KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Kantoor
Artikel 6 Maatschappelijk - 2
Artikel 7 Maatschappelijk - Uit Te Werken
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Antidubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Algemene Procedureregels
Artikel 19 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Deelgebied Koningshoeven 18 En Kempenbaan 2
1.4 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige Opzet
3.1 Inleiding
3.2 Positie In De Stad
3.3 Directe Omgeving
3.4 Programmatische Invulling
3.5 Concept
Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Rijk
4.3 Provincie
4.4 Gemeente
Hoofdstuk 5 Thematische Beleidskaders
5.1 Inleiding
5.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
5.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
5.4 Wonen
5.5 Zorg
5.6 Groen
5.7 Kantoren
5.8 Horeca
5.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
6.2 Milieueffectenrapportage
6.3 Milieuhinder Bedrijven
6.4 Externe Veiligheid
6.5 Geluid
6.6 Lucht
6.7 Geur
6.8 Bodem
6.9 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Bestaand Watersysteem
7.2 Duurzaam Stedelijk Water
7.3 Watertoets
Hoofdstuk 8 Opzet Planregels
8.1 Inleiding
8.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
8.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
8.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
8.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg
10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
10.3 Burgerparticipatie
10.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Boomwaardekaart
Bijlage 2 Hogere Waarden Geluidhinder
Bijlage 3 Staat Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Vrijstelling Koningshoeven 18
Bijlage 2 Voortoets Natura 2000
Bijlage 3 Toetsing En Begrenzing Ecologische Hoofdstructuur
Bijlage 4 Verkeersstudie
Bijlage 5 Tekening Verkeersmaatregelen
Bijlage 6 Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Reconstructie Onderzoek
Bijlage 9 Rapport Luchtkwaliteit
Bijlage 10 Vragen En Opmerkingen Informatieavond
Bijlage 11 Notitie Behandeling Zienswijzen

Kempenbaan West 2013

Bestemmingsplan - Tilburg

Vastgesteld op 31-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform onderdeel 13.5 van de regels van dit plan;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.2 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 bar

  1. a. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur.
  2. b. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking vanmaaltijden.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.7 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.8 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.10 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.11 beeldbepalende boom

Als zodanig aangeduide boom met een hoofdwaarde volgens de gemeentelijke Boomwaardezoneringskaart.

1.12 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.13 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.14 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2008019- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.22 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.27 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m. Hiertoe wordt niet gerekend de oppervlakten van een gebouwde parkeervoorziening.

1.28 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.29 café, eetcafé

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.

1.30 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.31 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.32 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

1.33 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.34 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.35 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.36 ecologische verbindingszone

Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 10 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).

1.37 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.38 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.39 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.40 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.41 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.42 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.43 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidswal

Geluidwerende voorziening van aarde.

1.45 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.46 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.47 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.48 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.49 gevoelige bestemming

Een gevoelige bestemming als bedoeld in artikel 2 van de AMvB gevoelige bestemmingen, te weten gebouwen die geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik zijn;

  • ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen;
  • ten behoeve van kinderopvang;
  • als verzorgingshuis, verpleegtehuis, bejaardentehuis;
  • ten behoeve van een combinatie van functies als bovenstaand;

1.50 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.51 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.52 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.53 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de verbeelding.

1.54 horeca van categorie 1

Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.55 horeca van categorie 2

Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.56 horeca van categorie 3

  1. a. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en -voorzover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting, escortbedrijf, e.d.- alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.57 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.58 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.59 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.60 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.61 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  2. b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
  3. c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.62 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.63 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.64 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.65 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, zorghotel, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

1.66 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.67 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.68 natuurwaarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.

1.69 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.70 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.71 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.72 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.

1.73 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.74 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.75 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.

1.76 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.77 partycentrum

Een bedrijf, dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.

1.78 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.79 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.80 plan

Het bestemmingsplan Kempenbaan West 2013 van de gemeente Tilburg.

1.81 plangebiedgrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.

1.82 prostitutieinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.83 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.84 restaurant

Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.85 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.86 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.87 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.88 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.89 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.90 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.91 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.92 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.93 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.94 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.95 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.96 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.97 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.98 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.99 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.100 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep.

1.101 zorgwoningen

Woningen bedoeld voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, die langdurig extramurale zorgverlening nodig hebben. Voor de woningen is zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar vanuit een verpleeg- of verzorgingstehuis of woon-zorgcentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de bodemsanering;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Kantoor

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Maatschappelijk - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Maatschappelijk - Uit Te Werken

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken het plan, voorzover betreft de gronden als bedoeld in lid 7.1, volgens de volgende regels uit:

  1. a. de functionele en ruimtelijke relatie met het bestaande ziekenhuis en het Leijpark dient in een visie op het gebied met de uit te werken bestemming en het bestaande ziekenhuis te worden aangetoond;
  2. b. het bebouwingspercentage en de bouwhoogte van gebouwen dienen te passen bij de maat en schaal van het omliggende gebied en de daarop aanwezige opstallen;
  3. c. de bruto vloeroppervlakte bedraagt maximaal 41.000 m2 tenzij door middel van een verkeersonderzoek wordt aangetoond dat er een hoger bruto vloeroppervlakte verkeerstechnisch mogelijk is;
  4. d. in het uitwerkingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders een afwijkingsmogelijkheid kunnen opnemen voor vergroting van het bebouwingspercentage en verhoging van de bouwhoogte;
  5. e. in het uitwerkingsplan wordt de maximale maat voor de bijbehorende en ondergeschikte detailhandel bepaald;
  6. f. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  7. g. voor het treffen van parkeervoorzieningen worden de normen en andere regels uit het Tilburgs Verkeers- en VervoersPlan (TVVP) gehanteerd en het parkeren op eigen terrein geschiedt.

7.3 Bouwregels

Zolang en voorzover een uitwerking nog geen rechtskracht heeft gekregen, kan in het desbetreffende deel van het plan slechts omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk worden verleend, indien het betreffende bouwwerk in overeenstemming is met het ontwerp van de uitwerking.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    7. 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische verbindingszone;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;
  3. c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;
  4. d. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden en wegen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen, zoals wallen en schermen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
  8. h. bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst;
  9. i. extensief recreatief medegebruik;
  10. j. bouwwerken van algemeen nut.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels in 11.2.1 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Ondergrondse bouwwerken

13.2 Onbebouwd terrein bij gebouwen

13.3 Ruimte tussen bouwwerken

13.4 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

13.5 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

13.6 Monumenten

  1. a. Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de specifieke bouwaanduiding rijksmonument (sba-rm) is de Monumentenwet 1988 van toepassing.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen functies met niet-zelfredzame personen zoals grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven worden gebouwd en in gebruik worden genomen. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gebouwd c.q. in gebruik worden genomen tenzij invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

15.2 vrijwaringszone - weg

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´vrijwaringszone - weg´ een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.3 wro-zone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming "Kantoor" onder de voorwaarden dat

  1. a. Er binnen het plangebied reeds andere functies aanwezig zijn;
  2. b. Uit een verantwoording in de toelichting bij het wijzigingsplan blijkt dat
      • er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om dit type kantoor binnen bestaand stedelijk gebied van de gemeente te situeren, in het bijzonder door middel van inbreiden, herstructureren, intensiveren, meervoudig ruimtegebruik of enige andere vorm van zorgvuldig ruimtegebruik;
      • de nieuwe kantoren kwaliteiten toevoegen die in de bestaande Tilburgse kantorenmarkt nog onvoldoende of niet beschikbaar zijn;
      • de afspraken die m.b.t. kantorenontwikkeling in het regionaal ruimtelijk overleg zijn gemaakt worden nagekomen;
      • uit een verkeerskundig onderzoek blijkt dat de omliggende infrastructuur (eventueel na aanpassing) de toename van het verkeer als gevolg van de wijziging van de bestemming kan verwerken.
  3. c. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
  4. d. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte, het bebouwingspercentage en het maximaal aantal m2 bruto vloeroppervlakte waarbij dit aantal niet meer mag bedragen dan verkeerskundig mogelijk is met een maximum in het gebied met de aanduiding wro zone - wijzigingsgebied van 15.000 m2.

15.4 overig - verwijderde zoekgebied ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig - verwijderde zoekgebied ecologische verbindingszone' maken de desbetreffende gronden geen deel meer uit van het zoekgebied ecologische verbindingszone.

15.5 overig - toegevoegde ecologische hoofdstructuur (EHS)

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig - toegevoegde ecologische hoofdstructuur' maken de desbetreffende gronden voortaan deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS).

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten, aantallen en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

16.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

16.3 Binnenplans afwijken t.b.v. afwijkingen van grenzen bestemmingen Maatschappelijk, Maatschappelijk 2 en Groen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bestemmingsvlak en of maatvoeringsvlak, binnen en tussen de bestemmingen Groen en Maatschappelijk en Maatschappelijk en Maatschappelijk 2 en Natuur en Groen indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat deze afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. de afwijking van de bestemmingsgrenzen maximaal 10 meter bedraagt.

16.4 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.

16.5 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
  2. b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.

16.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

16.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
    1. 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
    2. 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

17.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

17.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m2.

Artikel 18 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 19 Overige Regels

19.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de aard, omvang en situering van de maatschappelijke voorzieningen ter bescherming van de woonzorgfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  2. b. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  4. d. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  5. e. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  6. f. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

19.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Kempenbaan West 2013´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

In december 2001 is het Ontwikkelingsvoorstel Kempenbaan vastgesteld waarin de weg vrijgemaakt wordt voor een multifunctionele kantorenontwikkeling aan weerszijden van de Kempenbaan, de oostelijke invalsweg vanaf de autosnelweg A-58. In dit ontwikkelingsplan zijn de voorwaarden aangegeven waarbinnen de ontwikkeling en realisatie van deze locatie mogelijk is.

Vervolgens heeft een selectie van marktpartijen plaatsgevonden om samen met de gemeente het ontwikkelingstraject in te gaan.

Samen met deze marktpartijen is gekomen tot een masterplan voor de ontwikkeling en realisatie van het gebied. Dit masterplan is juni 2003 als ruimtelijke leidraad voor de ontwikkeling van het gebied Kempenbaan vastgesteld door de gemeenteraad.

Vervolgens heeft de herontwikkeling van de voormalige stortplaats Kempenbaan de nodige vertraging opgelopen vanwege juridische procedures aangespannen door de Vereniging Afvalbedrijven. In november 2010 is de Vereniging Afvalbedrijven in haar bezwaar tegen de door het college afgegeven saneringsbeschikking door de Raad van State niet ontvankelijk verklaard.

De herontwikkeling kon vanaf dat moment werkelijk in gang gezet worden.

Daarbij bleek al snel dat de marktomstandigheden niet meer hetzelfde zijn als tijdens het opstellen en vaststellen van het Masterplan Kempenbaan in 2003. Het Masterplan ging voor de Kempenbaan West uit van een multifunctionele kantoren/woningbouwlocatie met 100.000 m² bvo kantoren en 250 woningen en 10.000 m² voorzieningen (zoals hotel/congrescentra enz.) en de aanleg van een ecologische verbindingszone.

Duidelijk is dat een locatie met 100.000 m² bvo kantoren thans niet meer realistisch is.

Tegelijkertijd hebben zich twee partijen gemeld met concrete plannen voor de Kempenbaan West. Dat zijn Van der Valk Hotels en bouwer/ontwikkelaar Roozen Van Hoppe. Deze laatste wil een zorgcomplex/resort realiseren. Bovendien heeft ook het St. Elisabeth Ziekenhuis recentelijk nadrukkelijk laten weten op termijn te willen uitbreiden richting Kempenbaan.

Deze nieuwe plannen in combinatie met het vervallen van het toekomstperspectief voor het Masterplan Kempenbaan hebben er toe geleid tot een bijstelling van ontwikkelvisie voor de Kempenbaan West.

Het doel van dit bestemmingsplan is om de beoogde nieuwe functies planologisch - juridisch te borgen.

1.2 Het Plangebied

Het terrein is gelegen in het zuidoosten van de gemeente Tilburg, nabij het Leijpark. Het betreft een voormalige vuilstort die wordt begrensd door de Rijksweg A58 in het zuiden, de Kempenbaan in het oosten en het riviertje de Leij of Nieuwe Leij in het westen en noorden.

Het noordelijk deel van het gebied is momenteel in gebruik voor wonen met volkstuinen. De rest van het gebied bestaat hoofdzakelijk uit braakliggend terrein. Een aftakking van de Leij, de Vuile Leij, doorsnijdt het terrein van west naar oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0001.jpg"

1.3 Deelgebied Koningshoeven 18 En Kempenbaan 2

Op 22 februari 2010 is voor het perceel Koningshoeven 18 vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend voor de uitbreiding van een bestaand koetshuis en de vestiging van een kantoor ter plaatse. (zie bijlage 1)

Deze vrijstelling is niet gevolgd door een bestemmingsplanherziening. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening dienen bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013 actueel te zijn dat wil zeggen niet ouder dan 10 jaar. Het geldende bestemmingsplan voor het perceel Koningshoeven 18 is het bestemmingsplan "Koningshoeven", onherroepelijk geworden op 3 oktober 1992. Om te zorgen voor een actueel bestemmingsplan voor dit perceel is dit perceel meegenomen in dit bestemmingsplan. Het perceel krijgt de bestemming "Kantoor". De bouwenveloppe die behoort bij de verleende vrijstelling is één op één overgenomen in dit plan. Bij de vrijstelling behoort ook een ruimtelijke onderbouwing', vastgesteld op 20 oktober 2009. Hierin staat de motivering voor de vrijstelling en ook voor de bestemming. Gelet hierop wordt in het vervolg van deze toelichting niet meer ingegaan op het perceel Koningshoeven 18, maar verwezen naar de verleende vrijstelling en de vastgestelde ruimtelijke onderbouwing.

Op het perceel Kempenbaan 2 is het Bastion hotel gevestigd. Dit hotel wil uitbreiden. Daarvoor wordt een bestemmingsplanherziening voorbereid. Echter het geldende bestemmingsplan "Koningshoeven" is onherroepelijk geworden op 10 maart 1992. De gemeente dient op 1juli over bestemmingsplannen te beschikken die niet ouder zijn dan 10 jaar. Zoals het er nu naar uit ziet is het nieuwe bestemmingsplan voor het Bastion hotel niet vóór 1 juli 2013 in werking. Daarom is er voor gekozen om de huidige situatie in dit bestemmingsplan op te nemen. Hiermee wordt voor dit perceel aan de actualisatieplicht voldaan.

1.4 Voorgaande Plannen

Het voorliggende bestemmingsplan vervangt een deel van het momenteel nog geldende bestemmingsplan “Het Leijpark”. Dit bestemmingsplan is op 8 maart 1976 door de gemeenteraad van Tilburg vastgesteld. Het plan is op 8 december 1977 door gedeputeerde staten goedgekeurd en vervolgens op 9 augustus 1979 onherroepelijk geworden.

Het noordoostelijk deel van het onderhavige plangebied heeft in het bestemmingsplan “Het Leijpark” de bestemming “Park”. Het zuidoostelijk deel heeft de bestemming “Openbare weg”. Zoals uit de beschrijvingen in dit hoofdstuk blijkt zijn deze bestemmingen tot op heden nooit gerealiseerd. De gronden liggen tot op heden grotendeels braak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied ligt grotendeels braak. In het gebied liggen verschillende oude afgeplatte vuilstorten die enkele meters boven het maaiveld uitsteken.

Het plangebied wordt verder gekenmerkt door de aanwezigheid van bosjes struwelen. Langs de Nieuwe Leij loopt een verharde weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0002.jpg"

2.2 Functionele Structuur

Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door het stadspark “Leijpark”. Aan de westzijde bevindt zich op korte afstand de bebouwing van het Sint Elisabethziekenhuis. Het plangebied wordt aan de noord- en westzijde begrensd door de Nieuwe Leij of Leij. De beek, die vroeger werd aangeduid als 'rivier', komt tegenwoordig pal ten zuiden van de Alpenlaan het stedelijk gebied binnen en stroomt vervolgens langs het Sint Elisabethziekenhuis en het Leijpark naar het noordoosten. Het plangebied wordt doorsneden door een aftakking van de Leij, te weten de Vuile Leij.

De oostzijde van het gebied wordt begrensd door de Kempenbaan, één van de hoofdtoegangswegen tot de stad met daaraan de twee markante woontorens 'Het Cenakel'. Aan de zuidzijde bevindt zich de rijksweg A58 met de aansluiting op de Kempenbaan.

Grenzend aan de noordgrens van het plangebied, aan de Kempenbaan 35, is een tankstation met LPG gelegen.

Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige Opzet

3.1 Inleiding

De ontwikkelingslocatie Kempenbaan ligt in de zuid-oost hoek van de stad, in het dal van de Leij. In het verleden was dit een laaggelegen, moerasachtig gebied ver buiten de stad.

Het gebied is van begin 20e eeuw tot de jaren 70 gebruikt als vuilstort voor afval vanuit de stad. Met de doorontwikkeling van Tilburg en de aanleg van A58 is de locatie Kempenbaan binnen de grenzen van het stedelijk gebied komen te liggen. De eerste aanzet daartoe was de ontwikkeling van het St. Elisabeth Ziekenhuis in de jaren 70, een deel van de Leij werd omgelegd en het ziekenhuis werd voor een deel op de stort gebouwd. Daardoor kwam het Leijpark, dat lang aan de rand van de stad was gelegen meer in de stad te liggen. Kempenbaan West is voor het Leijpark het sluitstuk waardoor het park definitief door stedelijke functies wordt omsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0003.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0004.jpg"

3.2 Positie In De Stad

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0005.jpg"

schema aansluiting van de stad op de snelweg

De locatie Kempenbaan West is gelegen in de oksel van de A58, de snelweg die door het stedelijk weefsel van Tilburg-Zuid en Goirle snijdt, en de Kempenbaan, de oostelijke stadsentree. De snelweg A58 ligt in het beekdal van de Leij / Katsbogten die van west naar oost door het gebied stroomt.De snelweg wordt gekenmerkt door haar groene karakter. Dit karakter wordt bepaald door enerzijds de bosschages en groene geluidwallen, anderzijds door open ruimtes die inkijk geven in het stedelijk patroon. Verder doorkruist de snelweg verschillende historische noord-zuidlijnen (oude verbindingsroutes) waardoor het tracé golft (soms over een route soms er onder door). Ter hoogte van de Kempenbaan ligt de A58 hoog. Het knooppunt het Laar aan de westzijde en knooppunt Kempenbaan aan de oostzijde vormen belangrijke entrees naar de stad.

3.3 Directe Omgeving

De locatie Kempenbaan was lange tijd een verborgen/onbekend eiland in de stad. Omdat het een voormalige vuilstort was, maar ook omdat omringende stadsdelen zich met de rug naar het gebied keerden. Met het nieuwe plan wordt meer aansluiting gezocht bij de stad en de omliggende stadsdelen. Het gebied wordt verankerd in de stad door het integreren van diverse lijnen vanuit de stad in de locatie. Zoals de as van het ziekenhuis, de ecologische zone langs de Leij en de as uit het park. Zij spelen een belangrijke rol in de ordening van het hele gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0006.png"

aansluiting van het gebied op de stad

Vanuit de stad zijn 2 structurerende lijnen die de locatie aanhaken op de stad. De eerste is de cultuurhistorische as vanuit het Leijpark (de Driehuizendijk), die de locatie via het Leijpark met de Piushaven en verder met de binnenstad verbindt. Deze as eindigt in het plan met een brug over de Leij en de ecologische zone. De beëindiging van die as blijft in die zin vanuit de locatie een entree naar het Leijpark en de rest van de stad. De tweede as is de as in het St. Elisabeth ziekenhuis die de gebouwenstructuur van het ziekenhuis organiseert en een logisch vervolg op de locatie kan krijgen. Deze as vormt de hoofdstructuur van het gebied. Verder zijn de ecologische zone van de Leij en waterberging de overgang/nieuwe rand naar het park.

3.4 Programmatische Invulling

In de eerder ontwikkelde plannen voor Kempenbaan West werd sterk ingezet op de ontwikkeling van kantoren. Dit is niet meer aan de orde. Er zijn elders in de stad locaties die, met het beperkte kantoorprogramma dat de stad nog kan genereren, geschikter zijn. Er is gekozen om de medische functies die in dit deel van de stad al een sterke positie hebben de ruimte te geven om door te ontwikkelen. Programmatisch wordt uitgegaan van een uitbreiding van het ziekenhuis op de locatie Kempenbaan West en van een aan zorg gerelateerde vorm van wonen.

Op enkele strategische plekken wordt ruimte gegeven aan andere soorten programma. Zoals een hotelfunctie in de oksel van de A58 en Kempenbaan als signaal/poort functie. En enkele kleinere (kantoor)volumes als aansluiting op de schaal en het karakter van de Kempenbaan.

Het programma wordt in omvang in zekere mate gelimiteerd door de capaciteit van de omringende infrastructuur. Daarnaast stellen externe veiligheid, geluid, de sanering en de ecologische verbindingszone ook hun beperkingen aan de omvang en positionering van het programma.

Het is de wens van de gemeente gelet op de lange looptijd van de ontwikkeling om de locatie zo flexibel mogelijk te gebruiken en te ontwikkelen met behoud van de basiskwaliteiten en juiste aansluiting op de directe omgeving.

3.5 Concept

Omdat gekozen is voor een flexibele ontwikkeling en een globaal bestemmingsplan, is gekozen voor een stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen. De verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan zal geschieden met de ontwikkelende partijen in het gebied.

Voor de stedenbouwkundige opbouw van het gebied worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Omdat er gebouwd wordt op de vuilstort/met de vuilstort is er een één op één relatie tussen de bodemsanering en het stedenbouwkundig plan. Daarbij is het uitgangspunt dat er geen grond wordt afgevoerd van de locatie. Om dit uitgangspunt te vertalen in het stedenbouwkundig plan is gekozen om een deel van het stortmateriaal te gebruiken in een wal ten noorden van de A58. Omdat de capaciteit van de wal niet voldoende is, worden voor de verschillende deelgebieden van de locatie verschillende maaiveldniveaus gehanteerd. Het gebied krijgt hierdoor een meer landschappelijke uitstraling.
  • Een tweede (nieuw ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan) uitgangspunt is de relatie tussen de locatie en het St. Elisabeth ziekenhuis. De verwachting is dat het ziekenhuis in de toekomst nog zal groeien op een directe of indirecte manier. Deze groei kan alleen worden opgevangen op de locatie Kempenbaan West. Om dat op een goede manier te doen moet er een sterke ruimtelijke relatie tussen beide gebieden komen. Deze relatie ontstaat onder andere door de centrale ontsluitingsas in het verlengde te leggen van de as door het ziekenhuis. Hierdoor kan het gebied tussen de locatie en de bestaande gebouwen van het ziekenhuis langs deze as worden ontwikkeld. En ontstaat er een directe lijn tussen het bestaande ziekenhuis en de locatie.
  • Het derde uitgangspunt betreft de relatie tussen de stad en de snelweg. De locatie is gelegen aan één van de entrees van de stad en moet die positie in ruimtelijke zin waarmaken. Het hotel in de oksel van de Kempenbaan en de A58 is daarom niet achter de wal gelegen. En langs de Kempenbaan is ruimte voor enkele kleinere volumes die aansluiten op de schaal van de Kempenbaan.
  • De locatie dient aan te sluiten op de (groene) kwaliteiten van het Leijpark.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

4.2 Rijk

4.2.1 Nota Ruimte en SVIR

De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.

De Nota Ruimte wordt in 2012 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; vastgesteld op 22 november 2011). In de nieuwe Structuurvisie staan de plannen m.b.t. ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

4.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtstreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.

4.2.3 AMvB Ruimte (Barro)/Besluit ruimtelijke ordening

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 juni 2011 zijn alle ontwerpstukken van de AMvB als bijlage bij de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gepubliceerd. Het Barro is vervolgens op
22 augustus 2011 vastgesteld. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als het project Mainportontwikkeling Rotterdam, grote rivieren, kustfundamenten en Waddenzee en waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden aan de Tweede Kamer en deels uit nieuwe onderwerpen. Het Barro is - groten- deels - in werking getreden op 30 december 2011. Het Barro is per 1 oktober 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet (reserveringsstroken met bepaalde breedte worden in het Rarro aangewezen), veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maas- takken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastruc- tuurbeleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. In het Barro staat aan welke regels de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestem- mingsplan. Met de wijziging van het Barro gaat ook een aanpassing van het Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) per 1 oktober 2012 in. Deze regeling bevat ook een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

In het besluit tot aanpassing van het Barro is ook de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Provincies en gemeenten zijn verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde "ladder voor duurzame verstedelijking" op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Aan artikel 3.1.6 van het Bro is een artikellid toegevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.

- afstemming op geconstateerde actuele behoefte en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Deze trede bewerkstelligt dat, wanneer wordt overwogen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen ruimtelijk mogelijk te maken, overheden beoordelen of er concreet behoefte bestaat aan de betreffende vorm van verstedelijking van de betreffende kwaliteit. Of de behoefte actueel is, wordt onder meer bepaald aan de hand van de vraag of reeds elders in de regio een stedelijke ontwikkeling is gepland of plaatsvindt die in die behoefte kan voorzien. Het passende regionale schaalniveau wordt in het algemeen voornamelijk bepaald door het woon- werkverkeer. Naast de kwantitatieve behoefte (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve behoefte (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal. Bij deze beoordeling dient de behoefte te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod. In dat aanbod zitten ook de leegstaande woningen, kan- toren, winkelpanden en bedrijventerreinen. Voor detailhandel betekent deze stap dat gemotiveerd wordt dat rekening is gehouden met het voorkomen van winkelleegstand;

- indien regionale behoefte aan stedelijke ontwikkeling wordt bevestigd vervolgens beoordelen of de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kan worden gerealiseerd;

- is inpassing van de beoogde stedelijke ontwikkeling binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio niet mogelijk dan volgt de beoordeling in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties die al ontsloten zijn of ontsloten worden door verschillende modaliteiten die passend is bij de beoogde ontwikkeling.

Doorwerking in bestemmingsplan.

Op de eerste plaats wordt verwezen naar hoofdstuk 4.3.3.

In aanvulling op hoofdstuk 4 het volgende.

Voor de hotellocatie is een concrete gegadigde die een hotel voor eigen rekening en risico gaat realiseren. De hotel eigenaar gaat dit zelf als eindgebruiker exploiteren en heeft onderzoek gedaan naar de regionale hotelmarkt, het concurrerende aanbod en is tot de conclusie gekomen dat er voldoende marktruimte is voor een hotel aan de snelweg. Dit is de enige locatie die in Tilburg aan de eisen van de hotelexploitant voldoet.

Ook voor de locatie van het zorgcomplex is een concrete gegadigde.

Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie de in de subregio Tilburg gemaakte kwantiatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Met de ontwikkeling van circa 300 zorgwoningen aan de locatie Kempenbaan West wordt hieraan mede invulling gegeven. Uit onderzoek blijkt dat er grote behoefte is aan zorgwoningen. Het concept van deze gegadigde gaat uit van nabijheid van park (Healing environment) en ziekenhuis. Alleen de locatie Kempenbaan West kan aan de eisen van deze initiatiefnemer voldoen.

Het ziekenhuis heeft aangegeven behoefte te hebben aan de mogelijkheid tot uitbreiding van het ziekenhuis. Er is hieraan behoefte gelet op de verdergaande specialisaties en de fusie met het Tweestedenziekenhuis. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond. Kempenbaan West is voor het Sint Elisabethziekenhuis de enige locatie waar een uitbreiding gerealiseerd kan worden.

In kader van het vooroverleg (zie paragraaf 10.2) en de regionale afstemming is het concept ontwerp bestemmingsplan toegestuurd aan de nabij gelegen gemeenten Hilvarenbeek en Goirle. Deze gemeenten hebben geen aanleiding gezien om op het ontwerpbestemmingsplan te reageren.

Het gebied wordt aangesloten op bestaande infrastructuur. (Zie hoofdstuk 5.9.)

4.3 Provincie

4.3.1 Structuurvisie

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 24 maart 2011 vastgesteld.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

  1. 1. De kwaliteit van het landschap;
  2. 2. De ontwikkeling van het buitengebied;
  3. 3. De regionale verstedelijking.

Inhoud van de Structuurvisie

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.

Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

4.3.2 Verordening Ruimte

Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau daardoor besloten is de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte (vastgesteld op 17 december 2010). Hierin zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  1. 1. Regionaal perspectief voor wonen en werken;
  2. 2. Ruimte-voor-ruimteregeling;
  3. 3. EHS/Groenblauwe mantel/agrarisch gebied;
  4. 4. Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
  5. 5. Land- en tuinbouw (integrale zonering, glastuinbouw, teeltondersteunende voorzieningen);
  6. 6. Grond- en oppervlaktewatersysteem;
  7. 7. Grondwaterbeschermingsgebieden;
  8. 8. Milieuaspecten;
  9. 9. Biomassavergistingsinstallaties en mestbewerking en –verwerking;
  10. 10. Windenergie;
  11. 11. Cultuurhistorische waarden;
  12. 12. Aardkundige waarden;
  13. 13. Overlegzones infrastructuur;
  14. 14. Kantoren, voorzieningen en detailhandel;
  15. 15. Overige agrarische functies, niet-agrarische functies (buitengebied);
  16. 16. Nieuwe economische dragers;
  17. 17. Toeristisch-recreatieve voorzieningen.

4.3.3 Provinciaal beleid toegespitst op Kempenbaan West

In de Verordening Ruimte is het gebied Kempenbaan West aangemerkt als Zoekgebied Verstedelijking / stedelijk concentratiegebied. Binnen een zoekgebied verstedelijking zijn stedelijke ontwikkelingen toegestaan onder een aantal voorwaarden. Een bestemmingsplan, gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits uit de toelichting blijkt dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied van de gemeente te situeren, in het bijzonder door middel van inbreiden, herstructureren, intensiveren, meervoudig ruimtegebruik of enige andere vorm van zorgvuldig ruimtegebruik. Een bestemmingsplan, dient er toe te strekken dat de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied en dat bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting van de stedelijke ontwikkeling rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen;

Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden uit het provinciaal beleid.

Kempenbaan West sluit aan op het bestaand stedelijk gebied en door de relatie met het omliggende gebied (park en ziekenhuis) maakt het de ontwikkeling van het stedelijk gebied af. Het plangebied ligt aan de stadse kant van de A58. De A58 is een logische begrenzing van het bestaande stedelijk gebied.

In hoofdlijnen worden op het terrein 4 functies toegelaten:

  1. 1. Uitbreiding van het naastgelegen ziekenhuis St. Elisabethziekenhuis. Uitbreiding van dit ziekenhuis is elders niet mogelijk omdat er geen gronden beschikbaar zijn waarop het benodigde volume gerealiseerd kan worden. De lokatie Kempenbaan West sluit direct aan op het ziekenhuis en door hier de uitbreiding te situeren kunnen diverse functies van het bestaand ziekenhuis en omgekeerd gebruikt worden. Op deze manier ontstaat een medisch cluster.
  2. 2. Vestiging van een zorgcomplex met zorgappartementen. Dit concept dient in de nabijheid van het ziekenhuis gevestigd te worden.
  3. 3. Hotel. Het hotel dat zich hier vestigt richt zich op de snelweg en dient zich om die reden aan de A58 te vestigen.
  4. 4. Kantoren; de lokatie is ideaal voor autogerichte kantoren. Kantoren worden niet rechtstreeks op de locatie toegelaten. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen kantoren toegelaten worden. Wel dient eerst aangetoond te worden dat voldaan wordt aan de bepalingen in de Provinciale Verordening. (Ser-ladder).

Er wordt binnen het plangebied een ecologische zone gerealiseerd. De overgang tussen de locatie en het Leijpark krijgt vorm door de inrichting van de lokatie. Verder is hier sprake van intensief ruimtegebruik omdat een voormalige vuilstort die tot dusver niet gebruikt wordt een functie krijgt.

In de Verordening Ruimte hebben de beide Leijen de aanduiding zoekgebied ecologische verbindingszone en zoekgebied behoud en herstel watersystemen. Er wordt een ecologische verbindingszone gerealiseerd en het opheffen van de Vuile Leij wordt in het plangebied gecompenseerd. Voor een gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 6.9 Natuuren Ecologie.

4.3.4 Ruimtelijke kwaliteit

Met de ontwikkeling van het plan Kempenbaan West wordt op een aantal punten de ruimtelijke kwaliteit van dit deel van Tilburg structureel verbeterd.

Het gebied is nu een oude vuilstort, het is slecht toegankelijk en er wordt vaak illegaal vuil gestort. Het is een verwilderd gebied dat vaak oneigenlijk gebruikt wordt. Met de ontwikkeling van het plan Kempenbaan West wordt deze open rafelrand aan het Leijpark met verstedelijking ingevuld. Er worden grootschalige gebouwen in een groene overgangszone gepland zodat er een groen/stedelijke rand aan het park ontstaat. De uitstraling van deze gebouwen is dat ze omarmd worden door natuur en parkgroen. De hoogte van de gebouwen is afgestemd op de hoogte van de bestaande bebouwing van het Sint Elisabeth-ziekenhuis. Een deel van het gebied wordt gereserveerd voor de uitbreiding/doorontwikkeling van het ziekenhuis. Een voorwaarde voor de uitbreiding van het ziekenhuis op dit gebied is dat er een ruimtelijke visie wordt opgesteld voor het hele ziekenhuis terrein (oud en nieuw) zodat het 1 gebied/campus wordt. Hierdoor wordt een verrommeling van de gebieden (wat nu dreigt) voorkomen.

Zo wordt het stadspark dat oorspronkelijk aan de rand van de stad lag (en ook zo was ontworpen) onderdeel van het stedelijk weefsel. Hierdoor neemt de gebruikswaarde en de sociale veiligheid van het park toe. De overgang van het park naar het gebied wordt vormgegeven door een brede groenzone (deels voor waterretentie)en de ecologische zone van de Leij.

Aan de zijde van de A58 wordt de entree van de stad gemarkeerd door een hotel. Dit hotel is gesitueerd in de oksel van de snelweg en de Kempenbaan. De grondwal aan de zijde van de A58 houdt hier eerder op om het hotel beter te positioneren aan de A58 zodat het als entree naar de stad kan dienen en als markering van het gebied. Het hotel is zo gepositioneerd dat het een deel van de geluidswerende functie van de wal overneemt.

Het parkeerterrein van dit hotel wordt op een groene manier ingericht (bomen en hagen).

De zijde van het gebied aan de Kempenbaan wordt ingevuld met een aantal losse, middelgrote kantoor volumes. Door de positionering op enige afstand van de weg, sluit het aan bij de situering van het kloostercomplex van het Cenakel zodat een eenduidige begrenzing/begeleiding van deze zijde van de Kempenbaan ontstaat. Ter hoogte van de Leij is door een verbreding van de ecologische zone de ervaring van het passeren van de ecologische zone en de beek ervaarbaar. Het groen van het park en de ecologische zone maken het groene karakter van dit deel van Tilburg ervaarbaar.

De ecologische zone is 25 meter breed en wordt op maximaal 3 plekken doorsneden met een brug om de langzaamverkeersrelaties te leggen met het Leijpark en het ziekenhuisgebied. Door de waterberging en de ecologische zone in een groot deel van het gebied te combineren ontstaat een ruime groene overgang van het gebied naar het park.

Aan de zijde van de A58 komt een geluidwal. De oppervlakte van deze wal is zeer riant en geeft de mogelijkheid voor de aanleg van kleinschalige beplanting ( heesters ). De functie van de wal zal dan vooral van ecologische en milieutechnische aard zijn. De soorten beplanting die worden toegepast zijn gebiedseigen kruiden en heestersoorten waardoor vanuit het zicht vanaf de A58 de bestaande beplanting opgaat in de beplanting op de wal. Soorten zoals Krent, Vlier, Hazelaar zullen worden aangeplant.

4.4 Gemeente

4.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.

De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:

  1. a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
  2. b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
  3. c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
  4. d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.

4.4.2 Gemeentelijk beleid toegespitst op de lokatie.

De locatie Kempenbaan is in de Ruimtelijke Structuurvisie aangeduid als ruimtelijke knoopunt en als werken nieuw. De locatie is aangewezen voor grootschalige kantoorontwikkeling. Volgens de Structuurvisie dient het stedelijke te worden benadrukt door het ontwikkelen van opvallende, architectonische (hoogbouw)elementen met een hoogwaardige en wervende (stedelijke) uitstraling op stedelijke plekken die intensief gebruikt worden en waar een stedelijke dynamiek heerst.

Ruimtelijke knooppunten zijn de locaties waar de stad zich presenteert naar buiten. Ze hebben een entreefunctie voor de stad. Vanwege veranderende marktomstandigheden is de grootschalige kantoorontwikkeling achterwege gelaten en wordt de invulling gevonden door met name aan te sluiten op het naastgelegen ziekenhuis. Door de vestiging van het hotel wordt invulling gegeven aan de gewenste presentatie van de stad naar buiten.

Hoofdstuk 5 Thematische Beleidskaders

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

5.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

5.2.1 Hoogbouw

Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die op 29 oktober 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Tilburg staat positief tegenover hoogbouw. Hoogbouw stimuleert de bedrijvigheid, draagt bij aan functiemenging, zorgt voor herkenbaarheid, de leesbaarheid van de stad, kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte.

Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Hoogbouw kan niet overal in de stad. De gemeente Tilburg geeft in de Handreiking Hoogbouw aan waar zij in de stad op de lange termijn hoogbouw wenselijk acht. Dit is aangegeven op een prioriteitenkaart. Met rood is het voorkeursgebied aangegeven, met geel het gebied waar hoogbouw overwogen kan worden en met grijs de gebieden waar hoogbouw ongewenst is.

Locaties waar de gemeente graag hoogbouw ziet zijn: de Spoorzone tot aan de Universiteit van Tilburg, de Kempenbaan en het Laar.

De plekken waar hoogbouw het overwegen waard is, zijn gebieden langs de hoofdinfrastructuur zoals de Ringbanen, gebieden langs stadsranden en groenranden zoals de Piushaven, het St. Elisabeth Ziekenhuis en het Wandelbos en de (winkel)centra Wagnerplein, Paletplein, Heyhoef en De Knoop.

Bij bedrijventerreinen in de stad Tilburg wordt bebouwing tot 30 meter onder randvoorwaarden toegelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0007.png"

Conclusie:
Hoogbouw op Kempenbaan past in gemeentelijk beleid.

5.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

Conclusie

Op de 'ontwikkelingen-kaart' van de Welstandsnota is het gebied 'Kempenbaan' aangeduid als niveau 1 gebied. (Een goede architectonische kwaliteit van de nieuwbouwplannen is vereist).

5.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

5.3.1 Archeologie

Voor het gebied Leijpark – Koningshoeven is door Fontys Bilan een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat het gebied grofweg kan worden verdeeld in hoge akkergronden in het noordwesten en het lage beekdal van de Oude en Nieuwe Leij in het zuidoosten. Het plangebied is gelegen in het lage beekdal.

Het noordelijke deel van het onderzoeksgebied behoorde tot de hooggelegen akkergronden van Broekhoven, Driehuizen en De Hoeven of De Vijfhoeven die de zuidelijkste uitloper vormden van het grootste, centrale akkercomplex van Tilburg (De Schijf).

De hoge akkergronden van Tilburg werden in het zuiden begrensd door het brede beekdal van de Oude en Nieuwe Leij. Het lager gelegen beekdal bestond uit beemden (hooi- en graslanden), weidegronden en 'moerassen'.

Het gebied werd van noordwest naar zuidoost doorsneden door verschillende dijken die het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij overstaken. Dit waren, van oost naar west, de Harmen Aerts Dyck (nu Koningshoeven), de Driehuizen Dyk (nu in het Leijpark) en de Broekhovenschen Dyk (nu deel van de Hilvarenbeekseweg). De meeste wegen waren in de Middeleeuwen (of wellicht al eerder) verhoogd om de routes naar het zuiden zeker te stellen. De nederzettingen Broekhoven, Driehuizen en De (Vyf)Hoeven, lagen bij het begin van deze verhoogde wegen.

Bodemarchief

Het onderhavige plangebied (het beekdal) heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI) een 'onbekende' verwachting. De grote wegen in en langs het plangebied hebben eveneens een onbekende verwachtingswaarde. De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0008.jpg"

Afbeelding: uitsnede archeologische waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI)

Conclusie

Op basis van de archeologische verwachtingskaart kan worden geconcludeerd dat er zich binnen het plangebied geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde bevinden die nadere bescherming nodig hebben in het kader van dit bestemmingsplan.

5.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

Waardevolle objecten en structuren

In het plangebied zelf bevinden zich geen waardevolle en/of kenmerkende objecten.

Het gebied werd tot ver in de twintigste eeuw doorkruist door verschillende wegen en paden, die mogelijk teruggaan op een zeer oud padenpatroon. Bij de realisatie van het Leijpark, het Sint Elisabethziekenhuis en de Kempenbaan is een deel van het netwerk van wegen en paden verloren gegaan. Het tracé van enkele van deze wegen en paden, zoals het pad over de Driehuizendijk, is tot op heden nog herkenbaar in het huidige wegenpatroon.

Het Leijpark direct ten noorden van het plangebied heeft, als stadspark in Engelse landschapsstijl, een bijzondere historische geografische waarde.

Conclusie

In het plangebied zelf bevinden zich geen waardevolle en/of kenmerkende objecten.

5.4 Wonen

Het voorgenomen woningbouwprogramma voor Kempenbaan-West behelst grotendeels het idee van een te realiseren zorgcomplex, aansluitend op het bestaande, resp. uit te breiden St. Elisabeth Ziekenhuis. Dit initiatief past goed bij het woonprofiel dat voor deze (deel)locatie geformuleerd is.

Het idee daarbij is om in programmatisch opzicht (zowel qua wonen, als werken) relaties mogelijk te maken met het St. Elisabeth Ziekenhuis.

Hoewel de plannen voor het zorgcomplex voorzien in een hoge mate van gestapelde bouwvormen hoeft dat, met name gezien de thematische insteek ervan (i.c. zorg / gezondheid), niet te conflicteren met het meer generieke beleid betreffende de beperking van appartementenbouw in Tilburg. De thematische insteek maakt het voor de handliggend hier overwegend / geheel te kiezen voor woningbouw in de huursector, en wel in verschillende prijssegmenten.

Gezien de snelle veranderingen / ontwikkelingen in de zorgsector, dit mede onder invloed van de toenemende vraag (vgl. vergrijzing), is het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk om op de maatschappelijke ontwikkelingen te kunnen blijven inspelen.

Conclusie

De ontwikkeling past in het gemeentelijk beleid m.b.t. (zorg)wonen.

5.5 Zorg

Uitbreiding van ziekenhuizen wordt door de gemeente alleen bekeken vanuit de inhoud. De financiering van ziekenhuizen behoort n.l. tot de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars.

De directie van het St. Elisabeth Ziekenhuis heeft ons op de hoogte gebracht van de samenwerking tussen het EZ en het TweeSteden-ziekenhuis. Ook dat de samenwerking op termijn zou kunnen leiden tot nieuwbouw op een locatie.

In de sector zie je intussen een tweeledige ontwikkeling, namelijk enerzijds komen er steeds meer (kleinschalige) specialistische klinieken onder invloed van meer marktwerking in de zorg, anderzijds vergt hoogspecialistische zorg om meer concentratie van kennis en middelen in een meer compacte setting op een beperkt aantal plekken.

Een doorvertaling van deze ontwikkeling is op dit moment naar het nieuwe bestemmingsplan echter moeilijk te maken. Daarom is gekozen voor een hoge mate van flexibiliteit opdat er over pakweg 10 jaar, als de nieuwbouw zou kunnen spelen, invulling kan worden gegeven aan de dan geldende opvattingen / regelingen.

Conclusie

De ontwikkeling past in het gemeentelijk beleid m.b.t. zorg.

5.6 Groen

5.6.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0009.png"

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

Conclusie

Op de bomenwaardezonerignskaart staan nog een groot aantal bomen langs de Vuile Leij en langs de Driehuizendijk als waardevol aangeduid. In het kader van de herschikking van de vuilstort is op 3 juli 2008 en op 27 maart 2012 voor een groot aantal bomen een kapvergunning verleend. De resterende waardevolle bomen worden in dit bestemmingsplan beschermd.

5.6.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
  2. 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
  3. 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2011 wordt het bijbehorende uitvoeringsprogramma vastgesteld. Dit uitvoeringsprogramma wordt geïntegreerd in het uitvoeringsprogramma Biodiversiteit.

5.7 Kantoren

In 1998 heeft de gemeenteraad de nota Ruimte voor Kantoren tot 2015 vastgesteld. Deze nota bevat het gemeentelijk kantorenbeleid voor de periode tot 2015. Ontwikkeling van de stationszone als hoogwaardige kantorenboulevard heeft hierin de hoogste prioriteit. Verder wordt gesteld dat buiten de stationszone de gemeente zeer selectief is met het ontwikkelen van ruimte voor kantoren.

In de nota is vastgelegd dat het kantorenbeleid in 2001 geëvalueerd en zo nodig bijgesteld zou moeten worden. Dit is gedaan in de nota Ruimte voor Kantoren 2001. Uit de evaluatie is gebleken dat het tot dan toe gevoerde kantorenbeleid slechts gedeeltelijk effect heeft gehad. Conclusie is dat een bijstelling van het beleid noodzakelijk is. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:

  1. a. Een zodanige differentiatie van het aanbod dat Tilburg aan de vraag in alle segmenten kan voldoen;
  2. b. Het loslaten van het restrictief beleid buiten de stationszone en het ontwikkelen van locaties langs goed bereikbare uitvalswegen met acquirerend vermogen.

Doel van het kantorenbeleid is een zodanige kwalitatieve differentiatie van het aanbod van kantoorruimte dat er voldoende ruimte is voor de in het economisch beleid beoogde groei en versterking van de zakelijke dienstverlening. Verbreding van het aanbod zal plaatsvinden door het ontwikkelen van een aantal sterke kantorenmilieus aan de belangrijkste uitvalswegen. Twee segmenten krijgen daarbij in het bijzonder aandacht:

  1. a. kleine en middelgrote eigenaargebruikers die veel waarde hechten aan een eigen kantoorpand in een representatieve omgeving;
  2. b. kantoorgebruikers in de auto-afhankelijke zakelijke dienstverlening die veel waarde hechten aan een goed per auto bereikbaar kantoorpand en voldoende parkeerruimte.

In het programma voor te ontwikkelen locaties aan de uitvalswegen is een accent gelegd op de A58-zone en met name op locaties rond de twee stadsentrees namelijk Kempenbaan (oostentree) en Laarveld-West (westentree).

Naast de A58-zone zijn er mogelijkheden voor kantoorontwikkeling bij Station Reeshof en op een aantal binnenstedelijke herstructureringslocaties.

Na vaststelling van de nota Ruimte voor Kantoren 2001 zijn de ontwikkelingen op de kantorenmarkt in beeld gebracht door middel van voortgangsrapportages. Sindsdien heeft zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan die de vraag naar en het aanbod van nieuwe kantoren en kantoorlocaties hebben beïnvloed. Op basis van de in de voortgangsrapportages gesignaleerde ontwikkelingen wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe kantoorlocaties periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Conclusie

Het plan Kempenbaan is aangeduid als mogelijk kantorenlocatie. Gelet op de marktsituatie en het feit dat dit gebied in de Verordening Ruimte van de Provincie aangewezen is als zoekgebied verstedelijking is in het bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om maximaal 15.000 m2 kantoren te realiseren. De kantoren zullen met name in de zone grenzend aan de Kempenbaan komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0010.png"

5.8 Horeca

Doelstellingen van de Horecanota ´Over smaak valt best te twisten´ (2006) zijn:

  1. 1. Actualiseren van en inzicht geven in de hoofdlijnen van het gemeentelijk horecabeleid in relatie tot andere voor de horeca van belang zijnde beleidsterreinen en of -aspecten;
  2. 2. Het geven van inzicht in de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van de horeca;
  3. 3. Het vormen van een objectief en duidelijk toetsingskader voor beoordeling van aanvragen voor vergunningen ook in relatie tot bijvoorbeeld monumentenzorg en welstand;
  4. 4. Het bereiken van een dynamisch evenwicht tussen de bescherming van het woon- en leefklimaat en het zo goed mogelijk benutten van de sociaal-recreatieve en economische waarde van de horeca;
  5. 5. Inzicht geven in en voorstellen doen voor versterking van de economische positie van de horeca in de gemeente;
  6. 6. Het benoemen van onderwerpen voor aanvullend beleid, welke in de vorm van modules aan deze nota worden toegevoegd.

In de nota is het beleid voor (nieuwvestiging van) horecabedrijven, buiten het zogenaamdehorecaconcentratiegebied, sterk aan banden gelegd. De nota onderscheidt drie - in zwaarte oplopende - categorieën horeca. Tot de categorie ´horeca 1´ worden cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën, cafetaria's, snackbars etc. met een maximum vloeroppervlak van 150 m2 gerekend. Ook de horeca die een inpandig onderdeel uitmaakt van winkels of binnen hetzelfde sluitingsregime van de detailhandel valt, behoort tot deze categorie.
Tot ´horeca 2´ worden dezelfde horecagelegenheden gerekend, maar dan met een netto vloeroppervlakte van tussen de 150 en 500 m. In de categorie ´horeca 3´ vallen bar-dancings, discotheken, (nacht)bars, hotels en erotisch gerichte horeca. Ook de onder categorie 1 en 2 genoemde gelegenheden die een groter netto vloeroppervlak hebben dan 500 m2 worden tot deze categorie gerekend.

Het horecabeleid verschilt per gebiedstype. De vijf te onderscheiden gebiedstypen zijn: horecaconcentratiegebied, winkelcentra, Lijnstructuur horeca, woongebied en overig gebied.

Het gebied Kempenbaan valt onder overig gebied.

Overige gebieden
Voor de overige gebieden geldt een zeer restrictief beleid. Zo zullen er op industrieterreinen en kantorenlocaties slechts die vormen van horeca toegestaan kunnen worden, die een ondersteunende functie hebben aan het individuele bedrijf en daar onderdeel van uit maken (zie ook hieronder). Ook is horeca toegestaan die als 'facility point' kan worden gezien en binnen het regime van de aangewezen parkmanager valt. Bij hoge uitzondering kan horeca 3 worden toegestaan. Op sportterreinen, onderwijsterreinen en terreinen waar gezondheidszorg de hoofdfunctie is, zullen slechts mogelijkheden bestaan voor bedrijven die ten dienste staan aan de hier gevestigde instellingen.

Hotels

Op 23 maart 2010 heeft het college besloten de analyse van en de conclusies uit de rapportage ‘Stand van zaken hotelmarkt Tilburg 2009’ vast te stellen. Deze zijn

  • Kansrijke initiatieven moeten worden benut en gefaciliteerd. Met initiatiefnemers wordt op
    stedelijk (en indien nodig regionaal) niveau bekeken waar hun concept het best past. Hierbij
    worden onderstaande richtlijnen voor locatiemogelijkheden gehanteerd, zijnde dat initiatieven
    1. 1. voor accommodatie in het hoogwaardige segment (4 en 5 sterren klassen), voorbehouden zijn aan binnenstad en spoorzone gebied;
    2. 2. voor accommodatie aan de snelweg, gesitueerd dienen te worden aan de Kempenbaan (wanneer geen 4 of 5 sterren klasse);
    3. 3. voor accommodatie in het buitengebied welkom zijn, te meer wanneer deze een eigen markt creëren.
  • Daarnaast worden in het verleden gedane toezeggingen aan derde partijen gerespecteerd en wordt gericht acquisitie gepleegd op het hoogwaardige hotelsegment.
  • De hotelmarkt heeft een regionaal speelveld. Op toeristisch gebied heeft Tilburg kansen; in de stad, in het buitengebied en zeker ook in combinatie met de regio. Echter, de ontwikkeling van het hotelaanbod in stad en regio is de komende jaren groter dan de groei van de vraag. Een uniek hotelproduct kan wel voldoende autonome vraag genereren voor een rendabele exploitatie.
  • Alhoewel de economie nu teruggang laat zien, wordt op lange termijn een positieve ontwikkeling voor zakelijke dienstverlening en regionaal toerisme, waaronder de hotelmarkt, verwacht. Het programma Leisure Boulevard en de Visie Recreatie & Toerisme Hart van Brabant kunnen daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Ook de hotelmarkt profiteert van deze ontwikkelingen.

De eerste contacten met Van der Valk Hotels over de mogelijke realisatie van een Van der Valk Exclusief Hotel dateren van 2005 en vallen daarmee onder de in het verleden gedane toezeggingen. Derhalve is een hogere sterrenclassificatie in deze situatie mogelijk.

Ondersteunende Horeca

Op 1 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Beleidskader ´Ondersteunende Horeca in Tilburg´ vastgesteld. Voor ondernemers binnen de gemeente Tilburg is het op grond van het beleidskader mogelijk om onder een aantal voorwaarden het ondernemerschap te combineren met horeca-activiteiten. Er geldt dan geen exploitatievergunningplicht.

Het beleidskader heeft de intentie recht te doen aan veranderende consumentenwensen, het bieden van ruimte voor ondernemerschap en mogelijkheden voor functiemenging. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling om op deze manier oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca in de hand te werken of de openbare orde en veiligheid te verstoren. Daarom is een aantal voorwaarden vastgesteld waarbinnen ondersteunende horeca exploitatievergunningvrij kan plaatsvinden. De initiatieven moeten zorgen voor meer beleving en bestedingen in de stad.

Van ondersteunende horeca is sprake als cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. de horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en deze ondersteunen. Op die manier kan de kwaliteit van het aanbod van de ondernemer worden vergroot of compleet gemaakt;
  2. 2. de horeca-activiteit mag maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
  3. 3. de horeca-activiteit moet passen binnen het 'regime' van de hoofdfunctie (bijvoorbeeld detailhandel, zakelijke dienstverlening). De horeca-activiteit is complementair aan de hoofdfunctie en de openingstijden van de ondersteunden horeca zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdfunctie. De horecaruimte mag niet worden verhuurd of anderszins in gebruik worden gegeven aan derden (ten behoeve van feesten en andere partijen). Er mag geen reclame voor de ondersteunende horeca-activiteiten worden gemaakt, via welk medium dan ook;
  4. 4. de horeca-activiteiten mogen niet zelfstandig worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten. Deze vallen dan onder één van de horecacategorieën zoals opgenomen in het horecabeleid en in de geldende bestemmingsplannen;
  5. 5. er mogen geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'. Het staat een ondernemer echter vrij een volwaardige Drank- en Horecawetvergunning aan te vragen. Daarvoor geldt dan wel het beoordelingskader uit de reguliere DHW-procedure die buiten het toepassingsbereik van het Beleidskader Ondersteunende Horeca valt, ook al is sprake van ondersteunende horeca. De vergunningplicht blijft dan bestaan (exploitatievergunning, Drank- en Horecawetvergunning) en er vindt een bestemmingsplantoets plaats.

Om de voorwaarden waaronder ondersteunende horeca mag plaatsvinden wettelijk goed te verankeren, is de APV dienovereenkomstig aangepast.

Conclusie

De vestiging van een hotel past in het gemeentelijke beleid. Bij de maatschappelijke voorzieningen zoals het ziekenhuis en de woonzorg voorziening is ondersteunende Horeca toelaatbaar.

5.9 Verkeer En Parkeren

5.9.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:

Algemeen

  1. 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
  2. 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

    Autoverkeer
  3. 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
  4. 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.

    Parkeren
  5. 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen.
  6. 6. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.

    Goederenvervoer
  7. 7. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

    Mobiliteitsmanagement
  8. 8. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

5.9.2 Verkeer toegespitst op Kempenbaan West

De ruimtelijke ontwikkelingen op de Kempenbaan West hebben consequenties op het gebied van verkeer en vervoer. Voor de diverse vervoerwijzen wordt de bereikbaarheid in beeld gebracht en aan de hand van diverse verkeersonderzoeken wordt aangegeven hoe knelpunten opgelost kunnen worden.

Onderzoeken

De planontwikkeling genereert extra autoverkeer op en rond de Kempenbaan. Om inzicht te krijgen in de consequenties en te bepalen welke verkeersstructuur toereikend is om het toekomstige verkeer af te kunnen wikkelen is in september 2008 door Ingenieursbureau Grontmij een microsimulatiestudie uitgevoerd. Deze studie ging echter uit van een veel groter programma dan nu voorzien en bv ook ontwikkeling en ontsluiting van Kempenbaan Oost (ligt stil op dit moment). De belangrijkste uitkomsten van deze studie zijn echter nog steeds bruikbaar voor dit bestemmingsplan:

  1. 1. Het plangebied wordt ontsloten op het bestaande noordelijk kruispunt van de aansluiting A58/A65 Tilburg-Oost/Hilvarenbeek
  2. 2. De toename van verkeer heeft met name consequenties voor de belasting van het kruispunt Kempenbaan - Ringbaan Zuid/Oost; de beperkte capaciteit van dit kruispunt geeft regelmatig files in de spits op de Kempenbaan en zelfs terugslag op de A58. Zelfs met ongelijkvloers oplossen van al het langzaam verkeer blijft het kruispunt overbelast.

Gelet op deze laatste conclusie is bezien op welke wijze voor de komende 10 jaar de doorstroming op de Kempenbaan gewaarborgd kan blijven.

Om de planontwikkeling mogelijk te maken is de maximale hoeveelheid programma voor de Kempenbaan West bepaald waarmee de verkeerskundige effecten op korte termijn opgevangen kunnen worden. Met verkeerlichten (VRI)-berekeningen en verkeerstechnische maatregelen kan worden aangetoond dat de huidige situatie op het kruispunt Kempenbaan - Ringbaan Zuid/Oost in ieder geval niet verslechtert (en waar mogelijk verbetert). Ditzelfde geldt voor de twee kruispunten met de A58: onderzocht is wat de invloed is op de verkeersafwikkeling en welke maatregelen nodig zijn om het verkeer goed af te kunnen wikkelen. Hierbij is ook rekening gehouden met een autonome groei. Deze laatste twee kruispunten zijn in beheer van de Provincie en de op- en afritten bij Rijkswaterstaat.

Uit vervolgstudie naar oplossingsrichtingen (verkeersstudie Kempenbaan dd 3-3-2010, Gemeente Tilburg) is gebleken dat een lange termijnoplossing (inclusief alle geplande ontwikkelingen in de stad) ruimtelijk mogelijk is (bv een tunnel van Ringbaan Oost naar Kempenbaan). (zie bijlage 4) Alternatief zou kunnen zijn het verminderen van de hoeveelheid verkeer op de Kempenbaan, bv dmv een verbreding van de A58 (4x 2 rijstroken) met een nieuwe afslag bij Stappegoor.

Deze lange termijn oplossingen zijn bovenwijkse voorzieningen als gevolg van meerdere ontwikkelingen in de stad. Om een dergelijke oplossing ruimtelijk en financieel te kunnen realiseren wordt dit opgenomen in de te herziene "Nota Fonds Bovenwijks".

Begrenzing programma Kempenbaan

Bij de maximale hoeveelheid programma is rekening gehouden met een uitbreiding van het St. Elisabeth Ziekenhuis van circa 41.000 m² bvo. Op dit moment is echter nog geen zicht op de exacte omvang van de uitbreiding van het ziekenhuis en hoe de uitbreiding functioneel het beste gekoppeld kan worden aan het bestaande ziekenhuis. In het bestemmingsplan is daarom voor het gedeelte van de locatie waarop een toekomstige uitbreidingsmogelijkheid voor het St. Elisabeth Ziekenhuis wordt beoogd een uitwerkingsmogelijkheid wordt opgenomen. Bij de uitwerking zal ook nadrukkelijk inzichtelijk gemaakt moeten worden hoe de verkeersafwikkeling voor het ziekenhuis het beste kan verlopen. Een van de randvoorwaarde daarbij is dat een goede verkeersafwikkeling op de Kempenbaan gegarandeerd moet blijven.

Verkeerstechnische maatregelen

Het kruispunt Kempenbaan - Ringbaan Zuid/Oost is in de spitsperiodes al regelmatig overbelast en door de ontwikkeling van het plangebied zal er ook meer verkeer over dit kruispunt rijden. Zonder maatregelen op dit kruispunt gaat de cyclustijd omhoog en dat betekent een verdere verslechtering van de verkeersafwikkeling. Een drietal maatregelen zijn doorgerekend: een extra rechtsafstrook op de Ringbaan Oost vanuit het noorden, een 3e rijstrook toevoegen op de Kempenbaan stadinwaarts en de verwijzing van het ANWB bord Ziekenhuis op het noordelijk kruispunt A58 naar links verwijzen via afslag Beekse Bergen.

Uit de VRI-berekeningen blijkt dat met genoemde maatregelen de cyclustijd (1) op een lager niveau ligt dan de huidige situatie waardoor de afwikkeling derhalve niet verslechtert en zelfs iets verbetert. Het toevoegen van de 3e rijstrook geeft bovendien fors kortere wachtrijlengtes, waardoor kans op terugslag naar de snelweg aanzienlijk kleiner wordt.

(1) Cyclustijd is de tijdsduur waarin alle richtingen van een verkeerslichtenregeling één keer groen hebben gehad; een te hoge cyclustijd betekent lange wachttijden/filevorming en is nadelig voor de verkeersveiligheid, bv vanwege negeren rode licht.

Het noordelijk kruispunt A58/A65 Tilburg-Oost/Hilvarenbeek wordt uitgebreid met een 4e tak (met 3 opstelstroken) recht tegenover de op/afrit om het plangebied te kunnen ontsluiten. Hierbij is reeds een dubbele rechtsafstrook voorzien op de afrit A58. Zonder extra maatregelen op het kruispunt blijkt echter geen goede verkeersafwikkeling mogelijk. Om de afwikkeling op een acceptabel niveau te krijgen is een variant doorgerekend met dubbele linksafstroken op de afrit en Kempenbaan. Rekening houdend met autonome groei geeft dit weliswaar een kleine overschrijding v/d maximale cyclustijd in de avondspits, maar een acceptabele verkeersafwikkeling is mogelijk.

Zie voor tekening bijlage 5

Aandachtspunt is de afwikkelingscapaciteit van de oprit naar de A58, ivm samenvoegen van twee naar één rijstrook en invoegen naar de hoofdrijbaan op de A58. Gezien de te verwerken intensiteiten en capaciteit van de hoofdrijbaan zijn hier geen problemen te verwachten.

De planontwikkeling leidt ook tot meer verkeer op het zuidelijk kruispunt A58/A65 Tilburg-Oost/Hilvarenbeek. Met de huidige vormgeving en extra verkeer is geen goede verkeersafwikkeling mogelijk. Een maatregel die soelaas biedt is het verdubbelen van de rechtsafstrook op de Kempenbaan richting oprit A58. Hiermee is de verkeersafwikkeling in de avondspits goed en in de ochtendspits op een kritisch niveau. De cyclustijd blijft dan, rekening houdend met autonome groei, onder de maximale cyclustijd zoals de gemeente Tilburg hanteert, maar ligt boven de maximale cyclustijd die de Provincie hanteert. De cyclustijd op dit kruispunt is wel verder te verlagen door ook de linksafbeweging vanuit Hilvarenbeek te verdubbelen. Deze komt dan ruim onder de maximale cyclustijd uit. Nadeel van deze oplossing is de beperkte capaciteit van de oprit naar de A58.

Ook hier geldt in sterkere mate dan het noordelijk kruispunt het aandachtspunt van de beperkte afwikkelingscapaciteit van de oprit naar de A58; dit heeft vooral te maken met filevorming op knooppunt de Baars en weefconflict met richting Den Bosch waardoor regelmatig terugslag plaatsvindt op deze oprit. De te verwerken intensiteit en capaciteit van de hoofdrijbaan is derhalve kritisch te noemen. Oplossing ligt met name in het ontvlechten en capaciteitsverruiming van knooppunt de Baars. Voor zover nu bekend zal bij de geplande verbreding van de A58 tussen Tilburg en Eindhoven ook knooppunt de Baars worden meegenomen.

Alle genoemde maatregelen zijn planologisch inpasbaar in de huidige bestemming "Verkeer" op/rondom de Kempenbaan. Voor de financiering van bovengenoemde maatregelen is o.a geld beschikbaar vanuit het programma Beter Benutten van Rijkswaterstaat en vanuit het Meerjarenprogramma v/d gemeente Tilburg.

Doorkijk ontwikkeling Kempenbaan Oost

De ontwikkeling van plangebied Kempenbaan Oost ligt momenteel stil. Mocht het plan in de toekomst tot ontwikkeling komen dan zal het bestaande kruispunt thv Cenakel worden opgeheven en een nieuwe T-aansluiting nabij de komgrens worden aangelegd zodat Kempenbaan Oost rechtstreeks op de Kempenbaan wordt aangesloten. Dit heeft een positieve invloed op de verkeersafwikkeling op het kruispunt Kempenbaan - Ringbaan Zuid/Oost omdat deze nu gekoppeld is aan de verkeerslichten bij het Cenakel. Sluipverkeer richting Moergestel via Koningshoeven zal daardoor ook afnemen.

Overige vervoerswijzen

Openbaar vervoervoorzieningen rond de Kempenbaan zijn op dit moment beperkt. Er loopt een streeklijn via de Koningshoeven richting Moergestel maar die is voor plangebied Kempenbaan West moeilijk bereikbaar. Er zijn op wat grotere afstand wel bushaltes bij het Ziekenhuis en Kruisvaarderstraat, waardoor de loopafstand minstens 800 meter bedraagt. Bij ontwikkeling van Kempenbaan Oost zal de streeklijn via Koningshoeven omgelegd moeten worden via dit gebied waardoor ook het plangebied Kempenbaan West beter bereikbaar wordt per openbaar vervoer

Fietsverkeer naar het plangebied is goed mogelijk via de Hilvarenbeekseweg, Leijweg en het Leijpark. Er wordt in het plangebied een fietsstraat (tevens ontsluiting voor volkstuinen) aangelegd naar het Leijpark en er komt een calamiteitenverbinding tussen het plangebied en de bestaande Leijweg. Deze laatste verbinding is dus alleen toegankelijk voor langzaam verkeer en hulpdiensten.

Parkeren vindt plaats op eigen terrein, zowel voor personeel als bezoekers, waarbij de meest actuele en vastgestelde parkeernormen uit het TVVP gelden.

Conclusie

Het verkeer dat gegenereerd wordt door de ontwikkeling van dit bestemmingsplan met het daarin vastgelegd programma kan door het treffen van diverse maatregelen aan de weg Kempenbaan, het noordelijke en zuidelijk kruispunt A58/A65 Tilburg-Oost/Hilvarenbeek, noordelijk kruispunt A58/A65 Tilburg-Oost/Hilvarenbeek en het kruispunt Kempenbaan - Ringbaan Zuid/Oost worden opgevangen. De toevoeging van het programma van de Kempenbaan zal derhalve niet tot een verslechtering van de verkeerssituatie leiden.

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Milieueffectenrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit Mer;
  2. b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst).

De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, te weten uitbreiding van een ziekenhuis (circa 40.000 m2 b.v.o), bouw van een zorgcomplex c.a. (maximaal 46.000 m2 b.v.o.), bouw van een hotel (maximaal 17.000 m2 b.v.o.) en de mogelijk bouw van 15.000 m2 kantoren zijn op grond van de bijlagen bij het besluit Milieu-effecten rapportage niet Mer (beoordelings) plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte. Aan al deze criteria voldoet Kempenbaan West niet dus op grond hiervan is geen M.e.r. nodig.

Ad b.

Het plangebied ligt op circa 2 km van het Natura 2000 gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen. Om te beoordelen of er een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet nodig is, is er een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet uitgevoerd. De voortoets is als bijlage Voortoets Natura 2000 opgenomen bij dit bestemmingsplan.

In de voortoets zijn de mogelijke effecten van de ontwikkeling van Kempenbaan West op de instandhoudingsdoelstellingen van het nabijgelegen Natura-2000 gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen onderzocht. De voortoets heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van de ontwikkeling Kempenbaan West geen (significante) negatieve effecten heeft op het Natura 2000 gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen.

Conclusie

Een Mer (beoordeling) is niet noodzakelijk.

6.3 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben op het plangebied is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

Binnen het bestemmingsplan worden de functies Maatschappelijk en Horeca mogelijk gemaakt. Vanuit milieuzonering zijn deze functies beperkt of zelfs niet gevoelig voor het aspect geluid, beperkt gevoelig voor het aspect geur en stof maar wel gevoelig voor het aspect gevaar. In de omgeving zijn twee activiteiten die van invloed zijn op het plangebied. Enerzijds ligt er de helikopterhaven (trauma helikopter) met een geluidcontour van 500 meter en de LPG-Tankstation met een gevarencontour van 200 meter

  • Voor het LPG-Tankstation geldt dat volgens "regeling externe Veiligheid Inrichtingen" er sprake is van een wettelijk invloedsgebied van 150 meter vanaf het vulpunt. Deze ligt over het plangebied. Binnen het invloedsgebied wordt alleen de bestemming "natuur" mogelijk gemaakt (zie ook paragraaf 5.3.5.) en levert dus geen belemmering op.
  • Voor de Helikopterhaven geldt dat deze dienst doet als landingsplaats voor de traumahelikopter bij het ziekenhuis. Het gebruik is zeer incidenteel waardoor het niet reëel is de landplaats te beoordelen als "gemiddeld bedrijf". De landplaats is niet opgenomen in de milieuvergunning van het ziekenhuis omdat deze getoetst dient te worden aan het Besluit Hefschroefvliegtuigen. In dit besluit zijn geen normen opgenomen met betrekking tot bovenvermelde situatie. Daarnaast dient de helikopter aan te vliegen over de snelweg (A58) waardoor onderhavig plangebied minder belast wordt. Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van de helikopterhaven geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plangebied.

Behalve dat de activiteiten binnen de bestemmingen Maatschappelijk en Horeca gezien worden als gevoelige bestemmingen zijn ze ook milieubelastend naar de omgeving. Vanuit de milieubelasting naar de omgeving geldt dat gevoelige objecten op een afstand liggen van meer dan 250 meter. De activiteiten die vallen onder de bestemming Maatschappelijk en Horeca zijn gemaximeerd op milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.

Tenslotte is er ook gekeken naar de relatie tussen de maatschappelijke bestemmingen onderling, omdat er zowel gevoelige als milieubelaste activiteiten mogelijk zijn. Tussen deze activiteiten moet voldoende afstand worden gehouden om onderlinge hinder te voorkomen. Voor de omschakeling naar zorgwoningen zal op basis van de VNG-brochure rekening moeten worden gehouden met de (geplande) maatschappelijke functies in de direct omgeving. In artikel 19.1 is daartoe de mogelijkheid opgenomen om eisen te stellen aan de aard, omvang en situering van de maatschappelijke voorzieningen ter bescherming van de woonzorgfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit milieuzonering voor dit plan.

6.4 Externe Veiligheid

6.4.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  1. 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  2. 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  3. 3. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen";
  4. 4. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

6.4.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

6.4.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  1. 1. de kans op een ongeval;
  2. 2. het effect van het ongeval;
  3. 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  4. 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

6.4.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht kunnen de volgende elementen beschouwd worden:

  1. 1. het projectkader;
  2. 2. de hoogte en toename van het groepsrisico;
  3. 3. bronmaatregelen;
  4. 4. ruimtelijke maatregelen te treffen maatregelen in het ruimtelijke besluit;
  5. 5. mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;
  6. 6. mogelijkheden tot zelfredzaamheid;
  7. 7. mogelijkheden planontwikkeling op andere locatie;
  8. 8. mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.

In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting verantwoord worden. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen(Bevb) en de bijbehorende regeling is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt kunnen de punten 3, 4, 7 en 8 buiten beschouwing gelaten worden. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico 1) onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt of 2) tussen 0,1 maal en 1 maal de oriëntatiewaarde ligt én minder dan 10% toeneemt. We spreken in deze gevallen van een beperkte verantwoordingsplicht. In de andere gevallen dient de verantwoordingsplicht compleet ingevuld te worden.

6.4.5 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten.

Buiten het plangebied, aan de noordelijke zijde is aan de Kempenbaan 35 een LPG-tankstation gesitueerd. Hierbij is een LPG tankinstalltie aanwezig. Vanwege de aanwezigheid LPG levert dit een risico voor de omgeving op.

Het plaatsgebonden risico voor deze inrichting is 110 meter (doorzet is gelimiteerd op 1500 m3). Voor de grootte van het plaatsgebonden risico wordt uitgegaan van de afstand voor het plaatsgebonden risico (40m) waarbij is uitgegaan van de maatregelen uit het convenant waarmee LPG-tankwagens veiliger zijn geworden (hittewerende bekleding op LPG-tankwagens en verbeterde afleverslangen). Dit ondanks dat het nog niet in wetgeving is geborgd. Op dit moment vindt bevoorrading plaats met tankwagens die veiliger zijn. Het bestemmingsplan kent binnen deze afstandsmaat geen bestemmingen die kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken. Aan deze afstandsmaat voor basisveiligheid wordt voldaan.

Het standaard invloedsgebied is 150 meter vanuit het vulpunt en de bovengrondse leidingen van de LPG-installatie en het LPG-reservoir. Het invloedsgebied van het vulpunt van de LPG-installatie wordt bepaald door de BLEVE van de tankauto. Het invloedsgebied van de risicoveroorzakende objecten (vulpunt en bovengrondse leidingen van de LPG-installatie en het LPG-reservoir) liggen over het bestemmingsplan Kempenbaan-west en daarmee is deze inrichting relevant voor dit bestemmingsplan. Binnen het invloedsgebied kent het bestemmingsplan alleen de bestemming "Natuur". Deze bestemming maakt daardoor geen verblijf van personen mogelijk. Dit ruimtelijk plan maakt dan ook geen (toename van de) personendichtheid binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation mogelijk, waardoor dus geen sprake is van toename van het groepsrisico. Formeel moet elk ruimtelijk besluit binnen het invloedsgebied van een inrichting betrokken worden bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Dit LPG-tankstation moet dan ook betrokken worden bij de invulling van de verantwoordingsplicht. Het berekende groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde (risicoberekening met LPG-tool; berekening 4 mei 2010).

Een andere inrichting in de omgeving is de Koningshoeve: op de Bierbrouwerij van de Koningshoeve is Ammoniak aanwezig. De bierbrouwerij ligt op meer dan 1 km en heeft geen gevolgen voor het plangebied.

Aan de zuidelijke zijde van het plangebied in Hilvarenbeek ligt stratenmakerbedrijf Ooystra met een propaantank van 3 m³. Het invloedsgebied van de tank is 235m. Het bedrijf ligt op ongeveer 400m van het plangebied Dit heeft geen gevolgen voor het plangebied.

6.4.6 Buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.

6.4.7 Transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Rond het plangebied vindt het vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A58 en de Kempenbaan.

De ontwikkeling ligt direct tegen de A58. Voor de A58 geldt conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) een veiligheidsafstand van 24 meter. De bestemming "Horeca" in dit bestemmingsplan ligt op 25 meter De bebouwingsmogelijkheid "horeca" is toegestaan op 50 m van de A58 en de bestemming "Maatschappelijk, uit te werken" ligt op 100 meter van de A58. De vereiste basisveiligheid voor de A58 is hiermee geboden. De bebouwing ligt daarmee buiten het plasbrandaandachtsgebied.

Ten aanzien van het groepsrisico van de A58 geldt dat de ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de vervoerde gevaarlijke stoffen ligt. Naar de invloed van het nieuwe bestemmingsplan op het groepsrisico is onderzoek gedaan door ingenieursbureau Arcadis ("Qra A58 nabij kempenbaan te Tilburg d.d. 03-02-2012"). Uit het onderzoek blijkt dat sprake is van een toename van het groepsrisico ten opzichten van de huidige situatie. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde.

Van de gemeentelijk wegen rond het plangebied maakt alleen het zuidelijke deel van de Kempenbaan (afrit A58 en dan in de richting Hilvarenbeek) onderdeel uit van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Over de andere gemeentelijke wegen rond het plangebied kan alleen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden op basis van ontheffing. De omvang van dit vervoer van gevaarlijke stoffen is dermate klein dat er geen sprake kan zijn van een plaatsgebonden risico 10-6 en geen sprake kan zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of significante toename van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. Het bestemmingsplan ligt op een afstand van 1500 meter van de spoorlijn.

In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Het invloedsgebied van de spoorlijn is 3000 meter en valt dus over het plangebied. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt in de huidige situatie. Voor de spoorlijn dient daarom de verantwoordingsplicht ingevuld te worden. Vanwege de afstand tot de spoorlijn, leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van het groepsrisico van de spoorlijn. In de bijlage 6is de verantwoording van het groepsrisico opgenomen vanwege de overschrijding van de oriëntatiewaarde in de huidige situatie.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.

Conclusie relevantie risicobronnen: Voor dit ruimtelijke besluit moeten de volgende risicobronnen betrokken worden bij de invulling van de verantwoordingsplicht: LPG-tankstation, Rijksweg A58, Kempenbaan (afrit richting Hilvarenbeek) en de spoorlijn.

6.4.8 Restrisico's en conclusies

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze drie risicobronnen is de verantwoordingsplicht (zie bijlage 6) ingevuld. In bovenstaande verantwoording worden de volgende relevante conclusies getrokken:

  1. 1. Voor de A58 is sprake van plaatsgebonden risico 10-6- contour op de weg. Uit de uitgevoerde groepsrisicoberekening blijkt een toename van het groepsrisico. Voor zowel de huidige als de toekomstige situatie ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.
  2. 2. Bevi-inrichtingen zijn in dit bestemmingsplan uitgesloten.
  3. 3. Vluchten:
    1. a. De kantoren, hotel en zorgfuncties moeten goed van de bron af, dus aan de noordelijke zijde te ontvluchten zijn. Dit vraagt goede nooduitgangen en geen belemmeringen in de vorm van slootjes, hekken of anderszins obstakels. Bij de gronduitgifte zal dit ter sprake komen.
    2. b. Ontvluchting gebied: Personen moeten het gebied kunnen ontvluchten bij een (dreigende) calamiteit met brandbare gassen en giftige gassen op de A58 en afrit richting Hilvarenbeek. Er komt een noodontsluiting voor hulpdiensten waarvan gebruik gemaakt kan worden bij een calamiteit. Deze noodontsluiting verbindt de centrale weg door Kempenbaan-west met de Leijweg. Daarnaast komt er een fietsroute richting het Leijpark,die ook in geval van calamiteiten door de hulpdiensten en door auto's benut kan worden. Bij een (dreigende) calamiteit ter plaatse kan met de auto de ontsluitingsweg worden geblokkeerd waardoor deze niet meer met de auto te verlaten is. Dit is geen optimale veiligheidssituatie. Wel is het gebied goed te ontvluchten te voet/per fiets in noordelijke(fietsroute) en westelijke richting (langzaamverkeerroute via Leijweg).
  • Schuilen in gebouwen: De nieuw te bouwen gebouwen kunnen luchtdichtheid worden gebouwd en daarmee enige tijd bescherming bieden.
  • Er wordt een calamiteitenknop geadviseerd door de brandweer waarmee centraal de mechanische ventilatie kan worden afgesloten.
  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt geen actieve risicocommunicatie plaats.

De hierboven genoemde maatregelen zijn ter verbetering van de veiligheid. Een aantal van deze maatregelen zijn echter niet te borgen in het bestemmingsplan omdat deze maatregelen niet ruimtelijk relevant zijn. De verantwoording van het groepsrisico bij dit ruimtelijke besluit, kan dan ook niet gebaseerd zijn op deze maatregelen. Toch verbeteren deze maatregelen wel de veiligheid, daarom wil de gemeente deze maatregelen meegeven bij de grondaankoop.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende relevante risicobronnen: de Rijksweg A58 en de Kempenbaan. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

6.4.9 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

6.5 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

6.5.1 Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn binnen de functie "Maatschappelijk-2 " en "Maatschappelijk-Uit te werken" meerdere geluidgevoelige bestemmingen toegestaan binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Door de gemeente Tilburg is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Kempenbaan West, Rulauje d.d. 21 augustus 2012/ revisie onderzoek 14 mei 2013) en is getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat in het plangebied relatief hoge geluidbelastingen voorkomen.

Om de geluidbelasting in het plangebied terug te brengen wordt een aarden grondwal evenwijdig aan de Rijksweg A58 aangelegd.

Ondanks het treffen van deze maatregel wordt de voorkeursgrenswaarde nog steeds overschreden. De voorkeursgrenswaarde vanwege de Rijksweg A58 en de Kempenbaan wordt ter hoogte van de functies "Maatschappelijk-2 " en "Maatschappelijk-Uit te werken" met maximaal 15dB overschreden.

De optredende cumulatieve geluidbelasting varieert in het plangebied tussen de 57 en 70 dB.

Onderzocht is of door het treffen van bron of overdrachtsmaatregelen de geluidbelasting vanwege de Rijksweg A58, de Kempenbaan en de nieuwe ontsluitingsweg ("de Zuidas") kan worden teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde en de maximaal te ontheffen waarde van 53dB.

Uit de analyse blijkt dat de Rijksweg A58 de dominante weg is m.b.t. het wegverkeerslawaai, de op- en afritten zijn akoestisch niet maatgevend. Het maatregelenonderzoek richt zich dus op de hoofdweg.

Bronmaatregelen Rijksweg A58

Als bronmaatregel kan geluidarm asfalt als wegdekverharding worden aangebracht. De rijksweg A58 is echter al voorzien van geluidreducerend enkellaags ZOAB.

Het toepassen van een ander wegdektype zal een reductie moeten bewerkstelligen van 4 dB ten opzichte van enkellaags ZOAB om de geluidbelasting op 5 meter hoogte te reduceren tot 53 dB (zie bijlage 3, ligging 57 dB contour op 5 meter hoogte). Om de geluidbelasting te reduceren tot de ten hoogst toelaatbare waarde van 48 dB op 5 meter hoogte zal een hogere reductie moeten worden bewerkstelligd.


Gelet op de geluidbelasting op 30 meter hoogte, moet een geluidreductie van ten minste 7 dB worden bewerkstelligd om de geluidbelasting tot 53 dB te reduceren (zie ligging 60 dB contour in bijlage 3 op
30 meter hoogte). Om de geluidbelasting te reduceren tot 48 dB moet een nog grotere geluidreductie worden bewerkstelligd.

Los van de financiële consequenties zijn er geen asfalttypes op de markt die een dergelijke geluidreductie hebben. Bronmaatregelen in de vorm van geluidarm asfalt is dus niet doelmatig.

De rijksweg A58 is een belangrijke verbindingsweg tussen Tilburg en 's-Hertogenbosch/ Eindhoven. Verkeersmaatregelen die leiden tot een verminderd verkeersaanbod, waardoor een geluidreductie optreedt, zijn mede door het in werking treden van de geluidproductieplafonds (SWUNG I), niet te verwachten.

Voor de hoofdweg van de rijksweg A58 geldt een maximum snelheid van 130 km/ uur voor lichte motorvoertuigen. Het verlagen van de snelheid tot 100 km/ uur, levert een geluidreductie op van 0,6 dB. Hiermee wordt nog steeds niet voldaan aan de ten hoogst toelaatbare waarde en de ontheffingswaarde van 53 dB. De maatregel is niet doelmatig en is vanuit verkeerskundig oogpunt niet wenselijk.

Overdrachtsmaatregelen Rijksweg A58

Om de geluidbelasting te beperken, is de mogelijkheid van het plaatsen van geluidschermen onderzocht. Om een optimaal effect van de geluidschermen te creëren, moeten deze bij voorkeur dicht bij de bron of dicht bij de ontvanger worden geplaatst.

De benodigde schermhoogte is berekend voor de maximaal bouwhoogte van 30 meter voor geluidgevoelige bestemmingen. Indien een scherm van 30 meter hoogte evenwijdig aan de rijksweg A58 wordt gebouwd, zoals weergegeven in bijlage 6, zal de geluidbelasting in het grootste gedeelte van het plangebied afnemen tot ten hoogste 53 dB. Het geluidscherm heeft dan een totale lengte van circa 1000 meter.

Het plaatsen van een geluidscherm met een dergelijke hoogte stuit op overwegende bezwaren:

  • Van constructieve aard. In verband met de massa en windvang zal een goede fundering noodzakelijk zijn. Dit zal op het viaduct over de Kempenbaan technisch niet mogelijk zijn;
  • van financiële aard. Uitgaande van een conservatieve kostprijs van € 400,- per vierkante meter, bedragen de kosten €12.000.000,- . Gelet op de funderingseisen zullen de kosten nog veel hoger uit kunnen vallen. Het genoemd bedrag moet als een minimum worden beschouwd.
  • van stedenbouwkundige aard. Een dergelijk hoog scherm ontneemt het zicht en zal mogelijk voor ongewenste schaduwwerking zorgen;

Een andere optie is om rondom het plangebied een scherm te plaatsen. Vanwege de maximum bouwhoogte van 30 meter, moet het scherm ook minimaal 30 meter hoog zijn om zichtlijn doorbreking te bereiken en dus afschermend effect te hebben. Een dergelijk scherm stuit eveneens op bezwaren van constructieve aard. Daarnaast moet de toekomstige bebouwing bereikbaar zijn, waardoor gaten in het scherm moeten worden toegelaten voor ontsluiting. Een scherm rondom het plangebied stuit op stedenbouwkundige en verkeerskundige bezwaren

Aangezien maatregelen aan de Rijksweg A58 niet doelmatig zijn en deze weg maatgevend is voor de geluidbelasting in het plangebied, en op de Kempenbaan reeds SMA wordt aangebracht, leiden verdere maatregelen aan de Kempenbaan en de Zuidas niet tot een verbetering van het woon- en leefklimaat en zijn daarmee niet doelmatig. Volledigheidshalve zijn de maatregelen nog wel beschouwd.

Bronmaatregelen Kempenbaan

Als bronmaatregel kan geluidarm asfalt als wegdekverharding worden aangebracht. Vast staat dat op de Kempenbaan SMA wordt aangebracht in plaats van de huidige verharding (beton). In het rekenmodel is hier reeds mee gerekend. Vanwege de op- en afritten van de rijksweg en de aantakking met de Zuidas, kan geen dunne deklaag worden aangebracht. De dunne de klaag zal door optrekkend, afremmend en afslaand verkeer te snel slijten.

Door het aanbrengen van dicht asfaltbeton kan een geluidreductie worden bewerkstelligd van 2 dB.

Dit effect is onvoldoende om in het plangebied de geluidbelasting te reduceren tot de maximale ontheffingswaarde van 53 dB of de ten hoogst toelaatbare waarde van 48 dB.

Overdrachtsmaatregelen Kempenbaan

Om de geluidbelasting te beperken, is de mogelijkheid van het plaatsen van geluidschermen onderzocht. Het effect van een scherm evenwijdig aan de Kempenbaan is onderzocht.

De benodigde schermhoogte is berekend voor de maximaal toegestane bouwhoogte van 30 meter. Indien een scherm van 20 meter hoogte evenwijdig aan de Kempenbaan wordt gebouwd, zoals weergegeven in bijlage 7, zal de geluidbelasting in het grootste gedeelte van het plangebied afnemen tot circa 53 dB. De schermlengte bedraagt circa 450 meter. Om de geluidbelasting te reduceren tot

48 dB moet het scherm hoger worden dan 30 meter.

Het plaatsen van een geluidscherm met een dergelijke hoogte stuit op overwegende bezwaren:

  • van financiële aard. Uitgaande van een conservatieve kostprijs van € 400,- per vierkante meter, bedragen de kosten €3.600.000,- . Gelet op de funderingseisen zullen de kosten nog veel hoger uit kunnen vallen. Het genoemd bedrag moet als een minimum worden beschouwd.
  • van stedenbouwkundige aard. Een dergelijk hoog scherm ontneemt het zicht en zal mogelijk voor ongewenste schaduwwerking zorgen;
    1. 1. Nieuwe Ontsluitingsweg "Zuidas"

De Zuidas heeft een geringe invloed op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Indien een afstand tot geluidgevoelige objecten van 20 meter tot de wegas wordt aangehouden, wordt de ontheffingswaarde van 53 dB niet overschreden. Indien een afstand van 50 meter tot geluidgevoelige objecten wordt aangehouden, wordt de ten hoogst toelaatbare waarde van 48 dB niet overschreden.

Deze afstand tot de 48 dB contour kan worden beperkt tot 10 meter indien een dunne deklaag wordt aangebracht. Deze maatregel zal de geluidsituatie in het plangebied nauwelijks veranderen.

Acceptabel woon- en leefklimaat

Gezien de hoge cumulatieve geluidbelasting (57-70 dB) in het plangebied zal er voor gezorgd moeten worden dat er sprake is van een "acceptabel woon- en leefklimaat". Hiervoor wordt in het hogere waarde besluit de voorwaarde opgenomen dat (zelfstandige) woningen dienen te beschikken over één geluidluwe gevel, waaraan minimaal één verblijfsruimte gesitueerd dient te zijn. Een eventuele, al dan niet gezamenlijke, buitenruimte dient aan de geluidluwe gevel te worden gesitueerd. Met geluidluw wordt bedoeld dat de gecumuleerdere geluidbelasting niet meer bedraagt dan 53 dB.

Voor de geluidgevoelige functies als beschreven in het akoestisch onderzoek is door het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde-besluit genomen tot een maximale geluidbelasting van 53 dB. Dit besluit is bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Aanpassingen Kempenbaan, op en afritten Rijksweg A58

In verband met het aanpassen van het kruispunt Kempenbaan met de weg het plangebied in en de Rijksweg A58, en de aanpassing van de Kempenbaan is er in het kader van een "goede ruimtelijke ordening" een akoestisch reconstructieonderzoek gemaakt, met kenmerk Rulauje d.d. 21 augustus 2012/ revisieonderzoek 14 mei 2013. De reconstructie vindt plaats buiten het plangebied van het bestemmingsplan "Kempenbaan-West" Uit het onderzoek blijkt dat er geen reconstructie is in het kader van de Wet geluidhinder.

6.5.2 Railverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.

6.5.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

6.5.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.
Cconclusie geluid

Door het nemen van een besluit hogere waarde geluidhinder en het treffen van voorziening wordt voldaan aan de Wet geluidhinder en het garanderen van een acceptabel woon- en leefklimaat.

6.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

In het kader van onderhavig bestemmingsplan is een onderzoek (Oranjewoud, 14 mei 2013) uitgevoerd naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uitgerekend op een groot aantal beoordelingspunten langs de in het onderzoek betrokken wegvakken.

Op basis van onderhavig luchtkwaliteitonderzoek wordt geconcludeerd dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Derhalve kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) geen belemmering vormen.

Het project Kempenbaan (projectnummer 546) is opgenomen in lijst van "in betekenende mate projecten" van het Nationaal Samenwerking Programma Luchtkwaliteit (NSL). Er wordt derhalve voldaan aan zowel artikel 5.16 lid 1 sub a en d van de Wet Milieubeheer.

Conclusie

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) vormt geen belemmering voor dit plan.

6.7 Geur

6.7.1 Industriële geur

In en om het plangebied wordt geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

6.7.2 Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

Voor het bestemmingsplan is een geuronderzoek uitgevoerd naar omliggende veehouderijen. Uit het rapport blijkt dat:

  1. 1. er geen geurcontouren liggen over het plangebied. Met andere woorden, de ontwikkeling van het plangebied vindt niet plaats binnen de geurcontouren van de bestaande veehouderijen. De conclusie hieruit is dat de belangen van de omliggende veehouderijen niet worden geschaad.
  2. 2. de geurbelasting op het plangebied is laag. Dit geldt voor zowel de voor- als achtergrondbelasting. Het leefklimaat wordt beoordeeld als zeer goed op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd.

Conclusie

Vanuit geurhinder is er geen beperking voor dit plan.

6.8 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Het Kempenbaan West is een voormalige vuilstortlocatie.

Saneringsplan

Door TTE een zogenaamd saneringsplan “Saneringsplan Kempenbaan te Tilburg (definitief concept, nr. C09015, d.d. 19 juni 2009) opgesteld. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de locatie voor 36% bestaat uit bodemvreemd materiaal. Er is dus sprake van bodem. Uit de onderzoeken blijkt ook dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging op de gehele locatie Kempenbaan West te Tilburg. Om de locatie te ontwikkelen is volgens de Wet bodembescherming (Wbb) eerst een saneringsplan nodig. Dit saneringsplan beschrijft hoe de locatie geschikt gemaakt wordt voor het beoogde gebruik. In de beschikking van 14 oktober 2010 met kenmerk Wbb/2009/22/PU2009_10324218 is door het bevoegd gezag Wbb ingestemd met het saneringsplan voor de locatie Kempenbaan West in Tilburg.

Conclusie

Het plangebied wordt gesaneerd. Na sanering is het gebied te gebruiken voor de aangegeven bestemmingen.

6.9 Natuur En Ecologie

6.9.1 Inleiding

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

6.9.2 Beleid m.b.t. gebieds- en soortenbestemming

Natura 2000

Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn, en in de toekomst de Habitatrichtlijn, zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van ELI. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van de jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.

Om schade aan de natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j).

Het toetsingschema bestaat uit een voortoets, habitattoets en ADC-toets. Een voortoets kan bestaan uit vier fasen, te weten een inventarisatie en analyse door middel van een verkennende fase, bureauonderzoek en/of veldonderzoek en een analyse van de effecten. Het kan zo zijn dat al na een verkennende fase de effecten voldoende bekend zijn. Mocht blijken dat er geen negatieve effecten ontstaan voor de habitattypen en soorten dan is de nadere uitwerking van de overige toetsen niet noodzakelijk.

Op 1 februari 2009 is de NB-wet 1998 gewijzigd ten aanzien van het zogenoemde ´bestaand gebruik´. Onder ´bestaand gebruik´ vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000-gebieden die al plaats hadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijzigingen zijn gericht op verbetering van de werking van de wet in de praktijk en verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. De wetswijziging regelt dat zolang er geen beheerplannen voor de Natura2000-gebieden zijn vastgesteld voor bestaand gebruik met mogelijke verslechterende gevolgen geen vergunning vereist is. Het regime voor bestaand gebruik is niet van toepassing op bestaand gebruik als het gaat om projecten met mogelijk significante gevolgen waarvoor een passende beoordeling is vereist. Ook op bestaand gebruik dat in het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied in betekenende mate is gewijzigd, is het regime niet van toepassing. In die gevallen is een vergunning nodig.

Ecologische Hoofdstructuur

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische HoofdStructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypekaart. De beheertypekaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de toekomstige en gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden behoren volgens de provincie niet tot de EHS.

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.

Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt dan dient compensatie plaats te vinden.

Kadernota Groene Mal

In de Kadernota Groene Mal is het beleid ten behoeve van behoud en ontwikkeling van een duurzaam functionerende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout vastgelegd. De Groene Mal is een doorvertaling van de EHS naar de Tilburgse situatie. Met name de ecologische verbindingen tussen bestaande bos- en natuurgebieden zijn binnen de Groene Mal sterk(er) aangezet. Doel van de Groene Mal is de verstedelijking te sturen. Aantasting van natuurgebieden wordt zoveel mogelijk voorkomen. Onvermijdbare incidentele ingrepen zullen gecompenseerd worden, bij voorkeur in de Groene Mal. Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de realisering van de Groene Mal.

Flora- en faunawet

Vanuit de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt.

Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het nemen van mitigerende maatregelen of door een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet. Sinds 23 februari 2005 is het vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor tabel 1- c.q. algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht.

In de Flora- en faunawet zijn de beschermde planten- en diersoorten verdeeld in vier groepen:

  • tabel 1: algemene soorten (zoals gewone pad, diverse muizensoorten, mol, konijn, grasklokje)
  • tabel 2: overige soorten (zoals eekhoorn, wilde gagel, kleine modderkruiper)
  • tabel 3: soorten van Bijlage 1 van Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en soorten opgenomen in Bijlage IV van EU-Habitatrichtlijn (zoals vleermuizen, kamsalamander, das)
  • vogels (belangrijk zijn de soorten opgenomen in de Lijst van jaarrond beschermde vogelnesten).

6.9.3 Situatie in plangebied

Natura 2000

Het plangebied ligt op ongeveer twee kilometer van het Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse vennen. Het ruim 2000 hectare grote habitat- en vogelrichtlijngebied bestaat uit de natuurgebieden Kampina, Oisterwijkse bossen en vennen, Oude Hondsberg, Ter Braakloop, Galgeven en De Brekxsche Hoven. Het gebied is begrensd op basis van de aanwezigheid van de habitattypen en habitatrichtlijnsoorten: stuifzandheiden met struikhei, (zeer) zwakgebufferde vennen, vochtige heiden, blauwgraslanden, galigaanmoerassen, vochtige alluviale bossen, kleine modderkruiper, kamsalamander, drijvende waterweegbree en de taigarietgans. Genoemde habitattypen en –soorten zijn (zeer) gevoelig voor onder andere verzuring, vermesting, verontreiniging, verdroging en verstoring door recreatie en/of mechanische effecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0011.jpg"
Ligging van het plangebied (rode lijn) ten opzichte van het Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse vennen (gele lijn).

Ecologische Hoofdstructuur

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Vuile Leij aangegeven als zoekgebied voor een ecologische verbindingszone. De Vuile Leij is in het Natuurbeheerplan Noord-Brabant aangeduid met het beheertype beek en bron. De Vuile Leij is een traag stromende, sterk verlandde en flauw meanderende beek. Regelmatig komen de minder algemene bosbies en moeraszegge in tamelijk grote aantallen voor en treedt er ijzerrijke kwel uit in de Vuile Leij. Op en langs de Vuile Leij leven enkele libellensoorten en boven de waterloop jagen de gewone dwergvleermuis en laatvlieger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008019-e001_0012.jpg"
Begrenzing van de EHS in Verordening ruimte Noord-Brabant.

Langs de Leijweg en de Kempenbaan zijn respectievelijk een loofbosje en een brede houtsingel begrensd als EHS en in het Natuurbeheerplan aangeduid met het beheertype droog bos met productie. In deze elementen broeden ondermeer de staartmees en minder algemene matkop, plaatselijk groeit de stijve zegge, naast zeer veel grote brandnetel, zevenblad en hondsdraf.

Groene Mal

De Nieuwe Leij en omgeving is binnen de Groene Mal aangeduid als ecologische verbindingszone. Voor de realisering van deze verbindingszone is binnen de Groene Mal uitgegaan van een oppervlakte van 2,5 hectare.

Flora- en faunawet

In 2002 is door het Ecologisch Adviesbureau Cools een gedetailleerd jaarrondonderzoek uitgevoerd naar beschermde en bedreigde planten- en diersoorten binnen het plangebied Kempenbaan-West. In november 2007 is een aanvullend veldbezoek door het adviesbureau uitgevoerd om te kunnen bepalen in hoeverre bepaalde elementen en soorten nog aanwezig waren. Op basis van dit veldbezoek kon in 2007 worden gesteld dat de natuurwaarden die in 2002 waren aangetroffen geheel of grotendeels nog aanwezig waren binnen het plangebied.

Nadat in juni 2008 een ontheffing was verkregen van het Ministerie met betrekking tot een (mogelijk aanwezige) vaste verblijfplaats van de buizerd en het bermpje, zijn vanaf oktober 2009 binnen het plangebied diverse werkzaamheden uitgevoerd. Zo is het populierenbosje gekapt waarin de buizerd in 2002 zijn vaste verblijfplaats had. Daarnaast zijn de bomen (voornamelijk populieren) en struiken langs de Vuile Leij verwijderd.

In september 2011 was de oude vuilstort hoofdzakelijk begroeid met diverse (zeer) algemene pionier- en ruigteplanten, alsook de minder algemene koningskaars en enkele verwilderde of aangevoerde exemplaren van de grote kaardenbol. In en langs de Vuile Leij groeide zeer veel exemplaren van het algemene liesgras. Tussen de oude vuilstort en de Kempenbaan groeide in een loofbosje, beukenlaan en houtsingel (zeer) algemene plantensoorten, waaronder de grote brandnetel en zevenblad. Het opgehoogde terrein langs de Nieuwe Leij en de Kempenbaan was begroeid met zeer vele exemplaren van de minder algemene veldrus.

Tabel 1: algemene soorten

Uitgaande van de veldsituatie in september 2011 kan mede op basis van de onderzoeken in 2002 en 2007 worden gesteld dat het plangebied een vaste verblijfplaats, foerageer- en/of rustplaats is voor enkele soorten uit tabel 1, te weten: de bruine kikker, bastaardkikker, gewone pad, mol, rosse woelmuis, bosmuis, veldmuis, huisspitsmuis en het konijn. Mogelijk dat ook de eerder waargenomen vos, dwergmuis, gewone en tweekleurige bosspitsmuis, bunzing en woelrat nog in het plangebied voorkomen, alsook de aanwezigheid van de hermelijn, wezel en egel wordt niet uitgesloten.

In de toekomst zal het overgrote deel van het plangebied ongeschikt zijn als leefgebied voor de genoemde soorten. In de ecologische verbindingszone langs de Nieuwe Leij zal een geschikt leefgebied worden ontwikkeld voor vele genoemde soorten.

Voor de soorten (onder andere de vos, bosspitsmuis, bunzing) waarvan het leefgebied of een deel hiervan uit het plangebied zal verdwijnen is in de omgeving van het plangebied nog (tamelijk) voldoende leefgebied aanwezig. Op lokaal niveau ontstaan er geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de genoemde soorten en/of de populaties.

Tabel 2: overige soorten

In 2002 zijn in de Nieuwe Leij exemplaren gevangen van het bermpje. Aangezien de Vuile Leij in rechtstreeks contact staat met de Nieuwe Leij bestond en bestaat de mogelijkheid dat het bermpje ook in de Vuile Leij voorkomt. Aangezien de Vuile Leij in zijn geheel zal worden gedempt is om deze reden in 2007 een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aanvraagt voor het bermpje.

Tijdens de aanvraag van de ontheffing was het bermpje nog een beschermde diersoort, echter sinds 1 juli 2010 is het bermpje niet meer beschermd en dus de aanvraag van een ontheffing niet meer noodzakelijk.

Tabel 3: soorten van Bijlage 1 van Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en soorten opgenomen in Bijlage IV van EU-Habitatrichtlijn

Vleermuizen

Uitgaande van de veldsituatie in september 2011, op basis van de onderzoeken in 2002 en 2007 en een deskundigenoordeel kan worden gesteld dat binnen het plangebied met zekerheid nog altijd de gewone dwergvleermuis en laatvlieger foerageren. Vaste verblijfplaatsen in bomen van vleermuizen zijn zo goed als zeker uitgesloten. De mogelijkheid bestaat dat de woning aan de Leijweg wordt gebruikt als vaste verblijfplaats door vleermuizen. Naast de gewone dwergvleermuis en laatvlieger kunnen in het plangebied ook de ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis foerageren.

Na de geplande herinrichting zullen de vleermuizen voornamelijk de nieuwe natuurzone/ecologische verbindingszone langs de Nieuwe Leij en de aangrenzende stapstenen (bestaand loofbosje en natuurgebiedje nabij Kempenbaan) gebruiken als foerageergebied. Vooral de gewone dwergvleermuis en laatvlieger zullen gebruik maken van deze elementen. Ook de eventuele toekomstige bomenrijen elders in het plangebied zullen waarschijnlijk af en toe worden gebruikt als foerageergebied door met name de gewone dwergvleermuis. Voor de ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis zal het plangebied in de toekomst ongeschikt worden als foerageergebied. In de omgeving van het plangebied is nog voldoende foerageergebied aanwezig voor de genoemde vleermuissoorten. Op lokaal niveau ontstaan er dan ook geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de vleermuissoorten en/of de populaties.

Vogels

Lijst van jaarrond beschermde vogelnesten

Uitgaande van de veldsituatie in september 2011, op basis van de onderzoeken in 2002 en 2007 en een deskundigenoordeel kan worden gesteld dat diverse vogelsoorten (nog) in het plangebied broeden. Hiertoe behoren de boomkruiper, ekster, koolmees, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai van de lijst van jaarrond beschermde vogelnesten. Genoemde soorten zullen zeer waarschijnlijk nog altijd broeden in het loofbosje langs de Leijweg en de beukenlaan en houtsingel nabij de Kempenbaan. Verwacht wordt dat deze soorten ook in de toekomst in het plangebied zullen broeden.

De mogelijkheid bestaat dat de woning aan de Leijweg wordt gebruikt als broedplaats door de huismus en zwarte roodstaart. Genoemde soorten zijn eveneens opgenomen in de lijst van jaarrond beschermde vogelnesten, respectievelijk categorie 2 (huismus) en categorie 5 (zwarte roodstaart). In de omgeving van het plangebied en elders binnen en nabij de gemeente Tilburg komen de huismus en zwarte roodstaart nog tamelijk regelmatig voor als broedvogel, echter het aantal broedplaatsen is de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Door de vernietiging van de eventueel aanwezige territoria binnen het plangebied zullen er op lokaal niveau negatieve effecten ontstaan op een gunstige staat van instandhouding van de huismus en zwarte roodstaart, echter het zal niet lijden tot een totale verdwijning van de genoemde soorten als broedvogel op lokaal niveau.

Overige vogelsoorten

Andere soorten uit de lijst van jaarrond beschermde vogelnesten komen in het plangebied zeer waarschijnlijk uitsluitend foeragerend en/of rustend voor, zoals de roek, gierzwaluw, buizerd, sperwer, boerenzwaluw, huiszwaluw, blauwe reiger, ijsvogel, groene specht, grote bonte specht, bosuil, torenvalk, grauwe vliegenvanger, boomklever en gekraagde roodstaart. Aangezien de genoemde soorten echter niet (zullen) broeden binnen het plangebied dienen er ook geen activiteiten plaats te vinden ter eventuele bescherming of compensatie van de nesten.

Naast de genoemde vogelsoorten uit de lijst van jaarrond beschermde vogelnesten broeden, foerageren dan wel rusten er binnen het plangebied diverse andere vogelsoorten, waaronder de minder algemene en/of bedreigde grasmus, matkop, putter, kneu en sijs.

Na de geplande herinrichting zullen de vogelsoorten voornamelijk de ecologische verbindingszone langs de Nieuwe Leij en de stapstenen gebruiken als broed-, foerageer- en/of rustgebied.

Maatregelen

Compensatie

De Flora- en faunawet kent geen compensatieplicht. Toch kan compensatie voor streng beschermde soorten noodzakelijk zijn, als negatieve effecten niet voorkomen kunnen worden en het maatschappelijk belang van het plan zo groot is dat negatieve effecten gerechtvaardigd kunnen worden. Compensatie is dan een laatste redmiddel om de 'gunstige staat van instandhouding' van streng beschermde soorten te waarborgen. Zoals reeds in de voorgaande tekst is aangegeven is er voor de streng beschermde diersoorten waarvan het leefgebied zal verdwijnen of verminderen door de geplande activiteiten binnen dan wel in de omgeving van het plangebied nog voldoende geschikt leefgebied aanwezig, zodat de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in gevaar komt en compensatie niet noodzakelijk is.

Mitigatie

Eventuele vernietiging van broedbiotopen (= verwijdering van bomen, struiken, ruigten, graslandvegetaties) van de vogelsoorten kan het beste plaatsvinden vanaf half september tot half maart. Vooraf dient echter wel een veldinspectie worden uitgevoerd naar eventueel nog broedende vogels dan wel de verzorging van vliegvlugge jongen.

Om te voorkomen dat er binnen het plangebied zich tijdens de werkzaamheden broedvogels kunnen vestigen wordt aanbevolen om na de vernietiging van de broedbiotopen, de vegetatie binnen eventueel braakliggende delen kort te houden door middel van maaien, verwijderen van maaisel en eventueel snoeien/verwijderen van opslag van struiken en bomen.

Amfibieën en grondgebonden zoogdieren behorende tot tabel 1 die zich tijdens de werkzaamheden bevinden binnen het werkgebied moeten, voor zover dit mogelijk is, worden gevangen en worden verplaatst naar een geschikt leefgebied (direct) nabij het werkgebied.

6.9.4 Onderzoek en advies

Natura 2000

Externe werking (bijvoorbeeld stikstofdepositie en invloed op grondwater) en cumulatie (mogelijke stapeling met andere projecten) moeten beoordeeld worden. Uitwerking van minimaal een voortoets is noodzakelijk en afhankelijk van resultaten eventueel ook een verstorings- en verslechteringstoets, passende beoordeling en een vergunningaanvraag. Er is een voortoets Natura 2000 opgesteld (zie bijlage 2). In de voortoets zijn de mogelijk effecten van de ontwikkeling van Kempenbaan West op de instandhoudingsdoelstellingen van het nabijgelegen Natura-2000 gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen onderzocht. De voortoets heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van de ontwikkeling Kempenbaan West geen (significante) negatieve effecten heeft op het Natura 2000 gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen.

Ecologische Hoofdstructuur

Uitwerking van een begrenzingsvoorstel van de EHS is noodzakelijk, evenals een effectenbeoordeling van de natuurwaarden in de bestaande en toekomstige EHS en een compensatieplan van de EHS die verloren gaat door de geplande herinrichting.

Er is door Ecologisch Adviesbureau Cools een rapport Toetsing en Begrenzing van de Ecologische HoofdStructuur (zie bijlage Toetsing en begrenzing Ecologische Hoofdstructuur) opgesteld. De begrenzing is vertaald in het bestemmingsplan. De betreffende gronden hebben de bestemming Natuur gekregen. Compensatie vindt binnen het plangebied plaats.

Flora- en faunawet

In juni 2008 is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet verleend voor de mogelijk nog aanwezige vaste verblijfplaats van de buizerd in het populierenbosje en de wegvangen van mogelijk aanwezige exemplaren van het bermpje in de Vuile Leij. Het populierenbosje is inmiddels gekapt en hiermede is ook de eventueel aanwezige vaste verblijfplaats van de buizerd verdwenen. Sinds 1 juli 2010 is het bermpje niet meer beschermd volgens de Flora- en faunawet. Verlenging van de ontheffing, die geldig was tot 1 augustus 2011, is dan ook niet noodzakelijk.

Binnen de Flora- en faunawet wordt de regel gehanteerd dat onderzoeksresultaten maximaal drie jaar oud mogen zijn om nog betiteld te kunnen worden als actueel. Het laatste volledige onderzoek dateert uit 2002, terwijl in november 2007 slechts een aanvullend onderzoek is uitgevoerd. Conform de Flora- en faunawet is dus een update van het natuuronderzoek noodzakelijk. Uitgaande van de situatie in september 2011 en een deskundigenoordeel is het zeer twijfelachtig of er in het deel van het plangebied dat zal worden heringericht beschermde soorten zullen voorkomen waarvoor een ontheffing noodzakelijk is. Een ontheffing van de verbodsartikelen in het kader van de Flora- en faunawet is voor de geplande activiteiten niet noodzakelijk:

  • voor vogels, als de vernietiging van de territoria/nesten binnen het plangebied door het verwijderen van grasland- en ruigtevegetaties, struiken en bomen plaatsvindt in de periode half september tot half maart;
  • voor de zoogdier- en amfibiesoorten die opgenomen zijn in tabel 1 en binnen het plangebied (kunnen) voorkomen, te weten het konijn, de bruine kikker, bastaardkikker, gewone pad, mol, rosse woelmuis, bosmuis, veldmuis, huisspitsmuis, vos, dwergmuis, gewone en tweekleurige bosspitsmuis, bunzing, woelrat, hermelijn, wezel en egel;
  • voor de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en/of rosse vleermuis, aangezien deze vleermuissoorten het plangebied uitsluitend gebruiken als foerageergebied en er voldoende foerageergebied aanwezig is in de directe omgeving van het werkgebied, waardoor er op lokaal niveau geen negatieve effecten ontstaan op de gunstige staat van instandhouding van de vleermuissoorten en/of de populaties.

Onderzoek wordt nog wel noodzakelijk geacht naar eventuele vaste verblijfplaatsen van vleermuizen, de huismus en zwarte roodstaart in de woning langs de Leijweg.

Deze woning wordt gehandhaafd. Bij sloop zal een nader flora en faunaonderzoek dienen plaats te vinden.

Conclusie

In het plan zijn de natuur en ecologie belangen zorgvuldig vertaald.

Hoofdstuk 7 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

7.1 Bestaand Watersysteem

7.1.1 Gebiedskenmerken

Oorspronkelijk was er voor het grotere plangebied Kempenbaan (inclusief Kempenbaan Oost en Noordoost) door de raad een Masterplan Kempenbaan vastgesteld waarbij de Kempenbaan ontwikkeld zou worden tot een multifunctionele kantorenlocatie. Op 25 juni 2012 heeft de raad evenwel vastgesteld dat het Masterplan Kempenbaan voor deze tijd niet meer realistisch is met het voorgestelde programma.

Besloten is de ontwikkeling in het gebied te faseren over een langere periode en daarbij dat de herontwikkeling van de Kempenbaan West zich zal richten op kansrijke initiatieven op het gebied van medische voorzieningen en zorg in combinatie met een hotel/congresaccommodatie en kleinschalige kantoren/zakelijke dienstverlening.

Het plangebied Kempenbaan West ligt in het zuidoosten van Tilburg. De noordelijke en westelijk kant van het plangebied grenst aan de Nieuwe Leij. Ten noorden van deze beek ligt het Leijpark en het Elizabeth Ziekenhuis. Aan de zuidkant ligt de Rijksweg A58 en aan de westelijke kant de weg Kempenbaan.

Het plangebied Kempenbaan West is grotendeels een voormalige vuilstortlocatie. Er is in nauwe samenwerking met de Provincie saneringsplan uitgewerkt, waarbij het afval grotendeels wordt ontgraven en bijeengevoegd in een grondwal (landmark genoemd) aan de zuidzijde van het plangebied.

Terreinhoogten

Het reliëf binnen het plangebied is bepaald door de hoeveelheid stortmateriaal.. Hierdoor liggen in de Kempenbaan West diverse ophopingen met verschillende hoogten die variëren tussen 15,00+ NAP en 17,00+ NAP. De lage delen hebben een hoogte van ongeveer 12,50+ NAP. De laagste terreinhoogten zijn te vinden langs de Nieuwe Leij, op 10,50+ bij de oever. De loop van de Vuile Leij ligt als een kloof tussen de verschillende ophopingen, met oevers op ongeveer 10,00+ NAP.

De weg Kempenbaan ligt op een hoogte van ongeveer 13,00+ NAP, de rijksweg op ongeveer 19,00+ NAP, het terrein van het ziekenhuis op 13,50+ NAP. De terreinhoogte in het Leijpark varieert tussen 11,75+ NAP en 12,25+ NAP.

Door de uitvoering van het saneringsplan veranderen de maaiveldhoogten over het hele plangebied ingrijpend. Globaal komt het noordelijk gebied op NAP + 13,50 m te liggen, het middengebied en de zone langs de Kempenbaan komen zo'n 1,20 m hoger te liggen dan de weg Kempenbaan (ca. 14,20 m +NAP). De aardwal 17 m hoger (ca. 30 m +NAP).

7.1.2 Bodem en grondwater

Bodemopbouw

In het kader van het saneringsplan zijn diverse onderzoeken gedaan naar de bodemopbouw. Deze onderzoeken zijn gericht op de omvang, samenstelling en effecten van de gestorte vuilnis, alsmede op het saneren. Over het stortpakket ligt een deklaag, met een variabele dikte van 0,2 à 1,3 m. Daaronder ligt het stortpakket, met ook een variabele gemiddelde dikte van 0,7 á 7,8 m.

Uit het beschikbaar onderzoeksmateriaal blijkt de bodemopbouw te bestaan uit een 5 à 6,5 m dik deklaag (Formatie van Boxtel) van matig fijn, zwak ziltig zand. In twee boringen van het onderzoek van 2006 is veen aangetroffen tussen 1,0 en 3,0 m diepte. De overgang tussen deklaag en het watervoerende pakket is niet bij alle boringen even duidelijk waarneembaar.

Uit regionale gegevens ligt onder de deklaag het eerste watervoerende pakket (Formatie van Sterksel), van matig grof tot uiterst grof grindhoudend zand, met een dikte van ongeveer 50 m. Daaronder ligt de eerste scheidende laag, met slibhoudend matig fijn tot matig grof zand en een dikte van ongeveer 100 m.

Door de uitvoering van de verandert de bodemopbouw ingrijpend over het hele plangebied. De onderlaag blijft bestaan uit afval, daar bovenop een leeflaag van 1 m. Langs de rijksweg wordt de verontreinigde grond opgehoopt tot een grondwal, landmark genaamd.

7.1.3 Oppervlaktewater

Langs de noordelijke rand van het plangebied stroomt het riviertje de Nieuwe Leij. Deze waterloop (NL1) komt uit België, langs Goirle (de Poppelsche Leij), en loopt verder langs de Broekhoven en Prinsenhoeven, onder de Kempenbaan, de Koningshoeven en via een syphon onder het Wilhelminakanaal. Zij verlaat de gemeente stroomafwaarts en verandert van naam in de Voorste Stroom. De Nieuwe Leij wordt gevoed door zeer zuiver kwelwater uit de hoogzanden uit België en krijgt de bijdragen van waterlopen NL20 (Katsbogte) en NL24 (de Oude Leij). De watergang is ongeveer 5 m breed en de loop is stroomopwaarts verlegd voor de bouw van het Elizabeth Ziekenhuis, aan het eind van de zeventig jaren van de vorige eeuw.

Deze watergangen voeren niet alleen het landelijk afvoer af, maar verwerken ook debieten afkomstig van de stedelijke gebieden. Het waterpeil in de Nieuwe Leij ter hoogte van Kempenbaan West fluctueert, onder andere door deze bijdragen, tussen 9,32+ en 11,46+. Dit laatste peil correspondeert met het door het Waterschap De Dommel in 1995 gemeten extreem hoog waterpeil, na een periode van 14 dagen met een neerslagvolume van ongeveer 100 mm.

De watergang 21.2, de Oude Leij, ligt midden in het plangebied en is de oude bedding. Tegenwoordig is het een door lozingen van vroegere fabrieken vervuilde aftakking van de hoofdstroom. Het water stroomt in de Oude Leij af onder de Kempenbaan, richting de Koningshoeven. Uiteindelijk komt hij samen met de Nieuwe Leij net vóór het Wilhelminakanaal.

Grondwater

Het grondwater stroomt regionaal gezien in de oostelijke richting. Lokaal is de stroomrichting beïnvloed door het drainerende effect van De Leij en de hoogteverschillen in het reliëf. Uit globaal onderzoek is de gemiddelde grondwaterstand ongeveer 11,00 +NAP. De gemiddelde hoogste grondwaterstand is ongeveer 11,75 +NAP. De gerealiseerde bodemkundig / hydrologisch onderzoeken bevestigt deze waarden. De stijghoogten van peilbuizen bij de taluds van de rijksweg A58 en de Kempenbaan duidt op een invloed op de grondwaterstroming, waardoor de verontreiniging zich niet spreidt in horizontale richting via de deklaag.

In een straal van 3 Km zijn verschillende onttrekkingen aanwezig, verdeeld tussen de drie betrokken gemeentes Goirle, Hilvarenbeek en Tilburg. Daarvan is de onttrokken volume van de bierbrouwerij De Koningshoeven het grootste. Bij de ontgraving van de bouwput t.b.v. de zuidoosthoek van het gebied heeft een bemaling plaatsgevonden. Men verwacht dat het grondwater zijn normale peilen herstelt, na aanbrengen van de leeflaag is de verwachting dat de ontwatering overal voldoende is.

7.1.4 Riolering

In het plangebied ligt geen riolering. Langs de Kempenbaan is direct ten noorden van het plangebied een drukriolering aanwezig voor de afwatering van het benzinestation. In de nabije toekomst worden de volkstuinen ook van drukriolering voorzien. Deze riolering voert uitsluitend vuilwater af, de capaciteit is zeer beperkt uitbreidbaar. Het water stroomt af richting de bestaande riolering in de Ringbaan Zuid, en verder richting het eindgemaal Moerenburg. Hieruit wordt het verpompt naar de zuiveringsinstallatie Tilburg. Beide installaties zijn in beheer van het Waterschap De Dommel.

In het Leijpark, aan de noordelijke kant van de Nieuwe Leij, ligt de externe overstort Leijpark. De muurhoogte is 11,60+. Bij hevige neerslag stijgt het waterpeil in de gemengde rioolstelsels van Tilburg Zuid, en alvorens de externe overstort in werking treedt, worden het overslagriool Ringbaan Zuid en het bergbezinkriool Leijpark benut. Uit hydrodynamische berekeningen, blijkt deze overstort gemiddeld 3,5 keer per jaar te werken. Deze frequentie kan variëren van jaar tot jaar. Factoren daarbij zijn onder andere, de distributie van de neerslag van jaar tot jaar, de mogelijke klimaatverandering en de effecten van afkoppelen in de binnenstad.

7.2 Duurzaam Stedelijk Water

Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er, in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het stroomgebiedbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuur gebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Afwegingen

De aanwezigheid van veen op geringe diepte is ongewenst voor de stabiliteit van infrastructuur en bouwwerken. Deze veenlagen worden dan ook verwijderd en de bodem aangevuld met ophoogmateriaal.

Toepassing van zo veel mogelijk hydrologisch neutraal bouwen wordt het driestappen voorkeursbeleid toegepast: vasthouden - bergen - afvoeren. Dit leidt tot de volgende functionele eisen:

  • geen verlaging van het grondwater;
  • gescheiden inzameling van afvalwater;
  • berging van hemelwater in een (aantal) retentievoorziening(en).

In het plangebied wordt de volgende minimale ontwatering gehanteerd per functie:

  • Kantoor- en woningbouw: 0,70 m
  • Utiliteitsbouw: 0,70 m;
  • primaire wegen: 1,0 m;
  • secundaire wegen: 0,70 m
  • groenvoorzieningen: 0,50 m
  • retentievoorzieningen: 0,20 m

Men verwacht dat het grondwater zijn normale peilen herstelt nadat de bemaling bij de uitvoering van het ontgravingplan stopt. De bestaande maatgevende grondwaterstanden zijn dan ook maatgevend in de nieuwe situatie: in de westelijke rand 11,95 +NAP, en in de oostelijke rand 11,70 +NAP. De minimale ontwateringdiepte wordt gewaarborgd door op te hogen, en in geen geval door drainage en afvoer van grondwater. Aan de hand van bovengenoemde minima wordt het nieuwe terreinhoogte in de westelijke rand 12,65 +NAP, en in de oostelijke rand 12,40 +NAP.

Om overstroming van het plangebied door extreem waterpeil in de Nieuwe Leij te voorkomen, moet de terreinhoogte voldoende hoog zijn. De metingen van 1995 worden als maatgevend aangenomen voor het vaststellen van een veilig terreinhoogte. In de tussentijd is en wordt meer gebouwd binnen Tilburg (Tradepark 58, Stappegoor, enz) en buiten de gemeente, waardoor de extreme afvoer nog groter kan worden. Hiervoor en om de stabiliteit van de nabije bebouwing te waarborgen, is het raadzaam een ruime drooglegging te stellen, zodat als De Leij toch over haar oevers dreigt te treden, het water eerst het Leijpark treft. Hiervoor is een minimaal terreinhoogte van bebouwing en infrastructuur niet lager dan 13,00 +NAP.

Na de ontgraving en het opbrengen van de leeflaag is de terreinhoogte in het te bebouwen gebied minimaal NAP + 13,50 m, ruimschoots voldoende voor de drooglegging.

Het afvalwater wordt inpandig ingezameld en aangeboden aan de perceelgrens. Door middel van een gescheiden riolering in het openbare ruimte wordt de verzamelde debieten verder overgenomen en verder efficiënt en doelmatig getransporteerd.

De afstand tot een bestaande rioolleiding dat het aanbod van het plangebied kan verwerken bevindt zich op ongeveer 350 m hemelsbreed van de uiterste noordelijke hoek. Deze afstand is technisch onhaalbaar te overbruggen onder vrijverval. Het vuilwater kan het beste verzameld worden naar een te bouwen opvoergemaal en tot de bestaande riolering getransporteerd worden, door middel van een persleiding.

Het vrijkomende hemelwater wordt beschouwd als relatief schoon: er vinden geen risicovolle activiteiten plaats in het plangebied en het verkeer is beperkt: het plan betreft een autovriendelijk concept; voor het noordelijk gedeelte (woonzorg) wordt niet veel verkeer verwacht. Echter de ontsluitingsweg heeft een verhoogde risico op verontreiniging door intensief verkeer. Voor deze weg is dan ook een scheiding van vuil en schoon hemelwater gewenst.

Het water kan geborgen worden in diverse bovengronds bergingscompartimenten. Dat kan in de vorm zijn van wadi's, (droge) vijvers en / of ondiepe poelen. De inrichting van de retentievoorziening krijgt in een vervolgfase verder vorm.

oppervlakte 0ppervlakte Benodigde
uitgifte infrastructuur berging
percelen Incl. wegverharding
Deelgebied 1 16464 925
Deelgebied 2 19831 1100
Deelgebied 3 11317 600
Deelgebied 4 (incl. parkeren) 10220 575
Deelgebied 5 5436 300
Wegverharding bestemmingsverkeer 9697

De totale verharde oppervlakte bedraagt ongeveer 7,3 ha

De benodigde berging is berekend met de HNO-tool van waterschap de Dommel. De landelijke afvoer bedraagt 0,33 á 0,67 l/s.ha, deze hoeveelheid mag worden afgevoerd worden naar de Nieuwe Leij. Bij realisatie van het plan neemt het verhard oppervlak toe, wat leidt tot extra hemelwater dat wordt geborgen in de retentievoorzieningen, zodat de afvoer wordt beperkt tot de landelijke afvoer van 0,33 á 0,67 l/s.ha. Bij T=10+10% is een berging berekend van 3497 m3 . Afgerond is een berging benodigd 3.500 m³. Hiervoor is een bergingsoppervlakte nodig van ca. 7000 m2. Berekend is dat voor T=100+10% in totaal 4625 m3 nodig is, 0,30 m meer peilstijging dan bij T=10+10%. De retentievoorzieningen worden aangelegd met een drooglegging van 0,30 m. In een T=100+10% situatie zijn deze volledig gevuld, er is dan geen sprake meer van drooglegging, maar er ontstaat geen schade door wateroverlast. Bij hevige neerslag stroomt het overtollige hemelwater via een nooduitlaat vanuit de retentievoorzieningen op de Nieuwe Leij.

Op de verbeelding is aangegeven dat deze waterberging parallel aan de ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd. Het westelijk deel, 17,5 m bovenbreedte/12,5 m bodembreedte met 285 m lengte, talud 1:3 en is met de sanering aangelegd. Uitgaande van 0,5 m berging kan hierin ca. 2000 m3 worden geborgen. De resterende berging wordt gerealiseerd in het oostelijk deel, tot aan de bestaande woonbestemming. 1500 m3 kan hierin worden geborgen door de waterberging dieper uit te graven, waardoor een peilstijging van 1 m mogelijk is in een waterberging van 100 m lengte, talud 1:3, een bovenbreedte van 20 m.

Na de uitvoering van het saneringsplan wordt er vanuit gegaan dat de bodem- en de grondwaterkwaliteit aanzienlijk verbetert, waardoor de invloed van de geborgen hemelwater geen nadelige effecten met zich meebrengt. Hiervoor vindt monitoring plaats. Gezien het feit dat onder de leeflaag ook na sanering een verontreinigde bodem aanwezig blijft, is de infiltratiecapaciteit van de bodem beperkt en is gekozen voor retentie van hemelwater.
Langs de Nieuwe Leij is een ecologisch verbindingszone (EVZ) geprojecteerd, met een gemiddelde breedte van 25 m. De aanleg van waterberging langs de EVZ heeft een versterkend effect voor de natuurwaarden. De retentievoorziening mogen echter nooit in de EVZ vallen. Langs de Leij is woningbouw geprojecteerd in diverse bouwblokken. Tussen de bouwblokken en langs de EVZ wordt de oppervlakte beschikbaar gesteld voor de aanleg van diverse bergingscompartimenten.

Watersysteem

Op grond van de bovengenoemde onderzoeken, beleidsdocumenten en de vastgestelde uitgangspunten zijn, in overleg met de waterbeheerder, de bouwstenen vastgelegd voor het nieuwe watersysteem:

  • het te bebouwen terrein wordt opgehoogd tot minimaal 13,50 +NAP;
  • in verband met duurzaam waterbeheer is het draineren van het plangebied uitsluitend toegestaan om ongewenste effecten van schijngrondwaterspiegels te voorkomen;
  • vloerdelen worden vocht- en waterdicht uitgevoerd;
  • de Oude Leij wordt gedempt;
  • het vuil- en het hemelwater worden inpandig gescheiden verzameld en aangeboden bij de perceelsgrens;
  • het vuilwater wordt vanaf de perceelsgrens afgevoerd via aan te leggen vuilwaterriolen richting een te bouwen opvoergemaal;
  • het opvoergemaal perst het vuilwater via een persleiding tot de bestaande riolering in de Ringbaan Zuid;
  • het hemelwater wordt vanaf de perceelgrens afgevoerd richting de retentie- / voorziening, via aan te leggen hemelwaterriolen;
  • eventuele autowasplaatsen, bushaltes en andere potentiële vervuilde oppervlakten wateren af via het vuilwater stelsel;
  • het regenwater van de centrale ontsluitingsweg wordt eveneens via een regenwaterriool naar de retentievoorziening geleid;
  • de retentievoorziening kan een ontwerpbui vasthouden met een herhalingstijd van 10 jaar +10%. Op basis van de huidige stedenbouwkundig opzet is de grootte van de retentievoorziening 3.500 m³;
  • het bergingsvolume wordt getoetst bij de waterhuishouding- en rioolplan, aan de hand van de definitieve stedenbouwkundig ontwerp;
  • de landelijke afvoer, ongeveer 0,33-0,67 l/s.ha, mag afgevoerd op de Nieuwe Leij;
  • bij hevige neerslag kan het overtollige hemelwater afgevoerd worden richting de Nieuwe Leij, via een (aantal) noodoverlaten;
  • de hoogte van de noodoverlaat is afhankelijk van de uiteindelijk resulterende terreinhoogte, en is niet lager dan 12,00+ NAP.

7.3 Watertoets

De waterbeheerder, waterschap De Dommel is betrokken bij de diverse fases van de saneringsplan en de planvorming, en dan ook bij de bovengenoemde onderzoeken en studies. In het kader van de het proces van de Watertoets heeft op 26 juni 2007 overleg plaatsgevonden tussen waterschap De Dommel en gemeente Tilburg. Tijdens dit overleg zijn de waterhuishoudkundige uitgangspunten vastgesteld. Het bijgestelde plan is besproken 26 september 2011.

Aan de hand van de beschikbare onderzoeksrapporten, de uitgangspunten en de stedenbouwkundige opzet, is er een concept waterparagraaf opgesteld en voorgelegd aan de waterbeheerder Waterschap De Dommel. Per e-mail is op 17 november 2011 instemming ontvangen van het waterschap, gemaakte opmerkingen zijn verwerkt. Naar aanleiding van het volledig concept ontwerpbestemmingsplan is op 31 oktober 2012 wederom overleg gevoerd met het waterschap. De gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in de waterparagraaf versie 13 november 2012.

De inrichting van de ecologische verbindingszone maakt deel uit van het project Schone Leij van waterschap de Dommel, Het waterschap heeft de gegevens hiertoe aangeleverd. In het voorlopig wateradvies geeft het waterschap De Dommel aan, dat er rekening gehouden dient te worden met een strook van gemiddeld 25 m voor de ecologisch verbindingszone langs de Leij, waarop geen gebouw mag komen staan.

Conclusie

De wateraspecten zijn in dit plan zorgvuldig afgewogen.

Hoofdstuk 8 Opzet Planregels

8.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansyste- matiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmings- plannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

8.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.

8.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

In het plan komen de volgende bestemmingen voor:

  1. 1. Groen.
  2. 2. Horeca.
  3. 3. Kantoor.
  4. 4. Maatschappelijk uit te werken
  5. 5. Maatschappelijk 2
  6. 6. Natuur.
  7. 7. Verkeer.

Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemming opgenomen:

  1. 8. Waarde-Ecologie.

Bestemmingen.

Groen (G)

Deze bestemming is opgenomen voor de gronden waar de grondwal is voorzien. Gebouwen zijn in principe niet toegestaan, met uitzondering van een vleermuizenbunker. IN verband met de afschermende werking voor het geluid van de A58 is een minimale hoogte van de wal opgenomen.

Horeca H

Deze bestemming is toegekend aan het perceel waarop het hotel is voorzien. Binnen deze bestemming zijn ook congresruimtes enz. toegestaan. Ook parkeren is als bijbehorende voorziening aangemerkt. De toegelaten bouwhoogte is 35 meter en het bebouwingspercentage is 30 %. Tevens is het maximaal bruto vloeroppervlakte bepaald op 17.000 m2. Door deze wijze van bestemmen ontstaat er veel flexibiliteit voor de invulling van het gebouw maar wordt ook een maximum gesteld aan de bruto vloeroppervlakte. Dit laatste is met name van belang voor de verantwoording externe veiligheid (zie paragraaf 6.4) en voor de verkeersberekeningen (zie paragraaf 5.9).

Kantoor

Deze bestemming is opgenomen voor het perceel Koningshoeven 18 en omdat er een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om een deel van de bestemming Maatschappelijk te wijzigen in Kantoor. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal voorwaarden verbonden die hun grondslag vinden in de Verordening Ruimte van de Provincie Noord-Brabant en de verkeersafwikkeling. De oppervlakte kantoren is in dit wijzigingsplan gemaximeerd op 15.000 m2 b.v.o..

Maatschappelijk uit te werken

Ten behoeve van de toekomstige uitbreiding van het ziekenhuis is aan een groot deel van het plangebied de bestemming ´Maatschappelijk uit te werken´ toegekend. Deze bestemming komt overeen met de bestemming van het huidige ziekenhuisterrein. Binnen deze bestemming is detailhandel, ondersteunende horeca en persoonlijke en zakelijke dienstverlening die verwant is aan en ten dienste is van het ziekenhuis en de verzorgingsfunctie toegestaan.

Gekozen is voor een uit te werken bestemming gelet op de lange termijn van ontwikkeling. Aan de uitwerking is de voorwaarde gesteld dat het plan aandacht dient te besteden aan de relatie met het bestaande ziekenhuis en dat aangetoond moet worden dat het programma, als dit meer is dan 41.000 m2 bvo, verkeerskundig mogelijk is.

Maatschappelijk 2

Deze bestemming is gelegd op de gronden die bestemd zijn voor het zorgcomplex. Deze bestemming laat naast de functies die passen in de bestemming Maatschappelijk ook nog wonen toe voor mensen die enige vorm van zorg nodig hebben en 55 plussers.De toegelaten bouwhoogte is 30 meter en het bebouwingspercentage is 70 %. Tevens is het maximaal bruto vloeroppervlakte bepaald op 46.000 m2. Door deze wijze van bestemmen ontstaat er veel flexibiliteit voor de invulling van het gebouw maar wordt ook een maximum gesteld aan de bruto vloeroppervlakte. Via binnenplanse afwijking kan dit toegestane bruto vloeroppervlakte verhoogd worden met maximaal 5.000 m2 indien uit een verkeerskundig onderzoek blijkt dat een dergelijke verhoging verkeerskundig mogelijk is.

Natuur (N)

Deze bestemming is toegekend aan de ecologische zone langs de Leij en het bestaande bosje aan de Leijweg en het compensatie deel aan de Kempenbaan / De Leij.

Verkeer ( V)

Binnen het plangebied wordt slechts één soort verkeer onderscheiden. Het betreft de bestemming Verkeer (V). Dit is toegekend aan de ontsluitingweg. Binnen de andere bestemmingen kunnen ook wegen e.d. aangelegd worden.

Wonen

De bestaande woning op het terrein heeft een woonbestemming gekregen.

Dubbelbestemming

Waarde-Ecologie

De Nieuwe Leij en omgeving is aangeduid als ecologische verbindingszone. De zone heeft grotendeels de bestemming Natuur. Gedeeltelijk ligt de zone ook over de grondwal. Hier ligt de bestemming Groen met de dubbelbestemming Waarde Ecologie. Binnen deze bestemming is de mogelijkheid om een vleermuizen bunker te realiseren. Er is een vergunningplicht opgenomen t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.

8.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 12 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 13 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de boomwaardezoneringskaart aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 14 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 15 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld. Hier is met name de aanduiding veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Binnen een zone van 200 meter van de weg mogen geen functies voor niet zelfredzame personen worden gesitueerd en voor overige (beperkt) kwetsbare objecten geldt een verantwoordingsplicht. Tevens is een vrijwaringszone - weg opgenomen. Binnen 29 meter uit de A58 mogen geen gebouwen opgericht worden.

Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 16. Daarin is ook opgenomen dat er afgeweken kan worden van de bestemmingsgrenzen om zodoende meer flexibiliteit in het plan te verkrijgen.

Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 17 voor de wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2 tot maximaal 100 m2.

Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders door artikel 19 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

8.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangsrecht en slotregel´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.

Dit bestemmingsplan heeft grotendeels betrekking op gemeentelijke grond en deels op particuliere grond. Voor de ontwikkeling op gemeentegrond geldt dat de kosten van het bouwrijp maken van het openbaar gebied, de door de gemeente te maken plan- en apparaatskosten alsmede een vergoeding voor de bovenwijkse voorzieningen verzekerd worden door de gemeentelijke gronduitgifte. Voor dit project is een exploitatie vastgesteld.

In de raadvergadering van 25 juni 2012 is het besluit tot definitieve herstart van de herontwikkeling van het project Kempbaan genomen. Het planresultaat werd toen geraamd op € 0,5 mln tot € 1,5 mln nadelig met een risicoreservering van € 7,0 mln. Op basis van de huidige informatie is het planresultaat berekend op € 1,9 mln nadelig met een risicoreservering van € 3,0 mln. Er is thans voor minder m² gecontracteerd dan op termijn gerealiseerd zou kunnen worden. Indien de extra m² op termijn gerealiseerd worden valt het saldo binnen de brandbreedte die in het raadsvoorstel van 25 juni 2012 is genoemd.

Met deze nieuwe berekening wordt rekening gehouden in de jaarrekening 2012 en daarnaast wordt de herziene grondexploitatie verwerkt in de berekeningen voor de Perspectiefnota 2014-2017 en vervolgens in de Programmabegroting 2014.

Met drie partijen zijn anterieure grondexploitatie- en (concept-)grondverkoopovereenkomst gesloten. Hierin is opgenomen dat de initiatiefnemers bouwrijpe grond kopen van de gemeente en/of een exploitatiebijdrage betalen voor de gemeentelijke plan- en apparaatskosten en voor de bovenwijkse voorzieningen. De gemeentelijke gronden in het plan worden marktconform en mede op basis van drie onafhankelijk uitgevoerde taxaties verkocht.

Met het tijdig aangaan van de grondexploitatie- en grondverkoopovereenkomst is het kostenverhaal voor de gemeente voor de medewerking aan dit bestemmingsplan voldoende verzekerd en door het opnemen van de grondexploitatie in genoemde jaarrekening 2012 , de Perspectiefnota 2014-2017 en de Programmabegroting 2014 is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.

Met het tijdig aangaan van de grondexploitatie- en grondverkoopovereenkomst is het kostenverhaal voor de gemeente voor de medewerking aan dit bestemmingsplan voldoende verzekerd en door het opnemen van de grondexploitatie in genoemde jaarrekening 2012, de Perspectiefnota 2014-2017 en de Programmabegroting 2014 is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.

Voor het particuliere deel is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarbij is overeengekomen dat de initiatiefnemer de grondexploitatie van dit deel van het plan uitvoert.

Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. Gelet op het feit dat de toekomstige kosten voor het particuliere deel door de anterieure overeenkomst zijn gedekt en dat het tekort reeds opgenomen is in de berekeningen van de laatste Vastgoedmonitor, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie En Overleg

10.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Kempenbaan West op 10 december 2009 gepubliceerd in De Tilburgse Koerier.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerp besemmingsplan Kempenbaan West is op 18 juni 2008 aan een groot aantal instanties toegezonden. Een aantal instanties heeft gereageerd op het voorontwerp plan.

Naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening door de Vereniging Afvalbedrijven is door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op 28 augustus 2008 het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, waarbij aan de gemeente Tilburg ontheffing was verleend voor het hergebruikplan van de voormalige stortplaats Kempenbaan, geschorst. Dit betekende dat op dat moment het hergebruikplan niet uitgevoerd kon worden. Dit betekende tevens dat de werkzaamheden met betrekking tot het bestemmingsplan toen stil gelegd zijn.

Omdat de invulling van het gebied inmiddels geheel gewijzigd is, is het concept-ontwerpbestemmingsplan onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie Datum verzending Datum ontvangst reactie Opmerkingen?
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving provincie Noord Brabant 19 september 2012 15 november 2012 ja
Rijkswaterstaat
Directie Noord Brabant
19 september 2012 31 oktober 2012 ja
Waterschap de Dommel
19 september 2012
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek 19 september 2012 -- --
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle 19 september 2012 -- --

Hieronder worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

Kempenbaan vooroverleg reacties:

Provincie:

  • Het plan zal gelet op de beoogde ontwikkeling en gelet op de gelegde bestemmingen een sterkere bijdrage dienen te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Men verzoekt het plan op dit punt, waar het gaat om de realisering van stedelijke voorzieningen aan hoofdinfrastructuur te versterken.

Reactie:

Aan het bestemmingsplan wordt een extra paragraaf toegevoegd waarin op de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing wordt ingegaan. De provincie heeft met deze paragraaf ingestemd.

  • In grote lijnen is de verwachting dat de kruispunten op de provinciale weg (N269) de nieuwe verkeersstromen kunnen verwerken nadat de nodige aanpassingen zijn gedaan. Het plan geeft geen duidelijkheid of de afstroom vanaf de kruispunten in de richting van de A58 wel voldoende is. Wanneer het verkeer niet (snel genoeg) kan invoegen op de A58 zal er terugslag ontstaan op de kruispunten met de N269. Dat is een gevaarlijke en onwenselijke situatie en dient voorkomen te worden. De conclusie dat de toevoeging van het programma van de Kempenbaan niet tot een verslechtering van de verkeerssituatie leidt behoeft een nadere onderbouwing.

Reactie : Zie hierna onder de reactie naar aanleiding van de vooroverleg reactie van Rijkswaterstaat.

  • In artikel 2.2 van de Verordening is bepaald dat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, een verantwoording dient te bevatten van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De plan toelichting bevat geen verantwoording over de wijze waarop de gemeente hier invulling aan geeft. Deze verplichting geldt voor de invulling van het hele gebied waar de aanduiding 'zoekgebied voor verstedelijking' op rust.

Reactie.

Er vindt nadrukkelijk een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats. Een voormalige vuilstort wordt opnieuw ingericht. Daarnaast wordt een ecologische zone aangelegd. Het bestaande bosje wordt behouden en er wordt ecologie toegevoegd op een braakliggend terrein nabij de Kempenbaan. De overgang naar het Leijpark wordt vormgegeven door de aanleg van de ecologische zone met daar aansluitend aan een waterberging. Hiermee wordt feitelijk het Leijpark uitgebreid.

Door het toelaten van zorgfuncties op het terrein die baat hebben bij een groene omgeving wordt ook op het terrein zelf gekozen voor een landschappelijke kwaliteitsverbetering.

Deze kwaliteitsverbetering wordt al feitelijk uitgevoerd door de herschikking van de vuilstort en de aanleg van de ecologische zone en de waterberging.

De aanleg van de ecologische zone is juridisch verankerd in het bestemmingsplan door de bestemming Natuur aan deze zone toe te kennen.

De financiële dekking van de inrichtingskosten van deze kwaliteitsverbetering is opgenomen in de grondexploitatie Kempenbaan West.

In het ontwerp bestemmingsplan wordt deze aanvulling opgenomen.

  • Er wordt gewezen op de procedureregels in artikel 4.10 van de Verordening. Hierin is bepaald dat een verzoek om herbegrenzing onverwijld na afloop van de ter inzagelegging bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht bij Gedeputeerde Staten wordt ingediend en vergezeld gaat van een beschrijving waaruit blijkt dat is voldaan aan de in de eerste en tweede lid opgenomen voorwaarden waaronder herbegrenzing mogelijk is en in voorkomende gevallen van de naar voren gebrachte zienswijzen. Tevens dienen in het bestemmingsplan de twee gebiedsaanduidingen opgenomen te worden: gebiedsaanduiding; overig - In Verordening ruimte te verwijderen zoekgebied ecologische verbindingszone en in Verordening ruimte toe te voegen ecologische verbindingszone.

Reactie

De verbeelding zal op dit punt worden aangepast en de procedure zal doorlopen worden.

  • In artikel 8 'Natuur' is onder 8.3.1 een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van onderhoudsgebouwen tot 30 m2. Deze bepaling acht men niet verenigbaar met artikel 4.2, 4.3 en 4.4 van de Verordening,

Reactie.

Deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheid wordt uit het ontwerp bestemmingsplan verwijderd.

Rijkswaterstaat

  • In het concept ontwerp bestemmingsplan wordt in de toelichting weliswaar ingegaan op geschetste oplossingsrichtingen, maar het ontbreekt aan enige fundamentele onderbouwing door het ontbreken van een verkeerskundig onderzoek. Voor Rijkswaterstaat is essentieel dat geen terugslag gaat plaatsvinden op de afrit van rijksweg A58. Tevens zal ook de verkeersafwikkeling op de kruising Kempenbaan-Ringbaan Zuid/Oost verkeerskundig moeten worden beoordeeld. Op dit moment kan echter geen noodzakelijke toetsing van het plan vooraf plaatsvinden, waardoor ook de mobiliteitseffecten en de door de gemeente aangedragen oplossingen voor korte en lange termijn niet kunnen worden beoordeeld.
    Men verzoekt om een verkeersonderzoek uit te voeren en op basis daarvan concrete oplossingsrichtingen op het onderliggend wegennet aan te dragen.

Reactie

Op 4 december 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden met Rijkswaterstaat (RWS) met als doel de vooroverlegreactie toe te lichten en te bespreken. De gemeente heeft in dat gesprek nader toegelicht welke onderzoeken zijn gedaan en hoe tot de geschetste oplossingsrichtingen is gekomen. Dit is mede in overleg met Provincie en RWS tot stand gekomen en als zodanig beschreven in het bestemmingsplan.

Pijnpunt voor RWS zijn niet de afritten maar de beperkte capaciteit van de toeritten van de A58 in relatie tot de steeds drukker wordende A58. RWS geeft aan dat in drukke spitsuren reeds filevorming op de weefvakken en in/uitvoegers aanwezig is en dat autonome ontwikkeling en planontwikkeling Kempenbaan-West dit verergert. Uit de verkeersberekeningen blijkt dat op het (meest kritische) zuidelijk kruispunt in de maatgevende ochtendspits de bijdrage vanuit Kempenbaan slechts 28 mvt/uur is (ten opzichte van de huidige intensiteit op deze toerit van 957 mvt/uur). De gemeente heeft beperkte invloed op de doorstroming van de A58 maar is zich bewust van het stapeleffect. De gemeente zal de ontwikkeling van het verkeer gezamenlijk met RWS en provincie goed monitoren (met name de avondspits) en indien nodig daarop handelen met instrumenten die ter beschikking staan. Een verruiming van de A58 staat inmiddels op de politieke agenda en het plangebied zal ook niet in zijn geheel op korte termijn bebouwd worden. Daarnaast is de intentie aanwezig om toekomstige gebruikers te stimuleren de spits voor zover mogelijk te mijden. De meest concrete initiatieven (hotel en zorgresort) hebben wat dat betreft ook minder spitsgerelateerd verkeer dan andere functies.

De gemeente heeft inmiddels het concrete project "verbreding Kempenbaan" (inclusief aanpassing kruispunten) opgestart met het streven om de maatregelen uit te voeren in 2014. Dit houdt verband met financiering en randvoorwaarden vanuit het programma Beter Benutten. In de te herziene "Nota Fonds Bovenwijks" wordt een lange termijnoplossing (bv tunnel) opgenomen voor het kruispunt Kempenbaan Ringbaan Zuid/Oost.

  • In overleg zijn afspraken gemaakt met uw gemeente met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen rond rijksweg A58, als ook bevestigd in uw brief met kenmerk PU243145LvG, d.d . 10 juli 2008. Volgens deze afspraak wordt een vrijwaringszone van 35 meter vanaf rijksweg A58 ingesteld. Ik constateer dan ook dat het bewuste artikel en de verbeelding afwijken van deze afspraak. Men acht het verstandig om in het licht van deze ruimtelijke ontwikkeling een eventuele uitbreiding van rijksweg A58 niet nodeloos duur dan wel onmogelijk te maken. Vooralsnog lijkt het concept ontwerp bestemmingsplan Kempenbaan West 2012 eventuele plannen tot verbreding van rijksweg A58 te doorkruisen.

Reactie

Op 10 januari 2008 heeft Rijkswaterstaat in het kader van afspraken uitbreidingsruimte A58 een brief gezonden aan de gemeente met daarbij een tekening waarop door Rijkswaterstaat de minimaal benodigde uitbreidingsruimte exact in kaart gebracht was voor het traject van de A58 tussen knooppunt De Baars en aansluiting Gilze-Rijen. Citaat uit deze brief "De minimale reserveringsruimte is gebaseerd op het maximaal te verwachten toekomstige dwarsprofiel van de A58. Bij het opstellen van dit dwarsprofiel is uitgegaan van een systeem van hoofd- en een parabelrijbanen in beide richtingen, waarbij elke rijbaan bestaat uit 2 rijstroken (een "4x2 systeem").

Bij de opstelling van het concept bestemmingsplan is de grens van de uitbreidingsruimte opgenomen en is de beoogde uitbreidingsruimte vertaald in de aanduiding "vrijwaringszone weg". Op deze manier zijn de afspraken uit 2008 volledig vertaald in dit bestemmingsplan.

Er heeft een overleg plaats gevonden met Rijkswaterstaat en daarbij is aangegeven dat Rijkswaterstaat instemt met de verwerking van de afspraken in dit bestemmingsplan. Men heeft verzocht de bouwgrens voor het hotel op 50 meter van de A58 te leggen. Deze aanpassing is doorgevoerd.

10.3 Burgerparticipatie

Het voorontwerp bestemmingsplan is in 2008 onderwerp geweest van inspraak. Er heeft een informatieavond plaatsgevonden en het voorontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 6 juni 2008 tot en met 3 juli 2008. Er is door een groot aantal mensen gereageerd op het voorontwerp. De conclusie naar aanleiding van de inspraak was: "De inspraak is aanleiding om bij het ontwerp-bestemmingsplan expliciet in te gaan op de status van de Vuile Leij en de compensatie van de aantasting van de Vuile Leij. Daarnaast zal de voorwaarde opgenomen worden dat bij de uitwerking van het bestemmingsplan de externe veiligheid situatie m.b.t. de lpg tanksation nader onderzocht en verantwoord dient te worden."

Naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening door de Vereniging Afvalbedrijven is door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op 28 augustus 2008 het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, waarbij aan de gemeente Tilburg ontheffing was verleend voor het hergebruikplan van de voormalige stortplaats Kempenbaan, geschorst. Dit betekende dat op dat moment het hergebruikplan niet uitgevoerd kon worden. Dit betekende tevens dat de werkzaamheden met betrekking tot het bestemmingsplan toen stilgelegd zijn.

Inmiddels is de invulling van het plan inhoudelijk gewijzigd. Met de opmerkingen uit de inspraak is bij de opstelling van het concept bestemmingsplan rekening gehouden. (zie hoofdstuk 6). Omdat de invulling van het bestemmingsplan ingrijpend gewijzigd is, is voor het plan ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie op 29 oktober 2012 een nieuwe informatieavond gehouden in het Sint Elisabeth ziekenhuis. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Tevens heeft op 3 september 2012 een overleg plaats gevonden met direct betrokken organisaties waarbij een toelichting op het plan is gegeven. In bijlage 10 zijn de vragen en opmerkingen die gemaakt zijn op die avond opgenomen met de antwoorden.

10.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 4 februari 2013 tot en met 8 april 2013. Tijdens deze periode zijn er 3 zienswijzen ingediend. In bijlage Notitie behandeling zienswijzen worden de zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).

Bijlage 1 Boomwaardekaart

Bijlage 1 Boomwaardekaart

Bijlage 2 Hogere Waarden Geluidhinder

Bijlage 2 Hogere waarden geluidhinder

Bijlage 3 Staat Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Staat bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Vrijstelling Koningshoeven 18

Bijlage 1 Vrijstelling Koningshoeven 18

Bijlage 2 Voortoets Natura 2000

Bijlage 2 Voortoets Natura 2000

Bijlage 3 Toetsing En Begrenzing Ecologische Hoofdstructuur

Bijlage 3 Toetsing en begrenzing Ecologische Hoofdstructuur

Bijlage 4 Verkeersstudie

Bijlage 4 Verkeersstudie

Bijlage 5 Tekening Verkeersmaatregelen

Bijlage 5 Tekening verkeersmaatregelen

Bijlage 6 Verantwoording Externe Veiligheid

Bijlage 6 Verantwoording externe veiligheid

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek

Bijlage 8 Reconstructie Onderzoek

Bijlage 8 Reconstructie onderzoek

Bijlage 9 Rapport Luchtkwaliteit

Bijlage 9 Rapport luchtkwaliteit

Bijlage 10 Vragen En Opmerkingen Informatieavond

Bijlage 10 Vragen en opmerkingen informatieavond

Bijlage 11 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 11 Notitie behandeling zienswijzen