Noordoosttangent 2009 I
Bestemmingsplan - Tilburg
Onherroepelijk op 24-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 I van de gemeente Tilburg.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2009016- en bijbehorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd.
1.7 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.8 beeldbepalende boom
Bomen met een hoofdwaarde volgens de Boomwaarde zoneringskaart.
1.9 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen'.
1.10 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.13 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.15 bouwhoogte
Onder 'bouwhoogte' wordt verstaan:
- a. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
- b. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.
1.16 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.
1.21 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.
1.22 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.23 dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden; hieronder worden mede begrepen gebouwen, onderkomens, andere bouwwerken en andere werken.
1.24 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.25 ecologische verbindingszone
Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 10 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).
1.26 extensief recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.27 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
- a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
- b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.28 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB) van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder.
1.30 geprojecteerd kwetsbaar object
Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.
1.31 geurgevoelig object
Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.32 goothoogte
De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.
1.33 groenvoorzieningen
het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.34 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.35 hoogspanningslijn
Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.
1.36 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.37 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.38 kwetsbaar object
Begrip zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen Milieubeheer'.
1.39 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.40 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.
1.41 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven verschil in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.42 mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak en hiervoor een medische indicatie heeft, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.43 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.44 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.45 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.46 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.47 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.48 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.49 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.
1.50 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
- a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.51 perceel
Zie: 'bouwperceel'.
1.52 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.
1.53 professioneel vuurwerk
Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.54 randhoogte
De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.55 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.56 risicovolle inrichting
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
- c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.57 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.58 straatpeil
Zie peil (straatpeil).
1.59 veiligheidsafstand
Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een bouwvergunning toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.
1.60 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.61 vergunningplichtig ingevolge Wet Milieubeheer
Milieuvergunning voor inrichtingen (bedrijven) volgens het 'Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer' (staatsblad 50, 1993) , zonder welke het niet toegestaan is een inrichting op te richten, te veranderen, in werking te hebben of de werking te veranderen.
1.62 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.63 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere -op spoorwegen aansluitende- soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:
- a. spoorwegemplacement waaronder spoorlijnen, rangeerterrein, perrons, overkappingen, opslag- en overslagruimten, wegen, (fiets-)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair, e.d.;
- b. stationsgebouwen t.b.v. spoorwegen met bijkomende en ondersteunende voorzieningen zoals restauratieve voorzieningen, winkels, videotheek, kiosken, beautysalon, balies, kantoorruimten e.d.;
- c. parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals in- en uitritten, hellingbanen, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, portiers- c.q. bewakingsloge, betaalautomaten, fietsverhuur- en reparatie-inrichting, e.d.
1.64 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.65 verkooppunt motorbrandstoffen
Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.
1.66 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.
1.67 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.68 Vuurwerkbesluit
Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.
1.69 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
Hiertoe worden gerekend:
- a. water en vaarwegen;
- b. haven voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen;
- c. oevers en kaden met beschoeiing;
- d. oeverzones met geplande verruiming vaarwegen;
- e. laad- en losplaats inclusief opslag en laad- en loswerktuigen zoals hijswerktuigen en lopende banden;
- f. zwaaikommen;
- g. water aan- en afvoerkanalen / wegen;
- h. vaarwegmeubilair en tekens;
- i. leidingwerken ten behoeve van de functie;
- j. permanente ligplaatsen voor woon- of horecaboten;
- k. deuren wekplaatsen / opslagterreinen;
- l. wegen en (fiets-)paden langs oevers, toegangswegen objecten;
- m. bermen, bermsloten, taluds, e.d.;
- n. kunstwerken zoals bruggen, sluizen, stuwen, aanlegsteiger, bedieningsgebouwen e.d.;
- o. verkeers- en straatmeubilair;
- p. alles wat verder voor het in stand houden van de functie vaarwegen van toepassing is.
Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier Wilhelminakanaal en Piushaven.
1.70 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.71 Wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.72 Wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
- a. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
- 1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf
- 2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;
- b. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.
2.8 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 17.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer-nationaal
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 17.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede landschappelijke inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer-verblijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 17.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede landschappelijke inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Verkeer-railverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 17.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede landschappelijke inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Leiding - Brandstof
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding-Brandstof (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van:
- a. een ondergrondse koolwaterstofleiding (PRB-leiding) met een diameter van 8 inch en een belemmerde strook van 5 meter aan weerszijden van de as van de leiding;
- b. een ondergrondse brandstofleiding met een diameter van 24 inch en een belemmerde strook van 10 meter aan weerszijden van de as van de leiding;
- c. een ondergrondse brandstofleiding met een diameter van 36 inch een een belemmerde strook van 10 meter aan weerszijden van de as van de leiding;
7.2 Voorrangsbepaling
Waar een basisbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
7.3 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de plankaart aangegeven dubbelbestemming 'leiding-brandstof' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende leiding.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.5 Aanlegvergunning
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een hoofdaardgasleiding met een diameter van 12 inch, inclusief een strook grond van 4 meter aan weerszijden van de as van deze leiding.
8.2 Voorrangsbepaling
Waar een basisbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
8.3 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'leiding-gas' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.5 Aanlegvergunning
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse 150 KV en 380KV hoogspanningsverbinding, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit, inclusief een strook grond van:
- a. 39 m ter weerszijden van de as van de 380 KV - hoogspanningsverbinding;
- b. 26 m ter weerszijden van de as van de 150 KV - hoogspanningsverbinding.
9.2 Voorrangsbepaling
Waar een basisbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
9.3 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat:
- a. in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding;
- b. de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 60 m.
9.4 Ontheffing van de bouwregels
9.5 Aanlegvergunning
Artikel 10 Leiding - Riool
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een hoofdriool inclusief een strook grond van 5 m aan weerszijden van de as van deze leiding.
10.2 Voorrangsbepaling
Waar een basisbestemming, aangegeven op de kaart, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
10.3 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'leiding-riool' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.
10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.5 Aanlegvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Ondergrondse bouwwerken
12.2 Verhouding bestemmingsvlak en aanduidingen
Een aanduiding bevindt zich te allen tijde binnen een gebied waarop een bestemmingsvlak van toepassing is, met dien verstande dat de bouwregels uitsluitend van toepassing zijn op de bestemming behorende bij de weergegeven aanduiding.
12.3 Verhouding basis- en dubbelbestemmingen
Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De regels met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
12.4 Ruimte tussen bouwwerken
12.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen
12.6 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 geluidzone - industrie
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regels:
- a. Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:
- 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
- 2. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
- c. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.
14.2 veiligheidszone - bevi
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' de volgende regels:
- a. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bevi' en buiten de perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht;
- b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
- 1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bevi' opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, of
- 2. in die zin dat de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bevi' verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden;
- 3. in die zin dat de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bevi' verkleind wordt, door een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 15 Algemene Ontheffingsbevoegdheden
15.1 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van maten
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 17.1bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van een afwijking van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
- d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- 1. de ontheffingsmogelijkheid mag niet cumulatief worden gebruikt;
- 2. de ontheffingsmogelijkheid mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
15.2 Ontheffingsbevoegdheid geringe afwijkingen van grenzen
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 17.1, bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak en/of bestemmingsvlak indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
15.3 Ontheffingsbevoegdheid overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in 17.1 ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
- b. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsbevoegdheden
16.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
- 1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
- 2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
- 3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
- 4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'V' of 'V-V' projecteren;
- 5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('V', 'V-VB' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
- b. Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
- c. Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
16.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
16.3 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf (V-V)' te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
- 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
- 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
- b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
16.4 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 tot een maximale oppervlakte van 100m².
Artikel 17 Algemene Procedureregels
17.1 Procedureregels ontheffing en nadere eisen
Indien in dit plan wordt verwezen naar dit artikel, is de volgende procedure van toepassing:
- a. het voornemen tot het verlenen van ontheffing, dan wel het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meerdere dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden;
- c. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van de terinzagelegging schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen tegen het voornemen in te dienen bij burgemeester en wethouders;
- d. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk na bekendmaking en ter inzage legging een beslissing. Deze beslissing is, als tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed. Zij delen hun beslissing mee aan degenen die zienswijzen hebben ingediend.
Artikel 18 Algemene Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in artikel 17.1bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- b. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
- c. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- d. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
- e. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
- f. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
- g. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
Artikel 19 Algemene Aanlegvergunningstelsels
19.1 Werken / werkzaamheden nabij monumentale en beeldbepalende bomen
19.2 Uitzonderingen
Het in 19.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
- a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
- b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 I'.
Zonering Monumentale En Beeldbepalende Bomen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Tilburg is voornemens het enkelbaans tracé van de Burgemeester Bechtweg, tussen de A65 en de A261, ten noordoosten van Tilburg te verdubbelen, zodat over het gehele tracé een dubbelbaansweg ontstaat. Concreet houdt dit in dat de weg tussen de A65 en de Nederlandweg en vanaf de Baggerweg tot de Stokhasseltlaan opgewaardeerd wordt.
De directe aanleiding voor de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg is het Tilburgse Verkeers- en Vervoersplan (TVVP, gemeente Tilburg, 2003) waarin het compleet maken van het ringenstelsel om Tilburg is opgenomen. Dit stelsel dient om de verkeersbelasting in de stad te verminderen. De burgemeester Bechtweg is onderdeel van de buitenste ring van het hoofdnet voor het autoverkeer in Tilburg. Op het hoofdnet wordt de groei van het autoverkeer zoveel mogelijk opgevangen. De 'buitenste ring' heeft hierbij een belangrijkere functie dan de ontsluitingswegen in de stad. De gemeente heeft in het TVVP zodoende de doelstelling opgenomen om de buitenste ring af te maken en de verkeersdoorstroming op de wegen die tot deze ring behoren te bevorderen. Verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg is onderdeel van deze doelstelling.
1.2 Het Plangebied
De Burgemeester Bechtweg, ten noordoosten van Tilburg verbindt de A65 met de A261/N261. Tussen de aansluiting op de A65 en de Nederlandweg is de weg verhoogd om de twee spoorlijnen (Tilburg - 's-Hertogenbosch en Tilburg - Eindhoven), de A65, de Zandstraat, Bosscheweg en Enschotsebaan te kruisen. Aan deze laatste wegen liggen enkele woningen op korte afstand van de Burgemeester Bechtweg. Ook in het noordelijk deel van het tracé zijn langs kruisende wegen enkele woningen gelegen.
Ten zuiden van de Burgemeester Bechtweg is het beekdal van de Voorste Stroom. Vanaf de Nederlandweg richting het noordwesten loopt de weg langs de stadsrandzone van Tilburg. Ten noordoosten van de weg is het landschap (de Warande) open en agrarisch. Ten zuidwesten van de Burgemeester Bechtweg liggen stedelijke functies. Ten noorden van het bedrijventerrein Loven, tot aan de Stokhasseltlaan, ligt de weg verder van de stad af. Tussen de stad en de weg liggen enkele woningen en (agrarische) bedrijven. In dit deel van de Burgemeester Bechtweg vinden de meeste kruisingen met (lokale) wegen en fietspaden ongelijkvloers en zonder onderlinge aansluiting plaats. Via de Baggerweg, Nederlandweg en Stokhasseltlaan wordt Tilburg ontsloten.
Ten behoeve van de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg zullen twee bestemmingsplannen worden opgesteld, namelijk Noordoosttangent 2009 I en II. Het plangebied van bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 I betreft het deel vanaf de aansluiting op de A65 tot en met de kruising Nederlandweg. Het plangebied van het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 II betreft het deel na de kruising Nederlandweg tot aan de aansluiting op de A261/N261. De keuze voor het maken van twee bestemmingsplannen is ingegeven vanuit het feit dat in het zuidelijke deel (Noordoosttangent 2009 I) zienswijzen en/of beroep worden verwacht in verband met mogelijke onteigeningen en ligging nabij gebieden met een bepaalde natuurwaarde. Op de procedure en daarmee de uitvoering in het noordelijke deel (Noordoosttangent 2009 II) niet afhankelijk te maken van het zuidelijke deel, is gekozen voor twee bestemmingsplannen.
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
Op het plangebied zijn momenteel de volgende bestemmingsplannen van kracht:
- 1. Bestemmingsplan Noordoosttangent, 1e fase, vastgesteld 7 februari 1994, 9 oktober 1995;
- 2. Bestemmingsplan Noordoosttangent, 2e fase Loonsche HW/Hazenest, vastgesteld 19 februari 2001, onherroepelijk geworden 23 november 2001;
- 3. Bestemmingsplan De nieuwe Warande, fase 1, vastgesteld 12 april 1999, onherroepelijk geworden 19 december 2001;
- 4. Bestemmingsplan Enschotsebaan, vastgesteld 12 april 1999, onherroepelijk geworden 19 december 2001;
- 5. Bestemmingsplan Bosscheweg-Zuid, vastgesteld 1 maart 1984, onherroepelijk geworden 26 oktober 1984;
- 6. Bestemmingsplan Enschot, vastgesteld 27 oktober 2008 (nog niet onherroepelijk);
- 7. Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 13 oktober 1975, onherroepelijk geworden 21 augustus 1981;
- 8. Bestemmingsplan Loven Noord I, vastgesteld 30 juni 2008 (nog niet onherroepelijk)
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan is onder te verdelen in een toelichting en voorschriften met bijbehorende verbeelding (plankaart(en)).
In de toelichting wordt in hoofdstuk 2 een korte beschrijving van het gebied gegeven. In hoofdstuk 3 zal een overzicht gegeven worden van het voor het plangebied geldende integrale beleid, waarna in hoofdstuk 4 en 5 meer wordt in gegaan op het specifieke beleid en de planverantwoording.
Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. Hoofdstuk 7 een beknopte uitleg van de juridische regelgeving (voorschriften). Hoofdstuk 8 de financiele paragraaf en tot slot wordt in hoofdstuk 9 ingegaan op de wettelijk voorgeschreven procedure.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historie
De huidige Burgemeester Bechtweg is in de jaren ´90 van de vorige eeuw planologisch voorbereid en in 2003 gereed gekomen. De weg maakt, samen met de nieuwe Noordwesttangent (Tilburg-Dongen), de A58 en de A65 deel uit van het ringenstelsel om de stad Tilburg.
Bij de aanleg van de Burgemeester Bechtweg was reeds voorzien dat deze op termijn mogelijk onvoldoende capaciteit zou hebben. Zodoende zijn delen van het tracé en de knooppunten al dubbelbaans uitgevoerd. In het toemalige MER uit 1993 is tevens een alternatief met 2 x 2 rijstroken doorgerekend. De (infrastructurele) kunstwerken op het enkelbaans wegdeel tussen de Nederlandweg en de Stokhasseltlaan zijn voorbereid op een verdubbeling. Tussen de Nederlandweg en de A65 is geen rekening gehouden met de verdubbeling.
Realisatie van de verdubbeling past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen. Zodoende bestaat de noodzaak een nieuw bestemmingsplan (gedeeltelijk een reconstructie) op te stellen.
Voor het nemen van een besluit over de verdubbeling kan geen gebruik worden gemaakt van het MER uit 1993 dat in het kader van de aanleg van de (enkelbaans) Burgemeester Bechtweg is uitgevoerd. Actueel onderzoek, op basis van de huidige wet- en regelgeving is noodzakelijk bij het nemen van een besluit over de verdubbeling. Er is dan ook een nieuw MER opgesteld.
2.2 Doelstelling Noordoosttangent
Het doel van de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg is primair het waarborgen van de doorstroming in de toekomst. Als referentiejaar is 2020 aangehouden. Dit sluit aan bij de planhorizon van de bestemmingsplannen.
De verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg moet de ontsluiting van een aantal ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving mogelijk maken. Deze ontwikkelingen zijn onder andere:
- Woningbouw Overhoeken Berkel-Enschot;
- Bedrijventerrein Loven Noord I;
- en Bedrijven- en evenemententerrein Zwaluwbunders (Zuidkamer);
Voor het gebied Overhoeken kan reeds op basis van een afgeronde vrijstellingsprocedure een nieuwe aansluiting op de noordoosttangent worden gerealiseerd. Ook bedrijventerrein Loven Noord I wordt autonoom op de Noordoosttangent aangesloten bij het kruispunt met de Nederlandweg. Voor de aansluiting van de Zwaluwbunders (Zuidkamer) is al een kruispunt voorbereid op de Noordoosttangent.
Doel van de realisatie van de Noordoosttangent is tevens het bieden van een structurele oplossing voor de verkeersonveiligheid op de Burgemeester Bechtweg.
Samengevat zijn de doelen van de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg:
- 1. Het garanderen van de capaciteit van de Noordoosttangent tot 2020;
- 2. Het mogelijk maken van ruimtelijke ontwikkelingen in het noordoosten van Tilburg;
- 3. Het verhogen van de verkeersveiligheid op de Noordoosttangent.
Hoofdstuk 3 Integraal Beleid En Wet- En Regelgeving
In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van integrale rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid dat van invloed is op dit bestemmingsplan. Het specifieke beleid zal behandeld worden in hoofdstuk 4 'Planverantwoording' of hoofdstuk 5 ´Milieu´.
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Tilburg ligt centraal in het nationaal stedelijk netwerk Brabantstad. Dit is een stedelijk netwerk van de vijf grote Brabantse steden (Breda, Eindhoven, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg). Het bundelen van verstedelijking en infrastructuur in stedelijke netwerken is onderdeel van de doelstellingen van de Nota Ruimte.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Interim structuurvisie ruimtelijke ordening en paraplunota ruimtelijke ontwikkeling Noord-Brabant (2008)
Provincie Noord-Brabant heeft vanwege de inwerkingtreding van de Wro per 1 juli 2008 een Interimstructuurvisie ruimtelijke ordening en de paraplunota ruimtelijke ontwikkeling uitgebracht. Hiermee is het Streekplan Brabant in Balans (2002) komen te vervallen. Provinciale Staten hebben de interimstructuurvisie op 27 juni 2008 vastgesteld. De Interimstructuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid en bevat in hoofdzaak bestaand ruimtelijk beleid, zoals opgenomen in het Streekplan Noord-Brabant 2002.
Het hoofdbelang in het provinciaal ruimtelijk beleid is zorgvuldig ruimtegebruik, maar met ruimte voor ontwikkelingen die bijdragen aan het op provinciale schaal behouden en verkrijgen van samenhang en balans tussen economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten.
Het provinciale belang ten aanzien van mobiliteit en infrastructuur is een duurzame bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen, voor zowel goederen- als personenvervoer, met een accent op de stedelijke regio's, waaronder Brabantstad. Daarbij gelden de volgende doelstellingen:
- 1. (Bestaande) infrastructuur meer sturend laten zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen;
- 2. Het op orde brengen van bestaande en nieuwe infrastructuur, het intensief benutten van bestaande- en het duurzaam ruimtelijk inpassen van nieuwe infrastructuur.
Het plangebied bevindt zich in de stedelijke regio Brabantstad. In dit deel van de stedelijke regio bevindt zich een ecologische verbindingszone. Het noorden en zuiden van het plangebied zijn gelegen nabij de EHS. Dit betreft ligging in de Groene Hoofdstructuur (GHS)-Natuur.
3.3 Lokaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie Tilburg 'Tilburg, stad van contrasten' (2005)
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg', stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten die Tilburg karakteriseren maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
- a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
- b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
- c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
- d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.
In de bestaande stad zijn tussen 2002 en 2020 ruim 10.000 extra woningen voorzien. In uitbreidingsgebieden, waaronder Overhoeken, betreft dit bijna 8.000 woningen. Om de ontwikkelingen van Tilburg mogelijk te maken en de bereikbaarheid te waarborgen wordt er ingezet op de ontwikkeling van de tangenten om de stad. De Noordoosttangent moet geheel als dubbelbaansweg uitgevoerd worden.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de Raad vastgesteld in januari 2005.
3.3.2 Structuurplan Noordoost 2020 (ontwerp, 2009)
Dit structuurplan is een actualisatie van de structuurvisie uit 1995. De gemeente heeft de ambitie "een stad met contrasten". Binnen de tangenten - in de stad - wordt gekozen voor intensieve bouw en ontwikkeling. Buiten de tangenten ligt de nadruk op handhaven en benutten van bestaande landschappelijke, historische en dorpse kwaliteiten.
Het open gebied tussen Tilburg Noordoost, de omliggende dorpen en de Loonse en Drunense Duinen wordt in het plan omschreven als Landschapspark de Nieuwe Warande, een relatief open, rustig uitloopgebied met belangrijke recreatieve waarden voor de stad Tilburg.
Het Noordoosten van Tilburg kent de volgende ruimtelijke opgaven:
- 1. 2.500 woningen in de Overhoeken in de periode 2003-2020;
- 2. 500 woningen Tilburg Noordoost in de periode 2003-2020;
- 3. 14 ha lokaal bedrijventerrein Overhoeken;
- 4. 12,6 ha kleinschalig bedrijventerrein en/of vestiging NS Nedtrain in Loven Noord I;
- 5. 700 woningen in Rugdijk en Kouwenberg;
- 6. 23 ha bedrijven en een evenemententerrein Zuidkamer.
Ten behoeve van deze opgaven is in het structuurplan het nieuwe treinstation Berkel-Enschot opgenomen. In het structuurplan wordt tevens verwezen naar de noodzaak tot verdubbeling van het Burgemeester Bechtweg.
Hoofdstuk 4 Planverantwoording
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.1.1 Beleidskader
4.1.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten
4.2 Groen
4.2.1 Beleidskader
Op gemeentelijk niveau zijn met name de Kadernota Groene Mal, het Groenstructuurplan en het Groenstructuurplan Plus van belang. In de Kadernota Groene Mal (2002) is het rijks- en provinciaal beleid uitgewerkt en zijn aanvullende regels voor natuur en ecologie binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Het Groenstructuurplan Plus (1998) geeft een lange-termijnvisie op beheer en inrichting van het openbaar groen.
4.2.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden
Aan weerszijden van de Burgemeester Bechtweg liggen natuurgebieden, zoals het Noorderbos en het Hazennest, die zijn opgenomen in de Groene Mal. Daar waar deze gebieden binnen de plangrens liggen worden deze beschermd middels de bestemming ´Natuur´ of ´Bos´. Daarnaast zijn tussen het Noorderbos, het Hazennest en de Voorste Stroom een meerdere ecologische verbindingszones voorzien. Deze ecologische verbindingszones zijn vooral bedoeld voor insecten, amfibieën en kleine zoogdieren. Ze moeten bestaan uit poelen, ruige graslanden en opgaande begroeiing zoals heggen en hagen. De gemiddelde breedte van de verbinding is 25 meter (mits de verbindingen niet door stedelijke omgeving lopen). Ten oosten van het Noorderbos wordt ingezet op een verbindingszone met een breedte van 50 meter in verband met de ligging direct langs de weg. Daar waar deze zones binnen het bestemmingsplan liggen worden deze beschermd middels de bestemming Natuur of waarde ecologie. Op diverse plekken is het nodig faunapassages aan te leggen, zodat de ecologische verbindingen goed functioneren en natuurgebieden daadwerkelijk met elkaar worden verbonden. Deze passages zijn voorzien onder de Burgemeester Bechtweg ter plaatse van de watergangen bij het Noorderbos (twee maal), onder de weg vanaf de kruising naar toekomstig bedrijventerrein de Zuidkamer, onder de Burgemeester Bechtweg ter plaatse van het Schaapsven, onder de Verlengde Nederlandweg en twee onder de op-/afrit naar de Overhoeken. De aanleg van deze faunapassage wordt in de bestemmingsregels mogelijk gemaakt.
4.3 Verkeer En Vervoer
4.3.1 Beleidskader
Relevant beleid met betrekking tot verkeer is opgenomen in de Nota Mobiliteit, de Nota ruimte, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) en het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Het beleid heeft betrekking op het faciliteren en reguleren van het wegverkeer. Een goed verkeersnetwerk (met minimale congestie) is een voorwaarde voor het functioneren van de economie.
4.3.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden
Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf
5.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft weer hoe de wettelijke kaders en het gemeentelijk milieubeleid een rol hebben gespeeld bij het opstellen van de planregels. De volgende onderwerpen komen aan de orde: milieuhinder bedrijven, externe veiligheid, geluid, lucht, bodem, natuur, gezondheid, en ruimtegebruik.
Voor de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg is een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. In dit MER is uitgebreid onderzocht welke effecten de verdubbeling van de weg heeft op milieuaspecten. In het MER staat het oplossen van de verkeersknelpunten op de Noordoosttangent voor de toekomst centraal. De oplossing is de verdubbeling van de weg over de gehele lengte tot een dubbelbaansweg. In het MER is één alternatief onderzocht en beoordeeld. Dit alternatief is beoordeeld ten opzichte van de autonome ontwikkeling in 2020. Geconcludeerd mag worden dat de verdubbeling voornamelijk positieve dan wel neutrale effecten heeft op de milieuaspecten.
In de toelichting bij dit bestemmingsplan worden de uitgevoerde onderzoeken kort aangehaald. Voor het uitgebreide verhaal verwijzen wij naar het MER en de daarbij behorende onderzoeken.
5.2 Externe Veiligheid
5.2.1 Inleiding
Ten behoeve van de MER en het bestemmingsplan is een doorrekening gemaakt voor externe veiligheid. Naar aanleiding van dit rapport heeft er een overleg plaatsgevonden met de plaatselijke brandweer en de regionale brandweer om invulling te geven in de verantwoording van het groepsrisico. Naar aanleiding van het advies van de brandweer is besloten het veiligheidsrapport aan te passen. De verantwoording maakt onderdeel uit van de toelichting in het bestemmingsplan.
5.2.2 Beleidskader
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen van 2004;
- Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 2004;
- Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen van 1984;
- Circulaire "Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zondering langs transportleidingen voor brandgare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie" 1991;
De normen in de besluiten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip tenminste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan bovengenoemde normen. De ontwikkelingen zijn niet toegestaan als deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, terwijl van de richtwaarden kan worden afgeweken. Het externe risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht om geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar (kans groter dan één op een miljoen indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt). Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat er afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
- 1. de kans op een ongeval;
- 2. het effect van het ongeval;
- 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
- 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.
Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de calamiteit.
Het groepsrisico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het ijkpunt, waarbinnen gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen, voor het groepsrisico is vastgelegd in een oriëntatiewaarde. Langs transportverbindingen zijn de oriëntatiewaarden 10-4 per jaar voor 10 slachtoffers, 10-6 per jaar voor 100 slachtoffers, 10-8 per jaar voor 1000 slachtoffers etc.
Op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het vereist invulling te geven aan de Verantwoordingsplicht bij het opstellen van een bestemmingsplan als het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. Voor het groepsrisico ten gevolge van transportbronnen is de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gepubliceerd. Ook deze circulaire kent het principe van de verantwoordingsplicht.
5.2.3 Uitgangspunten en resultaten
Er heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de externe veiligheid door adviesbureau Oranjewoud (rapport "verbreding Noordoosttangent te Tilburg, onderzoek externe veiligheid, projectnummer 188339 d.d. april 2009 revisie 01). Voor de vervoersomvang is hier uitgegaan van vervoersaantallen zoals deze gehanteerd worden in "Basisnet weg". Hierbij zijn om gevoel te krijgen wat vervoersaantallen betekenen voor het groepsrisico, berekeningen uitgevoerd met 10% 20% en 30% van de prognosecijfers uit het "Basisnet weg". De basisnetgegevens zijn gebruikt omdat deze vervoersprognoses als uitgangspunt zullen dienen bij het vastleggen van een gebruiksruimte in de toekomst van het transport aan gevaarlijke stoffen over de rijkswegen, in dit geval zijn dat de vervoersgegevens over de A58. In overleg met de brandweer is besloten om bij de verantwoording uit te gaan van de prognosecijfers van 30% van het basisnet. Deze transporthoeveelheden vormen een worst case benadering.
5.2.4 Inrichtingen
Aan de noordelijke zijde van de Noordoosttangent, iets ten zuiden van de afslag Hazennest oost, ligt een brandstofverkooppunt waar ook LPG verkoop plaatsvindt. Hier ligt een veiligheidscontour over de Noordoosttangent. De Noordoosttangent zelf is geen (beperkt) kwetsbaar object. Het brandstofverkooppunt is een risicovol bedrijf als beschreven in het besluit externe veiligheid inrichtingen. Doordat de weg geen kwetbaar object is, zijn er geen consequenties voor de aanwezigheid van het brandstofverkooppunt of de Noordoosttangent.
5.2.5 Buisleidingen
In het plangebied van zowel bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 I als Noordoosttangent 2009 II zijn diverse leidingen gesitueerd. De volgende leidingen zijn op de verbeeldingen opgenomen:
Leidingnr. | Diameter | Ontwerp- druk | Belemmerende strook | 10-6 risicocontour | leidingbeheerder |
Z-520-01 | 12" | 23 bar | 4 meter | n.v.t. | Gasunie |
PRB- leiding (naftaleen, K1) | 8" | 80 bar | 5 meter | 12 meter | Sabic |
K1 | 24" | 62 bar | 10 meter | 25,4 meter | RRP |
K1 | 36" | 43 bar | 10 meter | 32,6 meter | RRP |
De olietransportleidingen van RRP kruisen het plangebied ter hoogte van de Stokhasseltlaan, vervolgens de Burgemeester Bechtweg tweemaal om via de Rugdijk het plangebied te verlaten. De leiding van Sabic loopt ter hoogte van de Burgemeester Bechtweg parallel aan de leidingen van RRP. Meer naar het zuiden ter hoogte van Loven Noord I kruist de Sabic leiding nogmaals het wegtracé en verlaat ter hoogte van de nieuwe aansluiting van de Overhoek Enschotsebaan het plangebied. In overleg met de pijpleidingbeheerders wordt de kruising van deze transportassen vorm gegeven. Aangezien wegen niet aangemerkt worden als (beperkt) kwetsbare objecten is er geen verdere invulling gegeven aan de verantwoording van het groeprisico.
5.2.6 Conclusie
- Met het verbreden naar twee keer twee rijstroken de Noordoosttangent komst van de tangent worden de veiligheidsrisico's voor de personen die zich bevinden in de directe omgeving van de tangent verbeterd;
- Door het gebied te voorzien van voldoende blusmiddelen voor een calamiteit met gevaarlijke stoffen wordt de bestrijdbaarheid verzekerd;
- In de aangrenzende gebieden zijn voldoende vluchtwegen aanwezig om het gebied snel te kunnen verlaten.
5.3 Geluid
5.3.1 Beleidskader
Geluidbelasting wordt beoordeeld aan de hand van de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet milieubeheer (Wm). In de wetten en beleid zijn normen vastgelegd voor geluidbelasting. Bij overschrijding van normen dienen geluidwerende maatregelen getroffen te worden. Onder voorwaarden is in bepaalde omstandigheden normoverschrijding toegestaan. De geluidbelasting wordt bepaald voor geluidgevoelige bestemmingen. Dit betreft met name woningen.
Voor alle wegen waarvoor een maximumsnelheid hoger dan 30 km per uur geldt moet de geluidbelasting op de omgeving in beschouwing worden genomen (artikel 74 Wgh). De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer bedraagt 48 dB(A). Ontheffing is mogelijk. Geluidsreducerende maatregelen zijn in dat geval vereist tenzij deze maatregelen bezwaren ontmoeten van financiële of stedenbouwkundige aard. Gemotiveerd moet worden waarom bepaalde maatregelen wel of niet worden genomen.
5.3.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten
Voor de reconstructie van de Burgemeester Bechtweg is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door ingenieursbureau Oranjewoud (aanvullend akoestisch onderzoek Burgemeester Bechtweg te Tilburg, revisie 05, mei 2009, Oranjewoud). In onderstaande tekst zijn de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek weergegeven.
5.4 Lucht
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit. Deze is op 15 november 2007 in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.
5.4.1 Beleidskader
5.4.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten
De belangrijkste wet- en regelgeving is vastgelegd in titel 5.2 luchtkwaliteiteisen van de Wet milieubeheer , ook wel de wet luchtkwaliteit genoemd. In deze regelgeving zijn grenswaarden en plandrempels opgenomen waaraan getoetst moet worden. De betreffende grenswaarden en plandrempels zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Wanneer een plandrempelwaarde wordt overschreden dient het bevoegd gezag een plan van aanpak te maken zodat in per 1 januari 2010 (ingangsdatum grenswaarde NO2) aan de grenswaarde wordt voldaan.
5.5 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
5.5.1 Beleidskader
5.5.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten
Historisch onderzoek
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Het betreft hier de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg in het tracé vanaf de Snelweg A65 tot aan de spoorlijn Tilburg - Den Bosch.
Dit tracé is globaal in te delen in 3 deelgebieden:
- 1. Vanaf de snelweg A65 tot aan de Zandstraat:
In dit gebied zijn ook de afritten van de snelweg gesitueerd. In de periode 1992 - 1996 zijn hier diverse bodemonderzoeken en bodemsaneringen uitgevoerd voor de aanleg van de Burgemeester Bechtweg. In hoeverre deze onderzoeken en saneringen volledig zijn in het kader van de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg is niet duidelijk. Hiervoor is een uitgebreid historisch bodemonderzoek nodig.
- 2. Vanaf de Zandstraat tot aan de Enschotsebaan:
Voor dit tracégedeelte is in 2008-2009 reeds een historisch vooronderzoek uitgevoerd. Vervolgens is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de aanwezige verdachtmakingen (voormalige spoorrails, voormalige erfverharding, slootdemping, diverse ontgrondingen. Hierbij zijn maximaal lichte verhogingen gemeten. Een vervolgonderzoek is niet noodzakelijk
- 3. Vanaf de Enschotsebaan tot aan de spoorlijn Tilburg - Den Bosch:
Dit tracé gedeelte valt binnen het gebied Overhoeken. Hiervoor is in 2005 een historisch onderzoek uitgevoerd. Binnen het gebied van de geplande verdubbeling zijn enige verdachte lijnbronnen (slootdempingen, puinverhardingen) gelegen welke nog verkennend onderzocht moeten worden.
Voor het uitvoeren van een historisch of verkennend bodemonderzoek moet met circa 2 maanden rekening worden gehouden vanaf de start van het bodemonderzoek. Voor beide onderzoek is reeds opdracht verstrekt. Indien er aanleiding is tot nader onderzoek zal hiervoor een aantal maanden nodig zijn. Bij de noodzaak tot saneren moet uitgegaan worden van een termijn van minstens een jaar.
Uit de milieueffectrapportage is naar voren gekomen dat de gronden ter hoogte van Loven Noord 1 in de historische bodemonderzoeken niet is meegenomen. En dat dit in het kader van de bestemmingsplanprocedure alsnog zou moeten plaatsvinden. Geconcludeerd is echter dat het tracé ter hoogte van Loven Noord 1 reeds verdubbeld is en er hier geen planologisch wijziging aan de orde is, waardoor nader bodemonderzoek niet aan de orde is.
Verkennend bodemonderzoek
Naar aanleiding van het historisch bodemonderzoek van Oranjewoud (180552-15, d.d. 23 december 2008) is er door de gemeente Tilburg opdracht gegeven voor een verkennend bodemonderzoek, betreffende het weggedeelte gelegen tussen de A65 en de Enschotsebaan. Het doel van het bodemonderzoek is de bodemkwaliteit vast te leggen om in het kader van de voorgenomen werkzaamheden de gebruiksmogelijkheden van het terrein te bepalen.
In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygienische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. De in het historisch onderzoek onderscheiden verdachte deellocaties zijn in het verkennend bodemonderzoek onderzocht.
Uit het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat slecht één deellocatie kan worden aangemerkt als ´verdachte locatie´, vanwege verhoogde gehalten aan PAK en PCB (7). De onderzoeksresultaten geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. De resultaten vormen geen milieuhygienische belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden.
Naar aanleiding van het historisch bodemonderzoek van Tauw (92611260, d.d. 15 januari 2009) zijn ook in het noordelijke deel van het plangebied een aantal verdacht locaties aangetroffen. Voor deze verdachte locaties dient dan ook nog een verkennend bodemonderzoek plaats te vinden. Het doel is om vast te leggen in het kader van de voorgenomen werkzaamheden wat de gebruiksmogelijkheden van het terrein zijn. Met andere woorden vormt de bodem geen mlieuhygienische belemmering.
Dit verkennend bodemonderzoek is inmiddels door de gemeente uitgezet, echter omdat ook onderzoek gedaan moet worden op gronden die niet in eigendom zijn van de gemeente, vergt dit de nodige voorbereiding. Indien uit het onderzoek vast komt te staan dat er sprake is van een milieuhygienische belmmering, dan zullen er maatregelen worden getroffen om de gronden wel geschikt te maken voor het voorgenomen gebruik.
5.6 Natuur
5.6.1 Inleiding
Vanuit de huidige natuurwetgeving is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de EHS) en beschermde soorten (Flora- en faunawet). Middels een uitgebreide voortoets is zowel de gebiedsbescherming als de beschermde soorten onderzocht.
5.6.2 Beleidskaders
5.6.3 Resultaten en aanbevelingen uit de voortoets
5.7 Ruimtegebruik
De noordoosttangent komt dichter op een aantal woningen te liggen. het slopen van woningen is niet nodig. het effect op werken (niet-agrarisch) is positief omdat de bereikbaarheid van de bestaande en nieuwe bedrijventerreinen in het noordoosten van Tilburg door de Noordoosttangent wordt gegarandeerd. De verdubbeling gaat ten kosten van een smalle strook voornamelijk agrarische grond. De percelen blijven bereikbaar.
De noordoosttangent leidt niet tot doorsnijding van recreatieve routes en het landschap wordt door deze ontwikkeling niet noemenswaardig beïnvloed. Door de Noordoosttangent wordt de bereikbaarheid van bedrijven- en evenemententerrein Zuidkamer beter.
Een aantal hoofdkabels en leidingenkruist de Noordoosttangent. dit hoeft niet te leiden tot het aanpassen van de (ligging van) deze leidingen, maar vraagt wel om afstemming met de kabelbeheerders.
5.8 Gezondheid
Gezondheid is één van de uitgangspunten geweest voor de nieuwe milieubeleidsvisie. Tilburg kent geen formeel gezondheidsbeleid. Het gezondheidsbeleid is verweven in beleidsvelden zoals zorg, welzijn, sport, wonen en milieu. De thema's lucht en geluid krijgen onder druk van Europese regelgeving steeds meer gewicht. Deze zijn uitvoerig aan de orde geweest in eerdere paragrafen.
De gezondheid van de burger is belangrijk en vraagt om extra bescherming, mede gezien het toenemende autoverkeer. Steeds vaker zien we nu dat normoverschrijdingen, bedoeld om de gezondheid van de mens te garanderen, bouwplannen langs drukke verkeerswegen kunnen blokkeren. Stedenbouw dient dus meer dan voorheen rekening te houden met gezondheid. Daarnaast zien we dat goede informatievoorziening een randvoorwaarde is voor een goede gezondheid. Het Tilburgse zorgportaal voorziet hierin.
5.8.1 Beleidskader
Wetgeving met betrekking tot gezondheid is vastgelegd door middel van grenswaarden voor bijvoorbeeld luchtkwaliteit en geluid. Aan deze grenswaarden is reeds getoetst in de paragrafen lucht en geluid.
Beleidsmatig wordt echter gestreefd naar een lagere milieubelasting dan de grenswaarden. Elke verandering van de milieukwaliteit heeft mogelijk invloed op de gezondheid van personen.
Tevens is aandacht voor de indirecte gezondheidseffecten. De kwaliteit van de omgeving heeft bijvoorbeeld effect op de mate waarin mensen geneigd zijn te bewegen (sporten recreeren). Concrete richtlijnen voor gezondheid in relatie tot een ruimtelijke infrastructurele ontwikkeling zijn er echter niet.
5.8.2 Uitgangspunten en resultaten
De verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg heeft mogelijk een gezondheidseffect voor bewoners in de directe omgeving. Dit effect wordt beschreven aan de hand van de aspecten milieukwaliteit en gedrag. De beschrijving van het onderwerp gezondheid is onder andere gebaseerd op de onderzoeken voor luchtkwaliteit, externe veiligheid en geluid die Oranjewoud in 2009 voor de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg heeft uitgevoerd.
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Inleiding
Gemeente Tilburg is voornemens de reeds bestaande burgemeester Bechtweg (Noordoosttangent), een randweg met voornamelijk 2x1 rijstroken ten noordoosten van Tilburg, te reconstrueren naar een weg geheel bestaande uit 2x2 rijstroken. Om de ontwikkeling van de locatie mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden aangepast. Onderdeel van de procedure is het doorlopen van een watertoets.
In deze waterparagraaf wordt de huidige- en toekomstige situatie beschreven. Voor de toekomstige situatie wordt beschreven welke maatregelen genomen moeten worden ten aanzien van het watersysteem om te voldoen aan het landelijke- en het waterschapsbeleid.
6.2 Huidige Situatie
6.2.1 Ligging en gebruik
Afbeelding 1: Huidige situatie burgemeester Bechtweg. (bron: Google maps).
Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van de kern Tilburg. Het plangebied omvat de huidige Burgemeester Bechtweg. Enkele gedeelten van deze weg zijn reeds verbreed. Het plangebied omvat de delen van de weg die nog niet verbreed zijn (zie afbeelding 4). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 35 ha. Aan de noordzijde ligt voornamelijk grasland en landbouwgebied. Aan de zuidzijde is voornamelijk stedelijk gebied en industrie aanwezig. De hoogteligging van de weg varieert van circa NAP + 12,00 m in het noorden tot Nap + 19,50 m NAP in het zuiden waar de weg op een ophoging ligt. Het maaiveld rondom de weg varieert van circa + 11,80 m NAP in het noordwesten tot + 12,50 m NAP. (bron www.ahn.nl en digitale hoogtekaart Tilburg).
6.2.2 Bodem
Boringen Dino-loket
In het Dino-loket van TNO worden verschillende boringen gevonden binnen het plangebied. De boringen geven inzicht in de bodemopbouw tot 3 meter beneden maaiveld. De bodem bestaat de eerste meters beneden maaiveld uit zand. Onder de zandlaag bestaat de bodem tot 2 meter beneden maaiveld uit leem. Onder de leemlaag bestaat de bodem tot de maximale bemonsterde diepte uit zand.
Wateratlas Noord-Brabant
Het noordelijk en zuidelijk deel van het plangebied is beschreven als eerdgronden; voedselrijk en vochtig tot droog. Het midden deel van het plangebied is beschreven als leemgronden; matig voedselrijk en droog. De samenstelling van de bodem is zodanig dat het is aangegeven als infiltratiegebied.
6.2.3 Grondwater
In de omgeving van het plangebied (circa 100 m) bevinden zich enkele peilbuizen. Uit de gegevens van de peilbuizen blijkt dat de gemiddelde grondwaterspiegel ligt tussen NAP +8,8 m en NAP + 10,2 m.
Afbeelding 2: Grondwaterstand. (bron: www.dinoloket.nl)
6.2.4 Oppervlaktewater
In de huidige situatie loopt langs een deel van de weg een bermsloot aanwezig waar hemelwater dat op de weg valt kan infiltreren in de bodem, enkele bermsloten zijn in de huidige situatie verbonden met watergang NL28. In het noorden ligt op circa 200m van de weg de Noorderplas. Ten zuiden van de weg ligt de Industriehaven. In afbeelding 3 is een overzichtskaart te zien met oppervlaktewater.
Afbeelding 3: Overzichtskaart oppervlaktewater. (bron: Gemeente Tilburg)
6.2.5 Hemel- en vuilwaterafvoer
In de huidige situatie wordt hemelwater wat op de weg terecht komt afgevoerd naar de naastgelegen bermsloot.
6.3 Beleidskader
6.3.1 Europees- en rijksbeleid
In het jaar 2000 is de nieuwe Europese 'Kaderrichtlijn water' in werking getreden. De richtlijn is in verschillende stukken beschreven. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap.
In de 'Vierde Nota Waterhuishouding' (NW4), vastgesteld in december 1998, is het rijksbeleid inzake de waterhuishouding geformuleerd. De hoofddoelstelling hiervan luidt: "Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd."
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in
de 21e eeuw' (WB21), is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat water een medesturend aspect is binnen de ruimtelijke ordening en dat het watersysteem 'op orde' moet worden gebracht. Dit betekent dat het watersysteem robuust en veerkrachtig moet zijn en moet voldoen aan de normen voor wateroverlast, nu en in de toekomst.
Voor gemeenten en waterschappen geldt dat voor de eerste helft van 2006 het gemeentelijk waterplan (incl. de basisinspanning riolering, mogelijke optimalisaties en de grondwaterproblematiek) opgesteld moet zijn. Hierbij dienen de partijen rekening te houden met de ruimteclaims voortvloeiend uit de toepassing van de (werk)normen.De watertoets vormt hierbij een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening.
In de Nota Ruimte zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid, zoals beschreven in de NW4, meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld.
De basisprincipes van bovengenoemd beleid zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit is in WB21 geconcludeerd in de twee drietrapsstrategieën voor: Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) en Waterkwaliteit (schoonhouden, schoon en vuil scheiden, zuiveren).
6.3.2 Gemeentelijk beleid
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Waterplan(1997) en verder uitgewerkt en ruimtelijk vertaald in het waterstructuurplan (2002). In het Waterplan zijn algemene doelstellingen geformuleerd op de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte. Het Waterstructuurplan koppelt het actieprogramma uit het Waterplan aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en geeft hiermee onder andere invulling aan water als ordenend principe. In het Waterstructuurplan zijn de volgende hoofddoelstellingen voor het gemeentelijk waterbeleid opgenomen:
- Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
- Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
De principes van duurzaam waterbeheer zoals verwoord in het Waterplan en het Waterstructuurplan zijn nog steeds actueel. In bestaand stedelijk gebied kan het vasthouden van gebiedseigen water een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel van het natuurlijke watersysteem. Afkoppelen van regenwater van de riolering en infiltratie in de bodem leidt tot herstel van de grondwateraanvulling. Het ambitieniveau ligt op ongeveer 5 ha per jaar.
6.3.3 De watertoets
Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, structuurplannen en ook ruimtelijke onderbouwingen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies. Bij de goedkeuring door de Provincie weegt de Provincie integraal af of de gemaakte keuzen in lijn zijn met het provinciaal beleid.
6.4 Randvoorwaarden Waterbeheerders
6.4.1 Waterschap de Dommel
In het kader van de watertoets is contact opgenomen met het waterschap De Dommel. Hieronder zijn een aantal belangrijke punten uit de Checklist watertoets opgenomen die van toepassing zijn op deze ontwikkeling.
- Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal bouwen';
- De afvoer mag niet meer bedragen dan de afvoer in de oorspronkelijke situatie. De maximale afvoer is locatie gebonden en is voor deze locatie 0,67 l/s/ha;
- Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is het noodzakelijk om water te bergen. Dat geldt tenminste voor het deel waarmee de verharding toeneemt (toekomstige situatie). De initiatiefnemer moet, uitgaande van een bui T=10, 40 mm hemelwater kunnen bergen op eigen terrein;
- De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) mag niet worden verlaagt. Eventuele bergingsvoorzieningen liggen boven de GHG;
- Uitlogende materialen worden niet gebruikt bij nieuwbouw;
Verder zijn de volgende specifieke aandachtspunten aangegeven door Waterschap de Dommel.
- De aanwezige ecologische verbindingszone (EVZ) De Kasteelloop, welke loopt ten noorden van de Burgemeester Bechtweg, langs de Zwaluwsestraat. De EVZ heeft aan weerszijden een minimale breedte van 25 meter, welke door de verbreding van de weg niet versmald mag worden.
- Op verschillende stukken ligt het plangebied in Keurbeschermingsgebieden. Het begin van het traject bij de A65 ligt deels in attentiegebied van de Keur. In dit gebied wordt een hydrologisch standstil beginsel gehanteerd, hetgeen inhoud dat er geen ingrepen gepleegd mogen worden die een negatief effect hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het attentiegebied en het waterschap dit streng toetst. In bijlage 1 zijn de verschillende gebieden op kaart weergegeven.
- Langs een deel van het traject is een riooltransportleiding van het waterschap aanwezig. Langs deze leiding is aan weerszijden een zakelijk recht strook gevestigd van 3 meter. Verbreding van de weg zal wellicht gedeeltelijke verlegging van de leiding tot gevolg hebben.
6.4.2 Gemeente Tilburg
Het beleid van de gemeente Tilburg wordt als volgt verwoordt: De aanleg van de zogenaamde blauwe aders is onderdeel van de duurzame aanpak tegen wateroverlast. Het hemelwater wordt apart ingezameld en in eerste instantie in het gebied vastgehouden en/of geborgen. Vervolgens neemt de blauwe ader het water over en zorgt voor een gedempte afvoer richting het oppervlakte water / retentiegebied. In de toekomst is zo een retentiegebied voorzien in de directe omgeving van het plangebied.
6.5 Toekomstige Situatie
Gemeente Tilburg is voornemens de reeds bestaande burgemeester Bechtweg (Noordoosttangent) met voornamelijk 2x1 rijstroken ten noordoosten van Tilburg, te reconstrueren naar een weg geheel bestaande uit 2x2 rijstroken. De bestaande situatie van de weg en het watersysteem blijft gehandhaafd, de weg wordt op enkele plaatsen verbreedt. De toekomstige Burgemeester Bechtweg (Noordoosstangent) heeft een toename van het verharde oppervlak als gevolg.
Afbeelding 4: Toekomstige situatie burgemeester Bechtweg, de te verdubbelen delen zijn met een rode lijn aangegeven. (bron: Google maps)
6.5.1 Waterkwaliteit
Het wegwater mag, gezien de kwaliteit, niet rechtstreeks op oppervlaktewater worden geloosd. Voordat het wegwater mag worden afgevoerd of kan worden geïnfiltreerd is het gewenst het water te zuiveren. Het wegwater kan naar een bermsloot worden afgevoerd. De berm fungeert als bodempassage zodat het wegwater in de bodem wordt gezuiverd. Vanuit de bermsloot kan het hemelwater infiltreren of oppervlakkig worden afgevoerd.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebierd maakt geen deel uit van een grondwaterbeschermingsgebied.
6.5.2 Waterkwantiteit
In de onderstaande tabel is te zien wat de oppervlakteverdeling is in het plangebied.
Oppervlak | Huidige situatie | Nieuwe situatie |
Verhard | 9,8 ha | 12,1 ha |
Onverhard | 25,5 ha | 23,2 ha |
Totaal | 35,3 ha | 35,3 ha |
Tabel 1: Verhard oppervlak in plangebied
Door de verbreding van de weg is er een toename van circa 2,3 ha. verhard oppervlak. Dit betekent dat er zonder maatregelen een versnelde afvoer van hemelwater ontstaat. Dit wordt voorkomen door een waterbergende voorziening aan te leggen. In het onderhavige geval kan volstaan worden met de aanleg van een bermsloot langs de rijbanen. Naast de zuiverende werking zoals besproken in paragraaf 6.5.1 heeft een bermsloot tevens een bergende werking.
Door de verbreding van de weg mag de grondwaterstand niet structureel worden verlaagd. Indien de gewenste drooglegging niet zonder maatregelen kan worden gerealiseerd, mag er dus geen drainage worden toegepast maar moet de weg bijvoorbeeld verhoogd worden aangelegd of op een zodanige wijze worden aangelegd dat met een geringere drooglegging kan worden volstaan. In het plangebied is op alle plaatsen een drooglegging van > 1,0 m.
Voor een toename van 2,3 ha. verhard oppervlak is de waterberging uitgerekend door waterschap de Dommel. Omdat de weg op de grens van stedelijk gebied ligt valt deze in 2 verschillende afvoercoëfficiënten. De gemiddelde afvoer coëfficiënt is daarom genomen deze is 0,67 l/s/ha. De bijbehorende bergingsopgave is voor een T=10(+10%*): 1.102 m³. De T=10 situatie dient geborgen te worden in de bermsloten/greppels. De bijbehorende bergingsopgave voor een T=100 (+10%*) is 1.457 m³. Bij de T=100 situatie is inundatie van het maaiveld toegestaan mits er geen schade aan wegen, gebouwen of gewassen optreedt.
Om 1.457 m³ waterberging te realiseren is een bermsloot nodig uitgaande van de lengte van de weg circa 4000 m. De sloot komt langs beide zijde dus totale lengte wordt 8000 m. Langs beide zijde van de weg moet de bergingsopgave van 1.457 m³ geborgen worden, waarbij inundatie is toegestaan mits er geen schade aan wegen, gebouwen of gewassen optreedt. Hiervoor is voldoende ruimte gereserveerd in het ontwerp.
( * = Anticipatie op klimaatverandering)
6.5.3 Aandachtspunten Waterschap
Een aandachtspunt is de aanwezige ecologische verbindingszone (EVZ) De Kasteelloop, welke loopt ten noorden van de Burgemeester Bechtweg, langs de Zwaluwsestraat. De EVZ heeft aan weerszijden een minimale breedte van 25 meter, welke door de verbreding van de weg niet versmald mag worden. Gezien de ligging van de weg wordt de EVZ niet versmald door de voorgenomen verbreding.
Op verschillende stukken ligt het plangebied in Keurbeschermingsgebieden. Het begin van het traject bij de A65 ligt deels in attentiegebied van de Keur. In dit gebied wordt een hydrologisch standstil beginsel gehanteerd, hetgeen inhoud dat er geen ingrepen gepleegd mogen worden die een negatief effect hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het attentiegebied en het waterschap dit streng toetst. In bijlage 1 bij deze toelichting zijn de verschillende gebieden op kaart weergegeven. De verbreding van de weg die in dit gebied plaatsvindt heeft geen negatief effect op de waterhuishoudkundige situatie omdat voldoende waterberging wordt gerealiseerd en het beleid hydrologisch neutraal ontwikkelen wordt toegepast.
6.6 Aanbeveling En Wateradvies
Voor de onderhavige ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
- Het hemelwater wordt niet aangesloten op het rioolstelsel maar wordt direct afgevoerd op de aanliggende bermsloten;
- Via een bodempassage wordt het wegwater gezuiverd voordat het in de bodem zakt of wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater;
- Langs beide zijden van de weg wordt een bermsloot aangelegd. De bermsloot heeft voldoende bergingscapaciteit om een neerslaggebeurtenis die eens in de 10 jaar te bergen. Bij een neerslaggebeurtenis die een in de 100 jaar voorkomt mag het maaiveld inunderen mits er geen schade aan wegen, gebouwen of gewassen optreedt.
- Langs een deel van het traject is een riooltransportleiding van het waterschap aanwezig. Langs deze leiding is aan weerszijden een zakelijk recht strook gevestigd van 3 meter. Verbreding van de weg zal wellicht gedeeltelijke verlegging van de leiding tot gevolg hebben. Dit dient nader onderzocht te worden op basis van een KLIC melding.
Wateradvies
In het kader van het opgestelde milieueffectrapport (MER) is in overleg met de waterbeheerder, waterschap De Dommel, een waterparagraaf opgesteld. Ten beboeve van het MER is deze waterparagraaf (revisie 02 d.d. 08 april 2009) Gehanteerd. Ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure is deze zelfde waterparagraaf voor een afrondend wateradvies aan het waterschap voorgelegd. Daarop heeft het Waterschap de Dommel nog een aantal op- en aanmerkingen gegeven. In het kader van de MER-procedure zullen deze opmerkingen meegenomen worden als zijnde inspraakreactie op het MER. Voor de bestemmingplanprocedure zijn de opmerkingen wel direct verwerkt in de hierboven weergegeven waterparagraaf. Het waterschap de Dommel stemt in met deze waterparagraaf, via de brief met kenmerk U-09-03320, d.d. 28 april 2009.
Hoofdstuk 7 Juridische Regelgeving
7.1 Planmethodiek
De wijze waarop het plan is opgesteld sluit aan bij de wettelijke voorgeschreven RO standaarden 2008. Hieronder vallen onder meer IMRO2008 en SVBP2008. Daarnaast is de standaard voor het stedelijk gebied toegepast.
7.1.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de 'Inleidende regels'. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel regelende de wijze van meten.
7.1.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de 'Bestemmingsregels'. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Bij sommige bestemmingen is daarnaast sprake van aanlegvergunningen.
Bestemmingsomschrijvingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
- 1. Verkeer "V"
- 2. Verkeer-Nationaal "V-N"
- 3. Verkeer-Railverkeer "V-R"
- 4. Verkeer-Verblijf "V-V"
Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:
- 5. Leiding-Brandstof
- 6. Leiding-Gas
- 7. Leiding-Hoogspanningsverbinding
- 8. Leiding-Riool
- 9. Waarde-Archeologie
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.).
Nadere eisen en ontheffingen
Per bestemming heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende procedures nadere eisen aan bouwplannen te stellen of ontheffing van de bouwregels te verlenen. De hiervoor geldende procedures worden in artikel 17.1 beschreven. Voor het verlenen van ontheffingen gelden steeds een aantal voorwaarden. Deze worden in het betreffende lid opgesomd.
Specifieke gebruiksregels
Ten slotte worden per bestemming de regels omtrent het gebruik van bouwwerken en gronden gegeven, aangevuld met een aantal ontheffingsmogelijkheden wisselend per bestemming.
Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is facultatief aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid voor bepaalde functies.
7.1.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 betreft de 'Algemene regels'. Dit hoofdstuk bevat regels die voor alle gronden van toepassing zijn, ten aanzien van de volgende aspecten:
Algemene juridische en stedenbouwkundige regels
Artikel 11 bevat algemene anti-dubbeltelregels ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Artikel 12 bevat een aantal algemene stedenbouwkundige regels die voor alle bestemmingsvlakken van toepassing zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing en de verhouding tussen bouwvlakken en aanduidingen, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de plankaart aangeduide bomen.
Algemene aanduidingsregels
Artikel 14 bevat een tweetal gebiedsaanduidingen, namelijk de geluidszone-industrie en de veiligheidszone-bevi. Deze gebiedsaanduiding bevat regels die van toepassing zijn voor een op de verbeelding aangegeven gebied en kan daarmmee ook meerdere bestemmingen overlappen.
Algemene ontheffingsbevoegdheid
Een algemene ontheffingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 15 met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan.
Algemene wijzigingsbevoegdheid
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders in artikel 16, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.
Algemene nadere eisen
Naast een aantal nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 18 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Ook hiervoor gelden de procedureregels van artikel 17.1.
Algemene aanlegvergunningen
Algemene regels in artikel 19 over het toelaten van werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning vereist is.
Algemene procedureregels
In artikel 17 worden de procedureregels bij het gebruik maken van ontheffingbevoegdheden en tot het stellen van nadere eisen gegeven.
7.1.4 Overgangsrecht en slotregel
Het laatste hoofdstuk bevat 'Overgangs- en slotregels'. Dit zijn algemene regels betrekking hebbend op het overgangsrecht. Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of die kunnen worden opgericht volgens een voor dit tijdstip aangevraagde bouwvergunning) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Financiële Paragraaf
Rekening houdend met de nog te maken verwervingskosten en de verrekenbare BTW bedraagt de totale investering in de verdubbeling van de Noordoosttangent per prijspeil uitvoering circa € 62,5 mln. Er wordt rekening gehouden met 50% subsidie waarvan inmiddels € 15 mln. is toegekend door de provincie binnen "Samen investeren". De aansluiting van de Noordoosttangent op de infrastructuur van het plan Enschotse Baan evenals de hiervoor noodzakelijke verdubbeling zal echter eerder in de tijd moeten worden gerealiseerd en zal door deze particuliere exploitant gerealiseerd moeten worden. Dit komt overeen met een investering van € 7,85 mln. rekening houdend met de subsidie en de bijdrage van de particuliere exploitant rest voor de gemeente een investering van € 23,4 mln.
Deze voorziening is opgenomen in de planning van de uitgaven van de Reserve Bovenwijkse Voorzieningen. Volgens de laatste inzichten zal circa € 20,6 mln. uit de Reserve Bovenwijkse Voorzieningen geput kunnen worden. Verder is te verwachten dat het resterende deel ter grootte van € 2,8 mln. binnen de nota bovenwijkse voorzieningen, die in het kader van de nieuwe WRO wordt opgesteld, zal kunnen worden gevonden. Op basis van deze dekkingsmiddelen is het plan economisch uitvoerbaar.
De Grondexploitatiewet is niet van toepassing, omdat geen sprake is van een bouwplan volgens de terminologie van die wet.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op 6 april 2009 is het plan voorbesproken met de provincie en de VROM-inspectie. Gezien de improtantie van het project, heeft de provincie verzocht de ontwerpbestemmingsplannen in het kader van vooroverleg digitaal beschikbaar te stellen.
Op 2 juni 2009 zijn de (concept)ontwerpbestemmingsplannen en het MER digitaal toegezonden aan de provincie, Rijkswaterstaat en de VROM-inspectie en diverse andere overleginstanties.
Op 9 juni 2009 is van Prorail, regio Zuid een reactie ontvangen dat zij geen opmerkingen hebben t.a.v. het bestemmingsplan.
9.2 Burgerparticipatie
Op 8 december 2008 is er voor omwonenden en belangstellenden een inloopavond georganiseerd. Op deze inloopavond is het voorlopig ontwerp van de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg gepresenteerd.
Tevens heeft de startnotitie MER voor een ieder ter visie gelegen en hebben mensen de gelegenheid gehad om mee te denken over de richtlijnen voor het op te stellen MER. De zienswijzen zijn meegenomen in het advies van de commissie m.e.r. De raad heeft het advies van de commissie m.e.r. aangenomen als richtlijn voor het milieu-effectrapport .
9.3 Zienswijzen
De ontwerp bestemmingsplannen Noordoosttangent 2009 I en II hebben van vrijdag 26 juni 2009 tot en met donderdag 6 augustus 2009 ter inzage gelegen. Gedurende bovengenoemde termijn zijn 9 zienswijzen ingediend. De standpunten zijn gebaseerd op de volledige tekst van de zienswijzen; er heeft een integrale beoordeling plaatsgevonden.
Waterschap de Dommel, postbus 10.001 5280 DA Boxtel
Het waterschap geeft aan in te stemmen met de ontwerpbestemmingsplannen Noordoosttagent 2009 I en II.
Wel geeft zij aan dat in het vervolgtraject een keurontheffing moet worden aangevraagd. In deze vergunning zal duidelijk moeten worden dat de bergende bermsloot zo wordt aangelegd dat het hemelwater daadwerkelijk de mogelijkheid krijgt om te infiltreren. Daarnaast komt 1457 m³ berging bovenop de berging in de reeds bestaande greppel. Deze greppel dient namelijk voor de opvang van hemelwater van de bestaande weg.
Standpunt
De door het waterschap gemaakte opmerking zal worden meegenomen in aanvraag voor de keurontheffing.
N.V. Rotterdam-Rijn pijpleiding Maatschappij, Postbus 490 3190 AK Hoogvliet
- a. Verzocht wordt om de tekst in paragraaf 5.2.5 van de toelichting als volgt aan te passen: " De olietransportleidingen van RRP kruisen het gebied ter hoogte van de Stokhasseltlaan, vervolgens de Burgemeester Bechtweg twee maal om via de Rugdijk het gebied te verlaten."
- b. Gelieve de olietransportleidingen van RRP correct weergeven op de plankaarten;
- c. In artikel 7.1 van beide bestemmingsplannen wordt slechts gesproken over één leiding. Aangezien RRP daarin niet vernoemd wordt verzoeken wij u de tekst aan te vullen met de twee leidingen (24" en 36") van RRP met een zakelijk rechtstrook van 10 meter aan weerszijden van de leiding. Voortst geldt er een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 25,4 meter voor de 24" leiding en 32,6 meter voor de 36" leiding.
Standpunt
- a. De tekst in de toelichting zal zoals voorgesteld worden aangepast;
- b. De leidingen zullen conform het juiste tracé worden weergegeven op de verbeeldingen (plankaarten);
- c. Artikel 7.1 (dubbelbestemming ´Leiding-Brandstof´) van de regels zal worden aangevuld met de leidingen van RRP. Hierin zal ook het zakelijk recht worden geregeld. De 10-6plaatsgebonden risicocontour zal worden geregeld in de gebiedsaanduiding ´Veilgheidszone - Bevi´.
Conclusie
Wij stellen voor om de zienswijze van N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen aan te passen.
N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19 9700 MA Groningen
Daar is gebleken dat de gemaakte opmerkingen uit het vooroverleg niet zijn doorgevoerd, dienen wij een gelijkluidende zienswijze in.
- a. In het plangebied ligt een 12" - 23 bar regionale aardgastransportleiding van de Gasunie. Voor deze leiding geldt een belemmerde strook van 4 meter aan weerszijden van de as van de leiding. Verzocht wordt om de belemmerde strook van 3,5 meter op zowel de plankaart als in artikel 8 ´Leiding-Gas´ te verbreden naar 4 meter aan weerszijden van de as van de leiding;
- b. Verzocht wordt om de informatie met betrekking tot de gastransportleiding op te nemen in paragraaf 5.3 ´Externe veiligheid´.
Standpunt
Daar de reactie in het kader van het vooroverleg niet tijdig was ontvangen, kon deze niet meer verwerkt worden in de ontwerp bestemmingsplannen.
- a. De belemmerde strook zal aan weerszijden van de as van de leiding worden verbreed naar 4 meter;
- b. De informatie met betrekking tot de gastransportleiding zal worden opgenomen in paragraaf 5.2.5. ´Buisleidingen´.
Conclusie
Wij stellen voor de zienswijze van N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen aan te passen.
Sabic Pipelines B.V., Postbus 1163 6160 BD Geleen
De zienswijze is nagenoeg gelijkluidend aan de reactie in het kader van het vooroverleg.
- a. Door het plangebied loopt een 8" leiding voor transport van vloeibare koolwaterstoffen (PRB-leiding). In het verleden heeft een verlegging van de leiding plaatsgevonden. Op het kaartmateriaal is deze verlegging niet meegenomen. Gelieve kaartmateriaal aanpassen met het juiste tracé;
- b. Bij de planvorming dient op de volgende manier rekening gehouden te worden met de PRB-leiding:
1. In de regels dient de PRB-leiding inclusief de naam van de eigenaar/beheerder alsmede de relevante kenmerken van de buisleiding (diameter: 8", ontwerpdruk: 80 bar en getransporteerde stof: naftaleen - K1 vloeistof) genoemd worden;
2. Voor de 8" PRB-leiding geldt naast een zakelijk rechtzone ook risicocontouren, deze dienen ook in de regels te worden meegenomen. De zakelijk rechtzone is een zone van 5 meter aan weerszijden van de leiding waarop geen bebouwing/begroeiing en (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. De 10-6 contour van de PRB-leiding ligt op 12 meter. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan. Binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico heeft het gemeentebestuur een verantwoordingsplicht waarbij het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde in acht wordt genomen;
3. Het gebruikt van de gronden voor evenementen dient in het aanlegvergunningenstelsel te worden opgenomen;
Standpunt
- a. Het juiste tracé zal op de verbeelding (plankaart) worden opgenomen;
- b. 1. In de toelichting bij de bestemmingsplannen zal alle informatie omtrent de PRB-leiding worden opgenomen. In de regels zal alleen de strikt noodzakelijke informatie genoemd worden;
2. De zakelijk rechtzone zal in de regels en op de verbeelding worden weergegeven via de dubbelbestemming ´Leiding-Brandstof´. De zakelijke strook van 5 meter aan weerszijden van de leiding zal in acht worden genomen, alsmede de daarbij behorende voorwaarden. De 10-6plaatsgebonden risicocontour zal worden weergegeven via de gebiedsaanduiding ´Veiligheidszone- Bevi´. De risicocontour van 12 meter aan weerszijden van de leiding zal in acht worden genomen alsmede de daarbij behorende voorwaarden. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico kan worden opgemerkt dat een wegtracé geen (beperkt) kwetsbaar object is, waardoor er geen verantwoordingsplicht geldt;
3. Het houden van evenementen wordt reeds niet mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen Verkeer en Verkeer-Verblijf, en ook niet binnen de dubbelbestemming Leiding-brandstof. Het is dan ook niet nodig om het houden van evenementen in een aanlegvergunningenstelsel op te nemen;
Conclusie
Wij stellen voor de zienswijze van Sabic Pipelines B.V. gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen aan te passen.
De heer ************, namens de **********, Dessinateurstraat 36, 5046 TC
Tilburg
- a. De woning aan de Kalverstraat 39 is niet meegenomen in het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 II;
- b. De woning Kalverstraat 39 is na de verdubbeling van de Noordoosttangent niet meer te bereiken;
- c. Perceelseigenaren mogen op verschillende visies, plannen en rapportages reageren. Deze visies, rapportages en plannen bevatten een grote hoeveelheid informatie, die als leek niet altijd te begrijpen is. Van belang zijnde inspraakreacties blijven op deze wijze achterwege, dit kan en mag niet de bedoeling zijn;
Standpunt
- d. Het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 II voorziet alleen in het planologisch mogelijk maken van de verdubbeling van de Noordoosttangent en de daarvoor benodigde natuurcompensatie. Aan de planologisch situatie, lees bestemming, van de woning Kalverstraat 39 wordt niets gewijzigd waardoor er geen noodzaak is om deze woning mee te nemen in het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 II;
- e. Langs de woning Kalverstraat 39 loopt momenteel een zandpad die de woning ontsluit. Als gevolg van de verbreding moet een deel van dit zandpad (bocht ter hoogte van Kalverstraat 37) aangepast worden. Hiermee is rekening gehouden in het definitief ontwerp van de weg. De aanpassing kan nog plaatsvinden op gronden die in eigendom zijn van de gemeente. De woning Kalverstraat 39 blijft bereikbaar;
- f. Het is in te denken dat het voor een burger niet altijd even makkelijk is om de diverse wettelijk voorgeschreven procedures (bestemmingsplan, MER, hogere grenswaarden) uit elkaar te houden en te begrijpen. Toch hebben wij getracht op de burger zo goed mogelijk te informeren. Zo is er in een voor stadium een informatieavond belegd en zijn er bewonersbrieven verspreid. Gezien de complexheid van de materie (MER) leek het ons niet geschikt om hierover een informatieavond te beleggen. Wel hebben wij burgers uitgenodigd een individueel gesprek aan te gaan, indien dit gewenst was. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Daarnaast staat het burgers vrij om een deskundige in te schakelen. Tot slot kan worden aangegeven dat het MER ook voor advies is toegezonden aan de onafhankelijke commissie voor de milieueffectrapportage. Deze commissie controleert of de initiatiefnemer zijn werk zorgvuldig heeft uitgevoerd.
Conclusie
Wij stellen voor de zienswijze van de heer **********, namens de Erven ******** ongegrond te verklaren.
De heer ***********, Kalverstraat 39, 5011 XK Tilburg
- a. De woning Kalverstraat 39 is na de verdubbeling van de Noordoosttangent niet meer te bereiken.
Standpunt
- a. Zoals aangegeven bij punt b. van de vorige inspreker blijft de woning Kalverstraat 39 ook na verdubbeling bereikbaar.
Conclusie
Wij stellen voor de zienswijze van de heer ************ ongegrond te verklaren.
De heer *******, Kalverstraat 37, 5011 XK Tilburg
- a. Inspreker verzoekt de raad het college te verplichten om de rechtstreeks betrokkenen beter te horen dan wel uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek.
- b. Heeft de gemeenteraad wel voldoende inzicht op de juistheid van de adviezen van het ambtenarenapparaat.
- c. Inspreker geeft aan een schadeverzoek in te dienen bij de gemeenteraad in verband met de waarde vermindering van de woningen Kalverstraat 37 en 39.
Standpunt
- a. Gezien de complexheid van de materie en de diverse belangen die omwonenden kunnen hebben bij dit project, vonden wij het houden van een informatieavond niet het juiste instrument om bewoners te informeren. Wel zijn omwonenden geïnformeerd via een bewonersbrief. Via deze bewonersbrief zijn mensen uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Bij dit project was het ondoenlijk om alle betrokkenen persoonlijk uit te nodigen, aangezien het moeilijk te bepalen is waar deze grens ligt en het een groot gebied betreft met veel bewoners (Bosscheweg, Enschotsebaan, Tilburg Noord). Na ontvangst van deze brieven van familie ********, is direct contact opgenomen om ze uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek.
- b. Het opstellen van het MER is via een zorgvuldige aanbestedingsprocedure gegund aan het advies- en deskundige bureau Oranjewoud. Dit bureau is gespecialiseerd in het opstellen van een MER en de daarbij behorende onderzoeken. Gedurende het proces worden de onderzoeken voortdurend gecontroleerd door deskundigen binnen het ambtelijk apparaat. Er is geen aanleiding om aan de deskundigheid van zowel het bureau Oranjewoud als het ambtelijk apparaat te twijfelen. Gedurende de procedure van het MER als de bestemmingsplannen vindt er (voor)overleg plaats met de onafhankelijke commissie voor de milieueffectrapportage en instanties als de VROM-inspectie, Provincie Noord-Brabant en het Waterschap. Ook zij geven kritische opmerkingen, indien daartoe aanleiding is. Ondanks de gewenste snelle voortgang en uitvoering van het project, achten wij dat er voldoende zorgvuldigheid is betracht en de gemeenteraad geen aanleiding heeft om te twijfelen over de juistheid van de adviezen van het ambtelijk apparaat.
- c. Op het moment dat het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 II onherroepelijk is, bestaat voor degene die door een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet voor rekening van inspreker behoort te blijven, de mogelijkheid om op grond van artikel 6.1 Wro een tegemoetkoming in de schade in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.
Conclusie
Wij stellen voor de zienswijze van de heer ********** ongegrond te verklaren.
Provincie Noord-Brabant, postbus 90151, 5200 MC ´s-Hertogenbosch
- a. Aandacht wordt gevraagd voor het planologisch veilig stellen van de verplichte natuurcompensatie. De bestemmingsplannen zijn nog onvoldoende in overeenstemming met de beleidsregel natuurcompensatie (2005);
Standpunt
- a. De verplichte natuurcompensatie is ook een punt van aandacht bij de gemeente. De gemeente wil de gronden in de driehoek Kalverstraat - Vijfhuizen inzetten voor natuurcompensatie. Deze gronden zijn reeds in eigendom van de gemeente. In het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 II zullen de compensatiegronden toegevoegd worden aan het plangebied en zullen de bestemming ´natuur´ krijgen, waardoor de compensatie ook planologisch gerealiseerd kan worden. Verder is er reeds een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten met de provincie omtrent de zekerstelling van de uitvoering van de natuurcompensatie.
Conclusie
Wij stellen voor de zienswijze van de provincie Noord-Brabant gegrond te verklaren.
Ing. J.P.M. van der Heijden, Rentmeesterspraktijk BV (postbus 77, 5268 ZH Helvoirt), namens cliënten de heer en mevrouw ****, wonende Enschotsebaan 23, 5056 SR Berkel-Enschot alsmede voor Hoogeind Laanbomen B.V. eveneens gevestigd Enschotsebaan 23, 5056 SR Berkel-Enschot
- a. De heer en mevrouw **** zijn naast bewoners, ook eigenaren en bestuurders van Hoogeind Laanbomen B.V. In de directe omgeving van de bedrijfslocatie zijn meerdere percelen in eigendom en gebruik in exploitatie ten behoeve van de boomkwekerij. Binnen een straal van circa 2 km is circa 40 hectare in gebruik. Een belangrijk deel van de gronden is direct gelegen ten oosten van de Noordoosttangent, ten zuiden van de Bosscheweg en ten zuiden van de N65. De verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg vraagt om extra ruimtebeslag dat ten koste gaat van schaarse landbouwgrond. Er zijn ook gronden van cliënten benodigd voor de aanleg van de verdubbeling. Hiervoor dienen vervangende gronden te worden gezocht. Een krappe grondmarkt leidt tot prijsopdrijving, hetgeen nadelig is voor cliënten vanwege een noodzakelijke bedrijfsverplaatsing vanwege realisering van het bestemmingsplan Enschotsebaan;
Standpunt
- a. Er zijn gronden van de heer en mevrouw **** benodigd om de realisatie van de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg mogelijk te maken. De gemeente heeft de heer en mevrouw **** reeds benaderd om na te gaan of deze gronden minnelijk door de gemeente kunnen worden aangekocht. Hierbij wordt ook bekeken of wij als gemeente ´compensatiegronden´ ter beschikking hebben. Indien de gronden niet minnelijk kunnen worden aangekocht, zal de gemeente een onteigeningsprocedure opstarten, waarbij de heer en mevrouw **** financieel gecompenseerd zullen worden;
Conclusie
Wij stellen voor om de zienswijze van ing. J.P.M. van der Heijden, namens zijn cliënten de heer en mevrouw **** alsmede namens Hoogeind Laanbomen B.V. ongegrond te verklaren.
Bijlage 1 Keurbeschermingsgebieden
Bijlage 2 Milieueffectrapportage
Bijlage 2 Milieueffectrapportage
Bijlage 3 Erratum Bij Milieueffectrapportage
Bijlage 3 Erratum bij milieueffectrapportage