Stokhasselt 2007, 1e herziening (Tartinistraat)
Bestemmingsplan - Tilburg
Onherroepelijk op 19-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
- a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
- b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform onderdeel 6.6van de regels van dit plan;
- c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
- e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
- f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
- g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.2 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.6 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 beeldbepalende boom
Als zodanig aangeduide boom met een hoofdwaarde volgens de gemeentelijke Boomwaardezoneringskaart.
1.9 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.10 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.11 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0855.BSP2010026- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.15 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.16 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.19 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.24 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.
1.25 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.
1.26 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.28 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.30 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.31 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.32 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
- a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
- b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
- c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.33 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.34 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.35 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.36 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.37 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.38 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.
1.39 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.40 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
- a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.41 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.42 plan
Het bestemmingsplan Stokhasselt 2007, 1e herziening (Tartinistraat) van de gemeente Tilburg.
1.43 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.
1.44 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.45 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.46 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.47 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.48 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.49 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.50 wonen
Hieronder wordt verstaan:
- a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
- b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
- c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.51 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede landschappelijke inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Ondergrondse bouwwerken
6.2 Hoofdtoegang woningen
6.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
6.4 Ruimte tussen bouwwerken
6.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen
6.6 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
- d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
- 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
8.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
8.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
- b. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.
8.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig 4.1 binnen de bestemming ´Wonen´ een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
8.5 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
- b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Stokhasselt 2007, 1e herziening (Tartinistraat)´.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van 9 grondgebonden woningen aan de Tartinistraat 41 t/m 47 te Tilburg. Het betreft de percelen sectie S, nrs. 557 t/m 563.
De locatie betreft een voormalige winkelstrip. De gemeente heeft hier in het verleden bewust gestreefd naar afbouw van de winkelfunctie. In dit kader is een deel van de winkels verplaatst. Op de locatie worden 9 grondgebonden woningen gebouwd in ten hoogste 3 bouwlagen. Voor de woningbouw is het noodzakelijk dat de rooilijn naar voren wordt geschoven om zo tuinen achter de woningen mogelijk te maken. Ten behoeve van de ontwikkeling dienen de nog bestaande panden te worden gesloopt. Hiertoe moet een aantal panden nog worden verworven. Dit betreft de Tartinistraat 41-43-45-47).
Bestaande panden Tartinistraat
Met de nieuw te bouwen woningen moet worden voldaan aan de plansystematiek voor wat betreft bouwhoogte en bouwdiepte. Het plan voegt zich goed in het karakter van de buurt, dat wordt gekenmerkt door overwegend rijtjeswoningen. Het bouwplan zal moeten voldoen aan de parkeernorm van het Tilburgs Verkeer en Vervoerplan alsmede de herplant van bomen. De algehele conclusie is dat de ontwikkeling goed aansluit op de plaatselijke situatie en in overeenstemming is met het ruimtelijk beleid van de gemeente Tilburg.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat de percelen aan de Tartinistraat 41 t/m 47 en het naastgelegen openbaar groen en wordt begrensd door de Tartinistraat aan de zuidzijde, de Mascagnistraat aan de westzijde en de Bellinistraat aan de oostzijde.
omgeving plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Stokhasselt 2007" dat op 28 januari 2008 door de Raad is vastgesteld en op 1 augustus 2008 onherroepelijk is geworden.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
De Tartinistraat is gelegen in de wijk Stokhasselt in Tilburg Noord. Stokhasselt is één van de drie deelwijken in Tilburg Noord. De andere twee deelwijken zijn Quirijnstok en Heikant. Tilburg Noord is het gebied ten noorden van het Wilhelminakanaal tussen de Middenbrabantweg aan de westzijde en de Cetaurusweg aan de oostzijde. Aan de noordzijde grenst Tilburg Noord aan het buitengebied. Het gebied tussen Tilburg Noord en de Burgmeester Bechtweg zal in de toekomst verstedelijkt worden.
Stokhasselt is het deel van Tilburg Noord tussen de Middenbrabantweg en de Stokhasseltlaan. De wijk telt ongeveer 7300 inwoners. De wijk is een typisch voorbeeld van de stadsontwikkeling in de jaren 60 van de vorige eeuw. De wijk is in een korte periode gebouwd en heeft als kenmerken een scheiding van functies, een eenvormig verkavelingspatroon, een wijdmazige opzet met veel groen en ruime verkeeswegen en een nagenoeg gelijke verdeling van eengezinswoningen en gestaplede meergezinswoningen. Karakteristiek zijn de herhalingen van woning- en verkavelingstypen. Deze zgn. stempelstedenbouw maakte het mogelijk om snel en efficiënt te bouwen. Aan de rand van de wijk werden hoge flats gebouwd als referentie naar de vroegere vestingwerken rond de steden.
De winkelvoorzieningen waren oorspronkelijk geconcentreerd rond het Verdiplein met als steunpunt een winkelcentrum aan de Tartinistraat. Het Verdiplein is enige jaren geleden ingrijpend vernieuwd en uitgebreid, terwijl de meeste winkelvestigingen uit de Tartinistraat inmiddels zijn verdwenen. Gestreefd wordt naar herontwikkeling van deze locatie, die een verpauperde indruk maakt.
De nieuwbouwlocatie aan de Tartinistrat betreft een voormalige winkelstrip. Een deel van de winkels is verplaatst. De leeggekomen winkels hebben een andere functie gekregen of zijn gesloopt. Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich momenteel een praktijk voor fysiotherapie en een kapper. Aan de oostzijde bevindt zich een winkel in levensmiddelen.
Ruimtelijke gezien vormt de locatie een verbreding in de lange, smallen en steenachtige Tartinistraat. Aan de straatzijde bevinden zich 22 haaks parkeerplaatsen en 9 bomen.
2.2 Functionele Structuur
Stokhasselt is overwegend een wwongebied, waarin verspreid over de buurt enkele voorzieningen aanwezig zijn, zoals basisscholen, peuterspeelzalen, wijkcentrum en kinderopvang. Aan de westzijde van de wijk zijn een drietal binnenwijkse bedrijventerreinen gesitueerd.
2.3 Ontwikkelingsvisie Stokhasselt
Het beleid voor de wijk Stokhasselt is vooral vastgelegd in de nota Ontwikkelingsvisie Stokhasselt (januari 2004). Hierin is Stokhasselt aangewezen als herstructureringsgebied. De ontwikkelingsvisie geeft invulling aan de herstructureringsopgave. De aanleiding voor de aanwijzing van Stokhasselt tot herstructureringsgebied en de ontwikkelingsvisie is meerledig: de samenlevingsproblemen in Stokhasselt, de noodzakelijk revitalisering van de binnenwijksebedrijventerreinen en de huisvesting van de basisscholen die niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd.
Door de uitvoering van de ontwikkelingsvisie zal ook de stedenbouwkundige opbouw van de wijk gaan veranderen. Een van de maatregelen in de ontwikkelingsvisie Stokhasselt is de vervanging van de verpauperde strip aan de Tartinistraat door nieuwbouw met woningen.
2.4 Technische Infrastructuur
De ondergrondse infrastructuur in en rondom het plangebied bestaat uit secundaire- en tertiaire nutsnetwerken en diverse telecomnetwerken. Zie onderstaande figuur.
secundaire netwerken:
- Enexis: laagspanning
- Enexis: lagedruk gas
- Essent: stadsverwarming
- Brabantwater: drink/bluswaternetwerk
Tertiaire netwerken:
- Enexis: laagpannings huisaansluitnetwerk
- Enexis: lagedruk gas huisaansluitnetwerk
- Enexis: openbareverlichtingkabel
- Essent: stadsvewarming huisaansluitnetwerk
- Brabantwater: huisaansluitnetwerk
Telecomnetwerken:
- Diverse ondergrondse datatransport netwerken
- Huisaansluitnetwerken
Ondergrondse infrastructuur
Beleidskader
- Telecommunicatiewet: juridisch beleid inzake telecomnetwerken.
Het verleggen van kabels voor telefoon, internet en televisie is in de Telecommunicatiewet geregeld. De grondeigenaar is verplicht telecommunicatiekabels te gedogen (toe te staan) in zijn grond. De telecom beheerder regelt de verlegging; de kosten zijn in principe voor haar rekening (artikel 5.7. lid 1). Eventuele geschillen worden door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) of de rechter beslecht.
- Circulaire '84: juridisch kader inzake hoogdruk aardgastransportleidingen.
In deze circulaire is gekozen voor een gedifferentieerde benadering voor zonering waarbij onderscheid is gemaakt tussen toetsingsafstand en bebouwingsafstand.
Het AMvB Buisleidingen is in voorbereiding. Het Ministerie van VROM heeft gemeenten gevraagd om zoveel mogelijk te anticiperen op het conceptbeleid.
- Privaatrechtelijke overeenkomsten met Enexis (voormalige PNEM) en Brabantwater (voormalige TWM): In verband met het ontbreken van uniforme regelgeving zijn er in het verleden door gemeente Tilburg, en destijds eigen gemeentes Berkel-Enschot en Udenhout met bovengenoemde bedrijven afzonderlijke regelingen afgesproken.
- Aanlegvergunning ondergrondse infrastructuur: verantwoordelijk hiervoor is cluster Leidingcoördinatie.
- Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION): deze wet heeft tot doel om graafincidenten te voorkomen en de informatie uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen te reguleren. Het Kadaster is het informatieloket en zorgt ervoor dat de informatie uitgewisseld kan worden.
Afwegingen
Binnen het plangebied bevinden zich twee drukverdeelkasten bestemd voor het huisaansluitnetwerk van Essent Warmte. De overige netwerken zijn secundaire netwerken en netwerken voor huisaansluitingen van Enexis, Essent, KPN, Ziggo, Brabantwater en KPN Telecom.
Bij eventuele ondergrondse ontwikkelingen in het plangebied dienen de financiële gevolgen te worden onderzocht en te worden getoetst op regelingen uit de privaatrechtelijke overeenkomsten en criteria uit de telecommunicatiewet.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk
3.2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.
3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtsreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf(‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.
3.2.3 AMvB Ruimte
Elke overheidslaag moet dus zijn of haar belangen vooraf benoemen en zorg dragen voor de realisatie en/of borging daarvan. Besloten is dat de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, geborgd worden door een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze AMvB Ruimte is in twee rondes tot stand gekomen. De eerste tranche bevat, zoals aangekondigd in de Realisatieparagraaf, een beleidsneutrale omzetting van bestaand beleid. Deze kaders zijn afkomstig uit de PKB’en Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. De tweede tranche van de AMvB heeft betrekking op nieuw beleid.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:
- 1. De kwaliteit van het landschap;
- 2. De ontwikkeling van het buitengebied;
- 3. De regionale verstedelijking.
3.3.2 Verordening Ruimte
Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau daardoor besloten is de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte. Evenals de AMvB Ruimte is de provinciale verordening in twee fases tot stand gekomen.
In de eerste fase zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
- 1. Regionaal perspectief voor wonen en werken;
- 2. Ruimte-voor-ruimteregeling;
- 3. GHS-natuur/EHS;
- 4. Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
- 5. Grond- en oppervlaktewatersysteem;
- 6. Land- en tuinbouw (integrale zonering, glastuinbouw, teeltondersteunende voorzieningen).
De tweede fase was gekoppeld aan het totstandkomingstraject van de provinciale Structuurvisie (zie hierboven) en heeft betrekking op:
- 1. GHS-landbouw/AHS-landschap/AHS-landbouw;
- 2. Grondwaterbeschermingsgebieden;
- 3. Milieuaspecten;
- 4. Biomassavergistingsinstallaties en mestbewerking en –verwerking;
- 5. Windenergie;
- 6. Cultuurhistorische waarden;
- 7. Aardkundige waarden;
- 8. Overlegzones infrastructuur;
- 9. Kantoren, voorzieningen en detailhandel;
- 10. Overige agrarische functies, niet-agrarische functies (buitengebied);
- 11. Nieuwe economische dragers;
- 12. Toeristisch-recreatieve voorzieningen.
3.4 Gemeente
3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
- a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
- b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
- c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
- d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken.
Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Historische geografie
Het plangebied ligt in het noorden van Tilburg tussen de Middenbrabantweg en de Stokhasseltlaan aan de noordzijde van de Tartinistraat in de wijk Stokhasselt.
Historisch grondgebruik: aanvankelijk heide, mogelijk in gebruik genomen als akker in de golf van heidontginningen tussen ca. 1380-1450, vanaf tenminste de eerste helft van de zestiende eeuw is het gebied in gebruik als de meest oostelijk gelegen akker van de Kraaivensche Akkers en de Stokhasselt bij de Heikbloem. Het plangebied ligt op de kaart van Zynen (ca. 1760) ten zuiden van het noordelijke heidegebied tussen de Postelstraat, de Stokhasseltsestraat en de Sloprijt.
Historische lijnen en vlakken: het plangebied werd vroeger doorsneden door een onbenoemd akkerpad en ligt ten zuiden van de belangrijke voormalige kruising van de Postelstraat met de vroegere Stokhasseltsestraat bij het toponiem Heibloem. Ten noorden van het plangebied liep de Sloprijt die de afwatering verzorgde van de Kraiivensche Akkers.
Aanblik en inrichting van het plangebied zijn tot het midden van de jaren zestig van de twintigste eeuw voornamelijk agrarisch met spaarzame bebouwing langs de oude routes. In de periode vanaf 1965 wordt de nieuwe wijk aangelegd als een functionalistische tuinstad met stempelbouw en hoogbouw.
4.3.2 Archeologie
Het plangebied is niet gekarteerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Het plangebied ligt op de Archeologische Waarschuwingskaart (ArWATi) in een gebied met hoge verwachting.
Het plangebied ligt niet of grenst niet aan een AMK-Terrein (archeologische monumentenkaart van de RCE).
In het plangebied en de nabije omgeving zijn geen archeologische waarden of waarnemingen bekend. In de ruimere omgeving zijn wel archeologische waarnemingen bekend.
Ongeacht het ontbreken van bekende archeologische waarnemeingen en waarden in het plangebied en zijn nabije omgeving wordt het gebied op de ArWaTi aangemerkt als hoge verwachting. Deze verwachting houdt verband met de veronderstelde bodemkundige en geomorfologische gesteldheid van het gebied en bekende archeologische waarnemingen. In vergelijkbare gebieden in de omgeving zijn diverse archeologische waarnemingen bekend uit de steentijden en ijzertijd. In de tegenwoordig bebouwde delen van het plangebied wordt de trefkans met betrekking tot archeologische waarden echter laag geacht. Voor onbebouwde/onverharde delen wordt, onder meer gelet op de ontginning vanaf de late middeleeuwen en de mogelijke aanwezigheid van een onverstoord esdek, de trefkans hoger geacht.
Door de invulling van het gebied bij de grootschalige urbanisatie in de jaren na 1965 zijn nagenoeg alle historische landschapskenmerken en patronen verdwenen. Zo is tegenwoordig nauwelijks meer sprake van enig reliëfverschil. De kans op een onverstoorde bodem is, gelet op de forse bodemingrepen gepaard met de uitvoering van de stempelbouw en grootschalige infrastructuurwerken dan ook eerder gering.
In het in 2006 door Fontys Hogescholen BILAN uitgevoerde archeologische bureauonderzoek (Rapport 2006/144) "Van Bommels Konte tot Den Hoek, Tilburg Stokhasselt" wordt aan het plangebied en de directe omgeving geen tot een lage archeologische verwachting toegekend.
4.3.3 Cultuurhistorie en monumentenzorg
In of in de directe nabijheid van het plangebied staan geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening beschermde monumenten. Ook liggen er geen beschermde stads- of dorpsgezichten.
Ruim ten oosten van het plangebied is het in 1982 door de gemeenteraad als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied "Oude Heikant" gelegen.
In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen objecten uitde periode tussen 1850 en 1940 gelegen (Monumenten Inventarisatie Project).
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient het rapport Architectuur en stedenbouw 1940-1965, gemeente Tilburg, rapport STOA, november 2005 als basis. De volgende gebouwen en complexen hebben een zekere cultuurhistorische waarde:
- Corellistraat 231: R.K. Montfortkerk in 1970 gebouwd naar ontwerp van architect Th. van den Acker uit Deurne, in opdracht van het rooms katholieke kerkbestuur van de Montfortparochie.
- Donizettistraat 76 en Tartinistraat 76: twee identieke openbare lagere scholen uit respectievelijk 1967 en 1971, naar ontwerp van het Tilburgse architectenbureau Verberk & Pontzen, in opdracht van de gemeente Tilburg.
- Mascagnistraat 150 en Perosistraat 150: twee identieke kleuterscholen uit 1970 naar ontwerp van de Tilburgse architect ir. Th.G. Fijen, in opdracht van de Stichting R.K. scholen.
In Stokhasselt zijn de volgende kenmerken van bovengemiddelde waarde uit de periode 1940-1965/1970 bewaard gebleven: het hiërarchische en samenhangende stratenpatroon, bestaande uit een ruim opgezette hoofdstructuur (radialen Stokhasseltselaan en Quirijnstoklaan, rondwegen Heikantlaan en Vlashoflaan) en een fijnmazige substructuur, (assenkruis en daarop aansluitende lusvormige buurtontsluitingswegen).
4.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat er geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Archeogisch gezien is er op deze locatie geen vervolgonderzoek noodzakelijk vanwege de relatief geringe omgvang van nieuwe bodemverstoring en de ten gevolge van de urbanisatie in de jaren van 1965 uitgevoerde bodemegalisatie.
4.4 Volkshuisvesting
Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie de in de subregio Tilburg gemaakte kwantiatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Met de ontwikkeling van de locatie aan de Tartinistraat wordt hieraan mede invulling gegeven.
4.4.1 Woonvisie
Het gemeentelijk woonbeleid (zowel kwalitatief als kwantitatief) volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een 'stad in balans' , een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden. Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de gemeente in de WoonVisie ingedeeld in vijf woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave.
Woonvisie Noord
De kwaliteit van de woning en de woonomgeving wordt in de WoonVisie onder andere benaderd door het benoemen van woonmilieus. In de huidige situatie wordt Tilburg Noord gerekend tot het stedelijk buiten-centrum milieu. In de WoonVisie wordt geconstateerd dat er in Tilburg een overschot dreigt aan woningen in een dergelijk woonmilieu. Bovendien kent Tilburg-Noord een te eenzijdige woningvoorraad. Om een betere doorstroming binnen dit stadsdeel mogelijk te maken is het van belang om hier meer woningen voor ouderen en hogere inkomensgroepen toe te voegen aan de voorraad. Tevens wordt het wenselijk geacht het aandeel koopwoningen te verhogen.
Om meer differentiatie te realiseren en de woonomgeving aantrekkelijker te maken, geeft de WoonVisie aan dat het bestaande woonmilieu in Tilburg Noord zal worden getransformeerd tot een groen-stedelijk woonmilieu. De relatief grote afstand tot het stadscentrum, de ruime en groene stedenbouwkundige opzet en de ligging nabij het buitengebied bieden hiervoor voldoende handvatten. Een middel om deze transformatie te bereiken, is sloop en vervangende nieuwbouw. Verder kan dit worden gerealiseerd door versterking van de bestaande groenstructuur en verdunning van de woningvoorraad. Binnen dit woonmilieu zullen de centrumlocaties Wagnerplein en in mindere mate het Verdiplein herontwikkeld, verdicht en versterkt moeten worden. Qua woningbouw wordt hier met name gedacht aan appartementen voor senioren.
In het kader van de wijkimpuls is samen met bewoners en werkers uit de wijk tot een integrale wijkaanpak gekomen, opgetekend in het document "Stokhasselt Sterk, de kracht ban bewoners". In dit document wordt de keuze gemaakt om beperkte fysieke ingrepen te doen die ondersteunend zijn aan de sociale stijging die wijkbewoners doormaken. De uitdaging is om de bewoners waar het beter mee gaat voor de wijk te behouden. Er wordt fors geïnvesteerd in voorzieningen, waaronder een MFA. Aan gezinnen die sociaal stijgen wordt de mogelijkheid gegeven om binnen de wijk wooncarrière te maken. Verspreid over 10 jaar tijd willen de deelnemende partijen van de wijkimpuls 150 koopwoningen bouwen, voornamelijk in de prijsklasse goedkoop en middelduur laag.
4.4.2 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek
De gemeente Tilburg voert iedere vier jaar een woningbehoefteonderzoek uit. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd in 2008, waaruit blijkt dat de Tilburgse woningmarkt in kwalitatief opzicht nog niet in evenwicht is. Als de vraag naar woningen wordt afgezet tegen het aanbod, dan blijken de tekorten zich vooral voor te doen in de koopsector. Het gaat dan om een tekort aan (dure) vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap-woningen, (goedkope) rijtjeshuizen en (middeldure) flats/appartementen met lift. In de huursector is behoefte aan meer flats/appartementen met lift en bestaat vooral een tekort aan goedkope rijtjeswoningen.
Woningbehoefte voor Tilburg Noord
Uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (Gemeente Tilburg, 2008) blijkt dat de gemiddelde leeftijd en huishoudensgrootte van Tilburg Noord niet veel afwijkt van het Tilburgse gemiddelde. Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is beduidend lager dan gemiddeld in Tilburg. In Noord staan veel huurwoningen, flats met lift, relatief veel bereikbare huurwoningen en middeldure koopwoningen. In de wijk is 24% van de woningen geschikt voor ouderen tegen een gemiddelde van 19% voor heel Tilburg.
Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek dat de tevredenheid met de woning en de woonomgeving in Tilburg Noord lager is dan het Tilburgse gemiddelde.
4.4.3 Toetsing bouwplan
Het voorliggende plan voorziet in de sloop van een aantal verloederde winkels en realisatie van negen grondgebonden woningen op het vrijgekomen terrein. Een deel van de winkels is reeds gesloopt. Het voorliggende plan draagt niet bij aan verdunning van de woningvoorraad, maar van verdichting is ook niet echt sprake aangezien er een "rode" functie wordt vervangen door een nieuwe "rode" functie, waarbij het volume niet substantieel toeneemt. Realisatie van grondgebonden koopwoningen is echter wel in lijn met het kwalitatief woningbehoefte onderzoek en het bovengenoemde herstructureringsbeleid. Voorwaarde is wel dat woningen in de prijsklasse goedkoop/middelduur worden gerealiseerd en de daarbij behorende product-kwaliteit bezitten. Tevens zullen de woningen aan bovenstaande standaard kwaliteitsuitgangspunten moeten voldoen.
Het plan zal verder aan de volgende kwaliteitsuitgangspunten moeten voldoen:
- 100% aanpasbaar bouwen, niveau "bezoekbaarheid"
- 100% Politiekeurmerk Veilig Wonen
4.5 Groen En Speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
Aan de straatzijde bevinden zich 9 bomen. Door het naar voren schuiven van de rooilijn kunnen deze bomen niet behouden blijven, omdat deze op te korte afstand van de nieuwbouw komen te staan. Rekening moet worden gehouden met herplantplicht. Dit is zeker van belang gelet op het steenachtige karakter van de Tartinistraat en het nagestreefde groenstelijk milieu in Stokhasselt.
4.6 Verkeer En Parkeren
4.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
- De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
- Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Autoverkeer
- Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
- Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.
Parkeren
- Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen.
- Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.
4.6.2 Parkeren binnen het plangebied
Het bestemmingsplan wordt opgesteld teneinde een nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken. Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan de notitie parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen. Voor grondgebonden woningen met een oppervlakte van minder dan 110 m2 b.v.o (bruto vloer oppervlakte) bedraagt deze parkeernorm in het onderhavige gebied 1,6 parkeerplaats per woning.
Voor de realisatie van de nieuwbouwwoningen zijn 9 x 1,6 = 14,4 parkeerplaatsen benodigd.
Aangezien voor deze bouw een aantal panden moet verdwijnen, wordt de bestaande parkeerbehoefte in mindering gebracht op dit aantal. Momenteel zijn een cafetaria en café aanwezig in dit blok. De parkeernorm voor deze voorzieningen bedraagt 6 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. De totale oppervlakte van deze panden bedraagt 190 m2. Dit betekent een afname in de parkeerbehoeft van (1,9 x 6) = 11,4 parkeerplaatsen.
Er zal een herplant van een viertal bomen plaatsvinden in de bestaande parkeerstrook, waar nu 22 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Hierdoor verdwijnen 4 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen moeten worden gecompenseerd.
Totaal dienen dus 14,4 - 11,4 + 4 = 7 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De parkeerdruk in de Tartinistraat is zodanig hoog dat de extra parkeerplaatsen niet binnen de bestaande parkeergelegenheid kunnen worden opgevangen. Er is een inrichtingsplan opgesteld waarin rekening wordt gebouden met de aanleg van extra parkeergelegenheid (7 parkeerplaatsen). Hiertoe wordt de bestaande parkeerstrook uitgebreid met 3 extra haakse parkeervakken en worden elders in de straat extra langsparkeervakken aangelegd met totaal 4 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernormen van TVVP.
Inrichtingsplan
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben binnen het plangebied is gebruik gemaakt van de desbetreffende milieuvergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Laatstgenoemd document betreft een richtlijn en geen wettelijk kader. Er is voor de genoemde richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen (zie de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten) en gelden vanaf het bedrijf (of de opslagvoorziening of installatie) tot woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De afstanden gelden tussen de perceelgrens van de inrichting en de gevel(s) van de woning(en) van derden.
Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht tot welke milieucategorie het bedrijf behoort en is gebruikt om de bestaande binnen het plangebied gelegen bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren. De inventarisatie is, wat betreft legaal aanwezige, vergunning- of meldingsplichtige bedrijven binnen het plangebied. Uit deze inventarisatie blijkt dat er een vijftal bedrijven aanwezig zijn met richtafstanden over het plangebied. Deze bedrijven zijn allen gesitueerd in het plangebied en de invloed hiervan zal verdwijnen indien het plan gerealiseerd zal worden. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig welke invloed zouden kunnen hebben op het te realiseren bouwplan. Om deze reden is dan ook niet getoetst aan de milieuhinder ten gevolge van deze bedrijven en is hier geen overschrijding.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:
- 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
- 2. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), dec 2009;
- 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011;
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
5.3.2 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.
De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.
Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
5.3.3 Groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
- 1. de kans op een ongeval;
- 2. het effect van het ongeval;
- 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
- 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht.
5.3.4 Inrichtingen
In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour, die van invloed is op het plangebied. Het bestemmingsplan maakt voorts geen ontwikkelingen mogelijk, die een vergroting van het groepsrisico met zich brengen.
5.3.5 Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
In casu ligt de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 op 0 meter van de leidingen. Er worden daarnaast in het plan binnen het invloedsgebied van de leidingen geen ontwikkelingen met nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.
5.3.6 Overig transport van gevaarlijke stoffen
Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat er op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. De vereiste basisveiligheid is hiermee geboden.
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor
Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/´s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal
Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (dec 2009) blijkt dat voor Wilhelminakanaal geen (veiligheids)afstanden gelden.
Er worden in het plan binnen het invloedsgebied van de transportroutes geen ontwikkelingen met nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.4.1 Wegverkeerslawaai
Binnen het plangebied zijn geluidsgevoelige bestemmingen gelegen. Het gaat om 10 woningen. Er zijn echter geen wegen die een zone (=aandachtsgebied) hebben zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
5.4.2 Railverkeerslawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
5.4.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
5.4.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 10 woningen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
5.6 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
In het westelijk deel van de locatie wordt een voormalige erfverharding verwacht. Deze verhardingslaag kan tot bodemverontreiniging hebben geleid en wordt daarom als verdacht beschouwd. In 2004 is een verkennend bodemonderzoek ter hoogte van Tartinistraat 49 t/m 53 uitgevoerd. Hierbij zijn maximaal lichte verontreinigingen aangetroffen. Voor zover bekend zijn er geen andere bodemonderzoeken ter plaatse van de locatie uitgevoerd. Bij een eventuele aanvraag voor bouwvergunning dient men een actueel bodemonderzoek in te dienen. Dit onderzoek mag maximaal 5 jaar oud zijn.
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
5.7 Natuur En Ecologie
5.7.1 Gebiedsbescherming
Het plangebied aan de Tartinistraat ligt niet in een Habitatrichtlijngebied of in de nabijheid of de invloedssfeer ervan. Bovendien gaat het om bestaand stedelijk gebied van Tilburg, waardoor geen sprake is van significant negatieve effecten op het Habitatrichtlijngebied. Bescherming in het kader van de Habitatrichtlijn is dan ook niet aan de orde.
Daarnaast ligt het plangebied niet in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur of Groene Hoofdstructuur. Vanuit het bestaande rijks- of provinciale natuurbeleid rust dan ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.
Tot slot ligt het gebied niet in de Groene Mal. Vanuit het gemeentelijk natuurbeleid rust daarom ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.
5.7.2 Soortenbescherming
In het kader van de Flora- en faunawet is door Ecologisch Adviesbureau Cools een Quick scan beschermde natuurwaarden gebied Tartinistraat uitgevoerd. Op 1 maart 2011 is het plangebied onderzocht op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten.
Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de aanvraag van een ontheffing van de verbodsartikelen 8 tot en met 12 in het kader van de Flora en faunawet voor de geplande activiteiten niet noodzakelijk is:
- voor soorten die opgenomen zijn in tabel 1 en binnen het plangebied (kunnen) voorkomen, zoals het konijn, de mol en huisspitsmuis;
- voor de gewone dwergvleermuis, omdat het plangebied door deze diersoort alleen wordt gebruikt als foergeergebied en mede omdat er in de omgeving van het plangebied voldoende alternatieve en betere foerageergebieden aanwezig zijn, waardoor de functionaliteit van de verblijfplaatsen gelegen buiten het plangebied niet wordt aangetast.
Op basis van de huidige inrichting en een deskundigenoordeel kan worden gesteld dat een gedetailleerder (jaarrond)onderzoek naar vleermuizen, broedvogels of andere beschermde soorten niet noodzakelijk is.
Voor meer informatie over het onderzoek wordt verwezen naar het rapport 'beschermde natuurwaarden gebied Tartinistraat' (Ecologisch Adviesbureau Cools, maart 2011) in de bijlage.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
6.1 Bestaand Watersysteem
Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Voorste Stroom en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.
De bruto oppervlakte is ongeveer 875 m². In de bestaande situatie is dit een groenstrook, trottoir en parkeerplaatsen, ca. 50% groen en 50% verhard. De ontwikkeling betreft de bouw van 9 woningen. Het terrein in het aangrenzende openbaar gebied ligt ongeveer op 12,75 m + NAP. De maatgevende grondwaterstand ligt op ongeveer 11,25 m + NAP. Met maatgevende grondwaterstanden 1,50 meter onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.
In de bestaande situatie ligt een gemengd rioolstelsel in de omgeving van het plangebied. Het vuil- en regenwater worden niet inpandig gescheiden verzameld, en vanaf de perceelgrens aangesloten op de hoofdriolering. Het vuilwater wordt verpompt richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg, welke in beheer is van waterschap De Dommel.
Er is geen relevante waterpartij in de omgeving van het plangebied, behalve het Wilhelminakanaal op ruim 1200 m hemelsbreed afstand.
6.2 Duurzaam Stedelijk Water
Beleidskader
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzaam waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het Stroomgebiedsbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.
De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:
- Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
- Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.
Afwegingen
Het plangebied valt conform de SWR binnen de af te koppelen gebieden. In de nabije toekomst wordt hier een regenwatersysteem aangelegd waarop de afvoer van regenwater richting de Blauwe Aders kan afstromen. Voor het plangebied is het aldus van belang hemelwater en vuilwater inpandig te scheiden, zodat na aanleg van de Blauwe Aders het hemelwater hierop kan worden aangesloten.
De ontwikkeling betreft de bouw van 9 woningen, met een bebouwde oppervlakte van 475 m² en 400 m² tuin. De bebouwde oppervlakte is aldus ca. 55%, toename verhard oppervlak van 45 m2. De grootte van het plangebied is overigens gering, waardoor het effect op de waterhuishouding niet significant is.
De beste uitwerking voor het plan is dan ook het regen- en vuilwater gescheiden in te zamelen en aanbieden bij de perceelgrens bij de bouw van de huizen en (voorlopig) aansluiten op de bestaande riolering.
Bij het plan gelden de volgende algemene uitgangspunten:
- Bij de inrichting van het plan dient men rekening te houden met de bestaande terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen;
- De water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel;
- Het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;
- Het vuil- en hemelwater worden inpandig gescheiden ingezameld en per perceel aan de perceelgrens aangeboden voor aansluiting op de gemeentelijke riolering;
- Het regenwater van inritten en tuinen in particulier terrein kan op het regenwaterafvoer aansluiten;
- De vuil- en regenwateraansluitingen worden op de bestaande gemengde riolering in de Tartiniweg.
6.3 Watertoets
Aangezien er geen sprake is van waterbelangen in het plangebied, heeft waterschap De Dommel en gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
7.2.1 Bouwvlak en erf
De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.
Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het bouwvlak mag volledig worden volgebouwd.
In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.
7.2.2 Voorgevelrooilijn
De Bouwverordening kent grote waarde toe aan de voorgevelrooilijn als stedenbouwkundig element: de lijn waarin gebouwd moet worden. De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´.
7.2.3 Achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is ´de achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst´.
7.2.4 Bouwdiepte
Conform de regeling in de Bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. De bouwdiepte is maximaal 10 m.
7.2.5 Bouwhoogte
Op grond van historisch/morfologische interpretatie worden de volgende gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:
- 1. Hoofdstructuur oude gebieden, onderverdeeld in:
- a. Linten van de 1e orde;
- b. Linten van de 2e orde.
- 2. Hoofdstructuur nieuwe gebieden;
- 3. Overige gebieden.
Langs de 'Hoofdstructuur oude gebieden' wordt, indien sprake is van een lint van de 1e orde, een maximale hoogte toelaatbaar geacht van 15 m. Indien sprake is van een lint van de 2e orde, is de maximaal toelaatbare hoogte 11 m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15 m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10 m is toegestaan.
De locatie is gelegen in een woongebied en kent daarmee een maximale bouwhoogte van 10 meter.
7.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:
- 1. oppervlakte:
- a. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
- b. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
- c. 80 m2 bij erf tussen de 500 m2 en 1000 m2;
- d. 100 m2 bij erf vanaf 1000 m2.
- 2. bouwhoogte: maximaal 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m.
Met omgevingsvergunning inzake binnenplans afwijken van de bouwregels is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
Bestemmingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
- wonen
- verkeer en verblijf
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.
Gebruiksregels
Bij de bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden.
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 6 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.
Algemene gebruiksregels
In artikel 7 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 8.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangsrecht en slotregel´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Voor alle ontwikkelingslocaties binnen de herstructurering is een grondexploitatie opgezet. De gronden binnen het exploitatiegebied zijn grotendeels in handen van de gemeente of WonenBreburg. Ten behoeve van de ontwikkeling van het totale plan ligt er inmiddels een samenwerkingsovereenkomst tussen Wonenbreburg en de gemeente. In deze overeenkomst is opgenomen dat ieder 50% van het grondexploitatietekort zal dragen.
De grondexploitatie betreft het totaal aan kosten en opbrengsten die gemoeid zijn met het produceren en verkopen van bouwrijpe grond binnen het exploitatiegebied. De grondexploitatie is een zogenaamde dynamische berekening die uitgedrukt wordt in een Netto Contante Waarde.. Dit betekent dat zowel kosten als opbrengsten in tijd worden uitgezet en dat de invloed van deze fasering wordt vertaald in kostenstijgingen, opbrengstenstijgingen en rentegevolgen. Het resultaat van de grondexploitatie wordt aangegeven op NCW, waarin zowel de positieve als negatieve gevolgen van de fasering zijn verdisconteerd. Van het uiteindelijke resultaat komt dus 50% voor rekening van de gemeente.
Voor het gemeentelijk aandeel van de eerste fase van deze herstructurering wordt vanuit de Reserve Herstructurering een bijdrage van € 5,14 mln. in het vooruitzicht gesteld. Op basis van globale kengetallen, de hoge inbrengwaarde van de onderwijsgebouwen, de omvang van het plan en het programma mag verwacht worden dat het tekort op de grondexploitatie geheel gedekt wordt door de genoemde bijdrage. Om deze reden is er sprake van een haalbaar plan. Wel zal erop gestuurd moeten worden om het totale plan binnen het beschikbare budget het plan te realiseren.
Schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt (planschade) komt voor rekening van de grondexploitaitie. In het onderhavige geval is geen planschadeovereenkomst afgesloten.
Voor de bestemmingsplanherziening zijn leges verschuldigd. Deze bedragen in dit geval € 8.950,10. De verschuldigde leges zijn inmiddels door de initiatiefnemer voldaan. Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, is het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk en is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan "Stokhasselt 2007 1e herz." op 16 december 2010 gepubliceerd in de Tilburgse Koerier.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Met het plan zijn geen provinciale of rijksbelangen gemoeid. In het vooroverleg met de Provincie Noord-Brabant en VROM is aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan niet voor vooroverleg hoeft te worden toegestuurd.
De waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap op 15 december 2010. Het waterschap heeft voorlopig ingestemd met de waterparagraaf.
9.3 Burgerparticipatie
Op 30 juni 2010 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in wijkcentrum 'de Ypelaer. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op het bouwplan en de bestemmingsplanprocedure. De aanwezige bewoners zijn in de gelegenheid gesteld tot het stellen van vragen en maken van opmerkingen. Op deze aanvond zijn voornamelijk opmerkingen gemaakt over het parkeren en de afstand tot de naastgelegen woningen. Onafhankelijk van het bouwplan zijn opmerkingen gemaakt over de woonomgeving, met name de Tartinistraat.
Voor wat betreft de opmerkingen over het parkeren wordt verwezen naar paragraaf 4.6.2 van deze toelichting (parkeren binnen het plangebied), waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de parkeernormen van TVVP.
Voor wat betreft de afstand tot de naastgelegen woningen wordt opgemerkt dat deze afstand niet ongebruikelijk is in de wijk Stokhasselt. Door de initiatiefnemer wordt gestreefd naar een bouwplan, dat aan de noordzijde gesloten is, dit om de privacy van de woningen ten noorden van het bouwplan te waarborgen. Uit een bezonningsstudie blijkt dat het bouwplan geen negatieve gevolgen heeft voor de woningbouw ten noorden van de nieuwbouw.
Een verslag van de bewonersbijeenkomst is opgenomen in de bijlage.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van vrijdag 17 juni 2011 tot en met donderdag 28 juli 2011 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Boomwaardekaart
Bijlage 1 Quick Scan Flora- En Faunawet
Bijlage 1 Quick scan Flora- en faunawet