Binnenstad 2010, 6e herziening (verbinding Heuvelstraat - Pieter Vreedeplein)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 17-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Binnenstad 2010, 6e herziening (verbinding Heuvelstraat - Pieter Vreedeplein) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2016035-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.7 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.8 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.11 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.12 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.13 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.17 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.18 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.19 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.20 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.
1.21 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld en aan het van rijkswege/gemeentewege beschermde stadsgezicht 'Stadskern Tilburg' in zijn algemeenheid.
1.22 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.24 horeca categorie I (daghoreca)
Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca) waar hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt. Als voorbeelden van categorie I zijn aan te merken: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten.
1.25 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.26 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.27 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.28 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.29 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.30 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.31 poortgebouw
Een gebouw ten dienste van de continuiteit van de straatwand, als belangrijke karakteristiek van het beschermd stadgezicht, gelegen op minimaal 2,20 meter boven het straatpeil.
1.32 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.33 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.34 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.35 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.
1.36 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.
1.37 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.38 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.39 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.40 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.41 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.42 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.43 Wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.44 Wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - Binnenstad
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)´ aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nadat de Omgevingscommissie is gehoord. Tevens kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde nadere eisen stellen aan de situering van deze gebouwen en bouwwerken binnen het beschermd stadsgezicht, nadat de Omgevingscommissie is gehoord.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 luchtvaartverkeerzone
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15m.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Binnenstad 2010, 6e herziening (verbinding Heuvelstraat - Pieter Vreedeplein)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Om een aantrekkelijke Binnenstad te blijven en om groei te accommoderen moet er ruimte voor ontwikkeling van het Kernwinkelgebied in de Binnenstad van Tilburg worden gevonden. Onlangs is het Stedenbouwkundig plan Stadhuisplein en omgeving opgesteld. Een onderdeel van de ontwikkeling van het Kernwinkelgebied is het maken van een verbinding tussen de Emmapassage en het Pieter Vreedeplein. Deze verbinding zal bijdragen aan de versterking en concentratie van het winkelaanbod, revitalisering van de openbare ruimte en een betere combinatie van winkel- en woningaanbod in de Binnenstad. Kortom, het verblijfsklimaat in het hart van onze stad krijgt een grote impuls.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het noordelijke deel van de verbinding te weten de verbinding tussen de Heuvelstraat en het Pieter Vreedeplein.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat een strook gelegen tussen de Heuvelstraat en het Pieter Vreedeplein in het centrum van Tilburg. De verbinding sluit ter plaatse van het pand Heuvelstraat 25 aan op de Heuvelstraat en loopt via een deel van het voormalige VenD pand naar het Pieter Vreedeplein.
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt deels het bestemmingsplan Binnenstad 2010, vastgesteld 20 december 2010.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
Ten behoeve van de gehele verbinding Emmapassage - Pieter Vreedeplein is het Stedenbouwkundig plan
Verbinding Emmapassage - Pieter Vreedeplein Tilburg opgesteld. Dit is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Dit bestemmingsplan gaat over het noordelijke deel van de verbinding. Daarover staat in het stedenbouwkundige plan onder andere het volgende:
"Het noordelijke deel legt de verbinding tussen de Heuvelstraat en het Pieter Vreedeplein. Daarmee vormt het een van de belangrijke noordelijke entrees van het Kernwinkelgebied. Die entree wordt gesitueerd op de locatie van het voormalige V&D pand. Een klein deel van het pand wordt gesloopt ten behoeve van de Verbinding. Het nieuwe warenhuis (Hudson's Bay) krijgt zijn entree aan de verbinding. Ook bij de aansluiting op de Heuvelstraat worden aan de verbinding voordeuren van winkelpanden gesitueerd. Deze aansluiting wordt zo goed mogelijk ingepast in het bestaande straatbeeld: een herkenbare opening, die wordt overbouwd om zich te voegen in de bestaande pandenstructuur.
Boven de winkels worden woningen gesitueerd, geconcentreerd aan het Pieter Vreedeplein. "
De noordelijke verbinding wordt overdekt, maar blijft in contact met de buitenlucht (zwevende overkapping).
De nieuwe Verbinding krijgt een hoogwaardige uitstraling en kwaliteit die herkenbaar is, maar ook past bij het Binnenstadsmateriaal.
Om de ambities voor de totale opgave voor de openbare ruimte waar te maken wordt het ontwerp van de noordelijke verbinding, net als de overige onderdelen, gemaakt in nauw overleg met de supervisor en ter goedkeuring voorgelegd aan de Projectgroep Kernwinkelgebied en de Omgevingscommissie.
Conclusie
Het plan past in de stedenbouwkundige visie voor dit gebied.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk En Provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in bestaand stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet/enkel op hoofdlijnen besproken.
3.3 Gemeente
3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Specifiek voor dit plan geeft de Omgevingsvisie aan:
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 schetst een toekomstbeeld voor de Binnenstad van de 21e eeuw.
De Binnenstad van de 21e eeuw omvat vijf sfeergebieden:
-
een hoogstedelijk gebied met een belangrijk kenniscluster, commerciële creatieve bedrijvigheid en ondernemerschap en leisure (Spoorzone);
-
een commercieel gebied (winkels Heuvelstraat en omgeving);
-
een zakelijk dienstencentrum (rondom banken en Interpolis aan de Spoorlaan):
-
een gebied met creatieve bedrijvigheid, horeca en cultuur (onder andere Veemarktkwartier en Korte Heuvel);
-
een Dwaalgebied met een mix aan wonen, groen, werken en speciaalzaken (rondom Heuvel/ Nieuwlandstraat/ Noordstraat en richting Spoorzone).
Tussen deze identiteiten hebben groen, pleinen en verbindingsroutes het openbaar gebied en de verbinding
tussen de diverse verschillende gebieden sterk verbeterd. Dit heeft de verblijfs-en ontmoetingsfunctie van de Binnenstad van de 21e eeuw flink versterkt. Maar het gaat om meer: beleving en een openbare ruimte waar mensen zich prettig voelen (placemaking). Winkelen is hiervan een belangrijk onderdeel. De binnenstad is verbeterd, met respect voor de bestaande structuur. De aantrekkingskracht en verblijfskwaliteit zijn hierdoor vergroot. Zo is er meer kunst in de openbare ruimte, meer aandacht voor historische uitstraling en parkjes die niet alleen bijdragen aan een prettige leefomgeving maar ook (in)formele ontmoetingen en nieuwe ontwikkelingen uitlokken. De Heuvelstraat is nog steeds de dragende winkel-as. Daaromheen is het winkelgebied versterkt.
3.3.2 Overig gemeentelijk beleid m.b.t. de Binnenstad
Binnenstad van de 21e eeuw (concept, in ontwikkeling)
De Binnenstad van de 21e eeuw is een samenvoeging van de huidige Binnenstad en de Spoorzone.
In deze visie wordt geconstateerd dat de binnenstad populair is om te wonen, te werken en te recreëren (winkelen, evenementen etc.). De Binnenstad moet opnieuw worden uitgevonden om aan meer functies ruimte te bieden. Zo is er naast de ontwikkeling van een toekomstbestendig Kernwinkelgebied behoefte aan aantrekkelijke woonmilieus voor uiteenlopende doelgroepen. Dit gebeurt al in aanpalende gebieden, zoals de Spoorzone en de Piushaven. Tilburg bindt de jonge en startende inwoner al aan de Binnenstad, maar zal gefaseerd ook ruimte bieden voor hogere doelgroepen: de NexT-generation: 25+. Deze 'nieuwe middenklasse' kan worden gebonden met "intensieve laagbouw en comfortabele, moderne stadsappartementen, wonen met werken aan huis, wonen boven winkels of vernieuwende woonconcepten."
Binnenstadsvisie 2011-2020 (Raad, 2011)
In het coalitieakkoord Tilburg 2010-2014 is opgenomen dat de Binnenstadsvisie als vertrekpunt wordt genomen voor de verdere positionering van de Binnenstad en voor een integrale visie over de ontwikkeling van het commerciële hart van de Binnenstad. De Binnenstadsvisie 2011-2020 bepaalt de koers voor de positionering en het ontwikkelingsbeeld van de Binnenstad. Er worden tien ambtieopgaven onderscheiden die bijdragen aan de identiteit en basisvoorwaarden zijn voor de vitaliteit van de Binnenstad.
Vier daarvan hebben een relatie met ruimtelijke kwaliteit.
-
Versterken van de verbindende routes tussen de deelgebieden in de Binnenstad en tussen de huidige Binnenstad en de Spoorzone.
-
Schep een helder kader voor beeldkwaliteit waarbinnen markante gebouwen en ruimten tot ontwikkeling kunnen komen en versterk historische waarden.
-
Versterk de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende delen van de Binnenstad en versterk de hoofdroute voor langzaam verkeer.
-
Verbeter de (sociale) veiligheid van de Binnenstad. Het creëren van monotone, multifunctionele deelgebieden in de Binnenstad is vanuit het oogpunt van sociaal toezicht ongewenst.
Ook zijn zes fysieke ingrepen geformuleerd waaronder één voor het Kernwinkelgebied. In de Binnenstadsvisie is in essentie de gewenste winkelstructuur als 'ladderstructuur' geschetst: "Door toevoeging van detailhandel op de locatie Stadhuisplein en een directe verbinding van de Heuvelstraat ter hoogte van de Pieter Vreedestraat via het Hendrikhof naar de Emmapassage e.o. zal het aantal primaire en secundaire routes
toenemen." Een van de fysieke ingrepen is de in 2016 gerealiseerde Wll-passage, die de Spoorzone verbindt met o.a. het Kernwinkelgebied.
Visie Versterking Kernwinkelgebied (Rijnboutt, 2012)
De Visie Versterking Kernwinkelgebied is een uitwerking van de Binnenstadsvisie 2011-2020. In de visie is geformuleerd hoe het Kernwinkelgebied kan transformeren naar een levendig centrum met een samenhangende ruimtelijke structuur en mooie openbare ruimtes. Belangrijk voor deze ontwikkelstap is de vestiging van een aantal trekkers die door omvang, naamsbekendheid, marketingkracht en klantbenadering een voldoende groot publiek aanspreken en ook tot herhalingsbezoek leiden. Dit heeft naast een impuls voor de differentiatie van het winkelaanbod tevens een structuurversterkende werking en is daarmee aanjager voor herstructurering, vernieuwing en verbetering in andere, aansluitende delen van de Binnenstad. Hiermee is sprake van een lange termijn strategie die ook aanspraak zal doen op creativiteit van en deelname door eigenaren en ondernemers. De opgave is om de verschillende onderdelen aan elkaar te koppelen en een continu stedelijk weefsel mogelijk maken. Voorname detaillering van gebouwen en openbaar milieu is daarbij van belang.
Conclusie
De ontwikkeling past in het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.
Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.
Voor het gehele plangebied geldt welstandsniveau 1 (meer aandachtsgebied). Dit betekent dat hier een volledige welstandstoets plaats vindt. Het plangebied is te omschrijven als een bijzonder gebied of complex (archipunctuurgebied); één van de onderscheiden gebiedstypen in de Welstandsnota. In zo'n gebied is bijzondere aandacht voor stedenbouwkundige en architectonische vormgeving. Het heeft over langere tijd
een inspirerende en stimulerende invloed op een groter gebied. Voor de Binnenstad van Tilburg is specifiek welstandsbeleid. Er zijn (object)criteria met betrekking tot gevelreclame, de architectuur en kleurstelling van panden, luifels, zonneschermen, vanen, vlaggen en vlaggenstokken en rolluiken.
Het plan voor de verbinding is meerdere malen besproken in de omgevingscommissie.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
Inventarisatie.
Historische geografie.
-
Het plangebied ligt op de zuidoostelijke rand van het plateau waarop de oudste akkergronden van Tilburg lagen. Deze akkergronden, waartoe ook de Heuvelse Akkers en De Schijf behoorden, strekten zich uit vanaf de Heuvel tot voorbij de Ringbaan West. Langs de rand van het akkercomplex lagen de belangrijkste nederzettingen waaronder Veldhoven, Korvel, Berkdijk, Kerk en Heuvel.
-
De Heuvelse Akkers, grofweg het gebied tussen de Spoorlaan, Heuvel, Heuvelstraat en Langestraat, behoren tot de ‘oudere’ ontginningen in het huidige centrumgebied. Over de exacte ouderdom is echter nog niets bekend. Hoogstwaarschijnlijk werd hier al in de vroege middeleeuwen geakkerd en mogelijk al sinds de bronstijd gezien de aanwezigheid van een grafveld ter hoogte van de Jan Aartestraat. De Heuvelse Akkers waren gedurende lange tijd in handen van de abdij van Tongerlo die hier al zeker sinds de veertiende eeuw een hoeve hadden.
-
De Heuvelstraat is onderdeel van een prehistorische route door het gebied en wordt in de Middeleeuwen een belangrijk onderdeel van de lintenstructuur tussen de herdgangen Kerk en Heuvel. De route wordt tussen 1656 en 1659 bestraat en heeft in die periode aan weerszijden van de straat spaarzame, veelal agrarische bebouwing die zich steeds meer verdicht.
-
In 1863 wordt ten noorden van het plangebied de spoorlijn aangelegd en een station gebouwd. Het tussenliggende gebied verstedelijkt in de daaropvolgende decennia in hoog tempo waarbij de straatwanden van de Heuvelstraat nagenoeg dicht gebouwd worden. De gebruiksfuncties wijzigen in hoog tempo van agrarisch naar detailhandel.
-
Het gebied van het huidige Pieter Vreedeplein wordt vanaf de periode na 1870 volgebouwd met voornamelijk fabrieksgebouwen die in de decennia na de Tweede Wereldoorlog gesloopt zijn. Vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw wordt het dan grotendeels braakliggende terrein benut als parkeerruimte.
-
Vanaf 2004 wordt er met het begin van de aanleg van het (huidige) nieuwe Pieter Vreedeplein een fase van grootschalige verstedelijking ingezet.
Archeologie.
-
AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de Archeologische Monumenten kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
-
IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden.
-
ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
-
In 2001 en 2004 zijn ten behoeve van de herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein twee archeologische onderzoeken uitgevoerd: BILAN, 2001-2, Standaard Archeologische en Bouwhistorische Inventarisatie en BAAC, evaluatierapport IVO Pieter Vredeplein (proefsleuvenonderzoek), 03.161.
-
Geconcludeerd werd dat de bodem in het plangebied door aftopping, vergravingen en sloopwerkzaamheden nagenoeg geheel verstoord was en dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk was.
-
In 2008 werd door Fontys Hogescholen/BILAN een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek voor het gebied binnen de cityring uitgevoerd. (Tilburg – Centrum Cityring archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek ISSN 1572-3194-2008). Het plangebied maakt deel uit van dit onderzoek. Het deel aan de Heuvelstraat wordt daarbij aangeduid als in onbekende mate verstoord, terwijl het noordelijke deel van het plangebied als zwaar verstoord wordt aangeduid.
-
De verstoring aan de Heuvelstraat dient door middel van een verstoringsonderzoek nader in beeld gebracht te worden.
-
Het verdient aanbeveling om dit verstoringsomvang voor het gehele gebied van de met de totaalontwikkeling van de centrumdoorbraak te laten uitvoeren.
Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen.
-
In het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumenten- verordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.
-
In de nabijheid van het plangebied liggen aan de Heuvelstraat enkele gemeentelijke monumenten: Heuvelstraat 20 en 23.
-
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In de Heuvelstraat liggen diverse panden die opgenomen zijn in het MIP en in het bestemmingsplan zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol.
-
Het plangebied maakt deel uit van het op 2 november 2012 als zodanig aangewezen rijksbeschermde stadsgezicht Stadskern Tilburg en vormt daarvan een centraal deel. Het gebied is van belang vanwege de historische structuur waarbij het pre-stedelijke lintennetwerk in de loop van de twintigste eeuw werd opgenomen in de snel verstedelijkende omgeving. Verder is het gebied een staalkaart van de vele eclectische en nieuwe bouwstijlen die in de periode 1850-1940 in zwang waren.
-
Historische structuren. De Heuvelstraat is een historisch geografische lijn van hoge waarde en is een historische structuur die een belangrijke rol speelde in het middeleeuwse patroon van linten, wegen en paden in Tilburg. Het ontstaan van de weg gaat vermoedelijk terug tot de prehistorie. In 1659 werd de weg als eerste in Tilburg bestraat.
-
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.
-
Voor planrealisatie is de sloop van een in het bestemmingsplan als cultuurhistorisch waardevol aangeduid pand (nr. 25) noodzakelijk. Hiervoor is inmiddels sloopvergunning verleend.
-
De overbouwing/overkapping van de passage is planologisch verankerd. Er is een positief advies van de omgevingscommissie over de bouwkundige invulling. Hiermee kan het nieuwe plan zonder aantasting van de structuur en de karakteristieken van het beschermde stadsgezicht worden ingepast.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. De overbouwing/overkapping van de passage wordt planologisch verankerd door de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie. Daardoor is de bouw afhankelijk van een positief advies van de omgevingscommissie over de bouwkundige invulling. Op deze wijze kan het nieuwe plan zonder aantasting van de structuur en de karakteristieken van het beschermde stadsgezicht worden ingepast.
Voor wat betreft de archeologie is de verstoring aan de Heuvelstraat door middel van een verstoringsonderzoek nog nader in beeld gebracht. zie bijlage 3. De dubbelbestemming Waarde Archeologie kan komen te vervallen.
4.4 Verkeer En Parkeren
4.4.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
-
De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen;
-
alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Specifiek voor dit plan.
De verbinding zal ingericht worden als voetgangersgebied zonder uitzonderingen. Dus de verbinding zal alleen gebruikt worden door voetgangers. In tegenstelling tot b.v. de Heuvelstraat wordt hierop geen uitzondering gemaakt voor b.v. laden en lossen en ander gemotoriseerd verkeer. Dit bestemmingsplan voegt geen functies toe aan het gebied. Er is dus geen sprake van verkeersaantrekkende werking of toename parkeerbehoefte.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Er is sprake van de planologisch mogelijk maken van een overdekt voetgangersgebied in de binnenstad van Tilburg . Toetsing aan de brochure bedrijven en milieuzonering is niet nodig.
5.3 Externe Veiligheid
Er is sprake van het planologisch mogelijk maken van een overdekt voetgangersgebied in de binnenstad van Tilburg . Toetsing aan regel- en wetgeving m.b.t. externe veiligheid is niet nodig.
5.4 Geluid
Er is sprake van de planologisch mogelijk maken van een overdekt voetgangersgebied in de binnenstad van Tilburg. Toetsing aan de wet- en regelgeving m.b.t. geluid is niet nodig.
5.5 Lucht
Er is sprake van het planologisch mogelijk maken van een overdekt voetgangersgebied in de binnenstad van Tilburg . Toetsing aan de wet- en regelgeving m.b.t. lucht is niet nodig.
5.6 Geur
Er is sprake van het planologisch mogelijk maken van een overdekt voetgangersgebied in de binnenstad van Tilburg . Toetsing aan de wet- en regelgeving m.b.t. geur is niet nodig.
5.7 Bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszones wonen.
Uit het historische onderzoek van 9 april 2002 van Geofox is naar voren gekomen dat in de periode 1911-1948 een bakkerij op de onderzoekslocatie gevestigd is geweest. Op de locatie zijn twee HBO-tanks aanwezig geweest. Nadere informatie omtrent deze tanks ontbreekt. In 1948 is een metaalwarenfabriek met verfspuitinrichting op de locatie gevestigd. Tot welk jaar deze aanwezig geweest is, is onbekend. De activiteiten zijn vermoedelijk rond 1970 beëindigd. Momenteel zijn een schoenwinkel en een modezaak op de locatie gevestigd. Gezien de activiteiten die in het verleden op de locatie hebben plaatsgevonden is ter plaatse van de onderzoekslocatie een reële kans op bodemverontreiniging aanwezig. De verwachte verontreiniging dateert vermoedelijk van voor 1975. De meest recente transactie dateert uit 1993.
Uit het vooronderzoek van 13 december 2007 van Tauw ( Peter Vreedepad 18A en Heuvel 23) is het volgende gebleken:
Aan de westzijde van het Pieter Vreedepad bevond zich de V&D, geopend in 1935. In 1966 is brand geweest. Bij de herbouw is het pand uitgebreid naar de overzijde (Oostzijde) van het Pieter Vreedepad, waarbij de aanwezige bedrijfsgebouwen zijn gesloopt. De V&D zelf is geheel onderkelderd, waardoor mag worden aangenomen dat ter plaatse van de onderkeldering aanwezige grondverontreiniging zijn verwijderd.
Conclusie
Omdat van de locatie zelf geen actuele bodemonderzoeksgegevens bekend zijn, dient bij de eventuele verlening van een omgevingsvergunning bepaald te worden of een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.
5.8 Natuur En Ecologie
Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet natuurbeschermingswet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Structuurvisie en Verordening ruimte is vastgelegd.
De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het Natuurnetwerk. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van het Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Boswet. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een onderdeel soortenbescherming (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een onderdeel gebiedsbescherming (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet). De Wet Natuurbescherming voorziet in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast verschuift onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies.
Onder de Wet Natuurbescherming is de bescherming van Natura 2000-gebieden slechts beperkt veranderd ten opzichte van de Natuurbeschermingswet. Het onderdeel soortenbescherming is echter wezenlijk veranderd ten opzichte van de huidige Flora- en faunawet. Ten eerste zijn de soortenlijsten en indeling in beschermingsstatus van veel soorten veranderd. Met uitzondering van vogels gelden voor beschermde soorten slechts twee categorieën, namelijk nationaal beschermd en internationaal beschermd. De bescherming van soorten kan per provincie gaan verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten. Er is dan geen ontheffing nodig voor werkzaamheden. Provincie Noord-Brabant heeft nog geen verordening hiervoor vastgesteld. De verbodsbepalingen in de Wet Natuurbescherming zijn anders geformuleerd dan in de Flora- en faunawet. De toetsing van effecten op beschermde soorten zal daardoor naar alle waarschijnlijkheid veranderen. De gevolgen van de gewijzigde formuleringen zal uit jurisprudentie moeten blijken.
Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg (hierna SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.
Analyse plangebied
Gebeidsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Kampina en Oisterwijkse Vennen op 4.3 km. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Gebeidsbescherming in Verordening Ruimte 2014
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 2,9 km. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbescherming
Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. De ontheffing is als bijlage 2 bij het bestemmingsplan toegevoegd. Om te voldoen aan de ontheffingseisen dient men de maatregelen uit het "Ecologisch Werkprotocol SMP" in acht te nemen. Tevens worden voorzieningen voor vleermuizen opgenomen in de nieuwbouw.
Conclusie
Vanuit de Wet natuurbescherming zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de Wet natuurbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
-
De sloop van de aanwezige bebouwing wordt uitgevoerd conform het Ecologisch Protocol SMP, gekoppeld aan het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg.
-
Tevens worden verblijfplaatsen voor vleermuizen gerealiseerd in de nieuwbouw.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Situatie
Het plangebied is gelegen in centrum in het centrum van Tilburg. Er wordt een openbare, overdekte verbinding gemaakt tussen de Heuvelstraat en het Pieter Vreedeplein. In de bestaande situatie is deze situatie bebouwd (Winkels).
Bestaand watersysteem
Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn de in de bestaande situatie in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1. Gebiedskenmerken
Kenmerk | In plangebied |
Stroomgebied | Voorste Stroom |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte | 700m² |
Terreinhoogte | NAP +14,50m |
Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) | NAP +11,75m - NAP +12,0m |
Ontwateringdiepte | 2,5m |
Bodem | Sterk lemig, matig fijn zand |
Riolering | gemengd stelsel |
Afkoppelgebied | Niet van toepassing |
Oppervlaktewater | - |
Keur beschermde gebieden | gebied valt binnen contouren beregeningsbeleid |
Afvalwater en hemelwater
Het afvalwater en het regenwater worden gecombineerd ingezameld en getransporteerd tot de zuiveringsinstallatie Tilburg. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking; het met regenwater verdund afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.
De referentiesituatie wat de afvoerende oppervlakten betreft is de bestaande situatie. In tabel 2 zijn de bestaande afvoeroppervlakten weergegeven.
Tabel 2. Afvoerende oppervlakten in de bestaande referentiesituatie
Oppervlakten * | Afvoerende oppervlakte (m²) |
Dak | 650 |
Verharding particulier | 50 |
Openbare ruimte | 0 |
Open water(berging) | 0 |
Totaal (m²) | 700 |
* Bron: gbk-T en luchtfoto
Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstand- koming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
Duurzaam watersysteem
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
-
Voldoende ontwateringdiepte;
-
De water- en vochtigheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende voor de nieuwe functie van de ruimte;
-
De vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten;
-
Aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
-
Geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
-
Afdoende bescherming tegen overstroming bij extreem neerslag.
De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.
Afvalwater en hemelwater
Het afvalwater en het regenwater wordt in de nieuwe situatie gecombineerd ingezameld en getransporteerd tot de zuiveringsinstallatie Tilburg. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking; het met regenwater verdund afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.
Het plangebied is bij de referentiesituatie volledig verhard en wordt afgewaterd door middel van de bestaande gemengde riolering. De afvoerende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn bepaald op basis van de verbeelding en bijhorende regels en aannames voor oppervlakten waarvan een variabele oppervlakte afgewaterd kan worden. In tabel 3 zijn deze oppervlakten weergegeven. De afvoerende oppervlakte blijft gelijk ten opzichte van de bestaande / referentie situatie.
Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie
Oppervlakten * | Afvoerende oppervlakte (m²) |
Dak | 700 |
Verharding particulier | 0 |
Openbare ruimte | 0 |
Open water(berging) | 0 |
Totaal (m²) | 700 |
Het toepassen van uitloggende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen, als het regenwater valt op de afvoerende oppervlakten van daken en verharding en verder afstroomt.
Naast vasthouden van het gebiedseigen water is het bergen (inzamelen) van regenwater uitgewerkt in de Tilburgse aanpak. De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is niet significant: de toename van afvoerende oppervlakte is minder dan 2.000 m². Daarom wordt er geen bijzondere compensatiemaatregelen / (bergings)eisen vastgesteld voor deze ontwikkeling. De vuil- en regenwaterafvoer kan direct aansluiten op het bestaande watersysteem. Als de vuil- en waterafvoer van het plangebied in een later stadium ontvlecht wordt, dan is het beter als het vuil- en regenwater binnen het plangebied ook inpandig gescheiden worden. Tot dat moment worden beide afvoerstromen bij de perceelgrens gecombineerd en via de gemengde riolering verder verwerkt.
Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend: als de afvoer- en bergingscapaciteit volledig benut zijn, stijgen de waterniveaus tot het maaiveld. De laag gelegen delen worden als eerst overstroomd. In eerste instantie wordt het regenwater in de openbare ruimte opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende percelen. Afhankelijk van diverse factoren, zoals de locatie ten opzichte van het afvoersysteem, de maaiveldverloop, enz. kan deze overstroming hinder en zelfs schade veroorzaken. Uit de verkenning wateroverlast (WOLK) kan men concluderen dat het plangebied nabij een locatie ligt waarbij bij extreme neerslag kans op wateroverlast is.
Bij de inrichting van het plangebied zal met deze potentiële wateroverlast rekening worden gehouden., De vloerpeilen bij bebouwing wordt voldoende hoog aangelegd (minimaal 15 cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte)) om de kans op onacceptabele schade bij extreme neerslag zo veel mogelijk te verkleinen.
Watertoets
De impact van dit plangebied op het watersysteem is beperkt. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het bij het proces van de watertoets bijhorende water overleg wordt daarom maximaal verkort gevolgd. De opzet van het watersysteem is omschreven in deze waterparagraaf en direct verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft op 28 december 2016 bij brief met kenmerk Z42738/U46722 ingestemd met de waterparagraaf.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
-
Centrum Binnengebied voor een kleine strook ter weerszijde van de doorgang. Deze bestemming is gelijk aan de bestemming die naast de doorgang ligt. Deze strook is opgenomen om zodoende de bouw van zijgevels waar de overkapping op rust mogelijk te maken.
-
Verkeer en verblijf met de aanduiding specifieke bouwaanduiding - overspanningen en overkappingen. Hiermee wordt de openbaarheid van deze doorgang geregeld en de mogelijkheid om deze af te dekken met een overkappingen;
-
Omdat het plangebied gelegen is in het beschermd stadsgezicht Stadskern Tilburg heeft het tevens de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie. De voor 'Waarde - Cultuurhistorie(dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;
Bouwregels
De bouwregels bevatten een regeling ten aanzien van het oprichten van overige bouwwerken in het plangebied.
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Het plan geeft het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan b.v. voor het uitbouwen van naastgelegen panden.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van onder andere de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is de gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerszone geregeld. I.v.m. met het vliegverkeer van en naar vliegveld Gilze - Rijen geldt voor grote delen van Tilburg een maximaal toegelaten hoogte. Deze is echter veel hoger dan de hoogte van de overkapping.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro verplicht de bestemmingsplanwetgever een vast te stellen bestemmingsplan te doen vergezellen door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Dit bestemmingsplan wordt vastgesteld ten behoeve van een door of in opdracht van de gemeente Tilburg te realiseren openbare straat op gemeentelijke grond. De kosten van het bouw- en woonrijpmaken en de door de gemeente te maken Plan- en Apparaatskosten zijn verzekerd door een raadskrediet voor het totale investeringsproject. Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan zullen eventuele planschadeclaims als gevolg van uitvoering van het bestemmingsplan ten laste komen van het investeringsproject.
Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.
Gelet op het vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 16 december 2016 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan is in stedelijk gebied gelegen. Het project ten behoeve waarvan het bestemmingsplan wordt opgesteld, heeft een zeer beperkte ruimtelijke impact. Er zijn dan ook geen provinciale of rijksbelangen mee gemoeid. Het voorontwerpbestemmingsplan hoeft derhalve niet voor vooroverleg te worden toegestuurd.
9.3 Burgerparticipatie
Op maandag 23 januari 2017 heeft in de Cinecitta te Tilburg een inloopavond plaatsgevonden in het kader van het concept bestemmingsplan voor de noordelijke verbinding in het kernwinkelgebied. Hiervoor zijn alle bewoners en ondernemers binnen het verspreidingsgebied van het kernwinkelgebied uitgenodigd (hetzelfde verspreidingsgebied als voor de inloopavond op 20 juli 2016 in De Nieuwe Vorst). Tijdens deze inloopavond is inzicht geboden in de concept verbeelding en de bestemmingsplanprocedure en zijn posters van zowel het totale plangebied van het kernwinkelgebied als het plangebied van de noordelijke verbinding getoond. Tijdens de avond waren ca. 35-40 mensen aanwezig. De aanwezigen hadden de gelegenheid tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Tevens waren vragen-/reactieformulieren aanwezig waarop men hun vraag en/of reactie kwijt kon. Van deze formulieren heeft men geen gebruik gemaakt. Wel is aan de aanwezige gemeentelijke medewerkers een aantal vragen gesteld die specifiek betrekking hebben op de noordelijke verbinding, namelijk over de locatie en breedte van de verbinding, de overkapping, de locatie van de winkelentree's en etalages, het ontwerp van de gevels en het poortgebouw, de aanhechting met het Pieter Vreedeplein en de gevolgen voor het Pieter Vreedepad. Daarnaast zijn vragen gesteld met betrekking tot de procedure, de reden voor het opknippen van de bestemmingsplannen en wanneer het bestemmingsplan en de nieuwe verbinding gereed zijn. Tot slot zijn vragen gesteld over ontwikkelingen die buiten dit bestemmingsplan vallen, namelijk over de geplande woontoren aan het Pieter Vreedeplein, het expeditieterrein, parkeren, de zuidelijke verbinding en het pand waar de Hema in gevestigd is. De vragen zijn direct tijdens de inloopavond beantwoord en behoeven geen nadere uitwerkingen dan wel aanpassingen.
Eerder zijn de plannen m.b.t. het kernwinkelgebied met diverse belanghebbende organisaties besproken. .
Daarnaast is er op 20 juli 2016 een inloopavond geweest en is er op 14 september 2016 een stadsgesprek geweest georganiseerd door CAST.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van13 maart tot en met 24 april 2017. Tijdens deze periode zijn er 6 zienswijzen ingediend.
De zienswijzen hebben vooral betrekking op de gevolgde procedures te weten eerst verlenen van omgevingsvergunning en daarna het bestemmingsplan ter inzage, de aantasting van het beschermd stadsgezicht, de breedte van de verbinding, de relatie met de Pieter Vreedestraat, de vormgeving van de verbinding en de veiligheid. In de bijgevoegde "Notitie behandeling zienswijze" (bijlage 4) wordt nader op de zienswijzen ingegaan. De zienswijzen zijn gedeeltelijk gegrond en leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan voor wat betreft de toelichting op het punt van de Uitvoerbaarheid en archeologie en de regels met name voor wat betreft een afwijkingsmogelijkheid van de eis om 80% van de voorgevel in de voorgevelrooilijn te plaatsen.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).
Bijlage 1 Luchtvaartverkeerzone - Funnel
Bijlage 1 luchtvaartverkeerzone - funnel
Bijlage 2 Bedrijvenlijst Functiemenging
Bijlage 2 Bedrijvenlijst functiemenging
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan
Bijlage 2 Gebiedsontheffing Flora En Fauna
Bijlage 2 Gebiedsontheffing flora en fauna
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek