KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
Artikel 5 Wonen - Gestapeld
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Juridisch-planologische Situatie
1.3 Het Plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Gebiedsbeschrijving
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Volkshuisvesting
4.5 Groen En Speelruimte
4.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieuhinder Bedrijven
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Geluid
5.5 Lucht
5.6 Geur
5.7 Bodem
5.8 Trillinghinder
5.9 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
7.2 Standaard Bestemmingsplansystematiek
7.3 Bestemmingen En Aanduidingen
7.4 Algemene Regels
7.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 3 Luchtvaartverkeerzone-ihcs
Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-ils
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Cat 1, 2
Bijlage 1 Inventarisatie Van Risicobronnen En Verantwoording
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 4 Onderzoek Parkeerbehoefte Sociale Huurwoningen Tilburg
Bijlage 5 3d Impressies Straatbeeld
Bijlage 6 Bezonningsstudie
Bijlage 7 Advies Brandweer Midden- En West Brabant
Bijlage 8 Verslag Burgerparticipatie Bewonersavonden
Bijlage 9 Trillingonderzoek Ten Gevolge Van Railverkeer
Bijlage 10 Parkeeronderzoek Oegstgeeststraat
Bijlage 11 Notitie Behandeling Zienswijzen

Reeshof Stationsgebied 2013, 2e herziening (Oegstgeeststraat)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 02-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013, 2e herziening (Oegstgeeststraat) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017006-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 7.2 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentenverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.14 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.15 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.16 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijzonder kwetsbaar object

Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra zoals omschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg ('veilig en verantwoord ontwikkelen').

1.20 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.21 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.24 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.28 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.29 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.30 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.31 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.32 dove gevel

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.35 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.36 geluidsscherm

Geluidwerende voorziening van hard materiaal (beton, glas e.d.).

1.37 geluidswal

Geluidwerende voorziening van aarde.

1.38 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.39 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.40 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.41 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.42 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.43 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.44 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. seksuele en erotische dienstverlening;

  2. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;

  3. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;

  4. horeca.

1.45 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.46 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.47 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.48 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.49 logiesgebouw

Een verblijfsgebouw waarbij het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen centraal staat, niet zijnde een maatschappelijke voorziening.

1.50 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.51 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.52 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,

waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.53 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.54 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies, geluidwerende voorzieningen, zonnepanelen e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.55 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.56 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.57 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.58 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.59 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.60 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.

1.61 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.62 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.63 sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, zoals omschreven staat in artikel 1.1.1 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.64 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.65 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.66 studentenhuisvesting

Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.

1.67 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.68 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.69 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.70 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.71 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.72 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.73 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.74 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.75 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.76 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.77 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.78 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen - Gestapeld

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Hoofdtoegang woningen

7.2 Parkeerregeling

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage 2 Parkeernormen, dan wel -indien deze parkeernormen gedurende de planperiode worden gewijzigd- te voldoen aan die gewijzigde parkeernormen;

  2. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 luchtvaartverkeerzone

9.2 geluidzone - spoor

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' de volgende regels:

  1. voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:

  1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;

  2. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - spoor' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

9.3 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:

  1. er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;

  2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;

  3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;

  4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' projecteren;

  5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer-Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;

  1. er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;

  2. na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

11.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

11.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m².

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  4. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013, 2e herziening (Oegstgeeststraat)

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan

worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de

visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke

situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en

randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De

toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

De afgelopen jaren is de druk op de woningmarkt toegenomen, vooral voor degenen die op zoek zijn naar een betaalbare woning. Om verschillende redenen neemt de behoefte aan woningen in het goedkope segment toe. In het convenant dat de gemeente Tilburg met de corporaties heeft gesloten voor de periode 2015-2020 (Convenant Wonen) is opgenomen dat partijen in deze periode de ambitie hebben om 800 nieuwbouwwoningen in het betaalbare segment toe te voegen. Hiervoor is de Taskforce Betaalbaar Wonen opgericht. Op 12 januari 2016 heeft het college besloten om de locatie aan de Oegstgeeststraat aan te bieden voor ontwikkeling binnen de Taskforce. De convenantsperiode loopt van 2015 tot 2020.

De locatie aan de Oegstgeeststraat is tot op heden niet bebouwd en ligt braak. In voorgaande

bestemmingsplannen is reeds een bebouwingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van gemengde functies

met uitzondering van het bouwen van appartementen. Om het bouwen van appartementen mogelijk te maken

is er een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van 81 appartementen op deze locatie. Het betreft het perceel sectie AG, nr. 7654.

[image]

Locatie plangebied aan de Oegstgeeststraat

1.2 Juridisch-planologische Situatie

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2014. Het perceel is binnen dit bestemmingsplan bestemd als Gemengd. Omdat

binnen deze bestemming geen gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan, is deze herziening van

het bestemmingsplan opgesteld en vervangt hiermee gedeeltelijk het vigerende bestemmingsplan Reeshof Stationsgebied 2013.

1.3 Het Plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de spoorlijn Tilburg - Breda en de Oegstgeeststraat. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door de Reeshofweg en aan de westzijde door de Dalemdreef.

[image]

Situering plangebied binnen de wijk Reeshof

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied ligt in het Stationsgebied van stadsdeel Reeshof, in het deelgebied Knoop Dongewijk. Het Stationsgebied Reeshof is bedoeld voor andere functies dan wonen en voor andere, meer stedelijke woningtypes (gestapelde woningen), één en ander in aanvulling op de rest van de Reeshof dat voor het overgrote deel uit grondgebonden woningen bestaat.

In het Stationsgebied Reeshof, dus ook in het onderhavige plangebied, is meer stedelijke bebouwing in een hogere bebouwingsdichtheid dan in de rest van de Reeshof stedenbouwkundig gemotiveerd en gewenst.

[image]

Reeshof Stationsgebied: Overzichtskaart

Het stedenbouwkundig planconcept voor Knoop Dongewijk bestaat uit vijf bouwlocaties, die van elkaar gescheiden worden door middel van een plantsoen. De drie middelste bouwlocaties vormen het plangebied en zijn uitgewerkt in drie bouwblokken voor gestapelde woningen (appartementen). De buitenste bouwlocaties vallen nu buiten het plan. Het is op dit moment nog niet bekend wat de invulling in de toekomst zal zijn voor de buitenste bouwlocaties.

[image]

Reeshof Stationsgebied: Stedenbouwkundig planconcept

Bebouwing

Het plangebied voorziet in drie van de vijf bouwblokken uit het stedenbouwkundig planconcept voor Knoop Dongewijk. Hierbij is gekozen voor een stedenbouwkundige opzet met bouwblokken van maximaal 15 meter hoogte, geprojecteerd haaks op de spoorlijn. Deze positionering komt voort uit de opgave om enerzijds de bouwblokken akoestisch verantwoord te situeren vanwege het spoorweglawaai. Een andere situering van de woonblokken evenwijdig aan het spoor is vanuit het oogpunt van woonkwaliteit vanwege het spoorweglawaai niet mogelijk. Anderzijds is ook vanwege veiligheidswetgeving situering van de woonblokken binnen 30m vanaf de buitenste spoorstaaf van de spoorlijn niet mogelijk.

De gekozen situering van de woonblokken haaks op de spoorlijn heeft de volgende ruimtelijke consequenties:

  1. door de gekozen opzet staan de bouwblokken op kortere afstand tot de bestaande bebouwing van Dongewijk Zuid geprojecteerd dan op basis van het vigerende bestemmingsplan mogelijk is. De afstand tot de bestaande bebouwing is teruggebracht van 25,5 meter uit het geldende bestemmingsplan tot circa 20,5 meter binnen dit nieuwe bestemmingsplan. Ook liggen de bovenste twee verdiepingen in dit nieuwe bestemmingsplan geen 4,50m meer terug ten opzichte van de onderbouw. Zie onderstaande dwarsdoorsnede.

  1. door de gekozen opzet is de onderlinge afstand tussen de bouwblokken riant te noemen, namelijk circa 43,5 meter. Op basis van het vigerende bestemmingsplan bestaat echter de mogelijkheid om, naast de bebouwingssuggestie met vijf bouwblokken uit het stedenbouwkundig concept, de strook over de gehele lengte te bebouwen in grotendeels aaneengesloten bebouwing. Het stedenbouwkundig planconcept met vijf blokken waarvan deze gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan een invulling vormt, laat meer ruimte over voor het aanleggen van openbaar groen. De ruimten tussen de bouwblokken zal worden ingevuld met openbaar groenparkjes waarbij parkeren is uitgesloten. Vanuit de hofjes ontstaat een doorkijk richting het zuiden. Zie Bijlage 5 3D impressies straatbeeld.

[image]

Dwarsdoorsnede met bebouwing in nieuwe situatie en in vigerende situatie

Uit bovenstaande volgt dat de nieuwe bebouwing dichter op de bestaande bebouwing geprojecteerd wordt dan volgt uit het vigerende bestemmingsplan. Onderzocht is of dit stedenbouwkundig verantwoord is. In dat verband is een bezonningsstudie (Bijlage 6 Bezonningsstudie) uitgevoerd, waarbij de schaduwwerking van de nieuwe bouwblokken op de omgeving en met name op de aanliggende percelen in beeld is gebracht. Op basis van deze studie kan geconcludeerd worden dat de schaduwwerking op de bestaande percelen beperkt is. Daarnaast wordt opgemerkt dat bij de nu gekozen opzet met drie bouwblokken, die relatief ver uit elkaar staan, sprake is van een meer open bebouwingsstructuur in plaats van een ontwikkeling met meer wandvorming langs de Oegstgeeststraat. Hierdoor ontstaat in het lengteprofiel van de Oegstgeeststraat juist meer "lucht". De beperkte mate van bebouwing en de brede onbebouwde zones die hiervan het resultaat zijn hebben daarmee een positief effect op de ruimtelijke kwaliteit in de straat. Daarnaast wordt zo ook ruimte gevonden om flinke plantsoenen aan te leggen tussen de appartementen die bijdragen aan een prettig woonmilieu voor de nieuwe bewoners en voor de zittende bewoners. Gelet op het dwars- én het lengteprofiel kan vanuit stedenbouwkundig oogpunt de conclusie worden getrokken dat de bebouwingsopzet verantwoord is en sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Groen

Behalve bebouwing speelt ook de openbare (verblijfs-) ruimte een belangrijke rol in het Stationsgebied van Reeshof. In het nu voorliggende plan is dit vertaald in de plantsoenen die tussen de verschillende bouwlocaties/bouwblokken worden aangelegd. Met de bestemming 'Groen' wordt deze groene invulling vastgelegd. Op deze wijze wordt met dit plan in ruime mate bijgedragen aan een passende verblijfskwaliteit en zal er sprake zijn van een relatief ontspannen woonmilieu met veel groen.

Verkeer

Het plangebied wordt voor autoverkeer ontsloten op de Oegstgeeststraat die aan de westzijde uitkomt op de Dalemdreef, een van de hoofdwegen van Reeshof. De Oegstgeeststraat is 30km gebied. Het parkeren wordt opgelost in een parkeerstraat gelegen tussen de geluidwal langs de spoorlijn en de appartementen. Deze parkeerstraat wordt ontsloten op de Oegstgeeststraat. Het bouwplan genereert dermate weinig (auto)verkeer dat dit probleemloos op de Oegstgeeststraat afgewikkeld kan worden.

Het langzaam verkeer (voetgangers en fietsers) zal gebruikmaken van de Oegstgeeststraat en het daarlangs gelegen voet- en fietspad. Vanaf daar kan men direct naar de woonblokken lopen of fietsen.

Voor het parkeren zijn de parkeernormen uit het Tilburgs Verkeers- en Vervoers Plan (TVVP) van toepassing. Vanwege de doelgroep voor huur van de appartementen blijkt uit onderzoek dat de vastgestelde parkeernorm uit het TVVP voor soortgelijke sociale woningbouw te hoog is. Het onderzoek waarbij naar deze wooncomplexen van de corporaties wordt verwezen, is als Bijlage 4 onderzoek parkeerbehoefte sociale huurwoningen Tilburg toegevoegd. Op grond van het parkeerbeleid kan worden afgeweken van de parkeernorm indien voor een bepaalde functie een norm ontbreekt. Voor de aangepaste parkeernorm zal daarom de parkeernorm uit het CROW worden gehanteerd.

In de nieuwe parkeerkeernormen van Tilburg, die in de tweede helft van 2017 worden vastgesteld, wordt deze

norm voor sociale woningbouw opgenomen. De gehanteerde parkeernorm is 1,0.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.

3.2.3 Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.

Relatie met het plangebied

De planlocatie Oegstgeeststraat (Reeshof), waarbij 81 appartementen in 3 torens van 5 bouwlagen in het kader van de gemeentelijke opgave intensivering sociale woningbouw worden gebouwd, betreft inbreiding in bestaand stedelijk gebied. In het plan –gelegen naast NS-station Reeshof– is rekening gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar centrum-stedelijk wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, met/nabij functiemenging met stedelijke voorzieningen, ruimtelijke complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid.

In de paragraaf Volkshuisvesting is weergegeven hoe het aantal te bouwen woningen in de regio is toebedeeld

aan de gemeente Tilburg.

Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.

Inhoud van de Structuurvisie
Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.


Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied.

De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

3.3.2 Verordening ruimte

Provinciale Staten hebben naast de Structuurvisie een Verordening ruimte vastgesteld. Deze wordt regelmatig gewijzigd en aangepast aan nieuw beleid. In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;

  • stedelijke ontwikkelingen;

  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;

  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;

  • overige ontwikkelingen in het buitengebied.

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen.

Relatie Verordening ruimte met plangebied

Volgens de Verordening ruimte is het plan gelegen in stedelijk gebied.

3.4 Gemeente

3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie

  • de Regiostrategie

  • de Stadsstrategie.

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Hoogbouw

In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de Raad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. Deze Handreiking vervangt de Handreiking uit 2007.

Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw willen we realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kunnen we verdichting mogelijk maken en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.

De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan. De Handreiking is door de raad vastgesteld op 11 september 2017.

4.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.

Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.

Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Historische geografie

  • Het plangebied ligt aan de noordzijde van de spoorlijn Tilburg-Breda en wordt begrensd door de Oegstgeeststraat in het noorden, en de spoorlijn in het zuiden.

  • De Knoop ligt ten zuiden van het voormalige landgoed Reeshof en ten oosten van de Bijster. Dit gebied ligt centraal in de voormalige Tilburgsche Heide, doorsneden door de Donge, en vormde het middendeel van een uitgestrekt heidegebied ten westen van Tilburg tussen de gemeenten Loon op Zand, Dongen, Hulten en Riel. Een restant van dit grote heidegebied is bewaard gebleven als de Hultensche Heide ten noorden van het spoor en Witbrant Oost.

  • De Tilburgse Heide was van oorsprong doorspekt met grote, relatief ondiepe vennen zoals de Blaak, de Witten Brand, De Hoge en lage Witsie, het Zwartven en het Leikeven, evenals talrijke kleinere drassige laagten zoals de Stoorblaak bij het Kraaiven. De locatie ligt ten oosten van het beekdal van de Donge.

  • De nattere gronden langs de Donge, ten westen en noordwesten van het plangebied, waren eertijds ruigte en werden gaandeweg in gebruik genomen als grasland, deze drassige Bijster (woeste, verwilderde, onvruchtbare grond) wordt reeds vermeld sinds begin zestiende eeuw.

  • Het hoger gelegen heidegebied werd eerst (her)ontgonnen in de jaren 1760. Het plangebied behoorde van dan af tot het landbouwareaal van de Reeshof. Op de historische kaart zijn duidelijk diagonale ontginningssloten ten noorden van het huidige spoor te zien. Na het wegkwijnen en de sloop van de Reeshofhoeve (ca. 1815) werd het landgoed letterlijk gevierendeeld en bleef het in gebruik als bos en weiland of heide. Tussen de jaren 1920-1980 werden door ruilverkaveling de verschillende agrarische percelen samengevoegd tot een grote kavel die voor de aanleg van het stadsdeel Reeshof nog in gebruik waren ten behoeve van de maïsteelt.

  • In het plangebied is geen historische bebouwing bekend.

  • In 1978 werd in een agrarisch gebied aan de westkant van Tilburg begonnen met de aanleg van de vinex-wijk De Reeshof. De wijk bestaat uit een tiental deelwijken. Aan de zuidelijke uitbreidingen Koolhoven en Witbrand wordt sinds enkele jaren gewerkt.

4.3.2 Archeologie

  • Het plangebied ligt op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in een gebied met lage trefkans.

  • Het plangebied ligt op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ArWaTi) in een gebied met middelhoge verwachting.

  • Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een terrein dat vermeld staat op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

  • Als archeologische microregio is dit heide- en vengebied in hoofdzaak bekend om zijn rijke mesolithische vondstgeschiedenis. Langs en nabij de vennen in de Tilburgse Heide en in het beekdal van de Donge zijn diverse laatpaleolithische en mesolithische vondsten en sites bekend. De sites van Lepelare Zand en Kraaiven behoren zelf tot de grootste mesolithische sites van Nederland. Neolithische vondsten zijn bekend bij zowel de Hoge Witsie als bij de Voldijk. Echter geen steentijdvondsten zijn bekend in de directe omgeving van de Knoop.

  • Bij het Reeshofpark zijn de restanten van het landgoed Rey´s Hof of Reeshof, deels opgegraven. Op recente luchtfoto´s (2002-2003) zijn nog steeds lineaire landmarks in de begroeiing waarneembaar. Dit zijn mogelijk de aan het maaiveld onzichtbare restanten van de oude ontginningswegen en sloten van het landgoed die op historische kaarten zijn weergegeven tot in het plangebied.

  • Nabij het landgoed is een oudere vondst van twee bronzen bijlen bekend (bronstijd).

  • Voor het beheerbestemmingsplan Reeshof-West is het plangebied in 2006 door Fontys Hogescholen Bilan onderzocht: H. van Dijk & E. de Boer. Van Elle Bunders tot Witbrant. Tilburg (NB) – Reeshof-West. Archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek, BILAN 2006/162. Uit dit onderzoek blijkt dat aan de gronden in het plangebied geen tot een lage archeologische verwachting moet worden toegekend.

  • In het vigerende bestemmingsplan is aan de gronden van het plangebied geen dubbelbestemming waarde archeologie toegekend.

  • Archeologisch vervolgonderzoek is in het plangebied dan ook niet noodzakelijk.

4.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen.

  • In dit plangebied liggen geen beschermde monumenten, geen MIP-panden en geen panden of objecten van cultuurhistorische waarde.

  • Ruim ten noorden van het plangebied ligt het gemeentelijk monument Kamerikstraat 15; een boerderij die in oorsprong tot de late negentiende eeuw teruggaat.

  • De Reeshofweg, de spoorweg en het onbenoemd pad langs de westelijke rand van de Hultensche Heide (aan het oostelijk uiteinde van de Kronenbergstraat) worden op de Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant aangeduid als historisch-geografische lijnen met redelijk hoge waarde.

  • Historisch groen: niet van toepassing op deze locatie.

4.3.4 Conclusie

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.

Voor wat betreft de archeologie is vanwege de lage archeologische verwachting op de planlocatie geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

4.4 Volkshuisvesting

4.4.1 Zorgvuldig ruimtegebruik

Conform Artikel 2.1 en 3.3 van de provinciale Verordening ruimte dient een verantwoording opgenomen te worden hoe de planontwikkeling zorgt voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, in het bijzonder beantwoordt aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierna wordt ingegaan op zorgvuldig ruimtegebruik.

De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten jaarlijks in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit 2014.

In de planperiode 2016-2026 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.700 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden er regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt, getuige de afspraak waarbij Tilburg van de eigen opgave 730 woningen beschikbaar stelt aan een drietal buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tot 2020.

Zeker tot omstreeks 2030 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo’n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 w/jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ligt momenteel lager als gevolg van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden.

Hiermee is de regionale behoefte aangetoond en wordt voldaan aan de eerste trede van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).

4.4.2 WoonVisie en Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek / KWBO

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de WoonVisie is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.

Centraal in de WoonVisie –met de horizon op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, individualisering, zelfredzaamheid & betaalbaarheid, identiteit/ beleving); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving/woonmilieu.

De woningbouwopgave die Tilburg in voornoemde context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve samenstelling daarvan (o.m. woonmilieudifferentiatie), maken het nodig om ons soms ook te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied.

Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt, naar analogie van de rijksoverheid, onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk), waarbij –in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.

De planlocatie Oegstgeeststraat (Reeshof), 81 appartementen in 3 gebouwen van 5 bouwlagen in het kader van de gemeentelijke opgave intensivering sociale woningbouw, betreft inbreiding bestaand stedelijk gebied. In het plan –gelegen naast NS-station Reeshof– is rekening gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar centrum-stedelijk wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, met/nabij functiemenging met stedelijke voorzieningen, ruimtelijke complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid.

Het periodieke Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012 / actualisatie 2014) toont de behoefte aan het Centrum-Stedelijk woonmilieu onmiskenbaar aan. Zo blijkt de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in ruim 20% van de gevallen uit te gaan naar een (centrum-) stedelijk woonmilieu, waarmee burgers met specifieke leefstijlen beter worden bediend. Tot 2025 betreft dat een woningvraag van zo'n 2.200 woningen in dit woonmilieutype.

Met het vorenstaande is ook de vraag met betrekking tot trede-2 van de ladder beantwoord, namelijk de vraag of (een deel van) de regionale behoefte op te vangen is binnen bestaand stedelijk gebied.

4.4.3 Woonkwaliteiten

Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds komt dit voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening en vergrijzing, anderzijds heeft dit te maken met de verander(en)de klantvraag, die ook steeds kwalitatiever van aard is. Aspecten waarop met name lokaal sturing plaatsvindt, zijn het aandeel appartementen in bouwplannen, het aandeel goedkope huurwoningen, de beschikbaarheid van kavels voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw, de levensloopbestendigheid van de nieuwbouw en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW).

  1. Leefstijl/"woonwereld"

Het KWBO geeft inzicht in de zgn. "harde" kenmerken (i.c. huishoudens- en woningkenmerken, verhuisplannen enz.). Aanvullend biedt het leefstijlonderzoek van SmartAgent (2013) informatie over de drijfveren van mensen in het gedrag dat zij vertonen en de keuzes die zij maken, oftewel inzicht in de normen/waarden- en belevingsaspecten (de "zachte" kant) van burgers op de woningmarkt.

Samen leveren beide onderzoeken aanknopingspunten voor doelgroep-segmentatie/-specialisatie, uitmondend in een achttal "woonwerelden". Aldus kunnen omgevings-/locatiekenmerken en consumentenvraag optimaal op elkaar worden afgestemd in het te ontwikkelen woonproduct(gamma) (1).

(1)Begin 2014 is het eerste Regio-WBO Hart-van-Brabant uitgevoerd. Dit betreft onderzoekstechnisch gesproken een synthese van het Tilburgse KWBO en het SmartAgent leefstijlonderzoek. Met betrekking tot Tilburg zijn de data van de reeds plaatsgevonden lokale onderzoeken, resp. uit 2012 (KWBO) en 2013 (SmartAgent), nader bewerkt en getoetst om tot vergelijkbaarheid en (actuele) integratie in de Regio-WBO-rapportage te komen.

Het bouwplan Oegstgeeststraat biedt ruimte voor stedelijk wonen in de directe invloedssfeer van de NS-voorstadhalte en het voorzieningencluster ter plaatse; voornamelijk voor mensen behorend tot de rode leefstijl.

  1. Toetsingskader nieuwbouw-appartementen

De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

Het plan Oegstgeeststraat voldoet aan de toetsingscriteria voor nieuwbouwappartementen.

  1. Aandeel goedkope huurwoningen

Om omvang en spreiding, als ook de kwaliteit van de voorraad aan goedkope/betaalbare (huur)woningen optimaal te houden, wordt bij –vooral grotere– gebiedsontwikkelingen aangestuurd op een per locatie te bepalen productie-aandeel goedkope woningen.

Deze woningen maken specifiek deel uit van de intensiveringsopgave goedkope nieuwbouw (i.c. 'Taskforce sociale woningbouw')

  1. Levensloopbestendige nieuwbouw (/ wonen met zorg)

De huisvesting van zorgbehoevenden (m.n. ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.

Daarenboven bestaat het streven dat er voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het concept van de Servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.

In dit plan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw invulling gegeven. Voor concrete ontwerphandreikingen wordt verwezen naar de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1.

  1. Politiekeurmerk Veilig Wonen

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.

Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.

Het plan Oegstgeeststraat zal aan het Politiekeurmerk voldoen.

4.5 Groen En Speelruimte

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

[image]

Boomwaardezoneringskaart

Verantwoording bomennota in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Indien van toepassing zijn bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen op een bijlagekaart (boomwaardekaart) in het bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt vervolgens verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

Relatie met bestemmingsplan

Langs de Oegstgeeststraat zijn bomen aanwezig. Vanwege de omvang van de bomen worden deze bomen echter niet aangemerkt als 'monumentale bomen' en ook niet als 'potentieel waardevolle bomen'. Het opnemen van de boomwaardekaart en de bescherming van deze bomen in de regels is niet van toepassing.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken ne op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).

4.5.4 Groen in het plangebied

In het bestemmingsplan is mede gelet op het spoorweglawaai en het veiligheidsapect als stedenbouwkundige opzet gekozen voor het situeren van de bouwblokken haaks op de spoorlijn. De gronden gelegen tussen de bouwblokken worden aangelegd met openbaar groen om zowel de verblijfskwaliteit vanuit de nieuw te bouwen appartementen als vanuit de omgeving te optimaliseren. Er is bewust voor gekozen om de bouwblokken niet te situeren recht tegenover de zijstraten om zo het zicht vanuit deze straten op het openbaar groen te behouden.

4.6 Verkeer En Parkeren

4.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

4.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en auto's in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

  • voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;

  • in de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;

  • het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;

  • het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;

Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.

4.6.3 Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en is de berekeningsmethode vastgelegd.

Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernormen. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is er voor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

4.6.4 Uitwerking verkeer en parkeerregeling in bestemmingsplan

Ligging plangebied:

Het plangebied ligt in het westen van Tilburg, In het stationsgebied van de wijk Reeshof .

Openbaar vervoer:

Het gebied is zeer goed met openbaar vervoer bereikbaar.

Aan de oostzijde ligt op een loopafstand van 150 á 300 meter het NS-station Reeshof, waar ook bushaltes aanwezig zijn. Het station is via een brug over de Reeshofweg voor langzaam verkeer te bereiken.

Fietsroutes:

Aan de oostzijde ligt de Reeshofweg waarlangs een sternetfietsroute loopt. In het plangebied ligt een fietsverbinding welke het plangebied via een fietsbrug over de Reeshofweg verbindt met het stationsplein en aan de westzijde met het fietspad richting de grote Beemd.

Aan de noordzijde is op geringe afstand de snelfietsroute tussen Tilburg centrum en Breda gepland.

Wegenstructuur en ontsluiting

Aan de noordzijde ligt de Oegstgeeststraat welke aansluit op de gebiedsontsluitingsweg Dalemdreef waar een maximaal toegestane snelheid geldt van 50 km/h. De Oegstgeeststraat is een erftoegangsweg in een 30 km-zone.

[image]

Ontsluiting appartementen en wegenstructuur

De parkeerplaatsen behorende bij de appartementen worden volgens plan ontsloten op de Oegstgeeststraat, met twee aansluitingen. De westelijke aansluiting is gepland tegenover Oegstgeeststraat 257 t/m 271. De oostelijke ontsluiting kan worden gerealiseerd tegenover Oegstgeeststraat 1 t/m 15 of Oegstgeeststraat 53 t/m 83. Eén en ander volgt uit het overleg met de klankbordgroep.

wegenstructuur

De locatie is vanaf de hoofdstructuur, de Reeshofweg en de Dalemdreef direct bereikbaar via de Oegstgeeststraat. Als alternatief kan de locatie ook via de Obdamstraat bereikt worden. Deze route is echter niet sneller als via de Oegstgeeststraat. Het extra verkeer zal zich dus concentreren op de Oegstgeeststraat.

Zowel de verkeersontsluiting van de appartementenop de Oegstgeeststraat als de aansluiting op de gebiedsontsluitingswegen leveren verkeerstechnisch geen problemen op.

Verkeerskundige afweging

Op basis van de kencijfers van het CROW zullen de 81 woningen 268 motorvoertuigbewegingen per dag genereren. Dat zijn aankomsten en vertrekken samen, het betreft dus 134 auto’s per dag. Maximaal 10% van de verkeersbewegingen vindt plaats in het drukste uur, wat neerkomt op 27 voertuigbewegingen.

In de Oegstgeeststraat rijden ter hoogte van de Dalemdreef volgens het verkeersmodel ongeveer 800 motorvoertuigen per dag. Omdat de Oegstgeeststraat een doodlopende weg is waarvandaan gelijkmatig woningen en garageboxen ontsloten worden, neemt de intensiteit af in oostelijke richting.

Op het drukste deel van de Oegstgeeststraat zullen er per dag na de realisatie van de nieuwe woningen 1070 auto's gaan rijden.

[image]

Overzicht verkeersintensiteiten

Per saldo is de etmaalintensiteit op de Oegstgeeststraat ruimschoots acceptabel, ook na de bouw van de woningen aan de Kronenbergstraat.

Vanwege de bocht in de Dalemdreef is het niet mogelijk om voldoende verkeersveilig een extra aansluiting op deze weg te maken. De bestaande aansluiting van de Oegstgeestraat op de Dalemdreef is echter zeer geschikt om deze hoeveelheid extra verkeer te verwerken.

Voor wat betreft de toename met het aantal verkeersbewegingen die de nieuwbouw genereert, voldoet het plan aan de verkeerscapaciteit die de bestaande straten kunnen verwerken.

Parkeren:

Alle benodigde parkeerplaatsen worden in het plangebied aangelegd.

Nieuwe bouwplannen moeten voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg. Voor de toevoeging van het programma zijn de meest recent vastgestelde parkeernormen voor zone B van toepassing. Per woning wordt 1 parkeerplaats op eigen terrein ingepast hetgeen neerkomt op 81 parkeerplaatsen. Deze norm wijkt af van de vastgestelde parkeernorm van de gemeente Tilburg uit 2012. Vanwege de doelgroep van de woningen is de vastgestelde norm van 1,3 parkeerplaats per woning uit 2012 te hoog. Dit blijkt mede uit nader onderzoek dat heeft plaatsgevonden bij soortgelijke appartementen van de corporaties binnen Tilburg. Zie Bijlage 4 onderzoek parkeerbehoefte sociale huurwoningen Tilburg. Het CROW heeft een kencijfer voor middeldure / goedkope etagewoningen, waar de norm van 1 per woning goed op aansluit. In de nieuwe parkeerkeernormen van Tilburg, welke in het najaar van 2017 worden vastgesteld, wordt een aparte norm voor sociale woningbouw opgenomen. Vooruitlopend op de vaststelling van de nieuwe parkeernormen kan op grond van artikel 1.8 in het huidige parkeerbeleid gebruik worden gemaakt van de kencijfers van het CROW.

Binnen het plangebied worden minimaal 81 parkeerplaatsen aangelegd waarmee het plan voldoet aan de vereiste parkeernormen.

Calamiteitenverkeer:

Het openbaar gebied moet altijd bereikbaar zijn voor de noodhulpdiensten. De vormgeving van de nieuwe ontsluitingsweg moet daarop worden afgestemd.

Afvalinzameling:

In geval van individuele containers moet er worden voorzien in opstelruimtes in openbaar gebied. Deze opstelplaats moet goed bereikbaar zijn voor de BAT vuilniswagen.

Een wagen van het BAT moet altijd vooruit kunnen rijden, bij arriveren en bij het wegrijden. Als een inpandige containerruimte wordt voorzien moet deze tot een afstand van maximaal 10 meter bereikbaar zijn door de vuilniswagen van het BAT.

In geval van ondergrondse containers moeten deze voldoen aan de richtlijnen voor ondergrondse containers in de gemeente Tilburg.

Openbare ruimte:

Bij de inrichting van de openbare ruimte moet rekening gehouden worden met bestaande, te handhaven, functionaliteiten en de functionaliteiten als hierboven beschreven.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

In de omgeving zijn woningen aanwezig. Het stationsgebied ligt op ruime afstand van het plan. Voor deze omgeving zijn de richtafstanden voor een rustige woonwijk gehanteerd. Voor de woningen in het plangebied wordt voldaan aan de richtafstanden. Hiermee is voor de woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

5.3.2 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

In Bijlage 1 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico Reeshof Stationsgebied 2013, 2e herziening (Oegstgeeststraat) zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de inrichting Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf, de spoorlijn Breda ‐ Tilburg en de A58.

Gezien de afstand tot het transportbedrijf en de A58 is de verantwoordingsplicht met name voor het spoor Breda-Tilburg ingevuld en opgenomen in bovengenomede bijlage.

5.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid

De spoorlijn Breda-Tilburg- Vught/ Tilburg-Boxtel, de A58 en de N260 zijn aangewezen als transportasgebieden waar binnen 200m geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. (Onder bijzonder kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan; grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). Het plangebied ligt op minder dan 200m van de spoorlijn Breda-Tilburg. De veiligheidszone van 200m afkomstig van de spoorlijn Breda-Tilburg is op de verbeelding opgenomen. Binnen deze veiligheidszone is in de planregels opgenomen dat er geen bijzonder kwetsbare objecten gebouwd mogen worden, en moet de verantwoordingsplicht worden ingevuld bij bouwactiviteiten die leiden tot een toename van het aantal personen.

In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het plangebied Reeshof Stationsgebied 2013, 2e herziening, Oegstgeeststraat aangemerkt als een transportasgebied. Binnen een transportasgebied gelden de volgende voorwaarden:

  • Kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;

  • Combinatie met gemengd of intensief gebied is mogelijk;

  • Niet geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;

  • Beheersbaarheid spoor en gemeentelijke wegen op orde.

Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

5.3.4 Conclusies en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de inrichting Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf, de spoorlijn Breda ‐ Tilburg en de A58. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie Bijlage 1 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico Reeshof Stationsgebied 2013, 2e herziening (Oegstgeeststraat). De brandweer Midden -en West Brabant heeft op 25 oktober 2017 advies uitgebracht (zie Bijlage 7 Advies Brandweer Midden- en West Brabant) de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

Er is een groepsrisicoberekening uitgevoerd door Peutz ' Geprojecteerde nieuwbouw appartementen

Oegstgeeststraat (Dongewijk) te Tilburg - Onderzoek externe veiligheid; groepsrisicoberekening', Rapportnummer HA 5659-1-RA-001 d.d. 6 oktober 2017. (Zie Bijlage 3 onderzoek externe veiligheid). Deze QRA is op 12 oktober 2017 goedgekeurd door de OMWB.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

  • De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief.

  • Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied van de vervoersassen.

  • De ontwikkeling leidt tot een afname van het groepsrisico en overschrijdt de oriënterende waarde van het groepsrisico niet.

  • In de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met externe veiligheid (positionering, minimaal glasoppervlak spoorzijde, afzijdige nooduitgangen).

  • Bij de inrichting van de openbare ruimte is rekening gehouden met externe veiligheid (opstelgebied voertuigen hulpdiensten, bereikbaarheid spoor bij calamiteit, borging afwezigheid obstakels en niveauverschillen i.v.m. toegang hulpdiensten en vluchten bevolking).

  • De aanwezige aarden wal naast het spoor mitigeert aanzienlijk de effecten van plasbrand en deels die van een explosie.

  • Kleine ramen aan de spoorzijde zijn bestand tegen de effecten van een explosie- en brandscenario.

  • De brandweer voldoet aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.

  • Het plangebied en het spoor is in de toekomstige situatie goed bereikbaar.

  • Bewoners kunnen goed gealarmeerd worden via de WAS-palen of NL-alert.

  • Voor het bestrijden van een brand in het plangebied wordt de aanwezigheid van bluswater in het kader van de omgevingsvergunning getoetst aan het Bouwbesluit.

  • De bewoners worden verondersteld zelfredzaam te zijn.

  • De bewoners kunnen zich zelfstandig in veiligheid brengen.

  • Er zijn voldoende mogelijkheden om het gebied te ontvluchten.

  • Toekomstige bewoners worden geïnformeerd over effectieve handelingsperspectieven i.g.v. een incident, waaronder het uitschakelen van de ventilatie voor de woning.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.4.1 Wegverkeerlawaai

Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft 81 woningen.

Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek (Peutz, HC 5659-1-RA-001d.d. 25 oktober 2017) uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Zie Bijlage 2 Akoestisch onderzoek.

5.4.2 Railverkeerlawaai

Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda. Het betreft 81 woningen.

Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Peutz, HC 5659-1-RA-001 d.d. 25 oktober 2017) en is getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Zie Bijlage 2 Akoestisch onderzoek.

Uit het onderzoek blijkt dat de drie bouwblokken hoog geluidbelast zijn. Zowel de voorkeursgrenswaarde (55 dB) als de maximale ontheffingswaarde (68 dB) worden met name op de 2e tot en met de vijfde bouwlaag overschreden. Dit geldt zowel voor de zuidzijde als aan de oost- en westzijde van de bouwblokken. Aan de noordzijde wordt de voorkeursgrenswaarde met maximaal 1dB overschreden. De maximaal optredende geluidbelasting bedraagt 75 dB op de zuidzijden van de bouwblokken en 72 tot 70 dB op de west- en oostzijde.

Om de bouw van de appartementen mogelijk te maken worden akoestische voorzieningen aan het gebouw getroffen. De appartementen zullen aan de oost- en westzijde voorzien worden van een inpandige loggia. Deze verglaasde buitenruimte dient als geluidbuffer naar de feitelijke woninggevel (=achterliggende gevel). Daarnaast zullen de gebouwen voorzien worden van zogenaamde 'geluidoortjes'. Hierdoor neemt de geluidbelasting ter plaatse van de loggia met circa 2 tot 6 dB af.

Door het toepassen van deze voorzieningen is er ondanks de hoge geluidbelasting vanwege railverkeerslawaai sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Bij de toetsing van de omgevingsvergunning bouwen wordt er op toegezien dat de maatregelen daadwerkelijk gerealiseerd worden.

Voor het betreffende bestemmingsplan is een hogere waarde besluit railverkeerslawaai genomen.

Dit hogere waarde besluit is als bijlage in de regels bij dit bestemmingsplan gevoegd.

5.4.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

5.4.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 81 woningen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan. Hiermee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.6 Geur

5.6.1 Industriële geur

In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

5.6.2 Agrarische geur

In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

  1. Bodem

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.

[image][image]

Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen.

Binnen het bestemmingsplan zijn bij de gemeente Tilburg geen actuele onderzoeken beschikbaar.

In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, zoals de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.

Op de locatie is in 1991 bodemonderzoek uitgevoerd (Kievit). In de directe omgeving zijn in de periode 1990-2011 meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd bij ontwikkelingen in de Reeshof (Ketelhavenplein, Dongewijkdreef, Kronenbergstraat, Witbrant Oost, Koolhoven). Uit deze onderzoeken blijkt dat in de grond voor meerdere parameters licht verhoogde gehaltes zijn aangetoond.

In het grondwater zijn sterk verhoogde gehalten zware metalen (zoals nikkel, zink, arseen en cadmium) aangetroffen. Deze sterk verhoogde gehalten metalen betreffen natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden.

Bovenleidingen van het naastgelegen spoor kunnen op de locatie grondverontreiniging met koper hebben veroorzaakt.

(Voormalig) gebruik (vanaf 1934)

Uit de luchtfoto's in Infogis blijkt dat de locatie in de jaren 1934-1992 voor landbouwdoeleinden is gebruikt (akkers/weide).

Verder blijkt dat de locatie sinds 2002 in gebruik is als grasveld (sinds de aanleg van de woonwijk).

  1. Dempingen

Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie drie gedempte sloten hebben liggen (locatienummers AA085502174 AA085502339 AA085506297). In het openbaar gebied Osdoornpad zijn de sloten in 2007 onderzocht vanwege herinrichting (boringen tot 1,0 m-maaiveld, rapport AA085502339). De sloten kunnen dieper dan 1,0 m-maaiveld aanwezig zijn, ook in onderhavig plangebied.

[image]

Kaart met ligging gedempte sloten

  1. Ondergrondse tanks

Uit historisch onderzoek is niet gebleken dat er op de locatie een bovengrondse tank aanwezig is (geweest).

  1. Conclusie

Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de gronden niet geschikt zijn of zijn te maken voor woondoeleinden.

Uitvoering van bodemonderzoek is niet noodzakelijk voor de bestemmingsplan procedure, wel voor de omgevingsvergunning. Daarbij is ook specifiek onderzoek naar de gedempte sloten nodig. Bij onttrekking van grondwater worden verhoogde gehaltes zware metalen aangetrokken.

5.8 Trillinghinder

In Nederland bestaat geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Dit betekent

niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is. De beoordeling

van het aspect trillingen vindt zijn grondslag in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Hierin is de zorg voor een

goede ruimtelijke ordening voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillinghinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling.

Conclusie ten aanzien van het plangebied

Voor het plangebied is een trillings-onderzoek uitgevoerd door adviesbureau Peutz. Bijlage 9 Trillingonderzoek ten gevolge van railverkeer. Uit het onderzoek blijkt dat zowel in de horizontale als verticale richting voldaan wordt aan de grenswaarden uit de SBR Richtlijn B. Het onderzoek is als bijlage toegevoegd aan het plan. Er is sprake van een "goede ruimtelijke ordening" en een acceptabel woon- en verblijfsklimaat ten aanzien van het aspect trillingen.

5.9 Natuur En Ecologie

5.9.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

  • Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (1)

  • Overige inheemse broedvogels

  • Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn

  • Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (2)

  • Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.

(1) Deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" (Dienst Regelingen, 2009). Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn.

(2) De algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant.

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

5.9.2 Analyse plangebied

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Regte Heide & Riels Laag op 6,3 kilometer van het plangebied. Gezien deze afstand en de relatief beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 100 meter ten westen (Dongevallei) en zuidoosten (bosgebieden Koolhoven) van het plangebied. Het wordt van deze gebieden gescheiden door respectievelijk de Dalemdreef en de spoorlijn Tilburg-Breda. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn met name in de aanlegfase niet op voorhand uit te sluiten. Het kan daarbij gaan om (licht)verstoring en verdroging (door bronbemaling). Voor de ontwikkeling zal echter zeer beperkt bemaling nodig door middel van een dompelpompje, en alleen in de periode oktober - april. In deze periode zijn omliggende natuurgebieden minder verdrogingsgevoelig. Effecten van bemaling zijn daardoor niet aan de orde.

Effecten van lichtverstoring zijn te voorkomen door ervoor te zorgen dat bouwverlichting niet de bomen aan de zuidzijde van de spoorlijn aanschijnt.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen gebouwen of opgaande begroeiingen aanwezig waarin rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten aanwezig kunnen zijn. De begroeiing in het plangebied bestaat uit extensief gemaaid gras met algemene ruigtekruiden. Beschermde of bedreigde plantensoorten zijn hier op basis van algemene verspreidingsgegevens redelijkerwijs uit te sluiten.

In de ruigtebegroeiingen in het plangebied kunnen vogels tot broeden komen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door het bouwrijp maken te starten buiten het broedseizoen, of (als men toch moet starten in het broedseizoen) het terrein vanaf het begin van dat seizoen kort te maaien om te voorkomen dat vogels er gaan nestelen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.

Voor overige soortgroepen geldt dat het plangebied uitsluitend geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats van soorten van algemeen vrijgestelde soorten. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) is het van belang om lichtverstoring van het aangrenzende bos te voorkomen. Effecten van lichtverstoring zijn te voorkomen door ervoor te zorgen dat bouwverlichting niet de bomen aan de zuidzijde van de spoorlijn aanschijnt.

Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits men start met het bouwrijp maken buiten het broedseizoen, of (als men toch moet starten in het broedseizoen) het terrein vanaf het begin van dat seizoen kort gemaaid wordt om te voorkomen dat vogels er gaan nestelen.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Bestaand watersysteem

Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn de in de bestaande situatie in tabel 1 weergegeven.

Het afvalwater wordt verzameld en getransporteerd tot de zuiveringsinstallatie Tilburg. Het regenwater van de wijk wordt gescheiden van het afvalwater ingezameld en stroomt af tot de vijvers in de wijk en vervolgens naar De Donge. De Donge watert via een aflaatwerk af op het Wilhelminakanaal met een maximaal debiet van 10 m3/s (conform vigerend WATAK). Volgens metingen wordt dit maximale debiet zelden of nooit gehaald.

Tabel 1. gebiedskenmerken

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Donge

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap Brabantse Delta

Wilhelminakanaal: Rijkswaterstaat

Bruto oppervlakte

Ca 12.500 m²

Terreinhoogte

Ca. 8,5 tot 8,8 m+NAP

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

Er zijn weinig gegevens beschikbaar over de GHG. Naar verwachting bevindt deze zich op enkele decimeters boven het zomerpeil van het naastgelegen oppervlaktewater. De GHG wordt geschat op 7,3 m+NAP.

Ontwateringdiepte

Meer dan 1 m

Bodem

Matig grof zand

Riolering

Gescheiden stelsel

Oppervlaktewater

Singel naast Dalemdreef (zomerpeil 6,7 m+NAP)

De referentiesituatie wat de afvoerende oppervlakten betreft is de bestaande, onverharde situatie. In tabel 2 zijn de bestaande afvoeroppervlakten weergegeven.

Tabel 2. Afvoerende oppervlakten in de bestaande referentiesituatie

Oppervlakten *

Niet-afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende

oppervlakte (m²)

Totaal

(m²)

Dak

0

0

0

Verharding particulier

0

0

0

Openbare ruimte

12.500

0

12.500

Open water(berging)

0

0

0

Totaal (m²)

12.500

0

12.500

* Bron: gbk-T en luchtfoto

Beleidskader

Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2015. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico’s beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Brabantse Delta (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

Toekomstig watersysteem

De voorgenomen planontwikkeling met de drie bouwblokken is weergegeven in figuur 2.

[image]

Figuur 2: Situatieschets planontwikkeling

Grondwater en terrein (T) hoogte

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

  • Voldoende ontwateringdiepte;

  • De water- en vochtigheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende voor de nieuwe functie van de ruimte;

  • De vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten;

  • Aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);

  • Geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;

  • Afdoende bescherming tegen overstroming bij extreem neerslag.

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.

Door de bodemsamenstelling kan het regenwater lokaal stagneren in zijn neerwaartse weg naar het grondwater. In dat geval blijft het regenwater 'hangen' in de bodem. Er kunnen zogenaamde schijngrondwaterspiegels ontstaan. Dat water kan zorgen voor overlast. Om dat te voorkomen is het mogelijk ondiepe drainage aan te leggen binnen het plangebied. Deze drainage mag geen water afvoeren onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), namelijk 7,5m+NAP De afvoer van het gedraineerde water wordt aangesloten op de regenwaterafvoer.

Regenwater

Het plangebied is in de referentiesituatie niet verhard. De omgeving van het plangebied wordt afgewaterd door middel van de bestaande gescheiden riolering.

In tabel 3 zijn de oppervlakten weergegeven. De afvoerende oppervlakte neemt toe ten opzichte van de bestaande situatie met ongeveer 7.100 m².

Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie

Oppervlakten

Niet-afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende

oppervlakte (m²)

Totaal

(m²)

Dak

0

1.700

1.700

Verharding

0

5.400

5.400

Openbaar groen

5.400

0

5.400

Open water(berging)

0

0

0

Totaal (m²)

5.400

7.100

12.500

Het toepassen van uitloggende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen, als het regenwater valt op de afvoerende oppervlakten van daken en verharding en verder afstroomt.

Binnen de wijk de Reeshof is in principe voldoende berging aanwezig in het regenwaterstelsel. Gezien de grootte van de ontwikkeling wordt er toch voor gekozen een grotendeels oppervlakkige berging aan te leggen waarin het water gebufferd wordt en waar het in de bodem kan infiltreren of vertraagd wordt afgevoerd naar het regenwaterstelsel. Voor de bestrating en de parkeerplaatsen wordt gekozen voor doorlatende verharding met berging in de fundering en infiltratie vanuit die berging in de bodem.

Om een bui van 60 mm op de bebouwing (1.700 m2) te bergen is een berging met een inhoud van 100 m3 nodig. Hier wordt gekozen voor een stedelijke oplossing waarin waterpleinen en groene berging worden aangelegd. Overige verharding die op de binnenpleinen wordt aangelegd watert af naar de berm of naar de groene berging.

Voor de verharding geldt dat het regenwater wordt geborgen in de fundering onder die bestrating. Dit betekent dat de bestrating doorlatend wordt aangelegd. De berging wordt niet gebruikt om ook water van andere verharde oppervlakken te bergen. Totale bergingsopgaaf voor de verharding is 325 m3.

Indien bij extreme neerslag het peil in de waterberging te hoog wordt kan het surplus aan regenwater overstorten naar het De Donge. Uiteindelijk wordt dit water met een vast maximaal debiet afgevoerd naar het Wilhelminakanaal. Er is dan ook geen sprake van extra belasting van Wilhelminakanaal.

Bij zeer extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend: als de afvoer- en bergingscapaciteit volledig benut zijn, stijgen de waterniveaus tot boven het maaiveld. De laag gelegen delen worden als eerst overstroomd. In eerste instantie wordt het regenwater in de openbare ruimte opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende percelen. Afhankelijk van diverse factoren, zoals de locatie ten opzichte van het afvoersysteem, de maaiveldverloop, enz. kan deze overstroming hinder en zelfs schade veroorzaken. Daarom adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing minimaal 15 cm1 hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te kiezen, om de kans op onacceptabele schade zo veel mogelijk te verkleinen bij extreme neerslag.

Afvalwater

Het afvalwater wordt aangesloten op het vuilwaterstelsel van de wijk De Reeshof en wordt uiteindelijk afgevoerd naar de RWZI Tilburg van waterschap De Dommel.

Watertoets

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is zodanig significant dat ervoor gekozen is om het regenwater op de locatie te bergen. De waterparagraaf is vroegtijdig voorgelegd aan het waterschap. Het advies is positief.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die voor het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

In onderstaande subparagrafen zijn de op dit bestemmingsplan van toepassing zijnde regels uit de systematiek overgenomen. Een nadere beschrijving van de op dit bestemmingsplan van toepassing zijnde begrippen/bestemmingen is cursief aangegeven.

7.2 Standaard Bestemmingsplansystematiek

Hoofdstuk 1 van de regels bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen die met name van toepassing zijn op het onderhavige bestemmingsplan.

7.2.1 Bouwvlak en erf

De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit plan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.

Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

Binnen het onderhavige bestemmingsplan is alleen sprake van een bouwvlak en mag voor 100% worden bebouwd. Het bouwvlak komt overeen met de footprint van het gebouw. Dit vloeit voort uit de bestemming Wonen - Gestapeld. Bij het bouwen van de appartementen is geen buitenruime aanwezig in de vorm van het erf. De buitenruimte beperkt zich in dit plan tot de loggia's die behoren bij elk appartement. Ook van een onbebouwd erf is in in dit concrete plan geen sprake.

7.2.2 Bouwdiepte

De bouwdiepte is gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. De Tilburgse standaardbouwdiepte bedraagt voor woningen 12 meter. In specifieke - bijvoorbeeld historisch zo gegroeide situaties - kan hiervan worden afgeweken.

De bouwdiepte binnen dit bestemmingsplan komt overeen met de footprint van het gebouw. Daarnaast is de bouwdiepte beperkt vanwege de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen ten opzichte van de aanwezige spoorlijn Tilburg - Breda. Deze veiligheidsafstand bedraagt 30m gelegen uit de buitenste spoorstaaf van de spoorlijn.

7.2.3 Bouwbreedte

De bouwbreedte binnen dit bestemmingsplan komt overeen met de footprint van het gebouw. Deze breedte is mede ingegeven vanuit ruimtelijk oogpunt van de in te vullen openbare groenstroken tussen de bouwblokken.

7.2.4 Bouwhoogte

De volgende gebiedstypen worden onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:

  1. structuurvisie Linten oude stad, onderverdeeld in:

  1. bedrijvige linten;

  2. rustige linten;

  1. hoofdstructuur nieuwe gebieden;

  2. overige gebieden.

Ingevolge de 'Structuurvisie Linten in de oude stad' is, zowel binnen bedrijvige linten als rustige linten, de maximaal toelaatbare hoogte 11m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10m is toegestaan. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd.

[image]

Structuurbeeld Plansystematiek

Binnen dit bestemmingsplan is sprake van een bijzondere situatie in die zin dat het plangebied is gelegen

binnen het Stationsgebied Reeshof. Binnen dit gebied is sprake van een meer stedelijke bebouwing die daarbij

uitgaat van hogere bebouwing dan normaliter binnen woongebieden gehanteerd wordt.Bij voorgaande bestemmingsplannen die bij de ontwikkeling van de wijk zijn opgesteld was het (toendertijd nog aan te leggen) station Reeshof aangeduid als een stedelijk knooppunt. Stedenbouwkundig uitgangspunt bij het stedelijk knooppunt was hierbij om bouwhoogten toe te staan hoger dan 15m. Zie ook de gebiedsbeschrijving in Hoofdstuk 2.

7.2.5 Goothoogte

De toegelaten hoogte is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tot de meest nabije gevels. In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels wordt de goothoogte dan ook meestal gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en in bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd.

Binnen het plangebied is geen goothoogte opgenomen en is de goothoogte gelijk aan de bouwhoogte. De

bouwhoogte bedraagt maximaal 15m volgens de regels.

7.3 Bestemmingen En Aanduidingen

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod die van belang zijn voor het onderhavige bestemmingsplan.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • Groen:

deze bestemming geldt voor de gebieden met openbaar groen

  • Verkeer - Verblijf:

deze bestemming geldt voor het openbaar 30km-gebied met rijwegen voor gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer, voetgangers en overige functies die van toepassing zijn in openbaar gebied

  • Wonen - Gestapeld:

deze bestemming is van toepassing binnen de bouwvlakken waar het bouwen van de appartementen is toegestaan. Ook is in de bestemming aangegeven dat er sprake is van sociale huurwoningen.

Binnen deze bestemmingen zijn de volgende aanduidingen gebruikt:

- gebiedsaanduidingen:

  • geluidzone - spoor

Om te voldoen aan de Wet geluidhinder worden regels gesteld aan het situeren van geluidsgevoelige functies nabij de spoorlijn Tilburg - Breda

  • luchtvaartverkeerzone:

Vanwege de nabijheid van vliegveld Gilze-Rijen worden maximale hoogten gesteld aan de hoogte van gebouwen om met name de aanvliegroute en radar niet te verstoren

  • veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

Over de spoorlijn Tilburg - Breda worden allerlei gevaarlijke stoffen vervoerd. Op basis van veiligheidswetgeving worden eisen gesteld aan het situeren van (beperkt) kwetsbare voorzieningen nabij de spoorlijn

- functieaanduidingen:

  • parkeerterrein uitgesloten:

met het opnemen van deze aanduiding is het niet toegestaan om binnen de bestemming Groen het groene karakter van het gebied te veranderen in 'grijs'

  • geluidwal:

de bestaande geluidwal langs de spoorlijn is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan om te waarborgen dat de woningen blijven voldoen aan de Wet geluidhinder.

Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen aanwezig:

  • specifieke bouwaanduiding - dove gevel

om de nieuwbouw van de appartementen mogelijk te maken, moet voldaan worden aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Uit het geluidsrapport blijkt dat de zuidgevel van de appartementen voorzien moet worden van een 'dove gevel'

  • specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorzieningen

om de nieuwbouw van de appartementen mogelijk te maken, moet voldaan worden aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Uit het geluidsrapport blijkt dat de west- en oostgevel van de appartementen voorzien moet worden van 'geluidwerende voorzieningen'.

Bouw- en gebruiksregels

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Binnen het onderhavige bestemmingsplan is sprake van bouwvlakken waarbinnen de hoofdgebouwen (appartementen) en bouwwerken geen gebouw zijnde kunnen worden opgericht. In de bebouwingsregels van de bestemming Wonen - Gestapeld is aangegeven dat het bouwvlak voor 100% bebouwd mag worden met een maximale bouwhoogte van 15m. Binnen de overige bestemmingen is geen bouwvlak aangegeven.

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels

Vaak geeft het plan het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan.

Het bestemingsplan biedt het college de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels. Indien van toepassing zijn binnen de afzonderlijke bestemmingen de van toepassing zijnde binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

De van toepassing zijnde gebruiksregelingen zijn per afzonderlijke bestemming binnen de regels opgenomen.

7.4 Algemene Regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 6 van de regels bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 7 van de regels bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn.

Binnen dit bestemmingsplan is sprake van een regeling over de situering van de hoofdtoegang van de gebouwen en de parkeerregeling.

Algemene gebruiksregels

In artikel 8 van de regels staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 9 van de regels zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. De op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Met name wordt in dit artikel verwezen naar regels die betrekking hebben op de aanvliegroute van vliegveld Gilze-Rijen en met de situering van het plangebied/gebouwen ten opzichte van de spoorlijn Tilburg - Breda vanwege externe veiligheid en geluid.

Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan inartikel 10 van de regels.

Omdat de definitieve omgevingsvergunning voor het bouwen van de appartementen op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan nog niet is ingediend, is de exacte maatvoering van de gebouwen nog niet bekend. Demaatvoering kan enigszins afwijken van de regels. Met het opnemen van deze algemene afwijkingsregels kan tegemoet worden gekomen aan geringe afwijkingen van maten en grenzen.

Algemene wijzigingsregels

Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 11 van de regels.

Binnen het plan is een algemene wijzigingsregel opgenomen ten behoeve van het in geringe mate wijzigen van bestemmingsvlakgrenzen bij o.a. herinrichting van kruispunten, aanleg rotondes e.d.

Overige regels

Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 13 van de regels bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.

Met dit artikel heeft het college de mogelijkheid om nadere eisen te stellen over de bereikbaarheid van gebouwen, situering en afmeting van groenvoorzieningen, parkeergelegenheid en toegangswegen en -paden.

7.5 Overgangs- En Slotregels

Hoofdstuk 4 in de regels heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

De financieel-economische uitvoerbaarheid

De eis van economische en financiële uitvoerbaarheid houdt in dat het realistisch moet zijn om te verwachten

dat tijdens de “levensduur” (10 jaar) van het bestemmingsplan de ontwikkelingen die door het plan mogelijk

worden gemaakt, ook daadwerkelijk (kunnen) worden gerealiseerd. Onderzoek naar de economische

uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen

waarvoor bestemmingsplanherzieningen nodig zijn. Het betreft hier een perceel gemeentegrond langs de

spoorlijn Tilburg/Breda. De herziening heeft betrekking op de bouw van gestapelde woningen in het gebied. In

het kader van de Taskforce Betaalbaar Wonen worden hier 81 gestapelde woningen gerealiseerd om te

voorzien in de grote vraag naar sociale huurwoningen.

De woningbouwcorporatie die eigenaar wordt van de woningen heeft reeds in de vorm van een intentieovereenkomst aangegeven deze woningen te zullen realiseren.

Gezien er voldoende behoefte is naar woningen in het betaalbare segment en de intentie door de

woningbouwcorporatie reeds is uitgesproken, wordt het plan financieel-economisch uitvoerbaar geacht.

Kostenverhaal

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan

een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door

middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

De gronden zijn reeds eigendom van de gemeente en de infrastructuur om het perceel te ontsluiten is reeds

aanwezig. Op deze locatie is een gemeentelijke grondexploitatie van toepassing. Alle nog te maken kosten

voor het bouw- en woonrijpmaken, geluidwering alsmede de plankosten (inclusief de legeskosten voor de

onderhavige bestemmingsplanwijziging) komen voor rekening van de gemeente. De gemeente ontvangt de

grondopbrengsten van de uit te geven gronden. De raad heeft voor dit project in 2016 een grondexploitatie

geopend waarbij sprake is van een exploitatietekort. Het gehele exploitatietekort (inclusief eventuele

planschadeclaims) wordt gedekt uit de beschikbaar gestelde herstructureringsmiddelen voor de Taskforce

Betaalbaar Wonen.

Het plan is om deze redenen economisch uitvoerbaar en is het kostenverhaal verzekerd.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan

Reeshof Stationsgebied 2013, 2e herziening (Oegstgeeststraat) op 20 januari 2017 gepubliceerd in

Gemeenteblad.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Omdat er geen provinciale of andere regionale belangen aan de orde zijn is het concept-ontwerpbestemmings- plan niet verzonden aan de overleginstanties.

9.3 Burgerparticipatie

Op 5 juli 2017 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in wijkcentrum Heyhoef over het plan dat voorligt om de bouw van 81 appartementen mogelijk te maken aan de Oegstgeeststraat. Tijdens de bijeenkomst zijn de plannen voor het bouwen van de appartementen door de gemeente Tilburg en WonenBreburg gepresenteerd en is er gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en op-/aanmerkingen.

Vervolgens is op 31 oktober 2017 een 2e bewonersavond gehouden in wijkcentrum Heyhoef. Tijdens deze avond is aangegeven dat de reacties ertoe geleid hebben dat het bouwblok met 1,50m is opgeschoven. De afstand tussen de nieuwbouw en de bestaande garageboxen\ateliers is hiermee vergroot van 19m naar 20,5m.Verder is door WonenBreburg een nadere toelichting gegeven op de plannen waarbij o.a. leefbaarheid, huurdersselectie en contact in de wijk nader zijn toegelicht. Tijdens de bewonersavond is toegezegd dat de ontsluitingsstructuur aan de oostzijde van het plangebied nader zal worden onderzocht. Ook is aangegeven dat men zich kan aanmelden voor de klankbordgroep die zal worden opgericht om verder invulling te kunnen geven aan de toekomstige inrichting van het gebied.

De avonden zijn aan de bewoners/omgeving bekend gemaakt via het verspreiden van bewonersbrieven en publicaties in de Tilburgse Koerier, plaatselijke wijkkrantjes en via social media m.n. de app Omgevingsalert. Op de bijeenkomsten is de concept verbeelding gepresenteerd evenals tekeningen over de inrichting van het plangebied en tekeningen van de appartementen. Tijdens de avonden is gelegenheid gegeven tot het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen en het maken van opmerkingen en is het verdere verloop in de bestemmingsplanprocedure toegelicht.

Voor het verslag van de bewonersavonden wordt verwezen naar Bijlage 8 Verslag Burgerparticipatie bewonersavonden.

9.4 Zienswijzen

P.M.

Bijlage 1 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder

Bijlage 1 Besluit hogere waarden Wet geluidhinder

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 3 Luchtvaartverkeerzone-ihcs

Bijlage 3 Luchtvaartverkeerzone-IHCS

Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-ils

Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-ILS

Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Cat 1, 2

Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten cat 1, 2

Bijlage 1 Inventarisatie Van Risicobronnen En Verantwoording

Bijlage 1 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 3 onderzoek externe veiligheid

Bijlage 4 Onderzoek Parkeerbehoefte Sociale Huurwoningen Tilburg

Bijlage 4 onderzoek parkeerbehoefte sociale huurwoningen Tilburg

Bijlage 5 3d Impressies Straatbeeld

Bijlage 5 3D impressies straatbeeld

Bijlage 6 Bezonningsstudie

Bijlage 6 Bezonningsstudie

Bijlage 7 Advies Brandweer Midden- En West Brabant

Bijlage 7 Advies Brandweer Midden- en West Brabant

Bijlage 8 Verslag Burgerparticipatie Bewonersavonden

Bijlage 8 Verslag Burgerparticipatie bewonersavonden

Bijlage 9 Trillingonderzoek Ten Gevolge Van Railverkeer

Bijlage 9 Trillingonderzoek ten gevolge van railverkeer

Bijlage 10 Parkeeronderzoek Oegstgeeststraat

Bijlage 10 Parkeeronderzoek Oegstgeeststraat

Bijlage 11 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 11 Notitie behandeling zienswijzen