KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Nationaal
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Wonen - Gestapeld
Artikel 14 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Algemene Procedureregels
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Groen En Speelruimte
4.5 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieuhinder Bedrijven
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Geluid
5.5 Lucht
5.6 Geur
5.7 Bodem
5.8 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
7.2 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
7.3 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
7.4 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-lijst Opslagen En Installaties
Bijlage 3 Lijst Van Dagrecreatieve Voorzieningen
Bijlage 1 Uitspraak Buitengebied Zuidwest
Bijlage 2 Notitie Behandeling Zienswijzen

Actualisatie Tilburg 2013

Bestemmingsplan - Tilburg

Onherroepelijk op 24-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Actualisatie Tilburg 2013 (diverse locaties) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2012033-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:

  1. a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
  2. b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform onderdeel 16.6 van de regels van dit plan;
  3. c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  4. d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  5. e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  7. g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 autoreparatiebedrijf

Inrichting waar personenauto's worden gerepareerd en waar in beperkte mate ook auto's kunnen worden verkocht als ondergeschikte nevenactiviteit. Het betreft een autoreparatiebedrijf niet zijnde een officiële automerkendealer.

1.10 bar

  1. a. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur.
  2. b. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking vanalcoholhoudende dranken.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.14 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.15 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij tranportbedrijven.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.18 beeldbepalende boom

Ingevolge de gemeentelijke Boomwaardezoneringskaart als zodanig aangeduide boom.

1.19 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.20 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.21 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.24 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.25 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.28 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.33 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.34 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.35 café, eetcafé

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.

1.36 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.

1.37 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.38 dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken en dergelijke.

1.39 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.40 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.41 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.42 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.43 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.44 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.45 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.46 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.47 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.48 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
  2. b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.49 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.51 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.52 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.53 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.54 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.55 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.56 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de verbeelding.

1.57 horeca van categorie 1

Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.58 horeca van categorie 2

Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.

1.59 horeca van categorie 3

  1. a. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en - voor zover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting: escortbedrijf e.d. - alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
  2. b. grootschalige horecagelegenheden, zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.

1.60 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.61 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.62 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.63 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.64 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  2. b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
  3. c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.65 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.66 kantoorachtige bedrijvigheid

Bedrijven met productieruimte en/of assemblageruimte, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudenheid van maximaal 70%.

1.67 kantoorhoudendheid

Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.

1.68 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.69 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.70 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.71 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
  2. b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
  3. c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  4. d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  5. e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, e.d.;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.

1.72 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.73 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.74 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.75 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.76 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.77 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.78 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.

1.79 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.80 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.81 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.82 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.

1.83 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.84 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.85 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van het plan: aanduidt.

1.86 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
  2. b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.87 restaurant

Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.88 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.89 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.90 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.91 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.92 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.93 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.94 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.95 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.96 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.97 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere -op spoorwegen aansluitende- soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:

  1. a. spoorwegemplacement waaronder spoorlijnen, rangeerterrein, perrons, overkappingen, opslag- en overslagruimten, wegen, (fiets-)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair, e.d.;
  2. b. stationsgebouwen t.b.v. spoorwegen met bijkomende en ondersteunende voorzieningen zoals restauratieve voorzieningen, winkels, videotheek, kiosken, beautysalon, balies, kantoorruimten e.d.;
  3. c. parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals in- en uitritten, hellingbanen, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, portiers- c.q. bewakingsloge, betaalautomaten, fietsverhuur- en reparatie-inrichting, e.d.

1.98 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.99 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.100 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.101 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.102 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.103 waterwingebied

Een gebied, waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, door onttrekking van grondwater.

1.104 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.105 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.106 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.107 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.108 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  4. d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Verkeer - Nationaal

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Verkeer - Verblijf

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede landschappelijke inpassing;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    7. 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
  3. c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Wonen - Gestapeld

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de brandveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoge druk leiding voor het transport van gas ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding gas' en met een belemmeringenstrook van 4 m ter weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding gas'.

14.2 Bouwregels

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´Leiding-Gas´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming Leiding - Gas wordt verwijderd indien:

  1. a. de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;
  2. b. de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Ondergrondse bouwwerken

16.2 Hoofdtoegang woningen

16.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

16.4 Ruimte tussen bouwwerken

16.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen

16.6 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regels:

  1. a. voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;
  2. b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:
    1. 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
    2. 2. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
  3. c. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

18.2 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gebouwd c.q. in gebruik worden genomen tenzij invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

18.3 luchtvaartverkeerzone

18.4 geluidzone - luchtvaart

18.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiezone - extensiveringsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor een extensiveringsgebied als bedoeld in de Reconstructiewet concentratiegebieden en de daarop gestoelde regels en plannen.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  4. d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
    2. 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

19.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
  2. b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

19.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
  2. b. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.

19.4 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

19.5 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
  2. b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

20.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
    1. 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
    2. 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Artikel 21 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;
  2. b. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
  4. d. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
  5. e. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
  6. f. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.

22.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit buitengebied

Het bevoegd gezag kan, voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied betreft, slechts gebruik maken van de in dit plan opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden, indien voldaan wordt aan de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als ´Regels van het bestemmingsplan Actualisatie Tilburg 2013 (diverse locaties)´.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft aan dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden, met dien verstande dat plannen die op 1 juli 2008 vijf of meer jaren oud waren, uiterlijk op 1 juli 2013 herzien moeten zijn. Peildatum bij dit alles is steeds de vaststellingsdatum van het desbetreffende bestemmingsplan.

Uit een inventarisatie blijkt dat onder andere voor een 12-tal deelgebiedjes in de gemeente Tilburg bestemmingsplannen gelden die ouder zijn dan 10 jaren. Voor deze deelgebieden wordt nu een bestemmingsplan gemaakt om aan de actualisatie verplichting te voldoen. Bij deze plannen wordt uitgegaan van het geldende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat de volgende percelen cq perceelsgedeelten:

  1. 1. Eekhoornpad 42 a, b, c alsmede een strook grond aan de Oude Rielsebaan;
  2. 2. Paviljoen in de oude Warande;
  3. 3. Fietstunnel Academielaan;
  4. 4. Kloosterstraat 49 - 01 tot en met 49-34;
  5. 5. Het NS plein;
  6. 6. Jules Verneweg 12, 12a, 12b en 12c;
  7. 7. Achterpad achter de woningen Sint Jansstraat 18 tot en met 34D alsmede een strook in de Andreasstraat;
  8. 8. Een deel van het perceel Goirkekanaaldijk 2-01 tot 2-05 en 2-09;
  9. 9. Dongenseweg 63 - 63a;
  10. 10. Een perceel aan de Disterstraat;
  11. 11. Een deel van de snelweg tussen de spoorlijn Tilburg - Eindhoven en de Boscheweg;
  12. 12. Een deel van de rijksweg A65 tussen hectometer paal 16.2 en 15.7.

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt voor wat bereft het plangebied de volgende bestemmingsplannen:

  • Buitengebied Zuid-West, vastgesteld 27 april 1992, goedgekeurd 11 december 1992
  • De Blaak Noord-West, vastgesteld 18 januari 1993, goedgekeurd 28 april 1993
  • De Reit vastgesteld 28 augustus 1959, goedgekeurd 16 november 1960
  • Het Zand, vastgesteld 6 november 1972, goedgekeurd 19 december 1973
  • Centrum, 1e herziening, vastgesteld 27 maart 1995, onherroepelijk 25 januari 1995
  • Doorbraak Heuvel - Adr. van Hilvarenbeekstraat vastgesteld 6 oktober 1975, goedgekeurd 03 november 1976
  • Besterd I, vastgesteld 6 oktober 1980, goedgekeurd 24 november 1981
  • Industrieterrein Noord-Oost en Loven (herz. A) vastgesteld 31 mei 1963, goedgekeurd 27 november 1963
  • Het Groeseind, herziening A, vastgesteld 30 juni 1933, goedgekeurd 27 juni 1934
  • De Hasselt (herziening A), vastgesteld 26 juni 1954, goedgekeurd 18 mei 1955
  • Vossenberg en Dongenseweg, vastgesteld 27 juni 1994, goedgekeurd 27 januari 1995
  • Tilburg Noord Heikant, vastgesteld 25 oktober 1992, goedgekeurd 7 januari 1970
  • Buitengebied 94, vastgesteld 29 april 1996, goedgekeurd 21 november 1996.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

  1. 1. Eekhoornpad 42 a, b, c.

Dit perceel ligt in het Buitengebied Zuidwest van de gemeente en is in gebruik als bos waarin diverse gebouwen aanwezig zijn. Dit perceel was opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest. Op 26 februari 2010 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidwest” onder aanvaarding van een tweetal amendementen vastgesteld, waardoor er onder andere aan dit perceel een woonbestemming (Wonen-Buitengebied) is toegekend. M.b.t. dit perceel heeft het college van Gedeputeerde Staten een reactieve aanwijzing gegeven. De beroepen tegen deze reactieve aanwijzing zijn op 1 februari 2012 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ongegrond verklaard (zie bijlage 1 UitspraakBuitengebied Zuidwest). Derhalve vigeert voor dit perceel de bestemming uit het voorgaande bestemmingsplan Buitengebied Zuid - West. Dit bestemmingsplan is ouder dan tien jaar en dient dus herzien te worden.

De toegekende bestemming is conform de aanwijzing van Gedeputeerde Staten.

  1. 2. Paviljoen in de Oude Warande

In de Oude Warande is in het middelpunt een paviljoen aanwezig. Het paviljoen wordt gebruikt voor exposities en als podium voor kleinere culturele activiteiten zoals lezingen of kleine concerten. Het paviljoen heeft tevens een bescheiden horecavoorziening voor fietsers, wandelaars en bezoekers van de culturele activiteiten. De bestemming voor dit perceel wordt Cultuur en Ontspanning met de aanduiding Horeca 1.

  1. 3. Fietstunnel Academielaan.

Dit is een fiets- en voetgangerstunnel onder de Spoorlijn Tilburg-Breda.De tunnel aan de Academielaan maakt onderdeel uit van de Sternet fietsroute die de wijken Blaak, Reit, Zand en Kraaiven met elkaar verbindt en verder doorloopt naar de kernen ten noorden en zuiden van Tilburg. De fietsroute sluit aan de zuidzijde aan op de Sportweg en aan de noordzijde op het bestaande fietspad aan de Savornin Lohmanstraat/Wandelboslaan. De bestemming voor dit perceel wordt Verkeer en Verblijf en een deel Verkeer - Railverkeer.

  1. 4. Kloosterstraat 49 - 01 tot en met 49-34

Het perceel Kloosterstraat 49 bevindt zich in het zuidelijke deel van de binnenstad. Hier is in 2010 een appartementencomplex gebouwd van 37 woningen. Dit is gebeurd op basis van het uitwerkingsplan Centrum Zuid, 1e herziening, 1e herziening. De bestemmingsregeling uit dit uitwerkingsplan is aangepast aan de feitelijke situatie overgenomen. Het perceel krijgt de bestemming Wonen Gestapeld.

  1. 5. Het NS plein.

Dit plein ligt in de binnenstad ten noorden van de spoorlijn Tilburg - Eindhoven. Het is voornamelijk in gebruik als parkeerterrein. Het plein krijgt de bestemming Verkeer en Verblijf.

  1. 6. Jules Verneweg 12, 12a, 12b en 12c.

Dit perceel ligt op het bedrijventerrein Loven. Op het perceel is een kantoorgebouw met showroom aanwezig. Op 16 juni 2009 is voor dit perceel een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 1 WRO verleend voor het bouwen van een kantoor met showroom. Bij de vrijstelling zat een plankaart en die is integraal overgenomen in dit bestemmingsplan. Het perceel krijgt de bestemming Bedrijf met de aanduiding kantoor.

  1. 7. Achterpad achter de woningen Sint Jansstraat 18 tot en met 34D alsmede een strook in de Andreasstraat.

Deze percelen liggen in Oud Noord en worden gebruikt als achterpad bij bestaande woningen en 2 delen zijn onderdeel van bestaande straten. Het achterpad krijgt de bestemming "wonen"en de delen van de openbare weg de bestemming Verkeer en Verblijf.

  1. 8. Een deel van het perceel Goirkekanaaldijk 2-01 tot 2-05 en 2-09

Dit perceel ligt in de kanaalzone aan het Wilhelminakanaal. Op het perceel zijn garageboxen aanwezig. Aanvankelijk zat dit perceel in het bestemmingsplan Hasselt 2007, dat op 13 mei 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. Aan onder andere dit perceel is door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 december 2008 goedkeuring onthouden. Voor het naastgelegen perceel Goirkestraat 2e is eerder een bestemmingsplan vastgesteld. Voor dit perceel is na de onthouding van goedkeuring geen bestemmingsplan in procedure gebracht. De bestaande situatie is als zodanig bestemd en er is aansluiting gezocht bij de geldende bestemming op de omliggende percelen. Het perceel krijgt de bestemming Gemengd met de aanduiding garage.

  1. 9. Dongenseweg 63 - 63a en hoek Wielevenweg / Dongenseweg

Dit perceel is in gebruik als bos en als caravanstalling. Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan Vossenberg en Dongenseweg de bestemming Landelijk gebied met de aanduiding g (herstelinrichting).

Ter plaatse is gevestigd een verkoop, reparatie en stalling van caravans en kampeerartikelen op basis van een tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan.

In dit bestemmingsplan wordt de bestaande bestemming, geactualiseerd opgenomen. Dat wil zeggen de bestemming Bedrijf met de aanduiding autowerkplaats en dienstwoning.

  1. 10. Een perceel aan de Disterstraat

Dit perceel ligt in Tilburg Noord en is gebruik als groenstrook. In het huidige bestemmingsplan Tilburg Noord Heikant heeft dit perceel geen bebouwingsmogelijkheden. De gronden krijgen de bestemming Verkeer en Verblijf en een strookje Groen.

  1. 11. Een deel van de snelweg tussen de spoorlijn Tilburg - Eindhoven en de Boscheweg
  2. 12. Een deel van de rijksweg A65 tussen hectometer paal 16.2 en 15.7

Deze percelen zijn onderdeel van de snelweg A65 aan de oostkant van de stad. Deze gronden krijgen de bestemming Verkeer Nationaal.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Nota Ruimte en SVIR

De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.

De Nota Ruimte is in 2012 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; definitief vastgesteld op 13 maart 2012). In de nieuwe Structuurvisie staan de plannen m.b.t. ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtstreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.

3.2.3 AMvB Ruimte (Barro)

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 juni 2011 zijn alle ontwerpstukken van de AMvB als bijlage bij de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gepubliceerd. Het Barro is vervolgens op
22 augustus 2011 vastgesteld. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als het project Mainportontwikkeling Rotterdam, grote rivieren, kustfundamenten en Waddenzee en waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden aan de Tweede Kamer en deels uit nieuwe onderwerpen. Het Barro is - grotendeels - in werking getreden op 30 december 2011. Het Barro is per 1 oktober 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet (reserveringsstroken met bepaalde breedte worden in het Rarro aangewezen), veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. In het Barro staat aan welke regels de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. Met de wijziging van het Barro gaat ook een aanpassing van het Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) per 1 oktober 2012 in. Deze regeling bevat ook een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

  1. 1. De kwaliteit van het landschap;
  2. 2. De ontwikkeling van het buitengebied;
  3. 3. De regionale verstedelijking.

Inhoud van de Structuurvisie


Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.


Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie


De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.

Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau daardoor besloten is de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening ruimte
(vastgesteld op 17 december 2010, door Provinciale Staten integraal geactualiseerd op 11 mei 2012). Hierin zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

      • Regionaal perspectief voor wonen en werken;
      • Kantoren, voorzieningen en detailhandel;
      • Overlegzones infrastructuur;
      • Grond- en oppervlaktewatersysteem;
      • Grondwaterbeschermingsgebieden;
      • Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
      • Milieuaspecten;
      • Biomassavergistingsinstallaties en mestbewerking en –verwerking;
      • Windenergie;
      • Cultuurhistorische waarden;
      • Aardkundige waarden;
      • EHS/Groenblauwe mantel/agrarisch gebied;
      • Land- en tuinbouw (ontwikkelingsmogelijkheden intensieve veehouderij, glastuinbouw, teeltondersteunende voorzieningen);
      • Ruimte-voor-ruimteregeling;
      • Overige agrarische functies, niet-agrarische functies (buitengebied);
      • Nieuwe economische dragers;
      • Toeristisch-recreatieve voorzieningen.

Binnen het plangebied worden op de diverse lokaties geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan dus toetsing aan de rijks- en provinciaal beleid kan achterwege blijven.

3.4 Gemeente

3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.

De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:

  1. a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
  2. b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
  3. c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
  4. d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

Eekhoornpad 42 A/B/C.

  • Historische geografie: Het plangebied maakte vanaf de middeleeuwen deel uit van de Hultense Heide en is iets ten oosten van het Beekdal van de Donge gelegen. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het gebied beplant met loof- en naaldbossen, al dan niet in combinatie met de aanleg van landgoederen met tuinaanleg.
  • Archeologie: Hoewel de bodem door de bosaanleg grotendeels verstoord is, kan er vanwege de nabijheid van het beekdal van de Donge toch nog sprake zijn van een archeologische verwachting.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.



Oude Warande, Grotto.

  • Historische geografie: Het plangebied maakte in de middeleeuwen deel uit van een onontgonnen heidelandschap, iets ten noorden van de zandweg die Tilburg met Breda verbond. Tussen 1712 en 1715 werd hier in opdracht van prins Willem van Hessen-Kassel een parkachtig, rechthoekig sterrenbos aangelegd. Na verschillende wijzigingen en toevoegingen aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, ging in 1988 een renovatieplan gericht op reconstructie van het sterrenbos van start. Dit plan moet rond 2025 voltooid zijn. Het paviljoen Grotto werd in 2009 opgericht in opdracht van de kunststichting Fundament.
  • Archeologie: De archeologische verwachting in het plangebied is middelhoog tot hoog. De functiewijziging van het bestaande paviljoen gaat niet gepaard met nieuwe bodemverstoringen.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren. De Oude Warande zelf beschikt, als enig intact barok sterrenbos in Nederland, over een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Aan de rand van het cirkelvormige hart van het bos bevindt zich een voormalige veldwachterswoning uit 1915. Deze is opgenomen in et Monumenten Inventarisatie Project van de provincie Noord-Brabant (MIP).
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.

Fietstunnel Academielaan.

  • Historische geografie: Het plangebied bevindt zich in een gebied dat sinds de middeleeuwen tot de oostelijke uitlopers van de Hultense Heide behoorde en lag iets ten westen ven de herdgang De Reit. Met de aanleg van de wijken De Reit en 't Zand in de jaren tussen 1955 en 1970 verstedelijkte het gebied. De agrarische bebouwing, en op een enkele uitzondering na ook het statenpatroon rondom de nederzetting De Reit, werden bij de aanleg van de nieuwe wijken nagenoeg geheel gesloopt en rechtgetrokken. De spoorlijn Breda - Tilburg werd in 1860 aangelegd.
  • Archeologie: De bodem van het plangebied is door de aanleg van het spoor (1860), de fietstunnel (2012) en de parkaanleg met vijver (ca. 1965) nagenoeg geheel verstoord. Er is hier geen archeologische verwachting meer.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.


Kloosterstraat 49 01-34.

  • Historische geografie: Het plangebied is gelegen aan de Kloosterstraat, genaamd naar het iets ten oosten van het plangebied gelegen klooster van de Zusters van Liefde dat in de jaren vanaf 1832 aan de Oude Dijk en de Kloosterstraat wordt opgericht. In de middeleeuwen is de straat een onbenaamd zand- of akkerpad. Vanaf het midden van de negentiende eeuw wordt de straat geleidelijk aan bebouwd.
  • Archeologie: Bij de nieuwbouw in 2011-2012 is het aanwezige bodemarchief nagenoeg geheel verstoord. Er is hier dan ook geen archeologische verwachting meer.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren. Wel bevinden zich aan de Kloosterstraat verschillende objecten uit de periode 1870-1940 die zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) maar die verder geen beschermde status hebben.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.



Het NS-Plein.

  • Historische geografie: Het plangebied maakte in de middeleeuwen deel uit van de Heuvelse akkers die gelegen waren tussen de herdgangen Heuvel en Veldhoven. De oostelijke zijde van het plein wordt bepaald door de middeleeuwse routes van de Koestraat en de Enschotsestraat. De westelijke zijde van het plein is tevens de oostelijke grens van de voormalige NS-Werkplaats die in de decennia vanaf 1867 wordt aangelegd. Rond 1900 wordt de Besterdring aangelegd. Tot het midden van de negentiende eeuw was het gebied van het NS-Plein in gebruik als akkerland dat grensde aan de noordelijke zijde van de Donkerstraat. De huidige Karrestraat is het laatste restant van de vroegere Donkerstraat. Op de kaart van D. Zijnen uit 1760 is het een onbenaamde zandweg, maar op de kadasterkaart van 1832 staat er Het Donker straatje bij. Deze straat liep van de Schijfstraat (Noordhoekring) tot de splitsing Koestraat - Enschotsestraat (N.S.-Plein)
  • Archeologie: Plein en wanden zijn bij verschillende reconstructiewerkzaamheden in de afgelopen eeuw steeds aan transformatie onderhevig geweest. De archeologische verwachting in het plangebied is dan ook laag.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren. Wel zijn veel van de gebouwen op de voormalige NS-werkplaats aan te merken als industrieel-archeologisch en architectuurhistorisch waardevol.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.

Jules Verneweg 12 A/B/C.

  • Historische geografie: Het plangebied was tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw in gebruik als weide- of akkerland. In de jaren vanaf 1960 wordt er het bedrijventerrein Loven II aangelegd.
  • Archeologie: De archeologische verwachting in het gebied is onbekend. Wel zijn er in de nabijheid van het plangebied bij onderzoeken in de laatste jaren veel prehistorische sporen ontdekt. Het plangebied is echter nagenoeg geheel bebouwd zodat de bodem als verstoord moet worden beschouwd.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.

Achterpad achter de woningen Sint Janstraat 18 tot en met 34 D en een strook in de Andresasstraat.


  • Historische geografie: Het plangebied is gelegen aan de oostelijke zijde van de wijk Groeseind. Deze werd in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw aangelegd op een gebied dat al tenminste vanaf de late middeleeuwen in gebruik was als akker- en weideland. In de jaren vanaf 2010 vindt er een grootschalige herstructurering van de wijk plaats.
  • Archeologie: De archeologische verwachting in het gebied is onbekend. Het plangebied betreft echter twee al bestaande resttracés van beperkte omvang die vermoedelijk als verstoord kunnen worden beschouwd.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.



Een deel van het perceel Goirkekanaaldijk 2-01 tot 2-05 en 2-09.


  • Historische geografie: De Goirkekanaaldijk werd in 1919 gelijktijdig met het Wilhelminakanaal aangelegd in een gebied dat op de oudst bekende kaart van Tilburg (Diederik Zijnen 1760) wordt aangeduid als woeste gronden. Langs de Goirkekanaaldijk en de aangrenzende IJsselstraat werd, voornamelijk in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, bedrijfsbebouwing opgericht.
  • Archeologie: De archeologische verwachting in het gebied is onbekend. Het plangebied betreft echter een reeds bebouwd perceel van beperkte omvang dat vermoedelijk als verstoord kan worden beschouwd.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.


Dongenseweg 63-63A.


  • Historische geografie: Het plangebied bestaat uit twee relatief kleine percelen gelegen aan de noordoostelijke zijde van de Dongenseweg. Deze weg werd in 1733 aangelegd als verbindingsweg tussen Tilburg en Dongen. In de achttiende eeuw maakte het plangebied deel uit van een groot vochtig heidegebied dat pas in het begin van de twintigste eeuw werd ontgonnen voor de landbouw.
  • Archeologie: Uit in 2006 door Fontys Hogescholen/BILAN uitgevoerd inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische verwachting in het plangebied laag is en werden er geen archeologische indicatoren aangetroffen.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.



Een perceel aan de Distlerstraat.

  • Historische geografie: Het plangebied maakt deel uit van de wijk Quirijnstok die als laatste deel van de stadsuitbreiding in Tilburg-Noord in de jaren vanaf 1969 werd aangelegd. Daarvoor was het gebied al tenminste vanaf de late middeleeuwen in gebruik als akker- en weideland in een omgeving waar verder slechts zeer spaarzaam agrarische bebouwing voorkwam.
  • Archeologie: Het plangebied betreft een groenstrook aan weerszijden van een fiets- en voetpad. De archeologische verwachting is hier vermoedelijk middelhoog tot hoog.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.



Een deel van de snelweg tussen de spoorlijn Tilburg - Eindhoven en de Bosscheweg.

  • Historische geografie: Het plangebied betreft een deel van de snelweg A58/E312 tussen de Spoorlijn Tilburg-Oisterwijk en de Bosscheweg. De weg gaat daarna over in de A65 tussen Tilburg en 's-Hertogenbosch. Dit deel van de weg werd in 1971 opengesteld en in de decennia daarna verbreed.
  • Archeologie: In het plangebied is door de verregaande grondwerkzaamheden voor de aanleg van de weg geen sprake meer van enige archeologische verwachting.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.



Een deel van de rijksweg A65 tussen hectometerpaal 16.2 en 15.7.


  • Historische geografie: De A65 maakt deel uit van het tracé van de vanaf 1825 aangelegde zuidelijke weg die Tholen met Grave en uiteindelijk Nijmegen verbond. De delen in Tilburg en Berkel-Enschot kwamen omstreeks 1825 gereed.
  • Archeologie: : In het plangebied is door de verregaande grondwerkzaamheden voor de aanleg van de weg geen sprake meer van enige archeologische verwachting.
  • Objecten en structuren: In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten of structuren.
  • Advies: Omdat het hier een beheerplan betreft waarin geen wezenlijke ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, zijn vanuit het oogpunt van cultuurhistorie of archeologie geen aanvullende voorwaarden noodzakelijk.

4.4 Groen En Speelruimte

4.4.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

Boomwaardezoneringskaart

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op de verbeelding opgenomen. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.4.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
  2. 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
  3. 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 wordt het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.5 Verkeer En Parkeren

4.5.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:

Algemeen

  1. 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
  2. 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

    Autoverkeer
  3. 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
  4. 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Dynamisch verkeersmanagement is een mogelijk in te zetten instrument.

    Parkeren
  5. 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2003, die in 2007 is aangepast ten aanzien van de parkeernormering voor woningen.
  6. 6. Het vergunningparkeren wordt uitgebreid naar gebieden in de Oude stad en rond wijkwinkelcentra waar de parkeerdruk hoog is en als gevolg daarvan een draagvlak bestaat voor invoering van parkeervergunningen. Bewoners betalen een beperkt bedrag voor een vergunning.

    Goederenvervoer
  7. 7. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

    Mobiliteitsmanagement
  8. 8. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012033-e001_0001.png"

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder Bedrijven

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen worden toegelaten dient er geen onderzoek plaats te vinden naar mogelijke milieuhinder van bedrijven.

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Inleiding

Uit een inventarisatie blijkt dat voor een 13-tal deelgebiedjes in de gemeente Tilburg bestemmingsplannen gelden die ouder zijn dan 10 jaren. Voor deze deelgebieden wordt nu een bestemmingsplan gemaakt om aan de actualisatie verplichting te voldoen. Bij deze plannen wordt uitgegaan van het geldende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Elk van de 13 deelgebieden maakt het verblijf van personen mogelijk, op deelgebied 12 na. Daarnaast ligt deelgebied 11 niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. Voor de overige deelgebieden geldt dat externe veiligheid een rol speelt.

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
  • Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), dec 2009;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011;

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • de kans op een ongeval;
  • het effect van het ongeval;
  • het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

5.3.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht bij een ruimtelijk besluit draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's ten gevolge van een calamiteit worden geaccepteerd en welke mogelijke veiligheidsverhogende maatregelen worden genomen in het te nemen ruimtelijke besluit. De verantwoordingsplicht beoogd dat betrokken partijen samen een goede ruimtelijke afweging maken waarin de veiligheid voldoende gewaarborgd wordt. De afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht worden de volgende elementen beschouwd:

  1. 1. beschrijving van de ontwikkeling;
  2. 2. de hoogte en toename van het groepsrisico;
  3. 3. bronmaatregelen;
  4. 4. ruimtelijke maatregelen;
  5. 5. mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;
  6. 6. mogelijkheden tot zelfredzaamheid;
  7. 7. nut en noodzaak ;
  8. 8. mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.

In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting verantwoord worden. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt kunnen de punten 3, 4, 7 en 8 buiten beschouwing gelaten worden. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico 1) onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt of 2) tussen 0,1 maal en 1 maal de oriëntatiewaarde ligt én minder dan 10% toeneemt. We spreken in deze gevallen van een beperkte verantwoordingsplicht. In de andere gevallen dient de verantwoordingsplicht compleet ingevuld te worden.

5.3.5 Overzicht deellocaties en risicobronnen

Voor de 13 deellocaties is per locatie geïnventariseerd of sprake is van een bestemming die het verblijf van personen mogelijk maakt en welke risicobronnen relevant zijn voor die locatie. Vervolgens wordt per type risicobron een analyse van de betekenis voor de verschillende deelgebieden gemaakt.

Dominante bestemming Personen mogelijk? relevante risicobronnen
Eekhoornpad 42 a, b, c a Bos 1 woning A58: 1900 meter
spoor: 2400 meter
Paviljoen in oude Warande Bos ja A58: 2800 meter
Spoor 450 meter
Fietstunnel Academielaan. verkeer-verblijf
verkeer Rail
Speelvoorzieningen Spoor: 0 meter
Kloosterstraat 49 - 01 tot en met 49-34 Wonen gestapeld Woningen A58: 1800 meter
spoor: 800 meter
het NS plein. verkeer-verblijf
verkeer Rail
Speelvoorzieningen Spoor 100 meter
Jules Verneweg 12, 12a, 12b en 12c. Bedrijf kantoor Ja BRZO Mikron: geen PR, geen invl.geb
Spoor: 190 meter en 380 meter
A65: 1600 meter
Achterpad achter de woningen Sint Jansstraat 18 tot en met 34D alsmede een strook in de Andreasstraat Wonen
Verkeer Verblijf
Speelvoorzieningen spoor: 1400 meter
Een deel van het perceel Goirkekanaaldijk 2-01 tot 2-05 en 2-09 Gemengde doeleinden Ja Gasleiding: 80 meter (inv geb 100 meter)
Spoor: 1800 meter
Dongenseweg 63 - 63a Bos 1 woning deels binnen invloedsgebied IFF
Spoor: 1800 meter
een perceel aan de Disterstraat Verkeer verblijf Speelvoorzieningen geen risicobronnen
een deel van de snelweg tussen de spoorlijn Tilburg - Eindhoven en de Boscheweg Verkeer nationaal
Verkeer verblijf
gasleiding
Speelvoorzieningen A65: 0 meter
gasleiding: 0 meter
deel rijksweg A65 tussen hectometer paal 16.2 en 15.7 Verkeer nationaal Nee N65: 0 meer

5.3.6 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied ligt één risicobron waarvan het invloedsgebied tot over dit bestemmingsplan reikt. Het betreft IFF waarvan het invloedsgebied deels over deelgebied 9 valt. Het bestemmingsplan maakt geen toename van personen mogelijk, de hoogte van het groepsrisico van IFF blijkt dus gelijk.

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze Bevi-inrichting dient de verantwoording van het groepsrisico ingevuld te worden.

5.3.7 Buisleidingen

In het plangebied, deelgebied 11, ligt een hogedruk aardgastransportleiding. Daarnaast ligt deelgebied 8 binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding die ligt buiten het plangebied.

Beide leidingen kennen geen plaatsgebonden risicocontour 10-6, de basisveiligheid is geboden.

Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat het bestemmingsplan geen toename van de personendichtheid mogelijk maakt. Het groepsrisico blijft dus gelijk. Uit een gemeentebreed onderzoek naar het groepsrisico van hogedruk aardgastransportleiding blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van beide deelgebieden onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt.

Voor de invulling van de verantwoording van het groepsrisico kan volstaan worden met een beknopte invulling van de verantwoording van het groepsrisico.

5.3.8 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Diverse deelgebieden liggen binnen het invloedsgebied van Rijkswegen A58 en A65. Voor de A58 geldt conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) een veiligheidsafstand van maximaal 24 meter. Het bestemmingsplan maakt geen bestemmingen voor kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat. Voor de A65 geldt geen veiligheidsafstanden. Uit de berekeningen ten behoeve van het Basisnet weg blijkt dat het groepsrisico voor deze beide wegen in Tilburg nergens boven de oriëntatiewaarde ligt.

Uit de ligging van de plaatsgebonden risicocontour 10-8 en het ontbreken van een significante bevolkingsconcentratie voor de N65 kan worden afgeleid dat het groepsrisico laag zal zijn.

De Burgemeester Brechtweg (Noord Oost Tangent - NOT) en de Dongenseweg zijn gemeentelijke wegen die deel uit maken van de routering voor het vervoer gevaarlijke stoffen. De gemeente Tilburg heeft in 2012 een risico-onderzoek laten uitvoeren naar het risico van o.a. deze wegen. Uit dit onderzoek blijkt voor de Burgemeester Brechtweg een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 1 meter De deelgebieden van het bestemmingsplan liggen op een grotere afstand. Voor de Dongenseweg geldt geen plaatsgebonden risicocontour 10-6. Uit het onderzoek blijkt tevens dat het groepsrisico voor deze wegen onder de oriëntatiewaarde ligt.

De overige gemeentelijke wegen rond het bestemmingsplan maken geen onderdeel uit van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer over deze wegen kan alleen plaatsvinden op basis van ontheffing. De omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen is dermate klein dat geen sprake kan zijn van een plaatsgebonden risico 10-6 en geen sprake kan zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Ten aanzien alle relevante wegen geldt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over bestemmingen ligt die kwetsbare objecten mogelijk maken. De vereiste basisveiligheid is hiermee geboden.

Ten aanzien van het groepsrisico geldt voor alle wegen dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en geen sprake is van toename van het groepsrisico. Geen van de wegen wordt dan ook betrokken bij de verantwoording van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg lopen de spoorlijnen Breda - Tilburg - Eindhoven en Tilburg - Vught. Over deze spoorlijnen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen objecten mogen worden opgericht binnen 29 m van het hart van de buitenste spoorlijn. Dit bestemmingsplan maakt geen kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Het invloedsgebied van de spoorlijnen is 3000 meter. Veel deelgebieden van het bestemmingsplan liggen binnen het invloedsgebied van deze spoorlijnen.

Voor de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven blijkt uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 maximaal een grootte heeft van 8 meter. Voor het groepsrisico geldt dat uit de berekeningen ten behoeve van het Basisnet spoor blijkt dat het groepsrisico van deze spoorlijn tot 5,3 maal de oriëntatiewaarde is. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, het groepsrisico neem dan ook niet toe. Daarnaast actualiseert dit bestemmingsplan in deelgebied 3 de bestemming "verkeer - railverkeer".

Voor de spoorlijn Tilburg - Vught geldt dat blijkt uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6. Voor het groepsrisico geldt dat uit de berekeningen ten behoeve van het Basisnet spoor blijkt dat het groepsrisico van deze spoorlijn in Tilburg onder 0,3 maal de oriëntatiewaarde ligt. Door het bestemmingsplan is geen sprake van toename van het groepsrisico.

Vanwege de ligging van het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde op de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven, dient daarom de verantwoordingsplicht ingevuld te worden. In paragraaf 5.3.9. is deze verantwoording opgenomen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen blijkt dat voor Wilhelminakanaal geen veiligheidsafstanden gelden.

Conclusie relevantie risicobronnen: Voor dit ruimtelijke besluit moeten IFF, de spoorlijn en de hogedruk aardgastransportleiding bij de verantwoording van het groepsrisico betrokken worden.

5.3.9 Verantwoording groepsrisico

In deze paragraaf wordt de verantwoordingsplicht van het groepsrisico verwoord.

Planbeschrijving

Het bestemmingsplan betreft 13-tal deelgebiedjes in de gemeente Tilburg. Overwegend betreft het verkeersbestemmingen en groenbestemmingen. Het merendeel van de deelgebieden maakt het verblijf van personen mogelijk. Voor de verantwoording zijn de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven, IFF en twee hogedruk aardgastransportleiding relevant.

Hoogte groepsrisico

Voor de spoorlijn blijkt uit de berekening van het groepsrisico die ten grondslag liggen aan het Basisnet een overschrijding van de oriëntatiewaarde van 5,3 ter hoogte van het centrum van Tilburg. Voor de gasleidingen en IFF ligt de hoogte van het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, de hoogte van het groepsrisico blijft gelijk.

Bronmaatregelen

Geen van de risicobronnen valt onder het bevoegd gezag van de gemeente. Daarnaast maakt het bestemmingsplan geen toename van personen mogelijk. Bronmaatregelen worden in het kader van dit ruimtelijke besluit dan ook niet verder overwogen.

Mogelijke alternatieven en mogelijkheden beperking groepsrisico door ruimtelijke maatregelen

Er zijn geen alternatieven en ruimtelijke maatregelen voor dit bestemmingsplan onderzocht omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft, dat de feitelijke situatie vastlegt.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Het bestrijdbaarheids vraagstuk van de spoorlijn als risicobron wordt alleen beïnvloed door de deelgebieden 4, 12 en 13. De andere deelgebieden liggen op een dermate afstand van de risicobronnen dat ze niet of nauwelijks relevant zijn voor de bestrijding van een (dreigende) calamiteit. Deelgebied 4 betreft een verkeersbestemming (fietspad) die de spoorlijn goed bereikbaar maakt. Deelgebieden 12 en 13 kennen een verkeersbestemming voor de A65/N65 zelf. Calamiteiten op wegen zijn per definitie goed te bereiken.

Voor de bestrijdbaarheid van IFF is geen van de deelgebieden relevant vanwege de afstand.

Voor de gasleiding geldt dat de inrichting van deelgebied 9 op een zodanige afstand ligt, dat de indeling van het deelgebied niet relevant is voor de bestrijdbaarheid van een calamiteit met de gasleiding. Voor deelgebied 12 geldt dat binnen het invloedsgebied van de gasleiding geen bestemmingen voor het verblijf van personen mogelijk worden gemaakt.

Omdat geen knelpunten in de bereikbaarheid zijn gesignaleerd, worden geen maatregelen overwogen.

Ten aanzien van de overige mogelijkheden van de bestrijdbaarheid wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de Beleidsvisie Externe Veiligheid.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

De voorkomende calamiteitenscenario's zijn een BLEVE, een fakkelbrand en een toxische calamiteit.

Het BLEVE scenario is voor wat betreft zelfredzaamheid nauwelijks tot niet relevant voor dit bestemmingsplan omdat enkel de deelgebieden 4 en 6 binnen het invloedsgebied van een BLEVE van de spoorlijn liggen. Deze deelgebieden maken geen structureel verblijf van personen mogelijk, slechts een verkeer-verblijf-functie.

Het fakkelbrandscenario is voor wat betreft zelfredzaamheid nauwelijks tot niet relevant voor dit bestemmingsplan, omdat enkel de deelgebieden 9 en 12 binnen het invloedsgebied van de gasleiding vallen. Deze deelgebieden maken geen structureel verblijf van personen mogelijk, alleen een verkeerskundige en garageboxen.

Blootstelling aan een toxisch gas is wel een relevant scenario, veel deelgebieden liggen binnen het toxische scenario van de spoorlijn. Schuilen biedt de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen getroffen om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Aanpassing van bijvoorbeeld oude woningen op dit punt is ingrijpend en kostbaar. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie, waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen worden verzocht om dit systeem zodanig aan te leggen dat met één druk op de knop de ventilatie is uit te schakelen.

Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding.

Risicocommunicatie

Door actief te communiceren over risico's zal de zelfredzaamheid namelijk worden vergroot. De regionale brandweer adviseert daarom ook om een communicatieplan op te stellen met deskundigen op dit gebied. In dit plan kan dan worden vastgelegd met wie, op welke wijze en met welke frequentie over de risico's wordt gecommuniceerd. Op dit moment vindt uitsluitend passieve communicatie plaats.

5.3.10 Conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven, IFF en twee hogedruk aardgastransportleiding. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobron is de verantwoordingsplicht ingevuld.

Conclusie

  • Het groepsrisico van de spoorlijn ligt boven de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico van IFF en de hogedruk aardgastransportleidingen ligt onder de oriëntatiewaarde.
  • Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft, neemt het groepsrisico niet toe.
  • In de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn geen knelpunten gesignaliseerd.
  • Binnen de gemeente Tilburg vindt enkel beperkt risicocommunicatie plaats.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.4.1 Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen gelegen die binnen de zones van wegen liggen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor formeel niet van toepassing.

5.4.2 Railverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.

5.4.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

5.4.4 Luchtvaartlawaai


Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen over een deel van het plangebied en zijn weergegeven op de verbeelding. Binnen de contouren worden geen nieuw geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

5.6 Geur

5.6.1 Industriële geur

Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.

Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen bij te worden aangesloten.

Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.

Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.

5.6.2 Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er wordt immers alleen een bouwvlak weergegeven ter plaatse van bestaande bebouwing. Om deze reden zijn bodemgegevens voor dit bestemmingsplan niet relevant. De bodemkwaliteit komt aan de orde bij eventuele bouwaanvragen, projectbesluiten en planherzieningen.

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

5.8 Natuur En Ecologie

5.8.1 Inleiding

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

5.8.2 Beleid m.b.t. gebieds- en soortenbescherming

5.8.3 Situatie binnen het plangebied

5.8.4 Onderzoek en advies

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

Waterparagraaf

Gebiedskenmerken deelgebied 1: buitengebied Zuid West, Eekhoornpad 42 At/mC

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Donge en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Brabantse Delta. Het gebied is in gebruik als bos en heeft een oppervlak van ca. 3 ha. De terreinhoogte bedraagt ongeveer 11,7 m + NAP.

Dit gebied ligt in volledig beschermd gebied volgens de Keur Waterschap Brabantse Delta. Volledig beschermde gebieden zijn gebieden waarin een strikte waterhuishoudkundige bescherming wordt nagestreefd. Waterhuishoudkundige ingrepen zijn in dit gebied niet toegestaan, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit overwegend zwak lemig, matig fijn zand.De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 10,5 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordwestelijke richting. Met maatgevende grondwaterstanden ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Donge, deze beek ligt ten westen van de locatie.

Riolering

In het gebied is geen rioolstelsel aanwezig.

Grondwaterbeschermingsgebied

Deelgebied 1 ligt direct ten noorden van de 25-jaarszone, in de boringsvrije zone van het grondwaterbeschermingsgebied behorend bij het drinkwaterwingebied Gilzerbaan. Voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit zijn diverse wettelijke regelingen van toepassing, waarin voorwaarden zijn gesteld aan activiteiten op of in de bodem, teneinde een algemeen beschermingsniveau voor bodem en grondwater te realiseren. De regelgeving is verwoord in de Provinciale Milieuverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012033-e001_0002.png"

Waterwingebied Gilzerbaan(Provincie Noord-Brabant)

Gebiedskenmerken deelgebied 2: Paviljoen de Grot in de Warande

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Donge en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Brabantse Delta. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op het halfondergrondse paviljoen De Grot, gebouwd in 2009, in het centrum van de Warande. De omvang van het bouwblok is 18x30 m. De terreinhoogte bedraagt ongeveer 12,5 m + NAP.

Dit gebied ligt voor een groot deel in volledig beschermd gebied volgens de Keur Waterschap Brabantse Delta. Volledig beschermde gebieden zijn gebieden waarin een strikte waterhuishoudkundige bescherming wordt nagestreefd. Waterhuishoudkundige ingrepen zijn in dit gebied niet toegestaan, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk lemig, matig fijn zand. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,7 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordwestelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand 0,8 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Donge, deze beek ligt ca. 2 km ten westen van de locatie. In de nabijheid ligt in de Warande een grondwaterafhankelijke vijver, geïsoleerd gelegen van het oppervlaktewatersysteem. De dichtstbijzijnde leggerwatergang ligt ten zuidwesten van de Warande.

Riolering

Het betreffende pand heeft een DWA-aansluiting op de aanwezige drukriolering (gebied DAU). Voor het regenwater is in de bouwfase afgesproken dat men dit ter plaatse verwerkt.

Gebiedskenmerken Deelgebied 3: Fietstunnel Academielaan

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op de fietstunnel bij de Academielaan, onder het spoor door. De omvang van het plangebied is ca. 0,6 ha. De terreinhoogte bedraagt ongeveer 14,25 m + NAP. De bestemming van het gebied is verkeer en verblijf.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk lemig, matig fijn zand. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,80 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordwestelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Ten westen van het plangebied ligt een voormalige overstortvijver, die recentelijk is gebaggerd en in de toekomst bij realisatie van de Blauwe Ader structuur zal worden gevoed met regenwater uit de omgeving.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioolstelsel. Op 160m ten westen ligt een regenwaterrioolstelsel. Binnen het plangebied ligt het overslagriool. Het regenwater uit de tunnel wordt (seizoengestuurd d.m.v. een gemaal) in het gemengde riool geloosd (first flush) of in de vijver geloosd. Het gemengde riool voert af naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel. Bij verdere uitvoering van de Blauwe Ader (=regenriool) structuur conform SWR, wordt het regenwater op de Blauwe Ader aangesloten.

Gebiedskenmerken deelgebied 4: Kloosterstraat 49

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op de bestaande bebouwing met woonbestemming Kloosterstraat 49, gelegen in centrum zuid. De omvang van het plangebied is ca. 0,5 ha. De terreinhoogte bedraagt ongeveer 13,7 m + NAP. De bestemming van het gebied is wonen. Het gebied is in de bestaande situatie volledig verhard.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk lemig, matig fijn zand. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 12 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordwestelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Er ligt geen oppervlaktewater in de directe omgeving van de locatie.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioolstelsel. Het regenwater dat afstroomt van de verharding wordt via het gemengde riool afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel. Bij verdere uitvoering van de Blauwe Ader (=regenriool) structuur conform SWR, wordt het regenwater op de Blauwe Ader aangesloten.

Gebiedskenmerken deelgebied 5 NS Plein

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op het NS plein, gelegen ten noorden van het spoor, ten oosten van het station. Het betreft een volledig verhard gebied met bestaande bestemming Verkeer en Verblijf. De omvang van het plangebied is ca. 1,1 ha. De terreinhoogte bedraagt meer dan 14 m + NAP. Het gebied is in de bestaande situatie volledig verhard, met uitzondering van het driehoekige centrum met een oppervlak van 500 m2.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen dikker dan 1 m. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,9 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordwestelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Er ligt geen oppervlaktewater in de directe omgeving van de locatie.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioolstelsel. Het regenwater dat afstroomt van de verharding wordt via het gemengde riool afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel.

Gebiedskenmerken deelgebied 6: Jules Vernesweg

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand kantoorpand/showroom aan de Jules Verneweg op het bedrijventerrein Loven. Het betreft een oppervlak van ca. 1000 m2 met bedrijfsbestemming. Het terrein is geheel verhard. De terreinhoogte bedraagt meer dan 13,2 m + NAP.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen dikker dan 1 m. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,75 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordoostelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Op ca. 500 m afstand van de locatie is het Wilhelminakanaal gelegen met de insteekhaven Loven.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Het vuilwater en de First flush van het regenwater dat afstroomt van de verharding wordt via het vuilwaterriool afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel.

Gebiedskenmerken deelgebied 7: Restgebied St Jansstraat/St Andreasstraat

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op een klein strookje grond met woonbestemming en verkeer, gelegen bij de St Jansstraat/St Andreasstraat in Oud Noord. Het betreft een achterpad, met een oppervlak van ca. 300 m2 en 2 delen openbare weg met een oppervlak van 50 en 350 m2, in totaal 800 m2 verhard gebied. De terreinhoogte bedraagt ca. 13,2 m + NAP.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen dikker dan 1 m. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,8 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordoostelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Er ligt geen oppervlaktewater in de directe omgeving van de locatie.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioolstelsel. Het regenwater dat afstroomt van de verharding wordt via het gemengde riool afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel.

Gebiedskenmerken deelgebied 8: Goirkekanaaldijk 2D

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op twee garageboxen en verhard achterterrein, bestemming gemengd. Het oppervlak is ca. 700 m2. De terreinhoogte bedraagt ca. 13,7 m + NAP.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen dikker dan 1 m. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,7 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Ten noorden van het plangebied ligt het Wilhelminakanaal met een streefpeil van 12,55+. Dit kanaal heeft een belangrijke transportfunctie en een beperkte waterhuishoudkundige functie. De bodem is niet volledig waterdicht, waardoor het, zij het in geringe mate, invloed heeft op het grondwater. Rijkswaterstaat is beheerder van het kanaal. Het waterschap De Dommel beheert zowel de waterkwaliteit als de waterkwaliteit.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioolstelsel. Het regenwater dat afstroomt van de verharding wordt via het gemengde riool afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel.

Gebiedskenmerken deelgebied 9: percelen Dongenseweg

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Donge en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Brabantse Delta. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op een bosperceel met bebouwing, max. 45% waar een caravanbedrijf is gevestigd. De totale oppervlakte is 6 ha. De terreinhoogte bedraagt ca. 12 m + NAP.

Een deel van deze bedrijfsbestemming ligt in volledig beschermd gebied volgens de Keur Waterschap Brabantse Delta. Volledig beschermde gebieden zijn gebieden waarin een strikte waterhuishoudkundige bescherming wordt nagestreefd. Waterhuishoudkundige ingrepen zijn in dit gebied niet toegestaan, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur. Dit betekent dat het afstromend hemelwater van (toekomstig) verhard oppervlak ter plaatse verwerkt dient te worden.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk lemig matig fijn zand. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,2 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand van ca. 0,8 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie net voldoende.

Oppervlaktewater

Er ligt geen oppervlaktewater in het plangebied.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioolstelsel, dat afwatert via het gemaal Albionstraat. Het regenwater dat afstroomt van de verharding wordt via het gemengde riool afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel.

Gebiedskenmerken deelgebied 10: deel Quirijnboulevard

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op het noordelijke deel van de Quirijnboulevard, gelegen in Tilburg Noord. Het betreft een gebied (0,3 ha) met bestaande bestemming Verkeer en Verblijf, met een klein strookje groen aan de zijde van de Distlerstraat van 150 m2. Het terrein is grotendeels onverhard, met alleen een 3 m breed geasfalteerd fietspad. De terreinhoogte bedraagt meer dan 12,7 m + NAP.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen dikker dan 1 m. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11,5 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordwestelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Er ligt geen oppervlaktewater in de directe omgeving van de locatie.

Riolering

De locatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioolstelsel. Het regenwater dat afstroomt van de verharding wordt via het gemengde riool afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, in beheer bij waterschap de Dommel.

Gebiedskenmerken deelgebied 11: Deel rijksweg A65

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Voorste Stroom en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op een deel van de rijksweg A65 ten zuiden van Berkel Enschot. Het betreft een oppervlak van ca. 12,8 ha met bestemming Verkeer en Verblijf. Het terrein is grotendeels verhard (wegbreedte ca. 35 m, bij planbreedte 100 m) met bermen. De terreinhoogte van de weg bedraagt ca. 18 m + NAP, de bermen ca. NAP +11,7 m.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen dikker dan 1 m. De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 11 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordoostelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

Oppervlaktewater

Er ligt geen oppervlaktewater in de buurt van het plangebied.

Riolering

Het regenwater dat op de asfaltverharding valt stroomt af naar zaksloten, gelegen in de berm van de weg. De zaksloten zijn verbonden met het regionale watersysteem, verbonden met de Voorste Stroom.

Gebiedskenmerken deelgebied 12: Deel rijksweg 65

Het gebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Zandleij en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel. Het beheerbestemmingsplan heeft betrekking op een deel van de rijksweg 65, gelegen ten noordoosten van Berkel Enschot. Het betreft een oppervlak van ca. 5,25 ha met bestemming verkeer en verblijf. Het terrein is grotendeels verhard (wegbreedte ca. 35 m, bij planbreedte 100 m) met bermen. De terreinhoogte van de weg bedraagt ca. 11,5 m + NAP, de bermen ca. NAP +10,5 m.

Bodem en grondwater

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de bodemopbouw te bestaan uit sterk zandige leemlenzen dikker dan 1 m.De maatgevende grondwaterstand bedraagt ongeveer 10,25 m + NAP. Het grondwater stroomt globaal in noordoostelijke richting. Met een maatgevende grondwaterstand onder de weg van ruim 1,0 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende, de bermen zijn bij hoge grondwaterstanden drassig.

Oppervlaktewater

Er ligt geen oppervlaktewater in de buurt van het plangebied.

Riolering

Het regenwater dat op de asfaltverharding valt stroomt af naar zaksloten, gelegen in de berm van de weg. De zaksloten zijn verbonden met het regionale watersysteem, verbonden met de Voorste Stroom.

Duurzaam waterbeheer

Het waterschap de Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het Provinciale Waterplan 2010 - 2015. De visie van Brabantse Delta steunt op vier pijlers: dynamische samenleving, verantwoord en duurzaam, inhaalslag beheer en onderhoud en effectief samenwerken. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels, waarvan de Keur waterschap Brabantse Delta (datum intrede 9 december 2009) van belang is voor eventuele ontwikkelingen. De Keur is een wettelijke verordening en is van kracht in de deelgebieden 1 t/m 2 en 9.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de verordening Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen. De Keur is een wettelijke verordening en is van kracht in de deelgebieden 3 t/m 8 en 10 t/m 12.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Afwegingen

Voorliggend bestemmingsplan betreft een beheerbestemmingsplan, waarin de bestaande situatie wordt vastgelegd. Dat betekent geen toename van de bestaande verharde oppervlakte, en dan ook geen extra belasting van het watersysteem.

Watertoets

Aangezien er geen sprake is van waterbelangen in het plangebied, hebben zowel waterschap Brabantse Delta als waterschap de Dommel en de gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

7.2 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.

Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.

Zie voor de motivering van de diverse bestemmingen zie hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied.

7.3 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 15 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 16 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 17 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 18 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 19.

Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 20, o.a. wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.

Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 22 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

7.4 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Uitvoerbaarheid

Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Er wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. Aan de uitvoering van het bestemmingsplan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden. Een onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid is dan ook achterwege gebleven. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Actualisatie 2013 datum gepubliceerd in het stadsnieuws.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is het concept-ontwerpbestemmingsplan niet ingezonden voor vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro

9.3 Burgerparticipatie

Ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie is aan eigenaren van particuliere percelen in het plangebied een uittreksel uit de concept verbeelding en de concept regels ter informatie toegestuurd met de mededeling van de formele procedure.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 18 februari tot en met 1 april 2013. Tijdens deze periode zijn er 5 zienswijzen ingediend. Deze worden in bijlage 2 zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-lijst Opslagen En Installaties

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten-lijst opslagen en installaties

Bijlage 3 Lijst Van Dagrecreatieve Voorzieningen

Bijlage 3 Lijst van dagrecreatieve voorzieningen

Bijlage 1 Uitspraak Buitengebied Zuidwest

Bijlage 1 Uitspraak Buitengebied Zuidwest

Bijlage 2 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 2 Notitie behandeling zienswijzen