Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 6e herziening (Zeusstraat 3)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 17-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 6e herziening (Zeusstraat 3) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2018003-e001 van de gemeente Tilburg.
1.41 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.43 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.114 kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.147 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.155 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Herziening Bestemmingsplan
Van toepassing is het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vossenberg 2008' zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2009, met dien verstande dat aan dit bestemmingsplan Artikel 3 wordt toegevoegd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Externe Veiligheid
De volgende regels dienen in acht te te worden genomen:
-
binnen de dubbelbestemming 'Waarde- Externe Veiligheid' en buiten de perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht;
-
binnen de dubbel bestemming 'Waarde- Externe Veiligheid' is uitsluitend een beperkt kwetsbaar object toegestaan mits dit is onderbouwd;
-
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
de dubbelbestemming 'Waarde- Externe Veiligheid' opgeheven wordt, indien de desbetreffende risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
-
de dubbelbestemming 'Waarde- Externe Veiligheid' verkleind of vergroot wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar-contour als gevolg van een wijziging in de desbetreffende risicovolle inrichting kleiner of groter is geworden;
-
de dubbelbestemming 'Waarde- Externe Veiligheid' verkleind of vergroot wordt, indien zulks logischerwijs volgt uit een wijziging van het Besluit externe veiligheid inrichtingen of de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 6e herziening (Zeusstraat 3)".
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor het planolgisch regelen van de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) ter plaatse van de Zeusstraat 3 te Tilburg. De nieuwe risicocontour komt te liggen over de percelen sectie F. 5930 (gedeeltelijk), 6803 (gedeeltelijk) en 6785 (gedeeltelijk).
Op de locatie aan de Zeusstraat 3 is Versteijnen Logistics BV voornemens om hal 1 te slopen en en hal 5 en 6 hiervoor terug te bouwen. Deze bouwmogelijkheden zijn toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vossenberg 2008'.
In een van deze hallen worden gevaarlijke stoffen opgeslagen en vinden overslagactiviteiten plaats. In deze hallen wordt gekozen voor een bepaalde blusinstallatie waardoor de risicocontour groter wordt en niet meer gelegen is op het eigen perceel. In het geldende artikel 7 uit het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vossenberg 2008' is namelijk geregeld dat de contour van een Bevi-inrichting uitsluitend op eigen terrein mag liggen. In artikel 7.5.3 zijn ontheffingsmogelijkheden opgenomen die alleen zien op overschrijdingen in het openbaar gebied. In het voorliggende geval komt de contour echter ook te liggen over het perceel van FUJIFILM Manufacturing Europe BV (hierna FUJIFILM) en daarom is het noodzakelijk om dit bestemmingsplan op te stellen.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd door de Prometheusstraat in het noorden, de Zeusstraat in het oosten en de Dongenseweg in het zuiden.
Begrenzing plangebied
luchtfoto plangebied
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk, Provincie En Gemeente
Er spelen met betrekking tot dit plan geen provinciale of rijksbelangen. Daarom wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.
Ook in de gemeentelijke beleidskaders, zoals de Omgevingsvisie Tilburg 2020 is niets opgenomen ten aanzien van deze locatie.
Hoofdstuk 3 Externe Veiligheid
Inleiding
Het bestemmingsplan omvat de verankering van de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van Versteijnen Logistics BV (buiten de eigen perceelsgrens) ten gevolge van de uitbreiding van de opslag van gevaarlijke stoffen. Een bestemmingsplanherziening is noodzakelijk omdat het verzoek in strijd is met het geldende bestemmingsplan (de risicocontour reikt buiten de eigen perceelsgrens).
Het plangebied omvat alle gronden buiten de perceelsgrens van Versteijnen Logistics BV die vallen binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour zoals opgenomen in de Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) .
De verbeelding van het bestemmingsplan is opgenomen in figuur 1.
Figuur 1: verbeelding Bedrijventerrein Vossenberg 2008 (6e herziening, Zeusstraat 3)
Wettelijk kader/begrippenkader en vastgesteld beleid
Algemeen
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's overwogen moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. Het bevoegd gezag hierin is de gemeenteraad.
Wettelijk kader
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004;
-
Besluit transportroutes externe veiligheid (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
De gemeente Tilburg heeft naast bovengenoemde wettelijke toetsingskaders ook een gemeentelijk toetsingskader vastgesteld, namelijk beleidsvisie externe veiligheid Tilburg: "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan vier kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico, het groepsrisico, het plasbrandaandachtsgebied en de verantwoording. Een nadere toelichting voor deze begrippen zijn beschreven in de laatste paragraaf van dit document, onder het kopje begrippenkader.
Inventarisatie risicobronnen
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Via dit bestemmingsplan worden toekomstige kwetsbare objecten binnen het plangebied uitgesloten. De beoordeling van het aspect externe veiligheid richt zich op het risiconiveau van het bedrijf richting de omgeving.
Versteijnen Logistics BV
Het bedrijf is voornemens de op- en overslagactiviteiten met gevaarlijke stoffen uit te breiden middels de realisatie van een nieuwe opslaghal op de plaats van een van de huidige hallen (hal 1). De opslag zal uitgevoerd worden conform PGS15. Bij de aanvraag om herziening van het bestemmingsplan is een QRA (bijlage 1aangeleverd. Deze QRA is door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant beoordeeld en akkoord bevonden.
Plaatsgebonden risico
Ten gevolge van de voorgenomen uitbreiding neemt de grootte van de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van Versteijnen Logistics BV toe. Deze risicocontour bevindt zich gedeeltelijk buiten de eigen perceelsgrens, over andere percelen. Vanuit de gemeentelijke beleidsvisie geldt het uitgangspunt dat deze contour niet over andere percelen mag vallen (zie 'Beleidsvisie externe veiligheid'). Conform het gemeentelijk beleid en het Bevi is het niet toegestaan binnen deze risicocontour kwetsbare objecten op te richten.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt uitgesloten dat binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht. Toekomstige knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico zijn hiermee uitgesloten. De afwijking van de gemeentelijke beleidsvisie is beschreven onder 'Beleidsvisie externe veiligheid'.
NB: Ten tijde van het opstellen van deze onderbouwing is het bedrijf waarover de 10-6 plaatsgebonden risicocontour is gelegen eveneens een Bevi-bedrijf, waardoor er op dat moment geen knelpunt plaatsgebonden risico zou kunnen ontstaan (Bevi-bedrijven zijn onderling niet kwetsbaar). Het is ruimtelijk echter niet uit te sluiten dat dit bedrijf in de toekomst de status van Bevi-bedrijf zal verliezen of dat er zich een ander niet-Bevi bedrijf vestigt.
Groepsrisico
Uit de voornoemde QRA blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van de verdubbeling van de opslagcapaciteit toeneemt. De hoogte van het groepsrisico van Versteijnen Logistics BV neemt weliswaar toe, maar blijft onder de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde is geen grenswaarde, maar een richtwaarde waarvan het niet wenselijk wordt geacht deze te overschrijden.
Conclusies
Binnen het plangebied worden knelpunten ten aanzien van de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van Versteijnen Logistics BV voorkomen. Het groepsrisico neemt toe, maar blijft onder de oriëntatiewaarde.
Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het plangebied aangemerkt als gemengd gebied. Bij dit gebiedstype is als beleidskader voor de 10-6 plaatsgebonden risicocontour geformuleerd dat deze binnen de inrichtingsgrenzen en gronden met bestemming verkeer, groen en/of water liggen. Met de voorgenomen uitbreiding wordt afgeweken van dit uitgangspunt uit de beleidsvisie, omdat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour over gronden van derden wordt geprojecteerd. De ruimtelijke ontwikkeling is dus strijdig met het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid. Van dit beleidskader kan gemotiveerd worden afgeweken. Deze motivering wordt hieronder gegeven.
Deze specifieke afwijking van de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid wordt verantwoord geacht op basis van de volgende gronden:
-
De basisveiligheid wordt gegarandeerd door via onderhavig bestemmingsplan de gronden buiten de inrichtingsgrens waar de 10-6 plaatsgebonden risicocontour zich bevindt te voorzien van een dubbelbestemming. Via deze dubbelstemming worden (beperkt) kwetsbare objecten binnen dit gebied uitgesloten en worden knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico voorkomen;
-
Over het voornemen en de ruimtelijke gevolgen is overeenstemming tussen de initiatiefnemer en de betreffende grondeigenaar. De ruimtelijke beperkingen ten gevolge van de voorgenomen activiteiten zijn besproken en akkoord bevonden.
Conclusie
Alhoewel de ruimtelijke ontwikkeling strijdig is met het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid, kan ten aanzien van het plaatsgebonden risico gemotiveerd worden afgeweken van dit beleidskader.
Verantwoording groepsrisico
De gevolgen van de voorgenomen uitbreiding van de opslag van gevaarlijke stoffen voor het groepsrisico zijn bekend. Samen met de aanwezige mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een calamiteit en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van in de nabijheid aanwezige personen vormt dit de basis voor de verantwoording groepsrisico.
Hoewel de provincie het bevoegd gezag is van deze inrichting en derhalve de vergunning voor de uitbreiding verleent, wordt vanuit de bestemmingsplanprocedure in het kader van een goede ruimtelijke ordening de verantwoording groepsrisico ingevuld.
De mogelijkheden tot bestrijding van een ramp
De bestrijdbaarheid moet op twee aspecten worden beoordeeld:
-
Is het rampscenario te bestrijden;
-
Is de omgeving voldoende ingericht om bestrijding te faciliteren.
Het risiconiveau van Versteijnen Logistics BV wordt bepaald door verschillende toxische scenario's.
Toxisch
Bij (zeer) toxische vloeistoffen is het scenario dat ten gevolge van een calamiteit er een lekkage ontstaat en een vloeistofplas vormt. Vervolgens verdampen deze toxische vloeistoffen waardoor een gaswolk ontstaat (met dezelfde gevolgen als een gaswolk van toxisch gas). Bij een ongeval met een toxisch gas ontstaat direct een toxische gaswolk. Bij de toxische scenario's zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment.
Bronbestrijding is bij een toxische vloeistof mogelijk door de vloeistof af te dekken. Hierdoor wordt de verdamping verminderd. Voor toxische gassen kan alleen aan bronbestrijding worden gedaan indien het om een lekkage gaat. De brandweer kan dan proberen om het gat te dichten. Effectbestrijding is tevens mogelijk door de concentratie te verdunnen, bijvoorbeeld met behulp van een waterscherm. Dit is alleen mogelijk als de brandweer tijdig aanwezig is.
Bij het ineens vrijkomen van de gehele inhoud van de tank, zal deze effectbestrijding lastig te realiseren zijn. De mogelijkheden voor slachtofferreductie worden bepaald op basis van de mogelijkheden om de vergiftiging te behandelen. Slachtofferreductie is ook mogelijk door snelle ontruiming/evacuatie. Het niet of korter blootstellen aan een toxische stof zal het aantal slachtoffers verminderen.
De nieuwe hal wordt uitgevoerd conform PGS15 en uitgevoerd met een gasblusinstallatie.
De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
Voorafgaand aan de aanvraag herziening bestemmingsplan zijn verschillende varianten ten aanzien van de voorgenomen uitbreiding opslag gevaarlijke stoffen onderzocht. Vanuit de gemeente is daarbij aangegeven dat het niet wenselijk wordt geacht de oriëntatiewaarde van het groepsrisico te overschrijden. De uitgewerkte variant heeft een groepsrisico dat lager is dan de oriëntatiewaarde.
Vluchtmogelijkheden
De bestaande infrastructuur in en rond het plangebied is zodanig dat er voldoende ontsluitingswegen zijn en het gebied goed te ontvluchten is.
Ventilatie
Bij blootstelling aan een toxisch gas is ‘schuilen’ vaak de beste wijze van zelfredzaamheid. Omdat blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario is, biedt ‘schuilen’ de beste wijze om de zelfredzaamheid te vergroten. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij bepalende factoren.
WAS-palen
Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en Alarmering Systeem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het plangebied ligt binnen het dekkingsgebied van een WAS-installatie. Bovendien is alarmering via NL-Alert mogelijk.
Risicocommunicatie
Door actief te communiceren over risico’s zal de zelfredzaamheid namelijk worden vergroot. De brandweer Midden- en West-Brabant adviseert daarom ook om een communicatieplan op te stellen met deskundigen op dit gebied. In dit plan kan dan worden vastgelegd met wie, op welke wijze en met welke frequentie over de risico’s wordt gecommuniceerd. Op dit moment vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit. Daarnaast vindt op verzoek gebiedsgerichte risicocommunicatie plaats. De aanwezige personen worden als zelfredzaam gezien.
Opkomsttijd brandweer
De opkomsttijd van de brandweer bedraagt ca. 6 minuten en voldoet daarmee aan het dekkings- en spreidingsplan.
Conclusies
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
Het plangebied omvat de PR 10-6-contour van Versteijnen Logistics BV voor zover deze buiten het perceel zijn gelegen;
-
De voorgenomen ontwikkelingen leidt tot een verhoging van het groepsrisico, maar het groepsrisico blijft in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde;
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
-
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
-
Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), dit biedt de mogelijkheid de aanwezigen tijdig te waarschuwen;
-
De aanwezigen kunnen het plangebied via de bestaande infrastructuur goed ontvluchten;
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing;
-
De brandweer voldoet in het gehele gebied aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
Begrippenkader
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden als gevolg van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan worden weergegeven met zogeheten risicocontouren; lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kan niet op de kaart worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waarbij de kans (f) wordt afgezet tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij wettelijk anders geregeld), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Verantwoordingsplicht
In de wetgeving (Bevi, Bevt en Bevb) is een verplichting opgenomen het groepsrisico te verantwoorden. Deze verantwoording houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In de wetgeving zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording moet voldoen.
(beperkt) Kwetsbaar object/ Bjizonder kwetsbaar object
De (beperkt) kwetsbaarheid van objecten is vastgelegd in wet en regelgeving. Deze regelgeving is in de beleidsvisie externe veiligheid "Veilig en verantwoord ontwikkelen"
Een kwetsbaar object is vastgelegd in regelgeving;
-
woningen, woonschepen en woonwagens, met een dichtheid van meer dan 2 per hectare
-
gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten zoals:
-
Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
-
Scholen;
-
Gebouwen of een gedeelte daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
-
Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren;
-
Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
-
Complexen, waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruti vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
-
Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar;
Beperkt kwetsbaar object
-
Verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
-
Dienst -en bedrijfswoningen van derden
-
Kantoorgebouwen, voor zover zij er geen sprake is van een kwetsbaar object;
-
Winkels, voor zover er geen sprake is van een kwetsbaar object;
-
Sporthallen sportterreinen en speeltuinen
-
Kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinde, voor zover er geen sprake is van een kwetsbaar object
-
Bedrijfsgebouwen, voor zover er geen sprake is van een kwetsbaar object;
-
Objecten die gelijkgesteld kunnen worden met de hierboven genoemde objecten gezien de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval tenzij er sprake is van een kwetsbaar object.
-
Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
Bijzonder kwetsbaar object
Er zijn mensen, die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of lichamelijke beperking of een zeer jonge leeftijd. Het is niet wenselijk dat deze niet-zelfredzame mensen nabij risicovolle activiteiten wonen of verblijven. We definiëren de objecten waarin dergelijke mensen wonen of verblijven als bijzonder kwetsbare objecten.
Hoofdstuk 4 Overige Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe de overige milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Het betreft alleen de wijziging van de plaatsgebonden risicocontour. De milieucategorie wijzigt niet ten opzichte van het vigerend plan. Voor omliggende woningen kan daarmee nog steeds een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.
4.3 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
4.4.1 Weg- En Railverkeerlawaai
Er is geen sprake van de oprichting van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Dit betekent dat er geen toetsing aan de (normen van de) Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden.
4.4.2 Industrielawaai
De inrichting Versteijnen, Zeusstraat 3, is gelegen op het gezoneerd industrieterrein Vossenberg. Ten aanzien van de bedrijven gelegen op dit gezoneerd industrieterrein is hoofdstuk V ("Zones rond industrieterreinen") uit de Wet geluidhinder van toepassing. In de plankaart behorende bij het vigerend bestemmingsplan is de 50 dB(A)-contour, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 25 juni 1993, vastgelegd. De optredende geluidbelasting ten gevolge van alle bedrijven tezamen mag ter plaatse van de zonegrens niet meer te bedragen dan 50 dB(A)-etmaalwaarde en de in het kader van sanering vastgestelde maximaal toelaatbare grenswaarde (MTG).
Het vastleggen van de nieuwe PR 10-6-contour heeft geen akoestische relevantie en leidt niet tot wijziging van de vastgestelde 50 dB(A) contour. Voor het wijzigen van de inrichting kan volstaan worden met een melding Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de inrichting inpasbaar moet zijn binnen de zone, voldoet ter plaatse van de MTG-woningen en voldoet aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit wordt separaat beoordeeld in het kader van het milieuspoor.
4.4.3 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
Het vastleggen van de nieuwe PR 10-6-contour heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit anders dan op basis van het vigerend bestemmingsplan al is toegestaan. Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.6 Geur
4.6.1 Industriële Geurhinder
Er is geen wijziging ten opzichte van de bestaande situatie. Er is dus nog steeds sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.6.2 Agrarische Geurhinder
In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.
Hoofdstuk 5 Opzet Planregels
5.1 Begrippen
In het eerste artikel zijn de relevante begrippen opgenomen.
5.2 Bestemmingen
In dit bestemmingsplan zijn geen afzonderlijke bestemmingen opgenomen. Er worden alleen regels toegevoegd ten aanzien van de plaatsgebonden risicocontour.
De genoemde regels worden toegevoegd aan het bestaande bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vossenberg 2008'. Voorliggende bestemmingsplan geldt naast het genoemde bestemmingsplan. De bestemmingen uit het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vossenberg 2008' blijven, naast de regels uit dit plan, gelden.
5.3 Algemene Regel
In deze regel is de regeling opgenomen die geldt voor het plaatsgebonden risico PR 10-6 ter plaatse van het plangebied.
5.4 Overgangs- En Slotregels
Het laatste hoofdstuk heet 'Overgangs- en slotregels'. Hier is het overgangsrecht te vinden met het betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit plan bevat geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden niet van toepassing. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 7 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
7.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 16 maart 2018 gepubliceerd in Stadsnieuws.
7.2 Omgevingsdialoog
Door de toevoeging van de regels uit dit bestemmingsplan aan het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vossenberg 2008 ' wordt een beperking gelegd op het perceel van FUJIFILM voor wat betreft de nieuwvestiging van (beperkt)kwetsbare objecten. Met deze partij is uitvoerig gesproken en er is overeenstemming bereikt tussen FUJIFILM en Versteijnen over de beperking op het perceel. Deze afspraken zijn door FUJIFILM bevestigt in een brief aan Versteijnen d.d. 22 februari 2018. De gemeente heeft een kopie van deze brief ontvangen.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van invullen datum tot en met invullen datum. Tijdens deze periode zijn er invullen aantal zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober