Veemarktkwartier 2010, 1e herziening (013)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 03-02-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010, 1e herziening (013) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2014013-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteit in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
- a. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
- b. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform onderdeel 9.5 van de regels van dit plan;
- c. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- d. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
- e. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
- f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
- g. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 bar
- a. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur.
- b. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking vanalcoholhoudende dranken.
1.8 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.10 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.11 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.13 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij tranportbedrijven.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.14 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen´.
1.15 beroepsmatige activiteit in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.16 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.21 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.24 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.29 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.
1.30 cafetaria/snackbar
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.
1.31 café, eetcafé
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.
Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen en dergelijke.
1.32 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.
1.33 casino
een inrichting als bedoeld in artikel 27g, tweede lid van de wet op de Kansspelen
1.34 cultuur en ontspanning
Onder cultuur en ontspanning wordt verstaan: ateliers, bioscopen, bowlingbanen, creativiteitscentra, dansscholen, musea, muziekscholen, speeltuinen, theaters, muziektheater, sauna´s, wellnessvoorzieningen e.d.. Hieronder vallen niet bordeel, casino, prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie en seksinrichting.
1.35 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.
1.36 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld en aan het van rijkswege beschermde stadsgezicht '"Stadskern Tilburg" in zijn algemeenheid.
1.37 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.38 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.
1.39 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.40 discotheek/bardancing
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.41 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.42 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.43 erotisch gerichte horeca
Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.44 escortbedrijf
Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.
1.45 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciele, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieen, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.46 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
- a. Een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd.
- b. Het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.47 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.48 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten zijnde de objecten, zoals nader omschreven in 1.67 maatschappelijke voorzieningen onder a tot en met d.
1.49 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
1.50 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.51 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.52 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.53 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.54 hoogteaccent
Een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat hoger is dan de overige delen van het hoofdgebouw, dat tot doel heeft specifieke functies in het hoofdgebouw en/of de stedenbouwkundige context van het hoofdgebouw te benadrukken.
1.55 horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten ´horeca van categorie 1´, ´horeca van categorie 2´ en ´horeca van categorie 3´. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de verbeelding.
1.56 horeca van categorie 1
Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150 m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.
1.57 horeca van categorie 2
Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150 m2 tot maximaal 500 m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500 m2 n.v.o.
1.58 horeca van categorie 3
- a. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en - voor zover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting: escortbedrijf e.d. - alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);
- b. grootschalige horecagelegenheden, zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500 m2.
1.59 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken
Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.
1.60 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden
Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.
1.61 hotel
Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.62 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.63 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorieA en B van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd seksuele en erotische dienstverlening.
1.64 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.65 kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.
1.66 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.67 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
- a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;
- b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen, e.d.;
- c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
- d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
- e. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit, e.d.
1.68 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.69 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.70 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.71 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.72 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.
1.73 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, ruimten voor technische installaties t.b.v. onder andere zaalaccomodatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken. De oppervlakte van de ondergeschikte bouwdelen mag niet meer bedragen dan maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak.
1.74 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.
1.75 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.76 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.77 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.78 partycentrum
Een bedrijf, dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.
1.79 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
- a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.80 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.81 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van het plan: aanduidt.
1.82 prostitutieinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.83 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
- a. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
- b. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;
1.84 restaurant
Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.85 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.86 risicovolle inrichting
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
- c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.87 speelautomatenhal
een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen
1.88 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.89 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: sporthal, sportschool e.d. alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.90 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.91 veiligheidsafstand
Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.
1.92 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.93 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.94 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.95 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.
1.96 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.97 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.98 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.99 Wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.100 Wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.101 wonen
Hieronder wordt verstaan:
- a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
- b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
- c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´aan huis verbonden beroep´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.102 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbondenberoep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, ruimten voor technische installaties t.b.v. onder andere zaalaccomodatie, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum-binnenstad
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
- d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Centrum - Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de brandveiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
- d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede landschappelijke inpassing;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)´ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
6.2 Voorrangsbepaling
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
6.3 Bouwregels
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.
7.2 Voorrangsbepaling
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
7.3 Bouwregels
7.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Tevens kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde nadere eisen stellen aan de situering van deze gebouwen en bouwwerken binnen het beschermd stadsgezicht, nadat de monumentencommissie is gehoord.
7.5 Afwijken van de bouwregels
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Ondergrondse bouwwerken
9.2 Hoofdtoegang woningen
9.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
9.4 Ruimte tussen bouwwerken
9.5 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 luchtvaartverkeerzone
11.2 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gebouwd c.q. in gebruik worden genomen tenzij invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
- d. voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- 1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
- 2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
12.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- a. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
- b. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
- c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
12.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
- b. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.
12.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
- a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;
- b. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.
12.5 Binnenplans afwijken t.b.v. vuurwerk
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten ten behoeve van:
- a. nieuwbouw van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. en de daaraan verbonden opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
- b. de verbouwing, uitbreiding en/of verplaatsing van een bestaande bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. ten behoeve van opslag voor de verkoop van consumentenvuurwerk daar waar de aanduiding ´verkoop en opslag vuurwerk toegestaan´ voorkomt.
Het bevoegd gezag stelt voorwaarden aan de omgevingsvergunning ter voorkoming van onaanvaardbare overlast en onveiligheid voor de (woon)omgeving onder meer voor wat betreft parkeren, verkeersaantrekkende werking, geluidhinder e.d. en veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Bij nieuwvestiging van verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk wordt daarnaast te allen tijde aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat de veiligheidscontour zoals is opgenomen in het Vuurwerkbesluit (besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002)) op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over groenvoorzieningen in openbaar gebied waarbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.
12.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
- b. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
- 1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
- 2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
- 3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
- 4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen ´V´ of ´V-V´ projecteren;
- 5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied (´V´, ´V-V´ e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen.
- b. Er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
- c. Na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
13.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie,.
13.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:
- a. de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de Bijlage 1 Staat van bedijfsactiviteiten - functiemenging niet mag worden overschreden;
13.4 Wijzigingsbevoegdheid broedplaatsfunctie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van de functies bedrijf, kantoor, maatschappelijk, recreatie, sport of dienstverlening binnen het bestemmingsvlak ´Wonen´, met dien verstande dat:
- a. uitsluitend sprake mag zijn van een activiteit die is vermeld in de categorieën 1 of 2 van de bijgevoegde Bijlage 1 Staat van bedijfsactiviteiten - functiemenging;
- b. de omvang van de functie ten hoogste 200 m2 bruto vloeroppervlak mag bedragen;
- c. geen sprake mag zijn van activiteiten die worden verricht in de nachtperiode (van 22:00 uur tot 07:00 uur);
- d. geen sprake mag zijn van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies dan wonen;
- e. in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- f. geen sprake mag zijn van buitenopslag;
- g. geen sprake mag zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ´Verkeer´ (V), dan wel ´Verkeer-Verblijf (V-V)´ te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
- 1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m¹;
- 2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
- b. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m².
Artikel 14 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 15 Overige Regels
15.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
- b. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
- d. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
- e. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
- f. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ´Regels van het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010, 1e herziening (013)´.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Poppodium 013 behoort tot de top 3 van poppodia binnen Nederland. 013 is uitgegroeid tot een nationaal en internationaal bekend centrum voor popmuziek. De uitbreiding van 013 is er op gebaseerd dat de grootte van de zalen moet worden aangepast om het succes en het voortbestaan van het popcentrum zeker te stellen.Op 17 maart 2014 is een verzoek voor herziening van het bestemmingsplan ingediend voor uitbreiding van het poppodium 013 aan de Veemarkstraat 44 te Tilburg. De uitbreiding vindt gedeeltelijk plaats in de plint van de Tivoli parkeergarage ten behoeve van de entree van het poppodium en het bouwen van een bergruimte. Daarnaast vindt de uitbreiding plaats op het grondgebied van Interpolis in de zogenaamde Interpolistuin. Ook het perceel Veemarktstraat 39 maakt deel uit van dit bestemmingsplan.
Het realiseren van de uitbreiding past niet in het geldende bestemmingsplan.
ligging plangebied
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat de verbouwing en uitbreiding van de grote zaal, het bouwen/verplaatsen van het loading dock en bijbehorende kantoren, de uitbreiding/verplaatsing van de entree en het bouwen van een bergruimte ten behoeve van het poppodium 013. Ook het perceel Veemarktstraat 39 maakt onderdeel uit van de planherziening. Door de aanwezigheid van diverse voorzieningen op het dak van 013 waaronder luchtverversingsinstallatie, airco e.d. kunnen geen geluidgevoelige functies zoals wonen, kinderdagverblijven e.d. gevestigd worden in de bouwlaag boven 11 meter bouwhoogte van het pand aan de Veemarktstraat 39. Het plan wordt globaal begrensd door de Veemarktstraat, Tivolistraat, de Tivoligarage en de Interpolistuin.
Het perceel van 013 is kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie M, nr 11560 (gedeeltelijk) en sectie M, nr 11561 (gedeeltelijk). Het perceel Veemarktstraat 39 bestaat uit de kadastrale percelen sectie M, nr. 6994, 6995 en 11675.
situering bestemmingsplangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010,
Voor het perceel van 013 aan de Veemarktstraat 44 en de overige percelen waarop de planherziening betrekking heeft, geldt het bestemmingsplan 'Veemarktkwartier 2010', vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 2011 en onherroepelijk geworden 20 september 2012. Binnen het vigerende bestemmingsplan is het bestaande perceel van 013 bestemd als Centrum - Horeca. De uitbreiding van 013 binnen de Tivoli parkeergarage is in het huidige bestemmingsplan bestemd als Centrum - Binnenstad met de nadere aanduiding parkeergarage. Ook het perceel Veemarktstraat 39 is bestemd als Centrum - Binnenstad. Dit perceel is gelegen binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht "Stadskern Tilburg". Hiervoor geldt tevens de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie. De uitbreiding van de grote zaal en de opstelplaatsen van de bussen en parkeerterrein/fietsenberging ten behoeve van 013 is enerzijds (gedeeltelijk) gesitueerd binnen de bestemming Centrum - Horeca met de aanduiding erf en anderzijds binnen de bestemming Kantoor. Het realiseren van de uitbreiding past niet in het geldende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het gebouw 013 op de hoek Veemarktstraat – Tivolistraat is gelegen in het plangebied Veemarktkwartier 2010, zoals omschreven in het moederplan en vormt onderdeel van het kerngebied Veemarktstraat.
In de oost-west richting is het Veemarktkwartier een gebied tussen het centrum - de Heuvel - en het woongebied - de Armhoefse Akkers. In de noord-zuid richting ligt het gebied tussen de Spoorlaan en de St. Josephstraat en sluit aan op het woongebied Hoogvenne. De gebieden die het Veemarktkwartier begrenzen zijn ruimtelijk-functioneel onderling erg verschillend.
Het plangebied Veemarktkwartier bestaat uit twee delen. Het kerngebied met de Veemarktstraat en het bouwblok begrensd door de Tivolistraat, Dunantstraat en St. Josephstraat.
2.1.1 Kerngebied Veemarktstraat met popcentrum 013.
De Heuvelring en de Heuvel met de St. Josephkerk, centraal naar het plein gericht en uitlopend naar de Korte Heuvel, geeft het gebied een belangrijk gezicht naar de binnenstad, maar bepaalt meteen ook de tegenstelling tussen voor- en achterkant. Het homogene 19e eeuwse stadsbeeld met dominante kerk vormt een rand tegengesteld aan het gebied rondom de Veemarktstraat met braakliggende terreinen, openliggende achterkanten, ongedefinieerde openbare ruimten, hippe bebouwing naast verloederde bebouwing, een parkeergarage en parkeerveldjes die de onbestemdheid van gronden moet maskeren.
Het popcentrum 013 is gelegen op de hoek Veemarktstraat – Tivolistraat en bepaalt door de bijzondere architectuur de entree naar de Veemarktstraat. De uitloopruimte van de Korte Heuvel wordt begrensd door een rondgezet appartementsgebouw waarlangs de Tivolistraat overloopt in de St. Josephstraat.
De route Heuvelplein - Korte Heuvel - St. Josephstraat - Prinsenhoeven - Hoevenseweg vormt een belangrijk lint binnen het stedelijk weefsel tussen centrum, de aangrenzende woonbuurten en de stadsrand. Het bindt de Heuvel, het Veemarktkwartier, Hoogvenne, het havenpark Piushaven en AaBé. De route kenmerkt zich door functieverloop en de monumentale 19e eeuwse sfeer van villa's, fabriekscomplexen en militaire gebouwen die opgenomen zijn in beschermd stadsgezicht. De route is deels horecaconcentratiegebied bij de Heuvel en de Korte Heuvel. In de St. Josephstraat zien we kantoren en onderwijsinstellingen en een verkleuring naar woonfuncties met meer buurtgerichte detailhandel.
De Tivolistraat loopt door naar de oostelijke uitvalsweg Spoorlaan en Ringbaan Oost. De zuidzijde is bebouwd. De noordzijde wordt begrensd door hekwerk van de interpolistuin. De Tivolistraat bestaat uit een mix van woningen en kleine kantoorlocaties.
Het gedeelte van de straat tussen popcentrum 013 en de hoek met de Dunantstraat is feitelijk deel van het Veemarktkwartier met nieuwe kantoorontwikkelingen voor creatieve bedrijvigheid, o.m: het nieuwe Faxx-gebouw op de hoek Dunantstraat – Tivolistraat en de herbestemming van de bedrijfspanden van de De Bont verwarmingsinstallaties.
Het popcentrum 013 is gelegen in het kerngebied van het Veemarktkwartier. Het gebied kenmerkt zich door een grote mix van centrumstedelijke functies.
De Spoorlaan wordt gedomineerd door grootschalige kantoorbebouwing van Interpolis/Achmea en de Rabobank. Achter het gebouw van Interpolis is een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd.
Aan de Heuvelring zijn voornamelijk zakelijke dienstverlening (zoals de ABN/Amro en Randstad), horeca en leisurefuncties gevestigd. Verder bevindt zich de Heuvelse kerk (St Josephkerk) met de bijbehorende pastorie in het gebied. Het Heuvelplein is een van de belangrijkste pleinen van Tilburg. Tezamen met de Korte Heuvel herbergt het voornamelijk horecabedrijven en in beperkte mate detailhandel. De Heuvelstraat, de belangrijkste winkelstraat van de binnenstad, mondt uit op het plein. Zuidelijk van het plein bevindt zich de overdekte winkelpassage “Heuvelpoort”. Heuvel (i.c. Heuvelplein en Korte Heuvel) heeft een beperkte woonfunctie; met uitzondering van de pastorie wordt binnen het plangebied slechts op een beperkt aantal plaatsen boven de aanwezige horecabedrijven gewoond (kamerbewoning). Onder het Heuvelplein is een bewaakte fietsenstalling aanwezig.
In het noordelijk deel van de Veemarktstraat wordt in een vijftal grondgebonden woningen gewoond. Op veel plaatsen rond de Veemarktstraat wordt geparkeerd; op eigen terrein (zoals achter de Heuvelse kerk), op braakliggend terrein en in de Tivoli garage. De parkeergarage wordt ontsloten vanaf de Spoorlaan. Het patronaatsgebouw heeft een horecafunctie. St. Vincentius herbergt 2e hands detailhandel. Daarnaast bevind zich het jongerencentrum V39 naast het betreffende beeldbepalende pand.
De entree van de Veemarktstraat bij de Tivolistraat wordt bepaald door het popcentrum 013 en sluit aan op het horecaconcentratiegebied van de Korte Heuvel. Het is een multifunctionele popaccommodatie met nationale en internationale allure. Naast een grote en een kleine zaal voor optredens beschikt het centrum over oefen- c.q. repetitieruimten en opnamefaciliteiten voor lokale bands.
2.1.2 Stedenbouwkundige visie Veemarktkwartier
Het kerngebied
Uitgangspunten voor het kerngebied
De visie voor het kerngebied is gebaseerd op volgende basisgedachten:
- Het kerngebied (het gebied achter de kerk) moet ruimtelijk en programmatisch beter aansluiten op de binnenstad. Het stadsweefsel moet hersteld worden, zodat het gebied intern gaat leven en de aansluitingen op de omliggende stadsdelen beter gaan functioneren. Het betreft vooral de samenhang tussen de Heuvel, het Veemarktkwartier, de Spoorzone en de Interpolistuin.
- Het eigen besloten karakter van het kerngebied moet worden benut ten gunste van de doelgroep die zich in de omgeving van het kerngebied gevestigd heeft. Het gaat om veelal kleinschalige (creatieve) bedrijvigheid.
- De identiteit van het kerngebied en de rest van het plangebied steunt op het versterken van deze bedrijvigheid in combinatie met wonen, leren en ontspanning. Deze programmatische mix moet leiden tot de ontwikkeling van een bedrijvig, levendig en weerbaar gebied als onderdeel van de binnenstad.
- De functies in het kerngebied zijn centrumstedelijk en gericht op het realiseren van een mix van wonen, werken en ontspanning.
De functies buiten het kerngebied (Tivolistraat, Dunantstraat, St. Josephstraat) gaan uit van gemengde doeleinden en wonen, naargelang de aansluitende context om zachte overgangen te bekomen van centrumstedelijke dynamiek naar rustig woongebied. - De ontwikkeling van het gebied zoals de gebiedsvisie bedoelt steunt deels op gemeentelijk initiatief, deels op particulier initiatief. Het succes van slagen blijft daarmee afhankelijk van de medewerking van de eigenaren en zal van de gemeente blijvende inspanningen vragen voor het realiseren van consensus. Niettemin wordt na jaren van leegstand en braakliggende terreinen de gebiedsvisie, de stedenbouwkundige en het bestemmingsplan in belangrijke mate ingezet om het particulier initiatief uit te nodigen tot medeverantwoordelijkheid.
Op basis van deze uitgangspunten wordt in het Veemarktkwartier een programma gerealiseerd voor creatieve bedrijvigheid, aangevuld met wonen, horeca en detailhandel.
De uitbreiding van het popcentrum 013 als deel van het kerngebied.
Het popcentrum 013 is eind jaren 90 gerealiseerd en is in korte tijd uitgegroeid tot een nationaal en internationaal bekend centrum voor popmuziek. Het is een belangrijke functie voor de stad, maar ook voor de identiteit van het toekomstige Veemarktkwartier.
De marktsituatie in de wereld van de popmuziek is vandaag de dag dusdanig veranderd dat de grootte van de zalen moet worden aangepast om het succes en het voortbestaan van het popcentrum zeker te stellen.
De grote en de kleine zaal moeten worden uitgebreid om voor meer bezoekers de gewenste popgroepen te kunnen aantrekken.
Gezien de hoekligging van het popcentrum liggen de uitbreidingsmogelijkheden in de richting van de garage en de Interpolis tuin.
De uitbreiding in de richting van de garage maakt het mogelijk de foyerruimte binnen het bestaande gebouw maximaal te benutten. De entree van het centrum wordt daarmee verlegd naar het midden van de Veemarktstraat, verder weg van de hoek en het tegenover gelegen appartementsgebouw.
Bovendien ontstaat met deze ingreep een samenhangend geheel met de atelier- en kantoorbebouwing in de garage, waarmee een nieuwe meer kleinschalige wand ontstaat.
De uitbreiding van de kleine zaal wordt intern opgelost. De uitbreiding wordt gevonden door opheffing van de horecaruimte op de hoek. De levendigheid van de hoek verdwijnt daarmee enigszins, maar biedt ook een rustiger indruk voor het tegenover gelegen appartementsgebouw.
Voor de uitbreiding van de grote zaal wordt het gebouw vergroot in de richting van de Interpolistuin.
De zaal wordt groter en de daarmee samenhangende diensten worden ontsloten vanaf de Tivolistraat. Laden en lossen gebeurt binnen en achteraan het gebouw is een afgesloten parkeerplaats voorzien.
De rangschikking van deze functies is dezelfde als bij het bestaande gebouw. Alleen komen ze vanwege de uitbreiding iets verder de straat in.
De functionele aanpassingen van het gebouw zijn zodanig dat ruimtelijk en functioneel geen extra belasting voor de woonomgeving ontstaat.
2.2 Technische Infrastructuur
Bestaande ondergrondse infrastructuur
In het plangebied bevind zich ondergrondse infrastructuur.
De ondergrondse infrastructuur rondom het plangebied bestaat uit kabels en leidingen van de volgende beheerders:
Overzicht kabels & leidingen
Beleidskader
- Telecommunicatiewet : juridisch beleid inzake telecommunicatie- netwerken. Het verleggen van glasvezel- en/of koperkabels voor telefoon, internet en televisie is in de Telecommunicatiewet en de Telecomverordening Tilburg geregeld. De grondeigenaar is verplicht telecommunicatiekabels te gedogen (toe te staan) in zijn grond. De telecom beheerder regelt de verlegging; de kosten zijn in principe voor haar rekening (artikel 5.7. lid 1). Eventuele geschillen worden door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) of de rechter beslecht.
- Privaatrechtelijke overeenkomsten met nutsbedrijven waaronder Enexis (voormalige PNEM) en Brabant Water (voormalige TWM). In verband met het ontbreken van uniforme regelgeving zijn er in het verleden door gemeente Tilburg, Berkel-Enschot en Udenhout met bovengenoemde bedrijven afzonderlijke regelingen afgesproken. Bij verleggingen moeten wij de kosten betalen, de offerte wordt door het cluster Leidingcoordinatie getoetst.
- Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BevB): Op 1 januari 2011 is het BevB in werking getreden. Dit is van toepassing voor leidingen met gevaarlijke stoffen waaronder aardgas.
- Vergunningen, toestemming (nuts) of instemmingsbesluit (telecom), ondergrondse infrastructuur. Verantwoordelijk hiervoor is cluster Leidingcoördinatie.
- Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) heeft tot doel om graafincidenten te voorkomen en de informatie uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen te reguleren. Het Kadaster is het informatieloket en zorgt ervoor dat de informatie uitgewisseld kan worden (KLIC).
Nieuwe ontwikkeling
De uitbreiding is gepland aan de oostzijde van de bestaande bebouwing en deels over het trottoir aan de Tivolistraat. Aan de zijde van de bestaande bebouwing is het klantstation van de 013 gevestigd. Hier komen alle aansluitingen binnen van de bovengenoemde beheerders. Zij dienen betrokken te worden bij de ontwikkelingen van de 013. Afhankelijk van de plannen en de kosten die voortvloeien aan de aanpassingen van deze netten kan er opdracht gegeven worden voor verleggen. De uitbreiding van 013 zal ook deels in grond van de "Interpolis-tuin" gerealiseerd worden. Hier staat een gasstation waarop de HD gasleiding is aangesloten. Tevens loopt over dit perceel een datakabel van Ziggo naar de Tivolistraat. Voor het gasstation dient een nieuwe locatie aangewezen te worden in de nabijheid van het bestaande station. Te denken valt hierbij aan een nieuwe plaats in de 'Interploistuin'. Verplaatsing van deze kast en verleggen van de datakabel brengen kosten met zich mee en dient in overleg te geschieden met Interpolis.
Bij de uitbreiding ter hoogte van het trottoir zijn ook kabels en leidingen aanwezig. Al of niet verleggen of nadere maatregelen nemen zijn nodig in overleg met de kabel-/leidingbeheerders.
Belanghebbende netbeheerders zijn ondertussen bij deze plannen betrokken..
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk En Provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.
3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt
Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.
Deze stappen zijn:
Met dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van het bestaande poppodium 013 mogelijk gemaakt. Hierna worden de bovenstaande stappen doorlopen voor dit bestemmingplan.
rede 1: Is er een regionale behoefte?
De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.
Regionale behoefte
Het bestaande popcluster 013 voorziet in een regionale behoefte. Popcluster 013 behoort tot de top 3 van popclusters binnen Nederland. De uitbreiding van 013 is er op gebaseerd dat de grootte van de zalen moet worden aangepast om het succes en het voortbestaan van het popcentrum zeker te stellen. 013 is uitgegroeid tot een nationaal en internationaal bekend centrum voor popmuziek.
Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
Het centrum van Tilburg waarin de Veemarktstraat is gelegen, is in de Verordening ruimte 2014 aangewezen als stedelijk concentratiegebied. Uitbreiding van het popcluster op de bestaande locatie verdient verre de voorkeur boven een nieuwe locatie gelet op de huidige bereikbaarheid per auto via de bestaande stedelijke ontsluitingswegen en de ligging direct naast een openbare parkeergarage en overige openbare parkeergarages in de directe nabijheid. Verder is het popcluster gelegen op loopafstand van het centrale openbaar vervoersknooppunt (trein en bus).
De regionale behoefte wordt daarmee opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied en leidt tegelijkertijd tot kwaliteitsverbetering van de omgeving. Trede 3 is daarom niet meer van toepassing.
Conclusie
Er is sprake van een regionale behoefte, welke wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.
3.3 Gemeente
3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
- a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
- b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
- c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
- d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.
3.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies
Tilburg kent één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Welstandsaspecten
4.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.
Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
Aan de zuidoostelijke zijde van de Veemarktstraat, op de hoek met de Tivolistraat, is een uitbreiding van poppodium 013 gepland: plangebied Veemarktkwartier 2010, 1e herziening (013).
4.3.1 Archeologie
4.3.2 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.
4.4 Horeca
Doelstellingen van de Horecanota ´Over smaak valt best te twisten´ (2006) zijn:
- 1. Actualiseren van en inzicht geven in de hoofdlijnen van het gemeentelijk horecabeleid in relatie tot andere voor de horeca van belang zijnde beleidsterreinen en of -aspecten;
- 2. Het geven van inzicht in de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van de horeca;
- 3. Het vormen van een objectief en duidelijk toetsingskader voor beoordeling van aanvragen voor vergunningen ook in relatie tot bijvoorbeeld monumentenzorg en welstand;
- 4. Het bereiken van een dynamisch evenwicht tussen de bescherming van het woon- en leefklimaat en het zo goed mogelijk benutten van de sociaal-recreatieve en economische waarde van de horeca;
- 5. Inzicht geven in en voorstellen doen voor versterking van de economische positie van de horeca in de gemeente;
- 6. Het benoemen van onderwerpen voor aanvullend beleid, welke in de vorm van modules aan deze nota worden toegevoegd.
In de nota is het beleid voor (nieuwvestiging van) horecabedrijven, buiten het zogenaamdehorecaconcentratiegebied, sterk aan banden gelegd. De nota onderscheidt drie - in zwaarte oplopende - categorieën horeca. Tot de categorie ´horeca 1´ worden cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën, cafetaria's, snackbars etc. met een maximum vloeroppervlak van 150 m2 gerekend. Ook de horeca die een inpandig onderdeel uitmaakt van winkels of binnen hetzelfde sluitingsregime van de detailhandel valt, behoort tot deze categorie.
Tot ´horeca 2´ worden dezelfde horecagelegenheden gerekend, maar dan met een netto vloeroppervlakte van tussen de 150 en 500 m. In de categorie ´horeca 3´ vallen bar-dancings, discotheken, (nacht)bars, hotels en erotisch gerichte horeca. Ook de onder categorie 1 en 2 genoemde gelegenheden die een groter netto vloeroppervlak hebben dan 500 m2 worden tot deze categorie gerekend.
Het horecabeleid verschilt per gebiedstype. De vijf te onderscheiden gebiedstypen zijn: horecaconcentratiegebied, winkelcentra, Lijnstructuur horeca, woongebied en overig gebied.
Horecaconcentratiegebied
Kort gezegd komt het er op neer dat alleen in het aangewezen horecaconcentratiegebied de horeca zich nog in alle categorieën kan ontwikkelen en uitbreiden. Voor overige gebieden geldt het profiel consolideren of beperkt ontwikkelen.
Winkelcentra
In de winkelcentra is alleen uitbreiding van de horeca in categorie 1 toegestaan. Daarbij geldt als extra beperking dat horecagelegenheden die zich voornamelijk richten op het verstrekken van alcoholhoudende dranken (cafés) alleen toestemming krijgen voor nieuwvestiging als er zich binnen een straal van 250 m nog geen andere cafés bevinden. Uitzonderingen op deze regel moeten zijn beschreven in het gebiedsprofiel van de horecanota.
Lijnstructuur horeca
Binnen de Lijnstructuur horeca geldt dat zowel horeca 1 als 2 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk is voor percelen met de bestemming Centrum, Gemengd-1, Gemengd-2, Gemengd-Dorps, Gemengd-Grootschalig en Wonen. Voor percelen met de bestemming Bedrijf die binnen de Lijnstructuur vallen, is horeca 3 middels een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk. De percelen dienen dan wel gelegen zijn aan en georiënteerd zijn op de wegen die als zodanig zijn aangeduid. Voorts geldt ook hier voor cafés de beperking dat er zich binnen 250 m géén ander café mag bevinden. Voor horecagelegenheden die zijn gericht op het verstrekken van (on)volledige maaltijden geldt dat zich binnen een straal van 250 m niet meer dan twee van soortgelijke vestigingen mogen bevinden.
Woonbuurten
Tot slot noemt de nota de woonbuurten, waar uitsluitend nieuwvestigingen in de categorie 1 worden toegestaan, mits zich binnen een straal van 500 m geen andere horecagelegenheid van de categorie 1, 2 of 3 bevindt. Hetzelfde geldt voor horecavormen gericht op het verstrekken van volledige dan wel onvolledige maaltijden.
Overige gebieden
Voor de overige gebieden geldt een zeer restrictief beleid. Zo zullen er op industrieterreinen en kantorenlocaties slechts die vormen van horeca toegestaan kunnen worden, die een ondersteunende functie hebben aan het individuele bedrijf en daar onderdeel van uit maken (zie ook hieronder). Ook is horeca toegestaan die als 'facility point' kan worden gezien en binnen het regime van de aangewezen parkmanager valt. Bij hoge uitzondering kan horeca 3 worden toegestaan. Het college van Tilburg zal in haar beslissing de opinie van de aangewezen parkmanager c.q. de vereniging van eigenaren zwaar laten meewegen. Op sportterreinen, onderwijsterreinen en terreinen waar gezondheidszorg de hoofdfunctie is, zullen slechts mogelijkheden bestaan voor bedrijven die ten dienste staan aan de hier gevestigde instellingen. In de resterende gebieden zoals recreatie en de buitengebieden zullen die vormen van horeca toegestaan worden welke het karakter van het bestaande gebied aanvullen en de hoofdfunctie van het betreffende gebied versterken.
Ondersteunende Horeca
Op 1 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Beleidskader ´Ondersteunende Horeca in Tilburg´ vastgesteld. Voor ondernemers binnen de gemeente Tilburg is het op grond van het beleidskader mogelijk om onder een aantal voorwaarden het ondernemerschap te combineren met horeca-activiteiten. Er geldt dan geen exploitatievergunningplicht.
Het beleidskader heeft de intentie recht te doen aan veranderende consumentenwensen, het bieden van ruimte voor ondernemerschap en mogelijkheden voor functiemenging. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling om op deze manier oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca in de hand te werken of de openbare orde en veiligheid te verstoren. Daarom is een aantal voorwaarden vastgesteld waarbinnen ondersteunende horeca exploitatievergunningvrij kan plaatsvinden. De initiatieven moeten zorgen voor meer beleving en bestedingen in de stad.
Van ondersteunende horeca is sprake als cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en deze ondersteunen. Op die manier kan de kwaliteit van het aanbod van de ondernemer worden vergroot of compleet gemaakt;
- 2. de horeca-activiteit mag maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
- 3. de horeca-activiteit moet passen binnen het 'regime' van de hoofdfunctie (bijvoorbeeld detailhandel, zakelijke dienstverlening). De horeca-activiteit is complementair aan de hoofdfunctie en de openingstijden van de ondersteunden horeca zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdfunctie. De horecaruimte mag niet worden verhuurd of anderszins in gebruik worden gegeven aan derden (ten behoeve van feesten en andere partijen). Er mag geen reclame voor de ondersteunende horeca-activiteiten worden gemaakt, via welk medium dan ook;
- 4. de horeca-activiteiten mogen niet zelfstandig worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten. Deze vallen dan onder één van de horecacategorieën zoals opgenomen in het horecabeleid en in de geldende bestemmingsplannen;
- 5. er mogen geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'. Het staat een ondernemer echter vrij een volwaardige Drank- en Horecawetvergunning aan te vragen. Daarvoor geldt dan wel het beoordelingskader uit de reguliere DHW-procedure die buiten het toepassingsbereik van het Beleidskader Ondersteunende Horeca valt, ook al is sprake van ondersteunende horeca. De vergunningplicht blijft dan bestaan (exploitatievergunning, Drank- en Horecawetvergunning) en er vindt een bestemmingsplantoets plaats.
Om de voorwaarden waaronder ondersteunende horeca mag plaatsvinden wettelijk goed te verankeren, is de APV dienovereenkomstig aangepast.
4.4.1 Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt
Aanleiding
013 heeft een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan ingediend voor uitbreiding van het bestaande popcentrum aan de Veemarktstraat 44 te Tilburg. 013 behoort op dit moment tot de top 3 van popclusters binnen Nederland. Met de voorgenomen uitbreiding kan 013 de huidige positie binnen de concertzalen van Nederland verder versterken. De uitbreiding vindt plaats in twee richtingen, richting Interpolistuin en richting (in) de Tivoligarage. Daarmee overschrijdt het nieuwe gebouw de contouren van het Horecaconcentratiegebied (HCG) zoals dat door de raad is vastgesteld.
Afwegingen
Omdat het gaat om uitbreiding van een bestaande horecagelegenheid in categorie 3 is er geen sprake van uitbreiding van het aantal horeca-inrichtingen in het HCG, er is slechts sprake van uitbreiding van een horecagelegenheid die nu reeds groter is dan 500 m2. De uitbreiding van het HCG die gevraagd wordt, is gelijk aan uitbreiding van de oppervlakte van 013. Er worden geen mogelijkheden voor andere horecagelegenheden toegevoegd.
Advies
Meewerken aan de uitbreiding van 013 door gelijktijdige uitbreiding van het HCG. De aangepaste kaart, gelijktijdig met de herziening van het bestemmingsplan ter besluitvorming aan de raad voorleggen en aan het raadsvoorstel voor wijziging van het bestemmingsplan het besluitpunt tot het gelijktijdig wijzigen van het HCG toevoegen.
Uitbreiding horecaconcentratiegebied
4.5 Verkeer En Parkeren
4.5.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
- 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
- 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Autoverkeer
- 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
- 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.
Parkeren
- 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.
Goederenvervoer
- 6. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.
Mobiliteitsmanagement
- 7. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.
categorisering wegen
4.5.2 Tilburgs Openbaar Vervoerplan, provinciale OV-visie, Programma Hoogfrequents Spoorvervoer (PHS)
De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer per bus in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV-visie Brabant, Vraaggericht, verbindend, verantwoord (oktober 2012), die ook als basis dient voor de aanbesteding van het openbaar vervoer per 2015, waarin de afspraken met de vervoerder over de uitvoering van het openbaar vervoer worden vastgelegd. Jaarlijks worden de plannen voor wijziging van het openbaar vervoer vastgelegd in een exploitatieplan.
Voor het treinverkeer is de Rijksoverheid opdrachtgever. Vanuit het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS), zal het aantal treinverbindingen van en naar station Tilburg Reeshof vanaf 2020 worden uitgebreid van 2 naar 4 treinen per uur per richting.
4.5.3 Fietsplan Tilburg
Tilburg vindt fietsen belangrijk, want fietsen is goedkoop, snel en gezond. De stad geeft om haar luchtkwaliteit en mogelijkheden voor mobiliteit van haar inwoners. De gemeente ondersteunt dit met het fietsplan 2005 - 2015. Hierin staat omschreven hoe Tilburg steeds betere voorzieningen ontwikkelt om comfort en veiligheid voor fietsers te vergroten. Dit moet leiden tot een breder en intensiever fietsgebruik in de stad.
Op 10 april 2006 heeft de Tilburgse gemeenteraad het fietsplan ´Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005 - 2015´ vastgesteld. De doelstelling van het fietsplan is om het fietsgebruik (nu 34% op verplaatsingen tot 7,5 km) de komende 4 jaar met 1% per jaar te laten groeien. De gemeente wil dit bereiken door onder meer in te zetten op:
- 1. het voltooien van het Sternet voor 2020;
- 2. doelgroepenbenadering (schoolgaande jeugd, allochtonen, winkelend publiek);
- 3. communicatie;
- 4. het ontwikkelen van een fietstransferium.
Daarnaast is er in de intensivering van het fietsplan (vastgesteld op 10 oktober 2006) besloten dat de kwaliteit op alle fietsroutes verder verbeterd moet worden, het Sternet in 2015 voltooid moet zijn en er meer maatregelen voor de specifieke doelgroepen moeten worden genomen. Tot slot is hierin ook besloten in te zetten op een uitgebreide communicatie. In het fietsplan is een uitgebreid uitvoeringsprogramma opgenomen. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden, is als volgt:
Infrastructureel: Het sternet wordt voor 2015 voltooid, ook kleinere fietspaden worden in asfalt aangelegd, het Sternet krijgt een sterk verbeterde verlichting, er wordt op grootschalige wijze onderhoud aan het sternet en de kleinere fietspaden uitgevoerd.
Beheer en onderhoud: Niet alleen wil de gemeente op alle Sternetroutes en fietspaden onderhoud plegen, ook wil de gemeente een grote kwaliteitsslag uitvoeren tijdens dit onderhoud.
Stallingsvoorzieningen: Er wordt een separaat stallingenplan opgesteld waarin voor alle knelpunten naar een oplossing wordt gezocht en waaraan een uitvoeringsprogramma komt te hangen.
Doelgroepenbenadering: Per doelgroep wordt bekeken welke middelen worden ingezet en wordt een uitgebreide campagne opgezet.
Communicatie: De centrale doelstelling van de communicatie is (meer) mensen vaker op de fiets krijgen en de bestaande fietsers behouden. Hier worden dan ook specifieke acties op ingezet die ook samenhangen met de uitvoeringsmaatregelen.
4.5.4 Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt
Ligging plangebied:
Het plangebied ligt in het centrum van Tilburg, in het Veemarktkwartier.
Fietsroutes:
Aan de zuidzijde van het plangebied maakt de Tivolistraat onderdeel uit van de sternetfietsroute. De andere wegen rondom het plein zijn niet opgenomen in het fietsplan Tilburg.
Voetgangers:
013 ligt in het gebied dat grenst aan het voetgangersgebied van de binnenstad. Er ligt een belangrijke voetgangersrelatie tussen de binnenstad en de huidige en toekomstige functies in het Veemarktkwartier, zoals de Tivoliparkeergarage.
Omliggende wegenstructuur:
Het plangebied is aan de zuidzijde ontsloten door de Tivolistraat, een erftoegangsweg met eenrichtingsverkeer van oost naar west. Aan de westzijde van het plangebied ligt de Veemarktstraat welke als erf is vormgegeven. Deze is doodlopend voor gemotoriseerd verkeer. De afsluiting voor autoverkeer ligt ten noorden van 013 en is vormgegeven door middel van beweegbare palen.
Openbaar vervoer:
Het gebied is goed met openbaar vervoer bereikbaar.
Over de Heuvel loopt een vijftal buslijnen (lijn 1, 3, 11, 142 en 143) met een halte op een afstand van 250 meter van de entree van het gebouw. Het centraal station van de NS ligt op een afstand van 800 meter.
Laden en lossen:
Laden en lossen kan plaatsvinden aan de zuidzijde van het gebouw. Verkeer dient aan te rijden vanaf de oostzijde en weg te rijden via de St. Josephstraat.
Laden en lossen dient op eigen terrein te gebeuren.
Om de laad en losplaats van het plan bereikbaar te maken moet de openbare weg aangepast worden. Daarbij moet rekening gehouden met de toekomstige inrichting als fietsstraat van de Tivolistraat.
Parkeren:
parkeren openbaar gebied/-garages.
De ontwikkelingen moeten voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg. Voor de toevoeging van programma zijn de meest recent vastgestelde parkeernormen van toepassing.
Uitgangspunt is dat de parkeergelegenheid op eigen terrein dient plaats te vinden. Deze mogelijkheid is niet aanwezig waarbij ontheffing van de parkeereis op eigen terrein kan worden verleend op basis van de Bouwverordening.
De uitbreiding van 013 bedraagt ongeveer 2000m². Bij de berekening van de parkeerbehoefte is als uitgangspunt genomen de parkeernorm bij discotheken. Op basis van deze parkeernormen zou de uitbreiding van 013 een extra parkeervraag opleveren van 100 parkeerplaatsen, gebaseerd op 0,05 parkeerplaats per m² uitbreiding. Indien zou worden uitgegaan van de parkeernorm bij theaters zou de uitbreiding van 013 een extra parkeervraag van 134 parkeerplaatsen opleveren, gebaseerd op 0,067 parkeerplaats per m² uitbreiding.
Om een duidelijk beeld te hebben van de parkeergelegenheid in de openbare parkeergarages is de capaciteit van de bestaande parkeergarages weergegeven in Bijlage 3 Parkeercapaciteitbestaande parkeergarages. Om een juist beeld te verkrijgen is de capaciteit berekend op basis van diverse uitverkochte concerten in 2013 en 2014 die plaats vonden in 013. Op basis van de concerten in 2014 is te concluderen dat er ook op de koopavond voldoende capaciteit is in de garages Tivoli, Koningsplein en Emma tezamen. Deze capaciteit is vooral aanwezig in de Koningsplein garage. De Tivoli en de Emma garage waren tijdens de steekproef zo goed als volledig vol. Ter informatie, de Koningspleingarage ligt op een loopafstand van 500 meter van 013. Op de koopavond wordt de Pieter Vreedepleingarage goed tot zeer goed gebruikt. Deze garage biedt dan ook op die avonden geen capaciteit om extra bezoekers van 013 op te vangen.
Geconcludeerd mag worden dat er in de openbare parkeergarages voldoende capaciteit aanwezig is om de extra bezoekers van 013 op te vangen. Op het drukste moment, tijdens een uitverkocht concert in 013 op een koopavond, was er in de vier garages in de omgeving een aantal van 463 parkeerplaatsen vrij. Als daarop de te verliezen parkeerplaatsen als gevolg van de bebouwing van de plint van de Tivoligarage en de claim van de ontwikkelingen van de Ven worden gecorrigeerd, blijft er een restcapaciteit van ruim 380 plaatsen over. Zie hiervoor Bijlage 3 Parkeercapaciteitbestaande parkeergarages.
Dit is ruim voldoende om de extra parkeervraag van 013 (volgens de normen 100 á 134 parkeerplaatsen en volgens de enquête 212 auto's) op te vangen.
Note: In de parkeercapaciteit is geen rekening gehouden met de parkeergarage Heuvelpoort. De capaciteit van deze parkeergarage wordt in de nabije toekomst vergroot. Wellicht dat hier extra parkeergelegenheid voorhanden is waarvan bezoekers van 013 gebruik kunnen maken. Het betreft echter een particuliere parkeergarage waarop de gemeente geen invloed kan uitoefenen om openbare parkeerplaatsen beschikbaar te houden. Deze parkeergarage maakt derhalve geen onderdeel uit van het onderzoek.
Parkeergelegenheid terrein 013.
Naast het gebouw van 013 wordt een parkeerterreintje gerealiseerd ter compensatie van het huidige parkeerterreintje. Dit terreintje dient als parkeerruimte voor de bussen van de artiesten en auto's en fietsen van medewerkers. De nieuwe parkeerplaats wordt groter dan het huidige parkeerterreintje. Dit is vooral bedoeld om manoeuvreren met bussen makkelijker te maken. Omdat dit parkeerterreintje ter compensatie is van het te verdwijnen parkeerterreintje mag dit niet worden betrokken in de parkeerbalans.
Openbare ruimte:
Om het laad en losdok bereikbaar te maken mag een klein deel van de hellingbaan in openbaar gebied worden aangebracht tot een maximum van twee meter en twintig centimeter uit de erfgrens. Bij de vormgeving van deze hellingbaan moet aandacht worden geschonken aan de veiligheid van de voetganger. De hellingbaan moet daarom aan de zijkant dermate worden afgewerkt dat men er niet per ongeluk tegenaan kan lopen en dat men er niet kan struikelen.
Er moet na aanleg van de hellingbaan minimaal een ruimte van drie meter trottoir overblijven op het smalste punt.
De huidige inrichting van de weg biedt deze mogelijkheid niet. Vooruitlopend op de definitieve inrichting van de Tivolistraat zal dus een herinrichting plaats moeten vinden van het profiel van de Tivilostraat ter plaatse van de uitbreiding van 013 en het nieuwe parkeerterreintje. Deze aanpassing is weliswaar tijdelijk maar moet vanwege de drukke hoofdfietsroute over de Tivolistraat goed worden uitgevoerd.
Fietsstalling:
Fietsen van bezoekers moeten gestald worden in de openbare fietsstallingen van de binnenstad.
4.6 Overige Onderwerpen
4.6.1 UMTS
Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de raad nieuw beleid voor de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons (GMS en UMTS) vastgesteld.
(Internationale) gezondheidsraden geven aan dat zendmasten geen risico vormen voor de gezondheid. Desondanks wil de gemeente Tilburg zendmasten op een zo verantwoord mogelijke manier inpassen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsvrije en vergunningsplichtige zendmasten.
Zendmasten tot vijf meter mogen vergunningsvrij geplaatst worden. Jaarlijks ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van de gezamenlijke aanbieders van mobiele telefonie. Daaruit blijkt waar reeds masten zijn geplaatst en waar masten eventueel gewenst zijn. Met aanbieders van mobiele telefonie is de afspraak gemaakt dat zij de masten zo veel mogelijk op ´niet gevoelige bestemmingen´ plaatsen, zoals kantoren, bedrijven en hoogspanningsmasten. Wanneer een aanbieder van mobiele telefonie een mast wenst te plaatsen op een woongebouw, dient dit vooraf gemeld te worden aan de gemeente. Bovendien heeft de aanbieder toestemming nodig van de eigenaar van het betreffende gebouw. Met omwonenden hoeft, volgens de regels uit het nationale zendmastenbeleid, niet gecommuniceerd te worden over de plaatsing van een zendmast.
Zendmasten van vijf meter of hoger zijn vergunningsplichtig. Deze masten mogen niet in woonwijken worden geplaatst. Buiten de woonwijk wordt de meest geschikte locatie gezocht, waarbij de criteria uit de nota Zendmasten worden gehanteerd. (Zicht)hinder van masten wordt voorkomen en er is aandacht voor landschappelijke inpassing en esthetiek. Omwonenden ontvangen een bewonersbrief en er vindt eventueel een inloopavond plaats (afhankelijk van de locatie). Wanneer het bevoegde gezag toch besluit een omgevingsvergunning te verlenen voor een zendmast in een woonwijk, dan wordt dit aan de raad gemeld.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van de bedrijven gelegen binnen het plangebied en/of in de nabije omgeving welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Popcentrum 013 gelegen aan de Veemarktstraat 44 maakt onderdeel uit van de oude binnenstad. In de binnenstad is sprake van een horeca-concentratiegebied waarvan het popcentrum 013 deel uitmaakt. Verder vindt menging plaats van wonen en bedrijfsmatige activiteiten waaronder detailhandel. De Veemarktstraat 44 en haar directe omgeving worden dan ook als gemengd gebied beschouwd
Het popcentrum 013 gevestigd aan de Veemarktstraat 44 is volgens de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering een categorie 2 bedrijf behorende tot SBI-code 9232; theaters, schouwburgen, concertgebouwen en evenementenhallen. Het popcentrum wordt uitgebreid en intern verbouwd, waarvoor deze bestemmingsplanherziening nodig is. In de VNG-brochure is voor de activiteit theaters, schouwburgen, concertgebouwen en evenementenhallen een richtafstand opgenomen tot aan een rustige woonwijk van 30m vanwege geluid. De gemengde omgeving is aanleiding om een afstandsstap van deze afstand af te halen. Dit betekent dat er een afstand nodig is tot aan gevoelige bebouwing van 10 meter. Deze afstandsmaat wordt ter hoogte van Veemarktstraat 37 niet gehaald (afstand 9,7 meter)
Derhalve heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Enerzijds om vast te stellen of ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen sprake is van een goede ruimtelijke ordening resp. aanvaardbaar woon- en leefklimaat, anderzijds of het popcentrum in de nieuwe situatie kan voldoen aan de op de inrichting van toepassing zijnde geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Voor de rekenresultaten van het onderzoek wordt verwezen naar het rapport d.d. 8 augustus 2014 opgesteld door Peutz met rapportnummer TG 630-1-RA-002. Zie Bijlage 5 Geluidsrapport 013 .
Gelet op de aard van de omgeving van het plangebied (diversiteit aan functies) is uitgegaan van de normering voor gemengd gebied uit de VNG-brochure. Dit betekent dat de geluidbelasting t.g.v. het popcentrum niet meer mag bedragen dan 55 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en 70 dB(A) voor piekgeluiden. Ten aanzien van de indirecte hinder is de standaard voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde gehanteerd zoals opgenomen in de circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting" van 29 februari 1996.
Directe hinder
Uit de rekenresultaten van het akoestisch rapport blijkt dat in de nieuwe situatie ter plaatse van de bestaande geluidgevoelige bestemmingen (Tivolistraat, Heuvel, Kazernehof), maar ook ter plaatse van geprojecteerde woonbestemmingen aan de Veemarktstraat wordt voldaan aan de norm van 55 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau resp. 70 dB(A) etmaalwaarde voor piekgeluiden. Om zorg te dragen dat ook voor het pand gelegen aan de Veemarkstraat 39 sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (ter plaatse is namelijk ook de functie wonen toegestaan ondanks dat het pand momenteel hiervoor niet gebruikt wordt), is in de planregels opgenomen dat ter plaatse van de bovenste bouwlaag geen geluidgevoelige bestemmingen zijn toegestaan omdat hier de maximaal toelaatbare geluidbelasting in de nachtperiode meer bedraagt dan 45 dB(A).
De in het rapport gehanteerde rekenhoogten zijn hierbij afgestemd op de bestaande hoogtes van de aanwezige bebouwing en verdiepingen, alsmede op de maximaal toelaatbare hoogtes die op grond van het huidig bestemmingplan mogelijk zijn.
In de nieuwe situatie vallen de muziekgeluidniveaus naar de omgeving (ook na verbouwing en uitbreiding) iets lager uit ten opzichte van de bestaande situatie. Hierbij moet worden opgemerkt dat de in het rapport berekende geluidniveaus voor muziekgeluid zijn berekend op basis van een worst-case situatie. Dit wil zeggen dat zowel de grote popzaal, de kleine popzaal als de foyers gelijktijdig in gebruik zijn en gedurende de (gehele) maatgevende nachtperiode muziekgeluid mogelijk is.
In de nieuwe situatie zal ten gevolge van de vergrote laadlossluis, waarin 2 zware vrachtwagens gelijktijdig aanwezig kunnen zijn, sprake zijn van minder wisselingen in de nachtperiode met in- en uitrijdende vrachtwagens bij het opbouwen en/of afbreken van voorstellingen ten opzichte van de bestaande situatie.
Geconcludeerd wordt dat voor alle woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat ten opzichte van de bestaande situatie geen (akoestische) verslechtering plaatsvindt.
Indirecte hinder
Geluidniveaus ten gevolge van het verkeer van en naar de inrichting, de zogenaamde indirecte hinder, worden getoetst aan de ministeriele circulaire 'Geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting'van 29 februari 1996. In de circulaire wordt geadviseerd een voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde te hanteren. Dit betekent 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode.
Uit de rekenresultaten m.b.t. de indirecte hinder blijkt dat de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde wordt overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 49 dB(A) in de nachtperiode ter hoogte van de Tivolistraat. Bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet realistisch. Overschrijding van de voorkeurgrenswaarde is mogelijk, mits het maximaal toelaatbaar binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde niet wordt overschreden. Voor de nachtperiode betekent dit maximaal 25 dB(A). Op basis van een inventarisatie ter plaatse wordt voor de bestaande woningen ervanuit gegaan dat deze beschikken over een gevelwering van ca. 25 dB.
Dit betekent dat voldaan kan worden aan de norm voor de nachtperiode van maximaal 25 dB(A).
De Tivoli parkeergarage blijft grotendeels zijn functie behouden. Een gedeelte van de garage zal worden verbouwd voor de entree en bergruimte van het popcentrum. Aangezien het hier gaat om een bestaand gebouw is de richtafstand niet opnieuw getoetst. Deze toets heeft bij een eerdere bestemmingsplanherziening al plaatsgevonden.
De opzet van de gemeente is om haar bestemmingsplannen zo flexibel mogelijk te maken met inachtneming van de omgeving. Dit houdt in dat bij het beëindigen van de huidige functie van 013 er nog voldoende mogelijkheden voorhanden zijn waarvoor deze locatie kan worden gebruikt.
Hierbij is rekening gehouden met de aard en ligging ten opzichte van de omgeving. Binnen de bestemmingsomschrijving zijn de functies opgenomen die gevestigd kunnen worden op de locatie van 013. Hierbij zijn onder andere ook bedrijfsactiviteiten toegestaan. Deze activiteiten zijn opgenomen in bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemening behorende bij de regels van het bestemmingsplan en zijn gelet op het gemengd gebied toelaatbaar op deze locatie.
5.3 Externe Veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:
- 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- 2. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRnvgs), juli 2012; In 2014 wordt de cRnvgs vervangen door de Wet Basisnet *;
- 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011. ;
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
* De eerste en tweede kamer hebben ingestemd met het wetsvoorstel Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen, dat in 2014 van kracht wordt. In de wet worden de risicoplafonds vastgelegd veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over weg-, spoor- en watertrajecten. De Wet Basisnet vervangt de cRnvgs. Gelijktijdig met de Wet Basisnet wordt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van kracht.
5.3.2 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het Rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt, is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.
De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.
Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
5.3.3 Groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
- 1. de kans op een ongeval;
- 2. het effect van het ongeval;
- 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
- 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.
Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan waarvan het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht. De verantwoordingplicht voor dit plan is ingevuld en als Bijlage 6 Verantwoording groepsrisico opgenomen.
5.3.4 Inrichtingen
In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour die van invloed is op het plangebied.
5.3.5 Buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.
5.3.6 Transport van gevaarlijke stoffen
Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat op geen van de wegen binnen de gemeente Tilburg een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. Voor het groepsrisico van deze wegen geldt dat er conform deze rapportage, ter hoogte van dit bestemmingsplan geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
De A58 is een te beschouwen risicobron. Gelet op de afstand van de A58 tot het plangebied geldt dat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico en geen overschrijding van de oriëntatiewaarde plaatsvindt. Deze weg is daarom niet relevant voor de verantwoordingsplicht.
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor
Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg op een afstand van circa 200 meter van het plangebied. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het invloedsgebied van de spoorlijn is 3000 meter en valt dus over het plangebied. Voor deze spoorlijn blijkt uit de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt op een afstand van maximaal 8 meter van het middelpunt van het doorgaand spoor. De afstand van het plangebied tot aan het spoor bedraagt ongeveer 200m, hiermee ligt de ontwikkeling buiten de plaatsgebonden risicocontour.
Gezien de afstand van ongeveer 200m ten opzichte van het spoor heeft er een kwantitatieve berekening plaatsgevonden van het groepsrisico. In Bijlage 7 Kwantitatieve risicoberekening(QRA) treft u de memo van bureau Antea met projectnaam 'ontwikkelingen Veemarktkwartier, groepsrisicoberekening uitbreiding 013' aan. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, wel is er sprake van een lichte toename van het groepsrisico. De spoorlijn is daarmee een relevante risicobron, de verantwoordingsplicht is ingevuld.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal
Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (dec 2009) blijkt dat voor Wilhelminakanaal geen veiligheidsafstanden gelden.
5.3.7 Restrisico en conclusies
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor. De verantwoordingsplicht is ingevuld, deze treft u aan in de bijjlage.
Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.
Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld en is d.d. 25 september 2014 advies uitgebracht door de Brandweer Midden- en West Brabant. Deze zijn als bijlage bij het plan gevoegd. Bijlage 8 AdviesBrandweer Midden- en West-Brabant
In de verantwoordingsplicht zijn de volgende conclusies getrokken:
- Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het toekomstige Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt in de huidige en toekomstige situatie. Door de ontwikkeling neemt het groepsrisico marginaal toe.
- Ontvluchting van het pand kan binnen 15 minuten.
- De aanwezigen bij 013 worden als normaal zelfredzaam beschouwd.
- Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit.
- Bij de omgevingsvergunning deelzaak bouwen wordt de aanwezigheid van primair en secundair bluswater geregeld.
- Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings -en alarmeringssysteem), dit biedt de mogelijkheid de bewoners tijdig te waarschuwen.
- De brandweer voldoet aan de opkomstnorm.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.3.8 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.4.1 Weg- en railverkeerslawaai
Poppodium 013 is voornemens te gaan verbouwen en te gaan uitbreiden. Hiervoor is een planherziening noodzakelijk. Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Het poppodium zelf betreft geen geluidgevoelig gebouw of terrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat de normen uit de Wgh niet van toepassing zijn en verdere toetsing aan de Wgh niet aan de orde is.
5.4.2 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek (zie tevens 5.2 Milieuhinder bedrijven) blijkt dat het popcentrum in de nieuwe situatie kan voldoen aan de van toepassing zijnde geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
5.4.3 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De gevolgen voor de luchtkwaliteit t.g.v. het verbouwen en het vergroten van het popcentrum als gevolg van het extra verkeer zijn beoordeeld en getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Hiervoor wordt verwezen naar het luchtkwaliteitsonderzoek opgesteld door Peutz d.d. 30 juli 2014 (rapportnummer TH 630-1-RA, referentie SvdA/JHa/KS/TH 630-1-RA). Zie Bijlage 4 Rapport luchtkwaliteit.
Uit de rekenresultaten blijkt dat het extra verkeer in niet betekenende mate bijdraagt. Dit betekent dat voldaan wordt aan artikel 5.16 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer en de normen uit de Wet milieubeheer niet overschreden worden.
5.6 Geur
5.6.1 Industriële geur
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden.
Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen te worden aangesloten.
Popcentrum 013 heeft geen activiteiten die vallen onder de NeR. Conform de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering heeft het bedrijf geen geuremissies. Het popcentrum is een geurgevoelig object.
De richtafstanden liggen t.a.v. geur niet over het plangebied.
5.6.2 Agrarische geur
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
Popcentrum 013 breidt uit. Er is daarmee geen sprake van het ontwikkelen van een nieuw geurgevoelig object. Daarbij liggen de dichtstbijzijnde veehouderijen op een afstand van meer dan 1700m.
Geur afkomstig van veehouderijen is hiermee niet relevant.
5.7 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Ten aanzien van het plangebied
Bodem
Ter hoogte van de locatie zijn in het veleden diverse onderzoek uitgevoerd. Uit onderzoek v 18 april 1996 is naar voren gekomen dat er lichte verhogingen zijn geconstateerd die als niet ernstig zijn geclassificeerd. Tijdens een historisch onderzoek van december 2001 wordt deze conclusie nogmaals bevestigd. Echter zijn deze rapporten redelijk oud en kunnen alleen maar een matige indicatie geven van de te verwachten kwaliteit.
In diverse delen van Noord-Brabant worden gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten.
Bedrijvigheid
Op locatie is het poppodium 013 aanwezig.
Tanks
Er zijn geen tanks gelegen op locatie
Demping
Voor zover bekend liggen er geen dempingen binnen 10 meter van het perceel.
Aanbeveling
Voor de uitbreidingen is er recentelijk bodemonderzoek nodig. Een dergelijk verkennend bodemonderzoek mag maar maximaal 5 jaar oud zijn. Het is dus noodzakelijk dat er verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek zal een beter inzicht geven in de bodemkwaliteit ter plaatsen.
5.8 Natuur En Ecologie
- A. Inleiding
Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur en beschermde soorten (Flora- en faunawet).
Hieronder volgt een korte toelichting op het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming. Per beleidskader is een analyse van het plangebied en een conclusie vermeld.
- B. Natura 2000
Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient uit te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van EZ. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.
Om schade aan natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkómen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Hiertoe dient de zogenaamde habitattoets.
In de oriëntatiefase wordt bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen; dit is afhankelijk van de informatie over de mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De hoofdvraag is of er een kans op een significant negatief effect bestaat.
Er zijn drie mogelijkheden:
- Er is zeker geen negatief effect. Er is dan geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.
- Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. De verslechterings- en verstoringstoets moet worden doorlopen.
- Er is een kans op een significant negatief effect. Een passende beoordeling is vereist.
Analyse plangebied
Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Regte Heide & Riels Laag op een afstand van ca. 5.35 km. Andere gebieden m.n. Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen liggen op nog verdere afstand. Regte Heide & Riels Laag heeft een doelstelling voor 7 habitattypen.
Conclusie
De gewenste ontwikkelingen In het plangebied zullen geen negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot. En de storende factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura2000-gebied zijn te verwachten.
- C. Ecologische Hoofdstructuur
In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypenkaart. De beheertypenkaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden, behoren niet tot de EHS.
Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.
Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt, dan dient natuurcompensatie plaats te vinden.
Analyse plangebied
In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Ecologische Hoofdstructuur. De dichtstbijzijnde EHS is gelegen op ca. 1120 m. afstand van het plangebied. Dit betreft het ten westen gelegen Wilhelminakanaal met het natuurbeheertype N04.02 Zoete Plas.
Conclusie
De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen (significante) negatieve effecten hebben op de Ecologische Hoofdstructuur in de omgeving. De EHS ligt op ruime afstand van het plangebied en de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde EHS.
- D. Kadernota Groene Mal
In de Kadernota Groene Mal is het beleid ten behoeve van behoud en ontwikkeling van een duurzaam functionerende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout vastgelegd. De Groene Mal is een doorvertaling van de EHS naar de Tilburgse situatie. Met name de ecologische verbindingen tussen bestaande bos- en natuurgebieden zijn binnen de Groene Mal sterk(er) aangezet. Doel van de Groene Mal is het sturen van de verstedelijking. Aantasting van natuurgebieden wordt zoveel mogelijk voorkómen. Onvermijdbare incidentele ingrepen zullen gecompenseerd worden, bij voorkeur in daartoe aangewezen zoekgebieden binnen de Groene Mal. Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de realisering en bescherming van de Groene Mal.
Analyse plangebied
Het plangebied maakt geen deel uit van de Groene Mal.
Conclusie
Er zijn geen significante negatieve effecten op de Groene Mal aan de orde. Vanuit Groene Mal-beleid zijn geen aanvullende beschermingsmaatregelen aan de orde.
- E. Flora- en faunawet
Volgens de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij rekening te houden met aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkómen of beperkt.
Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de (buiten)ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden aangevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.
Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken volgens een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen voor artikel 75 Flora- en faunawet.
Analyse plangebied
Het verkennend veldonderzoek om de potenties voor beschermde soorten in en rondom het plangebied te bepalen is op 6 mei 2014 door een deskundig ecoloog van de Gemeente Tilburg uitgevoerd. Daarnaast zijn relevante bronnen geraadpleegd, waaronder de NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna). Op basis van het veldonderzoek was de potentiële aan- of afwezigheid van beschermde soorten gebaseerd op het aanwezige habitat goed in te schatten. Het plangebied is gelegen in de Binnenstad van de gemeente Tilburg in de buurtschap Tivoli. In het plangebied is een gebouw (Poppodium 013), een verharde parkeerplaats, opgaande gewassen (struiken en vnl. naaldbomen), intensief beheerd gazon en enkele onverharde paden aanwezig. Het stadspark Tivolipark (ook bekend als Interpolistuin) is voor een klein deel onderdeel van het plangebied. Verder is het plangebied omsloten door gebouwen voor divers gebruik (werken, parkeren, wonen, uitgaan) en van verschillende leeftijden.
Gebaseerd op het habitat is de potentiële aanwezig van de volgende beschermde soortgroepen in het plangebied uit te sluiten: vaatplanten, dagvlinders, libellen, reptielen, amfibieën en vissen. Extensieve graslanden, natte(re) terreinen, open water, heideterrein e.d. is afwezig. Daarnaast zijn immobiele beschermde soorten door de ligging van het plangebied in stedelijk gebied uit te sluiten.
De afwezigheid van vogels en zoogdieren (zowel vleermuizen als kleine grondgebonden) kon niet worden aangetoond.
Vogels
Tijdens het veldbezoek kon worden vastgesteld dat het plangebied voor vogels een functie heeft als voortplantingsplaats en functioneel leefgebied. Aangetroffen soorten zijn groenling, goudhaan, houtduif en huismus. Daarnaast zijn andere algemene broedvogels te verwachten, zoals merel en heggenmus.
Voor huismus functioneert het plangebied (lees: de beplanting) mogelijk als essentieel functioneel leefgebied (winterverblijfplaats, foerageergebied). Min. drie huismussen zijn in het plangebied aangetroffen die in de gebouwen langs de Tivolistraat ter hoogte van het plangebied voortplantingsplaatsen (vastgesteld tijdens het veldbezoek) hebben. De kwaliteit en kwantiteit van het huidige functionele leefgebied voor huismus en andere (vogel)soorten wordt onder begeleiding van een ecologisch deskundige gemitigeerd, waardoor schadelijke effecten op voorhand zijn uit te sluiten.
In de naaldbomen zijn meerdere vogelnesten aangetroffen, waaronder één van redelijke omvang welke voor sperwer potentieel geschikt is. Aanvullend onderzoek is hiervoor uitgevoerd naar de aan- of afwezigheid van sperwer. Zie Bijlage 9 Aanvullend veldonderzoek Interpolistuin. Doordat sperwer normaliter zijn territoria in de periode 1 maart - 15 juli (bron: Sovon.nl) heeft is in deze periode het plangebied 2 keer onderzocht (6 mei en 2 juli) en daarbuiten 1 keer (15 aug.). Sperwer zelf is niet waargenomen ondanks gericht onderzoek, waardoor afwezigheid redelijkerwijs is vastgesteld.
De werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden met in achtneming van bezette vogelnesten van algemene vogels. Het treffen van mitigerende maatregelen om schadelijke effecten tijdens uitvoering van de geplande activiteiten te voorkomen is hiervoor nodig en mogelijk. Uitgangspunt is dat de geplande activiteiten alleen kunnen worden uitgevoerd indien bezette nesten niet worden verstoord. Om deze reden wordt geadviseerd het bouwrijp maken te starten in de periode 1 aug - 1 maart (buiten het vogelbroedseizoen).
Zoogdieren
Voor vleermuizen functioneert het plangebied als potentieel foerageergebied en vliegroute, echter niet essentieel. In dit stedelijke gebied zijn relevante alternatieven ruimschoots aanwezig (Tivolipark). Aanvullend onderzoek is derhalve niet nodig. Tijdens het veldonderzoek zijn geen potentieel geschikte verblijfplaatsen in het gebouw of in de bomen aangetroffen. De gevels zijn bekleed met een zwarte gewatteerde sprei (een met glaswol gevulde rubber dak- en gevelbekleding). Voor verblijfplaatsen geschikte spleten, nissen en/of kieren etc. waren niet zichtbaar. In de naaldbomen zijn eveneens geen geschikte ruimten aangetroffen. Daarnaast zijn in het plangebied meerdere Flora- en faunawet tabel 1- soorten te verwachten, waaronder egel en huisspitsmuis. Vanwege de matige potentiële geschiktheid voor grondgebonden zoogdieren zijn beschermende maatregelen niet nodig. Welk blijft de zorgplicht (Artikel 2 Flora- en faunawet) van kracht.
Conclusie
De afwezigheid van vogels en zoogdieren (zowel vleermuizen als kleine grondgebonden) kon niet worden aangetoond. Voor huismus functioneert het plangebied (lees: de beplanting) mogelijk als essentieel functioneel leefgebied (winterverblijfplaats, foerageergebied). De kwaliteit en kwantiteit van het huidige functionele leefgebied wordt voor huismus en andere (vogel)soorten onder begeleiding van een ecologisch deskundige gemitigeerd, waardoor schadelijke effecten op voorhand zijn uit te sluiten.
In de naaldbomen zijn tevens meerdere vogelnesten aangetroffen, waaronder één van redelijke omvang welke voor sperwer potentieel geschikt is. Aanvullend onderzoek is hiervoor uitgevoerd naar de aan- of afwezigheid van sperwer. Zie Bijlage 9 Aanvullend veldonderzoek Interpolistuin. Doordat sperwer normaliter zijn territoria in de periode 1 maart - 15 juli (bron: Sovon.nl) heeft is in deze periode het plangebied 2 keer onderzocht (6 mei en 2 juli) en daarbuiten 1 keer (15 aug.). Sperwer zelf is niet waargenomen ondanks gericht onderzoek, waardoor afwezigheid redelijkerwijs is vastgesteld.
De werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden met in achtneming van bezette vogelnesten van algemene vogels. Het treffen van mitigerende maatregelen om schadelijke effecten tijdens uitvoering van de geplande activiteiten te voorkomen is hiervoor nodig en mogelijk. Uitgangspunt is dat de geplande activiteiten alleen kunnen worden uitgevoerd indien bezette nesten niet worden verstoord. Om deze reden wordt geadviseerd het bouwrijp maken te starten in de periode 1 aug - 1 maart (buiten het vogelbroedseizoen).
Voor vleermuizen functioneert het plangebied als potentieel foerageergebied en vliegroute, echter niet essentieel. Aanvullend onderzoek is derhalve niet nodig. Tijdens het veldonderzoek zijn geen potentieel geschikte verblijfplaatsenv oor vleermuizen in het gebouw of in de bomen aangetroffen.
In het plangebied zijn meerdere Flora- en faunawet tabel 1- soorten te verwachten, waaronder egel en huisspitsmuis. Vanwege de matige potentiële geschiktheid voor grondgebonden zoogdieren zijn beschermende maatregelen niet nodig. Welk blijft de zorgplicht (Artikel 2 Flora- en faunawet) van kracht.
De aanwezigheid van voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor overige beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten is gebaseerd op het huidige habitat op voorhand uit te sluiten.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
6.1 Bestaand Watersysteem
6.1.1 Gebiedskenmerken
Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Voorste Stroom en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.
Het plangebied bestaat uit de uitbreiding popcentrum 013. De uitbreiding omvat het aanbouwen van het gebouw aan de parkeergarage Tivoli en aanbouw aan de oostzijde in totaal ca. 900 m2. In de huidige situatie is het plangebied ter plaatse van de aanbouw vrijwel helemaal verhard als parkeerterrein. Naast de aanbouw wordt een parkeerterrein gerealiseerd van ca. 400 m2, wat in de bestaande situatie groen is. De terreinhoogte is ongeveer 14 - 14,25 m+NAP.
6.1.2 Bodem en grondwater
De bodem bestaat uit sterk lemig, matig fijn zand. De maatgevende grondwaterstand is ca. 11,75 m+NAP. De ontwateringdiepte ruim voldoende voor de bestaande en de nieuwe functie.
6.1.3 Oppervlaktewater
In het gebied is geen oppervlaktewater aanwezig, het dichtstbijzijnde oppervlaktewater is de Piushaven, ca. 500 m zuidelijk van het plangebied.
6.1.4 Riolering
In het gebied ligt een gemengd rioolstelsel. Het vuilwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel getransporteerd naar de rioolwaterzuivering Tilburg, die in beheer is van waterschap de Dommel.
6.2 Duurzaam Waterbeheer
6.2.1 Beleidskader
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzaam waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het Stroomgebiedbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).
Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.
De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:
- streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
- vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.
Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.
6.2.2 Afwegingen
De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van uitbreiding van het popcentrum 013 met ca. 900 m2, waar in de huidige situatie reeds sprake is van verharding rond het bestaande gebouw en als parkeerterrein. In de bestemmingsplanregels wordt opgenomen dat 100% van het oppervlak bebouwd mag worden. Ten opzichte van de huidige situatie verandert er alleen dat een nieuw parkeerterrein wordt verhard van ca. 400 m2. Dit is een geringe toename van het verhard oppervlak.
Het plangebied ligt niet in een afkoppelgebied, er komt geen blauwe ader in de buurt te liggen. Dat betekent dat afvoer plaats vindt via het gemengde stelsel, de bestaande hoofdriolering. Inpandig scheiden van hemelwater en vuilwater is wel gewenst, omdat er sprake is van nieuwbouw wat nu de kans biedt om de basis te leggen in de verdere toekomst het hemelwater anders te benutten.
6.2.3 Watersysteem
Voor het watersysteem in het plangebied gelden de volgende randvoorwaarden:
- bij de inrichting van het plan dient men rekening te houden met de bestaande terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen;
- de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel;
- het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;
- het vuil- en hemelwater worden inpandig gescheiden ingezameld;
- de vuilwater- en regenwaterafvoer sluit aan op de bestaande hoofdriolering.
6.3 Watertoets
Aangezien er nauwelijks sprake is van waterbelangen in het plangebied, hebben waterschap de Dommel en de gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.
Op 11 september heeft waterschap De Dommel een positief wateradvies gegeven en heeft zij ingestemd met de waterparagraaf.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
7.2.1 Bouwvlak en erf
De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.
Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.
In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels.
Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).
In het bestemmingsplan zijn opgenomen bouwvlak en erf.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
Bestemming
Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen: Centrum - Horeca, Centrum - Binnenstad, Verkeer - Verblijf en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie. De bestemming Centrum - Horeca geldt voor het popcluster 013. De bestemming Centrum - Binnenstad is opgenomen voor het perceel Veemarktstraat 39 evenals de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie. De bestemming Verkeer - Verblijf geldt voor het openbaar gebied. De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie heeft betrekking op het Rijksbeschermd Stadsgezicht "Stadskern Tilburg" waarbinnen het perceel Veemarktkwartier 39 is gelegen. Ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' is mede de functie parkeergarage met bijbehorende voorzieningen toegestaan.
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Nadere eisen enomgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.
Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 9 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing en een regeling over de ruimte tussen gebouwen.
Algemene gebruiksregels
In artikel 10 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In artikel 11 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerszone en veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen zijn hier geregeld.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 12.
Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 13, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.
Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 15 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.
De uitvoering van onderhavig bestemmingsplan geschiedt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Het college van B&W heeft gelet op het maatschappelijke belang vrijstelling verleend van het kostenverhaal voor wat betreft het parkeren en het fonds bovenwijks (kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening). Overige kosten zoals leges bestemmingsplan en aanpassing openbaar gebied komen ten laste van het budget van € 7,7 miljoen uit de RGI zoals bij de behandeling van de Programmabegroting 2014 door de raad is toegekend.
Eventuele planschadeclaims als gevolg van uitvoering van het bestemmingsplan komen ten laste van de algemene dienst.
Hierdoor is het kostenverhaal anderszins verzekerd als bedoeld in artikel 6.12 lid 2 sub a Wro en waarin de locatie-eisen, planning en fasering zijn vastgelegd. Er bestaat aldus geen verplichting om een exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wro.
Door de dekking van het kostenverhaal is het onderhavig bestemmingsplan economisch uitvoerbaar (onder voorwaarde dat dekking van de kosten voor de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad wordt goedgekeurd).
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Veemarktkwartier 2010, 1e herziening (013) op 14 juni 2014 gepubliceerd in Stadsnieuws
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het plangebied voor herziening van het bestemmingsplan ten behoeve van de uitbreiding van popcluster 013 is gelegen in stedelijk gebied. Omdat het een uitbreiding betreft van het ebstaande popcluster en omdat er geen rijksbelangen en provinciale belangen zijn gemoeid met dit herzieningsplan, is toezending aan de betreffende overleginstanties niet nodig.
Aangezien er nauwelijks sprake is van waterbelangen in het plangebied, hebben waterschap de Dommel en de gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt verstrekt bij de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan.
9.3 Burgerparticipatie
In 2013 en 2014 is diverse malen overleg geweest met omwonenden en 013 over de uitbreidingsmogelijkheden en verbouwplannen van het popcluster 013. Ideeën, suggesties en opmerkingen van bezoekers zijn besproken evenals de planning van de werkzaamheden en het te herziene bestemmingsplan. Op 13 november 2013, 2 april 2014 en op 9 juli 2014 zijn ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie informatieavonden gehouden door de initiatiefnemer in het pand van 013. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen.
De uitnodigingen, verslagen van de inloopavonden en het verspreidingsgebied van de uitnodigingen zijn in Bijlage 2 Burgerparticipatie opgenomen. Ook zijn in de verslagen de reacties van de initiatiefnemer opgenomen hoe met de vragen en opmerkingen rekening zal worden gehouden. Naar aanleiding van de bespreking met de omwonenden is het bouwplan op onderdelen aangepast (o.a. aanpassen loading dock ter voorkomeing van geluidoverlast). Het conceptbestemmingsplan is niet aangepast.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 25 augustus 2014 tot en met 6 oktober 2014. Tijdens deze periode zijn er 2 zienswijzen ingediend. In Bijlage 11 Notitie behandeling zienswijzen worden de zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).
Bijlage 1 Staat Van Bedijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Staat van bedijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerszone
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerszone
Bijlage 1 Archeologisch Rapport
Bijlage 1 Archeologisch rapport
Bijlage 2 Burgerparticipatie
Bijlage 3 Parkeercapaciteit Bestaande Parkeergarages
Bijlage 3 Parkeercapaciteit bestaande parkeergarages
Bijlage 4 Rapport Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Rapport luchtkwaliteit
Bijlage 5 Geluidsrapport 013
Bijlage 6 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 6 Verantwoording groepsrisico
Bijlage 7 Kwantitatieve Risicoberekening (Qra)
Bijlage 7 Kwantitatieve risicoberekening (QRA)
Bijlage 8 Advies Brandweer Midden- En West-brabant
Bijlage 8 Advies Brandweer Midden- en West-Brabant
Bijlage 9 Aanvullend Veldonderzoek Interpolistuin
Bijlage 9 Aanvullend veldonderzoek Interpolistuin
Bijlage 10 Advies Instemming Waterschap De Dommel
Bijlage 10 Advies instemming waterschap De Dommel