Tilburg, Herziening 150kV trace
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 19-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Tilburg, Herziening 150kV trace met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2015026-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie,
logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties. (Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.7 belemmeringenstrook
Een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse kabels en leidingen.
1.8 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen'.
1.9 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.10 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 boringvrije zone
Een gebied rondom een waterwingebied, waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket, waaraan het grondwater wordt onttrokken, een aaneengesloten, slecht doorlaatbare kleilaag bevindt.
1.12 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.13 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.14 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.15 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.16 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.17 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.18 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
1.20 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.21 hoogspanningsverbinding
Eén ondergrondse verbinding, bestaande uit drie fasekabels, met een nominale spanning van 150.000Volt, die samen één circuit vormen.
1.22 kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.23 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.24 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.25 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.26 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.27 risicovolle inrichting
-
Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.28 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.29 waterwingebied
Een gebied waar waterwinning plaatsvindt t.b.v. de openbare drinkwatervoorziening, door onttrekking van grondwater.
1.30 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.31 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Leiding - Hoogspanning (Dubbelbestemming)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van één ondergrondse verbinding, bestaande uit drie fasekabels, met een nominale spanning van 150.000Volt, die samen één circuit vormen, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van 5,5m ter weerszijden van het hart van de 150kV-hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat bij de realisatie van de 150kV-hoogspanningsverbinding geen negatieve effecten optreden op de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant (NNB), Ecologische verbindingszones en Groenblauwe mantel, zoals vastgelegd in de Verordening ruimte 2014, veegronde 2016, dan wel deze ecologische waarden en kenmerken na de realisatie zijn hersteld.
4.2 Bouwregels
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming ´Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)´ begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoogspanningsverbinding.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 milieuzone - boringvrije zone
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringvrije zone' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van grondwater voor de (openbare) drinkwatervoorziening. Binnen de boringvrije zone(s) mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende (dubbel)bestemming(en) is toegestaan. Op de voor 'milieuzone - boringvrije zone' aangewezen gronden zijn aanvullend de regels, die zijn opgenomen in de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant, van toepassing.
7.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende (dubbel)bestemming(en) is toegestaan. Op de voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn aanvullend de regels, die zijn opgenomen in de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant, van toepassing.
7.3 milieuzone - waterwingebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden primair bestemd voor de winning van (drink)water uit het grondwater. Binnen het waterwingebied mogen, eventueel in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, uitsluitend bouwwerken, die noodzakelijk zijn in verband met de openbare drinkwaterwinning, worden gebouwd, met uitzondering van op grond van de planregels toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de herbouw van reeds aanwezige, legale bouwwerken. Op de voor 'milieuzone - waterwingebied' aangewezen gronden zijn aanvullend de regels, die zijn opgenomen in de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant, van toepassing.
7.4 vrijwaringszone - weg
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
8.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
9.2 Van toepassingsverklaring
Het bepaalde in de voorschriften/regels en op de plankaarten/verbeelding van de bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vaststellingsdatum | Planidentificatienummer |
Bedrijventerrein Vossenberg 2008 | 14 december 2009 | NL.IMRO.0855.BSP2008013-f001 |
Lobelia-Spinder-Rugdijk | 10 juni 2013 | NL.IMRO.0855.BSP2011033-e001 |
Wilhelminakanaal opwaardering fase 1 | 20 december 2010 | NL.IMRO.0855.BSP2009046-e001 |
Reeshof Oost 2010 | 26 september 2011 | NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001 |
Witbrant Koolhoven 2012 | 4 maart 2013 | NL.IMRO.0855.BSP2011008-e001 |
Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg | 31 mei 2010 | NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001 |
Buitengebied Zuidwest | 26 februari 2010 | NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001 |
Blaak West 2007 | 27 oktober 2008 | NL.IMRO.085500002004026e- |
Bedrijventerrein Katsbogten 2008 | 20 april 2009 | NL.IMRO.0855.BSP2008014-e001 |
Bedrijventerrein Het Laar 2008 | 27 oktober 2008 | NL.IMRO.085500002008005e- |
Bedrijventerrein Tradepark 58 2012 | 3 december 2012 | NL.IMRO.0855.BSP2011025-e001 |
blijven van toepassing, ter plaatse van de voor 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming) aangewezen gronden, met dien verstande dat:
-
de plankaarten/verbeeldingen worden aangevuld met de verbeelding van dit plan;
-
de voorschriften/regels worden aangevuld met de regels van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Tilburg, Herziening 150kV trace'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Van Het Plan
TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT) heeft als landelijk netbeheerder de wettelijke taak om de leveringszekerheid van elektriciteit te waarborgen. Om dit te bewerkstelligen dienen er zo nu en dan aanpassingen in het hoogspanningsnetwerk en de bijbehorende stations te komen. Het uiteindelijke doel hiervan is om een betrouwbare en veilige energievoorziening in Nederland te realiseren.
Op dit moment is het 150kV-station Tilburg-Zuid door middel van een 150kV-verbinding (bestaande uit twee circuits) verbonden met 150kV-station Tilburg-Noord. Doordat het 150kV-station Tilburg-Zuid alleen vanuit de 150kV-verbindingen die aansluiten op het 150kV-station Tilburg-Noord gevoed kan worden is het gelegen op een uitloper in het net met een belasting van meer dan 100MW. De situatie is in de onderstaande figuur weergegeven, waarbij de blauwe lijnen de 150kV-verbindingen weergeven.
Figuur 1. Weergave hoogspanningsverbindingen Tilburg en omgeving (Bron: TenneT, 2011)
(http://www.hoogspanningsnet.com/netkaarten/historische-netkaarten/10-2/)
De uitloper vormt een risico omdat in geval van calamiteit met één van de 150kV-circuits het onderliggende net dit niet op kan vangen. Bij een dubbelstoring aan de 150kV-circuits kan dit leiden tot een langdurige leveringsonderbreking. Om deze problematiek te ondervangen is in het verleden onderzocht om een tracé te realiseren langs de A58 in oostelijke richting en via de N261 aan te sluiten op de hoogspanningscentrale in Tilburg-Noord. Dit stond in relatie met het voornemen om ter hoogte van A58/N261 een 150kV-station te bouwen voor uitbreiding/herinrichting van de 380kV bovengrondse hoogspanningsverbinding voor geheel Brabant. De realisatie van het 150kV-station ter plaatse van de A58/N261 heeft echter geen doorgang gevonden.
Om de leveringszekerheid te kunnen garanderen is er gekozen voor een andere oplossing door middel van een aansluiting op het 150kV-station Tilburg-West. Door het 150kV-station Tilburg-Zuid te versterken met een derde circuit dat wordt aangesloten op het 150kV-station Tilburg-West ontstaat een ringstructuur. Door de ringstructuur is de leveringszekerheid geborgd doordat het 150kV-station Tilburg-Zuid door zowel een 150kV-verbinding vanuit Tilburg-West, als vanuit een 150kV-verbinding vanuit Tilburg-Noord kan worden gevoed.
Zowel de kabelverbinding als de uitbreiding van het 150kV-station Tilburg-Zuid is niet passend binnen het huidige bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een passende planologische regeling. De verbinding behelst een ondergrondse 150kV-kabelverbinding met een lengte van ca. 10km en een transportcapaciteit van 300MVA tussen het 150kV-station Tilburg-West en het 150kV-station Tilburg-Zuid. Voor deze nieuwe verbinding zullen de 150kV-stations Tilburg-West en Tilburg-Zuid moeten worden uitgebreid met vermogensschakelaars in de kabelvelden, een tweede railsysteem en een koppelveld. Het huidige bestemmingsplan biedt voldoende mogelijkheden voor de werkzaamheden ter plaatse van het 150kV-station Tilburg-West.
De nieuwe ondergrondse 150kV-kabelverbinding en de uitbreiding van het 150kV-station Tilburg-Zuid zijn niet passend binnen het huidige bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor dit project.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat het tracé van de hoogspanningskabel en het 150kV-station Tilburg-Zuid. Het gebied is in de hiernavolgende afbeelding weergegeven. Het plangebied heeft een breedte van 11m ter plaatse van het tracé van de hoogspanningskabel. Aan de noordzijde van het tracé ligt 150kV-station Tilburg-West. Het terrein van het 150kV-station maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Het tracé loopt vervolgens in oostelijke richting diagonaal door een geluidswal naar de wegberm van de Burgemeester Letschertweg (N260) en volgt verder het tracé van deze weg. Het tracé loopt vervolgens door de wegberm van de Burgemeester van Voorst tot Voorstweg in zuidelijke richting. Vervolgens wordt het Wilhelminakanaal gekruist, waarna het tracé de Burgemeester van Voorst tot Voorstweg weer volgt. Daarbij wordt het spoor richting Breda-Tilburg gekruist. Ter hoogte van de Witbrantlaan Oost komt het tracé uit in een paardenweide. Om vervolgens door het bosgebied Berkenrode uit te komen op het Bels Lijntje, dat in zuidelijke richting wordt gevolgd. Ten zuiden van de Rijksweg A58 wordt een haakse hoek in oostelijke richting gemaakt, langs de weg de Kwaden Hoek. Vervolgens wordt het bedrijfsterrein Tradepark 58 en de Provinciale weg N630 gepasseerd om uit te komen bij 150kV-station Tilburg-Zuid.
Figuur 2. Topografische kaart met ligging plangebied (zwart)
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan betreft voor de kabel een gedeeltelijke herziening/facetbestemmingsplan. Het plan voorziet daarmee in een aanvulling van de vigerende bestemmingsplannen. De basisbestemmingen blijven daarmee van kracht. Het plan voorziet in een aanvulling van de volgende bestemmingsplannen:
-
Bedrijventerrein Vossenberg 2008 (geconsolideerde versie 14-07-2011)
-
Lobelia-Spinder-Rugdijk (vastgesteld 10-06-2013; onherroepelijk 10-09-2013)
-
Wilhelminakanaal opwaardering fase 1 (vastgesteld 20-12-2010; onherroepelijk 19-03-2011)
-
Reeshof Oost 2010 (vastgesteld 26-09-2011; onherroepelijk 10-01-2013)
-
Witbrant Koolhoven 2012 (vastgesteld 04-03-2013; onherroepelijk 04-06-2013)
-
Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg (vastgesteld 31-05-2010; onherroepelijk 14-07-2011)
-
Buitengebied Zuidwest (vastgesteld 26-02-2010; onherroepelijk:02-02-2012, reactieve aanwijzing)
-
Blaak West 2007 (vastgesteld 27 oktober 2008; onherroepelijk 17 juli 2009)
-
Bedrijventerrein Katsbogten 2008 (vastgesteld 20-04-2009; onherroepelijk: 03-07-2009)
-
Bedrijventerrein Het Laar 2008 (vigerend 21-08-2009)[Type hier uw tekst]
-
Bedrijventerrein Tradepark 58 2012 (vastgesteld 3-12-2012; onherroepelijk 22-01-2013)
Ter plaatse van het hoogspanningsstation Tilburg-Zuid voorziet dit bestemmingsplan wel in een volledige herziening van het bestemmingsplan. Dit gaat ter plaatse om het hiervoor genoemde bestemmingsplan Bedrijventerrein Tradepark 58 2012.
De basisbestemmingen van de vigerende bestemmingsplannen zijn in de onderstaande figuur weergegeven.
Figuur 3. Overzicht van de vigerende bestemmingen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Project
2.1 Aanleg Ondergrondse Kabelverbinding
2.1.1 Keuze tracé
Zoals aangegeven in paragraaf 1.1, is ten behoeve van de leveringszekerheid ervoor gekozen om een nieuwe hoogspanningsverbinding tussen de bestaande hoogspanningsstations Tilburg-West en Tilburg-Zuid te realiseren. Bij de tracering zijn de volgende ruimtelijke, technische en economische uitgangspunten gehanteerd:
Type uitgangspunten | Issue / Thema | Sub-issues / Aspecten |
Technische uitgangspunten |
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Planologische uitgangspunten |
|
Overige uitgangspunten | Overig |
|
De uitwerking van deze aspecten heeft plaatsgevonden in de notitie 150kV-kabelverbinding Tilburg-West
- Tilburg-Zuid, Alternatieve tracés zienswijze, LievenseCSO, november 2016, zie bijlage 11. Het gekozen tracé, met mogelijke uitvoeringsvarianten, komt daaruit als het beste naar voren.
2.1.2 Beschrijving kabelverbinding
De te reserveren ruimte voor de kabelverbinding bedraagt 11m (5,5m aan weerzijden vanuit de hartlijn). Deze afstandsmaten zijn gebaseerd op de maten die worden gehanteerd in de 'Veiligheidsvoorschriften voor werken in de nabijheid van ondergrondse kabelverbindingen beheerd door TenneT TSO B.V.' en bij de toestemmingverlening door de afdeling Grondzaken van TenneT.
De 150kV-kabelverbinding zal grotendeels in open ontgraving aangelegd worden. Kruisingen van waterwegen, infrastructuur en overige te behouden objecten, zullen echter middels gestuurde boringen uitgevoerd worden. Kleinere infrastructuur wordt gekruist door middel van een persing of ter plaatse wordt het wegdek gezaagd en weer hersteld. Hinder wordt bij de aanleg zoveel mogelijk beperkt. De wijze waarop de kabel wordt gerealiseerd is in de drie navolgende figuren weergeven.
Figuur 4. Weergave aanleg kabel ter plaatse van open ontgraving
Figuur 5. Weergave aanleg kabel ter plaatse van wegkruising
Figuur 6. Weergave aanleg kabel ter plaatse van gestuurde boring (HDD)
De aanlegmethode kan zoals hiervoor is aangegeven globaal in drie methoden worden onderverdeeld. Daarbij zal het tracé voor het grootste deel ofwel in open ontgraving ofwel in gestuurde boring (HDD) plaatsvinden. De onderverdeling van de aanlegmethode is in de navolgende figuur weergegeven. Daarin staan wat betreft de tracédelen die als ‘geboord’ zijn aangegeven voor gestuurde boringen. De overige delen worden door middel van een open ontgraving gerealiseerd. De rode stippellijn geeft deze delen aan.
Figuur 7. Onderverdeling boringen en open ontgraving bij realisatie
Bij het aanleggen van de kabel in open ontgraving vindt cultuurtechnisch herstel plaats. De belangrijkste cultuurtechnische maatregelen worden in hoofdlijnen als volgt samengevat:
-
De ontgraven bodemlagen (horizonten) worden op dezelfde diepten bij aanvulling van de sleuf in de bodem teruggebracht.
-
Ter plaatse van ecologische zones (zie ook paragraaf 3.3.2) wordt de 'zaailaag' separaat verwijderd en in depot geplaatst alvorens de resterende ontgravingen plaatsvinden. De 'zaailaag' wordt na aanvulling van de sleuf op hetzelfde niveau teruggebracht.
-
Ter plaatse van de percelen met de functie nat grasland is in de ondiepe ondergrond (veelal iets onder de aanlegdiepte van de kabel) een afdichtende leemlaag aanwezig. Indien deze leemlaag bij werkzaamheden wordt ontgraven, wordt bij aanvulling van de sleuf het leem op hetzelfde niveau teruggebracht. Daarmee wordt de waterkerende functie van de laag behouden.
-
Indien sprake is van plaatselijke aanwezigheid van bodemverontreinigingen, wordt de verontreinigde grond separaat van de overige grond ontgraven. Hieromtrent worden de aanbevelingen in de milieukundige onderzoeksrapportages opgevolgd, waarbij het uitgangspunt is dat boven de leiding geen verontreinigde grond wordt teruggebracht.
2.2 Uitbreiding 150kv-station
Het huidige 150kV-station Tilburg-Zuid ligt langs de A58 ter hoogte van de afrit op de N630 Blaakweg. Het 150kV-station is omgeven door het bedrijventerrein Tradepark 58. De nabije omgeving kenmerkt zich door de Rijksweg en het bedrijventerrein. Rondom het 150kV-station zijn bomen en bosschages aanwezig. Indien er bomen bij de realisatie gekapt worden, wordt voorzien in compensatie door herplant. Het huidige 150kV-station Tilburg-Zuid is een openlucht station en bestaat uit een enkelrailsysteem, twee kabelvelden en drie transformatorvelden. Het 150kV-station is in de huidige situatie weergegeven op de onderstaande afbeelding.
Figuur 8. Luchtfoto bestaande situatie 150kV-station Tilburg-Zuid
Na de realisatie van de uitbreiding zal het 150kV-station bestaan uit een dubbelhoofdrailsysteem, een koppelveld, drie kabelvelden, drie transformatorvelden en één reserveveld. Het reserveveld wordt gebouwd voor toekomstige uitbreiding ten behoeve van Enexis. Voor de uitbreiding wordt het hoofdgebouw uitgebreid en de bestaande schakelvelden uitgebreid. De toekomstige situatie is op de navolgende afbeelding weergegeven.
Figuur 9. Overzichtstekening Uitbreiding 150kV-station Tilburg-Zuid
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke beleidskader uiteengezet. Het voor het opstellen van dit bestemmingsplan relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente worden achtereenvolgens besproken.
3.2 Rijk
3.2.1 Elektriciteitswet 1998
De Elektriciteitswet 1998 stelt gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit. De regeling heeft betrekking op de productie, het transport en de levering van elektriciteit. De mogelijkheden voor opwekking, levering en in- en uitvoer van elektriciteit en voor het gebruik van leidinggebonden elektriciteitswerken zijn hierin opgenomen, met inachtneming van het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening.
Voortkomend uit de Elektriciteitswet is de Netcode vastgesteld. In de Netcode staan voorwaarden voor de gedragingen van netbeheerder en afnemers. Op grond van de Netcode is TenneT verantwoordelijk voor een veilig, betrouwbaar en doelmatig hoogspanningsnet in Nederland.
3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt onder andere de Nota ruimte. In deze structuurvisie staan alle plannen voor ruimte en mobiliteit voor de komende decennia. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland:
-
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
-
het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Rond concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid, heeft het Rijk dertien nationale belangen gedefinieerd. Daarbuiten wordt beleidsvrijheid aan de decentrale overheden gegeven. Eén van deze nationale belangen is ‘Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en voor energietransitie’. Energiezekerheid is een belangrijk economisch goed. Er is een groeiende vraag naar elektriciteit, waardoor ruimte nodig is voor de opwekking en het transport van energie. Het Rijk wijst hiervoor tracés van hoogspanningsverbindingen en locaties voor de opwekking van elektriciteit aan. Daarnaast is het efficiënt gebruik van de ondergrond één van de nationale belangen. Hiermee wordt in voorliggend project rekening gehouden.
3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Daarin staat dat pas als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende ruimte biedt om aan de ruimtevraag van het plan te voldoen, er sprake kan zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ is daarbij als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Infrastructurele voorzieningen zijn geen stedelijke voorzieningen, zoals in het Bro gedefinieerd. Dit is bevestigd door Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 18 februari 2015 (201400570/1/R6). Het voorliggende bestemmingsplan voorziet daarom niet in een stedelijke ontwikkeling. Het plan is daarmee in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerst verantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het ‘Besluit algemene regels ruimtelijke ordening’ (Barro, 7 december 2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Het Rijk richt zich op hoogspanningsverbindingen vanaf 220kV. Onderhavig project betreft een 150kV-verbinding, waardoor het Barro geen rechtstreekse werking op het bestemmingsplan kent.
3.2.5 Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (2008)
Het doel van het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) is het waarborgen van voldoende ruimte voor grootschalige productie en transport van elektriciteit. Het SEV III bevat globale ruimtereserveringen voor mogelijk grootschalige vestigingsplaatsen waar ten minste 500 MW elektriciteit kan worden opgewekt en voor globale trajecten van mogelijke hoogspanningsverbindingen van 220 kV en meer. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de aanleg van een 150 kV-verbinding. Het SEV III is daarom niet van toepassing.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie
In 2010 heeft de provincie Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. In 2014 is deze structuurvisie geactualiseerd. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de provincie tot 2025 in hoofdlijnen. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant.
Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen. De structuurvisie is opgebouwd rond de volgende drie onderwerpen:
-
de kwaliteit van het landschap;
-
de ontwikkeling van het buitengebied;
-
de regionale verstedelijking.
De ruimtelijke visie op het landschap is hierin beschreven in de vorm van gebiedspaspoorten. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
In de structuurvisie ruimtelijke ordening is ook aandacht voor het duurzaam gebruik van de ondergrond. De ondergrondse ruimte wordt steeds intensiever benut voor het delven van grondstoffen, het leveren van energie, het mogelijk maken van transport, het vormen van een buffer van energie en het opslaan van stoffen en gassen.
Dit soort activiteiten kan spanning geven met het ook in de bodem aanwezige grondwater. Dit grondwater, met een hoge kwaliteit, wordt benut voor de bereiding van drinkwater en de productie van levensmiddelen en vraagt daarom bescherming. Het provinciale beleid voor activiteiten in de ondergrond wordt daardoor voor een groot deel bepaald vanuit het provinciale waterbeleid.
3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014
Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden. In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten rechtstreeks.
In de Verordening ruimte 2014 worden regels gesteld ten aanzien van de grondwaterbescherming. Hiertoe worden drie categorieën onderscheiden:
-
Waterwingebied: de meest strikte vorm van bescherming. Dit gebied is voorbehouden aan functies die ten dienste staan van de openbare watervoorziening.
-
Grondwaterbeschermingsgebied: hiervoor geldt een verantwoordingsplicht, waaruit moet blijken dat er een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden en de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen.
-
Boringvrije zone: de minst strikte vorm van bescherming, namelijk het behoud van de beschermde kleilaag in de bodem.
Op onderstaand figuur is weergegeven dat het tracé de grondwaterbeschermingsgebieden van de provincie doorkruist. Bij de realisatie van het project zal daartoe moeten worden voldaan aan de ter bescherming van dit gebied opgenomen regels in de provinciale verordening.
Figuur 10. Detail Themakaart water - Verordening Ruimte 2014
Uit de themakaart natuur en landschap van de Verordening ruimte 2014 blijkt dat het plangebied deels aangewezen is als Ecologische hoofdstructuur (EHS) en Ecologische verbindingszones en Groenblauwe mantel. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de ligging van de aangewezen gebieden.
Figuur 11. Detail Themakaart natuur en landschap - Verordening Ruimte 2014
Op basis van het Natuurbeheerplan blijkt dat het tracé gelegen is door terreindelen met de beheertypen 'Dennen-, eiken- en beukenbos', 'Droog bos met productie' en 'Bloemdijk'. Het tracé loopt echter niet door terreinen met bijzondere vegetaties. Ter plaatse van open ontgravingen is sprake van grasbermen, een bloemenakker en een ponyweide.
Grote delen van de kabelverbinding worden aangelegd door middel van een gestuurde boring. Behalve bij de intreed- en uittreedpunten vindt er geen noemenswaardige verstoring van de bodem plaats. Bij de open ontgraving wordt de vegetatie verwijderd en worden grondlagen verstoord. Het uitgangspunt is dat er geen tot een beperkt aantal bomen wordt verwijderd en dat de oorspronkelijke bodemopbouw bij het dichten wordt hersteld. Indien er bomen worden gekapt, zullen deze door middel van herplant worden gecompenseerd. Het (gras)zaadmengel voor het inzaaien van de grasbermen dient streekeigen soorten te bevatten. Ten aanzien van de Ecologische verbindingszones is relevant dat de werkzaamheden tijdelijk van aard zijn en betrekking hebben op een beperkt gebied. Er is dan ook sprake van een tijdelijke en in omvang beperkte barrièrewerking. Er worden daarmee geen negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken van de EHS en Groenblauwe mantel verwacht.
3.3.3 Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010
In de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant (PMV) zijn milieuregels opgenomen ter bescherming van het milieu. Belangrijk onderdeel daarvan is grondwater dat bestemd is om drinkwater van te maken. Waterleidingbedrijven pompen dit grondwater op uit speciale winningen die liggen in grondwaterbeschermingsgebieden.
Rondom deze winningen zijn beschermingszones ingesteld, waarin regels gelden voor extra bescherming van het grondwater. Elke zone kent zijn eigen regels. Deze regels zijn opgenomen in de PMV. Het tracé van de ondergrondse hoogspanningsverbinding ligt voor een deel binnen deze zones (zie ook paragraaf 3.3.2) In dit bestemmingsplan is per zone voorgeschreven waaraan dient te worden voldaan. Het bestemmingsplan sluit daarbij aan bij de PMV.
3.4 Gemeente
3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie is een koers- en inspiratiedocument, waarmee de gemeente zich richt op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
-
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
-
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
-
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 wordt daartoe een strategie met drie sporen gevolgd:
-
de Brabantstrategie: Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk, bereikbaar en concurrerend zijn.
-
de Regiostrategie: Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan.
-
de Stadsstrategie: De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Eén van de hoofdpunten uit de stadsstrategie is ‘de basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig’. Het belang van een goede energievoorziening is hieronder te plaatsen. Het planvoornemen is daartoe niet in strijd met de gemeentelijke omgevingsvisie.
3.4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:
-
de introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
-
de verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.
Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid. Voor dit bestemmingsplan is archeologisch onderzoek uitgevoerd, dit wordt besproken in paragraaf 4.10. Hieruit blijkt dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het archeologiebeleid.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader. Het bestemmingsplan voorziet niet in wijzigingen die van invloed zijn op de hierin vastgelegde aspecten.
3.4.3 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Om een hoogwaardig bomenbestand te behouden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan, krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht en dergelijke. In de onderstaand figuur is deze kaart weergegeven.
Figuur 12. Boomwaardezoneringskaart
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
Het tracé wordt binnen het gebied van de Bwz-kaart grotendeels door middel van gestuurde boringen gerealiseerd. Op de plekken waar het tracé door middel van een open ontgraving wordt gerealiseerd, zijn in een zone van 30m aan weerszijden de aanwezige bomen geïnventariseerd. Uit die inventarisatie blijkt dat er binnen het gebied van de Bwz-kaart het tracé ter plaatse van het hoogspanningsstation Tilburg-Zuid nabij bomen komt. Het gebied is aangegeven als ‘basiswaarde’. Het tracé wordt ter plaatse van de bomen geboord gerealiseerd. Het in-/uittredepunt ligt naast de betreffende bomen.
Op advies van de Stichting Stadsbomen Tilburg wordt bij de uitvoering van het plan een bomenwacht aangesteld die gedurende de aanleg van het tracé de in de nabijheid aanwezige bomen 'bewaakt'. Dit houdt in dat deze mede toezicht houdt bij de opstelling van o.a. keten, plaatsen van materialen en machines/voertuigen in de directe nabijheid van bomen.
3.4.4 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora en fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Ten slotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kan men dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn, kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
Bij de realisatie van het kabeltracé worden beschermde gebieden zoveel als mogelijk ontzien door middel van gestuurde boringen. Ter plaatse van de open ontgravingen vindt cultuurtechnisch herstel plaats. Daarbij wordt een zaadmengsel van streekeigen soorten gebruikt.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Verschillende onderzoeksonderdelen zijn daarbij van belang om de uitvoerbaarheid van het planvoornemen te kunnen aantonen. In de navolgende tekst is per onderwerp ingegaan op deze onderdelen. Voor zover onderdelen niet expliciet zijn benoemd, zijn deze voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet doorslaggevend van aard geacht. Voor de milieuaspecten is in dit hoofdstuk weergegeven wanneer in het plan regels zijn opgenomen om te waarborgen dat aan de wettelijke normen kan worden voldaan.
4.2 Milieueffectrapportage
Voor het project is het maken van een Milieueffectrapport (MER) niet noodzakelijk. Het project blijft onder de drempelwaarden van bijlage (D24.2) van het Besluit m.e.r. Op grond van D24.2 dient een m.e.r.-procedure te worden doorlopen voor een leiding met een spanning van 150kV en een lengte van 5km of meer in gevoelig gebied. Onder gevoelig gebied wordt verstaan ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en boringsvrije zones. Zoals blijkt uit onderstaande afbeelding ligt ongeveer 4,6km in een gevoelig gebied (boringvrije zone, ecologische hoofdstructuur en/of ecologische verbindingszone) op grond van de Provinciale Verordening Ruimte 2014. Er is dan ook geen sprake van een overschrijding van in het besluit opgenomen gevallen. Er dient wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden opgesteld.
Het project omvat werkzaamheden nabij Natura 2000-gebieden: Regte Heide & Riels Laag (afstand is ca. 1,8km) en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (afstand is ca. 4,2km). Voor deze (en andere) gebieden is beoordeeld of een passende beoordeling nodig is. Wat ook een plan m.e.r.-plicht zou inhouden.
Per 1 juli 2015 is de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) ingevoerd. In deze regeling krijgen provincies ruimte om een bepaalde hoeveelheid extra stikstofdepositie weer toe te laten. De ruimte die de provincies kunnen bieden voor lichte toenames van de depositie in het kader van de PAS-regeling, is per Natura 2000-gebied vastgelegd in een depositiebank. Aan deze ruimte is per Natura 2000-gebied een PAS-herstelstrategie gekoppeld, met beheersmaatregelen, die waarborgt dat, ondanks een geringe tijdelijke toename van de depositie, er geen significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied optreden. Dit is in een overkoepelend landelijke Passende Beoordeling onderzocht (Passende beoordeling over het programma aanpak stikstof 2015-2021 Ministerie van Economische Zaken/Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 10 januari 2015). Bovendien is de PAS-wetgeving gebaseerd op een geleidelijke landelijke afname van de stikstofdepositie. Voor toenames beneden de 0,05mol geldt een algehele vrijstelling. Dit is afgedekt in de eerder genoemde landelijk passende beoordeling. Voor de drempelwaarde van 0,05mol per hectare per jaar is gekozen omdat deze waarde als verwaarloosbaar kan worden beschouwd en de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kunnen aantasten. Uit de modelberekeningen blijkt dat gedurende de realisatie van het project de toenames van stikstofdepositie maximaal 0,03mol bedraagt. Uit de passende beoordeling op de PAS volgt dat stikstofdepositie ten gevolge van de werkzaamheden voor het project de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kunnen aantasten.
Een tweede aspect betreft hydrologische effecten. De bemaling kan in theorie verlaging van de waterstand veroorzaken in beschermde gebieden. Om verdrogingsschade te voorkomen kan echter het onttrokken water in gebieden tussen het plangebied en het beschermd gebied (Regte Heide) worden geretourneerd in de bodem (zie ook Hoofdstuk 5). Dit is voorgeschreven in de Keur van het waterschap. Vanwege de afstand tot de gebieden is het optreden van andere effecten anders dan hiervoor genoemd, uitgesloten. Geconcludeerd kan worden dat voor het bestemmingsplan geen passende beoordeling nodig is.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voor het bestemmingsplan geen (plan)m.e.r.-plicht geldt. Ook is het bestemmingsplan niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Wel moet een toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze toetsing is uitgevoerd in het rapport: Bestemmingsplan Tilburg, herziening 150kV tracé, vormvrije m.e.r.-beoordeling, BügelHajema Adviseurs, 15 september 2016. Conclusie van de toetsing is dat het project geen belangrijk nadelig effect op het milieu heeft. Het opstellen van een milieueffectrapport voor het bestemmingsplan is dan ook niet nodig.
4.3 Milieuhinderbedrijven
Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben binnen het plangebied, is gebruik gemaakt van de desbetreffende omgevingsvergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Laatstgenoemd document betreft een richtlijn en geen wettelijk kader. Er is voor de genoemde richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een ‘gemiddeld’ modern bedrijf. Deze richtafstanden zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen (zie de bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten) en gelden vanaf het bedrijf (of de opslagvoorziening of installatie) tot woningen in een ‘rustige woonwijk’. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen etc., is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De afstanden gelden tussen de perceelgrens van de inrichting en de gevel(s) van de woning(en) van derden.
Hoogspanningsstations staan in ‘Bedrijven en milieuzonering’ opgenomen als ‘elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen’. Hiervoor wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën op basis van het aantal Megavoltampère van het hoogspanningsstation.
Voor het hoogspanningsstation staat het bestemmingsplan een hoogspanningsstation met een vermogen tot 1000MVA toe (stations van 1.000MVA en hoger zijn niet toegestaan). Het toegelaten gebruik valt ten hoogste onder milieucategorie 4.2. Hiervoor geldt een richtafstand van 300m tot gevoelige functies wat betreft het aspect geluid. De volgende milieuafstand voor het aspect gevaar is 50m en voor de aspecten geur en stof gelden geen richtafstanden. In ‘Bedrijven en milieuzonering’ is geen onderscheid gemaakt in hoogspanningsstations waarvan de transformatoren (de grootste geluidbron) binnen of buiten zijn opgesteld. Het onderhavige station heeft ter plaatse van de in de buitenlucht geplaatste transformatoren een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van minder dan 200MVA. Het 150kV-station is daarom ook niet geluidzoneringsplichtig in de zin van de Wet geluidhinder (zie paragraaf 4.5). Binnen de richtafstand voor geluid zijn nieuwe woningen geprojecteerd binnen de gemeente Goirle (Boschkens). In verband met het geluid vanaf de A58, gaat het plan Bosckens uit van een wand van woningen die uitgevoerd dienen te worden met een dove gevel. Eventueel geluid ten gevolge van het 150kV-station zal ter plaatse van de woningen wegvallen ten opzichte van het geluid van de A58. Daarnaast is er sprake van een dove gevel waardoor geen sprake zal zijn van geluidsoverlast. De aanwezigheid van het 150kV-station mag wat betreft het aspect hinder voor de omgeving aanvaardbaar worden geacht.
4.4 Externe Veiligheid
De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Onderdeel van het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen, ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben, duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.
Om na te gaan of bij het planvoornemen ook aandachtspunten op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd.
Figuur 14. Fragment risicokaart
Van deze risicokaart valt af te leiden dat de kabel infrastructuur kruist waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De kruising van deze infrastructuur vindt plaats in overleg met het bevoegde gezag/de leidingbeheerder. Over de Rijksweg A58 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Deze rijksweg is opgenomen in het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Voor de ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes in dit Basisnet, vormt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) het kader. De navolgende tabel geeft het overzicht voor deze weg. Voor dit wegvak (B111) geldt een risicoafstand van 24m tot de middenberm.
Tabel 1. Relevante wegvakken uit bijlage I. Basisnet weg
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
Aanwijzing Basisnetroutes | Risicoplafonds | Plasbrand- aandachts - gebied | Vervoersgegevens t.b.v. berekening groepsrisico |
|
|
B113 | A58: afrit 12 (Gilze) - afrit 11 (Goirle) | 23 | JA | 4460 | |
B111 | A58: afrit 11 (Goirle) - afrit 10 (Hilvarenbeek) | 24 | JA | 4542 |
In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Het bestemmingsplan maakt voorts geen ontwikkelingen mogelijk, die een vergroting van het groepsrisico met zich mee brengen. Er worden in het plan binnen het invloedgebied van de transportroutes geen ontwikkelingen met nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.
4.5 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Geluidhinder kan ondervonden worden van industrie, spoorwegen, wegen en luchtvaart. Spoorweglawaai en wegverkeerslawaai spelen voor dit plan geen rol, omdat het plan geen geluidgevoelige functies mogelijk maakt. Ook voorziet het plan niet in aanleg van (spoor)wegen. Ook voorziet het plan niet in geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zogenaamde Ke-contouren van vliegveld Gilze-Rijen. Industrielawaai speelt daarentegen wel een rol bij de afweging rond het bestemmingsplan. Hierop wordt in het navolgende ingegaan.
Industrielawaai
Industrielawaai (in de zin van de Wet geluidhinder) is van toepassing bij industrieterreinen waar volgens het bestemmingsplan de vestiging van ‘grote lawaaimakers’ mogelijk zijn. In artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht is vastgelegd welke typen inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein gevestigd moeten zijn. Het bestemmingsplan sluit deze inrichtingen ter plaatse van het hoogspanningsstation uit. Het onderhavige station heeft ter plaatse van de in de buitenlucht geplaatste transformatoren een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van minder dan 200MVA. Het 150kV-station is daarom ook niet geluidzoneringsplichtig.
4.6 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van een ondergrondse hoogspanningsverbinding en de uitbreiding van een hoogspanningsstation. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een ‘niet in betekenende mate’-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.7 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingssituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Bodemkwaliteitskaart
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Figuur 15. Fragment bodemfunctieklassenkaart gemeente Tilburg
Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszones wonen, industrie, landbouw en natuur en grondwaterbeschermingsgebied. De functies geven een maat aan. Afgegraven grond met klasse ‘wonen’ kan alleen toegepast worden binnen andere percelen met de klasse wonen. Het geeft tevens een indicatie van de globale kwaliteit. Grond met klasse wonen wordt beschouwd als licht verontreinigde grond, terwijl er bij industriekwaliteit matig verhoogde en hogere concentraties kunnen worden gemeten.
Binnen het bestemmingsplangebied zijn honderden onderzoeken beschikbaar die enige indicatie kunnen geven van de te verwachten kwaliteit. Gemiddeld genomen is het grootste deel van het gebied licht tot matig verontreinigd met zware metalen, in zowel de boven- en ondergrond als in het grondwater.
In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak zijn aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.
Binnen het bestemmingsplangebied is ook sprake van gevallen van sterke verontreiniging. Het betreft hier voornamelijk bodemverontreiniging die ontstaan is door de plaatselijke bedrijfsactiviteiten of door aanwezigheid van olietanks.
Onderzoek
Ter plaatse van het tracé is bodemonderzoek uitgevoerd. Rapportage heeft plaatsgevonden in het rapport Bodemonderzoek, kabeltraject Tilburg West-zuid te Tilburg, Lankelma Geotechniek Zuid B.V. 2015.
Ter plaatse van het Bels Lijntje is door Antea (in juli 2015) historisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in ‘Oriënterend en aanvullend bodemonderzoek Bels Lijntje Tilburg’.
Ter plaatse van het hoogspanningsstation Tilburg-Zuid is bodemonderzoek uitgevoerd. Rapportage heeft plaatsgevonden in het rapport Verkennend bodemonderzoek, 150kV-trafostation Tilburg-Zuid, Grontmij Nederland B.V., 2015.
In de navolgende tekst wordt op de conclusies van de onderzoeken ingegaan. Wat betreft het tracédeel voor de hoogspanningskabel kan worden opgemerkt dat met name ter plaatse van het Bels Lijntje verdachte locaties aanwezig zijn. Vanwege de locatie in het waterwingebied, zal de verontreinigde grond niet worden hergebruikt. Verontreinigde grond zal worden afgevoerd.
Voor het overige van het tracé is ter plaatse van een aantal locaties mengmonsters in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of PCB aangetroffen. In geen van de mengmonsters van de ondergrond zijn verhogingen aangetroffen. De aangetroffen licht verhoogde gehalten zijn waarschijnlijk te relateren aan het jarenlange gebruik van de locatie. Het aangetoonde beeld wijkt niet significant af van hetgeen in de regel wordt aangetroffen in bewoonde gebieden. In het grondwater zijn verhoogde concentraties aan zware metalen aangetroffen. Deze hebben waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong. In Noord-Brabant komt, met name in de gebieden met een zandige ondergrond, een aantal zware metalen van nature in verhoogde concentraties in het grondwater voor.
Voor het onderdeel van het hoogspanningsstation Tilburg-Zuid is geconcludeerd dat in de bovengrond en in de ondergrond, zintuiglijk en analytisch, geen verontreinigingen zijn aangetoond. Het gehalte barium is van nature verhoogd. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek behoeven er vanuit milieu-hygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het toekomstige gebruik van de locatie.
Bij de realisatie van het project wordt rekening gehouden met de aangetroffen bodemkwaliteit en de mogelijkheden van het hergebruik van gronden. Het project mag wat betreft de bodemkwaliteit uitvoerbaar worden geacht.
4.8 Magneetvelden
In 2005 heeft het voormalige ministerie van VROM, thans ministerie van I&M, een advies over hoogspanningslijnen en hun magneetveld uitgebracht aan gemeenten en beheerders van het hoogspanningsnet. Dit beleidsadvies is te raadplegen op de website van het RIVM (www.rivm.nl/Onderwerpen/H/Hoogspanningslijnen) en TenneT (www.tennet.eu). Dit advies is niet van toepassing op hoogspanningsstations en ondergrondse hoogspanningslijnen. Niettemin wordt hier aandacht aan dit onderwerp besteed.
Het advies is gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke informatie en het voorzorgbeginsel, en is van toepassing bij vaststelling van bestemmingsplannen van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen. Het advies is om zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0-15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4microtesla (de magneetveldzone). Het gaat hierbij om woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen (aangeduid als: gevoelige bestemmingen). Op vier november 2008 heeft de minister van VROM een brief (DGM/2008105664) ter verduidelijking van het eerdere advies over hoogspanningslijnen naar gemeenten, provincies en netbeheerders gestuurd. In de brief wordt het eerdere advies bevestigd en wordt een toelichting gegeven op een aantal begrippen.
Het advies is gericht op nieuwe situaties of wijzigingen van bestaande situaties. Het advies van I&M geldt niet voor (ongewijzigde) bestaande situaties omdat de gezondheidseffecten onzeker zijn en maatregelen in bestaande situaties maatschappelijk vaak grote gevolgen hebben. Daardoor is ook het effect van ingrijpende en dure maatregelen onzeker. Daar staat tegenover dat in nieuwe situaties vaak veel meer keuzemogelijkheden aanwezig zijn en dat preventie aanzienlijk goedkoper kan zijn dan sanering. Het advies van I&M is een aanzienlijke verscherping van de internationaal geldende normen ter bescherming van de mens tegen vastgestelde mogelijke effecten van het magneetveld.
Hoogspanningsstation
Zoals blijkt uit onderstaande afbeelding, zijn in de nabijheid van het hoogspanningsstation geen gevoelige bestemmingen aanwezig.
Ondergrondse hoogspanningsverbinding
Hoewel het beleidsadvies niet van toepassing is op ondergrondse hoogspanningsverbindingen heeft TenneT het tracé zo gekozen dat wordt voorkomen dat gevoelige bestemmingen liggen binnen de 0,4microtesla zone."
De ligging van die zone is bepaald in bijlage 8 (Magneetveldenberekening). De zone varieert van 0 meter ter plaatse van boringen tot maximaal 15 meter ter plaatse van open ontgravingen. Er zijn geen gevoelige bestemmingen gelegen binnen deze zone.
Woonpercelen liggen op een dusdanige afstand van de ondergrondse hoogspanningsverbinding dat er vanuit kan worden gegaan dat hier sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er zal geen sprake zijn van onverantwoorde gezondheidsrisico's als gevolg van dit bestemmingsplan.
4.9 Natuur En Ecologie
De wet- en regelgeving met betrekking tot natuur kan onderverdeeld worden in twee kaders, te weten de bescherming van gebieden en de bescherming van soorten. De gebieds- en soortenbescherming is vastgelegd in de Wet natuurbescherming 2017 (Wnb). In de Wnb zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet samengevoegd.
Ten behoeve van de natuurkundige waarden binnen onderhavig bestemmingsplan, is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Rapportage heeft plaatsgevonden in Advies Natuurwaarden 150kV-kabelverbinding Tilburg West-Zuid, BügelHajema Adviseurs, 2017 en Verkennend natuuronderzoek 150kV-stations Best, Tilburg-Zuid en Tilburg-West, Grontmij, 2015. De resultaten zullen onderstaand beschreven worden.
Beschermde gebieden
Het plangebied ligt niet op en grenst niet aan gronden die in het kader van de Wnb zijn aangewezen als beschermd (natuur)gebied. Dergelijke gebieden liggen op een geruime afstand van het plangebied. Het plangebied ligt wel in het hydrologisch beïnvloedingsgebied van het Natura 2000-gebied Regte Heide en Riels Laag. Een ander mogelijk effect kan worden veroorzaakt door bemaling. Voor het grootste deel van het tracé is geen bemaling nodig voor de aanleg van de leidingen. Echter in het gebied tussen PB8 en PB11 (grofweg tussen het spoor en de Gilzerbaan) is de GHG (gemiddelde hoogste grondwaterstand) significant ondieper en komt de leiding dermate ver onder GHG dat daar een bemaling niet is uit te sluiten. De bemaling kan in theorie verlaging van de waterstand veroorzaken in beschermde gebieden. Om verdrogingsschade te voorkomen kan het onttrokken water in gebieden tussen het plangebied en het beschermd Natura 2000-gebied (Regte Heide) worden geretourneerd in de bodem. Door deze retournering kan verdrogingsschade geheel worden voorkomen.
Uit de toetsing is naar voren gekomen dat er geen schadelijke effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van beschermde gebieden, zoals bedoeld in de Wnb, zijn te verwachten. Voor het project is geen vergunning op grond van de Wnb nodig.
Provinciaal ruimtelijk natuurbeleid - Verordening ruimte 2014
Het plangebied is deels aangewezen als NNB, EV en Groenblauwe mantel. Hoewel op dit moment nog niet concreet is of, en zo ja, welke bomen dienen te worden gekapt, worden op langere termijn geen negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken van de NNB en Groenblauwe mantel verwacht. Indien er bomen zouden worden gekapt, worden deze gecompenseerd. Een belangrijke barrièrewerking tijdens de uitvoering van het project ten aanzien van ecologische verbindingszone wordt eveneens niet verwacht.
Beschermde soorten
Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Binnen het plangebied komen geen beschermde plantensoorten voor, en geen nest- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten anders dan vogels met niet-jaarrond beschermde nesten. Mogelijk maakt het plangebied deel uit van foerageergebied van vleermuizen, steenmarter, das of eekhoorn. Echter negatieve effecten op in de omgeving verblijvende populaties van deze soorten als gevolg van de uitvoering van het project zijn niet te verwachten.
Ten aanzien van de aanwezigheid van broedvogels dient, in overeenstemming met de Gedragscode Flora- en faunawet Tennet TSO B.V., bij planning en uitvoering van de werkzaamheden het broedseizoen in acht genomen te worden. Van belang is dat nestelende vogels niet worden verstoord. Aanbevolen wordt om indien nodig, de opgaande vegetatie buiten het broedseizoen te verwijderen.
Ter plaatse van de faunatunnels dienen ten aanzien van het voorkomen van verstoring de werkzaamheden uitsluitend tussen zonopkomst en zonsondergang te worden uitgevoerd. Hoewel brede wespenorchis een licht beschermde soort betreft, waarvoor een algehele vrijstelling geldt, verdient het aanbeveling om de groeiplaatsen van brede wespenorchis voor aanvang van de werkzaamheden te markeren en zo mogelijk tijdens de werkzaamheden te ontzien.
Op basis van het veldonderzoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende beeld van de beschermde soorten ontstaan. Als gevolg van de uitvoering van het project worden geen verbodsovertredingen ten aanzien van beschermde soorten verwacht. Voor de uitvoering van het project is geen ontheffing op grond van de Wnb nodig.
Conclusie
De benodigde werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden, mits er enkele mitigerende maatregelen in acht worden genomen bij de uitvoering.
4.10 Archeologie
Op grond van de wettelijke verplichting in het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en het gemeentelijke archeologiebeleid is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit is onderverdeeld in het onderzoek voor het kabeltracé en het station Tilburg-Zuid. In de navolgende tekst wordt hierop ingegaan.
Tracé kabelverbinding
Ter plaatse van het tracé is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Rapportage heeft plaatsgevonden in: Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, 150 kV kabelverbinding Tilburg-West - Tilburg-Zuid, Synthegra, 2017. Naar aanleiding van het onderzoek wordt verwacht dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied. Op basis van dit gegeven, gecombineerd met de bepekte omvang van de geplande bodemingrepen, wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.
Station Tilburg-Zuid
Voor de locatie van het 150kV-station Tilburg-Zuid is een bureauonderzoek uitgevoerd (Programma van Eisen IVO-P Station Zuid 150kV Tilburg, Grontmij 2015). Op basis van diverse uitgevoerde archeologische onderzoeken, zijn ter plaatse van het 150kV-station Tilburg-Zuid archeologische resten van diverse aard en ouderdom te verwachten. De werkzaamheden zullen gepaard gaan met bodemingrepen. Deze kunnen een bedreiging vormen voor het eventueel aanwezige bodemarchief. Daarom is ter plaatse van het hoogspanningsstation een bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) opgenomen. Deze dubbelbestemming zorgt voor de bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Voorafgaand aan bodemingrepen zal het gebied archeologisch worden onderzocht. Ten einde inzicht te verkrijgen in de kwaliteit, aard, datering, omvang, diepteligging en behoudenswaardigheid van de mogelijk aanwezige archeologische resten, dient een proefsleuvenonderzoek plaats te vinden. Op basis van de resultaten uit het proefsleuvenonderzoek zal besloten worden hoe om te gaan met de aangetroffen resten.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. De gegevens zijn ontleend aan Resultaten grondonderzoek en bemalingsadvies Tracé 150kV-kabelverbinding Tennet Tilburg West - Zuid, Lankelma Geotechniek Zuid B.V., 2015.
5.1 Oppervlaktewater - Waterkeringen
Het tracé bevindt zich vrijwel geheel in het werkgebied van waterschap Brabantse Delta, enkel het meest zuidoostelijke puntje van het tracé ligt in het werkgebied van waterschap De Dommel.
In de omgeving van het tracé zijn diverse leggerwatergangen aanwezig (zie figuur 17). Tevens kruist het tracé het Wilhelminakanaal. Met de functie van deze watergangen zal bij de realisatie van de kabelverbinding rekening worden gehouden. Het kanaal wordt door middel van een gestuurde boring gekruist.
Figuur 17. Leggerwatergangen nabij het kabeltracé en Wilhelminakanaal
5.2 Grondwater
In de langdurig gemonitorde peilbuizen uit het Regionaal Geohydrologisch Informatiesysteem van TNO zijn in de omgeving van het tracé fluctuaties in het grondwater van circa 1 tot 1,8 m geregistreerd. De hoogste grondwaterstanden treden hierbij doorgaans op in januari - maart, de laagste in juni – november. Aan de hand van deze gegevens is een inschatting gemaakt van gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste (GLG) grondwaterstand over het tracé. De uitkomsten daarvan zijn in de navolgende figuur weergegeven.
Figuur 18. Visualisatie gemeten grondwaterstanden, geschatte GHG/GLG en situering kabeltracé. Voor de niet gearceerde gebieden geldt: bemalingsnoodzaak bij bovengemiddelde grondwaterstanden
De onderzoekslocatie is niet gesitueerd binnen een Waterparel, Natuurparel, Waterpotentiegebied, Natuurgebied of overig gebied met specifieke ecologische functie. De locatie ligt wel binnen het invloedgebied Natura 2000 (zie figuur 18).
De locatie is zowel volgens de keurkaart beschermde gebieden van het waterschap als volgens de Verordening Water Noord-Brabant gelegen in een beschermd gebied ten aanzien van de waterhuishouding (zie figuur 19).
Figuur 19. Uitsneden keurkaart beschermde gebieden (geel) waterschap Brabantse Delta en invloedgebied Natura 2000-gebied (gearceerd)
Bemalingsnoodzaak
Uit het voorgaande kan, voor de delen van het tracé die door middel van open ontgraving worden gerealiseerd, worden afgeleid dat:
-
de gemiddelde grondwaterstand over het algemeen dieper wordt verwacht dan 2m - mv, zodat, uitgaande van een aanlegniveau van de kabel van ca. 1,4m - mv (en een drooglegging van 0,5m) waarschijnlijk geen bemaling is vereist voor de aanleg van de kabel onder droge tot gemiddelde omstandigheden. Slechts in het gebied grofweg tussen het spoor en de Gilzerbaan ligt de kabel significant dieper dan de gemiddelde grondwaterstand zodat daar waarschijnlijk wel een bemaling vereist is.
-
onder droge condities (GLG) is waarschijnlijk nergens een bemaling nodig.
-
onder natte condities (GHG) is, met uitzondering van een gebied tussen grofweg de Tangent en Baden Powellaan, overal een bemaling vereist.
Een overzicht van de gebieden met een bemalingsnoodzaak is weergegeven in de hiernavolgende figuur.
Figuur 20. Overzicht met en zonder bemalingsnoodzaak. De overige gebieden kennen alleen een bemalingsnoodzaak bij bovengemiddelde grondwaterstanden
Wat betreft het gebied grofweg tussen het spoor en de Gilzerbaan kan worden opgemerkt dat het tracé daar grotendeels door middel van een gestuurde boring wordt gerealiseerd.
Invloed van de bemaling
Een verlaging van de grondwaterstand in het watervoerend zandpakket leidt tot een afname van de waterspanning en een toename van de korrelspanning in de bodem. Indien de grondwaterstand wordt verlaagd tot beneden de niveaus die in het verleden reeds zijn opgetreden, bestaat in het algemeen de kans dat afhankelijk van de bodemopbouw een zekere maaiveldzakking optreedt. De daadwerkelijke kans op schade wordt onder meer bepaald door de historie van het terrein, de mate van verlaging en het ontwerp en de bouwtechnische conditie van de bebouwing. Aangezien voor de aanleg van het tracé niet wordt verlaagd beneden GLG-niveau kan zettingsschade redelijkerwijs worden uitgesloten.
Droogte-/natschade
De bemaling geeft verlaging in beschermde gebieden ten aanzien van de waterhuishouding. Om verdrogingsschade te voorkomen dient het onttrokken water in die gebieden conform keur te worden geretourneerd in de bodem. Door retournering kan verdrogingsschade worden voorkomen.
5.3 Watertoets
De watertoets is een proces dat de initiatiefnemer en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In het kader daarvan is contact opgenomen met de waterbeheerders. In de navolgende tekst wordt ingegaan op dit contact.
Brabantwater
Overleg heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2015 met Brabantwater en de Omgevingsdienst. Uit het overleg blijkt dat ter plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied de beschermde en scheidende kleilagen niet doorsneden mogen worden. Deze lagen liggen tussen 25-30m diepte.
Voor het waterwingebied/de 25-jaarszone is een ontheffing nodig indien dieper dan 3m wordt gegraven.
Rijkswaterstaat
Op 19 januari 2015 is overleg gevoerd met Rijkswaterstaat, over onder andere de kruising van de kabelverbinding met het Wilhelminakanaal. Aandachtspunt bij de kruising is voldoende diepte onder het kanaal vanwege:
-
damwanden;
-
mogelijke lekkage van het kanaal;
-
toekomstige verdieping van het kanaal.
Waterschappen Brabantse Delta en De Dommel
Op 2 december 2015 is de concept planverbeelding aan de waterschappen toegezonden voor een reactie in het kader van de watertoets. Het project is daarna op 20 januari 2016 met de waterschappen besproken. Door het waterschap Brabantse Delta is aangegeven dat zij geen kans zien om op het plan te reageren en dat eventueel op het ontwerpbestemmingsplan zullen doen, wanneer daar een aanleiding voor is. Er is in de zienswijzenfase geen reactie ontvangen van de waterschappen (zie ook paragraaf 8.4).
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
Standaarden
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
Raadpleegbaarheid
Het onderhavige bestemmingsplan is wat betreft het tracé van de hoogspanningskabel een aanvulling op de vigerende bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen die worden aangevuld vallen uiteen in twee categorieën. De eerste categorie bestaat uit plannen die zijn opgesteld conform de digitale standaarden (SVBP 2008 en 2012) en digitaal ter inzage zijn gelegd als ontwerp na 1 januari 2010. De tweede categorie bestaat uit de oudere plannen die als ontwerp ter inzage zijn gelegd voor 1 januari 2010. Conform artikel 8.1.2 van het Besluit ruimtelijk ordening (Bro) zijn de eisen op het gebied van elektronische beschikbaarstelling en vaststelling niet van toepassing op deze tweede categorie. Deze twee categorieën van plannen kunnen echter wel door één facetbestemmingsplan worden herzien. Dit kan omdat de analoog vastgestelde plannen ook elektronisch zijn te raadplegen. De bestemmingsplannen worden daarom herzien door één bestemmingsplan dat voldoet aan de huidige digitale standaarden.
6.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.
6.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels'. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d. In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
De bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening is de bestemming voor het hoogspanningsstation Tilburg-Zuid. De gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten en in artikel 3.1.2 van de planregels. Niet toegestaan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen (grote lawaaimakers) en risicovolle inrichtingen. Het bouwen van gebouwen is toegelaten binnen het bouwvlak. De totale oppervlakte bebouwing mag maximaal 2.500m2 bedragen. Voor overige bouwwerken op het hoogspanningsstation geldt een maximale bouwhoogte van 12m. Een uitzondering geldt voor bliksemafleiders. Deze mogen 21m hoog worden.
De bestemming Leiding - Hoogspanning is een dubbelbestemming. Dit betekent dat ter plaatse van de betreffende gronden naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen) een aanvullende bestemming bestaat. Deze aanvulling betreft de aanleg, instandhouding en bescherming van de ondergrondse 150kV-hoogspanningsverbinding. De bestemming heeft een breedte van 5,5m ter weerszijden uit de hartlijn van de 150kV–hoogspanningsverbinding. De bestemming voorziet in bescherming van de kabel door middel van een vergunningstelsel voor werkzaamheden die de kabel kunnen beschadigen, zoals graafwerkzaamheden. Deze vergunning is niet nodig voor het aanleggen van de kabelverbinding zelf.
De bestemming Waarde - Archeologie is eveneens een dubbelbestemming. De als zodanig aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
6.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene aanduidingsregels
De algemene aanduidingsregels hebben betrekking op vier gebiedsaanduidingen.
De gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringvrije zone' voorziet in regels ter bescherming van de water afdichtende bodemlagen ter plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied. Op de voor 'milieuzone - boringvrije zone' aangewezen gronden zijn aanvullend de regels, die zijn opgenomen in de provinciale Milieuverordening Noord-Brabant, van toepassing.
De gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' voorziet in regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water. Op de voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn aanvullend de regels, die zijn opgenomen in de provinciale Milieuverordening Noord-Brabant, van toepassing.
De gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterwingebied' voorziet in regels ter bescherming van de kwaliteit van het waterwingebied. Op de 'milieuzone - waterwingebied' aangewezen gronden zijn aanvullend de regels, die zijn opgenomen in de provinciale Milieuverordening Noord-Brabant, van toepassing.
De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' voorziet in een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en overige bouwwerken langs de Rijksweg A58.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 7.
Overige regels
Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 8 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Ook bevat dit artikel de ‘van toepassing verklaring’ op de vigerende bestemmingsplannen. Daar is weergegeven op welke wijze dit bestemmingsplan de vigerende bestemmingsplannen aanvult en welke bestemmingsplannen dat betreft.
6.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Kostenverhaal
Kostenverhaal op basis van afdeling 6.4 Wro is niet van toepassing, omdat de beoogde werkzaamheden niet aangemerkt kunnen worden als bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro.
Uitvoerbaarheid
Ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan kan worden gesteld:
-
De aanleg en instandhouding worden op grond van de Elektriciteitswet 1998 gedragen door TenneT TSO B.V.
-
Op 26 januari 2016 is een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten door gemeente en initiatiefnemer TenneT TSO B.V. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
-
Voor de schade (en de daaruit voortvloeiende kosten) aan de openbare voorzieningen, die ontstaan door de werken voor de aanleg en instandhouding, zal een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en TenneT TSO B.V. worden getekend.
-
Voor de bestemmingsplanherziening zijn leges verschuldigd. De verschuldigde leges zijn inmiddels door de initiatiefnemer voldaan.
-
Zakelijk recht door TenneT: Voor de aanleg en instandhouding van de 150kV hoogspanningsverbinding moet TenneT gebruik kunnen (blijven) maken van een strook grond ter plaatse van de ondergrondse hoogspanningsverbinding. Deze strook (de zakelijk rechtstrook) is vastgesteld op basis van het benodigde ruimtebeslag voor aanleg en instandhouding. Daarbij is rekening gehouden met veiligheidseisen. Om gebruik te kunnen (blijven) maken van de grond in deze strook sluit TenneT een zakelijk rechtovereenkomst (inclusief gebruiksovereenkomst) af met de eigenaar, de eventuele overige zakelijk gerechtigden (erfpachters, opstalhouders etc.) en de eventuele persoonlijk gerechtigden (huurder, pachters etc.). In deze overeenkomsten worden de afspraken vastgelegd over het gebruik van de grond en welke vergoeding en welke rechten op toekomstige vergoedingen de rechthebbende van TenneT zal ontvangen. Het zakelijk recht betreft een opstalrecht en is een zelfstandig recht dat een inbreuk vormt op het exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar en de overige zakelijk gerechtigden. In de situatie waarbij de 150 kV kabel de buisleidingenstraat kruist, gelden ter plaatse van de buisleidingenstraat andere voorwaarden. In dat geval wordt geen gebruik gemaakt van een zakelijk recht maar van een privaatrechtelijke overeenkomst. TenneT hanteert bij de vestiging van een zakelijk recht het principe van schadeloosstelling (volledige schadevergoeding) zoals de Belemmeringenwet Privaatrecht die kent. Schadeloosstelling betekent dat de rechthebbenden vóór en ná de vestiging van het zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Schadeloosstelling geschiedt in beginsel ongeacht het moment waarop schade zich voordoet. De schade dient wel een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg te zijn van de vestiging van het zakelijk recht. De schade wordt onderscheiden in vier hoofdcomponenten: vermogensschade op het moment van afsluiten van de zakelijk rechtovereenkomst; inkomensschade; bijkomende schade op het moment van afsluiten van de zakelijk rechtovereenkomst en schade die op het moment van afsluiten van de zakelijk rechtovereenkomst onvoorzienbaar en/of onbepaalbaar is (toekomstschade).
-
Belemmeringenwet Privaatrecht: TenneT tracht op minnelijke wijze met grondeigenaren, overige zakelijk gerechtigden en gebruikers overeenstemming te bereiken over het gebruik van een strook grond (de zakelijk rechtstrook) ter plaatse van de ondergrondse hoogspanningsverbinding door middel van het vestigen van een zakelijk recht. In het geval op minnelijke wijze geen overeenstemming kan worden bereikt, kan voor aanleg en instandhouding van de ondergrondse verbinding een beroep worden gedaan op de Belemmeringenwet Privaatrecht. Middels deze wet kan door de Minister van I&M aan de rechthebbenden op de grond een zogenaamde gedoogplicht worden opgelegd. In artikel 20 van de Elektriciteitswet 1998 is onder meer de toegang tot de Belemmeringenwet Privaatrecht vastgelegd voor de aanleg van elektriciteitsnetten als hier aan de orde.
Voor optredende kosten zijn derhalve de dekkingsmiddelen verzekerd.
Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.
7.2 Handhaafbaarheid
Het beleid en de doelstellingen van het bestemmingsplan kunnen alleen worden gerealiseerd wanneer het bestemmingsplan ook daadwerkelijk gehandhaafd wordt. Dit houdt in ieder geval in dat het plangebied regelmatig wordt gecontroleerd op illegale bouwwerken en gebruiksvormen en er tijdens bouwwerkzaamheden gecontroleerd wordt dat er gebouwd wordt overeenkomstig de verleende vergunning(en). De gemeente zal hiervoor zorgdragen. Deze werkzaamheden passen binnen het handhavingsbeleid van de gemeente en kunnen binnen de bestaande structuren worden uitgevoerd.
De handhaving is gediend met een goed en duidelijk bestemmingsplan. Dit voorkomt immers misverstanden en interpretatiekwesties. Om deze reden is in dit plan gekozen voor gerichte bestemmingen én een duidelijke formulering van de regels. Bovendien bevat de toelichting een heldere beschrijving van het plan en van de regels. De regelingen in het bestemmingsplan zijn mede met het oog op een goede handhaving gemaakt.
Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie En Overleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieueffectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan gepubliceerd in Stadsnieuws op 16 januari 2016.
8.2 Overleg Ex Artikel 1.3.1 Bro
Over het voornemen is overleg gevoerd met de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met organisaties waarbij over de realisatie van de kabelverbinding afstemming plaats moet vinden. Hieronder worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.
Provincie Noord-Brabant Directie ROH
Volgens de verordening Ruimte van de Provincie Noord Brabant kruist het tracé van de ondergrondse hoogspanningsverbinding op diverse plekken de ecologische hoofdstructuur (EHS), ecologische verbindingszone en Groenblauwe Mantel. Het concept bestemmingsplan is daarom voorgelegd aan de Provincie Noord-Brabant voor een reactie. Vanuit de Provincie is aangegeven dat hier gaat om een ruimtelijke ingreep met groot maatschappelijk belang, waarbij het nee-tenzij principe geldt zoals is opgenomen in art. 5.3 van de verordening Ruimte. De provincie vraagt:
-
Zo min mogelijk schade aan te richten aan de EHS en middels onderzoek aan te geven dat het effect op de natuur beperkt is. Daarnaast geeft zij aan dat er een alternatievenafweging voor de aanleg van het tracé dient plaats te vinden.
-
Tevens constateert de provincie dat in het plan bebouwingsregels worden opgenomen terwijl er geen bebouwing wordt opgericht en dat in de regels voor de aanlegvergunning nadrukkelijk de voorwaarde dient te worden opgenomen dat de werkzaamheden geen (onevenredige) aantasting van natuur en landschapswaarden met zich mee mag brengen.
Reactie
-
In het verleden is als alternatief onderzocht om het tracé te laten lopen langs de A58 in oostelijke richting en via de N261 aan te sluiten op de hoogspanningscentrale in Tilburg noord. E.e.a. heeft geen doorgang gevonden en stond in relatie met het voornemen om ter hoogte van A58/N261 een station te bouwen voor uitbreiding/herinrichting van de 380kV bovengrondse hoogspanningsverbinding voor geheel Brabant. TenneT heeft gekozen voor een verbinding met het station Tilburg-West in plaats van nog een verbinding met het station Tilburg-Noord. Omdat het station ter hoogte van de A58/N261 er niet is gekomen en TenneT wel de leveringszekerheid moet kunnen garanderen is er gekozen voor een andere oplossing in de vorm van een ringstructuur. Door gewijzigd inzicht is de netuitbreiding daardoor gepland tussen Tilburg West en Tilburg Zuid. Onderzoek naar het effect op de natuur door de aanleg van de verbinding is als separate bijlage bij de plantoelichting opgenomen. Omdat het tracé enerzijds geboord zal worden op grote diepte en anderzijds het tracé gegraven wordt in de bermen langs de bestaande hoofdwegen, is het effect op en schade aan de natuur minimaal. De planregels schrijven ook voor dat voor zover er bij de aanleg van de leiding schade aan de beschermde gebieden optreedt, deze (cultuurtechnisch) herstelt dient te worden.
-
Vanwege de praktische redenen in de toekomst is in de regels van de dubbelbestemming opgenomen dat uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding en vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Verder is er een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen. De doorvertaling van deze afwijkingsmogelijkheid is gelegen in de vigerende onderliggende bestemmingsplannen. Hierin zijn regels opgenomen die betrekking hebben op en van toepassing zijn op de onderliggende basisbestemmingen. De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding uit dit 'parapluplan' verwijst hiernaar. De bebouwingsmogelijkheden die worden opgenomen hebben derhalve alleen betrekking op het functioneren van de hoogspanningsverbinding vanuit algemeen maatschappelijk belang en anderzijds komen deze voort uit de vigerende bestemmingsplannen waarvoor in het verleden reeds door de provincie 'goedkeuring' is gegeven/mee is ingestemd. Aanlegvergunning: in de planregels (bestemmingsomschrijving) is opgenomen dat bij realisatie van de verbinding geen negatieve effecten mogen optreden op de ecologische waarden en kenmerken van de EHS, Ecologische verbindingszones en Groenblauwe mantel zoals vastgelegd in de Verordening ruimte 2014, dan wel deze ecologische waarden en kenmerken na de realisatie zijn hersteld. Hiermede is geregeld dat de werkzaamheden geen (onevenredige) aantasting van natuur en landschapswaarden met zicht mee mag brengen. Afzonderlijke voorwaarde opnemen in art. 4.4 (aanlegvergunning) is hiermee overbodig.
Brabantwater
Overleg heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2015 met Brabantwater en de Omgevingsdienst. Uit het overleg blijkt dat ter plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied de beschermde en scheidende kleilagen niet doorsneden mogen worden. Deze lagen liggen tussen 25-30m diepte.
Voor het waterwingebied/de 25-jaarszone is een ontheffing nodig indien dieper dan 3m wordt gegraven.
Reactie
Ter plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied zullen de gestuurde boringen (HDD) maximaal 15m diep worden gerealiseerd. Ter plaatse van het waterwingebied wordt het project uitgevoerd door middel van open ontgraving. Deze vinden plaats tot een diepte van 1,5m. De beschermde en scheidende kleilagen worden door het project niet doorsneden. Dit is ook in de planregels voorgeschreven. Voor zover er ontheffingen nodig zijn, zullen deze worden aangevraagd.
Stichting Stadsbomen Tilburg
Op 25 november 2015 heeft overleg plaatsgevonden tussen de Stichting Stadsbomen Tilburg en de gemeente met betrekking tot de realisatie van de hoogspanningsverbinding. De stichting heeft daarbij verzocht om bij de uitvoering van het plan rekening te houden met de volgende zaken:
-
Het aanstellen van een bomenwacht door de initiatiefnemer die gedurende de aanleg van het tracé de in de nabijheid aanwezige bomen 'bewaakt'. Dit houdt in dat zij overleg pleegt met uitvoerder van de werken en mede toezicht houdt bij de opstelling van o.a. keten, plaatsen van materialen en machines/voertuigen in de directe nabijheid van bomen.
-
Overzicht van de bomen in de directe omgeving van het tracé.
-
Overzicht van locaties waar het boortracé bovengronds komt en gegraven wordt.
Reactie
Bij de uitvoering van het plan wordt een bomenwacht aangesteld die gedurende de aanleg van het tracé de in de nabijheid aanwezige bomen 'bewaakt'. Dit houdt in dat deze mede toezicht houdt bij de opstelling van o.a. keten, plaatsen van materialen en machines/voertuigen in de directe nabijheid van bomen.
De inventarisatie van de bomen is op verzoek van de Stichting gemaild. Het overzicht van de boorlocaties is besproken in het overleg van 27 januari 2016 en kan niet op voorhand voor 100% zekerheid worden gegarandeerd aangezien deze definitief in het werk worden bepaald afhankelijk van de omstandigheden.
Rijkswaterstaat
Op 19 januari 2015 en 6 januari 2016 is overleg gevoerd met Rijkswaterstaat, over onder andere de kruising van de kabelverbinding met het Wilhelminakanaal. Aandachtspunt bij de kruising is voldoende diepte onder het kanaal vanwege:
-
damwanden;
-
mogelijke lekkage van het kanaal;
-
toekomstige verdieping van het kanaal.
Tevens is ingegaan op de te hanteren afstand tot de A58 in verband met de beoogde verbreiding van de Rijksweg.
Reactie
Bij de realisatie van de hoogspanningskabel zal aan de technische vereisten van Rijkswaterstaat worden voldaan.
Waterschappen Brabantse Delta en De Dommel
Op 2 december 2015 is de concept planverbeelding aan de waterschapen toegezonden voor een reactie in het kader van de watertoets. Het project is daarna op 20 januari met de waterschappen besproken. Door het waterschap Brabantse Delta is aangegeven dat zij geen kans zien om op het plan te reageren en dat eventueel op het ontwerpbestemmingsplan zal doen, wanneer daar een aanleiding voor is.
Reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
ProRail
Het voornemen is op 2 december 2015 voorgelegd aan ProRail en op 6 januari 2016 besproken. Door ProRail is aangegeven dat de exacte ligging van het tracé minder relevant is. De uitvoering van de kruising zelf is dat wel. Die beoordeling kan pas plaatsvinden na indiening van de vergunningaanvraag inclusief boor-/werktekening.
Reactie
In het kader van de vergunningverlening zal door de initiatiefnemer de kruising met ProRail worden afgestemd.
Gasunie
Op 7 januari 2016 is overleg gevoerd met Gasunie. Een aantal aardgastransportleidingen wordt gekruist. Gasunie geeft aan akkoord te zijn met het bestemmingsplan mits aangetoond wordt dat er geen beïnvloeding plaatsvindt bij de parallelle ligging van de hoogspanningskabel ter hoogte van de A58. Bij haakse kruisingen zijn er geen problemen.
Reactie
Bij de technische detaillering wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de aardgastransportleidingen.
8.3 Burgerparticipatie
Op 25 januari 2016 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in de burgerhal van Stadskantoor 1. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Het verslag van de bijeenkomst is als separate bijlage bij de plantoelichting opgenomen.
8.4 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan Tilburg, herziening 150kV-tracé heeft ter inzage gelegen van maandag 28 maart t/m maandag 9 mei 2016. Tijdens deze periode zijn er 13 zienswijzen ingediend. Twee zienswijzen zijn door vier personen ondertekend en een andere zienswijze door acht personen. In de Notitie behandeling zienswijzen Tilburg, herziening 150kV-tracé, zijn de ingekomen zienswijzen samengevat en is het standpunt van het college van burgemeester en wethouders en de conclusie over de beoordeling weergegeven. Deze notitie is als separate bijlage bij de plantoelichting opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen hebben gesprekken plaats gevonden met omwonenden wat uiteindelijk heeft geleid tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.
NB: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks onder andere naar aanleiding van een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).