Rugdijk - Von Suppestraat
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 29-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Rugdijk - Von Suppestraat met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017015-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.7 additionele horeca
Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:
-
de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 5% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
-
de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;
-
de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
-
geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.
1.8 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.12 bedrijfsverzamelgebouw
Een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf en wordt voorzien in gezamenlijke faciliteiten.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, (perifere) detailhandel of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.14 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.15 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bewaarplaats
Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.
1.19 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.23 bouwmarkt
Een al dan niet overdekte verkoopruimte waarin in hoofdzaak detailhandel wordt uitgeoefend in artikelen voor bouw en doe-het-zelf producten (zoals materieel en gereedschap, sanitair, elektra, verlichting en ruwe materialen, zoals hout, verf en schroeven, inrichtings- en kant en klaarproducten, keukens, badkamers, tegels, vloeren, vloerbedekking en behang), met aanvullende services waaronder verhuur van materiaal en gereedschap.
1.24 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.29 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.30 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.31 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca als bijbehorende voorziening.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.
1.32 detailhandel perifeer
Detailhandel welke behoort tot specifieke hierna genoemde branches, waarvan de vestiging behalve binnen gebieden of percelen waarbinnen detailhandel direct is toegestaan (gebieden met de bestemming Centrum, Centrum-Binnenstad, Detailhandel, Detailhandel-Perifeer en percelen met de functieaanduiding detailhandel, dan wel detailhandel perifeer) ook, na afwijkingsbesluit, is toegestaan binnen aangewezen gebieden op percelen met de bestemmingen Bedrijventerrein en Gemengd-Grootschalig.
Het betreft de volgende branches:
-
bouwmarkten / doe het zelf met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
-
tuincentra met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;
hierbij geldt dat perifere detailhandel bij voorkeur gesitueerd wordt op gethematiseerde locaties. Bij grote locaties kan voor het compleet maken van het assortiment worden afgeweken van de minimale vloeroppervlakte per eenheid. De in het kader van het gemeentelijk detailhandelsbeleid specifiek aangewezen perifere locaties zijn:
-
Vossenberg Oost (bouwmarkten, keukens, sanitair);
-
Leypark, incl. AaBé (woninginriching (hoofdbranche), keukens, sanitair, bruin- en witgoed (electra), sport en speelgoed (ondersteunend aanbod));
-
Kraaiven (auto's);
-
Leijendaal (bouwmarkten, keukens, sanitair);
-
Rugdijk (bouwmarkten, tuincentra);
-
Kanaalzone, zuidelijk deel (indien niet passend op andere perifere locaties: auto's);
-
Ringbanen (indien niet passend op andere perifere locaties: auto's);
-
De Groene Kamer (tuincentra (hoofdbranche), sport, woninginrichting (ondersteunend op basis van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen));
-
Stappegoor (sport en speelgoed).
1.33 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.34 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
-
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.35 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.37 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
1.38 geurgevoelig object
Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.39 groenblauwe mantel
Als zodanig in de provinciale Verordening ruimte aangewezen gebieden, die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
1.40 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.41 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.42 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.43 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.44 kantoorachtige bedrijvigheid
Bedrijven met productieruimte en/of assemblageruimte, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudenheid van maximaal 70%.
1.45 kantoorhoudendheid
Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.
1.46 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.47 landschapselementen
Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.
1.48 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.49 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.50 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
-
medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
-
welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
-
voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
-
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne;
-
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.51 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.
1.52 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.53 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.54 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.55 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.56 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, luifels, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, balkons, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.57 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.58 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.59 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.60 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.61 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.62 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.63 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.64 potentieel waardevolle boom
Een ingevolge de gemeentelijke Boomwaardekaart of het gemeentelijke bomenbeleid als zodanig aangeduide
boom.
1.65 professioneel vuurwerk
Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.66 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.67 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.68 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.69 statische goederen
Goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans.
1.70 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.71 tuincentrum
Een al dan niet overdekte verkoopruimte waarin in hoofdzaak detailhandel wordt uitgeoefend in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals tuinplanten, zaai- en pootgoed, tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, tuinhout, tegels, sierstenen, tuinhuisjes, materialen voor de aanleg en onderhoud van vijvers- en fonteinen, alsmede kamerplanten, snijbloemen en potterie, met als nevenassortiment dierbenodigdheden en -voeders, huis- en hobbydieren, tuinmeubilair, tuinkleding en -schoeisel (uitgezonderd modische, sport- of vrijetijdskleding), materialen voor aanleg en onderhoud van zwembaden en (voor buitengebruik bestemde) sfeerartikelen.
1.72 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.73 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.74 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.75 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.76 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)
Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
1.77 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.
1.78 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.79 vuurwerkbesluit
Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.
1.80 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.81 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.82 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.83 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.84 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.85 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen
Gebied naast een waterloop, waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Detailhandel - Perifeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Dubbelbestemming)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse 380kV hoogspanningsverbinding, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van 39m.
7.2 Bouwregels
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat:
-
in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding;
-
de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 60m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd indien:
-
de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;
-
de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.
Artikel 8 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9 Waterstaat - Zoekgebied Behoud En Herstel Watersystemen (Dubbelbestemming)
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Zoekgebied behoud en herstel watersystemen (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen, waarbij dat zoekgebied een breedte heeft van ten minste 25m aan weerszijden van de waterloop.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Ondergrondse bouwwerken
11.2 Onbebouwd terrein bij gebouwen
11.3 Ruimte tussen bouwwerken
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:
-
er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;
-
er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;
-
de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
14.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
14.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15m.
14.4 Binnenplans afwijken t.b.v. vuurwerk
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten ten behoeve van:
-
nieuwbouw van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. en de daaraan verbonden opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
Het bevoegd gezag stelt voorwaarden aan de omgevingsvergunning ter voorkoming van onaanvaardbare overlast en onveiligheid voor de (woon)omgeving onder meer voor wat betreft parkeren, verkeersaantrekkende werking, geluidhinder e.d. en veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Bij nieuwvestiging van verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk wordt daarnaast te allen tijde aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat de veiligheidscontour zoals is opgenomen in het Vuurwerkbesluit (besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002)) op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over groenvoorzieningen in openbaar gebied waarbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.
14.5 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
14.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
-
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
15.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
15.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m2.
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 17 Overige Regels
17.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
Artikel 18 Parkeerregeliing
18.1 Parkeren
-
Ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
-
Hierbij moet worden voldaan aan de parkeernormen en rekenmethode, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;
-
De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
18.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.
18.3 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 18.1en 18.2 indien:
-
op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien;
-
wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigigingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Rugdijk - Von Suppestraat'.
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van een tuincentrum en bouwmarkt aan de Rugdijk 2 te Tilburg. Het betreft het perceel sectie A, nrs. 2701 en 3475.
De locatie Rugdijk 2 betreft het perceel waar in het verleden tuincentrum Overvecht was gevestigd. Het tuincentrum is verouderd en toe aan vernieuwing. Het perceel van 6.530 m2 wordt uitgebreid tot circa 16.720 m2, met daarop een gebouw van circa 9.600 m2, te gebruiken voor zowel een tuincentrum als bouwmarkt.
Afbeelding: aanzicht Rugdijk
Aan de Von Suppéstraat is nu een bouwmarkt gevestigd. Deze bouwmarkt zal verhuizen naar de locatie aan de Rugdijk 2. Als gevolg hiervan is een aanduiding 'p'(perifere detailhandel) aan de Von Suppéstraat niet meer nodig. Deze aanduiding wordt in ditzelfde bestemmingsplan dan ook verwijderd.
Door de ontwikkeling ontstaat een nieuwe representatieve perifere detailhandelslocatie voor een tuincentrum met bouwmarkt. De locatie is goed bereikbaar en zichtbaar en kan goed worden ontsloten met een directe verbinding naar de tangent.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de Rugdijk en Bundersestraat in het buitengebied aan de noordzijde van Tilburg-Noord.En omvat de percelen sectie A nrs. 2701 en 3475 en een klein gedeelte van het perceel sectie A 3764 (achter Rugdijk 6/6a, ca. 220 m2).
Afbeelding locatie Rugdijk 2, bestaande en nieuwe situatie
In het bestemmingsplan is tevens het perceel aan de Von Suppéstraat 35 opgenomen. De bestaande bouwmarkt op deze locatie wordt verplaatst naar de Rugdijk 2. Op de locatie Von Suppéstraat 35 wordt de aanduiding 'p' (perifere detailhandel) verwijderd.
Afbeelding: verplaatsing bouwmarkt binnen Tilburg Noord
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van
-
Lobelia- Spinder- Rugdijk, vastgesteld door de Raad op 10 juni 2013
-
Heikant 2007, vastgesteld door de Raad op 19 mei 2008.
In het bestemmingsplan "Lobelia-Spinder -Rugdijk" is voorhet perceel Rugdijk 2 (nr. 2701) ide bestemming 'Detailhandel - Perifeer ' van kracht. Op de verbeelding is hier de functie-aanduidingen DH-P (tc) 'tuincentrum' opgenomen; deze gronden zijn uitsluitend bestemd voor een tuincentrum. Het bestemmingsvlak mag voor 50 procent worden bebouwd. Binnenplanse afwijking is mogelijk met betrekking tot het bebouwingspercentage, zulks tot een maximum van 100.
Voor het perceel nr. 3475 is de bestemming ' Agrarisch met Waarden' van kracht. Deze tevens voor ´Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)´ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Op een deel van de percelen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Zoekgebied behoud en herstel watersystemen' van kracht. Deze gronden zijn mede bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen, waarbij dat zoekgebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop.
Op een deel van de percelen is de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding mogen geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gebouwd c.q. in gebruik worden genomen, tenzij invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.
Afbeelding: uitsnede bestemmingsplan Lobelia-Spinder-Rugdijk
In het bestemmingsplan Heikant 2007 heeft de locatie aan de Von Suppéstraat 35 de bestemming 'BB' Binnenwijks bedrijventerrein en de aanduiding 'p/r/m/k'. De aanduiding 'p' wordt verwijderd. Op deze locatie zijn verder momenteel geen ontwikkelingen voorzien.
Afbeelding: uitsnede bestemmingsplan Heikant 2007 (locatie Von Suppéstraat
1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De planlocatie ligt in het gebied Rugdijk/Kouwenberg, ingesloten door de woonbebouwing van Tilburg Noord in het zuiden en de Burgemeester Bechtweg in het noorden. Dit gebied heeft nog overwegend een landelijk karakter en een agrarische functie maar door de aanleg van de Burgemeester Bechtweg is min of meer een tweedeling ontstaan in het gebied buiten en binnen de tangent en vormt Rugdijk/Kouwenberg in feite een overgangsgebied tussen stad en land.
In het gebied bevinden zich typische stadsrandfuncties zoals een manege, voormalige agrarische bedrijven, een trafostation, een woonwagenlocatie, volkstuinen en tuincentra, die kenmerkend zijn voor een stadsrandzone. Kenmerkend voor dit gebied is ook de oude structuur van plattelandswegen en herdgangen, die ook nu nog worden gebruikt voor de ontsluiting van het gebied. Deze soms eeuwenoude wegen, met langgerekte straatnederzettingen zoals Moerstraat, Rugdijk, Quirijnstok en Hazennest geven het gebied een herkenbare uitstraling met een geheel eigen karakter,
Beeldbepalend zijn ook de twee (380 KV en 150 KV) hoogspanningsleidingen die het gebied doorkruisen. Het noordelijke tracé (380 KV) grenst aan de planlocatie en heeft een zakelijk rechttrok van 2 * 39 meter aan weerszijden van de middellijn, waarbinnen in principe geen bebouwing mag worden opgericht. Verplaatsing van beide hoogspanningsleidingen naar de noordzijde van de tangent bleek technisch en financieel niet haalbaar, waardoor de ambitie om in Rugdijk/Kouwenberg als woongebied te ontwikkelen moest worden bijgesteld. Niettemin noemt de omgevingsvisie Tilburg 2040 Rugdijk/Kouwenberg als gebied waar verstedelijking afweegbaar is.
Gebied Rugdijk gezien vanuit het noorden, rechts op de foto tuincentrum Overvecht
In het plangebied zelf is tuincentrum Overvecht nu gevestigd op het perceel Rugdijk 2 i(circa 6.600m2). De rest van het plangebied heeft nog een agrarische functie.
Het plangebied grenst aan de westzijde aan de Rugdijk en de driehoek Moerstraat - Zijmoerstraat-Rugdijk. De Rugdijk vormt een historisch bebouwingslint met voormalige boerderijen en vrijstaande woningen, vanouds een verbindingsweg tussen Tilburg en Udenhout. Ook Tuincentrum Overvecht is via de Rugdijk verbonden met het stedelijk gebied van Tilburg Noord.
Nog steeds zichtbaar is dat het oorspronkelijke tracé van de Rugdijk is onderbroken door de aanleg van de Burgermeester Bechtweg. In plaats hiervan wordt de Rugdijk nu via een viaduct over de Burgemeester Bechtweg geleid.
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Bunderstraat. Hier ligt ook een watergang (Kasteelloop) die een functie heeft voor de ontwatering van Tilburg Noord en de gronden in het gebied Rugdijk/Kouwenberg.
Zuidelijk en oostelijk van het plangebied ligt nu nog een vrij open agrarisch gebied met voornamelijk landbouwgrond, dat zich uitstrekt tot aan de Vlashoflaan en de achterzijde van de lintbebouwing aan de Hazennest.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
2.1 Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte (Svir)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
2.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)
Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.
2.1.3 (Ladder Voor) Duurzame Verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Met het plan wordt perifere detailhandel in de vorm van een tuincentrum en bouwmarkt mogelijk gemaakt.
Als eerste stap is bekeken of er sprake is van een behoefte. Op de nieuwe locatie is een tuincentrum mogelijk, zoals in het verleden ook was gevestigd. Deze functie wordt uitgebreid met een bouwmarkt. Deze bouwmarkt is nu gevestigd in de Von Suppéstraat in Tilburg Noord op een binnenwijks bedrijventerrein. De bouwmarkt ligt in een gebied met veel woningen en is niet goed bereikbaar c.q. vindbaar voor klanten buiten Tilburg Noord. De nieuwe locatie aan de Rugdijk 2 is aan de rand van Tilburg Noord gelegen, en richt zich op hetzelfde verzorgingsgebied als nu vanaf de locatie Von Suppéstraat. De clustering van beide functies is gewenst vanuit de huidige ontwikkelingen in Retail land en zorgt er tevens voor dat efficiencyvoordeel kan worden behaald. De ontwikkeling zorgt voor een toekomstbestendige, kwalitatieve impuls aan de locatie.
Planologisch gezien leidt de ontwikkeling niet tot uitbreiding van het aantal m2 pdv. Aan de Von Suppéstraat zou planologisch 12.000 m2 aan b.v.o. kunnen worden gerealiseerd. Aan de Rugdijk wordt 9.600 m2 gerealiseerd. Op de locatie aan de Von Suppéstraat wordt de nadere aanduiding 'detailhandel' verwijderd; Ontwikkeling van de locatie blijft mogelijk voor bedrijven cat. 1 en 2, recreatie, maatschappelijk en kantoren. Er zijn dan ook voldoende mogelijkheden om de locatie te herontwikkelen.
Als tweede stap zijn de mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied bekeken. Verdere groei op de bestaande locatie aan de Von Suppéstraat is ongewenst vanwege de parkeervraag en de toename van verkeersdruk in het woongebied. Om niet binnen de verzorgingsgebieden van de andere bouwmarkten te komen en het gebied in en rond Tilburg Noord te blijven verzorgen, is er gezocht naar een locatie in de buurt van de huidige vestiging. Op de bedrijventerreinen ten oosten en westen van Tilburg Noord is niet voldoende ruimte beschikbaar voor de ontwikkeling.
Vanwege bereikbaarheid, ontsluiting en zichtbaarheid is een locatie aan de rand van Tilburg Noord gewenst. Hier is momenteel geen bestaande planologische ruimte aanwezig. Omdat op de locatie aan de Rugdijk reeds een tuincentrum (pdv) aanwezig is, is uitbreiding van deze locatie (ook gezien het voorgaande) het meest voor de hand liggend.
Door de initiatiefnemer is onderzoek gedaan naar de behoefte en locatiekeuze van het tuincentrum en de bouwmarkt (zie bijlage 1: rapport 0416839.00 d.d. 11 december 2017). Daarbij is op 26 juni 2017 een Distributie Planologisch Onderzoek gedaan naar het bouwcentrum, dat als bijlage bij het hiervoor genoemde rapport zit. De conclusies van deze onderzoeken zijn:
-
Doordat er sprake is van een verplaatsing van een voorziening binnen het verzorgingsgebied en er geen sprake is van een toename van het aantal vierkante meters wvo, is de behoefte aangetoond en zijn negatieve effecten op de markt en het voorzieningenniveau uitgesloten.
-
De beoogde locatie is de meest geschikte locatie binnen het verzorgingsgebied voor zowel de ondernemer als de omgeving.
Het plan voldoet hiermee aan de vereisten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Regionale afstemming
Op 26 mei 2016 is deze ontwikkeling besproken in het gecombineerde portefeuillehoudersoverleg ROV/EZRT
van de regio Hart van Brabant. In dit overleg is het volgende aan de orde gekomen: "De beoogde ontwikkeling
zorgt voor enige concentratie op een locatie waar reeds een PDV-functie aanwezig is, en waar andere functies
lastig te plaatsen zijn als gevolg van de gebiedskenmerken (o.a. hoogspanningsleidingen). De beoogde
ontwikkeling aan de Rugdijk is beduidend kleiner dan de eerder beoogde ontwikkeling op Zwaluwenbunders,
die hiermee geheel zal vervallen, evenals de PDV bestemming op de huidige locatie van de bouwmarkt. Bij
deze ontwikkeling gaat het om het faciliteren en verplaatsing en concentratie van reeds in Tilburg gevestigde
partijen, waarbij geen bovenlokale effecten te verwachten zijn. Met dit overleg geeft de gemeente Tilburg
invulling aan de regionale afspraak om in het Hart van Brabant overleg melding te maken van locaties/plannen
met een vrijwel geheel lokaal verzorgingsgebied."
2.2 Provincie
2.2.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinc1.2iale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
2.2.2 Verordening Ruimte
Provinciale Staten hebben naast de Structuurvisie een Verordening ruimte vastgesteld. Deze wordt regelmatig gewijzigd en aangepast aan nieuw beleid. In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.
Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
-
ruimtelijke kwaliteit;
-
stedelijke ontwikkelingen;
-
natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
-
agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
-
overige ontwikkelingen in het buitengebied.
Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
Toets aan de Verordening ruimte
Het plangebied ligt buiten het bestaand stedelijk gebied in het gemengd landelijk gebied. Daarnaast geldt voor het plangebied de nadere aanduiding 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'.
Themakaart Stedelijke ontwikkeling
Themakaart Structuren
In artikel 8 van de Verordening ruimte zijn regels ten aanzien van een Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling gesteld. Artikel 8.1 van de Verordening ruimte stelt dat:
Een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling, onder de voorwaarden dat:
-
De stedelijke ontwikkeling aansluit op het stedelijk gebied;
-
bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen, door deze in de planontwikkeling te betrekken.
De stedelijke ontwikkeling moet aansluiten bij het bestaand stedelijk gebied. Het begrip 'aansluiten' in de Verordening heeft niet de betekenis van 'aangrenzend', wat ook de mogelijkheid biedt om een stedelijke ontwikkeling op enige afstand van bestaand stedelijk gebied te realiseren. (zie uitspraak RvS 201702667/1/R6 d.d. 20 december 2017).
De planlocatie ligt in het gebied Rugdijk/Kouwenberg. Dit gebied (tot aan de Burg. Bechtweg) is een overgangsgebied tussen stad en land, met typische stadrandfuncties die kenmerkend zijn voor een stadsrandzone, waaronder ook meerdere bedrijven. In de 'omgevingsvisie Tilburg 2040' wordt het gebied aangeduid als een gebied waar verstedelijking afweegbaar is. In de toekomst is het te verwachten dat het gebied verder wordt ontwikkeld. Het nu voorliggende plangebied sluit niet direct aan op het stedelijk gebied, maar is via het langgerekte straatdorp Rugdijk wel hiermee verbonden.Het plangebied grenst aan de westzijde aan de Rugdijk en de driehoek
Moerstraat - Zijmoerstraat - Rugdijk. De Rugdijk vormt een historisch bebouwingslint met voormalige
boerderijen en vrijstaande woningen, vanouds een verbindingsweg tussen Tilburg en Udenhout. Het
voormalige tuincentrum was in het verleden via de Rugdijk verbonden met het stedelijk gebied van Tilburg
Noord.
De ontwikkeling is ruimtelijk inpasbaar. Bij de uitwerking van het plan is gelet op eventueel negatieve gevolgen voor het woon- en leefmilieu van het omliggende gebied. Ook is aandacht besteed aan versterking van de landschappelijke kwaliteit van het gebied en de positionering, bouwvolume en uitstraling van de nieuwbouw. Daarnaast is gekeken naar ontsluiting en parkeren, waterhuishouding en retentie en landschappelijke inpassing.
De ontwikkeling draagt bij aan versterking van de landschappelijke en recreatieve waarden in het gebied. Een verouderd complex wordt gesloopt en een nieuw complex met een representatief gezicht naar de 'landschappelijke' kant (Rugdijk) komt hiervoor terug. Door de investering in het landschap draagt de ontwikkeling bij aan de verbetering van de stadsrandzone en versterking van de stad-landverbinding.
De ontwikkeling is ruimtelijk-economisch gewenst en past binnen het detailhandelsbeleid van de gemeente. In het Raadsvoorstel Aanvulling Detailhandelsvisie: perifere en grootschalige detailhandel d.d. 18 april 2016 wordt voor deze ontwikkeling gemeld dat, nu er vanwege marktontwikkeling geen sprake meer is van een grote verruiming van oppervlakte van beide ondernemers die in 1e instantie op de locatie Zwaluwenbunders plaats zou moeten vinden, deze minder omvangrijke uitbreiding kan worden opgevangen op de huidige locatie van het tuincentra. Hiermee vindt een verbetering in bereikbaarheid plaats. De mogelijkheid voor de vestiging van detailhandel op de bestaande locatie van de bouwmarkt komt planologisch te vervallen, de vrijkomende locatie in een woonwijk heeft de potentie tot herontwikkeling.
Kwaliteitsverbetering landschap
Voor de ontwikkeling geldt een bijdrage voor kwaliteitsverbetering landschap van circa €350.000, uitgaande van het door de regio vastgestelde rekenmodel. Voor dit bedrag is een overeenkomst gesloten met de initaitiefnemer. Daarnaast is de verplichting tot aanleg van de landschappeljike verbeteringen gewaarborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Gezien de omvang van het te verkopen kavel, en de minimumvereisten voor een levensvatbare PDV-ontwikkeling is kwaliteitsverbetering op eigen locatie niet reëel. In plaats daarvan is de mogelijkheid onderzocht om in de omgeving van de ontwikkeling te investeren in herstel van oude- en toevoegen van nieuwe landschappelijke waarden, het herstellen van ecologische verbindingen en versterken van biotopen van diersoorten van kleinschalig cultuurlandschap. Hierbij gaat het om de aanplant van laanbomen, singels en poelen e.d. Hiervoor wordt door de gemeente een inrichtingsplan gemaakt. Voor deze landschappelijke kwaliteitsverbeteringen is een landschappelijk inrichtingsplan gemaakt (Zie Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan Rugdijk en paragraaf 4.10.3 landschappelijke inpassing).
Het is niet mogeljk de gehele bijdrage in de omgeving te investeren. Daarom wordt het restant bedrag door de gemeente geïnvesteerd in het nog aan te leggen landschapspark Pauwels, dat in de directe omgeving van de locatie is gelegen. Ook deze investering is met een overeenkomst vastgelegd.
Conclusie
De ontwikkeling is mondeling besproken in het vooroverleg met de provincie op 31 maart en 30 juni en 20 oktober 2016. De provincie heeft in het overleg aangegeven het eens te zijn met de motivering van de gemeente dat de ontwikkeling via de Rugdijk aansluit op het stedelijk gebied. De wijze van de investering van kwaliteitsverbetering landschap is aannemelijk. De volgorde van 1. eigen terrein, 2. directe omgeving en 3. landschapspark Pauwels is logisch.
Op 23 februari 2018 heeft de provincie in het kader van het wettelijk vooroverleg haar vooroverlegreactie
gestuurd. In haar reactie geeft de provincie aan dat nader ingegaan moet worden op de regionale afstemming,
inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze de stedelijke ontwikkeling aansluit bij het bestaand stedelijk
gebied en dat de kwaliteitsverbetering van het landschap dient te worden geborgd in de regels van het
bestemmingsplan. Deze opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting en regels van het bestemmingsplan. zie
ook paragraaf 8.3 Overleg ex artikel 3.1.1. Brovan deze toelichting.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Ten aanzien van detailhandel staat in de Omgevingsvisie dat binnen de sector steeds vaker sprake is van schaalvergroting, denk bijvoorbeeld aan grote winkelboulevards aan de rand van de stad. Consumenten hebben behoeft aan sfeer, beleving én gemak bij het winkelen. Zondagopenstelling en een combinatie van recreatief winkelen met horeca dragen daar aan bij. Voor centra worden een goede (auto)bereikbaarheid en parkeergelegenheid steeds belangrijker om te kunnen concurreren.
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
3.2.2 Stedenbouwkundige Aspecten
Het plan betreft de realisatie van een bouwmarkt annex tuincentrum aan de Rugdijk en de Bundersestraat in het buitengebied van Tilburg Noord.
Op het perceel Rugdijk 2 is nu tuincentrum Overvecht gevestigd (gebouw met circa 3000 m2 BVO en een perceelomvang van circa 6.530m2).
De herontwikkeling betreft de uitbreiding van het perceel naar circa 16.500m2. met een gebouw van circa 9.600m2, te gebruiken voor zowel tuincentrum als bouwmarkt. Het gebouwencomplex krijgt een bouwhoogte van 6,5 -7,5 meter.
Afbeelding:voorlopig ontwerp gebouw en inrichting terrein
Gestreefd is naar een optimale inpassing van de PDV locatie in zijn omgeving (massaopbouw / gebouwtypologie / bepaling zichtgevels). Het tuincentrum, het onderdeel dat de meeste potentie bezit om architectonisch een interessante gevel te maken, is met zijn entree aan de Rugdijk gesitueerd. Dit is begrijpelijk, vanwege het belang van de Rugdijk als recreatieve route naar het buitengebied en omdat dit nu al een weg is met kleinschalige en architectonisch vaak waardevolle bebouwing.
De bouwmarkt is met zijn entreezijde aan de Bundersestraat gesitueerd en krijgt aan de naar het landschap gekeerde oostzijde een begroeide zijgevel, deels wintergroen aangevuld met diverse nestmogelijkeden.
Op het terrein wordt een reclamezuil van 15 meter hoog geplaats, bedoeld als verwijzing naar de PDV locatie vanaf de Burgemeester Bechtweg.
Rondom het perceel komt een hekwerk (h= 2meter) en poorten die buiten de openingstijden van het complex zijn afgesloten.
Figuur: indeling terrein
De PDV-locatie een directe ontsluiting op de tangent die tevens kan worden gebruikt als ontsluitingsweg bij een mogelijk toekomstige ontwikkeling van het gebied Rugdijk tussen de Burgemeester Bechtweg en de Vlashoflaan. (zie verder 3.2.3 Ontsluiting).
3.2.3 Ontsluiting
De planlocatie is straks op twee manieren te bereiken: Over de Rugdijk vanuit Tilburg noord èn via een nieuw aan te leggen verbindingsweg vanaf een bestaand kruispunt in de Burgemeester Bechtweg naar de Bundersestraat. De PDV-locatie krijgt hiermee een directe ontsluiting op de tangent die tevens kan worden gebruikt als ontsluitingsweg bij een mogelijk toekomstige ontwikkeling van het gebied Rugdijk tussen de Burgemeester Bechtweg en de Vlashoflaan.
Figuur inrichting nieuwe weg
Uitgangpunt is het borgen van de leefbaarheid in de woongebieden aan de Rugdijk en Hazennest door het tegengaan van sluipverkeer over deze wegen vanaf de tangent richting Vlashoflaan en Tilburg Noord. In de Bundersestraat komen twee knippen voor autoverkeer om doorgaand autoverkeer onmogelijk te maken. Een knip is voorzien ter hoogte van de Rugdijk en een knip ter hoogte van de nieuwe ontsluitingsweg.(ivf sluipverkeer richting Hazennest).
Ook bij de inrichting van het parkeerterrein worden verkeersmaatregelen getroffen ter voorkoming van sluipverkeer:
-
Het aanbrengen van verkeer remmende maatregelen (drempels, versmallingen rijbaan);
-
Plaatsen van een hek, dat buiten openingstijden is gesloten;
-
De toegang / uitgang aan de noordzijde ter hoogte van de hoek Bundersestraat / Rugdijk wordt afgesloten met een hek, dat alleen zal worden geopend ten behoeve van vertrekkend vrachtverkeer (bevoorrading).
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.3.1 Historische Geografie
Het plangebied ligt in het noorden van de Tilburg en bestond vroeger enerzijds uit enkele kleine akkercomplexen en nederzettingen in het oostelijke deel van het plangebied, en uit voormalige, later met naaldbossen aangeplante woeste heidegronden in het westelijke deel. Het plangebied werd van zuid naar noord doorsneden door een aantal waterlopen.
De belangrijkste infrastructuur in het plangebied liep van zuid naar noord, waaronder de route naar Loon op Zand. Tussen de verschillende nederzettingen lag een netwerk van wegen en paden. In het westelijke deel van het plangebied, in De Mast, lagen zandpaden die verderop de heide opgingen. Over de exacte ouderdom van deze wegen is niets bekend, hoewel delen van de routes al in de Middeleeuwen werden vermeld. Vermoedelijk gaan enkele wegen/paden terug op de prehistorie.
De exacte ouderdom van de nederzettingen in het plangebied is niet bekend, maar een ontstaan in de (vroege) Middeleeuwen wordt verondersteld. Vanuit zogeheten Einzelhöfe (ontginningshoeven) hebben zich vermoedelijk enkele nederzettingen ontwikkeld die in de twaalfde eeuw al enige omvang hadden. Na 1300 volgde waarschijnlijk een tweede ‘ontginningsgolf’ in het plangebied waarbij enkele nieuwe nederzettingen ontstonden. Veel daarvan worden vermeld vanaf de vijftiende eeuw.
Tot ver in de twintigste eeuw bleef de indeling van het plangebied nagenoeg ongewijzigd. De belangrijkste naoorlogse ingreep was de aanleg van infrastructuur waaronder de A261/Midden-Brabantweg en de Burgemeester Bechtweg (tangent) die een deel van de noordgrens vormt.
3.3.2 Archeologie
De IKAW geeft, afhankelijk van de bodemkundige en geomorfologische gesteldheid, voor de oostelijke helft van het plangebied grotendeels een hoge verwachting. Het betreft het gebied van de belangrijkste (middeleeuwse) nederzettingen. Het uiterste oosten, op de overgang naar de vroegere Rauwbraken, heeft daarentegen een lage verwachting. Het westelijke deel van het plangebied heeft op de IKAW grotendeels een middelhoge verwachting. Hier lagen reliëfrijke heidegronden waarvan vaststaat dat er prehistorische bewoning aanwezig was. Een klein deel van het westen heeft een lage verwachting.
Naast deze bron wordt voor Tilburg gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI 2003)en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Het grootste deel van het plangebied heeft op de ARWATI een hoge verwachting. Een kleine zone in het midden van het plangebied, bij de huidige Moerstraat, heeft een zeer hoge verwachting. Tenslotte hebben enkele kleine delen van het plangebied een onbekende of basisverwachting.
In 2008 heeft BILAN een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het gebied Rugdijk - De Mast (H. van Dijk 2008, Van Nieuwe Warande tot Moordgat Tilburg - Rugdijk - De Mast, concept). Volgens BILAN heeft het hele gebied een hoge tot middelhoge verwachting voor de steentijd tot de Romeinse periode.
In 2009 is in opdracht van de gemeente Tilburg door Heunks/Landschapsarcheoloog en RAAP een bureaustudie en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen en veldkarteringen uitgevoerd in het gebied Rugdijk (Heunks & Keunen, Gedetailleerde archeologische verwachtingskaart onderzoeksgebied Rugdijk - Kouwenberg/Zuidkamer, gemeente Tilburg en Plan van Aanpak archeologisch onderzoekstraject, 2009). Dit heeft geresulteerd in een gebiedsspecifieke verwachtingskaart waarin de verwachtingen zijn uitgesplitst voor de periode steentijd- Late Middeleeuwen en Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd. Tevens zijn de grotere vlakverstoringen in kaart gebracht. Een groot gedeelte van het gebied heeft voor beide perioden een hoge tot middelhoge archeologische verwachting. Tijdens het veldonderzoek zijn vooral sporen van Steentijd en Bronstijdbewoning aangetroffen.
Daarnaast heeft RAAP in 2010 een breed archeologisch vooronderzoek in en om het plangebied uitgevoerd. RAAP-RAPPORT 2100, Plangebieden Rugdijk-Kouwenberg/
Zuidkamer en Burgemeester Bechtweg, Gemeente Tilburg, Archeologisch vooronderzoek: een verkennend en karterend booronderzoek en Oppervlaktekartering, dr. M.P.F. Verhoeven & drs. E. Heunks. Voor het plangebied Rugdijk resulteerde dat in een aanbeveling voor het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek dat in 2017/18 zal worden uitgevoerd.
3.3.3 Cultuurhistorie, Objecten En Structuren, Historisch Groen
In de omgeving van het plangebied bevindt zich een aantal op grond van de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.
Rijksmonumenten: Moerstraat 7-9 (boerderij XIX), Pater Dondersstraat 16-18 (bedevaartcomplex Peerke Donders, met woning, beeld, kapel en processiepark met kruiswegstaties, aangelegd omstreeks 1930), Rugdijk 5 (boerderij XIX).
Gemeentelijk monument: Rugdijk 12 (boerderij XVIII-VXI).
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Deze bebouwing heeft geen formeel beschermde status maar komt wel voor op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant en wordt daar ook als waardevol beschouwd. In het plangebied bevinden zich echter geen MIP-panden.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog in Tilburg dient onderzoek uit 2005 als basis. In het plangebied zijn geen bijzondere representanten uit deze periode aanwezig.
Tot ver in de twintigste eeuw werd het gebied Rugdijk doorkruist door een aantal wegen en paden, dat mogelijk teruggaat op een zeer oud padenpatroon. Slechts een klein deel van dit netwerk is verloren gegaan en het tracé van de meeste van deze oudewegen en paden is nog herkenbaar in het huidige wegenpatroon: Kalverstraat – Moerstraat – Pater Dondersstraat - De Kouwenberg – Moerzijstraat – Rugdijk –Quirijnstokstraat – Zwaluwsestraat – Bundersestraat – Hazenest - Riddershofpad – deel padenstructuur De Mast.
Uit de periode 1940-1970 is de Midden-Brabantweg aangegeven als bijzondere stedelijke hoofdroute. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant zijn in het gebied de volgende historisch geografische lijnen aangeduid met de waardering ‘redelijk hoog’: IJpelareweg – Stokhasselstaaln – kalverstraat – Moerstraat – pater Dondersstraat – Moerzijstraat –Bundersestraat - Hazenest. Historisch geografisch waardevolle lijnen met de waardering ‘hoog’ en ‘zeer hoog’ zijn: een deel padenstructuur De Mast – Vossenbergseweg – Quirijnstokstraat – zijstraat Moerstraat - driehoek Hazenest - Riddershofpad.
De Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant, versie 2006, geeft aan dat zich oostelijk van het plangebied de volgende waardevolle historische groenstructuren bevinden: Bos Hemeltjens - Hazenest - Berkel-Enschot: loofbossen in een uitgestrekt agrarisch gebied beplant met eik, beuk, grove den, wilde lijsterbes, berk en sporkehout, merendeels uit 1904-1920 .
3.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie zijn er geen bezwaren tegen de bouw van een tuincentrum/bouwmanrkt. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
Om de archeologische waarden van het gebied te bepalen wordt voor het plangebied Rugdijk een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Geadviseerd wordt de dubbelbestemming waarde archeologie op dat deel van het plangebied te handhaven totdat de archeologische monumentenzorg cyclus geheel is afgerond.
3.4 Groen En Speelruimte
3.4.1 Bomennota Tilburg Boomt
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
3.4.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
3.4.3 Nota Biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
-
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
-
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken ne op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).
3.5 Detailhandel
3.5.1 Visie Detailhandel
Uitgangspunten
In de visie Detailhandel gemeente Tilburg (2013) is de volgende doelstelling voor de detailhandel geformuleerd:
Tilburg streeft naar een toekomstbestendige detailhandelsstructuur, gericht op kwaliteit en vitaliteit van detailhandelslocaties. Wij willen een antwoord geven op vragen uit de markt en vertalen consumentenbehoeften in maatregelen die nodig zijn om de detailhandelsstructuur attractief en vitaal te houden. Onze focus richt zich daarbij vooral op de bestaande structuur.
In deze visie worden kwaliteit en vitaliteit van de detailhandelsstructuur centraal gesteld. Bij een kwalitatief hoogwaardige structuur voorzien de winkelgebieden samen in een aantrekkelijk aanbod, zodat inwoners en bezoekers voor al hun aankopen en bezoekmotieven (recreatief winkelen, thematisch winkelen, boodschappen doen, doelgerichte aankopen) terecht kunnen in de stad. Een vitale winkelstructuur kenmerkt zich door toekomstbestendige en ook op termijn krachtige en levendige kern- en ontmoetingslocaties die bijdragen aan het behoud en versterken van de winkelstructuur. Zowel bij kwaliteit als vitaliteit zijn de behoeften van de consument leidend. Uitgangspunt blijft de focus op de bestaande concentraties, waarbij voor perifere locaties de in eerdere beleidsnota's gekozen en in bestemmingsplan vastgelegde branchering het uitgangspunt blijft.
Winkelen en boodschappen doen
Traditioneel kennen we verschillende lagen in de detailhandelsstructuur. Afdalend in omvang en attractiviteit van een functie van regio- tot buurtniveau. Deze gelaagdheid is zowel voor de Structuurvisie 2040 van Tilburg als deze Detailhandelsvisie het uitgangspunt. Voor de Binnenstad staat gastvrijheid en kwaliteit centraal. Bij de wijkcentra staat de functie winkelen centraal terwijl voor de buurtwinkelcentra ontmoeten centraal staat. Voor de linten is de nadruk gelegd op boodschappen doen in combinatie met bezoek aan speciaalzaken, waarbij ook verdere menging van functies mogelijk is. Naast detailhandel zijn dat andere op consumentengerichte functies als kapsalons en adviseurs, maar ook zorgverleners.
Grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen
Naast winkels met het accent op dagelijkse boodschappen of meer recreatief en vergelijkend winkelen zijn er ook verschillende, verspreid gelegen, locaties voor grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen die meer doelgericht worden bezocht. Het beleid ten aanzien van deze winkels is in 2016 vastgelegd in de nota Aanvulling detailhandelsbeleid: Perifere en Grootschalige detailhandel (PDV/GDV). Deze locaties bieden ruimte aan detailhandel in de sfeer van bijvoorbeeld woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra. Op deze locaties zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, tuincentrum (plant en dier), bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf/bouwmarkten, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel en het vanondergeschikte betekenis is. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte.
Ten aanzien van Perifere en Grootschalige detailhandel is de doelstelling het beperken van de mogelijkheden voor vestiging en/of uitbreiding van winkels, zowel in oppervlakte als aantal op perifere locaties. Om dit te bereiken worden de mogelijkheden voor vestiging van winkels op perifere locaties beperkt. Winkels in de branches Sport en Speelgoed en Wit- en bruingoed worden niet meer toegestaan op locaties waar (in oudere) bestemmingsplannen geen nadere branchering is opgenomen.
De belangrijkste PDV-locaties zijn:
-
Leypark/AaBé (woninginrichting, keukens, sanitair, doe-het-zelf/bouwmarkten, bruin- & witgoed, fiets auto-accessoires)
-
Vossenberg-Oost (doe-het-zelf/bouwmarkten, keukens, sanitair);
-
Kraaiven;(auto's en autogerelateerde detailhandel)
-
De Groene Kamer (tuincentrum en beperkt sport).
Daarnaast is perifere detailhandel op een aantal kleinere clusters toegestaan, waar het aantal toegestane branches beperkt is. Met de laatste aanpassing van het beleid zijn kringloopwinkels toegestaan op alle locaties met een bestemming 'perifere detailhandel'.
Nieuwe ontwikkelingen
Trends, ontwikkelingen, consumentengedrag en de behoefte van retailers krijgen een prominente plek in de Tilburgse detailhandelsstructuur. Met dat in het achterhoofd stimuleren we het behoud van kansrijke gebieden, kijken we kritisch naar de ontwikkelrichting van kwetsbare gebieden en willen we zo komen tot een goede kwalitatieve en kwantitatieve spreiding van het aanbod over de stad. De blik is vooral gericht op de bestaande winkelgebieden. Als we de huidige markt willen volgen zullen we incidenteel zeker ook ruimte moeten kunnen bieden aan ontwikkelingen buiten de bestaande locaties. Onze doelstelling is daarmee de kwaliteit en vitaliteit van de bestaande structuur te versterken en te voldoen aan de wens van de consument.
Op trafficlocaties (zoals stations, bedrijventerreinen, ziekenhuizen of andere drukbezochte locaties waar veel mensen om andere redenen dan winkelen komen) blijft een beperkte mogelijkheid voor detailhandel aanwezig. In bijzondere gevallen kan de gemeente detailhandel buiten winkelcentra toestaan, stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om beperkte detailhandelsactiviteiten betrekking hebbende op en ondergeschikt aan een sportinstelling zoals bij een ijsbaan of (voetbal)stadion.
Waar mogelijk worden afhaalpunten (van internetwinkels) gefaciliteerd binnen de bestaande structuur, daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat bedrijventerreinen geen logische vestigingsplaats zijn voor internetwinkels met showroom en/of winkelfunctie.
Kaart detailhandelsvisie 2013
Ruimtelijke vertaling
De bestemming Detailhandel is bedoeld voor de meer grotere solitaire winkels, die geen PDV of GDV zijn. Daarnaast zijn er PDV-Clusters. Deze krijgen de bestemming PDV met een branchebepaling.
De ontwikkeling aan de Rugdijk heeft tot gevolg dat ter plaatse de perifere detailhandelsbestemmings wordt uitgebreid. De ontwikkeling is afgestemd in het Regionale Ruimte overleg (zie paragraaf 2.1.3. (Ladder voor) duurzame verstedelijking).
3.6 Verkeer En Parkeren
3.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
3.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
3.6.3 Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.
Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
Toets aan de parkeernormen
In de nota 'Parkeernormen 2017" is een aparte norm voor "bouwmarkt" en een voor "tuincentrum" opgenomen. Voor de Rugdijk (zone C) is dat resp. 2,0 per 100 m2 bvo en 2,3 per 100 m2 bvo. Het bestaande tuincentrum met een b.v.o van 3030 m2 heeft 70 parkeerplaatsen. Uitgaande van een uitbreiding van het tuincentrum met 3050 m2 en een nieuwe bouwmarkt met een b.v.o. van 3520 m2, zijn 70+(30,5 x 2) + (35,2 x 2,3) = 212 parkeerplaatsen noodzakelijk.
De huidige planvorming voorziet in 230 parkeerplaatsen. Dit voldoet ruimschoots aan de parkeernormen.
Als overloopterrein wordt de wei aan de overzijde van de Rugdijk (perceel 3204 ) ingezet. Dat terrein is alleen geschikt om tijdelijke pieken in de parkeerbehoefte op te vangen (o.a. de meidrukte), maar niet geschikt als permanente parkeergelegenheid.
3.6.4 Verkeersgeneratie Ontwikkeling
Voor de ontwikkeling is in 2015 een verkeersonderzoek gedaan dat in 2017 en 2018 is geactualiseerd (zie bijlage 3 en 4). Hierbij is uitgegaan van een worst case scenario, te weten 6000 m2 bouwmarkt en 3600 m2 uitbreiding van tuincentrum, het maximale dat het bestemmingsplan toelaat. Dit zorgt voor ca. 3100 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
De verkeersgeneratie is verdeeld, tussen richting Rugdijk en richting Burg. Bechtweg. De hoofdontsluiting vindt plaats op de Burgemeester Bechtweg. Hiervoor moet een nieuwe ontsluiting op deze weg wordengerealiseerd. Deze komt ter plaatse van de, met verkeerslichten geregelde, kruising te liggen welke voorbereid is op een ontsluiting aan de noordzijde. De nieuwe aansluiting komt aan de zuidzijde en is volledig nieuw. Op de Burgemeester Bechtweg worden extra voorsorteervakken aangelegd. De bestaande Bundersestraat, tussen de nieuwe verbinding en het te ontwikkelen terrein, wordt hiervoor opgewaardeerd tot volwaardige weg. Aan de westzijde van het perceel kan maximaal een secundaire ontsluiting van het parkeerterrein op de Rugdijk worden gerealiseerd ter ontsluiting richting Tilburg noord.
Uitgegaan is dat 7% aandeel van de bezoekers uit Tilburg Noord (Stokhasselt/Quirijnstok) zal zijn, die de route over de Rugdijk zullen nemen. Naar verwachting zal het aandeel vanuit het buitengebied Udenhout (Quirijnstokstraat naar het noorden) verwaarloosbaar zijn (<1%).
De maximale verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling leidt op de randweg tot een toename van zes procent. In een eerdere verkeersstudie naar de aansluiting van de Bundersestraat op de randweg (Antea Group, 20 augustus 2015) is onderzocht wat de effecten voor het verkeer op de randweg zijn. De randweg en het betreffende kruispunt hebben voldoende capaciteit om deze verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling op te vangen.
De verwachte toename van verkeersbewegingen op de zuidelijke ontsluitingsroute (via Rugdijk) bedraagt ongeveer 300 motorvoertuigen per etmaal, wat neerkomt op een stijging van zo’n veertien procent. De capaciteit van de weg en het kruispunt met de Vlashoflaan is ruim voldoende om deze toename te verwerken.
3.6.5 Laden En Lossen
Logistiek verkeer bereikt de locatie via de nieuwe ontsluitingsweg en rijdt aan de oostzijde het terrein op. Het meest westelijke deel van de Bundersestraat wordt alleen gebruikt door logistiek verkeer om het terrein te verlaten. Deze uitrit moet worden voorzien van een poort, welke alleen opengaat voor vrachtverkeer wat het terrein verlaat. Gedurende de rest van de tijd moet dit hek afgesloten zijn. Dit wegvak wordt eenrichtingsverkeer in oostelijke richting. Manoeuvreren en laden en lossen moet plaatsvinden op eigen terrein.
3.6.6 Nieuwe Infrastructuur
De planlocatie is straks op twee manieren te bereiken: Over de Rugdijk vanuit Tilburg noord èn via een nieuw aan te leggen verbindingsweg vanaf een bestaand kruispunt in de Burgemeester Bechtweg naar de Bundersestraat. De PDV-locatie krijgt hiermee een directe ontsluiting op de tangent die tevens kan worden gebruikt als ontsluitingsweg bij een mogelijk toekomstige ontwikkeling van het gebied Rugdijk tussen de Burgemeester Bechtweg en de Vlashoflaan.
Om dit mogelijk te maken is een aanpassing aan de nabijgelegen infrastructuur noodzakelijk. Deze aanpassing bestaat uit:
-
een aansluiting van de Bundersestraat op de Burgemeester Bechtweg door aanpassing van een bestaand kruispunt (d.m.v. het maken van een links en rechts affer) en
-
realisatie van een verbindingsweg dusdanig dat de doorstroming op de Burgemeester Bechtweg gegarandeerd blijft.
-
het aanpassen (verbreden & deels afsluiten) van de Bundersestraat, zodat deze aansluit op de nieuwe afslag naar de Burgemeester Bechtweg en op de kruising met de Rugdijk.
De functie van de doorgaande recreatieve fietsroute zal worden gewaarborgd.
Deze aanpassingen zijn nodig om te voorkomen dat de klanten van de bouwmarkt en het tuincentrum over de Rugdijk gaan rijden. De Rugdijk is een belangrijke fietsroute, welke veilig moet blijven. De Bundersestraat zal afgesloten worden ter plaatse van de nieuwe afslag, waardoor het niet mogelijk is vanaf de Bundersestraat naar de nieuwbouwlocatie of de Burgemeester Bechtweg te rijden. Ook zal de autoverbinding tussen de Rugdijk en de Bundersestraat verdwijnen. Dit is noodzakelijk om de sluiproute te voorkomen van de Burgemeester Bechtweg naar de Vlashoflaan.
Schetsontwerp nieuwe ontsluitingsweg
Uit berekening van de verkeersgeneratie blijkt dat de PDV locatie zorgt voor ca 3800 motorvoertuigbewegingen per etmaal/werkdag. In de maatgevende spitsperiode (avondspits) komt dit neer op 190 auto's naar de PDV-locatie en 190 auto's vertrekkend vanaf de bouwlocatie.
Een deel van de Bundersestraat tot aan de PDV-locatie wordt verbreed van een erftoegangangsweg buiten de bebouwde kom met een breedte van 3.20 meter nu naar een ETW1 met een rijstroookbreedte van 6,5 meter tot aan de ingang tot het parkeerterrein. De locatie wordt hiermee bereikbaar voor vrachtverkeer van en naar de PDV-locatie (uitgangspunt: geen vrachtverkeer over de Rugdijk).
De locatie is onderdeel van het gebied waar in de toekomst verstedelijking mogelijk is volgens de gemeentelijke omgevingsvisie. Dit plan is een eerste bouwplan van de mogelijk verdere ontwikkeling van het gebied. De infrastructurele aanpassing wordt daarom nu al aangelegd, ter voorbereiding op deze verdere ontwikkeling. De nieuwe ontsluiting is een investering vooruitlopend op de mogelijk verdere ontwikkeling van het gebied.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2 Milieueffectrapportgage
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. voor uimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
ad a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.
beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer
dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het
plangebied niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.
ad b.
Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied bevindt zich op meer dan 2 kilometer ten noorden van het plangebied. Vanwege de afstand leidt alleen stikstofdepositie tot mogelijke negatieve effecten op het natuurgebied. Dit wordt in paragraaf 4.2.3.2 onderzocht en beoordeeld.
Er heeft een vormvrije mer beoordeling plaatsgevonden (zie bijlage 10). Uit dit rapport blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan voor de herontwikkeling van het tuincentrum en de bouwmarkt, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden, dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt, zodat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving.
Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor onderhavig ontwikkeling.
4.3 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Locatie Rugdijk:
Het oppervlakte van de functie perifere Detailhandel wordt vergroot. Afstand van de functies detailhandel tot de naastgelegen woning blijft gelijk. Voor een perifere detailhandel geldt een richtafstand van 30 meter. Omdat er woning binnen deze richtafstand ligt is nader onderzoek gedaan naar de indirecte hinder (zie paragraaf 5.5.3).
Locatie Von Suppéstraat:
In basis blijft de functie binnen dit perceel gelijk ten opzichte van het onderliggende bestemmingsplan. De verandering in dit plan bestaat uit het verwijderen van de aanduiding voor perifere detailhandel.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In bijlage 5'Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico - Rugdijk - Von Suppéstraat, Rugdijk 2' zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van de spoortrajecten Breda-Tilburg, Tilburg - Vught en de route gevaarlijke stoffen N261. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in bijlage 5. Er is een groepsrisicoberekening uitgevoerd door Antea getiteld 'Karwei Tilburg, Externe veiligheid projectnummer 0416839.00, 26 juli 2017, Adviesgroep SAVE' bijlage 6. Deze QRA is op 9 oktober 2017 goedgekeurd door de OMWB.
4.4.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
-
Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
-
Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
4.4.4 Conclusie En Restrisico
Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van de spoortrajecten Breda-Tilburg, Tilburg - Vught en de route gevaarlijke stoffen N261. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie bijlage 'Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico - Rugdijk - Von Suppéstraat, Rugdijk 2'). De brandweer Midden -en West Brabant heeft d.d. 27 september 2017 advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
Er bevinden zich geen PR 10-6-contouren noch plasbrandaandachtsgebieden van risicobronnen binnen het plangebied. Het plaatsgebonden risico en het PAG vormen daarmee geen belemmering;
-
Het groepsrisico vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over de Burgemeester Brechtlaan (N261) neemt met niet meer dan tien procent toe en de oriëntatie-waarde wordt niet overschreden.
-
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen en spoorlijnen bevindt zich op meer dan 200 m van het plangebied. Vanwege deze afstand zijn er geen significante gevolgen voor het groepsrisico.
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
-
Goede communicatie levert een bijdrage aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
-
Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), dit biedt de mogelijkheid de aanwezigen tijdig te waarschuwen;
-
De aanwezigen kunnen het plangebied via de bestaande infrastructuur goed ontvluchten;
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing.
-
De brandweer voldoet in het gehele gebied aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
4.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.6 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
4.6.1 Wegverkeerlawaai
Het voorgenomen planinitiatief betreft het mogelijk maken van de functie detailhandel en een verkeersbestemming. Er is geen sprake van het mogelijk maken van geluidgevoelige bestemmingen.
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een verkeersfunctie mogelijk. Het plan voorziet in de realisatie van een tuincentrum en een Karwei. Om dit bouwplan te ontsluiten wordt de bestaande Bundersestraat aangesloten op de Burgmeester Bechtweg. Onderzocht is wat het effect van deze ontsluiting is m.b.t. geluid op de omliggende woningen. De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder geldende grenswaarden.
In het akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Antea groep, projectnummer 004118647.00 (bijlage 7) zijn de resultaten weergeven. De conclusie uit dit onderzoek zijn hieronder kort weergegeven.
Uit het onderzoek blijkt dat de verkeersintensiteit op de Bundersestraat door de realisatie flink toeneemt van circa 920 mvt/etmaal naar 3833 mvt/etmaal (prognose 2030)
Volgens de Wet geluidhinder is er pas bij een geluidbelasting boven de 48 dB mogelijk sprake van een reconstructie effect. Uit tabel 4.1 blijkt dat de geluidbelasting op omliggende woningen vanwege de wijzigingen aan de Bundersestraat weliswaar flink toeneemt, circa 5-6 dB, maar dat er geen sprake is van een reconstructie-effect in de zin van de Wet geluidhinder. Extra maatregelen zijn daarom niet onderzocht. Tevens blijkt dat het uitstralingseffect van de reconstructie gering is maximaal 0,27 dB.
4.6.2 Railverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
4.6.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de komst mogelijk van detailhandel.
Vanuit een "goede ruimtelijke ordening" en de publicatie bedrijven en milieuzonering is akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Antea groep, projectnummer 00416839.00 (bijlage 8) verricht naar de geluidbelasting vanuit de toekomstige bestemmingen (bouwmarkt en Tuincentrum) op de omliggende woningen. Hierbij zijn de inrichtingstekeningen voor het tuincentrum en de bouwmarkt van Stroom architecten (d.d. 18-8-2016) als uitgangspunt gehanteerd.
Hieronder zijn de bevindingen uit het akoestisch onderzoek van Antea (gebiedsonderzoek hervestiging Karwei en tuincentrum Tilburg Noord) weergegeven.
Doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de akoestische inpasbaarheid van de aangevraagde activiteiten in het ruimtelijke spoor en binnen de kaders van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiertoe is de geluidbelasting op een aantal geluidgevoelige bestemmingen bepaald en getoetst.
Onder representatieve bedrijfsomstandigheden bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 48 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 35 dB(A) in de nachtperiode.
Daarmee voldoet het bedrijf aan de gestelde toetsingskaders van 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) in respectievelijk dag-, avond- en nachtperiode.
Het maximale geluidniveau (LAmax) bedraagt ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 66 dB(A) in de dagperiode, 67 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode.
Daarmee voldoet het bedrijf niet aan de gestelde toetsingskaders van 65 dB(A) in de avondperiode. In de dag- en nachtperiode wordt wel voldaan aan het gestelde toetsingskader van respectievelijk 70 en 60 dB(A).
Het equivalente geluidniveau ten gevolge van verkeer van en naar de inrichting bedraagt ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 38 dB(A) in de dagperiode, 36 dB(A) in de avondperiode en 24 dB(A) in de nachtperiode.
Daarmee voldoet het bedrijf aan de gestelde voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) in respectievelijk dag-, avond- en nachtperiode
De overschrijding van het gestelde toetsingskader van het maximale geluidniveau bedraagt ten hoogste 2 dB in de avondperiode ter hoogte van de woning aan de Moerstraat 1. Deze overschrijding vindt plaats in de avondperiode en wordt veroorzaakt door het remmen van de vrachtwagen bij de poort ten behoeve van logistiek aan de noordwest zijde van het terrein.
Als maatregel is overwogen om alle laad- en losactiviteiten in de dag-periode (07.00 uur-19.00 uur) te laten plaatsvinden. Initiatiefnemer heeft aangegeven hiermee akkoord te gaan. In de planregels van het bestemmingsplan zal worden opgenomen dat laad- en losactiviteiten alleen in de dag-periode mogen plaatsen vinden. Hiermee wordt een acceptabel woon- en leefklimaat t.o.v. de omliggende woningen gewaarborgd.
4.6.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
Door de Antea groep is een memo opgesteld (beoordeling luchtkwaliteit voor de
bestemmingsplanwijziging 20170717 -41689-V00 d.d. 17 juli 2017 )( bijlage 9). Uit de memo blijkt dat de luchtkwaliteit ook na de realisatie van de bouwmarkt en het tuincentrum voldoet aan de normstelling zoals opgenomen in de Wet milieubeheer.
Er is na realisatie van de bouwmarkt en het tuincentrum sprake van een goede ruimtelijke ordening.
4.8 Geur
4.8.1 Industriële Geurhinder
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan.
4.8.2 Agrarische Geurhinder
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
De locatie Von Suppéstraat ligt op voldoende afstand. Locatie Rugdijk ligt in het overgangsgebied van de bebouwde kom en het buitengebied. In de verordening Ruimte is deze plek aangewezen als beperking veehouderij. In de omgeving zijn diverse veehouderijen en voormalige veehouderijen aanwezig. Het plangebied ligt naar verwachting niet binnen de voorgrondbelasting van omliggende bedrijven.
4.9 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Het bestemmingsplangebied Rugdijk is gelegen in de bodemkwaliteitszone landbouw en natuur en het bestemmingsplan Von Suppéstraat in de bodemkwaliteitszone wonen.
Binnen beide bestemmingsplanen zijn onderzoeken beschikbaar die enige indicatie kunnen geven van de te verwachten kwaliteit. Gemiddeld genomen is het grootste deel van het gebied licht tot sterk verontreinigd met zware metalen. In zowel de boven en ondergrond als mede het grondwater.
In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.
Rugdijk
Een deel van het bestemmingsplan gebied is op 14-09-2000 door Grontmij onderzocht. Op de onderzoekslocatie is plaatselijk in de bovengrond een licht verhoogd gehalte aan koper en zink aangetroffen. Ter plaatse van de bovengrond (op het westelijk deel van de locatie) waarin zintuiglijk puin is waargenomen, is een licht verhoogd gehalte aan PAK, EOX en minerale olie aangetroffen.
In de bovengrond ter plaatse van boring 22 zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen aan de onderzochte parameters (chloorbenzenen, PCB's en chloorbestrijdingsmiddelen). In de ondergrond ter plaatse van boring 21 is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen.
In het grondwater van de onderzoekslocatie zijn enkele zware metalen in licht verhoogde mate aangetroffen. In eerste instantie was in het grondwater van peilbuis 16 een matig verhoogd gehalte aan chroom aangetroffen. Bij de herbemonstering van het grondwater van peilbuis 16 en de bemonstering van het grondwater van de nieuw geplaatste peilbuis 21 zijn slechts licht ver¬
hoogde gehalten aan chroom aangetroffen.
Daar in de bodem ter plaatse van de bovengrondse opslag van petroleum geen verontreinigingen zijn aangetoond.
Direct in de omgeving van het bestemmingsplan zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd (Rugdijk 6-6a). Uit die onderzoeken is gebleken dat in de boven-ondergrond en grondwater licht tot sterk gehalten aan zware metalen zijn gemeten.
Verkennend bodemonderzoek (13-10-2005)
Nader bodemonderzoek ( 14-11-2005)
BUS melding (03-07-2009)
Saneringsplan (28-09-2009)
Erfverharding
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie Rugdik (1 verdachtmaking AA08551007 (Erfverharding met kolengruis en /of sintels) hebben gelegen.
Dempingen
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie Rugdijk (13 verdachtmakingen dempingen) hebben gelegen.
AA085503128, AA085503129, AA085506750, AA085506751, AA085503131, AA085503132, AA085503699, AA085503135, AA085503698, AA085503134, AA085506755, AA085503700, AA085506753
Ondergrondse tank
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie geen ondergrondse tank aanwezig is geweest. Maar op het perceel er naast (Rugdijk 6-6a) is een bovengrondse HBO tank aanwezig.
Conclusie
Voor de toekomstige bestemmingsplanen dient er rekening te worden gehouden met de aanwezige verontreinigingen.
Omdat van beide locaties geen actuele bodemonderzoeken bekend zijn, dient voor het verkrijgen van een bouwvergunning een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
4.10 Natuur En Ecologie
4.10.1 Wettelijke Kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn)
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant)
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
4.10.2 Analyse Plangebied
Voor de geplande ontwikkeling zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd waarin effecten op beschermde natuurwaarden zijn beoordeeld. Het gaat om:
-
Natuurtoets Hervestiging Karwei en Tuincentrum (21 november 2017 zie bijlage 11)
-
Nader onderzoek marterachtigen Hervestiging Karwei en Tuincentrum (21 november 2017 zie bijlage 12)
-
Voortoets Natura 2000 Hervestiging tuincentrum en bouwmarkt (25 juli 2017 zie bijlage 13)
-
Herontwikkeling Rugdijk 2 te Tilburg - Stikstofdepositieonderzoek voor bestemmingsplanwijziging (28 november 2017 zie bijlage 14)
In de hierna volgende paragraaf zijn de belangrijkste bevindingen en conclusies van deze onderzoeken weergegeven. Voor de volledige rapportages wordt verwezen naar de bijlagen.
Natura 2000-gebieden
Gelet op de omvang van de herontwikkeling in relatie tot de afstand hiervan tot de omliggende Natura 2000-gebieden (meer dan 2 km) leidt van de mogelijke storingsfactoren op Natura 2000-gebieden uitsluitend stikstofdepositie (verzuring/vermesting) tot mogelijk negatieve effecten. Daarom is de invloed van de herontwikkeling op de stikstofdepositie nader onderzocht.
De uitbreiding van het huidige tuincentrum en een vestiging van een nieuwe bouwmarkt zorgen voor een toename aan emissie van stikstofoxiden (NOx). Daarnaast leidt de herontwikkeling tot een wijziging van de verkeersintensiteiten op de wegen rondom het plangebied. Dit verkeer zorgt voor emissies NOx en ammoniak (NH3). Deze emissies kunnen tot veranderingen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden leiden. In de huidige situatie zijn in omliggende Natura 2000-gebieden habitats aanwezig die qua stikstofdepositie overbelast zijn.
De stikstofdepositie is bepaald met het rekenprogramma AERIUS, versie 2016L, voor het rekenjaar 2017. Hierbij is gebruik gemaakt van emissiekentallen en de verwachte verkeersgeneratie voor de nieuwe ontwikkeling. Uit de berekening van de beoogde situatie blijkt dat de maximale depositiebijdrage van de beoogde activiteiten 0,31 mol N/ha/jaar bedraagt. Deze bijdrage is berekend op het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (grenswaarde is 0,05 mol N/ha/jaar). De beoogde ontwikkelingen zijn hierdoor vergunningplichtig in het kader van de Wet Natuurbescherming. Op de overige Natura 2000-gebieden wordt een bijdrage kleiner dan de grenswaarde van 0,05 mol N/ha/jaar berekend.
Om de benodigde ontwikkelingsruimte vast te stellen, is een vergelijking gemaakt met de referentiesituatie. De grootste toename bedraagt 0,23 mol N/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen.
Het voorliggende plan maakt één of meer projecten mogelijk. Deze projecten kunnen aanspraak maken op ontwikkelingsruimte in het kader van de programmatische aanpak stikstof (PAS). Het plan wordt hier als één project beschouwd. Voor dit project is dan 0,23 mol N/ha/jaar nodig aan ontwikkelingsruimte. Op dit moment (28 november 2017) is er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar om een Wnb-vergunning te kunnen verlenen. Tevens passen de bijdrages binnen het provinciaal beleid van Noord-Brabant.
Natuurbeschermings in Verordening Ruimte
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. Er komen ook geen beschermde NNB-gebieden voor binnen de invloedsfeer van het plangebied. Er is zowel van indirecte als directe aantasting van NNB-gebieden dan ook geen sprake. (Significant) negatieve effecten zijn uitgesloten. Er is daarom geen noodzaak voor vervolgstappen of een uitgebreidere toetsing.
Soortenbescherming
Uit bureaustudie in combinatie met veldonderzoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn en/of verwacht worden in het plangebied:
-
Huismus: (winter)rustplaatsen en collectieve slaapplekken in de groenblijvende vegetatie;
-
Steenuil: essentieel foerageergebied ter plaatse van grasland en paardenwei;
-
Algemene broedvogels: nestplaatsen in de bebouwing en vegetatie;
-
Steenmarter: rustplaats en niet-essentieel onderdeel van het leefgebied.
Voor de huismus vormt de groenblijvende vegetatie een essentieel onderdeel van het leefgebied. Mits er passende mitigerende maatregelen genomen worden is er echter geen sprake van overtreding van de Wnb en daarom geen ontheffing noodzakelijk. De maatregelen bestaan uit het behouden (of verplaatsen) van de groenblijvende vegetatie, het realiseren van zandige plekken (aanbeveling) en werken buiten de kwetsbare periode maart t/m juli. Het bestemmingsplan is daarmee voor deze soort uitvoerbaar.
Voor de steenuil vormen het grasland en de paardenwei in het plangebied een essentieel onderdeel van het foerageergebied. Mits er passende mitigerende maatregelen genomen worden is er echter geen sprake van overtreding van de Wnb en daarom geen ontheffing noodzakelijk. De maatregelen bestaan uit het realiseren van vervangend foerageergebied of verbeteren van bestaand foerageergebied en het werken buiten de kwetsbare periode februari t/m juli. Het realiseren van vervangend foerageergebied wordt gekoppeld aan de landschappelijke kwaliteitsverbetering en wordt daarmee publiek- of privaatrechtelijk geborgd. Het bestemmingsplan is daarmee voor deze soort uitvoerbaar.
Voor algemeen voorkomende broedvogels is sprake van broedplaatsen in vegetatie en bebouwing. Er is geen sprake van overtreding van de Wnb, mits vegetatie en bebouwing verwijderd wordt buiten het broedseizoen maart t/m juli.
Voor de steenmarter is tijdens nader onderzoek aangetoond dat de kas gebruikt wordt als rustplaats, maar dat het plangebied geen essentieel leefgebied betreft. Er is voor de ontwikkeling geen ontheffing van de Wnb nodig. Wel is de zorgplicht aan de orde. Door te werken volgens het werkprotocol uit het nader onderzoek marterachtigen (zie bijlage) is te voorkomen dat bij de sloopwerkzaamheden gehandeld wordt in strijd met de zorgplicht. Dit werkprotocol kan als voorwaarde worden gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor sloop of bouw.
Conclusie
Doordat de geplande ontwikkeling met 0,23 mol N/ha/jaar bijdraagt aan de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen, kan niet op voorhand worden uitgesloten dat de herontwikkeling leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van dit Natura 2000-gebied. Voor de geplande ontwikkeling is daarom een Wnb-vergunning nodig, die verleend kan worden door de provincie. Binnen de programmatische aanpak stikstof (PAS) bestaat vrije depositieruimte waarmee het bevoegd gezag een vergunning kan verlenen aan initiatiefnemers. Voor dit project is dan 0,23 mol N/ha/jaar nodig aan ontwikkelingsruimte. Op dit moment (28 november 2017) is er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar om een Wnb-vergunning te kunnen verlenen.
Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
-
Er wordt gezorgd dat groenblijvende vegetatie wordt behouden of minimaal 1 op 1 wordt vervangen ten behoeve van de huismus
-
Er wordt vervangend foerageergebied of verbetering van bestaand foerageergebied voor de steenuil gecreëerd en er wordt gewerkt buiten de kwetsbare periode februari t/m juli.
-
Begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen.
-
Sloop vindt plaats volgens het werkprotocol dat is opgenomen in het nader onderzoek marterachtigen.
Vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
4.10.3 Landschappelijke Inpassing
Ten behoeve van de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld door BTL Adviseurs (bijlage 2: Landschappelijke inpassing tuincentrum met bouwmarkt te Rugdijk d.d. 30 april 2018). Om de bereikbaarheid van de nieuwe locatie te verbeteren wordt een nieuwe ontsluiting aangelegd vanaf de Burgemeester Bechtweg. Het tuincentrum met bouwmarkt en de nieuwe ontsluiting dienen optimaal in het landschap te worden ingepast. Het doel is dat de ontwikkeling enerzijds leidt tot een kwaliteitsverbetering van het landschap op deze locatie en tegelijkertijd een kwaliteitsimpuls realiseert voor het gehele buurtschap Rugdijk.
Rondom het nieuwe pand zijn in totaal 230 parkeerplaatsen gesitueerd, waarvan 160 worden uitgevoerd in groene verharding zoals graskeien. De gevel van het pand wordt voor een deel bekleed met begroeiing, waarvan een deel wintergroen. rondom het perceel komt een met poorten af te sluiten hekwerk. de bomen aan de oostzijde van het pand staan in kleine groenvakken.
Op het terrein van de ontwikkeling zelf is onvoldoende ruimte voor de gewenste landschappelijke inpassing. Daarom wordt een voorstel gedaan voor aanvullende landschappelijke inpassing in de directe omgeving van de Rugdijk.
Oude structuren en bestaande landschappelijke elementen bieden aanleiding voor het inpassen van het tuincentrum met bouwmarkt. Dit zijn de elementen waarmee de landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd.
Driehoek
De driehoek aan de overzijde van de locatie wordt geaccentueerd. Door de greppels te voorzien van flauwe oevers, vindt waterberging plaats en kan de ecologiche ontwikkeling worden versterkt. De afgegraven grond wordt op de weide gebruikt voor kleine verhogingen met enkele markante boomgroepen.
Bundersestraat
Om geleiding van de nieuwe weg te realiseren wordt gekozen voor een open bomenrij langs de Bundersestraat. De bomen komen op onregelmatige afstand in een los opgezette bomenrij.
Dwarsstructuren
Houtwallen accentureren de oude structuren dwars op de N261. Daarmee wordt de doorsnijding van het landschap door de weg verkleind en breekt het zicht op de locatie.
Verdichting
Het perceel ten noorden van de driehoek wordt verdicht door middel van houtwallen. Deze houtwallen sluiten aan bij de taluds van het viaduct over de N261. De houtwallen volgen de richting van de Zwaluwsestraat.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
Het watersysteem van het stedelijke gebied van Tilburg is omschreven in het verbreed Gemeentelijk Rio-leringsplan 2016-2019. Ingezoomd op het plangebied zijn de gebiedskenmerken in de bestaande situatie in tabel II.1 aangegeven.
Tabel 1 Gebiedskenmerken
Kenmerk | In plangebied |
Stroomgebied | Zandleij |
Waterbeheerders | Gemeente Tilburg Waterschap De Dommel (zuivering afvalwater) Waterschap De Dommel (oppervlaktewater) |
Bruto oppervlak | 8.000 m² |
Afvoerend oppervlak | 7.000 m² |
Terreinhoogte | variërend tussen de NAP +11,7 en NAP +12,7 m |
Gemiddelde grondwaterstand (GHG) | Variërend tussen de 0,25 en 0,40 m -mv |
Ontwateringsdiepte | Minimaal |
Bodem | Zand, met slecht doorlatende laag (0,001 < k < 1) |
Riolering | Bestaande tuincentrum is aangesloten op drukriolering voor vuilwater |
Afkoppelgebied | Niet van toepassing |
Oppervlaktewater | B-watergangen aanwezig, geen streefpeil. |
Keur beschermingsgebieden | Er zijn geen keurbeschermingsgebieden en attentiegebieden voor de waterhuishouding aanwezig. Het gebied ligt binnen de “Beperkte invloedsgebieden Natura 2000”, waarin nieuwe grondwateronttrekkingen niet zijn toegestaan. |
5.2 Duurzaam Waterbeheer
Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaven voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
Afwegingen
Door Antea groep is een watertoets uitgevoerd (rapport 0416839.00 d.d. 9 november 2017, zie bijlage 15).
De bestaande ontwateringdiepte is voldoende voor de nieuwe functies in het plangebied. Er worden daarom geen maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen.
Tabel 2 Afwaterende oppervlakten
Nieuwe situatie | Afwaterende oppervlakten (m²) |
Dak | 9.600 m² (tuincentrum 6.080 m², bouwmarkt 3.520 m²) |
Parkeren en aanrijroute | 5.400 m² |
Totaal | 15.000 m² |
Globaal berekend is de netto toename afvoerende oppervlakte 7.000 m², ten opzichte van de bestaande / referentie situatie.
De impact van deze toename is significant, daarom is compensatie nodig. Uitgangspunt is toepassing van de Keur. De ontwikkelaar heeft aangegeven het regenwater op te vangen in een inpandig bekken. Het dakoppervlak van het tuincentrum en de bouwmarkt worden hiermee afgekoppeld. Het regenwater wordt gebruikt voor het bewateren van de planten in de kas van het tuincentrum. De parkeerplaatsen worden aangelegd met graskeien, die voor 50% open zijn. In juni 2010 is bodemkundig-hydrologisch onderzoek aan de Rugdijk uitgevoerd door Antea Group. Hierbij is bij twee boringen binnen het plangebied vastgesteld dat de toplaag (1,1 en 1,6 m-mv) goed doorlatend is, het gaat om 1.920 m². Het regenwater kan via de halfverharding infiltreren.
De ontwikkelaar moet aangeven hoe het watersysteem werkt. Het inpandig bekken moet beschikbaar zijn als het regent (anders kan dit niet meetellen als berging ter compensatie van verhard oppervlak), wat er gebeurt met het overtollig water van het bewateren van planten en hoe het gesteld is met de kwaliteit van dit water. Dit water mag niet worden geloosd op de vuilwaterriolering. Verder moet uitgewerkt worden hoe de afvoer naar de B-watergang plaatsvindt en of dit kan binnen de randvoorwaarden van de landbouwkundige afvoer. Zo niet dan dient een berging aangelegd te worden.
Watersysteem
Voor het watersysteem in het plangebied gelden de volgende randvoorwaarden:
-
Vuilwater en regenwater worden inpandig gescheiden;
-
Het dakoppervlak wordt afgekoppeld, het regenwater wordt verzameld in een inpandige bekken ten behoeve van bewatering van planten. De ontwikkelaar moet aantonen hoe dit systeem werkt, zodat bij neerslag het bekken beschikbaar is om water op te vangen (ter compensatie van de toename van verhard oppervlak). Verder moet de ontwikkelaar aangegeven wat er gebeurt met het overtollig overtollig beregeningswater, dit mag niet op het vuilwaterafvoer worden geloosd. Dit overtollige beregeningswater kan samen met het overtollige water van het retentiereservoir en de parkeerplaatsen richting de B-watergang worden afgevoerd, waarbij de som van deze twee stromen de landbouwkundige afvoer niet mag overschrijden. Daarnaast moet het overtollige beregeningswater van dermate kwaliteit zijn dat het in het open water mag worden geloosd. Indien de lozing groter is dan de landbouwkundige afvoer moet een berging worden aangelegd.
-
De parkeerplaats wordt aangelegd met waterdoorlatende verharding. Overtollig regenwater wordt afgevoerd via bermen en greppels naar de B-watergang. De ontwikkelaar moet aantonen dat het ontvangend watersysteem dit aankan (zie hierboven);
-
Het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;
-
Vuilwater wordt aangesloten op de drukriolering: eventuele uitbreiding hiervan op kosten van de ontwikkelde partij.
-
Zorgen voor voldoende ontwatering, met het oog op voorkomen van wateroverlast.
5.3 Watertoets
De impact van dit plangebied op het watersysteem is significant. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het plan is in het kader van het vooroverleg in een zo vroeg mogelijk stadium voorgelegd aan de waterbeheerder, namelijk het waterschap De Dommel. De watertoets is besproken met gemeente en waterschap. Het waterschap heeft bij mail van 20 november 2017 ingestemd met de waterparagraaf. Voor de nadere uitwerking van dit plan zijn een aantal aandachtspunten meegegeven met het verzoek hierbij de gemeente en het waterschap te betrekken.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen aanwezig:
BT: Bedrijventerrein
DH-P: Detailhandel perifeer
V: Verkeer
V-VB: Verkeer - Verblijf
Aan de Von Suppéstraat geldt de bestemming 'Bedrijventerrein'. Op deze locatie wordt enkel de aanduiding 'perifere detailhandel' verwijderd om te voorkomen dat hier zich een nieuwe winkel vestigt. In het bestemmingsplan is de verplichting opgenomen om de bestaande detailhandelsactiviteiten op deze locatie te beëindigen wanneer de locatie aan de Rugdijk in gebruik wordt genomen.
Aan de Rugdijk geldt de bestemming 'Detailhandel - Perifeer". In de regels wordt deze bestemming beperkt tot een tuincentrum van 9300 m2 en een bouwmarkt van 6000 m2 en tesamen een maximale oppervlakte van 9600m2. Daarnaast gelden de bestemmingen Verkeer (Noord Oost Tangent) en Verkeer-Verblijf (Bundersestraat).
Binnen deze bestemmingen zijn de volgende aanduidingen gebruikt:
B<=2: bedrijf tot en met categorie 2
k: kantoor
m: maatschappelijk
r: recreatie
Al deze aanduidingen zijn van toepassing op de bestemming Bedrijventerrein aan de Von Suppéstraat. Aan deze aanduiding is ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niets gewijzigd.
Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen aanwezig:
L-HV: Leiding - hoogspanningsverbinding
WR-A: Waarde - archeologie
WS-BW: Waterstaat - Behoud en herstel watersystemen
De dubbelbestemming Waarde-archeologie is van toepassing vanwege de hoge verwachtingswaarde van het gebied. Momenteel vindt een onderzoek naar de mogelijke archeologische waarden van het gebied plaats. Pas wanneer de archeologische waarden van het gebied voldoende in beeld zijn gebracht en eventueel gevolg is gegeven kan in het plangebied worden gebouwd.
Als laatste is de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. Deze gebiedsaanduiding is van toepassing vanwege de korte afstand van het plangebied tot de Noord Oost Tangent, die een route vervoer gevaarlijke stoffen is.
6.3 Bouw- En Gebruiksregels
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Wijzigingsbevoegdheid
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden
opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat
een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die
reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid
2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld.
Dit bestemmingsplan wordt vastgesteld ten behoeve van een te realiseren ontwikkeling op (gedeeltelijk)
gemeentelijke grond. Het verhaal van kosten die de gemeente moet maken is 'anderszins verzekerd' door de
gemeentelijke gronduitgifte, zoals bij raadsbesluit van 13 november 2017 is vastgesteld. Met betrekking tot de
gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer
leges betaald. In de gesloten anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer heeft de gemeente haar
kostenverhaal verzekerd. Hierin zijn afspraken gemaakt over de bijdrage in het kader van het fonds
bovenwijks, de plan- en apparaatskosten alsmede de regeling kwaliteitsverbetering landschap vanuit de
provincie.
De locatie is onderdeel van het gebied waar in de toekomst verstedelijking mogelijk is volgens de
gemeentelijke omgevingsvisie. Dit plan is een eerste bouwplan van de mogelijk verdere ontwikkeling van het
gebied. De infrastructurele aanpassing wordt daarom nu al aangelegd, ter voorbereiding op deze verdere
ontwikkeling. De aan te leggen infrastructuur wordt betaald uit de reserve bovenwijkse voorzieningen. De
initiatiefnemers doen een bijdrage aan de reserve bovenwijkse voorzieningen via de door hen te betalen
exploitatiebijdrage. De bijdrage uit de reserve bovenwijkse voorzieningen is reeds opgenomen in het
bestedingsplan.
Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in
planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op
grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Overleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 3 april 2017 gepubliceerd in Gemeenteblad.
8.2 Omgevingsdialoog
Op 28 juni 2017 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking
Burgerparticipatie een informatieavond gehouden bij Peerke Donders. Tijdens deze informatieavond is een
toelichting gegeven op de herontwikkeling aan de Rugdijk. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen
van vragen en het maken van opmerkingen (zie bijlage 16: verslag burgerparticipatie). Van de ruim 55
aangeschreven omwonenden waren circa 15 personen aanwezig. De meeste aanwezigen was redelijk positief
over het plan. Wel werden een aantal suggesties gegeven.
De initiatiefnemer is in een aanvulling op het verslag van de burgerparticipatie ingegaan op deze suggesties (zie
bijlage 17: integratie plansuggesties). Een aantal suggesties heeft geleid tot aanpassing van het plan, zoals het
aanpassen van het inrichtingsplan waarmee de entree voor logistiek wordt verplaatst, het beperken van de
bouwhoogten tot respectievelijk maximaal 6 en 8 meter voor goot- en bouwhoogte voor het tuincentrum en 8
meter bouwhoogte voor de bouwmarkt.
Met 1 omwonende is, naast de initiatiefnemer, ook de gemeente in gesprek gegaan, aangezien deze, zowel
naar aanleiding van onderhavige ontwikkeling als de ontwikkeling Zwaluwenbunders, diverse opmerkingen en
vragen heeft over beide ontwikkelingen. Met deze bewoner heeft de gemeente op 23 april 2018 een gesprek
gehad.
8.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:
Instantie | Datum verzending | Datum ontvangst reactie | Opmerkingen? |
Provincie Noord-Brabant Directie ROH | 14-12-2017 | 23-02-2018 | ja |
Hieronder worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van Burgemeester en wethouders wordt vermeld.
Reactie Provincie Noord-Brabant
1) De provincie verzoekt om een nadere toelichting in het bestemmingsplan over de Regionale afstemming van
de ontwikkeling.
Reactie gemeente
In paragraaf 2.1.3 van de toelichting is een extra kopje Regionale afstemming opgenomen waarin hier nader op
in wordt gegaan.
2) Op grond van artikel 8.1 van de verordening dient de stedelijke ontwikkeling aan te sluiten bij het bestaand
stedelijk gebied. Tevens dient het plan inzichtelijk te maken dat rekening wordt gehouden met de aanwezige
kwaliteiten en structuren in het gebied en omgeving. Het vorenstaande dient nader te worden verantwoord in
het plan.
Reactie gemeente
In paragraaf 2.2.2 van de toelichting een extra alinea opgenomen met een nadere omschrijving van het gebied.
Door BTL Advies is een landschapsplan gemaakt ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het
tuincentrum in de omgeving en het hierdoor geven van een landschappelijke impuls aan het gebied. Dit
landschapsplan is opgenomen in de bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan.
3) Het landschappelijk inpassingplan dient als bijlage aan het bestemmingsplan te worden gevoegd. In het
bestemmingsplan moet worden geborgd in de regels dat het gehele te investeren bedrag wordt aangewend
voor inpassing in de omgeving en het resterende bedrag in een landschapsfonds wordt gestort.
Reactie gemeente
Het landschappelijk inpassingsplan van BTL advies definitief d.d. 30 april 2018 wordt als bijlage bij de
toelichting en de regels van het bestemmingsplan gevoegd. Zoals ambtelijk reeds was voorgesteld wordt in
artikel 4.5.1 Strijdig gebruik van het bestemmingsplan de regel toegevoegd dat het gebruik met de bestemming
'detailhandel-perifeer' strijdig is indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden en bepalingen zoals
neergelegd in de bij deze regel als bijlage opgenomen 'overeenkomst kwaliteitsverbetering landschap' en de
landschappelijke inpassing conform het hierboven genoemde rapport niet volledig is uitgevoerd en in stand
wordt gehouden. Wij zijn van mening dat we hiermee, en dan met name het verwijzen naar de ' overeenkomst
kwaliteitsverbetering landschap' in welke overeenkomst het gehele te investeren bedrag wordt genoemd, de
verplichte kwaliteitsverbetering landschap voldoende juridisch hebben gewaarborgd.
8.4 Zienswijzen
![i_NL.IMRO.0855.BSP2017015-e001_402018.jpg [image]](https://ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0855.BSP2017015-e001/i_NL.IMRO.0855.BSP2017015-e001_402018.jpg)
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 mei tot en met 9 juli 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 10 zienswijzen ingediend, waarbij 1 zienswijze door 21 personen en 1 zienswijze door 8 personen is ondertekend. De reclamanten zijn voornamelijk omwonenden van het tuincentrum aan de Rugdijk, Quirijnstokstraat en Moerstraat, en verder weg gelegen deel van Quirijnstokstraat en Waalwijkseweg (zie afbeelding).
In bijlage 19 notitie 'behandeling zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Rugdijk - Von Suppéstraat ' wordt per onderwerp een samenvatting gegeven van de ingekomen zienswijzen met de reactie van de gemeente hierop. De meeste zienswijzen zijn ongegrond. Een aantal zienswijzen heeft tot gevolg dat het bestemmingsplan is aangepast.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 3 Overeenkomst Kwaliteitsverbetering Landschap
Bijlage 3 Overeenkomst kwaliteitsverbetering landschap
Bijlage 1 (Ladder Voor) Duurzame Verstedelijking
Bijlage 1 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan Rugdijk
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan Rugdijk
Bijlage 3 Verkeersanalyse Rugdijk
Bijlage 3 Verkeersanalyse Rugdijk
Bijlage 4 Memo Verkeer
Bijlage 5 Inventarisatie Risicobronnen En Verantwoording
Bijlage 5 Inventarisatie risicobronnen en verantwoording
Bijlage 6 Qra Rugdijk
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wet Geluidhinder
Bijlage 7 akoestisch onderzoek Wet Geluidhinder
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Rugdijk
Bijlage 8 akoestisch onderzoek Rugdijk
Bijlage 9 Memo Luchtkwaliteit
Bijlage 10 Vormvrije Mer
Bijlage 11 Natuurtoets
Bijlage 12 Nader Onderzoek Steenmarter
Bijlage 12 Nader onderzoek steenmarter
Bijlage 13 Voortoets Natuur
Bijlage 14 Memo Stikstofdepositie
Bijlage 14 Memo stikstofdepositie
Bijlage 15 Watertoets
Bijlage 16 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 16 Verslag omgevingsdialoog
Bijlage 17 Aanvulling Omgevingsdialoog
Bijlage 17 Aanvulling omgevingsdialoog
Bijlage 18 Nota Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 18 Nota parkeernormen Tilburg 2017