KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Wonen - Gestapeld
Artikel 8 Woongebied
Artikel 9 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
2.3 Technische Infrastructuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk En Provincie
3.3 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Ruimtelijke Onderbouwing Hoogbouw
4.4 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.5 Volkshuisvesting
4.6 Groen En Speelruimte
4.7 Bedrijvigheid
4.8 Detailhandel
4.9 Verkeer En Parkeren
4.10 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieuhinder Bedrijven
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Geluid
5.5 Lucht
5.6 Geur
5.7 Bodem
5.8 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Bestaand Watersysteem
6.2 Duurzaam Waterbeheer
6.3 Watertoets
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Lijst Opslagen En Installaties
Bijlage 3 Overzicht Bedrijven Met Afwijkende Milieucategorie
Bijlage 4 Boomwaardekaart
Bijlage 5 Luchtvaartverkeerszone
Bijlage 6 Beschikking Wet Geluidhinder
Bijlage 1 Bomen Effect Analyse Vormenfabriek
Bijlage 2 Collegebesluit Uitgangspunten Vormenfabriek
Bijlage 3 Rapport Verkennend Bodemonderzoek Elzenstraat Okt. 2012
Bijlage 4 Rapport Actualisatie Bodemonderzoek Vormenfabriek Okt. 2012
Bijlage 5 Verslag Inloopavond 26 November 2012
Bijlage 6 Verantwoording Externe Veiligheid Ontwikkeling Vormenfabriek
Bijlage 7 Akoestisch Rapport Ontwikkeling Vormenfabriek
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Ontwikkeling Vormenfabriek
Bijlage 9 Advies Brandweer Externe Veiligheid
Bijlage 10 Raadsvoorstel En-besluit Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 11 Notitie Behandeling Zienswijzen
Bijlage 12 Instemming Waterschap

Spoorzone West 2012

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 20-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Spoorzone West 2012 met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform onderdeel 11.6 van de regels van dit plan;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.10 autoreparatiebedrijf

Inrichting waar personenauto's worden gerepareerd en waar in beperkte mate ook auto's kunnen worden verkocht als ondergeschikte nevenactiviteit. Het betreft een autoreparatiebedrijf niet zijnde een officiële automerkendealer.

1.11 autostalling

Eén of meerdere, al dan niet aaneengebouwde, bouwwerken in maximaal één bouwlaag; qua afmetingen, bereikbaarheid / ontsluiting en gebruiksmogelijkheden e.d. uitsluitend geschikt en bedoeld voor de stalling van een (motor)voertuig.

1.12 autowasplaats

Een samenstel van activiteiten -zowel gebouwd als ongebouwd- ten behoeve van het wassen e.d. van personenauto's, vrachtwagens, caravans e.d. al dan niet met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een oppervlakte van maximaal 80 m² bruto vloeroppervlak), zonder dat er sprake is van een brandstoffenverkooppunt met tappunten, reparatiewerkplaats e.d.

1.13 bar

  1. a. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur.
  2. b. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking vanalcoholhoudende dranken.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.16 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.17 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.19 bedrijfsverzamelgebouw

Een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf en wordt voorzien in gezamenlijke faciliteiten.

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.21 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij tranportbedrijven.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.22 beeldbepalende boom

Ingevolge de gemeentelijke Boomwaardezoneringskaart als zodanig aangeduide boom.

1.23 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.

1.24 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.25 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.26 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.29 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.30 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.31 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.33 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.38 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.39 bufferbewaarplaats

Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.

1.40 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.41 café, eetcafé

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.

1.42 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.43 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.44 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.45 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.46 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.47 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.48 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB, alsmede
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.49 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.50 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.51 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.52 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.53 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.54 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.56 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.57 geluidsscherm

Geluidwerende voorziening van hard materiaal (beton, glas e.d.).

1.58 geluidswal

Geluidwerende voorziening van aarde.

1.59 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.60 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.61 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.62 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond dan wel op een parkeerdek gebouwd als eerste bovengrondse bouwlaag en niet zijnde een gestapelde woning.

1.63 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.64 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.65 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.66 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de verbeelding.

1.67 horeca van categorie 1

Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.68 horeca van categorie 2

Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.69 horeca van categorie 3

  1. a. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en - voor zover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting: escortbedrijf e.d. - alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden, zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.70 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.71 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.72 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.73 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.74 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  2. b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
  3. c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.75 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.76 kantoorhoudendheid

Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.

1.77 kas

Een gebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas.

1.78 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. a. seksuele en erotische dienstverlening;
  2. b. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
  3. c. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
  4. d. horeca.

1.79 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.80 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.

1.81 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)

Hieronder worden verstaan:

  1. a. woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit zijn gelegen;
  2. b. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;
  3. c. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;
  4. d. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;
  5. e. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
  6. f. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
  7. g. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;
  8. h. winkels, hotels, restaurants en cafés;
  9. i. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;
  10. j. sport-, kampeer- en recreatieterreinen;
  11. k. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;
  12. l. rijkswegen en spoorwegen.

1.82 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.83 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.84 logiesgebouw

Een verblijfsgebouw waarbij het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen centraal staat, niet zijnde een maatschappelijke voorziening.

1.85 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

1.86 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.87 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.88 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.89 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.90 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.91 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.92 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.

1.93 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.94 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.95 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.96 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.97 partycentrum

Een bedrijf, dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.

1.98 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang (onmiddellijk) aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.99 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.100 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan: aanduidt.

1.101 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.102 professioneel vuurwerk

Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.103 prostitutieinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.104 randhoogte

De bestaande hoogte van gebouwen gemeten op bovenkant goot, boeiboord of druiplijn, gemeten boven het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.105 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.106 religieuze instellingen

Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters, e.d. met inbegrip van (een) bij een klooster behorende begraafplaats(en).

1.107 restaurant

Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.108 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.109 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.110 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.111 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.112 stadslandbouw

Recreatief en biologisch verbouwen van gewassen, hobbymatig en kleinschalig.

1.113 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.114 studentenhuisvesting

Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.

1.115 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.116 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.117 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.118 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.119 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.120 verkooppunt motorbrandstoffen

Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats en/of een autowasplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.

1.121 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)

Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.

1.122 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.123 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.124 Vuurwerkbesluit

Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.

1.125 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.126 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.127 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.128 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.129 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.130 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.131 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    7. 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Wonen - Gestapeld

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    7. 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)´ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Ondergrondse bouwwerken

11.2 Hoofdtoegang woningen

11.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

11.4 Ruimte tussen bouwwerken

11.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

11.6 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 luchtvaartverkeerzone

13.2 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gebouwd c.q. in gebruik worden genomen tenzij invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

13.3 wro-zone - wijzigingsgebied 1

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Verkeer-Railverkeer' inclusief wegen/paden e.d. ten behoeve van calamiteiten, echter met uizondering van rangeerterrein en spoorwegemplacement, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de aanleg van een extra spoorlijn geen onderdeel uitmaakt van het doorgaande spoorverkeer;
    2. 2. voldaan moet worden aan de vereisten volgend uit de Wet geluidhinder.
  2. b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

14.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

14.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.

14.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
  2. b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.

14.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

14.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
    1. 1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
    2. 2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
    3. 3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
    4. 4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen ´V´ of ´V-V´ projecteren;
    5. 5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied (´V´, ´V-V´ e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
  2. b. Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
  3. c. Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

15.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beëindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

15.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:

  1. a. de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten niet mag worden overschreden;
  2. b. wijzigingen in de aanduidingen detailhandel perifeer en verkooppunt motorbrandstoffen (met lpg) niet zijn toegestaan;
  3. c. een wijziging van de aanduiding niet is toegestaan indien de omvang voor de functie kantoor meer dan 700 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt.

15.4 Wijzigingsbevoegdheid broedplaatsfunctie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van de functies bedrijf, kantoor, maatschappelijk, recreatie, sport of dienstverlening binnen het bestemmingsvlak 'wonen' en 'wonen gestapeld', met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend sprake mag zijn van een activiteit die is vermeld in de categorieën 1 of 2 van de bijgevoegde Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. de omvang van de functie ten hoogste 200 m2 bruto vloeroppervlak mag bedragen;
  3. c. geen sprake mag zijn van activiteiten die worden verricht in de nachtperiode (van 22:00 uur tot 07:00 uur);
  4. d. geen sprake mag zijn van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies dan wonen;
  5. e. in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  6. f. geen sprake mag zijn van buitenopslag;
  7. g. geen sprake mag zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
    1. 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
    2. 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 150m².

Artikel 16 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  3. c. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  4. d. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  5. e. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

17.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Spoorzone West 2012´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Planontwikkeling

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft aan dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden, met dien verstande dat plannen die op 1 juli 2008 vijf of meer jaren oud waren, uiterlijk op 1 juli 2013 herzien moeten zijn. Peildatum bij dit alles is steeds de vaststellingsdatum van het desbetreffende bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan heeft enerzijds betrekking op de Hart van Brabantlaan, de bebouwing gelegen aan de noordzijde van de Hart van Brabantlaan en het gebied gelegen aan de Hazelaarstraat, ook wel het Van Gend en Loosterrein genoemd. Dit deel van het bestemmingsplan wordt aangemerkt als een zogenaamd 'beheerbestemmingsplan', is niet gericht op nieuwe ontwikkelingen maar conserveert de bestaande bestemmingen. Het bestemmingsplan wordt hierbij wel aangepast aan nieuwe wetgeving en nieuw vastgesteld beleid dat op het moment van ter inzage leggen van dit bestemmingsplan bestaat.

Anderzijds heeft het bestemmingsplan betrekking op een nieuwe ontwikkeling die wordt meegenomen in dit bestemmingsplan. De bestaande bebouwing op het gebied gelegen tussen de Hart van Brabantlaan, St. Ceciliastraat, Populierstraat en de Elzenstraat, ook wel genoemd het terrein van de Vormenfabriek, is gesloopt. Op deze gronden worden grondgebonden woningen en appartementen gebouwd waarbij in de 'plint' van de appartementen ruimten worden gerealseerd ten behoeve van (maatschappelijke) dienstvelening.

Met uitzondering van het terrein van de Vormenfabriek en de St. Ceciliastraat (noordzijde) geldt voor het onderhavige plangebied momenteel het bestemmingsplan 'De Noordhoek', vastgesteld op 30 augustus 1999 en derhalve toe aan een wettelijk voorgeschreven actualisering. Voor het gebied van de Vormenfabriek geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Noordhoek 2010' dat is vastgesteld op 11 april 2011. Voor de St. Ceciliastraat ten noorden van het kruispunt met de Hart van Brabantlaan geldt op dit moment het bestemmingsplan Spoorzone, vastgesteld op 30 juni 2008. Deze drie bestemmingsplannen gaan op in dit bestemmingsplan 'Spoorzone West 2012'.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat grotendeels het zogenaamde Van Gend en Loosterrein en het terrein van de voormalige Vormenfabriek en wordt globaal begrensd door de spoorlijn Tilburg - Breda in het noorden, St. Ceciliastraat in het oosten, Hart van Brabantlaan met de uitstulping van het terrein van de Vormenfabriek in het zuiden en de Ringbaan West in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0001.jpg"Plangebied

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt:

Bestemmingsplan
Raadsbesluit G.S.-besluit Onherroepelijk
De Noordhoek
30 augustus 1999 4 april 2000 20 februari 2002
Noordhoek 2010
11 april 2011 n.v.t. 9 juli 2011
Spoorzone
30 juni 2008 3 februari 2009 20 januari 2010

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied bestaat uit twee verschillende stedelijke gebieden. Het VGL-terrein gelegen tussen het spoor en de achterzijde van de bebouwing aan de Hart van Brabantlaan en het terrein van de Vormenfabriek dat deel is van de Bomenbuurt en grenst aan de Hart van Brabantlaan.

Het VGL-terrein ligt tussen het centrum en Ringbaan West en is onderdeel van de centrumstedelijke gebiedsontwikkeling Spoorzone die als een smalle strook in de oost-west richting wordt begrensd door Ringbaan Oost en Ringbaan West.
Het VGL-terrein eindigd in het westen bij het talud van Ringbaan West. Het noorden wordt begrensd door het spoor. Bij het westelijk uiteinde ligt het spoor op maaiveld, vanwege de spoorafslagen naar het rangeerterrein. Daarna begint het spoor met een talud te klimmen naar peil +- 3.50 om in het oosten bij de St.Ceciliastraat op brughoogte te komen. In het oosten staan de bedrijfsgebouwen en loodsen van VGL. Het voormalige kantoor is georiënteerd en toegankelijk vanaf de St. Ceciliastraat. Op dit punt sluit het VGL-terrein aan op de stad. Het rangeerterrein met loodsen is toegankelijk via de Hart van Brabantlaan en Hazelaarstraat.
De zuidzijde van het terrein ligt aan de achterzijde van de appartementblokken aan de Hart van Brabantlaan en wordt daarmee geheel aan het zicht ontrokken.
De ligging tussen centrum en Ringbaan West en de aard van de begrenzingen bepalen de geïsoleerdheid van het terrein. Anderzijds heeft het terrein door haar grootte en langgerektheid grote potenties voor het ontwikkelen van stedelijke activiteiten in aansluiting op het centrum. Het is een soort reservegebied dat met tijdelijke activiteiten/bestemmingen kan worden aangesproken.

De locatie vormenfabriek wordt begrensd door de Hart van Brabantlaan in het noorden, de St. Ceciliastraat in het oosten, de Elzenstraat in het zuiden en de Populierstraat in het westen. Het terrein wordt gekenmerkt door een groep volwassen bomen aan de rand van de St. Ceciliastraat en de Elzenstraat en een bomenrij aan de Hart van Brabantlaan. Het terrein is deel van de Bomenbuurt dat zich karakteriseert door een lage en gedifferentieerde woonbebouwing, maar grenst tevens aan de drukke Hart van Babantlaan, met overwegend appartementsbebouwing van 6 tot 8 lagen en meer bij naast gelegen Holland terrein. De nieuwe bebouwing aan de Hart van Brabantlaan heeft er de afgelopen 10 jaar voor gezorgd dat de bomenbuurt als zeer karakteristieke woonbuurt afgezonderd raakt achter een wand van hoogbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0002.jpg"

Ligging plangebied binnen Tilburg

2.2 Functionele Structuur

Het Van Gend en Loosterrein (VGL terrein).

Op het terrein zijn de bedrijfsactiviteiten van VGL verdwenen. De enige bedrijfsactiviteit die nog actief zou kunnen zijn is het bedrijfsperceel (Piet van Beurden) aan de Hazelaarstraat.

De rangeersporen op het terrein zijn buiten gebruik en kunnen worden opgeruimd. De bedrijfshallen van VGL staan leeg en komen in aanmerking voor sloop of hergebruik. Dit geldt ook voor het kantoorgebouw dat aansluit op de St. Ceciliastraat.
Door het opruimen van de rangeersporen kan het terrein vrijgemaakt worden voor allerlei tijdelijke en definitieve initiatieven en bestemmingen in de recreatieve sfeer en stadslandbouw.

De toegangen tot het terrein worden gerealiseerd door afslagen op de Hart van Brabantlaan.

In de toekomst bestaat de mogelijkheid om een extra ontsluiting voor personenauto´s, fietsers en voetgangers te realiseren onder het talud van Ringbaan West. Daarmee zou op stedelijke niveau tussen de UVT en het stadscentrum een bijkomende verbinding tot stand kunnen komen.

2.3 Technische Infrastructuur

Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie waarbij belemmeringenstroken of veiligheidszones op basis van het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb) in acht dienen te worden genomen.

Bestaande ondergrondse infrastructuur

De bestaande ondergrondse infrastructuur rondom het plangebied bestaat uit diverse netwerken:

Primaire

Enexis 50 KV

Secundaire

Enexis MS

Enexis HDgas

Essent L.E.S StadsWarmte (Vormenfabriek/TTS)

Prorail MS

Prorail Telecom

KPN Telecom

Ziggo Telecom

VSTI Telecom

Tertiaire

Enexis LS

Enexis LDgas

Diverse Data en Telecom netwerkaanbieders

Gemeente Tilburg rioolnetwerk en CCTV en VRI infrastructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0003.jpg"

Ondergrondse technische inftrastructuur

Beleidskader

  • Telecommunicatiewet: juridisch beleid inzake telecommunicatie- netwerken. Het verleggen van glasvezel- en/of koperkabels voor telefoon, internet en televisie is in de Telecommunicatiewet en de Telecomverordening Tilburg geregeld. De grondeigenaar is verplicht telecommunicatiekabels te gedogen (toe te staan) in zijn grond. De telecom beheerder regelt de verlegging; de kosten zijn in principe voor haar rekening (artikel 5.7 lid 1). Eventuele geschillen worden door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) of de rechter beslecht.
  • Privaatrechtelijke overeenkomsten met nutsbedrijven waaronder Enexis (voormalige PNEM) en Brabantwater (voormalige TWM). In verband met het ontbreken van uniforme regelgeving zijn er in het verleden door gemeente Tilburg, Berkel-Enschot en Udenhout met bovengenoemde bedrijven afzonderlijke regelingen afgesproken.
  • Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BevB): Op 1 januari 2011 is het BevB in werking getreden. Dit is van toepassing voor leidingen met gevaarlijke stoffen waaronder aardgas.
  • Vergunningen, toestemming (nuts) of instemmingsbesluit (telecom), ondergrondse infrastructuur. Verantwoordelijk hiervoor is cluster Leidingcoördinatie.
  • Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) heeft tot doel om graafincidenten te voorkomen en de informatie uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen te reguleren. Het Kadaster is het informatieloket en zorgt ervoor dat de informatie uitgewisseld kan worden (KLIC).

Nieuwe ontwikkeling

Afwegingen

Voor de benodigde toekomstige energie voorziening is de verwachting dat Enexis hun MS (midden spanning) netwerk vanuit het 50KV station aan de Lange Nieuwstraat zal uitbreiden.

De ontwikkeling van de Vormenfabriek zal voor het onderdeel warmte voorzien worden van een StadsVerwarmingsnetwerk. Vanwege onbekende capaciteitsbehoefte van schuin tegenover gelegen ontwikkeling TTS is de verwachting dat het zogenaamde restvermogen niet toereikend is voor de gehele Vormenfabriek. Voor dit onderdeel is dan een aanvulling op alternatieve wijze (Gas/WKO etc) noodzakelijk.

Ten behoeve van reconstructie Hart van Brabantlaan zijn aanpassingen aan de bestaande ondergrondse infrastructuur noodzakelijk.

Gevolgen op basis van mogelijke verleggingen dienen te worden onderzocht en te worden getoetst op regelingen uit de privaatrechtelijke overeenkomsten en criteria uit de telecommunicatiewet door het cluster Leidingcöordinatie van de afdeling Beheer en Onderhoud.

Deze nieuwe ontwikkelingen waarbij aanleg van kabels/leidingen noodzakelijk zijn, is voor het bestemmingsplan ruimtelijk niet relevant aangezien er geen sprake is c.q. zal zijn van belemmeringenzones en/of veiligheidszones op basis van het Bevb.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk En Provincie

Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.

3.3 Gemeente

3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.

De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:

  1. a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
  2. b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
  3. c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
  4. d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.

3.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

Tilburg kent één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Hoogbouw

Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die op 29 oktober 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Tilburg staat positief tegenover hoogbouw. Hoogbouw stimuleert de bedrijvigheid, draagt bij aan functiemenging, zorgt voor herkenbaarheid, de leesbaarheid van de stad, kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte.

Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Hoogbouw kan niet overal in de stad. De gemeente Tilburg geeft in de Handreiking Hoogbouw aan waar zij in de stad op de lange termijn hoogbouw wenselijk acht. Dit is aangegeven op een prioriteitenkaart. Met rood is het voorkeursgebied aangegeven, met geel het gebied waar hoogbouw overwogen kan worden en met grijs de gebieden waar hoogbouw ongewenst is.

Locaties waar de gemeente graag hoogbouw ziet zijn: de Spoorzone tot aan de Universiteit van Tilburg, de Kempenbaan en het Laar.

De plekken waar hoogbouw het overwegen waard is, zijn gebieden langs de hoofdinfrastructuur zoals de Ringbanen, gebieden langs stadsranden en groenranden zoals de Piushaven, het St. Elisabeth Ziekenhuis en het Wandelbos en de (winkel)centra Wagnerplein, Paletplein, Heyhoef en De Knoop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0004.png"

4.2.2 Toetsing hoogbouw gebied Vormenfabriek

Het nieuwe plan met betrekking tot het gebied van de voormalige Vormenfabriek voorziet in gebouwen die meer dan 15 meter hoog zijn, waardoor er sprake is van hoogbouw. De Handreiking Hoogbouw duidt de locatie aan als voorkeurslocatie hoogbouw. Hiervoor geldt wel een verantwoordingsplicht die hierna wordt ingevuld.

4.2.3 stedenbouwkundige uitgangspunten

Het voorliggende plan is gebaseerd op de volgende uitgangspunten zoals door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld d.d. 3 juli 2012 (zie Bijlage 2 Collegebesluituitgangspunten Vormenfabriek):

Programma:

  • het plan voorziet in 14.000 m2 b.v.o.;
  • het plan gaat uit van:
    1. 1. gestapelde woningen (appartementen): maximaal 40% van 14.000 m² b.v.o.
    2. 2. grondgebonden woningen: minimaal 60% van 14.000 m² b.v.o.;
  • binnen het plan wordt uitgegaan van maximaal 2500 m² commerciële ruimte, primair ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen voor de wijk;
  • voor wat betreft het parkeren dient het plan te voldoen aan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein op basis van vastgestelde parkeernormen geïntegreerd in de bebouwing;
  • ontsluiting van het parkeren op voldoende afstand van de kruising Hart van Brabantlaan/St. Ceciliastraat;
  • handhaving van bestaande bomen die het perceel omzomen;
  • de bestaande speelvoorziening voor de jeugd moet worden opgenomen binnen het gebied van de Vormenfabriek;
  • verplaatsen bestaande hondenuitlaatplaats naar Van Gend en Loosterrein;
  • concrete betrokkenheid van daadwerkelijke afnemers bij de ontwikkeling.

Ruimtelijk-functioneel:

  • de Hart van Brabantlaan wordt aangemerkt als 'bedrijvig lint'. Dit houdt in dat op basis van de uitgangspunten met betrekking tot de linten commerciële ruimten gesitueerd kunnen worden in de 'plint' van het gebouw;
  • de gestapelde bebouwing langs de Hart van Brabantlaan ondersteunt de stedelijke karakteristiek van de Hart van Brabantlaan die gekenmerkt wordt door hoogbouw langs één van de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen van Tilburg. Anderzijds wordt door de bewoners, de omgevingscommissie en stedenbouw het erg op prijs gesteld dat de kleine schaal van de Bomenbuurt niet geheel verdwijnt achter wandvormende appartemtenbebouwing. Er wordt een balans gevraagd tussen de herkenbaarheid van de buurt en de afschermende werking van hoogbouw voor geluid.
  • hoogbouw is ten dienste van het gebied en daarmee ter ondersteuning van de voorgaande uitgangspunten;
  • de benodigde parkeercapaciteit ten behoeve van het nieuwbouwproject op het gebied Vormenfabriek welke bepaald wordt aan de hand van de vastgestelde parkeernormering, wordt op eigen terrein gerealiseerd in een parkeergarage die deel uit maakt van de bebouwing en wordt uitgevoerd als eerste bovengrondse bouwlaag;
  • in verband met de verkeersveiligheid dient de entree van de parkeergarage op voldoende afstand met de kruising met de Hart van Brabantlaan/St. Ceciliastraat te worden gesitueerd.
  • omdat vele woningen worden ontsloten op de eerste bouwlaag (wegens parkeren op maaiveld), moeten voldoende stijgpunten worden voorzien voor minder validen.

4.2.4 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

4.3 Ruimtelijke Onderbouwing Hoogbouw

Zoals hiervoor aangegeven in paragraaf 4.2.1 bevat het plan hoogbouw in de zin van de Handreiking Hoogbouw. Hoofdstuk 9 van deze handreiking vereist dan een ruimtelijke onderbouwing hoogbouw. Deze onderbouwing bestaat uit een gebiedsprofiel en een projectprofiel. Het gebiedsprofiel volgt hierna en het projectprofiel is als separate bijlage bij deze toelichting opgenomen.

4.3.1 Gebiedsprofiel

Voor hoogbouw zijn de volgende beleidsuitgangspunten van belang:

  • hoogbouw dient ten goede te komen aan de ruimtelijke oriëntatie in de stad, ook wel "leesbaarheid" van de stad genoemd;
  • hoogbouw dient een positieve bijdrage te leveren aan het silhouet of de skyline van de stad;
  • hoogbouw dient ingepast te worden in de omgeving;
  • hoogbouw dient het draagvlak van voorzieningen en openbaar vervoer te vergroten en een bijdrage te leveren aan functiemenging.

Deze uitgangspunten zijn verwerkt (zie ook paragraaf 4.2).

De oost-west richting van de Hart van Brabantlaan maakt de verbinding tussen de cityring dat het centrum ontsluit en het Ringbanenstelsel, dat zowel de oude stad als de uitbreidingsgebieden ontsluit. Deze verbindingsweg wordt visueel ondersteunt door belangrijke hoogbouwlocaties, te weten: Westpoint op de hoek Hart van Brabantlaan – Ringbaan West, de Stadsheer bij de hoek Spoorlaan – Noordhoekring en Interpolis/Achmea toren in het oosten van de Spoorlaan. Deze drie torens zijn om en nabij de 100m en bepalen de skyline van het stadscentrum. Alle andere hoogbouw is hieraan ondergeschikt en georiënteerd op deel locaties.

In dat opzicht moet ook de hoogbouw op de locatie van de vormenfabriek worden begrepen. De hoogteaccenten moeten worden ingepast tussen de horizontale lijnen van de appartementen aan de Hart van Brabantlaan en de meer gesculptueerde bouwmassa van het Hollandterrein op de hoek St. Ceciliastraat en de Hart van Brabantlaan.

Om de historische dimensie van het terrein met de vormenfabriek te laten doorschemeren en om te voorkomen dat ook hier de Bomenbuurt achter een wand van hoogbouw verdwijnt, wordt gesteld dat de hoogteaccenten op het terrein optimaal worden gemixt met de laagbouw, maar zodanig dat ze hun bijdrage blijven leveren aan een positief geluidklimaat voor de achterin gelegen grondgebonden woningen.

Commerciële activiteiten worden gesitueerd bij de Hart van Brabantlaan en niet in de woonbuurt. Die locatie heeft zowel betekenis voor de omliggende stad als de specifieke bomenbuurt.

De hoogteaccenten worden gepositioneerd aan de noordzijde van het terrein nabij de Hart van Brabantlaan. Dit voorkomt schaduwwerking op bestaande en nieuwe woonbebouwing

4.4 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.4.1 Archeologie

4.4.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

4.5 Volkshuisvesting

4.5.1 Algemeen

Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie de in de subregio Tilburg gemaakte kwantiatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Met de ontwikkeling van de locatie Vormenfabriek wordt hieraan mede invulling gegeven.

4.5.2 Woonvisie

In de WoonVisie komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd.

De afgelopen jaren is de woningmarkt sterk ingezakt, de huizenkoper heeft geen vertrouwen in de woningmarkt en er zijn strengere regels ten aanzien van de financiering, zowel voor particulieren als voor ontwikkelaars. Daarnaast groeit het aantal huishoudens in Nederland minder snel, waardoor de groei in de woningbehoefte af zal nemen. De energieprijzen en overige woonlasten zullen de komende jaren sterk stijgen. Er is sprake van een structureel veranderde situatie op de woningmarkt, oude tijden komen niet meer terug.

De lokale effecten van de veranderde marktomstandigheden zijn in Tilburg merkbaar: er is een overmaat aan bouwplannen, die vaak onvoldoende aansluiting vinden bij de feitelijke wensen van de woonconsument. Er is sprake van een teveel aan appartementen en rijtjeswoningen met onvoldoende kwaliteit.

De komende jaren zal in de nieuwbouw een verdere verschuiving optreden naar kwalitatieve eisen en de wens van de woonconsument centraal staan. Maar ook de bestaande voorraad zal een kwaliteitsslag maken, met name in verduurzaming (beperking energielasten).

Wonen blijft een onderwerp van gemeentelijke aandacht, maar in het besef dat de invloed op het (ver)bouwproces gering is. Samenwerking met procespartijen, ook over de gemeentegrenzen heen, moet centraal komen te staan.

De woondoelen:

  1. 1. Focus op de woningvoorraad, verbetering en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad;
  2. 2. Nieuwbouw nog beter en meer klantgericht (particulier opdrachtgeverschap);
  3. 3. Versterking samenhang wonen, welzijn, zorg

Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de stad ingedeeld in woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave. De eerder genoemde ´stad in balans´dient vorm te krijgen binnen de woonmilieus.

Woonvisie Oud-Zuid

De kwaliteit van de woning en de woonomgeving wordt in de WoonVisie onder andere benaderd door het benoemen van woonmilieus. Het huidige woonmilieu van Oud Zuid kan getypeerd worden als een buiten-centrum woonmilieu. De WoonVisie geeft aan dat het door de aangrenzende ligging van de Binnenstad wenselijk is om delen van Oud-Zuid te transformeren tot een centrum-stedelijk woonmilieu. Het gaat hierbij om de omgeving van de Korvelseweg/Korvelplein en het Stadspark, het Voltterrein en de Spoorzone (Hart van Brabantlaan). Deze transformatie kan met name door verdichting plaatsvinden. Verdichting betekent in dit geval dat vooral gedacht moet worden aan gestapelde bouw of grondgebonden stadswoningen in meerdere lagen. Wat betreft doelgroep zal het centrum gerichte woonmilieu meer gericht zijn op één- en tweepersoonshuishoudens en diverse inkomens-groepen zoals, empty-nesters, ouderen en starters.

Voor de overige delen van Oud-Zuid geeft de WoonVisie aan vooral in te steken op versterking van het huidige woonmilieu, het buiten-centrum milieu. Het gaat hierbij zowel om een kwaliteitsslag binnen de woningvoorraad, als om een verbetering van de inrichting en beheer van het openbaar gebied. Ten aanzien van de woningvoorraad geeft de WoonVisie voor Oud-Zuid aan het aandeel in de koopsector te willen vergroten, bijvoorbeeld door sloop en vervangende nieuwbouw.

4.5.3 Toetsingskader nieuwbouw appartementen

De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering zal plaatsvinden aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader bestaande uit de volgende vier criteria:

  • Woonmilieutypering: ligt het planinitiatief in een gebied met een woonmilieu waar veel/voldoende vraag naar is (vraag-aanbod naar woonomgeving);
  • Ruimtelijk-Stedenbouwkundig: past het planinitiatief in een gebied, onder andere in de Handreiking Hoogbouw;
  • Consumentgerichtheid: richt het initiatief zich op een uniek product dat niet concurrerend is met andere appartementen(plannen), bijvoorbeeld bijzonder woonconcept en/of bedoeld voor een specifieke doelgroep. (woon-zorg, (kwaliteit voor de) doelgroepen, woonconcepten e.d.);
  • Maatschappelijke prioriteiten in het kader van integrale gebiedsontwikkeling: is het planinitiatief onderdeel van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling (herstructurering bestaande woongebieden of woonzorgomgevingen).

Toepassing van deze criteria betekent derhalve dat plannen, naarmate ze op meer criteria scoren, een hogere prioriteit hebben, en derhalve op gemeentelijke medewerking kunnen rekenen. Plannen die niet op de criteria scoren en niet hard zijn, zullen niet vanzelfsprekend op gemeentelijke medewerking kunnen rekenen. Hierover zal de discussie moeten plaatsvinden over aanpassing naar grondgebonden types, wijziging in doelgroep/concept, fasering in tijd of anderszins.

4.5.4 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek

De gemeente Tilburg voert iedere vier jaar een woningbehoefte-onderzoek uit. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd in 2008. Als de uitkomsten van dit onderzoek worden vergeleken met de uitkomsten van 2004 dan blijkt dat de vraag naar goedkope huurwoningen duidelijk is afgenomen ten gunste van het segment van € 343 tot € 527, wat duidt op een toenemende kwaliteitsvraag. Die kwaliteitsvraag lijkt zich ook te manifesteren bij starters.

De Tilburgse woningmarkt is in kwalitatief opzicht nog niet in evenwicht. Als de vraag naar woningen wordt afgezet tegen het aanbod, dan blijken de tekorten zich vooral voor te doen in de koopsector. Het gaat dan om een tekort aan (dure) vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen, (goedkope) rijstjeshuizen en (middeldure) flats/appartementen met lift. In de huursector bestaat een tekort aan flats/appartementen met lift (met name van € 343 tot € 527). Het grootste overschot doet zich voor bij goekope rijtjeswoningen in de huursector (tot € 343 per maand).

Bedacht moet worden dat het aantal koopstarters weer zal oplopen zodra een economisch herstel optreedt, het consumentenvertrouwen opveert en de prijzen in de koopsector stabiel blijven. Deze verwachting is gebaseerd op de landelijke trend dat veel woonconsumenten blijvend gericht zijn op een kwalitatief hoogwaardige en ruime (koop)woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0005.png"

Woningbehoefte voor Oud-Zuid

Uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (Gemeente Tilburg, 2008) is gebleken dat Oud-Zuid veel eenpersoonshuishoudens tot 55 jaar en 18-35 jarigen kent. Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is wat lager dan gemiddeld. De wijk telt vrij veel rijtjeshuizen en meergezinswoningen, die een relatief lage huur- of een lage koopprijs hebben. In de wijk Oud-Zuid zijn relatief iets meer huurwoningen dan het Tilburgse gemiddelde. In de wijk is 24% van de woningvoorraad geschikt voor ouderen tegen een gemiddelde van 19% voor heel Tilburg.

De tevredenheid met de woning blijft licht achter bij het Tilburgse gemiddelde. Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek dat ook de tevredenheid met de woonomgeving niet zo groot is.

4.5.5 Nota particulier opdrachtgeverschap

De gemeente Tilburg wil bevorderen dat mensen meer zeggenschap en keuzevrijheid krijgen in de bouw van woningen. Dat kan onder andere door particulier opdrachtgeverschap te stimuleren. Er bestaan verschillende vormen van particulier opdrachtgeverschap:

  • Individueel opdrachtgeverschap: een huishouden koopt een kavel, waarop hij/zij een woning naar eigen wens bouwt, meestal in samenwerking met een architect en een aannemer.
  • Collectief particulier opdrachtgeverschap: een groep particulieren kopen samen een stuk grond en bouwen daarop een complex woningen. Zij doen dit in onderling overleg en met een deskundig bouwadviesbureau en kiezen zelf een architect en een aannemer.
  • Mede opdrachtgeverschap: grondeigendom en het ontwikkelrisico berusten bij een projectontwikkelaar, maar deze identificeert en betrekt toekomstige bewoners vroegtijdig via een gerichte procesaanpak bij het ontwerp- en bouwproces.

Om particulier opdrachtgeverschap te vergroten voert de gemeente een actief informerend, stimulerend en deels faciliterend beleid, zoals verwoord in de woonvisie. De gemeente is echter ook voorwaardenscheppend actief door bij planontwikkeling duidelijke afspraken te maken over aantallen en vormen van particulier. Ook inzet van juridisch instrumentarium (WRO en GREX-wet) behoort nadrukkelijk tot de mogelijkheden. Zo zal zowel bij gemeentelijke gronduitgifte als bij particuliere exploitaties het aandeel particulier opdrachtgeverschap als voorwaarde worden gesteld.

4.5.6 Nota Wonen-Zorg

De huisvesting van zorgbehoevenden (ouderen en gehandicapten) is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Doelstelling hierbij is dat deze groep zoveel mogelijk wordt gemengd met de overige bevolking. Streven hierbij is wel dat er voldoende zorg, welzijn en diensten in de nabijheid zijn, danwel gerealiseerd worden. Hiertoe is het principe van servicewijken ontwikkeld, waarbij het geheel van woon-, zorg- en dienstverleningsfuncties in een bepaald gebied optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit principe te worden geven. Ten aanzien van woningbouwontwikkeling in bestaand stedelijk gebied geldt dat er gestreefd moet worden naar het creëren danwel versterken van servicewijken.

4.5.7 Nota koopstarters

De nota gaat over de positie van de koopstarter in Tilburg. Hoewel het aanbod in Tilburg in vergelijking tot andere Brabantse steden niet slecht is, dient de aandacht in Tilburg vooral uit te gaan naar de realisatie van goedkope koopwoningen en in het bijzonder naar het laagste segment. Dit aanbod kan behalve door nieuwbouw ook door verkoop van huurwoningen gerealiseerd worden. In de dorpen hebben koopstarters het moeilijk. Hun positie moet worden verbeterd. Dit kan door het aanbieden van woningen in "Koopgarant", waarbij de koper korting krijgt op de koopprijs van een woning en de financier (de woningcorporatie) deelt in de waardeontwikkeling.

4.5.8 Nota levensloopbestendige woningbouw in Tilburg, een tussenstand.

Alle nieuwe woningen moeten voldoen aan de criteria die gelden voor het niveau 'bezoekbaarheid' uit Aanpasbaar bouwen. Verder geldt dat minimaal 40% van de nieuwbouwopgave uitgevoerd moet worden als levensloopbestendig wonen (nul-tredenwoning). Extra aandacht moet uitgaan naar de wijken Blaak/Zorgvlied, Riet/Zand/Wandelbos en Noord.

4.5.9 Toetsing plan Vormenfabriek

Volkshuisvestelijke uitgangspunten

Het college heeft op 24 april 2012 op basis van de gemeentelijke WoonVisie en woningbehoefte uitgangspunten geformuleerd voor de herontwikkeling van de Vormenfabriek. De volgende volkshuisvestelijke uitgangspunten en randvoorwaarden zijn van toepassing:

  • Wonen wordt de hoofdfunctie op deze locatie (kwaliteit van hoogstedelijke woonmilieu: nabijheid van een breed aanbod van voorzieningen genieten en toch ook van de kalmte in de buurt.
  • Een aanbod, gericht op de op de huidige woningmarkt moeilijk aan bod komende doelgroep met inkomens tussen de € 33.000-€ 50.000 bruto, zowel in huur als koopsfeer.
  • Bouwvolume voor woningbouw: ca. 14.000 m2 bvo
  • Onderscheidend woonproduct ten opzichte van het overaanbod aan appartementen op de huidige markt. Minimaal 60 % in de vorm van grondgebonden woningen.
  • Concrete betrokkenheid van daadwerkelijke afnemers bij de ontwikkeling. Hierbij kan ook gedacht worden aan betrekken van particuliere afnemers in de vorm van particulier opdrachtgeverschap/collectief particulier opdrachtgeverschap, bijvoorbeeld door casco woningen met individueel te kiezen gevels.

Toetsing/conclusie

Het plan van Komar/v.d. Ven voor de Vormenfabriek bestaat uit de realisatie van 114 grondgebonden woningen in de koopsector en 69 huurappartementen. Daarmee wordt voldaan aan het criteria van 60% grondgebonden woningen. Door de situering van de bouwblokken wordt goed aangesloten op de aard en kwaliteiten van de achterliggende woonbuurt. De koopwoningen zijn qua prijs bereikbaar voor de inkomensgroep €33.000 en 50.000 die momenteel moeilijk aan een woning komt in Tilburg. De appartementen hebben een huur tot de liberalisatiegrens en zijn daarmee gericht op lagere inkomens (tot de circa €34.000). De grondgebonden woningen worden in twee lagen gebouwd met de mogelijkheid tot (latere) toevoeging van een derde laag. Het is onbekend of sprake is van concrete afnemers van de woningen.

Het herontwikkelingsplan voor de locatie Vormenfabriek van Komar/v.d. Ven voldoet goeddeels aan de volkshuisvestelijke uitgangspunten zoals deze eerder door het college zijn vastgelegd.

4.6 Groen En Speelruimte

4.6.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0006.png"

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

Voor het gebied van de Vormenfabriek is in verband met de nieuwe ontwikkeling op het terrein een 'Boom Effect Analyse' (BEA) verricht. Dit rapport is als Bijlage 1 Bomen Effect AnalyseVormenfabriek toegevoegd.

4.6.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
  2. 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
  3. 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 wordt het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.6.3 Nota Ruimte voor Buitenspelen

Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.

Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:

  1. 1. Per hectare uitgegeven gebied wordt 300 m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte.
  2. 2. De huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2 m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.

Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).

Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.

Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.

Vertaling naar bestemmingsplan

Met betrekking tot de uitgangspunten is in het 'collegebesluit over uitgangspunten voor de verdere planontwikkeling van het gebied Vormenfabriek' d.d. 3 juli 2012 in bijlage 1 als eis opgenomen de integratie van een speelvoorziening voor oudere kinderen/tieners ter vervanging van het huidige trapveld. Binnen de regels van het bestemmingsplan is deze eis doorvertaald in dit bestemmingsplan binnen de bestemming 'verkker - verblijf'..

4.7 Bedrijvigheid

4.7.1 Kadernota Ruimte voor Bedrijven

In 1998 heeft de gemeenteraad de Kadernota Ruimte voor Bedrijven vastgesteld. Het doel van de nota is het oplossen van de knelpunten op korte termijn en het reserveren van voldoende ruimte op langere termijn om in de vraag naar bedrijventerreinen te kunnen voorzien. In de nota is de behoefte aan bedrijventerreinen in kaart gebracht. De behoefte is sterk afhankelijk van de conjunctuur en alleen globaal te ramen. De feitelijke ontwikkelingen ten aanzien van de vraag naar en het aanbod van nieuwe bedrijventerreinen worden gevolgd door middel van voortgangsrapportages. Op basis daarvan wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe bedrijventerreinen periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.

In de Voortgangsrapportage Bedrijventerreinen 2004 is de segmentering enigszins aangepast. Nieuwe bedrijventerreinen worden in drie segmenten verdeeld (kwalitatief):

  1. 1. Grootschalig gemengd (kavels groter dan 2 ha): voor milieuhinderlijke bedrijven (t/m categorie 5) en voor bedrijven die veel verkeer aantrekken, zoals grote verladers, transport en distributie.
  2. 2. Kleinschalig gemengd (kavels tot 2 ha): voor industrie (t/m categorie 4), ambacht, bouw, reparatie, groothandel, perifere detailhandel en kantoorachtige bedrijven.
  3. 3. Lokaal gemengd (kavels tot 5.000 m2): voor bedrijvigheid met een lokale afzet- of arbeidsmarkt, zoals installatie- of reparatiebedrijven. Op deze bedrijventerreinen behoort werken aan huis ook tot de mogelijkheden.

Het segment lokaal gemengd is te zien als verbijzondering van het segment kleinschalig gemengd en is te vinden in de dorpen en in woonwerkgebieden in het stedelijke gebied. Binnen de typen grootschalig en kleinschalig gemengd worden twee subtypen onderscheiden en wel standaardterreinen en hoogwaardige terreinen. Deze kwalitatieve segmentering is als uitgangspunt genomen in de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020.

Regionale Agenda Werken

In december 2011 hebben de 8 Hart van Brabant gemeenten en de provincie Noord-Brabant in het Regionaal Ruimtelijk Overleg de Regionale Agenda Werken vastgesteld. In deze Regionale Agenda Werken zijn afspraken gemaakt over het regionale programma voor nieuwe bedrijventerreinen voor de periode van 2011 tot en met 2022. Voor de regio Hart van Brabant is voor deze periode een programma nieuwe bedrijventerreinen van 180 hectare vastgesteld, verdeeld over 3 soorten bedrijventerreinen:

  1. 1. Bedrijventerreinen primair bedoeld voor de speerpunten logistiek en maintenance
  2. 2. Bedrijventerreinen bij kern in stedelijk concentratiegebied
  3. 3. Bedrijventerreinen bij kern in landelijk gebied.

Bedrijventerreinen bij kern in stedelijk concentratiegebied accommoderen reguliere regionale en lokale ruimtevraag en bieden kavels kleiner en groter dan 5.000m2. Omdat het om ruimtevraag van regionale en lokale doorgroeiers en verplaatsers gaat, kan een goede koppeling worden gemaakt tussen het ruimtegebruik op de nieuwe locatie en het toekomstige gebruik op de al bestaande locatie.

Bedrijventerreinen bij kern in landelijk gebied accommoderen lokale ruimtevraag. Nieuw uit te geven kavels kennen een omvang van maximaal 5.000m2. Omdat het om de ruimtevraag van lokale doorgroeiers en verplaatsers gaat, kan een goede koppeling worden gemaakt tussen het ruimtegebruik op de nieuwe locatie en het toekomstige gebruik op de al bestaande locatie.

In de Regionale Agenda Werken zijn voor deze 3 categorieën ook locaties aangewezen als strategische ruimtereservering voor na 2023, mits die ruimte nodig blijkt.

Bij het bepalen van het benodigde aantal hectares voor het regionale programma voor nieuwe bedrijventerreinen is rekening gehouden met het verdwijnen van een aantal bestaande bedrijventerreinen als gevolg van herprofilering naar andere economische sectoren/functies en transformatie naar andere functies zoals wonen.

Regeling vigerende bestemmingsplan

Binnen het vigerende bestemmingsplan 'De Noordhoek' is het perceel ten noorden van de Hazelaarstraat (ook wel genoemd het Van Gend en Loosterrein) gedeeltelijk aangeduid met de bestemming "Bedrijf'. Aangezien in dit geval sprake is van een zogenaamd beheerbestemmingsplan zal de bestemming 'Bedrijf' binnen dit nieuwe bestemmingsplan gedeeltelijk worden overgenomen op de percelen Hazelaarstraat 12 en St. Ceciliastraat 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0007.png"

Uitsnede vigerende bestemmingsplan'De Noordhoek' m.b.t. Van Gend & Loosterrein

Vertaling naar bestemmingsplan

De herprofileringen en transformaties van percelen in het plangebied Spoorzone West die voorheen werden gebruik voor bedrijfsfuncties zijn voor zover nodig al gecompenseerd op nieuwe locaties voor bedrijvigheid. Bij toekomstige transformatie van dit gebied kan deze bestemming dan ook komen te vervallen.

4.7.2 Nota Verspreide Bedrijvigheid

Verspreide bedrijven zijn bedrijven die niet op bedrijventerreinen, binnenwijkse bedrijventerreinen of in het centrum zijn gevestigd. Het gaat dus om bedrijven in woongebieden of gemengde gebieden (nota Verspreide Bedrijvigheid, 2002). Verspreide bedrijvigheid is van wezenlijk belang voor de Tilburgse economie. Er werken veel mensen en voor de zakelijke dienstverlening zijn woonmilieus en gemengde milieus zelfs de belangrijkste vestigingsplaats. Behoud en waar mogelijk versterking van deze vestigingsplaatsen is vanuit economisch oogpunt zeer gewenst, ook vanwege het tekort aan ruimte op bedrijventerreinen. Vanuit de woonfunctie bezien blijkt dat de aanwezigheid van bedrijven tussen woningen goed is in te passen en maar weinig overlast veroorzaakt. Voor een bepaalde groep woonconsumenten geldt dat ze een duidelijke voorkeur hebben voor een woonmilieu met meer functiemenging en allerlei voorzieningen in de omgeving. De grootste bijdrage van de gemeente aan het ontstaan en behoud van passende bedrijvigheid is het voeren van een planologisch beleid dat zoveel mogelijk ruimte biedt voor bedrijvigheid, zonder problemen in de woonomgeving te veroorzaken. Drie zaken zijn hierbij bepalend:

  1. 1. de aard van het bedrijf, en daarmee samenhangend de te verwachten hinder voor de omgeving;
  2. 2. het gewenste woonmilieu ter plaatse;
  3. 3. ruimte o.b.v. het bestemmingsplan.

In de nota wordt voorgesteld om bij nieuwe bestemmingplannen in dit opzicht een onderscheid te maken in verschillende soorten woongebieden:

  1. 1. woongebieden met lage functiemenging;
  2. 2. woongebieden met gemiddelde functiemenging;
  3. 3. woongebieden met hoge functiemenging;
  4. 4. concentratiegebieden.

In geografische zin wordt ernaar gestreefd om in élke woonwijk plekken aan te wijzen waar kleinschalige bedrijvigheid de ruimte krijgt. Onder andere bufferzones tussen woongebieden en bedrijventerreinen, de directe omgeving van winkelcentra of voorzieningenclusters en geluidsbelaste locaties zijn logische plekken waar bedrijvigheid kan worden toegelaten. Om tot concretisering van functiemenging te komen is een ´basiskaart functiemenging wonen en verspreide bedrijvigheid´ uitgewerkt, waarop zogenaamde ´kansenzones´ voor ruimtelijk-functionele mogelijkheden voor functiemenging zijn weergegeven. Deze kansenzones zijn bestaande straten of woonblokken waarin functiemenging met verspreide bedrijvigheid nadrukkelijk gewenst is. Op basis van deze informatie kan de gemeente nog gerichter sturen op een grotere functiemenging in die gebieden die zich daar voor lenen.

Vertaling naar bestemmingsplan

De Hart van Brabantlaan is een kansenzone voor functiemenging. Het behouden van de bestaande bedrijfsruimten in de plinten van de flatgebouwen en het ontwikkelen van ruimten voor commerciële en maatschappelijke dienstverlening op de locatie van de voormalige Vormenfabriek past uitstekend in dit beleidskader.

4.8 Detailhandel

Het uitgangspunt van het gemeentelijke detailhandelsbeleid (nota Ruimte voor Detailhandel, 2002; voortgangsrapportage detailhandel 2007) is een bijdrage te leveren aan versterking en verbreding van de detailhandel in de buurten, in de wijken, in de dorpen, in de binnenstad en in de werkgebieden teneinde de werkgelegenheid te versterken en de inwoners van stad en regio een winkelaanbod te bieden dat past bij de status van Tilburg als zesde stad van het land.

In deze verzorgingsstructuur wordt een drieslagmodel gehanteerd. Dit model legt een relatie tussen het koopgedrag van consumenten en de in het winkelgebied aanwezige soorten winkels en branches. Het drieslagmodel onderscheidt drie typen winkelgebieden:

  1. 1. De centra voor recreatief winkelen. Meestal gevestigd in stadscentra en stadsdeelcentra waarbij veel functiemenging plaatsvindt tussen winkelen, cultuur, horeca en leisure.
  2. 2. De gemakscentra voor dagelijkse artikelen. Deze gemakscentra zijn veelal gevestigd in wijk- en buurtcentra, maar als gemakswinkel ook daarbuiten en als solitaire supermarkt ook te vinden aan belangrijke verkeersassen; het accent ligt op de dagelijkse behoeften van de consumenten.
  3. 3. De centra voor doelgerichte aankopen. Hieronder worden concentraties detailhandel verstaan gelegen buiten het stadscentrum en buiten de woongebieden, goed bereikbaar per auto, met grote vestigingen, het accent ligt op volumineuze artikelen.

Perifere detailhandel
Voor de centra voor doelgerichte aankopen zal de bestemming perifere detailhandel gelden. In deze centra zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, plant/dier, bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte. Daarvan mag met een beperkt aantal kleinere winkels afgeweken worden als dat voor de completering van een themacentrum nodig is. In bijzondere gevallen kan de gemeente aanvullende brancheregels stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om een zeer bijzonder concept als een groen tuincentrum of om beperkte detailhandelactiviteiten binnen een sportinstelling.

Verspreide winkels
Tilburg telt momenteel een groot aantal verspreide winkels. Deze structuur wordt gekoesterd, maar er wordt wel erkend dat de autonome ontwikkelingen in de toekomst zullen leiden tot een grofmazigere structuur. Er zal een aantal verspreide winkels verdwijnen.

De functie die de verspreide bedrijvigheid vervult, verschilt van buurt tot buurt. In de oude stad maken verspreide winkels deel uit van de historische gegroeide structuur. Daarbuiten dragen zij duidelijk bij aan de levendigheid en leefbaarheid van buurten.

In de nota detailhandel (2002) wordt een indicatief maximum gesteld van 100 m2 voor winkels gericht op dagelijkse boodschappen buiten de reguliere winkelgebieden. Dit geldt ook als maat voor detailhandel bij tankstations. Voorgesteld wordt om dit maximum voor detailhandel in facility points op bedrijventerreinen (dit is dus de enige vorm van detailhandel die op bedrijventerreinen wordt toegestaan) iets te verhogen tot 150 m2 vvo. In stationsomgevingen en andere drukke locaties (zoals een universiteitsterrein of een ziekenhuis) kan afhankelijk van de functie middels vrijstelling een grotere oppervlakte en andere branches worden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0008.png"

Vertaling naar bestemmingsplan

Voor wat betreft het bestemmingsplan wordt in het plangebied ontwikkeling van detailhandel niet wenselijk geacht. De reeds bestaande detailhandel, langs de Hart van Brabantlaan, kan gehandhaafd blijven.

4.9 Verkeer En Parkeren

4.9.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:

Algemeen

  1. 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
  2. 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

    Autoverkeer
  3. 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
  4. 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.

    Parkeren
  5. 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen.
  6. 6. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.

    Goederenvervoer
  7. 7. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

    Mobiliteitsmanagement
  8. 8. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0009.png"

4.9.2 Tilburgs Openbaar Vervoerplan

De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV in Brabant: Snel - Schoon - Sociaal. Over de dagelijkse uitvoering van het openbaar vervoer zijn door de provincie vastgelegd in de concessie met vervoerder Veolia, die loopt tot 2013. Jaarlijks worden de plannen voor wijziging van het openbaar vervoer vastgelegd in een exploitatieplan.

In 2010 wordt nieuw openbaar vervoerbeleid vastgelegd in een regionale OV-visie Midden Brabant.

4.9.3 Fietsplan Tilburg

Tilburg vindt fietsen belangrijk, want fietsen is goedkoop, snel en gezond. De stad geeft om haar luchtkwaliteit en mogelijkheden voor mobiliteit van haar inwoners. De gemeente ondersteunt dit met het fietsplan 2005 - 2015. Hierin staat omschreven hoe Tilburg steeds betere voorzieningen ontwikkelt om comfort en veiligheid voor fietsers te vergroten. Dit moet leiden tot een breder en intensiever fietsgebruik in de stad.

Op 10 april 2006 heeft de Tilburgse gemeenteraad het fietsplan ´Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005 - 2015´ vastgesteld. De doelstelling van het fietsplan is om het fietsgebruik (nu 34% op verplaatsingen tot 7,5 km) de komende 4 jaar met 1% per jaar te laten groeien. De gemeente wil dit bereiken door onder meer in te zetten op:

  1. 1. het voltooien van het Sternet voor 2020;
  2. 2. doelgroepenbenadering (schoolgaande jeugd, allochtonen, winkelend publiek);
  3. 3. communicatie;
  4. 4. het ontwikkelen van een fietstransferium.

Daarnaast is er in de intensivering van het fietsplan (vastgesteld op 10 oktober 2006) besloten dat de kwaliteit op alle fietsroutes verder verbeterd moet worden, het Sternet in 2015 voltooid moet zijn en er meer maatregelen voor de specifieke doelgroepen moeten worden genomen. Tot slot is hierin ook besloten in te zetten op een uitgebreide communicatie. In het fietsplan is een uitgebreid uitvoeringsprogramma opgenomen. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden, is als volgt:
Infrastructureel: Het sternet wordt voor 2015 voltooid, ook kleinere fietspaden worden in asfalt aangelegd, het Sternet krijgt een sterk verbeterde verlichting, er wordt op grootschalige wijze onderhoud aan het sternet en de kleinere fietspaden uitgevoerd.

Beheer en onderhoud: Niet alleen wil de gemeente op alle Sternetroutes en fietspaden onderhoud plegen, ook wil de gemeente een grote kwaliteitsslag uitvoeren tijdens dit onderhoud.

Stallingsvoorzieningen: Er wordt een separaat stallingenplan opgesteld waarin voor alle knelpunten naar een oplossing wordt gezocht en waaraan een uitvoeringsprogramma komt te hangen.

Doelgroepenbenadering: Per doelgroep wordt bekeken welke middelen worden ingezet en wordt een uitgebreide campagne opgezet.

Communicatie: De centrale doelstelling van de communicatie is (meer) mensen vaker op de fiets krijgen en de bestaande fietsers behouden. Hier worden dan ook specifieke acties op ingezet die ook samenhangen met de uitvoeringsmaatregelen.

4.10 Overige Onderwerpen

4.10.1 Toerisme en recreatie

Toerisme en recreatie komen aan bod in de Kadernota ´Toerisme en Recreatie 2003 - 2010: de Tilburgse Ervaring´. Bij toerisme denken we nadrukkelijk aan bezoekers van buiten de stad, bij recreatie ligt het accent op vrijetijdsbesteding van de eigen bewoners.

In de huidige belevingseconomie is toerisme en recreatie een groeisector die bijdraagt aan de stedelijke ontwikkeling, de economie en het woon/werkklimaat. Voor de gemeente Tilburg is toerisme en recreatie een relatief nieuw aandachtsgebied binnen het economisch beleid.

Ontwikkelingen op o.a. het Pieter Vreedeplein, in het Veemarktkwartier, in Moerenburg en in de Piushaven hebben de afgelopen jaren geleid en leiden de komende jaren tot een vergroting van het toeristisch-recreatieve aanbod. Met de start van de StadsVVV en de nieuwe stadspromotiecampagne is een belangrijke stap gezet op weg toeristische stadspromotie.

Samengevat wordt in deze nota gepleit voor een strategie met 4 sporen:

  1. 1. randvoorwaarden: gemeentelijke inbedding van toerisme en (regionale) samenwerking;
  2. 2. toeristische infrastructuur: uitbreiding van (verblijfs)accommodatie en bewegwijzering;
  3. 3. productontwikkeling: gericht op de speerpunten cultuurtoerisme, evenementen gecombineerd met de recreatieve mogelijkheden van de groene regio;
  4. 4. promotie: toerisme en recreatie als nieuw element van stadspromotie.

4.10.2 Prostitutie

In 1999 is het algemene bordeelverbod vervallen en zijn exploitanten vrij deze te vestigen, tenzij er lokale regelgeving is die daar grenzen aan stelt c.q. randvoorwaarden voor formuleert. Ook na legalisering van deze branche door opheffing van het bordeelverbod blijft er natuurlijk wel sprake van een bijzondere branche, waarbij het gevaar van bedreiging van de openbare orde c.q. aantasting van het woon- en leefklimaat latent aanwezig is. De gemeente Tilburg heeft haar opvattingen weergegeven in de nota Prostitutiebeleid (1999).

Vestigingsbeleid
In de APV is expliciet opgenomen dat de ´prostitutievergunning´ alleen verleend kan worden als het bestemmingsplan vestiging toelaat. Grofweg betekent dit dat in het bestemmingsplan ofwel de functie-aanduiding ´prostitutie´, ofwel de bestemming Cultuur en Ontspanning opgenomen dient te zijn, wil vestiging bestemmingsplantechnisch mogelijk zijn. Indien het de bedoeling is dat in de prostitutie-inrichting ook alcohol geschonken wordt, dient het bestemmingsplan tevens horeca toe te laten. Met het oog op de bescherming van het belang van de openbare orde c.q. de voorkoming van aantasting van het woon-en leefklimaat dient tevens nog aan een aantal specifieke op de APV gebaseerde vestigingscriteria te worden voldaan. Uitgangspunt daarbij is dat mogelijke overlast voor de woonfunctie zo veel mogelijk wordt voorkomen. Duidelijk is dat de vestiging in woonstraten niet toelaatbaar is. Vestiging van een prostitutie-inrichting is voorts niet toelaatbaar aan een andere dan een gebiedsontsluitingsweg en evenmin aan een weg of straat met een verblijfsfunctie, met uitzondering van het horecaconcentratiegebied in het centrum. Tevens is de gebruiksfunctie van de omliggende bebouwing van belang. Er zal, ook al wordt voldaan aan de andere voorwaarden, alleen vergunning verleend worden, indien de direct aangrenzende panden op de begane grond geen woonfunctie kennen en indien van het totaal aantal panden binnen 30 m van het pand, ten behoeve waarvan vergunning gevraagd wordt, tenminste 67% op de begane grond geen woonfunctie heeft. Maatgevend zijn de panden in dezelfde straat, bij hoekpanden in beide straten. Vestiging is verder niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een ander prostitutiebedrijf of een school. Bestaande vestigingen blijven toegelaten, voorzover deze tot 1999 officieel van gemeentewege gedoogd zijn. In concreto betreft dit inrichtingen aan de Koestraat 42/44, de Spoorlaan 20 en Korvelseweg 215.

4.10.3 UMTS

Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de raad nieuw beleid voor de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons (GMS en UMTS) vastgesteld.

(Internationale) gezondheidsraden geven aan dat zendmasten geen risico vormen voor de gezondheid. Desondanks wil de gemeente Tilburg zendmasten op een zo verantwoord mogelijke manier inpassen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsvrije en vergunningsplichtige zendmasten.

Zendmasten tot vijf meter mogen vergunningsvrij geplaatst worden. Jaarlijks ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van de gezamenlijke aanbieders van mobiele telefonie. Daaruit blijkt waar reeds masten zijn geplaatst en waar masten eventueel gewenst zijn. Met aanbieders van mobiele telefonie is de afspraak gemaakt dat zij de masten zo veel mogelijk op ´niet gevoelige bestemmingen´ plaatsen, zoals kantoren, bedrijven en hoogspanningsmasten. Wanneer een aanbieder van mobiele telefonie een mast wenst te plaatsen op een woongebouw, dient dit vooraf gemeld te worden aan de gemeente. Bovendien heeft de aanbieder toestemming nodig van de eigenaar van het betreffende gebouw. Met omwonenden hoeft, volgens de regels uit het nationale zendmastenbeleid, niet gecommuniceerd te worden over de plaatsing van een zendmast.

Zendmasten van vijf meter of hoger zijn vergunningsplichtig. Deze masten mogen niet in woonwijken worden geplaatst. Buiten de woonwijk wordt de meest geschikte locatie gezocht, waarbij de criteria uit de nota Zendmasten worden gehanteerd. (Zicht)hinder van masten wordt voorkomen en er is aandacht voor landschappelijke inpassing en esthetiek. Omwonenden ontvangen een bewonersbrief en er vindt eventueel een inloopavond plaats (afhankelijk van de locatie). Wanneer het bevoegde gezag toch besluit een omgevingsvergunning te verlenen voor een zendmast in een woonwijk, dan wordt dit aan de raad gemeld.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen (zie de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten) en gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

Alle bedrijven binnen het plangebied en erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht in de milieucategorie waartoe het bedrijf behoort en is gebruikt om de bestaande, binnen het plangebied gelegen, bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren. Omdat het bestemmingsplan een beheersmatig karakter heeft, zijn deze bedrijven uit de inventarisatie allen in het bestemmingsplan opgenomen. Er is vanuit gegaan dat de bestaande bedrijven voldoen aan de milieuvoorschriften volgend uit de Wet milieubeheer en zodoende geen overlast veroorzaken voor de omgeving. Een aantal bedrijven is op basis van hun activiteiten en de daarmee samenhangende milieucategorie niet wenselijk op het desbetreffende adres. Een dergelijk bedrijf mag haar bestaande activiteiten voortzetten en eventueel uitbreiden, voor zover de regels dat toelaten. Zodra zo´n bedrijf zijn activiteiten beëindigt, moet worden voldaan aan de milieucategorie die bij de omgeving hoort. Wel mag op de desbetreffende locatie een soortgelijke activiteit plaatsvinden, mits de nieuwe activiteit niet in een hogere milieucategorie valt dan de oude. Dit geldt voor de groothandel in motorbrandstoffen aan de Hazelaarstraat 12.

De milieucategorie van de bedrijven binnen het plangebied is weergegeven op de verbeelding en/of genoemd in de bestemmingsregels.

Ter plaatse van de voormalige Vormenfabriek vindt een ontwikkeling plaats met woningen en commerciële ruimten. De woningen gelegen aan de wegen vormen een overgangsgebied naar een wat drukkere omgeving (Hart van Brabantlaan en binnenwijkse bedrijventerrein aan de Boomstraat), in het hart van het gebied is een rustige woonwijk beoogd. De randen kunnen gezien worden als gemengd gebied waardoor de richtafstand met 1 stap verkleind mag worden.

Voor het binnenwijkse bedrijventerrein aan de Boomstraat geldt dat er is aangesloten bij de lijst functiemenging. De bedrijven die er kunnen zitten op basis van deze lijst vormen geen belemmering voor de nieuwe woningen. Doordat er een straat tussen ligt is er altijd sprake van bouwkundige scheiding welke een voorwaarde is voor het vestigen van categorie B bedrijven die maximaal zijn toegestaan op het bedrijventerrein.

Tevens ligt er in de omgeving nog een sport bestemming aan de andere zijde van de Elzenstraat op de hoek met de Populierstraat en de Boomstraat. Binnen de bestemming 'Sport' zijn een aantal functies zoals (openlucht) zwembad, ijsbaan (zowel overdekt als openlucht), sportvelden en een sporthal mogelijk. De richtafstanden hiervan liggen over de ontwikkeling van de vormenfabriek. Het is echter niet realistisch dat deze functies op deze plek gerealiseerd gaan worden. De plek is te klein om de functie te kunnen realiseren, er kan niet worden voldaan aan de parkeernorm en daarnaast zal voor deze functies nieuwbouw gepleegd moeten worden. Alles bij elkaar valt aan de economische haalbaarheid voor een commerciële exploitatie te betwijfelen. Hiermee is het niet realistisch dat deze functie hier gerealiseerd wordt. De andere functies binnen de bestemming 'Sport' vormen na het verkleinen van de richtafstand met 1 stap geen belemmering voor het ontwikkelgebied.

Het (voormalige) rangeeremplacement en een gedeelte van de in het vigerende bestemmingsplan 'De Noordhoek' opgenomen bedrijvenbestemming hebben deels een perceelsgerichte bestemming gekregen voor stadslandbouw. In de begripsomschrijving wordt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen uitgesloten. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat garandeert op omliggende gevoelige bestemmingen (woningen) in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Het overige deel van de emplacement wordt bestemd voor Verkeer-Verblijf in plaats Verkeer-Railverkeer. Dit geldt ook voor een gedeelte van de bedrijvenbestemming zoals is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'De Noordhoek'. Met het herbestemmen van het rangeerterrein/spoorwegemplacement is ingespeeld op de verhuizing van het rangeeremplacement naar Loven Noord I. Tot de definitieve verhuizing mogen de rangeer-activiteiten op deze locatie voortgezet worden onder de voorwaarden van de huidige milieuvergunning. Hiervoor is de perceelsgerichte bestemming railverkeer opgenomen waarbij het gebruik als rangeerterrein/spoorwegemplacement mogelijk is totdat het complex is verhuisd. Deze vergunning is toereikend om het woon- en leefklimaat van omliggende woningen te kunnen garanderen. Over een paar jaar zijn de activiteiten verhuisd wat een verbetering op levert voor het woon- en leefklimaat. In de regels is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee deze perceelsgerichte bestemming kan worden verwijderd als de huidige activiteiten zijn gestopt.

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  1. 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
  2. 2. Circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), december 2009;
  3. 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het Rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt, is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  1. 1. de kans op een ongeval;
  2. 2. het effect van het ongeval;
  3. 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  4. 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is en hoe hoger het groepsrisico.

5.3.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten zoals de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht dienen de volgende elementen te worden beschouwd:

  1. 1. het projectkader;
  2. 2. de hoogte en toename van het groepsrisico;
  3. 3. bronmaatregelen;
  4. 4. ruimtelijke maatregelen te treffen maatregelen in het ruimtelijke besluit;
  5. 5. mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;
  6. 6. mogelijkheden tot zelfredzaamheid;
  7. 7. mogelijkheden planontwikkeling op andere locatie;
  8. 8. mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.

In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting verantwoord worden. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt, kunnen de punten 3, 4, 7 en 8 buiten beschouwing gelaten worden. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico 1) onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt of 2) tussen 0,1 maal en 1 maal de oriëntatiewaarde ligt én minder dan 10% toeneemt. We spreken in deze gevallen van een beperkte verantwoordingsplicht. In de andere gevallen dient de verantwoordingsplicht compleet ingevuld te worden.

5.3.5 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour die van invloed is op het plangebied.

5.3.6 Buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.

5.3.7 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd.

Voor gemeentelijke wegen blijkt uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, dat op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. Voor het groepsrisico van deze wegen geldt dat er conform deze rapportage, ter hoogte van dit bestemmingsplan geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

De A58 is een te beschouwen risicobron. Voor deze weg geldt dat er voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een toename van het groepsrisico en geen overschrijding van de oriëntatiewaarde, deze weg is daarom niet relevant voor de verantwoordingsplicht.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden onder andere brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.

Voor deze spoorlijn blijkt uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 maximaal een grootte heeft van 8 meter. Het plangebied ligt op een grotere afstand.

In de beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan wordt van de uitgangspunten zoals deze zijn verwoord in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat indien sprake is van een initiatief binnen 300 meter van de spoorlijn hier altijd specifiek op ingegaan moeten worden, aangezien sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De invulling van de verantwoordingsplicht is als bijlage gevoegd bij dit plan. (zie Bijlage 6 Verantwoording externe veiligheid ontwikkeling Vormenfabriek)

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.

Conclusie: Alleen de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch is een relevante risicobron voor dit plangebied.

5.3.8 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld, zie bijlage. Hierin zijn de volgende conclusies getrokken:

  • de verantwoording is gebaseerd op een overschrijding van de oriëntatiewaarde met een 5,3;
  • door de ontwikkeling in het bestemmingsplan neemt het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie toe;
  • in het plan moeten bouwkundige maatregelen genomen worden om de zelfredzaamheid van de toekomstig aanwezige personen te optimaliseren. Deze hebben vooral betrekking op een toxische wolk. Onduidelijk is of er maatregelen genomen worden om verblijf inpandig gedurende langere tijd mogelijk te maken bij een toxische wolk;
  • de blusvoorzieningen en bereikbaarheid zijn nog niet volledig uitgewerkt. Hier zal in overleg met de brandweer bepaald worden hoe deze zal worden uitgevoerd;
  • binnen de gemeente Tilburg vindt beperkte risicocommunicatie plaats;
  • de bereikbaarheid van het spoor is beperkt;
  • hoe de bereikbaarheid geregeld gaat worden op de locatie van de voormalige Vormenfabriek is niet nader uitgewerkt. Hiervoor zullen de uitgangspunten uit het bouwbesluit worden gehanteerd.

Met betrekking tot het Brandweer advies zie Bijlage 9 Advies Brandweer externe veiligheid.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.3.9 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.4.1 Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied worden op het terrein van de voormalige Vormenfabriek nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd welke gelegen zijn binnen de volgende zones van wegen zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (hierna Wgh): Hart van Brabantlaan, St. Ceciliastraat.

Ingevolge artikel 82 van de Wgh geldt voor nieuwe woningen een voorkeurgrenswaarde van 48 dB. Voor deze nieuwe woningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Oranjewoud d.d. 31 oktober 2012, projectnummer 0257523.00, revisie 00) en heeft een toetsing aan de normen uit de Wgh plaatsgevonden. (zie Bijlage 7 Akoestisch rapport ontwikkeling Vormenfabriek )

Uit het akoestisch onderzoek blijkt:

  • dat de geluidbelasting ten gevolge van de Hart van Brabantlaan op alle rekenpunten van het plangebied hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidsbelasting t.g.v. de Hart van Brabantlaan bedraagt 62 dB. Dit is inclusief toepassing van de wettelijke aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh.
  • dat de geluidbelasting ten gevolge van de St. Ceciliastraat op diverse rekenpunten van het plangebied hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidsbelasting t.g.v. de St. Ceciliastraat bedraagt 60 dB. Dit is inclusief toepassing van de wettelijke aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh.

De maximaal toelaatbare grenswaarde van 63 dB voor een binnenstedelijke situatie wordt niet overschreden, zowel t.g.v. de Hart van Brabantlaan als t.g.v. de St. Ceciliastraat.

Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren (b.v. toepassen stiller wegdek, beperken verkeersintensiteit, verlagen rijsnelheid, toepassen schermen) ontmoeten overwegende bezwaren van verkeerskundige, financiële en stedenbouwkundige aard. Door het toepassen van geluidarm wegdek op de hart van Brabantlaan respectievelijk de St. Ceciliastraat kan de geluidsbelasting met circa 4 dB worden gereduceerd, echter niet tot aan de voorkeurgrenswaarde.

Bovendien is het toepassen van stiller wegdek niet mogelijk vanwege het groot aantal kruisingen (veel wringend verkeer). Het plaatsen van schermen in stedelijk gebied is stedenbouwkundig niet wenselijk.

Om het bouwplan mogelijk te maken is het noodzakelijk om hogere grenswaarden vast te stellen.

De geluidsbelastingen afkomstig van het wegverkeer waarvoor hogere waarden moeten worden vastgesteld zijn weergegeven in tabel 5.1 van het akoestisch rapport. Bij het verlenen van hogere waarden worden aanvullende voorwaarden gesteld met als doel een goed akoestish woon- een leefklimaat te waarborgen (zie het kopje gemeentelijke geluidsbeleid) .

5.4.2 Railverkeerslawaai

De geplande nieuwbouw is gelegen binnen de geluidzone van de spoorlijn Tilburg-Breda. Voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geldt een voorkeurgrenswaarde van 55 dB conform artikel 4.9 van het Besluit geluidhinder. Artikel 4.11 van het Besluit geluidhinder biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid hogere waarden vast te stellen tot een waarde van maximaal 68 dB.

Voor de geplande nieuwbouw is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Oranjewoud d.d. 31 oktober 2012, projectnummer 0257523.00, revisie 00) en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wgh. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op alle rekenpunten van het plangebied de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van railverkeerslawaai wordt overschreden. De maximale geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer bedraagt 67 dB. De maximaal toelaatbare grenswaarde van 68 dB t.g.v. railverkeer wordt niet overschreden. (zie Bijlage 7 Akoestischrapport ontwikkeling Vormenfabriek)

Bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot aan de voorkeurgrenswaarde zijn onderzocht en bieden geen soelaas. Vermindering aan de bron door beperking van de intensiteit is vervoerskundig niet mogelijk. Raildempers zijn op grote delen van het traject daar waar mogelijk al aangebracht. Bovendien wordt hierbij opgemerkt dat door het toepassen van raildempers de overschrijding van de voorkeurgrenswaarde niet ongedaan gemaakt wordt.

Het plaatsen van een akoestisch scherm ligt niet binnen de invloedsfeer van de initiatiefnemer van het bouwplan.

Om het bouwplan mogelijk te maken is het noodzakelijk om hogere grenswaarden vast te stellen.

De geluidsbelastingen afkomstig van het railverkeer waarvoor hogere waarden moeten worden vastgesteld zijn weergegeven in tabel 5.2 van het akoestisch rapport. De in tabel 5.2 aangegeven rekenresultaten zijn inclusief toepassing van de wettelijke plafondcorrectiewaarde van +1.5 dB.

5.4.3 Gemeentelijk geluidsbeleid

Om (de geplande) woningbouw in het plangebied mogelijk te maken is door het college een besluit hogere waarden genomen. Dit besluit is bij dit bestemmingsplan gevoegd.

In het Besluit hogere waarden zijn, conform het gemeentelijk geluidsbeleid, de volgende voorwaarden gesteld:

  • elke woning beschikt over minimaal 1 geluidluwe gevel, voor zover de geluidbelasting op de gevel meer bedraagt dan 53 dB ten gevolge van wegverkeerslawaai respectievelijk 55 dB ten gevolge van railverkeerslawaai;
  • aan de geluidluwe gevel ligt minimaal 1 verblijfsruimte, bij voorkeur de hoofdslaapkamer;
  • elke woning beschikt over een geluidluwe buitenruimte;
  • middels een akoestisch rapport wordt aangetoond dat bij de aanvraag om vergunning ingevolg de Wabo voldaan wordt aan afdeling 3.1 van het Bouwbesluit 2012.

5.4.4 Goede ruimtelijke ordening

In het akoestisch onderzoek zijn tevens de effecten van alle geluidbronnen tezamen onderzocht in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De gecumuleerde geluidbelasting exclusief toepassing van de wettelijke aftrek volgens artikel 110g Wgh bedraagt maximaal 68 dB aan de noordkant van het plangebied. De gecumuleerde geluidbelasting leidt gezien de stedelijke omgeving niet tot een onaanvaardbare geluidsbelasting. Daarnaast zal de toekomstige bebouwing aan de noordkant zorgen voor (een vorm van) afscherming aan de zuidkant van het plangebied als gevolge van de hoge geluidbelasting ten gevolge van de Hart van Brabantlaan en het spoor. Dit in combinatie met de aan het hogere waarden-besluit gestelde voorwaarden, leidt naar onze mening dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden.

5.4.5 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

5.4.6 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de oprichting van woningen (gestapeld en grondgebonden) met dienstverlenende functies in de plint van de hoogbouw.

In eerste instantie hebben wij beoordeeld in hoeverre het project kan worden aangemerkt als " in betekenende mate" dan wel als "niet in betekenende mate". In Bijlage 1A van de Regeling "niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) wordt aangegeven wanneer categorieen van gevallen in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Op basis hiervan kan het project niet worden aangemerkt als een categorie zoals bedoeld in Bijlage 1a van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen.

De verkeersgeneratie dat toegerekend kan worden aan de planontwikkeling bedraagt ca. 1140 motorvoertuigen waarbij is uitgegaan van maximaal 1% aandeel vrachtverkeer. De bijdrage ten gevolge van het wegverkeer in relatie tot de luchtkwaliteit hebben wij vervolgens berekend aan de hand van de door Infomil beschikbaar gestelde tool welke gebaseerd is op een worst-case situatie.

Uit de berekening blijkt dat de bijdrage van het verkeer niet in betekenende mate is. Dit betekent dat uitgebreid onderzoek naar het effect op de luchtkwaliteit achterwege gelaten kan worden, dat voldaan wordt aan artikel 5.16 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer en dat de normen uit de Wet milieubeheer niet overschreden worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0010.png"

5.6 Geur

5.6.1 Industriële geur

In en om het plangebied worden geen grote industriële bedrijven toegestaan. Er zal dus ook geen sprake zijn van industriële stankhinder.

5.6.2 Agrarische geur

In en om het plangebied worden geen veehouderijen toegestaan welke mogelijk invloed zullen hebben op het plan. Er zal geen sprake zijn van agrarisch stankhinder.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

T.a.v. het plangebied:

Binnen het plangebied zijn een aantal historische activiteiten bekend die als bodembedreigend beschouwd kunnen worden. Een aantal van deze locaties zijn (gedeeltelijk) onderzocht, maar hiervoor dient nog wel een bodemsanering uitgevoerd te worden. Een aantal andere locaties zijn nog niet onderzocht en dienen dus in eerste instantie verkennend onderzocht te worden. Het gaat hierbij om verdachtmakingen zoals slootdempingen en erfverhardingen. Voor de locaties Vormenfabriek en brandstoffengroothandel aan de Hazelaarstraat 10 is al een saneringsplicht vastgesteld. Voor de activiteiten spoorwegemplacement en benzinestation aan de Hazelaarstraat 12 dient de omvang van de verontreinigingen nog te worden vastgesteld.

Bovenstaande locaties hebben invloed op toekomstige aanvragen voor bouwvergunningen in het omgevingsvergunningtraject. Om toekomstige ontwikkelingen in een later stadium niet onnodig te belemmeren wordt geadviseerd om tijdig met bodemonderzoek en saneringen te beginnen.

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

5.8 Natuur En Ecologie

Natuur

Inleiding

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

Hieronder volgt een korte toelichting van het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Natura 2000

Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van ELI. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van de jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.

Om schade aan de natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j).

Het toetsingschema bestaat uit een voortoets, habitattoets en ADC-toets. Een voortoets kan bestaan uit vier fasen, te weten een inventarisatie en analyse door middel van een verkennende fase, bureauonderzoek en/of veldonderzoek en een analyse van de effecten. Het kan zo zijn dat al na een verkennende fase de effecten voldoende bekend zijn. Mocht blijken dat er geen negatieve effecten ontstaan voor de habitattypen en soorten dan is de nadere uitwerking van de overige toetsen niet noodzakelijk.

Op 1 februari 2009 is de NB-wet 1998 gewijzigd ten aanzien van het zogenoemde ´bestaand gebruik´. Onder ´bestaand gebruik´ vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijzigingen zijn gericht op verbetering van de werking van de wet in de praktijk en verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. De wetswijziging regelt dat zolang er geen beheerplannen voor de Natura2000-gebieden zijn vastgesteld voor bestaand gebruik met mogelijke verslechterende gevolgen geen vergunning vereist is. Het regime voor bestaand gebruik is niet van toepassing op bestaand gebruik als het gaat om projecten met mogelijk significante gevolgen waarvoor een passende beoordeling is vereist. Ook op bestaand gebruik dat in het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied in betekenende mate is gewijzigd, is het regime niet van toepassing. In die gevallen is een vergunning nodig.

Ecologische Hoofdstructuur

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypekaart. De beheertypekaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de toekomstige en gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden behoren volgens de provincie niet tot de EHS.

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.

Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt dan dient compensatie plaats te vinden.

Kadernota Groene Mal

In de Kadernota Groene Mal is het beleid ten behoeve van behoud en ontwikkeling van een duurzaam functionerende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout vastgelegd. De Groene Mal is een doorvertaling van de EHS naar de Tilburgse situatie. Met name de ecologische verbindingen tussen bestaande bos- en natuurgebieden zijn binnen de Groene Mal sterk(er) aangezet. Doel van de Groene Mal is de verstedelijking te sturen. Aantasting van natuurgebieden wordt zoveel mogelijk voorkomen. Onvermijdbare incidentele ingrepen zullen gecompenseerd worden, bij voorkeur in de Groene Mal. Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de realisering van de Groene Mal.

Flora- en faunawet

Vanuit de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt.

Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden gevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.

Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken cf. een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen artikel 75 Flora- en faunawet.

Situatie binnen het plangebied

Natura 2000

Binnen een afstand van 3 km. is Natura 2000-gebied afwezig. Gezien de relatief grote afstand tussen het plangebied en dichtstbijzijnd Natura 2000-gebied en de aard van de ruimtelijke ingreep, worden negatieve effecten niet verwacht.

Ecologische Hoofdstructuur

Volgens de Verordening ruimte 2012 van de Provincie Noord-Brabant komen er binnen het plangebied geen onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) voor. Dichtstbijzijnde EHS bevindt zich op een afstand van ca. 1650 m.

Kadernota Groene Mal

Het westelijk deel van het plangebied is begrenst als Groene Mal. Het betreft hier de groenstrook tussen de Hazelaarstraat en de Ringbaan West. De bestaande situatie wordt getypeerd als een gebied met hoofdfunctie natuur/bos voor zover tevens met planologische basisbescherming.

Ontwikkelingen in het plangebied worden alleen voorzien op het voormalige terrein van de Vormenfabriek. Deze geplande activiteiten zullen niet leiden tot schadelijke effecten op dit onderdeel van de Groene Mal.

Flora- en faunawet

Op basis van bronnenonderzoek en een eenmalig veldbezoek door een deskundige is bepaald wat de actuele en/of potentiële natuurwaarden van het plangebied zijn. Op basis hiervan is bepaald of schadelijke effecten te verwachten zijn.

Tabel 1: Algemene soorten

Vaatplanten

Het plangebied is potentieel geschikt voor groeiplaatsen van brede wespenorchis. Deze soort kan worden verwacht in de groenstrook ten noorden van de Hazelaarstraat en in de zuidwesthoek van het rangeerterrein.

Zoogdieren - grondgebonden

Het plangebied is potentieel geschikt voor vaste verblijfplaats, foerageer- en/of rustplaats voor onder andere mol, konijn, egel, huisspitsmuis, bosmuis, rosse woelmuis en veldmuis.

Reptielen en amfibieën

Het plangebied is potentieel geschikt voor bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en bastaardkikker. Maar niet als voortplantingsgebied. In het plangebied zijn waterpartijen afwezig.

Ontwikkelingen in het plangebied worden alleen voorzien op het voormalige terrein van de Vormenfabriek. Deze geplande activiteiten zullen niet leiden tot schadelijke effecten op al de tabel 1 soorten. Door het zeer lage aantal tabel 1 soorten die hier te verwachten zijn, is het treffen van aanvullende ecologische maatregelen niet nodig.

Tabel 2: Overige soorten, niet zijnde algemene soorten, soorten van bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn en soorten van bijlage I van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten

Vaatplanten

Het plangebied is potentieel geschikt voor groeiplaatsen van steenbreekvaren, tongvaren, zwartsteel en gele helmbloem. In het terrein zijn op verschillende plekken potentieel geschikte muren aanwezig.

Ontwikkelingen in het plangebied worden alleen voorzien op het voormalige terrein van de Vormenfabriek. Deze geplande activiteiten zullen niet leiden tot schadelijke effecten op vaatplanten.

Andere soorten uit tabel 2 worden niet verwacht.

Tabel 3: soorten van Bijlage 1 van Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en soorten opgenomen in Bijlage IV van EU-Habitatrichtlijn

Zoogdieren - vleermuizen

Het plangebied is potentieel geschikt als vaste rust- en verblijfplaats, vliegroute en foerageergebied.

  • Vaste rust- en verblijfplaatsen kunnen zich bevinden in gebouwen en bomen. Potentieel zeer geschikte gebouwen zijn de woonblokken tussen de Hazelaarstraat en de Hart van Brabantlaan. Potentieel matig geschikt is het gehele gebouw van Prorail. Verspreid door het plangebied bevinden zich potentieel geschikte bomen in rij of in groepen.
  • Potentieel geschikte vliegroutes bevinden zich langs de bomenrij en woonblokken respectievelijk ten noorden en zuiden van de Hazelaarstraat. Deze vliegroute heeft een oost-westelijke ligging. Andere delen binnen het plangebied zijn eveneens geschikt als vliegroute, echter is dit niet te linken aan lijnvormige structuren.
  • Potentieel geschikt foerageergebied bevind zich aan weerszijden van de bomenrij ten noorden van de Hazelaarstraat. Andere delen in het plangebied zijn ook geschikt om te foerageren, dit is echter niet direct te linken aan de structuren in het plangebied.

Gebaseerd op de ligging van het plangebied versus habitat en verspreiding van vleermuizen is de soort/functie combinatie in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1 Potentiële soort/functie combinatie vleermuizen

Soort Vaste rust- en verblijfplaats Foerageer-gebied Vliegroute
Gewone dwergvleermuis Ja Ja Ja
Ruige dwergvleermuis Ja Ja Ja
Laatvlieger Ja Ja Ja
Rosse vleermuis Nee Ja Ja
Watervleermuis Nee Nee Ja
Meervleermuis Nee Nee Nee
Gewone grootoorvleermuis Nee Ja Ja
Tweekleurige vleermuis Ja Ja Ja
Baardvleermuis Nee Nee Nee
Franjestaart Nee Nee Nee

Ontwikkelingen in het plangebied worden alleen voorzien op het voormalige terrein van de Vormenfabriek. Deze geplande activiteiten zullen niet leiden tot schadelijke effecten op beschermde functies van vleermuizen.

Vogels

  • Het plangebied is geschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor vogelsoorten in gebouwen waarvan de nesten het hele jaar door beschermd zijn (categorie 1 tot en met 4). ). Gebaseerd op de ligging van het plangebied versus habitat en verspreiding van vogels zijn de te verwachten nesten van de volgende soorten: huismus en gierzwaluw. Deze nesten kunnen zich bevinden in de woonblokken van grondgeboden woningen langs de Hazelaarstraat.
  • Het plangebied is ongeschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor vogelsoorten in bomen waarvan de nesten het hele jaar door beschermd zijn (categorie 1 tot en met 4).
  • Het plangebied is potentieel geschikt voor vogelsoorten waarvan de nesten niet het hele jaar door beschermd zijn (categorie 5). Gebaseerd op de ligging van het plangebied versus habitat en verspreiding van vogels zijn de te verwachten nesten van de volgende soorten: boomkruiper, ekster, grote bonte specht, koolmees, pimpelmees, spreeuw, zwarte kraai en zwarte roodstaart. Categorie 5-soorten zijn wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
  • Het plangebied is potentieel geschikt voor vogelsoorten waarvan de nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd zijn. Soorten zijn houtduif, winterkoning en merel.

Ontwikkelingen in het plangebied worden alleen voorzien op het voormalige terrein van de Vormenfabriek. Deze geplande activiteiten zullen niet leiden tot schadelijke effecten op vogels indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Het is op deze locatie mogelijk broedgevallen van vogels te voorkomen door in de winterperiode de beplanting te kappen.

Andere soorten uit tabel 3 worden niet verwacht.

Conclusies

Natura 2000, Ecologische Hoofdstructuur en Kadernota Groene Mal

De geplande activiteiten hebben geen schadelijk effect op Natura 2000-gebied, de Ecologische Hoofdstructuur of de Kadernota Groene Mal. In het plangebied is alleen Groene Mal-gebied aanwezig, maar de geplande activiteiten hebben hierop geen schadelijk effect.

Flora- en faunawet

Ontwikkelingen in het plangebied worden alleen voorzien op het voormalige terrein van de Vormenfabriek. Een ontheffing van de verbodsartikelen in het kader van de Flora- en faunawet is voor deze geplande activiteiten niet noodzakelijk:

  • De geplande activiteiten zullen niet leiden tot schadelijke effecten op vogels indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Het is op deze locatie mogelijk broedgevallen van vogels te voorkomen door in de winterperiode de beplanting te kappen.
  • De geplande activiteiten zullen niet leiden tot schadelijke effecten op tabel 1 soorten, zoals brede wespenorchis, mol, konijn, egel, huisspitsmuis, bosmuis, rosse woelmuis, veldmuis, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Door het zeer lage aantal tabel 1 soorten die hier te verwachten zijn, is het treffen van aanvullende ecologische maatregelen niet nodig.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat activiteiten binnen het plangebied die territoria/nesten of andere delen van het leefgebied vernietigen, in de periode oktober - februari zonder ontheffing kunnen worden uitgevoerd. De algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet blijft wel altijd van kracht. Aanvullend onderzoek naar beschermde soorten wordt niet noodzakelijk geacht.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

6.1 Bestaand Watersysteem

6.1.1 Gebiedskenmerken

Het plangebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Beneden Dommel en Zandleij, en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel.

Het plangebied is ongeveer 17 ha groot, en is bedrijventerrein, verkeer- en woongebied. De terreinhoogte bedraagt ongeveer 14,5 m + NAP.

6.1.2 Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen, dikker dan 1 meter met richting het zuidwesten een overgang naar sterk lemig, matig fijn zand. Plaatselijk kunnen deze lagen een matig tot sterk waterremmend effect hebben.

De maatgevende grondwaterstand in het gebied Spoorzone West bedraagt ongeveer 12 m + NAP. De gemiddelde grondwaterstanden fluctueren rond de 11,5 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordwestelijke richting.

Met maatgevende grondwaterstanden ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende. Lokaal kan er sprake zijn van schijngrondwaterspiegels, welke ontstaan door stagnerend water in slecht waterdoorlatend bodemlagen in de onverzadigde zone.

6.1.3 Oppervlaktewater

In de Spoorzone West is geen oppervlaktewater met een waterhuishoudkundige functie.

6.1.4 Riolering

In de bestaande situatie is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het plangebied is volledig gerioleerd. Het afvalwater in het gemengde stelsel stroomt af naar de rioolwaterzuivering Tilburg. De rioolwaterzuivering is in beheer bij waterschap De Dommel.

6.2 Duurzaam Waterbeheer

Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de verordening Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Afwegingen

Voorliggend bestemmingsplan betreft enerzijds een beheerbestemmingsplan, waarin de bestaande situatie wordt vastgelegd. Dat betekent geen toename van de bestaande verharde oppervlakte, en dan ook geen extra belasting van het watersysteem. Anderzijds betreft dit bestemmingsplan de herontwikkeling van de voormalige Vormenfabriek.

In het kader van duurzaam waterbeheer wordt een regenwatersysteem, de zogenaamde Blauwe Aders, aangelegd. Daarop kan de afvoer van regenwater richting de bergingsvoorzieningen in de stadsranden afstromen, de zogenaamde Waterparken.

Het plangebied valt nagenoeg volledig in een van afkoppelgebieden die op termijn zullen worden aangesloten op een Blauwe Aders. Het is dan ook van belang om het regen- en vuilwater gescheiden in te zamelen en aan te bieden bij de perceelgrens, op het moment dat panden worden verbouwd of herbouwd en aan te sluiten op de bestaande vuilwater, cq regenwaterriolering.

Het terrein van de voormalige Vormfabriek is ongeveer 1 ha groot. In de huidige situatie is het terrein voor ongeveer ¾ verhard. In het bestemmingsplan dat de ontwikkeling van het terrein mogelijk moet maken wordt opgenomen dat het bouwblok 100% verhard mag worden. Uitgangspunt bij de ontwikkeling is dat het hemelwater van daken en andere verharding wordt afgekoppeld. Het afgekoppeld hemelwater wordt vervolgens verzameld en op termijn aangesloten op de blauwe ader, die door de gemeente in de Spoorlaan wordt aangelegd. De bergingsopgave voor het gebied is bij 100% verharding volgens de HNO-tool van waterschap de Dommel 127 m³. Deze opgave is meegenomen in de doorrekening van het ontwerp van de blauwe aders.

De ontwikkeling op de locatie van de voormalige Vormenfabriek dient de afvoer van hemelwater aan te sluiten op de Blauwe Ader.

Bij het plan gelden de volgende algemene uitgangspunten, bij verbouwing / herbouw van bestaande panden. Deze uitgangspunten gelden dus concreet voor de ontwikkeling op het terrein van de voormalige Vormenfabriek:

  • men dient rekening te houden met de bestaande terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen;
  • de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel;
  • het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;
  • het vuil- en hemelwater worden inpandig gescheiden ingezameld en per woning aan de perceelgrens aangeboden voor aansluiting op de gemeentelijke riolering;
  • het vuilwater wordt aangesloten op de bestaande gemengde riolering;
  • in de Spoorlaan legt de gemeente een blauwe ader aan met afvoer richting het waterpark in Noordoost, waarop de ontwikkeling op de locatie van de voormalige Vormenfabriek moet aansluiten voor de afvoer van hemelwater. Bij het Van Gend&Loos-terrein gebeurt voorlopig niets, maar de blauwe ader houd rekening met de mogelijke ontwikkelingen in dat gebied.

6.3 Watertoets

Aangezien er geen sprake is van waterbelangen in het plangebied, heeft waterschap De Dommel en gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.

7.2.1 Bouwvlak en erf

De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.

Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

7.2.2 Voorgevelrooilijn

De Bouwverordening kent grote waarde toe aan de voorgevelrooilijn als stedenbouwkundig element: de lijn waarin gebouwd moet worden. De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´. In de bouwregels wordt aangeven wanneer er sprake is van een voorgevelrooilijn. Indien er sprake is van enkelvoudige volumes, wordt veelal een groot bouwvlak weergegeven, dat niet volledig (100%) mag worden bebouwd. In dat geval wordt op de verbeelding een ´´ weergegeven. In de regels wordt dan geregeld dat ter plaatse van deze aanduiding bebouwing in deze lijn moet worden gebouwd. Het bebouwingsfront geldt dan als voorgevelrooilijn.

7.2.3 Achtergevelrooilijn

De achtergevelrooilijn is ´de achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst´. Omgevingsvergunningen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk en bijvoorbeeld nodig in situaties, waarin binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:

  • gebouwen op binnenterreinen mits hiervan de bereikbaarheid conform de gemeentelijke Bouwverordening gewaarborgd is;
  • bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de perceelscheiding tot een bebouwingsdiepte van max. 15 m.

Bij het verlenen van omgevingsvergunning dient een afweging plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria:

  1. 1. De beoogde bebouwing moet stedenbouwkundig gezien naar schaal passen c.q. inpasbaar zijn binnen het gebied, de bouwstrook of het bouwblok, waarbij in het bijzonder afstemming met bestaande woonbebouwing moet plaatsvinden;
  2. 2. Bij ligging binnen beschermde stadsgezichten waarmee de schaal van de bebouwing zou kunnen concurreren, dient afstemming plaats te vinden. In voorkomende gevallen wordt advies gevraagd aan de Omgevingscommissie.

7.2.4 Bouwdiepte

Conform de regeling in de Bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. In het algemeen is de achterste begrenzing van het bouwvlak bepaald door de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen in het betreffende bouwblok. Indien sprake is van een bouwstrook is de bouwdiepte bepaald door de helft van de diepte van de bouwstrook, gelegen achter de voorgevelrooilijn. In beide gevallen wordt als maximum gehanteerd een diepte van 12 m. Gelet op de specifieke situatie of vanuit stedenbouwkundige overwegingen kan voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van deze richtlijn worden afgeweken. Met name bij zogenaamde rug-aan-rug woningen is deze berekening niet van toepassing. Ook is deze regeling niet van toepassing op enkelvoudige bouwvolumes zoals appartementencomlexen.

7.2.5 Bouwhoogte

Op grond van historisch/morfologische interpretatie worden de volgende gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:

  1. 1. Hoofdstructuur oude gebieden, onderverdeeld in:
    1. a. Linten van de 1e orde;
    2. b. Linten van de 2e orde.
  2. 2. Hoofdstructuur nieuwe gebieden;
  3. 3. Overige gebieden.

Langs de 'Hoofdstructuur oude gebieden' wordt, indien sprake is van een lint van de 1e orde, een maximale hoogte toelaatbaar geacht van 15 m. Indien sprake is van een lint van de 2e orde, is de maximaal toelaatbare hoogte 11 m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15 m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10 m is toegestaan. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Met name vanwege het niet stedelijke karakter gelden voor de dorpen afwijkende maten die opgenomen zijn binnen de afzonderlijke bestemmingen: Wonen-1, Wonen-2 en Wonen-3. Ook in het buitengebied geldt een afwijkende regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012010-e001_0011.jpg"

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels ten behoeve van een hogere bouwhoogte is vaak mogelijk voor specifieke constructies.

De bouwhoogte is in dit bestemmingsplan voor wat betreft het beheergedeelte gebaseerd op de bestaande situatie. Voor bestaande woningen wordt in beginsel een bouwhoogte van 10 meter toegelaten tenzij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. De hoogte van de bestaande hoogbouw is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan De Noordhoek. De bouwhoogte voor het deelgebied Vormenfabriek is gebaseerd op de nota Handreiking Hoogbouw (zie paragraaf 4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand)

7.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:

  1. 1. oppervlakte:
    1. a. 20 m2 indien erf kleiner is dan 50 m2;
    2. b. 40% van erf met maximum van 60 m2 bij erf tussen de 50 m2 en 500 m2;
    3. c. 80 m2 bij erf tussen de 500 m2 en 1000 m2;
    4. d. 100 m2 bij erf vanaf 1000 m2.
  2. 2. bouwhoogte: maximaal 3 m bij plat dak, bij schuin dak goothoogte maximaal 3 m en bouwhoogte maximaal 4,5 m.

Met omgevingsvergunning inzake binnenplans afwijken van de bouwregels is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.

7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

Bestemmingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:

  1. 1. Bedrijf.

de bestemming 'bedrijf' is gelegd op de bestaande bedrijfspercelen in het deelgebied Van Gend en Loosterrein. De bestaande bestemmingen zijn overgenomen uit het op dit moment vigerende bestemmingsplan De Noordhoek.

  1. 2. Verkeer.

De Hart van Brabantlaan, Ringbaan West en de noordzijde van de St Ceciliastraat zijn bestemd voor 'Verkeer' en betreffen een 50 km gebied. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn alle verkeer- en vervoervoorzieningen ten behoeve van het wegverkeer opgenomen. De nadruk ligt hierbij op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkontsluitingswegen.

  1. 3. Verkeer-Verblijf.

De overige binnen het plangebied voorkomende straten zijn bestemd voor 'Verkeer-Verblijf'. Binnen deze bestemming ligt de nadruk op de erftoegangsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken. Ook het Van Gend en Loosterrein is bestemd voor 'Verkeer - verblijf". De vigerende - niet bebouwde - bedrijvenfunctie en de vigerende bestemming 'Verkeer - rail' ter plaatse van het rangeerterrein zijn komen te vervallen waarbij ten behoeve van een tijdelijke invulling van het gebied de mogelijkheid wordt opgenomen voor stadslandbouw

  1. 4. Wonen.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan en heeft betrekking op de bestaande grondgebonden woningen gelegen aan de noordzijde van de Hart van Brabantlaan. Onder voorwaarden zijn tevens beroepsmatige activiteiten toegestaan als een aan huis gebonden beroep. Met afwijking kan worden meegewerkt aan het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.

  1. 5. Wonen-Gestapeld.

De bestemming 'Wonen-Gestapeld' heeft betrekking op de bestaande flats gelegen aan de noordzijde van de Hart van Brabantlaan. Onder voorwaarden zijn tevens beroepsmatige activiteiten toegestaan als een aan huis gebonden beroep. Met afwijking kan worden meegewerkt aan het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.

  1. 6. Woongebied.

Voor het deelgebied Vormenfabriek wordt gewerkt met de bestemming 'Woongebied'. Een uitgewerkte bestemming 'Wonen' en/of 'Wonen-Gestapeld' geniet hier niet de voorkeur gelet op de invulling van het gebied. De bestemming maakt een flexibele invulling van het gebied mogelijk indien mocht blijken dat de nieuwe bouwplannen niet geheel zouden passen binnen de regels van de bestemming.

Daarnaast is de volgende dubbelbestemming opgenomen:

  1. 1. Waarde-Archeologie.

Op alle gronden met een middelhoge en hoge archeologische verwachting ligt een dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Deze dubbelbestemming brengt een omgevingsvergunningplicht met zich mee voor het uitvoeren van werken.

Daarnaast geldt ten aanzien van de onderliggende enkelbestemming een beperking van de bouwmogelijkheden. Nader archeologisch onderzoek dient plaats te vinden alvorens bouw kan plaatsvinden.

De dubbelbestemming is met name opgenomen voor het deelgebied Van Gend en Loosterrein. Gelet op het verleden zijn voor het overgrote deel van dit gebied geen grote grond- en funderingswerkzaamheden verricht met uitzondering van de bestaande bebouwing.

Daarnaast bevat het plan diverse functieaanduingen.

Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Als voorbeeld kan hierbij worden gedacht aan de bestemming 'Wonen-Gestapeld' waarbij in de 'plint' andere functies dan wonen mogelijk zijn. Een ander voorbeeld is het aanduiden van een perceel met een reeds in het vigerende plan bestaande situatie waarbij de bestaande rechten gerespecteerd dienen te worden zonder dat eventueel verhaal van planschade mogelijk is. In deze situatie kan sprake zijn van een ruimtelijk ongewenste situatie Als voorbeeld kan hier worden aangehaald de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' en 'bedrijf van categorie 4' binnen de bestemming 'Bedrijf".

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.

7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 10 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 11 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 12 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 13 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Het betreft hier de luchtvaartverkeerszone. Als gevolg van de aanwezigheid van het vliegveld Gilze Rijen geldt er een maximale bouwhoogte. Dit heeft echter geen consequenties omdat de toegelaten maximale bouwhoogte binnen de diverse bestemmingen ruimschoots onder de maximaal toegelaten hoogte als gevolg van de aanduiding luchtvaartzone ligt.

Daarnaast ligt over een deel van het gebied de aanduiding veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen. Indien binnen deze zone kwestbare objecten worden gerealiseerd dient eerst aan de verantwoordingslicht als bedoeld in het Besluit externe veilidheid te worden voldaan. Voor de geplande woningen in de bestemming Woongebied is hier aan voldaan (zie paragraaf 5.3 Externeveiligheid).

Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 14.

Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 15, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.

Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 17 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangsrecht En Slotregel

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangsrecht en slotregel´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Uitvoerbaarheid

Medio jaren negentig is de Gemeente Tilburg gestart met de herontwikkeling van de Spoorzone. De afgelopen jaren heeft deze herontwikkeling meer vorm gekregen. De gemeente heeft een structuurplan laten ontwikkelen en in 2008 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Spoorzone vastgesteld.

Op het deelgebied Vormenfabriek, dat onderdeel uitmaakt van de Spoorzone, wordt een bouwplanontwikkeling uitgewerkt passend binnen de visie en het ambitieniveau van de Spoorzone. Echter het huidige bestemmingsplan biedt onvoldoende houvast voor de gewenste ontwikkeling, waardoor een uitwerking van het bestemmingsplan noodzakelijk is (Bestemmingsplan Spoorzone West 2012).

Voor de gewenste ontwikkeling verkoopt de gemeente grond aan de ontwikkelaar(s). De verantwoordelijkheid van het risico van de grond- en vastgoedexploitatie van de verdere ontwikkeling van het deelgebied Vormenfabriek ligt bij de ontwikkelaar. Daar de gemeente op deze locatie eigenaar is van de grond vindt het kostenverhaal plaats via de gronduitgifte. Zodoende is het kostenverhaal op deze locatie anderszins verzekerd.

Daarnaast heeft het bestemmingsplan Spoorzone West 2012 betrekking op het voormalige Van Gend en Loos terrein waar geen grootschalige ontwikkelingen (bouwplannen) zijn voorzien. Wel kunnen er, qua omvang, beperkte ontwikkelingen plaatsvinden, die buiten de reikwijdte van de grondexploitatiewet vallen. Op basis van het voorliggende beheersbestemmingsplan en de grondexploitatiewet is voor dit deelgebied geen kostenverhaal mogelijk.

Gezien het bovenstaande is het niet nodig dat de raad bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt.

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan 'Spoorzone West 2012' op 23 juni 2012 gepubliceerd in Stadsnieuws.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het concept ontwerpbestemmingsplan is op 25 oktober 2012 besproken in het vooroverleg met de provincie Noord Brabant. Naar aanleiding van het overleg is gebleken dat het bestemmingsplan niet hoeft te worden voorgelegd aan de provincie in het kader van artikel 3.1.1 Bro. Het concept bestemmingsplan is ook niet voorgelegd aan het Rijk aangezien er geen rijksbelangen met het bestemmingsplan gemoeid zijn.

9.3 Burgerparticipatie

Op 26 november 2012 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in buurthuis 'in de Boomtak', Boomstraat 81 te Tilburg. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding, toelichting en regels gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Het verslag is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Zie Bijlage 5 Verslag inloopavond 26 november 2012

Schriftelijke reacties inloopavond:

Op de informatieavond zijn 6 schriftelijke reacties ingediend. De reacties houden -kort samengevat- het volgende in:

  1. 1. reactie 1:denk bij de herinrichting van de Hart van Brabantlaan aan geluidsarm asfalt en groen;
  2. 2. reacties 2 t/m 4; graag aanleg extra parkeergelegenheid achter de flats aan de Hart van Brabantlaan op het Van Gend en Loosterrein;
  3. 3. reactie 5:
    1. a. perceel van Van Beurden aan de Hazelaarstraat 12 opruimen/slopen (is al jaren een doorn in het oog)
    2. b. mogelijkheid van benzinepomp is niet meer van deze tijd;
  4. 4. reactie 6:
    1. a. meer groen aanleggen in de vorm van park/ speelvoorzieningen;
    2. b. teveel appartementen in Tilburg waaraan geen behoefte is; laat bestaande koopappartementen naar huur overgaan;
    3. c. zorg voor gunstige locaties voor kleine ondernemingen met een buurtfunctie;
    4. d. graag schetstekeningen bouwplan Vormenfabriek op internet plaatsen.

Reactie gemeente Tilburg:

  1. 1. De schriftelijke reactie onder 1 is ter beantwoording doorgegeven aan de projectleider voor de aanpassing van de Hart van Brabantlaan, dhr. Kristiaan van Riel, afdeling Programma-, Project& Interimmanagement.
  2. 2. het Van Gend en Loosterrein is in het nieuwe bestemmingsplan 'Spoorzone West 2012' voor het grootste deel bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Binnen deze bestemming is de aanleg van een parkeerterrein mogelijk.

De reacties onder 2 t/m 4 zijn ook doorgestuurd ter kennisname naar de afdeling Veiligheid & Wijken, t.a.v. de wijkregisseur.

  1. 3. het perceel van de Fa. van Beurden aan de Hazelaarstraat 12 is in het nieuwe bestemmingsplan 'Spoorzone west 2012' bestemd als 'bedrijf' met de nadere aanduidingen 'bedrijf van categorie 4' en 'verkooppunt motorbrandstoffen'. In het op dit moment vigerende bestemmingsplan 'De Noordhoek' is dit perceel op dezelfde manier bestemd. Ondanks het feit dat dit bedrijf uit milieutechnisch oogpunt niet wenselijk is, dienen bestaande rechten echter te worden gerespecteerd. Het bestaande bedrijf is daarom positief in het bestemmingsplan opgenomen via een zogenaamde 'uitsterfconstructie'. Dit houdt in dat als het bedrijf zijn activiteiten beëindigt dan moet worden voldaan aan de milieucategorie voor bedrijven die behoren bij de omgeving. In dit geval is in het bestemmingsplan opgenomen bedrijven behorende tot milieucategorie 1 en 2.
    1. a. Dit onderwerp is door de gemeente reeds besproken met de eigenaren. De eigenaar heeft toegezegd de bovenbouw op te ruimen en te gaan slopen. Inmiddels is er door de eigenaren al een deel opgeruimd en wordt de sloop van de bovenbouw voorbereid.
    2. b. dit betreft een bestaande situatie. Zie hierboven.
  2. 4. ten aanzien van reactie 6:
    1. a. het nieuwe bestemmingsplan is de aanleg van groen- en speelvoorzieningen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijf' zonder meer mogelijk.
    2. b. op de locatie van de voormalige Vormenfabriek komt een bouwplan met zowel koopwoningen als huurappartementen. Het grootste deel van de locatie (110) woningen wordt gevuld met grondgebonden koopwoningen. Daarnaast komt er een appartementen gebouw met zo'n 70 huurappartementen. Er zijn geen koopappartementen op de locatie Vormenfabriek gepland.
    3. c. op de begane grond laag aan de Hart van Brabantlaan zijn zorgvoorzieningen gepland met een buurtfunctie, zoals een huisartsenpraktijk, een apotheek, een fysiotherapeut en een steunpunt van Thebe. Volgens het bestemmingsplan zijn er echter ook nog andere functies mogelijk. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld zakelijke dienstverlening in de vorm van een makelaarskantoor, reisbureau, uitzendbureau e.d. Verder biedt de bestemming 'Wonen' binnen het nieuwe bestemmingsplan de mogelijkheid om, onder voorwaarden, een beroep aan huis uit te oefenen. Ook is via een afwijkingsmogelijkheid die in het plan is opgenomen de mogelijkheid aanwezig om, onder voorwaarden, een bedrijf aan huis uit te oefenen.
    4. d. zodra het plan wat verder ontwikkeld is en een vastere vorm heeft gekregen, zal dit plan te zien zijn op de website van de spoorzone www.spoorzone013.nl

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 4 maart 2013 tot en met 15 april 2013. Tijdens deze periode zijn er 2 zienswijzen ingediend. In Bijlage 11Notitie behandeling zienswijzen worden deze zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen. In Bijlage 10 Raadsvoorstelen-besluit vaststelling bestemmingsplan is het raadsvoorstel en het raadsbesluit toegevoegd.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).

Waterschap De Dommel heeft op 4 april 2013 ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan. Zie Bijlage 12 Instemming Waterschap.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Lijst Opslagen En Installaties

Bijlage 2 staat van Bedrijfsactiviteiten - lijst opslagen en installaties

Bijlage 3 Overzicht Bedrijven Met Afwijkende Milieucategorie

Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie

Bijlage 4 Boomwaardekaart

Bijlage 4 Boomwaardekaart

Bijlage 5 Luchtvaartverkeerszone

Bijlage 5 Luchtvaartverkeerszone

Bijlage 6 Beschikking Wet Geluidhinder

Bijlage 6 Beschikking Wet geluidhinder

Bijlage 1 Bomen Effect Analyse Vormenfabriek

Bijlage 1 Bomen Effect Analyse Vormenfabriek

Bijlage 2 Collegebesluit Uitgangspunten Vormenfabriek

Bijlage 2 Collegebesluit uitgangspunten Vormenfabriek

Bijlage 3 Rapport Verkennend Bodemonderzoek Elzenstraat Okt. 2012

Bijlage 3 rapport verkennend bodemonderzoek Elzenstraat okt. 2012

Bijlage 4 Rapport Actualisatie Bodemonderzoek Vormenfabriek Okt. 2012

Bijlage 4 rapport actualisatie bodemonderzoek Vormenfabriek okt. 2012

Bijlage 5 Verslag Inloopavond 26 November 2012

Bijlage 5 Verslag inloopavond 26 november 2012

Bijlage 6 Verantwoording Externe Veiligheid Ontwikkeling Vormenfabriek

Bijlage 6 Verantwoording externe veiligheid ontwikkeling Vormenfabriek

Bijlage 7 Akoestisch Rapport Ontwikkeling Vormenfabriek

Bijlage 7 Akoestisch rapport ontwikkeling Vormenfabriek

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Ontwikkeling Vormenfabriek

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek ontwikkeling Vormenfabriek

Bijlage 9 Advies Brandweer Externe Veiligheid

Bijlage 9 Advies Brandweer externe veiligheid

Bijlage 10 Raadsvoorstel En-besluit Vaststelling Bestemmingsplan

Bijlage 10 Raadsvoorstel en-besluit vaststelling bestemmingsplan

Bijlage 11 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 11 Notitie behandeling zienswijzen

Bijlage 12 Instemming Waterschap

Bijlage 12 Instemming Waterschap