holland vond in het verleden vrijwel al het transport over het water plaats. Ook de verbindingen tussen steden onderling, en tussen stad en land, vonden plaats via het water. Dit gebeurde via de trekvaarten. De steden waren via een netwerk van watergangen onderling en met het omliggend landelijk productiegebied verbonden. Via het water werden de producten van het land naar de stedelijke markten en later naar de veilingen vervoerd. De Noord-Hollandse trekvaarten vormen een historische infrastructuur van kanalen die veelal in verbinding staan met Amsterdam.

De trekvaarten dateren grotendeels uit de 17e eeuw en zijn intensief in gebruik gebleven voor de binnenscheepvaart (personen, zandwinning, drinkwater, goederen) tot de komst van de spoor- en tramlijnen. Naast verkeersverbinding functioneerden de trekvaarten ook binnen het afwateringssysteem van de polders. Vanuit Amsterdam zijn trekvaarten naar het westen, noorden en oosten in het landschap bewaard gebleven.

De trekvaart heeft in het bestemmingsplan een beschermende regeling gekregen met een dubbelbestemming.

Stolpboerderijen

Stolpboerderijen zijn het meest identiteitsbepalende historische boerderijtype in Noord-Holland, vooral voor het grondgebied boven het Noordzeekanaal. Met uitzondering van aan de stolp verwante boerderijen in de provincie Friesland komt de stolp als boerderijtype buiten de provincie Noord-Holland niet voor. De stolp is daarmee identiteitsbepalend voor Noord-Holland.

De stolpboerderij kenmerkt zich door een vierkant houtskelet dat dient als draagconstructie voor een hoog piramidevormig dak. De ruimte binnen het vierkant dient voor hooiberging, daaromheen zijn de ruimten gegroepeerd voor mens en dier.

Op de stolpboerderij bestaan diverse varianten. De stolpboerderij komt voor in diverse uitvoeringen van klein en zeer eenvoudig tot groot en zeer rijk. De stolpen in Waterland zijn over het algemeen groter dan de stolpen elders.

Stolpen zijn gebouwd vanaf 1600 tot in het Interbellum. Veel stolpen zijn na de Tweede Wereldoorlog verdwenen. Zo telde Noord-Holland in 1950 ongeveer 10.000 stolpen, anno 2009 zijn dat er nog 5.000. Hiervan zijn er 400 beschermd. Het aantal stolpen, en daarmee de identiteitsbepalende waarde voor Noord-Holland, neemt gestaag af.

De stolpboerderijen hebben een eigen bestemming gekregen. Binnen deze bestemming wordt gezorgd voor bescherming van deze karakteristieke boerderijvorm.

De Kathammer of De Katwoudermolen (Katwoude / Volendam)

Deze molen werd gebruikt als watermolen. Het betreft een achtkante grondzeiler. De molen is in beheer bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De molen is aangewezen als rijksmonument.

De molen wordt in dit bestemmingsplan beschermd met een eigen bestemming. Rondom de molen is op de verbeelding een molenbiotoop aangegeven. Binnen de molenbiotoop gelden er belemmeringen voor het bouwen van bouwwerken. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de molen voldoende windvang krijgt.

Goudriaankanaal

Het Goudriaankanaal is een nooit afgemaakt kanaal door de gemeente Waterland, tussen IJdoorn (Durgerdam) en Marken. Het had een strategische verbinding moeten vormen tussen Amsterdam en de voormalige Zuiderzee. De werkzaamheden vingen aan in 1826 en werden in 1828 gestaakt. Nadat de werkzaamheden waren gestaakt werd het kanaal in de loop der jaren gedempt. De sloten aan weerszijden van het kanaal zijn er nog wel. Deze liggen in het zuidoosten van de gemeente. Deze waterlopen worden met een specifieke dubbelbestemming beschermd.

Monumenten

In het plangebied komt een aantal rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten voor. Deze monumenten worden beschermd via de Monumentenwet. Voor monumenten hoeft in het bestemmingsplan daarom geen beschermende regeling te worden opgenomen. Een volledig overzicht van de monumenten staat op de website van de gemeente.

Beeldbepalende en waardevolle panden

Naast de monumenten kent het plangebied ook beeldbepalende en waardevolle panden. Deze beeldbepalende en waardevolle panden zijn met een aanduiding weergegeven. Aan deze aanduiding is een vergunningplicht voor het geheel of gedeeltelijk slopen van panden gekoppeld. In bijlage 7 zijn beschrijvingen van deze panden opgenomen.

Aardkundig waardevolle gebieden

In het plangebied liggen diverse aardkundig waardevolle gebieden. Deze gebieden zijn in dit bestemmingsplan beschermd met een dubbelbestemming. Hieronder volgt een korte beschrijving per gebied:

  • de natuurlijke oever van de voormalige Zuiderzee

Het gaat hierbij onder andere om onderdelen van polder Katwoude, De Peereboom, De Nes.

  • het Ae- en Die gebied, in het zuidoosten van de gemeente

Dit gebied is representatief voor het voormalige veenlandschap. Hier komen brede en goed zichtbare inbraakgeulen voor, welke uniek zijn voor dit gebied. Het gebied wordt doorsneden door enkele kreekbeddingen, waaronder de veenrivieren de Ae en de Die.

  • Varkensland

Dit is een gebied met zetwallen, petgaten en trekgaten. Deze zijn soms gedeeltelijk tot geheel verland of opgevuld met bagger. De ondergrond bestaat uit veenmosveen en zeeklei. Aan het slotenpatroon zijn voormalige veenstroompjes te herkennen.

  • Heitje van Katham

Dit gebied bestaat uit vlietveengronden met diverse bodemkundige fenomenen.

  • Purmer Ee

Dit gebied is een binnendelta met kleidek. Tijdens de meerfase werd een onderwaterdelta gevormd. Aan de rand van de Purmer (bij de Purmer Ee) is een zee-erosiewerfing zichtbaar. Langs de Monnickendammerweg zijn veenrestanten zichtbaar.

  • De Nes

Dit betreft een voormalig veenschiereiland in de polder. Op de zeeklei is rietveen gevormd. In het gehele gebied is maar weinig hoogteverschil aanwezig.

  • Overleker Gouw, De Leek en de Enge Leek

Dit betreffen verschillende veenstroompjes van de voormalige Purmer. Het gebied bestaat voornamelijk uit riet- en zeggeveen.

Beschermd dorpsgezicht

Zuiderwoude is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Voor het beschermd dorpsgezicht is een dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming valt voor een deel binnen dit plangebied. Met deze dubbelbestemming worden de karakteristieke waarden van het beschermd dorpsgezicht beschermd.

6.4.3 Conclusie

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en gebieden die niet via de Monumentenwet zijn beschermd, hebben een beschermende regeling gekregen in dit bestemmingsplan. Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.5 Archeologie

6.5.1 Normstelling en beleid

Voor de bescherming van archeologische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De bedoeling is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Voor rijksbeschermde archeologische monumenten geldt de bescherming op grond van de Monumentenwet en hoeft in het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen.

Het archeologisch beleid van de gemeente Waterland is vastgelegd in de 'Archeologienota Waterland 2011'. In deze nota is verwoord hoe het behoud van archeologische waarden of het onderzoek daarnaar worden zeker gesteld. In de Archeologienota worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden (zie tabel 1). Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied.

Categorie Omschrijving
Rijksbeschermd archeologisch monument Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie. Er is een monumentenvergunning vereist.
1 Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie.
2 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 100 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 35 centimeter
3 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 500 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter
4 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 2.500 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter
5 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 10.000 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter

Tabel 1. Archeologische categorieën

6.5.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Binnen het plangebied komen de categorieën 1 tot en met 5 voor. Van rijkswege beschermde archeologische monumenten komen niet voor binnen dit plangebied. De vijf voorkomende categorieën worden als dubbelbestemmingen op de verbeelding weergegeven. Binnen deze dubbelbestemmingen is geregeld dat bij ingrepen vanaf de genoemde oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning vereist is. In theorie maakt dit bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk die groter zijn dan de genoemde oppervlaktes. Dit speelt bijvoorbeeld bij de uitbreiding van agrarische bedrijven. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dergelijke ontwikkelingen wordt getoetst of archeologisch onderzoek nodig is.

In geval tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen geldt een meldingsplicht op grond van de Monumentenwet. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten die ouder zijn dan 50 jaar bij de gemeente Waterland gemeld moeten worden.

6.5.3 Conclusie

Het archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan met dubbelbestemmingen op de verbeelding en passende regels. Vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.6 Waterparagraaf

6.6.1 Normstelling en beleid

Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het binnendijkse deel van het plangebied valt in het werkgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Voor de buitendijkse wateren, het Markermeer, de Gouwzee en het Monnickendammergat is Rijkswaterstaat de beheerder.

6.6.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De gemeente Waterland kenmerkt zich door veenpolders met hoge (grond)waterstanden. Deze hoge waterstanden zijn bepalend voor het gebruik van het buitengebied. Door de hoge grondwaterstanden zijn de gronden vooral geschikt voor landbouw en natuur. Deze twee functies komen dan ook veelvuldig voor in het plangebied.

De belangrijke waterlopen -gangen en -partijen, buiten de natuurgebieden, hebben een bestemming 'Water' gekregen. Het gaat vooral om de hoofdwatergangen van het Hoogheemraadschap. Deze watergangen hebben een belangrijke functie in de afwatering van het gebied.

De buitendijkse wateren Markermeer en Gouwzee behoren tot het Natura 2000-gebied 'Markermeer en IJmeer'. Daarom hebben deze wateren de bestemming 'Natuur - 1' gekregen. Deze gronden hebben naast een natuurdoel uiteraard ook een functie voor de scheeps- en recreatievaart en de visserij. Dergelijke functies zijn binnen deze bestemming ook mogelijk gemaakt.

Het Monnickendammergat, wat ook buitendijks ligt, valt buiten het Natura 2000-gebied. Hier staat het waterbelang voorop. Het Monnickendammergat heeft daarom een bestemming 'Water' gekregen.

Daarnaast zijn de verschillende waterkeringen in het plangebied bestemd. In het plangebied liggen zowel primaire waterkeringen als regionale waterkeringen. De primaire waterkeringen betreffen de dijken die Waterland beschermen tegen water vanuit de Gouwzee en het Markermeer. De regionale waterkeringen zijn de overige waterkeringen. Het gaat daarbij onder andere om boezemkaden en waterkeringen rondom dieper gelegen polders. Naast een waterstaatkundige functie kunnen regionale keringen ook andere functies vervullen.

Alle dijken in het plangebied zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Deze dubbelbestemming heeft de bescherming van de waterkerende functie voor ogen. Aan weerszijden van de waterkeringen liggen zones waarbinnen werken en werkzaamheden invloed kunnen hebben op het functioneren van de waterkering. Deze zone is daarom voorzien van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Binnen deze aanduiding is voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning moet eerst advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

In het kader van het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt de dijk langs het Markermeer versterkt. Momenteel is het hoogheemraadschap nog bezig met onderzoeken op welke wijze de dijkversterking plaats gaat vinden.

6.6.3 Conclusie

De belangrijkste waterhuishoudkundige elementen zijn als zodanig bestemd. Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.7 Bedrijven En Milieuzonering

6.7.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

6.7.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Uitgangspunt is dat milieucategorieën 1 en 2 algemeen in het landelijk gebied zijn toegestaan. Daarnaast zijn bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn als categorie 1 en 2-bedrijven toegestaan. Bestaande bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn in bijlage 2 bij de regels specifiek benoemd. Hiermee wordt voorkomen dat ook andere bedrijven uit hogere milieucategorieën zich kunnen vestigen, waardoor hinder voor de omgeving kan ontstaan. Door opname in de bijlage kunnen de bestaande bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend. Bij eventuele bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing zijn echter alleen bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1 en 2 en hetzelfde type bedrijf uit de hogere categorie toegestaan.

6.7.3 Conclusie

Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.8 Agrarische Bedrijven

6.8.1 Normstelling en beleid

Voor veehouderijen met een omgevingsvergunning, geldt de Wet geurhinder en veehouderij. In deze wet zijn voor bepaalde typen dieren geurnormen opgenomen. Ten aanzien van dieren waarvoor geen geurnorm is vastgesteld, gelden afstanden. Op grond van een gemeentelijke geurverordening is binnen een bepaalde bandbreedte afwijking van deze normen en afstanden mogelijk. Gemeente Waterland heeft geen geurverordening. Dus gelden de afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij.

Voor kleinschalige veehouderijen en akkerbouwbedrijven gelden de vaste afstanden uit het Besluit landbouw milieubeheer. Deze afstanden zijn afhankelijk van het type omgeving (binnen of buiten de bebouwde kom). Daarnaast gelden er grotere afstanden voor inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden.

6.8.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied komen uitsluitend veeteelt bedrijven voor. Deze vallen onder het Besluit landbouw milieubeheer. In de huidige situatie wordt voldaan aan de afstandsnormen uit het Besluit landbouw milieubeheer. De effecten van de uitbreidingsruimte die dit bestemmingsplan biedt aan de agrarische bedrijven, zijn onderzocht in de planmer. Als gevolg van nieuwbouwplannen kan het aantal geurgehinderden beperkt toenemen. Bijvoorbeeld wanneer een stal wordt uitgebreid in de richting van woningen of wanneer een kleinschalig kampeerterrein wordt gerealiseerd op een buurperceel. Van onevenredige geurhinder zal echter geen sprake zijn, want dit is een voorwaarde bij de nieuwbouw van stallen of van geurgevoelige objecten zoals woningen.

6.8.3 Conclusie

Onevenredige geurhinder zal niet aan de orde zijn. Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.9 Geluid

6.9.1 Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidszone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

6.9.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De wegen in het plangebied hebben allemaal een geluidszone. Langs de wegen met een geluidszone wordt de bestaande situatie gehandhaafd. Er zijn geen mogelijkheden om nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen deze geluidszones op te richten. Voor de bestaande situaties en/of planologisch mogelijk gemaakte situaties waarvoor een overschrijding geldt zijn in het verleden hogere waarden verleend. In het plangebied zijn geen saneringssituaties aanwezig.

6.9.3 Conclusie

Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.10 Bodem

6.10.1 Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

In de Bodemagenda 2011-2016 (vastgesteld op 13 maart 2012) heeft de gemeente doelstellingen geformuleerd met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling kan geven aan de gewenste verbreding van het bodembeleid. Bij ontwikkelingen komt men in aanraking met verschillende aspecten van de bovengrond en ondergrond. De aanleg van nieuwe infrastructuur en voorzieningen zoals riolering, kabels en leidingen leidt tot grondverzet. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de bovengrond in de gemeente Waterland heterogeen verontreinigd is. Vrijkomende grond is meestal niet vrij toepasbaar.

6.10.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan gaat het om het vastleggen van de bestaande situatie. Binnen het bestemmingsplan worden er bij recht geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het geval zich een ontwikkeling aandient (via wijzigingsbevoegdheid of bij afwijking), wordt in het kader van de omgevingsvergunning tenminste een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

6.10.3 Conclusie

Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.11 Luchtkwaliteit

6.11.1 Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

6.11.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er treedt dan ook geen verslechtering van de luchtkwaliteit op.

6.11.3 Conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.12 Externe Veiligheid

6.12.1 Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. De wetgeving over 'externe veiligheid' heeft tot doel de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR)8 en het groepsrisico (GR)9.

  1. 8. Het plaatsgebonden risico (PR) is het risico dat op een plaats buiten een inrichting een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Het PR wordt uitgedrukt als de kans per jaar. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van één op miljoen (10-6) als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Bevi.
  2. 9. De definitie van het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

6.12.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied is een aantal risicobronnen aanwezig. Het gaat om een gasleiding en drie bedrijven die een propaantank op het perceel hebben. Ook worden er gevaarlijke stoffen vervoerd over de N247 en de N235. Daarnaast ligt net buiten het plangebied, binnen de plangrens van het bestemmingsplan Monnickendam Binnen de Vesting 2013, een lpg-tankstation. Hieronder worden deze risicobronnen nader beschouwd.

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de brandweer. De brandweer heeft op basis van het voorontwerpbestemmingsplan advies ten aanzien van externe veiligheid gegeven (zie bijlage 8). In het advies heeft de brandweer verschillende ongevallen scenario's beschouwd. De brandweer adviseert bij het vaststellen van het bestemmingsplan rekening te houden met de gevolgen van deze ongevallenscenario's. In het veiligheidsadvies beschrijft de brandweer risicoreducerende en effectbeperkende maatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid van personen. De brandweer adviseert deze maatregelen te betrekken bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Deze maatregelen vallen echter buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.

Buisleidingen

Van en naar het lpg-tankstation aan de N247 liggen twee hoofdgasleidingen. Beide leidingen hebben een werkdruk van 40 bar. De diameter van beide leidingen is verschillend. De ene leiding heeft een diameter van 4 inch en de andere leiding van 6 inch. Beide leidingen zijn op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming.

De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) ligt bij beide leidingen op het hart van de leidingen. De leiding van 5 inch heeft een invloedsgebied (1% letaliteit) van 45 meter. De leiding van 7 inch heeft een invloedsgebied van 70 meter. Binnen het invloedsgebied moet het groepsrisico worden verantwoord als deze toeneemt. De bestaande functies binnen het invloedsgebied zijn vastgelegd. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die toename van het groepsrisico tot gevolg hebben. Bij het toepassen van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden moet opnieuw getoetst worden aan de risicocontouren van de buisleidingen. Aangezien er alleen perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, is het niet de verwachting dat het groepsrisico zodanig toeneemt dat een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is.

Conclusie buisleidingen

Vanuit de gasleidingen gelden er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Propaantank

Alle drie propaantanks hebben een inhoud van kleiner dan 13 m3. De propaantanks vallen dan ook niet onder het Bevi. Echter, op basis van het Activiteitenbesluit gelden er wel risicoafstanden. Het gaat om risicoafstanden van 25 meter. Binnen deze contour ligt alleen de eigen inrichting. Er vallen geen kwetsbare functies binnen de contour.

Conclusie propaantank

Vanuit de propaantanks gelden er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied wordt doorsneden door de N247 en de N235. Over deze wegen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Beide wegen zijn niet opgenomen in het Basisnet Weg. Dit houdt in dat er langs de route geen ruimte wordt gereserveerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Dat er zich langs deze wegen geen knelpunten voordoen in verband met externe veiligheid, wordt bevestigd door een viertal onderzoeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg. Voor het PR geldt namelijk, wanneer het aantal lpg-tankwagens per jaar lager is dan 6.500, een autoweg geen 10-6 PR-contour heeft.

Tijdens een extern veiligheidsadvies uit 200710 zijn er gemiddeld 7 vervoerbewegingen met gevaarlijke stoffen per dag waargenomen op knooppunt N235 / N247.

Daarnaast is in 2006 een rapportage opgesteld in het kader van vervoer van gevaarlijke stoffen op de N24711. In 2009 is een nader onderzoek uitgevoerd12. Uit deze onderzoeken blijkt dat er vervoersbewegingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen op de N247. Uit de onderzoeken blijkt de volgende jaarintensiteit van vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen:

  • zeer brandbare vloeistoffen (LF1): 1.463 transporten per jaar;
  • brandbare Vloeistoffen (LF 2): 1.658 transporten per jaar:
  • lichtontvlambare Gassen: 878 transporten per jaar.

Geconcludeerd kan worden dat de 10-6 jaar-risicocontour wel aanwezig is, maar dat deze niet buiten de weg komt, aangezien het aantal lpg-tankwagens per jaar lager is dan 6.500.

Volgens het externe veiligheidsadvies (2007) blijft het groepsrisico op bovengenoemde locaties onder de oriënterende waarde. In het onderzoek is de aanname gedaan dat het aantal bewoners per hectare 300 bedraagt en alle verkeer zich op het baanvlak direct naast de bebouwde gebieden bevindt, dit geldt voor telpunten N235 / N247 en N244 / N247. Uit de rapportages uit 2006 en 2009 blijkt eveneens dat oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Ten slotte is in 2012 onderzoek13 uitgevoerd naar GF3 (licht ontvlambare gassen). Voor wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is het transport van GF3 bepalend voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico. In het onderzoek zijn de bekende telgegevens geanalyseerd, waardoor een voldoende betrouwbaar beeld van de gegevens is verkregen. Bij hantering van het maximale aantal GF3-transporten is er geen 10-6-contour aanwezig is. Verder concludeert het onderzoek dat het groepsrisico op alle wegen onder de oriëntatiewaarde ligt. Voor de wegen in de gemeente Waterland geldt zelfs dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Conclusie vervoer gevaarlijke stoffen

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen de invloedszone van deze wegen. Het groepsrisico voor beide wegen neemt dus niet toe. Vanuit deze wegen gelden er daarom geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Lpg-tankstation

Aan de N247, ligt een lpg-tankstation. Dit is een inrichting die valt onder het Bevi. Op 23 februari 2010 is rampenbestrijdingsplan voor dit tankstation vastgesteld. Daarnaast is er een risicoanalyse voor het tankstation uitgevoerd (zie bijlage 9). Hieruit blijkt dat de jaarlijkse doorzet voor lpg 500 m3 is. Bij een lpg-tankstation met deze doorzet gelden de volgende veiligheidsafstanden:

  • vulpunt: 45 meter;
  • ondergronds reservoir: 25 meter;
  • afleverzuil: 15 meter.

Binnen deze veiligheidsafstanden liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten.

Voor het groepsrisico geldt een beoordelingsafstand van 150 meter. In de risicoanalyse is het groepsrisico berekend. Deze ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde, namelijk 0,06 maal de oriëntatiewaarde. In het plangebied worden binnen deze zone geen (beperkt) kwetsbare functies mogelijk gemaakt. Als gevolg van dit bestemmingsplan blijft het groepsrisico dus gelijk.

Conclusie lpg-tankstation

Vanuit het lpg-tankstation gelden er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

  1. 10. Veiligheidsadvies 'Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg', gemeente Waterland, 2007.
  2. 11. Kenmerk R001-4425250AIE-mya-V01-NL, Tauw, 2006.
  3. 12. Kenmerk R001-4666740EJB-mya-V02-NL, Tauw, 2009.
  4. 13. Rapportage consequenties Basisnet Weg en Circulaire RVGS 2010, Gebied Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, Prevent Adviesgroep BV, 24 januari 2012.

6.12.3 Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.13 Kabels En Leidingen

6.13.1 Normstelling en beleid

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

6.13.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied komen verschillende kabels en leidingen voor. Zo liggen er gas-, water- en rioolpersleidingen en ligt er een hoogspanningsverbinding. Deze kabels en leidingen zijn op de verbeelding opgenomen. Op de verbeelding zijn alleen de grotere kabels en leidingen opgenomen. Kleinere leidingen, zoals aansluitingen op individuele percelen en kleinere transportleidingen, zijn niet opgenomen.

6.13.3 Conclusie

Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op 1 juni 2011 is de openbare kennisgeving ex artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gedaan van het voornemen van de actualisering van de bestemmingsplannen van de gemeente. De stand van zaken van dit bestemmingsplan is uitvoerig bijgehouden op de website van de gemeente Waterland. Kennisgevingen zijn gedaan in het huis-aan-huisblad, het elektronisch nieuwsblad en, vanaf de ontwerpfase, in de Staatscourant.

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Voorbereidingsfase

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid, heeft de gemeente belanghebbenden de gelegenheid gegeven om, via een inspraakprocedure, zijn of haar inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. In deze fase heeft een informatieavond plaatsgevonden. Bovendien is het bestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Ten aanzien van alle ingekomen inspraak- en overlegreacties is door het college een standpunt bepaald in de overleg- en inspraaknota. Het resultaat van de inspraak en het vooroverleg is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage is gelegd. Tijdens deze periode hebben ook twee informatiebijeenkomsten plaatsgevonden en heeft een ieder de gelegenheid gehad voor het indienen van zienswijzen.

Vaststellingsfase

Ten aanzien van de ingekomen zienswijzen is een standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota is verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Beroepsfase

De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State heeft op 16 juli 2014 (zaaknummer 201304565/1/R1) uitspraak gedaan in het beroep inzake dit bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013, versie NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va01.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft daarbij het besluit van de raad van de gemeente Waterland van 11 april 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Waterland 2013" op een aantal onderdelen vernietigd, op één onderdeel zelf in de zaak voorzien en voor een aantal onderdelen de gemeenteraad de opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen.


Voor de onderdelen waarin de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State het bestemmingsplan heeft vernietigd en voor het onderdeel waarin de Afdeling bestuursrechtspraak zelf in de zaak heeft voorzien, heeft de raad van de gemeente Waterland de uitspraak verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit heeft geleid tot de versie NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va02.


Herziening (va03)

Voor de onderdelen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 16 juli 2014 zaaknr. 201304565/1/R1 waarbij de gemeenteraad een nieuw besluit dient te nemen, is deze versie van het bestemmingsplan op 27 november 2014 vastgesteld (NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03).

Met het raadsbesluit is tevens een aantal technische verbeteringen vastgesteld. De verbeteringen leiden niet tot een inhoudelijke verandering van het bestemmingsplan.

Voorts zijn 2 locaties (Overleek 6 en Kloosterdijk 2) buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelaten, omdat voor deze locaties inmiddels zelfstandige bestemmingsplanprocedures (zogenoemde postzegelplannen) worden doorlopen.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is een in hoofdzaak consoliderend plan. Eventuele (binnenplanse) afwijkingen of wijzigingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.

7.4 Grondexploitatie

Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak een consoliderend plan. Het voorziet niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden opgesteld.

===

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Specifiek Toegestane Bedrijven Binnen 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch Loon- En Grondverzetbedrijf', 'Detailhandel', 'Horeca' En 'Maatschappelijk'

Adres Omschrijving van de bedrijven Gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen in m²
Gouw 14 Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf 1755
Gouw 9B Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf 1470
Burg. Peereboomweg 7 .Autobedrijf 300
Burg. Peereboomweg 1 Zilversmederij 460
Burg. Peereboomweg 2 Transportbedrijf 900
Burg. Peereboomweg 2 Kapsalon 100
Broekermeerdijk achter 35/37 Opslag 110
Broekermeerdijk 39a Opslag 550
Broekermeerdijk 30 Smederij en constructiewerkplaats en landbouwmechanisatie 750
Broekermeerdijk 16 Sloop- en aannemersbedrijf 460
Broekermeerdijk 12 Handel in kunstnijverheidsartikelen 380
Woudweeren 22 Ambachtelijke scheepswerf 420
Overleek 17 Groot- en detailhandelsbedrijf in hout- en bouwmaterialen in combinatie met ondergeschikte veehouderijactiviteiten 3.000
Overleek 16 Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf in combinatie met de ontvangst, de opslag en de uitgifte van goederen van caritatieve instellingen 1235
Overleek 10 Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf 825
Overleek 8 Opslag 250
Overleek 4 Aannemersbedrijf 850
Overleek 1d Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf 950
Hoogedijk 27 Maatschappelijk 350
Hoogedijk 7 en 8 Kaasmakerij, al dan niet in combinatie met veehouderij, de verkoop van op het eigen bedrijf geproduceerde zuivelproducten en souvenirs, het geven van rondleidingen en horeca tot een maximum vloeroppervlakte van 150 m² en uitsluitend in samenhang met en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering 8100
Hoogedijk 4 Aannemersbedrijf voor grondwerken 1530
Hoogedijk 1 Kaasboerderij en klompenmakerij al dan niet in combinatie met daarmee samenhangende detailhandel, horeca en dagrecreatie gericht op de klompenmakerij 1000
Kanaaldijk 119a, 121 Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf 1600
Kanaaldijk 119 Horecabedrijf 250
Hemmeland Horecabedrijf paviljoen 700
Jachthaven 1 Horecabedrijf 3000
Kloosterdijk 2 Houthandel 1400
Wagenweg 2 Kaasboerderij 1820
Wagenweg 1 Horecabedrijf 6500
Jaagweg 12 Groothandel en opslag diepvriesproducten 800
Oosterweg 4 Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf 1000
Oosterweg 20 Aannemersbedrijf 1530
Purmerenderweg 6 Opslag 150
Eilandweg 35 Brandweerpost 375

Bijlage 3 Specifieke Toetsingscriteria Ondergeschikte Tak Of Deeltijdfunctie

Activiteit Specifieke criteria bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3 onder 3.5.2
Zorgfunctie Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de huisvesting van personen mag woonruimte worden gerealiseerd. De woonruimte en de voorzieningen ten behoeve van de opvang van personen dienen binnen de bestaande gebouwen te worden aangebracht.
Productiegebonden detailhandel Het gaat hier om producten als jam, sap, zuivel, wijn, ijs, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld op het eigen bedrijf en/of in de nabije omgeving. Het mag niet gaan om grootschalige productie. Detailhandel is in beperkte mate mogelijk.
De producten moeten een relatie hebben met het landelijk gebied. De verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de detailhandel mag ten hoogste 50 m² bedragen.
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, gebruiksgerichte paardenhouderijen en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid (uitsluitend toegestaan bij volwaardige agrarische bedrijven) Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf. Opslag van bijbehorende goederen of stalling van materieel moet binnen de bebouwing plaats vinden.
Het stallen van boten en caravans, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vaar- of voertuigen De stalling en opslag mag uitsluitend ondergebracht worden in de gebouwen. De opslag mag voorts alleen plaatsvinden binnen de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.
Recreatieappartementen De exploitatie van de logies mag alleen plaatsvinden in de vorm van een ondergeschikte functie bij een volwaardig agrarisch bedrijf. De ruimtes voor recreatieappartementen moeten in het boerderijpand en/of de bedrijfswoning worden ondergebracht. De logiesverstrekking moet gekoppeld zijn aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt zijn.
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten, mag niet buiten het bouwvlak plaatsvinden.
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in bijlage Bedrijvenlijst 2009 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven De bedrijvigheid wordt ondergebracht in de gebouwen. Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben.
Groepsaccommodatie De bedrijvigheid wordt ondergebracht in de gebouwen. Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de bedrijfswoning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen.
Theeschenkerij/theetuin De schenkerij moet binnen de bebouwing gevestigd worden. Een buitenterras ten behoeve van de theeschenkerij mag ten hoogste 50 m² bedragen. De bouwhoogte van een terrasschot/-afscheiding bedraagt ten hoogste 1,50 m.
Boerengolf Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwperceel ondergebracht te worden. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt.
Kleinschalig kamperen Voor het toestaan van standplaatsen van kampeermiddelen gelden de volgende voorwaarden:
- er wordt per bouwperceel ten hoogste één kampeerterrein toegestaan;
- er mogen geen stacaravans worden geplaatst;
- er mag uitsluitend sprake zijn van kamperen op erven/terreinen van agrarische bedrijven binnen de op de verbeelding aangeduide bouwpercelen of de gronden grenzend aan de bouwpercelen:
- er worden niet meer dan 25 kampeermiddelen geplaatst;
- kampeermiddelen worden uitsluitend geplaatst in de periode van 15 maart t/m 31oktober;
- de oppervlakte van het kampeerterrein bedraagt ten hoogste 1600 m², dit met inbegrip van alle bijbehorende functies, zoals parkeren, groenvoorzieningen, sanitair en afvalverwerking;
- per kampeerplaats is ruimte voor minimaal 1 parkeerplaats;
- het terrein waarop de kampeermiddelen worden geplaatst, dient aaneensluitend te zijn;
- ten hoogste 50% van de oppervlakte van het kampeerterrein wordt aansluitend aan het deel binnen het bouwperceel buiten het bouwperceel toegestaan, met dien verstande dat:
* de oppervlakte van het bouwperceel en het deel van het kampeerterrein dat buiten het bouwperceel ligt, maximaal 1,5 hectare bedraagt;
* het deel van het kampeerterrein dat is gelegen buiten het bouwperceel direct aan het bouwperceel grenst (zonder sloot ertussen) over in minimale lengte en/of breedte van 20 meter;
* uitsluitend kampeermiddelen en bijbehorende voertuigen buiten het bouwperceel aanwezig mogen zijn;
- de afstand tussen het kampeerterrein en een ander bouwperceel minimaal 100 meter bedraagt, tenzij die afstand niet haalbaar is, in welk geval de afstand minimaal 50 m bedraagt en er ten hoogste 15 kampeermiddelen worden geplaatst;
- het kampeerterrein dient landschappelijk te worden ingepast met streekeigen beplanting (wilg, els en es / combinatie van boom- en struikvormers in een strook van minimaal 3 meter breed, dan wel door de bestaande bebouwing van het bouwperceel.

Bijlage 4 Lijst Met Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Bijlage 4 Lijst met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bijlage 5 Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw En Landschap Waterland-oost

Bijlage 5 Afsprakenkader ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost

Bijlage 6 Veenpoldergebieden

Bijlage 6 Veenpoldergebieden

Bijlage 7 Niet Genormeerde Regionale Waterkeringen

Bijlage 7 Niet genormeerde regionale waterkeringen

Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit Markermeer & Ijmeer

Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit Markermeer & IJmeer

Bijlage 2 Ontwerp-aanwijzingsbesluit Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

Bijlage 2 Ontwerp-aanwijzingsbesluit Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Zuiderwoude

Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit Beschermd dorpsgezicht Zuiderwoude

Bijlage 4 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Broek In Waterland

Bijlage 4 Aanwijzingsbesluit Beschermd dorpsgezicht Broek in Waterland

Bijlage 5 Planmer

Bijlage 5 PlanMER

Bijlage 6 Samenvatting Planmer

Bijlage 6 Samenvatting planMER

Bijlage 7 Overzicht Beeldbepalende En Waardevolle Panden

Bijlage 7 Overzicht beeldbepalende en waardevolle panden

Bijlage 8 Advies Externe Veiligheid Voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013

Bijlage 8 Advies externe veiligheid voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013

Bijlage 9 Risicoanalyse Lpg-tankstation

Bijlage 9 Risicoanalyse lpg-tankstation

Bijlage 10 Nota Van Wijzigingen Planmer

Bijlage 10 Nota van wijzigingen planMER