KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijk
2.3 Provincie
2.4 Gemeente
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.4 Volkshuisvesting
3.5 Groen En Speelruimte
3.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieuhinder Bedrijven
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Vuurwerk
4.5 Geluid
4.6 Lucht
4.7 Geur
4.8 Bodem
4.9 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
5.2 Duurzaam Waterbeheer
5.3 Watertoets
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
6.2 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
6.3 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
6.4 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie En Overleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
8.2 Burgerparticipatie
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Boomwaardekaart
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone - Funnel
Bijlage 1 Bomen Effect Analyse
Bijlage 2 Standaardadvies Brandweer

Transvaalplein e.o. 2008, 3e herziening (Gen. Smutslaan)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 30-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Transvaalplein e.o. 2008, 3e herziening (Gen. Smutslaan) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2014028-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 7.6 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingscluster

Een vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

1.10 bebouwingsconcentratie

Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.11 bebouwingsfront

Oriëntatie van de voorzijde van de hoofdbebouwing, weergegeven met de aanduiding [sba-bf].

1.12 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.14 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.15 belemmeringenstrook

Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.

1.16 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.17 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bijzonder kwetsbaar object

Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra zoals omschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg ('veilig en verantwoord ontwikkelen').

1.22 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.23 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.26 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.31 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.32 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.33 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.34 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.35 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.36 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.38 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.39 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.41 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.42 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.43 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 hoogteaccent

Een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat hoger is dan de overige delen van het hoofdgebouw, dat tot doel heeft specifieke functies in het hoofdgebouw en/of de stedenbouwkundige context van het hoofdgebouw te benadrukken.

1.45 hoogspanningslijn

Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.

1.46 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.47 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.48 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.49 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.50 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.51 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;

  2. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;

  3. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;

  4. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;

  5. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d.;

  6. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.

1.52 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.53 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.54 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.55 nokrichting

Hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, t.w. waar beide vlakken elkander snijden.

1.56 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.57 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.58 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.59 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.60 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.61 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.62 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.63 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.64 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.65 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.66 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.

1.67 potentieel waardevolle boom

Een ingevolge de gemeentelijke Boomwaardekaart of het gemeentelijke bomenbeleid als zodanig aangeduide

boom.

1.68 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.69 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.70 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.71 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.72 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.73 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.74 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.75 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.76 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.77 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

1.78 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.79 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergrondse bouwwerken

7.2 Hoofdtoegang woningen

7.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

7.4 Ruimte tussen bouwwerken

7.5 Bouwen in nabijheid van monumentale en potentieel waardevolle bomen

7.6 Parkeerregeling

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage 3 Parkeernormen;

  2. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 luchtvaartverkeerzone

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 7m.

10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.

10.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

10.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

11.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  4. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

13.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Transvaalplein e.o. 2008, 3e herziening (Gen. Smutslaan)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Op 3 juni 2014 heeft TBV Wonen een aanvraag om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de bouw van circa 20 grondgebonden woningen op de hoek van de Generaal Smutslaan en de Transvaalstraat. Dit bouwplan stuitte op bezwaren van omwonenden en daarom is het plan in samenspraak met de buurt gewijzigd naar 8 (maximaal 10) huurwoningen met een brede groenstrook aan de noordelijke zijde van het plangebied.

Het bouwplan past niet in het vigerende bestemmingsplan Transvaalplein e.o. 2008, want daarin geldt ter plaatse van het plangebied de bestemming 'maatschappelijk'. Een herziening van het bestemmingsplan is dus noodzakelijk. Deze herziening verandert de bestemming 'maatschappelijk' ter plaatse van het plangebied in de bestemming 'wonen'.

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. Tot slot geeft de toelichting de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat de kadastrale percelen Tilburg, sectie R, nrs. 6685, 6686 en 6682 (gedeeltelijk). Figuur 1 geeft de globale ligging van het plangebied weer in de gemeente Tilburg en op figuur 2 is de ligging in meer detail te zien. [image]

Figuur 1 - ligging plangebied in Tilburg (rode stip)

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Transvaalplein e.o. 2008, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 december 2008 en onherroepelijk geworden op 15 mei 2009.

[image]

Figuur 2 - globale ligging plangebied detail (stippellijn)

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in bestaand stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) enkel op hoofdlijnen besproken.

2.2 Rijk

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

2.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. Deze stappen zijn als volgt:

[image]

Figuur 3 - Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.

In de paragraaf Volkshuisvesting is weergegeven hoe de regionale woonbehoefte is toebedeeld aan de gemeente Tilburg. Dit plan betreft de bouw van acht tot tien huurwoningen op het perceel gelegen op de hoek van de Generaal Smutslaan en de Transvaalstraat. Het plan past binnen de beleidsdoelen-Wonen in de WoonVisie, met name wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave betaalbare grondgebonden (huur)woningen. Deze woningen komen in de plaats van een oud schoolgebouw. Daarmee is sprake van binnenstedelijke inbreiding.

Met het vorenstaande is aangetoond dat er sprake is van een regionale behoefte die wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.

2.3 Provincie

2.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

  • De kwaliteit van het landschap;

  • De ontwikkeling van het buitengebied;

  • De regionale verstedelijking.

Inhoud van de Structuurvisie

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.


Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

2.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;

  • stedelijke ontwikkelingen;

  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;

  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;

  • overige ontwikkelingen in het buitengebied.

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Ook kunnen gemeenten om wijziging van de begrenzing van gebieden verzoeken, zonder dat de verordening daarvoor regels stelt: de jaarlijkse actualisering.

2.4 Gemeente

2.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2014 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie;

  • de Regiostrategie;

  • de Stadsstrategie.

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad

versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: Een duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke rego niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten (bedrijvenpark Zuid, zorgcluster Leijpark en het duurzaam energielandschap Noord) en twee regionale ecologische verbindingszones ten oosten en westen van de stad:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

2.4.2 Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP)

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het vervolg van de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Daarin geeft Tilburg haar beleidsmatige invulling aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in het vGRP.

Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

3.2.1 Stedenbouwkundige beschrijving

De locatie is gelegen in de wijk Oerle op de overgang van de wijk met voornamelijk laagbouw naar de zone langs de ringbaan die grootschaliger van opzet is. De locatie voor de 8 tot 10 woningen is onderdeel van een duidelijk herkenbaar stedenbouwkundige structuur voor een groter gebied. In een stedenbouwkundig veld van laagbouw op de overgang van wijk naar ringbaan ligt een lange strook met afwijkend programma in afwijkende bebouwing. Het is de strook tussen de Generaal Smutslaan en de Generaal de Wetstraat en tussen de generaal Bothastraat en Generaal de Kockstraat.

[image]

Figuur 4 - het plangebied en de omgeving (bron: notitie Generaal Smutslaan stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten, 2005)

Deze strook is te beschouwen als uitzonderlijk element in een dichte en steenachtige verkavelde wijk er omheen. De wijk bestaat uit smalle straten met grondgebonden woningen. De zuidkant van de locatie wordt begrensd door een gebied dat zich kenmerkt door de grootschalige bebouwing in een landschappelijke setting aan de Ringbaan-Zuid. De strook is niet alleen uitzonderlijk in ruimtelijke verschijningsvorm, maar ook in functie. In de strook zijn verschillende buurtvoorzieningen, zoals scholen en een kerk gelegen. De groenstrook zorgt voor wat lucht en groen in de wijk. In het verleden was de groenstrook zelfs uitgevoerd in een samenhangende architectuur. De kerk en de drie schoolgebouwen hadden een zelfde verschijningsvorm, zoals te zien is op de foto's in figuur 5 en 6.

[image]

Figuur 5 - oorspronkelijke bebouwing (bron: notitie Generaal Smutslaan stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten, 2005)

[image]

Figuur 6 - Kerk aan de Generaal de Kockstraat (bron: Regionaal Archief Tilburg)

De strook waarin de nieuwe woningen worden gesitueerd, vormt een overgang van de wijk naar de grootschalige bebouwing aan de Ringbaan-Zuid. De zuidgrens van de locatie wordt gevormd door de Generaal Smutslaan; een zware laan met een belangrijke verkeersfunctie. De Generaal Smutslaan heeft een groen karakter, door de kwaliteit van de bomen, het terugliggen van de gebouwen ten opzichte van de straat en de groene ruimte tussen de straat en de gebouwen. De noordrand van het plangebied wordt gevormd door een reguliere woonstraat, de Generaal de Wetstraat. Dit is een straat met een vrij ruim profiel een bebouwingswanden van overwegend twee lagen plus een kap. De straat wordt begeleid door bomen en wordt gekenmerkt door een groen karakter, in het midden de losse bebouwing in het groen en meer bebouwde bouwblokken aan de buitenzijden.

De huidige kwaliteiten van de strook en de functie die het vervult moet voor de wijk behouden blijven.

Door het karakter van de Generaal Smutslaan te behouden en het ritme van bebouwing afgewisseld met groen (door de noord-zuid straten of plantsoenen) te behouden blijft het contrast tussen het stenig karakter van de wijk en het groene en open karakter van strook behouden.

Dit legitimeert dat de strook wordt herontwikkeld met een afwijkend programma en in een afwijkende schaal ten opzichte van de woonomgeving. De gehele strook wordt opgedeeld door twee straten en vier groenstroken in vijf afzonderlijke blokken. Het gebied kan dan ook worden herontwikkeld in vijf blokken die worden ingevuld met afzonderlijke bouwopgave.

[image]

Figuur 7 - stedenbouwkundig concept (bron: notitie Generaal Smutslaan stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten, 2005)

3.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel 'Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan'.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

3.3.1 Historische geografie

  • Het plangebied bevindt zich tussen de Oerlesestraat en de Ringbaan Zuid, ten zuiden van de historische herdgangen Korvel en Oerle. Het maakt deel uit van een breed oost-west gericht plateau ingeklemd tussen het beekdal van de Korvelse Waterloop in het noorden en de Oerlese Waterloop in het zuiden. Ten oosten van het plangebied lag een smalle rug, de Heelberch, waarover de huidige Broekhovenseweg loopt. Ten noorden van het plangebied lag het gehucht Oerle, dat een knooppunt van wegen en paden vormde, waaronder de huidige Oerleseweg.

  • Het gebied rond Oerle maakte deel uit van een groot akkercomplex, dat bekend stond als de Broechoven Acker. Het beekdal van de Korvelse Waterloop was in gebruik als weidegrond. Delen van het plangebied bestonden tot de zeventiende/ achttiende eeuw nog uit heide en waren in gebruik als gemeijnt (gemeenschappelijke akkerlanden).

  • Tot omstreeks 1950 blijft dit gebied nog in gebruik als akkerland en wordt het slechts doorsneden door een akkerpad dat van het Transvaalplein naar de Goirleseweg liep.

  • Met de fasegewijze aanleg van de Ringbaan Zuid vanaf 1947 wordt het gebied onderdeel van het stedelijk weefsel en wordt in 1952 het partiële uitbreidingsplan Oerle opgesteld waarbij er door onder meer de stedenbouwkundigen Komter, Duintjer en Van Emden een gevarieerde invulling met woningen, hoogbouw, scholen en een parochiecomplex worden ontworpen. De invulling van het nieuwe stadsdeel wordt grotendeels in de jaren vijftig van de twintigste eeuw gerealiseerd.

  • Het plangebied maakt deel uit van een strook met scholen aan de noordzijde van de generaal Smutslaan die alle ontworpen werden door architect C. de Bever. Ten behoeve van de invulling met woningen werd in 2009 een uit 1958-1959 daterende kleuterschool gesloopt.

3.3.2 Archeologie

  • AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK

  • IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.

  • ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.

  • Bij onderzoeken van de nabijgelegen en in bodemopbouw vergelijkbare gebieden HaveP (Oude Goirleseweg) en Stappegoor zijn voor de ontstaansgeschiedenis van Tilburg belangrijke vondsten gedaan met bewoningssporen vanaf de steentijden tot aan de late middeleeuwen. Archol Rapport 177 (2010-2012), M. van Zon en M.F.P. Dijkstra: 600 jaar middeleeuwse bewoning op het terrein van de voormalige textielfabriek HaVeP; aanvullend inventariserend veldonderzoek en opgraving in plangebied Puijacker te Tilburg. Voor Stappegoor zijn diverse onderzoeksrapporten beschikbaar uit de periode 2003-2014.

  • In maart 2015 is door BAAC inventariserend veldonderzoek voor het gehele plangebied uitgevoerd: Tilburg Plangebied Transvaalstraat, Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) Status: definitief. BAAC Rapport V-15.0086.

  • In het onderzoek werd geconcludeerd daar de bodem in het plangebied zodanig verstoord is dat de archeologische verwachting kan worden bijgesteld tot laag en dat er geen vervolgonderzoek meer noodzakelijk is. Deze conclusies zijn overgenomen door het bevoegd gezag.

3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

  • In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.

  • De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied komen geen panden voor uit die periode.

  • Historische structuren: de Oerlesestraat (als middeleeuws verbindingslint tussen de herdgangen Korvel en Oerle) en de Ringbaan Zuid (als onderdeel van het in 1917 door ir. Rückert ontworpen ringbanenstelsel) zijn belangrijke infrastructurele lijnen die de begrenzing aangeven van het partiële uitbreidingsplan Oerle.

  • Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2006 als basis: STOA, Architectuur & Stedenbouw 1940-1970, gemeente Tilburg.

  • Het plangebied ligt in een zone met bovengemiddelde waarden voor deze periode. Van belang zijn onder meer: de groene zoom langs de Ringbaan zuid en de daarmee verbonden groene dooradering van de wijk via het verkavelingsgroen aan de Generaal Smutslaan en Edisonlaan en de langgerekte plantsoenen die als groene vingers de woonbuurten insteken. De heldere opzet met een scheiding tussen complexmatige eengezinswoningen voor arbeiders en (etage)woningen voor middenstanders aan de zuidrand, en een typologisch en stilistisch sterk gevarieerd bebouwingsbeeld.

  • Als objecten zijn in deze zone onder meer van belang: het naar ontwerp van M.F. Duintjer opgetrokken woningbouwcomplex met portiekflats aan de Generaal Smutslaan, de door S.J. van Embden ontworpen portiekflats aan de Edisonlaan en de scholen aan de Generaal Smutslaan van architect C.H. de Bever.

3.3.4 Conclusie

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.

Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied zodanig verstoord is dat de verwachting kan worden bijgesteld tot laag. Vervolgonderzoek is dan ook niet meer zinvol of noodzakelijk.

3.4 Volkshuisvesting

Conform Artikel 2.1 en 3.3 van de provinciale Verordening Ruimte dient te worden verantwoord hoe de planontwikkeling zorgt voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en hoe het in het bijzonder beantwoordt aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierna wordt ingegaan op zorgvuldig ruimtegebruik.

De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart van Brabant. De gemeenten van deze regio maken jaarlijks afspraken met de provincie Noord-Brabant over de kwantitatieve woningbouwopgave in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO), dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, meest recent die uit 2014.

In de planperiode 2015-2024 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.600 woningen. Zo wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Van dit aantal worden 730 woningen ingezet om de programmadoelen in een drietal buurgemeenten tot 2020 te kunnen verwezenlijken.

Zeker tot 2025 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld 1.000 woningen per jaar, gecorrigeerd voor circa 200 woningen per jaar aan sloop. De effectieve vraag - uitgeoefend door de woonconsument - ligt momenteel lager, mede als gevolg van de crisis. In verband hiermee wordt tot 2020 een gemeentelijk bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar aangehouden.

Dit plan betreft de bouw van 8 (maximaal 10) huurwoningen op het perceel gelegen op de hoek van de Generaal Smutslaan en de Transvaalstraat. Het plan past binnen de beleidsdoelen-Wonen in de WoonVisie, met name wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave betaalbare grondgebonden (huur)woningen. Deze woningen komen in de plaats van een oud schoolgebouw. Daarmee is sprake van binnenstedelijke inbreiding.

Met het vorenstaande is de regionale behoefte aangetoond en is aangetoond dat deze behoefte wordt opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan trede 1 en 2 van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).

Levensloopbestendig bouwen

De huisvesting van zorgbehoevenden (met name ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.

Daarenboven bestaat het streven dat er voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het concept van de Servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij

woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.

Politiekeurmerk Veilig Wonen

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.

Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.

Voor het verder verloop van de planontwikkeling wordt aanbevolen de woning levensloopbestendig te ontwerpen (zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1) en te laten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.

3.5 Groen En Speelruimte

3.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

[image]

Figuur 8 - Boomwaardezoneringskaart

De Bwz-kaart wordt gebruikt als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

3.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

3.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

  • De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied: in het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  • Biodiversiteit 'tot aan de voordeur': biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  • In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit: zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

3.5.4 Nota Ruimte voor Buitenspelen

Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.

Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:

  1. per hectare uitgegeven gebied wordt 300m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte;

  2. de huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.

Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).

Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.

Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.

3.5.5 Maatregelen in het bestemmingsplan

Voor de ontwikkeling is een Bomen Effect Analyse (BEA) uitgevoerd (zie Bomen Effect Analyse). Een aantal bomen kan niet worden behouden en moet ten behoeve van de ontwikkeling worden gekapt. Deze bomen staan te dicht op de ontwikkeling. De laanbomen rondom het terrein blijven allemaal behouden. Tijdens de bouwwerkzaamheden dienen de bomen en de groeiplaats zoveel mogelijk te worden beschermd.

Van de gronduitgifte is ongeveer de helft van de kavel gereserveerd voor groen en speelruimte. Op verzoek van de buurt is een gedeelte van het perceel gereserveerd voor het maken van een buurtpark. Hierin is ruimte voor het aanleggen van groen, moestuinen, speelvoorzieningen enz. De achterzijde van de woningen grenzen aan het park. Dit vraagt een mee ontworpen overgang van privé naar openbaar. In de architectuur van de woningen moet de vormgeving van bergingen en schuttingen (aan achterzijde en zijkant) worden meegenomen.

3.6 Verkeer En Parkeren

3.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:

Algemeen

De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.

Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

Autoverkeer

Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.

Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.

Parkeren

Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.

Goederenvervoer

Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

Mobiliteitsmanagement

Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

3.6.2 Maatregelen in het bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in de oude stad in zuid Tilburg in de wijk Oerle en wordt begrensd door de Transvaalstraat, Generaal Smutslaan, Trouwlaan en Generaal de Wetstraat. Het plan ligt binnen de bebouwde kom in een 30 km/u zone. De omliggende straten moeten dus voldoen aan bepaalde richtlijnen zodat duidelijk is dat men zich in een 30 km/u. gebied bevindt. De Generaal de Wetstraat is ingericht als éénrichtingsstraat, de overige drie straten zijn tweerichtingsverkeer. De Generaal Smutslaan is een busroute en de Trouwlaan is een sternet Fietsroute. De Generaal de Wetstraat en de Transvaalstraat zijn reguliere woonstraten zonder extra functies.

Parkeren

Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moeten voldoen aan de, op dat moment, vastgestelde parkeernormen. Afwijkingen daarin kunnen door het college een vrijstelling krijgen. Daarnaast zijn er voor deze specifieke ontwikkeling afspraken gemaakt over het parkeren.

Uitgaande van de 8 woningen die naar verwachting worden gerealiseerd, moeten volgens de parkeernormen 14 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. Hiervoor is in het plangebied ruimte gereserveerd. De inrit tot dit parkeerterrein ligt aan de Generaal Smutslaan. De parkeerplaatsen worden openbaar toegankelijk, zodat de parkeerplaatsen overdag gebruikt kunnen worden door bezoekers van de omliggende scholen. Het exacte aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald bij de aanvraag om omgevingsvergunning en is afhankelijk van het uiteindelijke aantal en de grootte van de woningen. Als het maximale aantal van 10 woningen wordt gerealiseerd, dan zullen maximaal 3 bezoekersparkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gesitueerd. In de Transvaalstraat liggen parkeerplaatsen die overdag door de omliggende scholen gebruikt worden. Buiten de schooltijden kunnen hier de bezoekers van de nieuw te bouwen woningen parkeren.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslag-voorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

In de omgeving van het plan zijn woningen en maatschappelijke functies mogelijk. Omdat er sprake is van een gemengde omgeving is het conform de VNG-brochure verantwoord om de richtafstand met 1 stap te verkleinen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden binnen de bestemming Maatschappelijk met uitzondering van de functie van de brandweerkazerne. Het onderliggende bestemmingsplan is nog gemaakt met een zeer ruime definiëring van de diverse bestemmingen. Omdat de functie maatschappelijk vaak te vinden is in de nabijheid van woningen terwijl een brandweerkazerne daarmee conflicteert is de standaard plansystematiek daarop aangepast. Hierbij valt de functie van brandweerkazerne niet meer onder de bestemming maatschappelijk, maar is een aparte aanduiding nodig. Bij een herziening van het bestemmingsplan zal deze gewijzigde inzichten in het plan verwerkt worden. De herziening wordt binnen 2 tot 3 jaar opgestart. De verwachting is dat binnen deze plantermijn op de nabijgelegen percelen geen brandweerkazerne te verwachten is. Enerzijds omdat op de naastgelegen percelen een relatief nieuw schoolgebouw staat en het economisch niet verantwoord is om deze op zo'n korte termijn te slopen. Daarnaast zijn de gronden eigendom van de gemeente Tilburg en zij heeft geen plannen om de brandweer naar deze plek te verhuizen. Daarnaast ligt de huidige kazerne veel centraler dan deze plek om te kunnen voldoen aan de aanrijtijden. Hiermee kan ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.

4.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), 1 april 2015;

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

4.3.1 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het Rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt, is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

4.3.2 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • de kans op een ongeval;

  • het effect van het ongeval;

  • het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;

  • de mate waarin personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is en hoe hoger het groepsrisico.

4.3.3 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud bepaald van de verantwoordingsplicht. Hieronder staat per risicobron beschreven of het plangebied ligt in het invloedsgebied en de relevantie voor de verantwoordingsplicht.

4.3.4 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour die van invloed is op het plangebied. Risicovolle inrichtingen liggen op zodanig grote afstand van het plangebied dat deze niet relevant zijn voor de verantwoordingsplicht.

4.3.5 Buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.

Buisleidingen zijn daarmee niet relevant voor de verantwoordingsplicht.

4.3.6 Transport gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd.

Voor gemeentelijke wegen blijkt uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, dat op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. Voor het groepsrisico van deze wegen geldt dat er conform deze rapportage, ter hoogte van dit bestemmingsplan geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 940m van de A58. Hiermee ligt het initiatief in het invloedsgebied van de A58. Voor deze weg geldt dat er voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een toename van het groepsrisico en geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes wordt onder artikel 7 invulling gegeven aan de verantwoording groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden, conform de Regeling basisnet, onder andere brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. Binnen de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze contour.

De ontwikkeling ligt op een afstand van ongeveer 1690m van het spoor. De ontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van het spoor. Uit eerdere berekeningen blijkt dat er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde op het spoor ter hoogte van deze ontwikkeling. De afstand tot de bron is zodanig groot dat deze niet leidt tot een toename van het groepsrisico. Gezien de ligging in het invloedsgebied is conform het Besluit externe veiligheid transportroutes onder artikel 7 invulling gegeven aan een beperkte verantwoording.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de Regeling basisnet blijkt dat er voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.

4.3.7 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor en de A58. Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes wordt invulling gegeven aan verantwoordingsplicht. De Brandweer Midden- en West-Brabant heeft in haar advies van 1 december 2014 aangegeven dat gebruik gemaakt mag worden van de brief standaardadvisering voor dit plan. De relevante onderdelen uit het advies zijn in de verantwoording opgenomen.

Bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in ieder geval ingegaan op:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en

  • voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezig kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

4.3.8 Verantwoording

Voor het plan is advies aangevraagd bij de Brandweer Midden- en West-Brabant. Hiervoor wordt verwezen naar Bijlage 2 Standaardadvies brandweer d.d. 1 december 2014. De relevante zaken uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording. Het plangebied is bereikbaar voor hulpdiensten. Voor de aanwezigen en bewoners zijn er voldoende vluchtwegen om bij een incident het pand te verlaten.

De personen die aanwezig zijn worden over het algemeen aangemerkt als normaal zelfredzame personen. Daarnaast ligt het gebied binnen het WAS (waarschuwings- en alarmeringssysteem) alarmeringsgebied en NL-alert. Er is of wordt voldoende bluswater gerealiseerd. Er kan op voorhand niet worden gesteld dat er in de woningen een uitschakelbaar ventilatiesysteem komt. Dit is wel een aspect waarmee de zelfredzaamheid wordt bevorderd. Bij een toxische wolk kan op die wijze langdurig verblijf binnen mogelijk worden gemaakt.

Risicocommunicatie

Door actief te communiceren over risico’s zal de zelfredzaamheid worden vergroot. De Brandweer Midden- en West-Brabant adviseert daarom ook om een communicatieplan op te stellen met deskundigen op dit gebied. In dit plan kan dan worden vastgelegd met wie, op welke wijze en met welke frequentie over de risico’s wordt gecommuniceerd. Op dit moment vindt communicatie plaats via de risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit. Daarnaast vindt op verzoek gebiedsgerichte risicocommunicatie plaats.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

  • Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt. Door de ontwikkeling neemt het groepsrisico niet toe of af;

  • De ligging van het plangebied ten opzichte van de A58 is zodanig groot dat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico. Het groepsrisico ligt volgens de berekening basisnet weg onder de oriëntatiewaarde;

  • De bereikbaarheid van de woningen is goed;

  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de risicokaart en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;

  • Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem). Dit biedt de mogelijkheid om de bewoners tijdig te waarschuwen;

  • De brandweer voldoet aan de opkomstnorm.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

4.4 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

4.5 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

4.5.1 Wegverkeerlawaai

De nieuw te realiseren woningen zijn gelegen binnen de wettelijke zone van de Ringbaan Zuid, de Winkler Prinsstraat en de Trouwlaan. Op de overige wegen (o.a. de Generaal Smutslaan, Transvaalstraat, Generaal de Wetstraat) is de Wgh niet van toepassing omdat hier maximaal 30 km/uur gereden mag worden.

Voor nieuwe woningen geldt volgens de Wet geluidhinder een voorkeurgrenswaarde van 48 dB.
De optredende geluidbelasting t.g.v. de gezoneerde wegen is berekend op een hoogte van 1.5, 4.5 en 7.5 meter met behulp van het geluidkarteringsmodel VL 2022 en is voor alle gezoneerde wegen lager dan de wettelijke voorkeurgrenswaarde van 48 dB. Dit betekent dat verdere toetsing aan de Wgh niet noodzakelijk is. Omdat de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden is er ook geen noodzaak om hogere waarden voor wegverkeer vast te stellen.

De maximale geluidbelasting, exclusief toepassing van de wettelijke aftrek op basis van artikel 110g Wgh, van alle wegen tezamen (gezoneerd en niet-gezoneerd) bedraagt 56 dB op de zuidgevel van het bouwvlak. Voor de west-, noord- en oostgevel is de cumulatieve geluidbelasting lager dan 55 dB.

Dit betekent dat alle woningen ten minste beschikken over één geluidluwe gevel en een geluidluwe buiten- ruimte waarmee voor alle woningen een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat gegarandeerd is.

4.5.2 Railverkeerlawaai

De geluidbelasting t.g.v. het spoortraject Breda-Tilburg-Eindhoven/'s-Hertogenbosch gebaseerd op het Geluidregister spoor bedraagt 71,4 dB. Dit komt overeen met een zonebreedte van 900 meter conform artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder. De nieuwe woningen liggen buiten deze zone. Dit betekent dat er geen akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden naar de optredende geluidsbelasting t.g.v. railverkeerslawaai en dat er geen nadere toetsing aan de normen van de Wet geluidhinder/Besluit geluidhinder hoeft plaats te vinden.

4.5.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

4.5.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de

zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan, dat voorziet in de realisatie van 10 grondgebonden woningen wordt gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Daarnaast zijn er geen luchtgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), aanwezig. Vanuit de Wet milieubeheer, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen, bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.7 Geur

4.7.1 Industriële geur

Er wordt voldaan aan de milieuzonering van omliggende bedrijven ten opzichte het plangebied. Er is dan ook geen sprake van geurhinder voor de binnen het plangebied verblijvende mensen.

4.7.2 Agrarische geur

Binnen twee kilometer van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven aanwezig. Er is dan ook geen sprake van geurhinder afkomstig van veehouderijen in de omgeving.

4.8 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

4.8.1 Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

4.8.2 Analyse plangebied

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.

[image][image]

Figuur 9 - bodemkwaliteitszone

Het plangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 'wonen', zoals te zien is in figuur 10. De functie geeft een maat aan. Afgegraven grond met klasse wonen kan alleen toegepast worden binnen andere percelen met de klasse wonen. Het geeft tevens een indicatie van de globale kwaliteit. Grond met klasse wonen wordt over het algemeen beschouwd als licht verontreinigde grond, terwijl er bijvoorbeeld bij de klasse 'industrie' matige verhoogde en hogere concentraties kunnen worden gemeten.

De locatie is op 15 juli 2010 onderzocht door Tauw. Uit dit verkennend bodemonderzoek is naar voren gekomen dat de bodem niet ernstig, licht tot matig verontreinigd is met cadmium, kobalt en koper, lood en olie. Tevens zijn er diverse bijmengingen geconstateerd. Plaatselijk is er een matig verhoogde bijmenging geconstateerd aan PAK die nader is ingekaderd. Het grondwater bevat een lichte verhoging aan barium. Hiervoor is geen nader onderzoek noodzakelijk.

In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.

Dempingen

Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen dempingen hebben gelegen.

Ondergrondse tanks

Op locatie hebben drie verschillende tanks gelegen die voor zover bekend met KIWA certificaat zijn gesaneerd.

4.8.3 Conclusie

Uit de onderzoeken is gebleken dat sanering niet noodzakelijk is en daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan met betrekking tot bodem verzekerd. Echter, in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning dienen bodemrapporten niet ouder te zijn dan vijf jaar.

4.9 Natuur En Ecologie

4.9.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgelegd.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er n.a.v. projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën, en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Dat betekent dat onnodige en onevenredige schade aan planten en dieren zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Voor soorten uit tabel 1 geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er compenserende en mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door het goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Verordening Ruimte 2014

De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening Ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het Natuurnetwerk. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van het Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 treedt de Wet Natuurbescherming in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Boswet. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een onderdeel soortenbescherming (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een onderdeel gebiedsbescherming (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet). De Wet Natuurbescherming voorziet in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast verschuift onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies.

Onder de Wet Natuurbescherming verandert de bescherming van Natura 2000-gebieden slechts beperkt ten opzichte van de Natuurbeschermingswet. Het onderdeel soortenbescherming verandert echter wezenlijk ten opzichte van de huidige Flora- en faunawet. Ten eerste zijn de soortenlijsten en indeling in beschermingsstatus van veel soorten veranderd. Met uitzondering van vogels gelden voor beschermde soorten slechts twee categorieën, namelijk nationaal beschermd en internationaal beschermd. De bescherming van soorten kan per provincie gaan verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten. Er is dan geen ontheffing nodig voor werkzaamheden. Provincie Noord-Brabant heeft nog geen verordening hiervoor vastgesteld. De verbodsbepalingen in de Wet Natuurbescherming zijn anders geformuleerd dan in de Flora- en faunawet. De toetsing van effecten op beschermde soorten zal daardoor naar alle waarschijnlijkheid veranderen. De gevolgen van de gewijzigde formuleringen zal uit jurisprudentie moeten blijken.

Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg

Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.

4.9.2 Analyse plangebied

Natuurbeschermingswet

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Regte Heide & Riels Laag op 3,8 km van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 0,95 km afstand. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.

Flora- en faunawet

Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan vindt geen sloop plaats, zodat het niet nodig is om gebruik te maken van de gebiedsontheffing.

Tevens zijn in het gebied begroeiingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen, in de vorm van ruigtevegetatie en plantsoenen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Flora- en faunawet kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.

Voor overige soortgroepen geldt dat het plangebied uitsluitend geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats van soorten van het lichtste beschermingsniveau (tabel 1 van de Flora- en faunawet). Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

4.9.3 Conclusie

Vanuit de Natuurbeschermingswet zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de Flora- en faunawet worden uitgevoerd, mits begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

5.1 Bestaand Watersysteem

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Voorste Stroom en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.

Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van ongeveer 5.995 m². In de oude situatie (toen de school er nog stond) waren er de volgende oppervlakten:

Bestaande situatie

Oppervlakten

(m²)

Bebouwing (daken)

955

Terrein verhard (binnen perceel)

1.077

Terrein verhard (openbaar)

272

Terrein onverhard

3.196

Water

0

Totaal

5.500

De terreinhoogte in het plangebied is 14,25 - 14.50m + NAP. Het noordoosten ligt op 14,25m + NAP. De zuidwestelijke grens heeft een terreinhoogte van ongeveer 14,50m + NAP.

Uit de bodemkaart van Nederland, schaal 1 : 50.000 blijkt dat de bodem over grote delen van Tilburg zandig van opbouw is. Op het perceel Ringbaan-West 320 is de deklaag opgebouwd uit zwak lemig, matig fijn zand. De maatgevende hoogste grondwaterstand ligt op ongeveer 12,20+ NAP. Met maatgevende grondwaterstanden ruim twee meter onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende.

In de bestaande situatie ligt een gemengd rioolstelsel in de omgeving van het plangebied. Het vuil- en hemelwater worden niet inpandig gescheiden verzameld en vanaf de perceelgrens aangesloten op de hoofdriolering. Het vuil- en hemelwater wordt vervolgens verpompt via het gemaalcomplex Moerenburg richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg. Beide installaties zijn in beheer van waterschap De Dommel.

5.2 Duurzaam Waterbeheer

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

Afwegingen

Het perceel ligt tijdelijk braak; tot een aantal jaar geleden stond hier een school. Bij de voorgestelde ontwikkeling worden hier acht tot tien grondgebonden woningen gebouwd.

De ontwikkeling houdt een maximale bebouwde oppervlakte in van 1.460m2. De bijbehorende verharding (afhankelijk van de inrichting) wordt geschat op ongeveer 630m2. De afvoerende oppervlakte is geschat op maximaal 1.560m2.

Plansituatie

Oppervlakten

Afvoerende oppervlakten (m²)

Dak

1.460

Terrein verharding/parkeren

630

Groen

3.410

Water

0

Totaal

5.500

De locatie is niet gelegen in een afkoppelgebied; de gemeente heeft in het vastgestelde beleid van de SWR geen voornemens om het regenwater af te koppelen van het gemengde riool. Voor het plangebied zijn in de SWR geen specifieke opgaven, behalve de algemene doelstellingen voor de gehele gemeente. Er is geen sprake van een grote toename van verhard oppervlak. Hiermee zijn er geen significante effecten voor het waterbelang.

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren). Mogelijkheden hiervoor zijn:

  • Water opvangen in poelen, regentonnen e.d.;

  • Minder terrein verharden.

  • Hergebruik van regenwater voor bijvoorbeeld toiletspoeling of wassen van voertuigen;

  • Groene daken;

  • Waterdoorlatende verharding;

Alle beetjes helpen; andere/innoverende ideeën zijn mogelijk.

Omdat de ontwikkeling omgeven wordt door groen is het mogelijk om het regenwater niet aan te sluiten op het gemengd riool maar af te voeren en te bergen in de bestemming groen. Met de inrichting van het groen dient hier dan rekening mee te worden gehouden.

Voor het watersysteem in het plangebied gelden de volgende randvoorwaarden:

  • Bij de inrichting van het plan dient rekening te worden gehouden met de bestaande terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen;

  • De water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel;

  • Het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;

  • Het vuilwater wordt inpandig gescheiden ingezameld en per perceel aan de perceelgrens aangeboden voor aansluiting op de bestaande gemeentelijke gemengde riolering.

  • Het hemelwater gescheiden ingezameld en wordt afgevoerd naar de bestemming groen. Met de inrichting van de bestemming groen (hoogteligging) moet hiermee rekening worden gehouden. De noodzakelijke berging voor de opvang van het hemelwater bedraagt tenminste ca 40m3 (15mm, compensatie berging gemengd rioolstelsel). De maximale noodzakelijke berging bedraagt 120m3 (60mm).

  • Als afvoer van het hemelwater naar het groen niet doelmatig is mag het hemelwater worden afgevoerd naar het gemengd rioolstelsel.

5.3 Watertoets

Aangezien er nauwelijks sprake is van waterbelangen in het plangebied, hebben waterschap De Dommel en gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.

Hoofdstuk 6 Opzet Planregels

6.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

6.2 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

Bestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • Wonen

  • Verkeer - Verblijf

  • Groen

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

In het voorliggende bestemmingsplan mogen in de bestemming Wonen maximaal 10 woningen gerealiseerd worden. Ter plaatse van de bouwaanduiding aaneengebouwd [aeg], mogen uitsluitend aaneengesloten woningen in een rij gebouwd worden en ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding bebouwingsfront [sba-bf], moet de voorgevel van de hoofdbebouwing georiënteerd zijn op de aangegeven zijde.

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels

Vaak geeft het plan het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Soms is een bestemmingsartikel is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde (denk bijvoorbeeld aan graafwerkzaamheden).

6.3 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 6 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 7 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 8 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 9 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 10.

Algemene wijzigingsregels

Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 11.

Overige regels

Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 13 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

6.4 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6 van het Bro verplicht de bestemmingsplanwetgever een vast te stellen bestemmingsplan te doen vergezellen door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

Dit bestemmingsplan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.2 van de Wro) is derhalve van toepassing. Op deze locatie is een gemeentelijke grondexploitatie van toepassing. De gemeenteraad heeft voor dit project in 2007 een grondexploitatie geopend. De gemeente ontvangt de grondopbrengsten van de uit te geven woningbouwkavels. Het exploitatieresultaat is negatief, maar dit is voorzien in de voorziening verlies. Gelet op het feit dat het een gemeentelijke grondexploitatie betreft waarvan het negatief resultaat is afgedekt, is het niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.

Alle kosten voor het bouw- en woonrijp maken, evenals de plankosten (inclusief de leges voor deze bestemmingsplanherziening) komen voor rekening van de gemeente. Eventuele planschadeclaims komen voor rekening van de reserve grondexploitatie.

Gelet op het vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie En Overleg

8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Transvaalplein e.o. 2008, 3e herz. (Gen. Smutslaan) op 9 januari 2015 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

8.2 Burgerparticipatie

Op 4 november 2014 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in woonzorgcentrum Koningsvoorde aan de Generaal Smutslaan. Ten tijde van deze informatieavond was het plan om 20 grondgebonden woningen te realiseren in het lagere segment, geschikt voor kleine huishoudens (starters, herstarters en senioren). Dit plan stuitte op bezwaren van buurtbewoners. Zij waren van mening dat er een sterke behoefte bestond aan groen en spelen in de buurt en wilden dat deze locatie als zodanig werd ontwikkeld. Om dit signaal verder kracht bij te zetten hebben enkele buurtbewoners op 6 december 2014 een mail gestuurd naar de verantwoordelijk wethouder.

Naar aanleiding van de bezwaren is het plan in samenspraak met de buurt aangepast van 20 naar 8-10 grondgebonden woningen. Uiteindelijk is op 11 juli 2016 een inloopavond georganiseerd in het gebouw van SBO Zonnesteen aan de Generaal Smutslaan en daar is het nieuwe bouwplan gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Een vertegenwoordiging van de buurtbewoners heeft aangegeven te kunnen instemmen met dit gewijzigde programma.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Transvaalplein e.o. 2008, 3e herziening (Gen. Smutslaan) heeft ter inzage gelegen van maandag 19 december 2016 tot en met maandag 30 januari 2017. Tijdens deze periode is er een schriftelijke zienswijze ingekomen. De zienswijze had betrekking op het parkeren in de wijk waarin het plangebied gelegen is. Hierna volgt een samenvatting van de zienswijze, het standpunt van de gemeente en de conclusie aangaande de beoordeling. De standpunten zijn gebaseerd op de volledige tekst van de zienswijzen; er heeft een integrale beoordeling plaatsgevonden. De zienswijze is geanonimiseerd weergegeven.

Zienswijze bewoner Paul Krügerstraat

Samenvatting

Reclamant voorziet parkeerproblematiek als de nieuwe woningen uitsluitend parkeergelegenheid krijgen op de bestaande parkeerplaatsen aan de Generaal de Wetstraat.

Standpunt gemeente

De parkeergelegenheid voor de nieuwe woningen wordt niet voorzien op de bestaande parkeerplaatsen aan de Generaal de Wetstraat.

In het plangebied wordt een nieuw parkeerterrein aangelegd met 14 parkeerplaatsen. Dat is voldoende, uitgaande van de 8 woningen die naar verwachting worden gerealiseerd.

Het exacte aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald bij de aanvraag om omgevingsvergunning en is afhankelijk van het definitieve aantal en de grootte van de woningen. Als het maximale aantal van 10 woningen wordt gerealiseerd, dan moeten maximaal 3 bezoekersparkeerplaatsen in het openbaar gebied worden benut.

In de Transvaalstraat liggen parkeerplaatsen die overdag door de omliggende scholen gebruikt worden. Buiten de schooltijden kunnen hier de bezoekers van de nieuw te bouwen woningen parkeren.

Conclusie

De zienswijze is ongegrond.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Boomwaardekaart

Bijlage 2 Boomwaardekaart

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone - Funnel

Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone - funnel

Bijlage 1 Bomen Effect Analyse

Bijlage 1 Bomen Effect Analyse

Bijlage 2 Standaardadvies Brandweer

Bijlage 2 Standaardadvies brandweer