KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Waterstaat - Waterbergingsgebied (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Regels Inzake Nadere Eisen
Artikel 13 Algemene Regels Inzake Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 14 Ontwikkelleidraad Zorgcampus, Beleidsregels Ruimtelijke Structuur
Artikel 15 Overige Regels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Masterplan
2.4 Ontwikkelleidraad Zorgcampus, Beleidsregels Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijk
3.2 Provincie
3.3 Gemeente
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Groen
4.5 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieueffectrapportage
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Bodem
5.8 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Water Aspecten
6.1 Bestaand Watersysteem
6.2 Beleidskader
6.3 Toekomstige Situatie
6.4 Conclusie
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 De Innovatiebepaling Van De Crisis- En Herstelwet
7.2 Wijze Van Bestemmen
7.3 Algemene Methodiek
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Masterplan Etz
Bijlage 2 Toets Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Bijlage 3 Afwikkelingsberekeningen Kempenbaan
Bijlage 4 Memo Ontsluiting En Parkeren
Bijlage 5 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling Helihaven
Bijlage 7 Quick Scan Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 8 Externe Veiligheid
Bijlage 9 Geluid En Externe Veiligheid Helihaven
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 12 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 13 Managementnotitie Bodemkwaliteitsaspecten
Bijlage 14 Geohydrologisch Onderzoek
Bijlage 15 Quick Scan Natuurwetgeving
Bijlage 16 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 17 Nee Tenzij-toets
Bijlage 18 Memo Resultaat Wintercheck Bodem
Bijlage 19 Hemelwaterstelsels
Bijlage 20 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 21 Nota Van Zienswijzen Bp Zorgcampus
Bijlage 22 Ontwikkelleidraad Zorgcampus

St. Elisabeth Ziekenhuis e.o. 2009, 1e herziening (Zorgcampus)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 18-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan St. Elisabeth Ziekenhuis e.o. 2009, 1e herziening (Zorgcampus)met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2020003-e001 van de gemeente Tilburg.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 beleidsregels

De 'Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur'.

1.7 beschermwaardige boom

Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.13 Bouwhoogte

Onder 'bouwhoogte' wordt verstaan:

  1. De hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-installaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.

  2. De hoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat-)peil.

1.14 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.19 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.

1.20 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.

1.21 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.22 dove gevel

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A); alsmede

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.23 ecologische verbindingszone

Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met gemiddeld een minimale breedte van 50 m om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).

1.24 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.25 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidgevoelig gebouw

Als geluidgevoelig gebouw zoals bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder zijn aangewezen:

  1. een onderwijsgebouw;

  2. een ziekenhuis;

  3. een verpleeghuis;

  4. een verzorgingstehuis;

  5. een psychiatrische inrichting;

  6. een kinderdagverblijf.

De aanwijzing als geluidsgevoelig gebouw in de zin van de onderdelen a tot en met f, geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere functie hebben dan een verblijfsruimte in de zin van art. 1.1 onder d Besluit geluidhinder.

1.27 geluidgevoelige verblijfsruimte

een verblijfsruimte in de zin van art. 1.1 onder d Besluit geluidhinder, waaronder wordt verstaan:

  1. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;

  2. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  3. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;

  4. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;

  5. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.28 gevoelige bestemming

Een gevoelige bestemming als bedoeld in artikel 2 van de AMvB gevoelige bestemmingen, te weten gebouwen die geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik zijn;

  1. ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen;

  2. ten behoeve van kinderopvang;

  3. als verzorgingshuis, verpleegtehuis, bejaardentehuis;

  4. ten behoeve van een combinatie van functies als bovenstaand;

ziekenhuizen, revalidatiecentra, woningen en sportaccommodaties zijn geen gevoelige bestemming.

1.29 Goothoogte

De hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume.

1.30 groen dak

Een platte of hellende overdekking van een gebouw of onderdeel daarvan voorzien van begroeiing bestaande uit sedum, mos of gras, die voldoet aan de norm NTA 8292.

1.31 groenvoorzieningen

Het geheel van grootschalige voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.32 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in zes categorieën.

1.34 horecacategorie I (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

1.35 horecacategorie II (Droge horeca)

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.

1.36 horecacategorie III (Eetgelegenheden)

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

1.37 horecacategorie IV (Café - Barconcepten)

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

1.38 horecacategorie V (Uitgaan & Zalen)

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.

Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.

1.39 horecacategorie VI (Verblijfshoreca)

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.

1.40 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.41 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.42 Kwaliteitsteam

Het kwaliteitsteam bewaakt de integrale kwaliteit van de ruimtelijke ontwikkeling (landschap, stedenbouw, architectuur, ecologie, water en verkeer) zoals deze is opgenomen in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur.

1.43 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor)fietsverkeer.

1.44 maatschappelijke instellingen

Hieronder wordt verstaan:

  1. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau, e.d.;

  2. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor geestelijk en/of lichamelijk gehandicapten, tehuis voor daklozen, e.d.;

  3. educatieve voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, muziekschool, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;

  4. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;

  5. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor, brandweerkazerne e.d.;

1.45 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.46 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d., met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.47 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van openbaar nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.48 Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur

Een leidraad die fungeert als beleidsregels als bedoeld in artikel 7c lid 6 van het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

1.49 patio

Een binnentuin die aan minimaal drie zijden wordt ingesloten door muren.

1.50 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

  2. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.51 plangrens

Een weergegeven lijn, die de grens van plan aanduidt.

1.52 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.

1.53 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.54 verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.55 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan: het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.56 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.57 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.58 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.59 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.60 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten.

1.61 zonnepaneel

Een apparaat dat zonlicht omzet in elektriciteit.

1.62 zonnepark

Een aaneengesloten opstelling van zonnepanelen.

1.63 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen

Gebieden waar maatregelen plaatsvinden gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang en de ruimte die daarvoor nodig is. Ook gebieden waar al maatregelen zijn uitgevoerd, blijven onderdeel van het zoekgebied. Het blijft immers van belang om deze gebieden te beschermen en de ruimte beschikbaar te houden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, installaties, een helikopterdek en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

  1. de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:

  1. een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen, e.d.) waarvan de verticale projectie op het horizontaal vlak kleiner is dan 4 m² óf

  2. een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare zonweringconstructies e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak kleiner is dan 0,75 m;

  1. de oppervlakte van een onbebouwd gedacht terrein, gemeten binnen de grenzen van dat terrein.

2.5 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

mits dit past binnen de ontwikkelleidraad, zoals benoemd in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van:

  1. een goede landschappelijke inpassing;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen,

mits dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

Het stellen van nadere eisen is uitsluitend toegestaan indien deze passen binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Waterstaat - Waterbergingsgebied (Dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergrondse bouwwerken

8.2 Ruimte tussen bouwwerken

8.3 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat;

  3. dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, minaretten en soortgelijke bouwwerken.

mits dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1..

10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen;

  3. dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

10.5 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en

  2. de oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen en

  3. dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, mits dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

11.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m2, mits dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 14.1.

Artikel 12 Algemene Regels Inzake Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  3. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  4. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  5. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

Artikel 13 Algemene Regels Inzake Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

13.1 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden

13.2 Werken en werkzaamheden nabij beschermwaardige bomen

Artikel 14 Ontwikkelleidraad Zorgcampus, Beleidsregels Ruimtelijke Structuur

  1. De gemeenteraad stelt de beleidsregel ‘Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur’ vast. Na de vaststelling kunnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, uitsluitend door de gemeenteraad worden gewijzigd of ingetrokken.

  2. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt getoetst aan de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, bedoeld in sub a, zoals deze luiden op het moment van de aanvraag.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Parkeren

  1. De gronden mogen enkel worden bebouwd of gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is.

  2. Hierbij moet worden voldaan aan de parkeernormen en rekenmethode, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode.

  3. De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

15.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012 en dit past binnen de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, zoals bedoeld in 13.1.

15.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van 15.1 en 15.2 indien:

  1. op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien;

  2. wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 overige zone - vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur

De inrichting van de voor natuurcompensatie aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding “overige zone vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur” dient uiterlijk 3 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan volledig te zijn gerealiseerd en daarna blijvend te worden onderhouden en in stand te worden gehouden.

16.2 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:

  1. er geen sprake is van zeer kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld

16.3 luchtvaartverkeerzone - funnel

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' ten behoeve van een obstakelvrij start-en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven in de Bijlage Luchtvaartverkeerzone-funnel, overschrijdt.

16.4 overige zone- behoud en hersel watersystemen

16.5 Overige zone – reservering waterberging

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'St. Elisabeth Ziekenhuis e.o. 2009, 1e

Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Het ETZ (Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis) is een topklinisch opleidingsziekenhuis en traumacentrum. In totaal kent het ETZ vijf locaties: twee in Tilburg, één in Waalwijk en één in Oisterwijk. Het voornemen bestaat om de locatie aan de Hilvarenbeekseweg 60 te Tilburg (bekend als ETZ Elisabeth) te herontwikkelen, waarbij sprake is van de sloop van de huidige bebouwing. Op termijn zal alle spoedzorg en klinische zorg worden gegeven vanuit deze locatie.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk binnen de kaders van de geldende bestemmingsplannen 'Kempenbaan West 2013', 'Leijpark-Koningshoeven 2008' en 'St. Elisabeth ziekenhuis e.o. 2009', aangezien de voorgenomen ontwikkeling de bouw- en gebruiksregels van de huidige juridisch-planologische regimes overstijgt. Voorliggend plangebied valt onder de reikwijdte van artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. De vernieuwende manier van wetgeving past bij de gefaseerde ontwikkeling van het ziekenhuis. Op grond van de bepaling kan in het kader van het platform 31-experiment 'Flexibele bestemmingsplannen' worden afgeweken de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (zie ook paragraaf 3.1.4 en hoofdstuk 7).

1.2 Het Plangebied

Het plangebied betreft de gronden van het huidige ETZ Elisabeth, Libra R &A en Onderwijscentrum Leijpark binnen de bebouwde kom van Tilburg, ten zuidoosten van het stadscentrum. Het plangebied wordt aan de zuid- en oostzijde omzoomd door achtereenvolgens de Leijweg, watergang De Leij en de rijksweg A58. Aan de noordoostzijde bevinden zich woonlandschap de Leyhoeve en een hotel. Aan de noordzijde bevindt zich een park genaamd het Leijpark en aan de westzijde grenst het plangebied aan de woonwijk Groenewoud. Tevens behoort tot het plangebied een perceel ten westen van de Hilvarenbeekseweg dat aangewezen is als compensatiegebied. Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging in Tilburg en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding, behorende bij dit bestemmingsplan.

[image]

Globale ligging plangebied (rode cirkel) in relatie tot Tilburg (bron: pdokviewer.pdok.nl)

[image]

Globale begrenzing plangebied (geel kader) bron: pdokviewer.pdok.nl

1.3 Voorgaande Plannen

Ter plaatse van het plangebied gelden 4 bestemmingsplannen, te weten:

  1. St. Elisabeth ziekenhuis e.o. 2009 (vastgesteld op 4 juli 2011);

  2. Leijpark-Koningshoeven 2008 (vastgesteld op 16 maart 2009);

  3. Kempenbaan West 2013 (vastgesteld op 10 juni 2013);

  4. Groenewoud 2008 (vastgesteld 30 januari 2009).

Daarnaast geldt nog de Parkeerregeling 2017 (vastgesteld op 11 juni 2018).

[image]

Uitsnede uit verbeelding van vigerende bestemmingsplannen met daarop het plangebied bij benadering rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3.1 St. Elisabeth ziekenhuis e.o. 2009

De gronden binnen dit bestemmingsplan kennen de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Natuur', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' en 'Waarde – Ecologie'.

Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, openlucht- en sportieve recreatie, recreatief medegebruik en evenementen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwering, voorzieningen ten dienste van de verblijfsfunctie, fiets- en voetpaden, objecten voor beeldende kunst, bouwwerken van algemeen nut en tevens een parkeerterrein of brug (ter plaatse van desbetreffende aanduiding). Er mogen enkel onder voorwaarden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Er kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte gelden specifieke gebruiksregels met betrekking tot strijdig gebruik en geldt een wijzigingsbevoegdheid ter wijziging van de bestemming 'Groen' naar 'Maatschappelijk'.

Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut en bijbehorende voorzieningen voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de maatschappelijke voorzieningen. Er gelden afzonderlijke bouwregels voor gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij tevens een maximum bebouwingspercentage en maximum bouwhoogte is opgenomen. Er kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte bestaan specifieke gebruiksregels met betrekking tot strijdig gebruik.

Natuur

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor instandhouding en versterking van de landschappelijke en natuurwaarde van een gebied, waterhuishoudkundige water en waterhuishoudkundige voorzieningen, extensief (dag)recreatief medegebruik en voet- en fietspaden.

Er is enkel bestaande bebouwing toegestaan. Tevens gelden specifieke gebruiksregels ten aanzien van (strijdig) gebruik en het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeer- en vervoervoorzieningen ten behoeve van wegverkeer, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut en bijbehorende voorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut. Er gelden afzonderlijke bouwregels voor bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte gelden specifieke gebruiksregels met betrekking tot strijdig gebruik.

Waarde - Ecologie

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone en waterberging met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en beekherstel. Er mag niet worden gebouwd anders dan voor deze bestemming. Het is tevens verboden de gronden te gebruiken strijdig met deze bestemming. Ten slotte gelden regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Verkeer - Verblijf

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en bouwwerken van algemeen nut. Daarnaast zijn enkele bijbehorende voorzieningen toegestaan, mits deze ondergeschikt zijn aan de hiervoor genoemde functies. Gebouwen zijn enkel onder voorwaarden toegestaan ten behoeve van een parkeergarage en/of bouwwerken van algemeen nut. Daarnaast gelden afzonderlijke bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte gelden specifieke gebruiksregels met betrekking tot strijdig gebruik.

1.3.2 Leijpark-Koningshoeven 2008

De gronden binnen dit bestemmingsplan kennen de enkelbestemmingen 'Groen', 'Natuur' en 'Verkeer - Verblijf' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Natuur'.

Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, openlucht- en sportieve recreatie, recreatief medegebruik en evenementen, geluidwering, voorzieningen ten dienste van de verblijfsfunctie, fiets- en voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen en bouwwerken van algemeen nut. Er mogen enkel onder voorwaarden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Er kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte gelden specifieke gebruiksregels met betrekking tot strijdig gebruik.

Natuur

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor instandhouding en versterking van de landschappelijke en natuurwaarde van een gebied, waterhuishoudkundige doeleinden ter plaatse van de watergang De Leij en aansluitende gronden, extensief recreatief medegebruik, geluidwerende voorzieningen, voet- en fietspaden, objecten voor beeldende kunst en ontsluitingswegen. Er is enkel bestaande bebouwing toegestaan. Tevens gelden specifieke gebruiksregels ten aanzien van (strijdig) gebruik en het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

Verkeer - Verblijf

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers-, groen- en speelvoorzieningen, alsmede gebouwen van openbaar nut. Tevens zijn nog enkele ondergeschikte voorzieningen toegestaan. Er mogen geen gebouwen worden opgericht. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden specifieke bouwregels. Er kan worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte gelden specifieke gebruiksregels.

Waarde - Ecologie

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone en waterberging met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en beekherstel. Er mag niet worden gebouwd anders dan voor deze bestemming. Het is tevens verboden de gronden te gebruiken strijdig met deze bestemming. Ten slotte gelden regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Waarde - Natuur

De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor instandhouding en versterking van de landschappelijke en natuurwaarde van een gebied en extensief recreatief medegebruik. Er mag enkel worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. Ten slotte gelden regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

1.3.3 Kempenbaan West 2013

De gronden binnen dit bestemmingsplan kennen de enkelbestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk - Uit Te Werken', 'Natuur' en 'Verkeer'. Tevens geldt voor een klein deel de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.

Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, recreatief medegebruik en evenementen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwering, fiets- en voetpaden, objecten voor beeldende kunst, (half)ondergrondse vleermuisvoorziening en een zend/ontvangstinstallatie. Er mogen enkel onder voorwaarden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Er kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte gelden specifieke gebruiksregels met betrekking tot strijdig gebruik.

Maatschappelijk - Uit Te Werken

De voor 'Maatschappelijk - Uit Te Werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, voorzieningen voor auto-, fiets- en voetgangersverkeer, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bouwwerken van algemeen nut, met bijbehorende voorzieningen. Aan deze bestemmingsplan zijn uitwerkingsregels verbonden.

Natuur

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur en/of het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats, behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden, bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en bruggen, geluidwerende voorzieningen, zoals wallen en schermen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen, bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst, extensief recreatief medegebruik, bouwwerken van algemeen nut en maximaal 3 bruggen ten behoeve van een verkeersverbinding met de omliggende gronden. Er mogen enkel onder voorwaarden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Er gelden specifieke gebruiksregels en regels ten aanzien van het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut en bijbehorende voorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut. Er gelden afzonderlijke bouwregels voor bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Ten slotte gelden specifieke gebruiksregels met betrekking tot strijdig gebruik.

Waarde - Ecologie

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische verbindingszone, behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats, behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden, bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden en wegen, geluidwerende voorzieningen, zoals wallen en schermen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen, bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst, extensief recreatief medegebruik en bouwwerken van algemeen nut. Er gelden bouwregels waarvan onder voorwaarden kan worden afgeweken. Tevens gelden specifieke gebruiksregels ten aanzien van strijdig gebruik en gelden regels ten aanzien van het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

1.3.4 Groenewoud 2008

Het perceel heeft de bestemming Groen met de dubbelbestemming Waarde Natuur.

1.3.5 Conclusie

De beoogde herontwikkeling van de zorgcampus past niet binnen de gebruiks- en bouwregels van de geldende bestemmingsplannen. Daarmee is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend document voorziet hierin.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom, ten zuidoosten van het stadscentrum van Tilburg. In de huidige situatie is ter plaatse het ETZ Elisabeth gesitueerd. Het gebouw is in 1982 in gebruik genomen en kent een dubbele kamstructuur: het bestaat uit een centrale gang met links en rechts daarvan lobben. Het ziekenhuis beschikt over vrijwel alle in Nederland erkende medische specialismen en levert daarbij eveneens bovenregionale zorg. Verder herbergt het terrein een revalidatiecentrum, een school en een medische boulevard. Laatstgenoemde voorziening is voorzien in de entree van het ziekenhuis en is sinds 2001 in bedrijf. De boulevard betreft een gebouw waarin een aantal functies is gevestigd dat een aanvulling biedt op de reguliere ziekenzorg. Op de begane grond zijn bedrijven gevestigd die zorggerelateerde producten en diensten verkopen. Op de eerste verdieping zijn onder andere het Centrum Bijzondere Tandheelkunde, een mondhygiënist en het Traumacentrum Brabant gevestigd.

Navolgende afbeelding toont globaal de huidige situatie van het plangebied (exclusief de inmiddels gerealiseerde tijdelijke huisvesting). De dubbele kamstructuur van de ziekenhuisbebouwing is hierop duidelijk herkenbaar.

[image]

Impressie huidige situatie plangebied (bron: Google Earth)

2.2 Toekomstige Situatie

Dit bestemmingsplan maakt de toekomstige ontwikkelingen van De Wever (Damast), Ronald Mc Donald, RAV, Kinderdagverblijf, Libra Revalidatie en Audiologie, Onderwijscentrum Leijpark en van het ETZ locatie Elisabeth mogelijk. Deze organisaties zijn gehuisvest binnen het plangebied en maken deel uit van het gebied dat in de omgevingsvisie Tilburg 2040 is aangeduid als Zorgcluster Leijpark.

Libra R &A, het Onderwijscentrum Leijpark en het ETZ Elisabeth zijn gehuisvest op een eigen kavel. De Wever, Ronald McDonald en RAV zijn middels een recht van erfpacht gehuisvest op het terrein van het ETZ. Het kinderdagverblijf Leijpark (Sterre kinderopvang) is gehuisvest op een perceel van de gemeente Tilburg.

Er is sprake van sloop en nieuwbouw van het gehele ziekenhuis, de realisatie van een ecologische zone, een veranderende parkeer- en verkeerssituatie en een verschuiving van de hoofdingang. De volledige vernieuwing van het ETZ zal gefaseerd en over een lange periode plaatsvinden (2025-2050). Het ETZ Elisabeth heeft een masterplan (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten en ETZ, Haalbaarheidsfase ETZ, d.d. 11 mei 2020) bijlage 1). opgesteld in overleg met de gemeente Tilburg, gericht op de ontwikkeling van een nieuw ziekenhuis en het omliggende gebied. Dit masterplan is in juli 2020 door het college van B &W vastgesteld. Aan de hand van dit masterplan zullen de ontwikkelingen in de volgende paragrafen verder worden toegelicht.

In de verkennende fase voorafgaand aan het opstellen van het masterplan zijn gesprekken gevoerd met de verschillende zorgorganisaties die op het terrein en op aangrenzende percelen zijn gehuisvest. Op basis van een inventarisatie van ontwikkelingen kunnen de verschillende initiatieven als volgt worden samengevat:

Libra Revalidatie & Audiologie heeft de intentie binnen de bestemmingsplanperiode de huidigekliniek met 48 bedden te vervangen door nieuwbouw. De huidige klinische voorziening voldoet niet aan toekomstige functionele en technische eisen. Een mogelijke gezamenlijke ontwikkeling van Libra en de Wever in een nieuwe klinische voorziening met als kernfunctie revalidatie wordt onderzocht.

Onderwijscentrum Leijpark, voor leerlingen met een beperking, ontwikkelt zich steeds meer als specialist voor leerlingen met complexe problematiek. Dat vraagt veel samenwerking met andere partijen en een multidisciplinaire aanpak, waar de huidige taakgerichte huisvesting niet passend voor is. Door de groei van de laatste jaren is er een gebrek aan ruimte voor zowel logistiek als ruimte om te spelen voor de kinderen.

Het Ronald McDonaldHuis zal op termijn (2028) moeten wijken voor de nieuwbouw van het ETZ Elisabeth. Het Ronald McDonald Huis oriënteert zich op de toekomst en op mogelijke herhuisvesting. Ontwikkelingen in de activiteiten worden hierin betrokken. Daarbij worden ook initiatieven verkend waarbij sprake is van verdere samenwerking en huisvesting binnen de andere organisaties, inclusief de huiskamer van het Ronald McDonald Huis die nu in het ETZ Elisabeth is gehuisvest. Een toename van vierkante meters wordt niet verwacht.

Damast (De Wever) zal op termijn (2028) moeten wijken voor de nieuwbouw van het ETZ Elisabeth. De Wever oriënteert zich op de toekomst en op mogelijke herhuisvesting. Daarbij worden ook initiatieven verkend waarbij partijen verdere samenwerking onderzoeken. Een mogelijke ontwikkeling is de huisvesting van Libra en de Wever in een nieuw gebouw met als kernfunctie revalidatie.

De Regionale Ambulancezorg Voorziening Brabant- Midden-West-Noord heeft in de nabije toekomst behoefte aan een grotere ambulancepost in Tilburg. Op dit moment worden de aanrijtijden van 15 minuten niet altijd gehaald. Om deze aanrijtijden te halen is er al jaren sprake van een groei van het aantal ambulances binnen de veiligheidsregio. Herhuisvesting op het ETZ terrein is mogelijk binnen het masterplan. Voorwaarde voor een (nog te onderzoeken) herhuisvesting van de RAV op het terrein van ETZ is een snelle toegang tot de uitvalswegen naar de regio en de mogelijkheid om de ambulancepost op de locatie Tweesteden te integreren in de nieuw te ontwikkelen ambulancepost op het terrein van ETZ.

Het kinderdagverblijf Leijpark voorziet op korte termijn geen herhuisvesting, maar sluit herhuisvesting binnen de bestemmingsplangrenzen niet uit gezien de diverse ontwikkelingen. Toekomstige huisvesting annex of in combinatie met het onderwijscentrum Leijpark is voor het kinderdagverblijf een mogelijke ontwikkeling.

2.3 Masterplan

2.3.1 Ruimtelijke structuur

Voor de realisatie van het nieuwe ziekenhuis wordt de huidige dubbele kamstructuur losgelaten. In plaats daarvan is een campusmodel met een gridstructuur voorzien, rondom een centraal gebouw. Door dit model hebben de beoogde gebouwen het karakter van paviljoens, gesitueerd aan een centrale as die bestaat uit een hoger gebouw. De exacte ligging en indeling van de bebouwing is nog niet bekend en moet nog uitgewerkt worden.

Deze ruimtelijke opzet laat het toe om de groene kwaliteiten rondom het plangebied optimaal te benutten en te integreren binnen het plangebied. De groene kwaliteiten rondom het plangebied zijn grofweg op te delen in vier karakters, te weten het Leijpark, de poelenzone, de Leij beekzone en de wadizone. Deze karakters worden met elkaar verbonden door middel van een padenstructuur rondom en tussen de gebouwstructuur, alsmede door drie waterrijke stromen (De Leij, wadi en poelen). In de navolgende afbeeldingen worden achtereenvolgend de vier karakters, de padenstructuur en de waterstromen weergeven. Tevens kan op deze afbeeldingen het voorlopige campusmodel van de beoogde bebouwing worden herkend.

[image][image]

[image]

Uitgangspunten ruimtelijke structuur (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten d.d. 11-05-2020)

2.3.2 bebouwing

De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit een centraal gebouw met daaromheen paviljoens. Dit betreffen vierkante bouwblokken van maximaal vier bouwlagen (exclusief technische installaties op het dak), welke zijn beoogd met een binnenplaats die dienst kunnen doen als binnentuin, daktuin of patio. Het centrale gebouw zal bestaan uit maximaal negen bouwlagen (exclusief technische installaties op het dak). De bebouwing kent (inclusief technische installaties) een maximale bouwhoogte van 22 (paviljoen) en 42 meter (centrale as). Voorliggend bestemmingsplan zorgt voor voldoende flexibiliteit om de paviljoens en centrale as in een later stadium verder uit te werken. Navolgende afbeelding toont een doorsnede van de bouwmassa.

[image]

Uitgangspunten bouwmassa (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten)

2.3.3 Indeling

Ondanks het flexibele karakter van onderhavig bestemmingsplan is voorzien in een voorlopige indeling van de nieuwe bebouwing. Hierbij kunnen globaal 6 categorieën worden onderscheiden:

  • Acuut: bijvoorbeeld huisartsenpost, radiologie, ambulance en spoedeisende hulp;

  • Kliniek: bijvoorbeeld dagbehandeling, verloskunde en kraamafdeling;

  • Polikliniek: poliklinieken en kenniscentra;

  • Laboratoria;

  • Ondersteuning: bijvoorbeeld kantoren, winkels, magazijn en techniek;

  • Derden: bijvoorbeeld radiotherapie en dialyse

Op de navolgende afbeeldingen is de voorlopige indeling voor de begane grond, de eerste verdieping, de tweede verdieping en de derde verdieping weergegeven. De vierde tot en met de negende verdieping betreft enkel het gebouw van de centrale as. In de voorlopige indeling zijn deze aangewezen in de categorie 'kliniek'.

[image]

Voorlopige indeling begane grond (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten)

[image]

Voorlopige indeling 1e verdieping (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten)

[image]

Voorlopige indeling 2e verdieping (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten)

[image]

Voorlopige indeling 3e verdieping (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten)

De totale herontwikkeling van het ETZ is voorzien in 8 fasen. Deze fasering ziet er globaal als volgt uit:

  • Fase 1: realisatie van acuut blok (2025)

  • Fase 2: vervangen kliniek revalidatie & audiologie (2025-2030)

  • Fase 3: realisatie psychiatrische afdeling, radiotherapie en fase 2 kliniek (2027)

  • Fase 4: laboratorium/polikliniek (2030-2035)

  • Fase 5: kliniek (2035-2040)

  • Fase 6: polikliniek fase 2 en facilitair bedrijf (2040-2050)

  • Fase 7: uitfaseren bestaand gebouw (2040-2050)

  • Fase 8: eindsituatie (2050)

De voorgenomen ontwikkeling brengt een groei in het aantal vierkante meter (bvo) van het ziekenhuis met zich mee. In de huidige situatie bestaat het ETZ uit circa 100.000 m2. In de eindsituatie zal het ziekenhuis bestaan uit ruim 140.000 m2 ziekenhuis en 35.000 m2 aan overige functies.

2.3.4 Landschap, groen en duurzaamheid

Voorliggende ontwikkeling vindt deels plaats op gronden die onderdeel zijn van het Natuur Netwerk Brabant. Dat betekent dat nadrukkelijk aandacht is voor natuur en water in het voorliggend plan. De vier karakteristieken, zoals gepresenteerd in paragraaf 2.3.1, worden verweven in het landschappelijk ontwerp. Zo wordt er centraal binnen het plangebied een park gerealiseerd, waarin verschillende wadi's worden aangelegd: de Wadizone. Deze zone markeert de historische loop van De Leij. Aan de zuidzijde wordt de huidige watergang De Leij gedeeltelijk beleefbaar gemaakt, onder de noemer 'beekzone'. Deze robuuste zone waarborgt de ecologische verbinding voor vissen, amfibieën en insecten. De poelenzone ligt aan de oostzijde van het plangebied, voegt extra waarde toe voor amfibieën en insecten, versterkt de beleving van de beekzone en biedt ruimte aan retentiebekken. Ten slotte wordt er een directe relatie aangegaan tussen het plangebied en het noordelijk gesitueerde Leijpark: er zijn geen barrières.

Als uitgangspunt wordt gesteld dat er natuurbeleving dient te zijn tot aan/in het gebouw.

2.3.5 Verkeer en parkeren

Voor wat betreft verkeer zijn er verschillende ontwikkelingen/aanpassingen beoogd. De hoofdentree van het ziekenhuis verplaatst van de Hilvarenbeekseweg naar de oostzijde . Het verkeer vanaf Dokter Bloemenlaan zal alleen in éénrichting naar de parkeergarage kunnen rijden en aan de zijde Leijweg er weer uit. Voor een verdere onderbouwing van de verkeersafwikkeling en de parkeeropgave wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

2.4 Ontwikkelleidraad Zorgcampus, Beleidsregels Ruimtelijke Structuur

Op basis van het Masterplan is een ontwikkelleidraad opgesteld (HNS Landschapsarchitecten (2021). Ontwikkelleidraad Zorgcampus. Beleidsregels ruimtelijke structuur, 15 juli 2021), waarin de ruimtelijke uitgangspunten en ontwerpprincipes voor de toekomstige stedenbouwkundige opzet en de buitenruimte van de campus zijn vastgelegd. Deze Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur dient als toetsingskader op het moment dat er een vergunning wordt aangevraagd voor het bouwen of voor het aanleggen van bijvoorbeeld verharding, beplanting en watergangen. Dit geldt voor alle organisaties die gevestigd zijn binnen de plangrenzen van de campus. Deze Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur is door de raad als beleidsregel bij het bestemmingsplan vastgesteld.

De aanvraag omgevingsvergunningen worden voorgelegd aan een kwaliteitsteam die de aanvraag toetst aan de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur. Het kwaliteitsteam bewaakt de integrale kwaliteit van de ruimtelijke ontwikkeling (landschap, stedenbouw, architectuur, ecologie, water en verkeer) zoals deze is opgenomen in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur. Het kwaliteitsteam bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeente, waterschap en ETZ en omvat de vakdisciplines ecologie, landschap, water, stedenbouw + projectleiders ETZ en gemeente. De voorzitter en 50% van de leden is onafhankelijk.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.

Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden. Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.

In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de bij het Barro behorende kaarten.

Toetsing

De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van strijdigheid met nationale belangen.

3.1.3 ( Ladder voor) Duurzame verstedelijking

Op grond van artikel 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Artikel 3.1.6. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van artikel 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.

Toetsing

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. SAB heeft een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SAB (2020). Toets Ladder voor duurzame verstedelijking. St. Elisabeth Ziekenhuis e.o. 2009, 1e herziening (Zorgcampus). Projectnummer: 190255, d.d. 18 jan14 mei 2021 zie bijlage 2.) opgesteld. In deze toets wordt geconcludeerd dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro (ten opzichte van de huidige situatie wordt immers voorzien in circa 30.000 m2 bvo aan extra bebouwing). Tevens is aangetoond dat deze ontwikkeling voorziet in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte voor het verzorgingsgebied. Deze behoefte kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee wordt geconcludeerd dat het plan de toetsing aan de Ladder positief heeft doorlopen.

3.1.4 Crisis- en herstelwet

Op 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) in werking getreden. Deze wet heeft tot doel procedures te vereenvoudigen, uitvoering van projecten te versnellen en daarmee de werkgelegenheid in de bouw te stimuleren. De wet introduceert aangepaste (procedure)regels voor zogenoemde ontwikkelingsgebieden.

Toetsing

Op 21 maart 2020 is de vijfde tranch van de Regeling Crisis- en herstelwet in werking getreden. Onderhavig plan is in deze tranch opgenomen, waarmee gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de Chw biedt. Deze benoeming biedt ruimte om flexibel om te gaan met de faseerbaarheid van het plan, mede in de context van milieunormen. Verder kan gebruik worden gemaakt van globale planregels en biedt artikel 7c van de Chw de mogelijkheid om onderzoeken uit te stellen. Concreet wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden om normen uit het bestemmingsplan uit te werken in beleidsregels. Deze zijn opgenomen in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur.

3.1.5 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

In Nederland staan we voor een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Denk aan periodes van droogte, afgewisseld met extreme regenval, de zeespiegelstijging, de overgang naar duurzame energie en de ruimte die nodig is voor windmolens en zonnepanelen. Of de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen om het woningtekort op te lossen, de groei en het bereikbaar houden van steden en plekken voor distributiecentra. Denk ook aan het versterken van onze natuur en biodiversiteit, het behoud van ons landschap en de vitaliteit van onze landbouw. Dit zijn voorbeelden van grote, ingewikkelde opgaven. Deze opgaven kunnen niet meer apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland.

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken. Om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.

De NOVI is tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.

Hoe werkt de NOVI?

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,

  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en

  3. Afwentelen wordt voorkomen.

Belangrijkste keuzes in de NOVI

  • een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat we Nederland zo inrichten dat ons land de klimaatveranderingen aankan. Daarvoor is nodig dat we functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) inpassen. Een voorbeeld hiervan is het op termijn verhogen van grondwaterstanden in veenweidegebieden;

  • de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie hebben we oog voor omgevingskwaliteit. Een voorbeeld hiervan is dat we eerst kijken naar ongebruikte daken om zonnepanelen op te plaatsten;

  • de overgang naar een circulaire economie, waarbij we tegelijk goed kunnen blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden. Een voorbeeld is het aanpassen van productieprocessen en het gebruik van reststoffen in het haven- en industriegebied;

  • de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Hiermee sturen we op een goed bereikbaar netwerk van steden. We gebruiken zo de ambities en mogelijkheden in steden en regio's in heel Nederland. Voorbeelden van regionale uitwerking hiervan zijn de verstedelijkingsstrategieën, waarin vooruitgekeken wordt hoe verschillende ruimtelijke functies in en rondom steden het beste ingepast kunnen worden;

  • het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden. We maken daarbij gebruik van een voorkeursvolgorde logistieke functies;

  • het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. We werken bijvoorbeeld aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.

Uitvoering van de NOVI

Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe het Rijk samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering geeft aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. Het Rijk werkt de NOVI uit in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling en werkt gebiedsgericht met Omgevingsagenda's en NOVI-gebieden.

Toetsing

Het bestemmingsplan maakt een herontwikkeling mogelijk waarbij diverse maatschappelijke en natuurfunctie gecombineerd worden. Met de herinrichting wordt met zorg de waarden en identiteiten van het gebied versterkt. De inrichting zal klimaatbestendig zijn. Een nader omschrijving hiervan is te vinden in het Masterplan (paragraaf 2.3).

3.1.6 Conclusie

Voorliggend plan is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provincie

3.2.1 Brabantse omgevingsvisie

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant;

  2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken;

  3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen;

  4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken?

  5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt;

Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning in 2022) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening wordt waarschijnlijk rond de herfst van 2021 vastgesteld. Deze interim omgevingsverordening zal relatief beleidsarm zijn. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de nieuwe omgevingsvisie worden zo veel mogelijk meegenomen.

Toetsing

Met voorliggende herontwikkeling krijgt de zorgcampus in Tilburg een kwaliteitsimpuls en toekomstbestendige invulling. Hierbij wordt ruimte geboden aan verschillende natuur- en waterimplementaties. Tevens is de herontwikkeling voorzien in bestaand stedelijk gebied, waardoor aangesloten wordt bij het principe van zorgvuldig ruimtegebruik en is met de combinatie van zorg, onderwijs en aanvullende voorzieningen ook sprake van meervoudig ruimtegebruik. Verder levert de herontwikkeling een nadrukkelijke bijdrage aan de verduurzaming van de bebouwde omgeving door de eerder genoemde ruimte voor natuur en water, maar ook door mogelijk de toepassing van groene daken in combinatie met zonnepanelen en eigentijdse isolatie- en bouwtechnische eisen. Zo sluit deze herontwikkeling aan bij de ambities en kernwaarden uit de Brabantse Omgevingsvisie.

3.2.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant. In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.

3.2.3 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.

Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in het najaar 2021 vastgesteld.

De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld bestemmingsplannen en besluiten).

3.2.4 Toetsing

In algemene zin geldt voor ontwikkelingen dat voldaan moet worden aan de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit (artikel 3.5). Dit bestaat uit het rekening houden met een zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6), de waarden in een gebied (artikel 3.7) en meerwaardecreatie (artikel 3.8). Aangezien de herontwikkeling is voorzien in bestaand stedelijk gebied en voldoet aan de principes van de Ladder voor duurzame verstedelijking geldt dat sprake is van een zorgvuldig ruimtegebruik. Ook wordt de ontwikkeling ingepast in de bestaande ruimtelijke c.q. landschappelijke structuren en sluit het aan op de aard, schaal en maat van haar omgeving. Zo wordt rekening gehouden met de verschillende waarden in het plangebied en haar omgeving.

Tot slot geldt dat een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van meerwaardecreatie: niet alleen krijgt de zorgcampus een leefbaarheids- en kwaliteitsimpuls, ook wordt voorzien in een duurzaamheidsimpuls door de toevoeging van verscheidene natuur- en waterelementen, alsmede door de mogelijke toepassing van groene daken en zonnepanelen.

Meer specifiek geldt voor deze ontwikkeling dat voldaan moet worden aan de regels op het gebied van 'duurzame stedelijke ontwikkeling' (artikel 3.42). Dit betekent dat de ontwikkeling moet passen binnen de regionale afspraken en dat het een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen moet zijn. Dit laatste betekent dat de ontwikkeling voldoet aan de volgende principes:

  • bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;

  • bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;

  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;

  • houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;

  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;

  • draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Verder geldt ter plaatse van de Nieuwe Leij de aanduidingen 'Behoud en herstel van watersystemen' en 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone'. Deze aanduidingen zijn opgenomen ter verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen. Hierbij dient het gebied een breedte te hebben van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop; in dit geval de Nieuwe Leij. De ecologische verbindingszone (EVZ) is in het bestemmingsplan opgenomen ter hoogte van de beek met een gemiddelde breedte van 50 meter. Voor het hele plangebied geldt dat er een omgevingsvergunning nodig is voor het bouwen, aanleggen van verharding of ophogen van de grond. Voor het afgeven van deze vergunningen moet getoetst worden aan de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur. Hierin is het functioneren van de EVZ geborgd.

Voorafgaand aan de realisatie van de plannen wordt in samenwerking met ETZ, het waterschap, de gemeente en de provincie een inrichtingsplan opgesteld, met een ecologische onderbouwing m.b.t. het functioneren van de verbindingsfunctie van de Ecologische VerbindingsZone (EVZ). De provincie dient goedkeuring te verlenen aan dit inrichtingsplan. De gemeente Tilburg toetst het inrichtingsplan op het functioneren. Compensatie voortkomend uit de aantasting van de bestaande natuur zal plaatsvinden binnen het plangebied op een perceel grenzend aan de Leij ten westen van de Hilvarenbeekseweg. Zie paragraaf 5.8.2.

Daarnaast is de uiterste noordoosthoek aangewezen als 'reservering waterberging' c.q. 'regionale waterberging'. De gronden zijn daarmee mede bestemd tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied. De gronden die aangewezen zijn voor 'regionale waterberging' kennen in het voorliggend bestemmingsplan een groenbestemming, waarmee het waterbergend vermogen is beschermd. Verder is conform de regels voor 'reservering waterberging' in deze toelichting en de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur onderbouwd hoe binnen het plangebied de waterberging is geregeld.

Ten slotte is het oostelijk deel van het plangebied aangewezen als 'voormalige stortplaats'. Hiermee is het verboden werken te realiseren of in stand te houden of stoffen of voorwerpen te storten, te plaatsen, neer te leggen of te laten staan. Dit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Al eerder is gemotiveerd dat met de ontwikkeling een kwaliteitsimpuls wordt bereikt binnen bestaand stedelijk gebied en dat wordt gezorgd voor een toekomstbestendige invulling van een maatschappelijk cruciale voorziening als een ziekenhuis. Verder is in de planbeschrijving uitvoerig ingegaan op de vele maatregelen op het gebied van water en natuur, zowel op landschappelijk als gebouwniveau. In dit kader wordt op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptie een bijdrage geleverd. Des te meer wanneer de beoogde situatie wordt vergeleken met de huidige. Al met al wordt gesteld dat de ontwikkeling in lijn is met de regels uit de Interim omgevingsverordening.

3.2.5 Conclusie

Het plan is in lijn met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeente

3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe de gemeente dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie

  • de Regiostrategie

  • de Stadsstrategie

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk, bereikbaar en concurrerend zijn:

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

3.3.2 Toetsing

Het plangebied wordt nadrukkelijk benoemd in de Omgevingsvisie Tilburg. Het plangebied is onder de regiostrategie aangewezen als 'Zorgcluster Leijpark' en daarmee één van de drie stedelijke knooppunten uit de Omgevingsvisie. Zorg is de grootste werkgever in Tilburg, met ruim 18% van de werkgelegenheid in 2014. In de Omgevingsvisie wordt de volgende ambitie geschetst voor 2040: De regio Hart van Brabant is onderscheidend op zorggebied. De sterke economische positie van de zorgsector heeft Tilburg verder uitgebouwd door belangrijke kernactiviteiten te concentreren en faciliteren in Tilburg-Zuid, met het Leijpark als natuurlijk hart. Voorliggend plan is volledig in lijn met dit gedachtegoed en beantwoordt daarmee nadrukkelijk aan de beschreven ambitie op het gebied van zorg in de Omgevingsvisie Tilburg 2040.

3.3.3 Conclusie

Voorgenomen plan is in lijn met de ambities uit het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Hoogbouw

In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de gemeenteraad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. De nieuwe Handreiking is door de raad vastgesteld op 11 september 2017 en vervangt de Handreiking uit 2007.

Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw wil de gemeente realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kan verdichting mogelijk worden gemaakt en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.

De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingplan/omgevingsplan.

Toetsing

De huidige bebouwing is ook al 22 m en wordt daarmee gezien als hoogbouw. Het Masterplan is aan de Omgevingscommissie voorgelegd. Deze kon daarmee instemmen. Aangezien de exacte bebouwing nog niet bekend is, is er nog geen projectprofiel weer te geven en of zijn er ook nog geen onderzoeken naar bijvoorbeeld windhinder, schaduwwerking, uitzicht uit te voeren. Dergelijke aspecten komen aan bod bij de omgevingsvergunning.

4.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand', zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.

Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit. Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.

Toetsing

Voor het te bebouwen deel van het plangebied geldt welstandsniveau 2 ofwel een lichte welstandstoets. Hierbij is de bestaande situatie normstellend. Als er sprake is van een nog gaaf architectonisch/ stedenbouwkundig totaalbeeld, dan is het doel die kwaliteit minimaal te behouden. Als er sprake is van een minder gaaf totaalbeeld, waarin al een diversiteit aan ingrepen heeft plaatsgevonden, dan is meer vrijheid toegestaan. Er wordt, in tegenstelling tot in het niveau 1 (volledige welstandstoets) gebied, niet ingezet op een kwaliteitsimpuls maar op beheer en behoud. Van nieuwbouwplannen in deze gebieden mag gevraagd worden dat zij niet alleen op zichzelf redelijk zijn, maar ook dat zij bestaande ruimtelijke kwaliteiten in de omgeving respecteren. Kortom: een voldoende kwaliteit is hier de norm.

[image]

Uitsnede Welstandsnota Tilburg 2017 (bron: www.ruimtelijke plannen.nl)

Voor het gebied waar het park komt en een parkeergarage geldt welstandsniveau 1 (Volledige welstandstoets). Binnen de deelgebieden van niveau 1 is tenminste een goede architectonische kwaliteit van alle nieuwbouwplannen vereist. Het doel is om daar waar mogelijk en wenselijk de bestaande kwaliteiten van het object en de directe omgeving (context) te versterken en te verbeteren. De volgende algemene welstandscriteria zijn hier van toepassing:

  1. De balans tussen helderheid en complexiteit.

  2. De (her)kenbaarheid van de architectonische (totaal)expressie.

  3. De wijze waarop de architectonische middelen worden ingezet.

  • vorm, maat en schaal van bouwvolume(s), zowel op zichzelf als in relatie met elkaar en met de omgeving

  • gevelindeling

  • materialisering en kleur

  • detaillering

  1. De relatie van het gebouw met het karakter (sfeer, identiteit) van reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context.

In de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur is ook aandacht voor welstand. Alle ontwikkelingen in het gebied zullen door het kwaliteitsteam beoordeeld worden waarbij ook getoetst wordt aan welstandcriteria en het gebouw in relatie tot zijn omgeving. Hiermee is de kwaliteit van de ontwikkelingen in het gebied gewaarborgd.

4.2.3 Conclusie

Het plan voldoet aan het gemeentelijk beleid.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.3.1 Archeologie

Algemeen

Door ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die in 2022 in werking zal treden. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.

Toetsing

Voor het hele gebied Leijpark - Koningshoeven is door Fontys Bilan een archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat het gebied grofweg kan worden verdeeld in hoge akkergronden in het noordwesten en het lage beekdal van de Oude en Nieuwe Leij in het zuidoosten. Het plangebied is gelegen in het lage beekdal. Het noordelijke deel van het onderzoeksgebied behoorde tot de hooggelegen akkergronden van Broekhoven, Driehuizen en De Hoeven of De Vijfhoeven die de zuidelijkste uitloper vormden van het grootste, centrale akkercomplex van Tilburg (De Schijf). De hoge akkergronden van Tilburg werden in het zuiden begrensd door het brede beekdal van de Oude en Nieuwe Leij. Het lager gelegen beekdal bestond uit beemden (hooi- en graslanden), weidegronden en 'moerassen'. Het gebied werd van noordwest naar zuidoost doorsneden door verschillende dijken die het beekdal van de Oude en Nieuwe Leij overstaken. Dit waren, van oost naar west: de Harmen Aerts Dyck (nu Koningshoeven), de Driehuizen Dyk (nu in het Leijpark) en de Broekhovenschen Dyk (nu deel van de Hilvarenbeekseweg). De meeste wegen waren in de Middeleeuwen (of wellicht al eerder) verhoogd om de routes naar het zuiden zeker te stellen. De nederzettingen Broekhoven, Driehuizen en De (Vyf)Hoeven, lagen bij het begin van deze verhoogde wegen.

Bodemarchief

Het onderhavige plangebied, heeft, op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI) een 'geen tot lage verwachting'. De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart.

[image]

Uitsnede archeologische waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI)

Conclusie

Op basis van de archeologische verwachtingskaart kan worden geconcludeerd dat er zich binnen het plangebied geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde bevinden die nadere bescherming of onderzoek nodig hebben in het kader van dit bestemmingsplan.

4.3.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Toetsing

In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, bestemmingsplannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangeven. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart.

[image]

Uitsnede van de CHW (bron: provincie Noord-Brabant)

Uit deze kaart blijkt dat de oostzijde van het plangebied (gestippelde gebied) in De Meijerij is gesitueerd. De Meierij bestaat uit verschillende dekzandruggen, beekdalen en dekzandvlaktes. Over grote oppervlakten ligt Brabants leem in de ondergrond. Aan de noordkant wordt De Meierij begrensd door de grote en brede oost-west lopende dekzandrug tussen Oss en Waalwijk. Het water van de beken (Essche Stroom, Beerze, Dommel en Aa) stroomt in de richting van 's-Hertogenbosch, waar een doorgang in de dekzandrug aanwezig is. De bewoningsgeschiedenis en de inrichting van het gebied zijn in hoge mate bepaald door de natuurlijke terreingesteldheid. De indeling in agrarische gebruikseenheden (akkers, graslanden en woeste gronden) is op veel plaatsen nog goed herkenbaar. In combinatie met de dorpen en buurtschappen en de plaatselijk aanwezige kleinschaligheid, verleent dit het gebied een grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Twee andere aspecten die het landschap van de Meierij kenmerken zijn de landgoederen en buitenplaatsen en de populierenteelt.

Ontwikkelingsstrategie

  1. Behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio.

  2. De cultuurhistorische waarden van de Meierij in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten.

  3. Het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief van de archeologische landschappen.

Het noordelijk deel van het plangebied (het donkerder gebied) valt op de Cultuurhistorische waardenkaart onder het Leijpak. Het Leijpark is een stadspark in landschapsstijl naar een ontwerp uit 1934 van L.A. Springer. Het park bestaat uit bosschages, open terreinen met gazons en vijvers. Bijzonder is de landschappelijke inpassing van de beek De Leij, die door het park stroomt.

Met de inrichting van het terrein wordt rekening gehouden met de kwaliteiten van het gebied en deze worden waar mogelijk versterkt. De historische loop van de Leij wordt weer zichtbaar gemaakt met een wadizone. De Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur, waarin dit ook is opgenomen, biedt voor de inrichting van het gebied het toetsingskader.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.4 Groen

4.4.1 Bomenbeleid Tilburg

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er te veel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:

  • Bomenverordening 2017

  • Beoordelingscriteria houtopstanden

  • Nota 'overige houtopstanden'

  • Boomwaarde zoneringskaart 2017 (BWZ)

  • Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen

Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.

Bomenverordening: De Bomenverordening Tilburg 2017 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming door middel van een velverbod met bijbehorende regels.

Boomwaarde zoneringskaart 2017 (BWZ-kaart): Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een eco-, hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de Buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.

Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB): Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening Tilburg 2007. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.

Maatregelen in bestemmingsplan

De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de BWZ-kaart aangeduid als Bomenwaardekaart (bijlage 1 bij de regels). Bomen met een eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.

4.4.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek, recreatief en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.4.3 Nota ' Biodiversiteit voor iedereen'

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota 'Biodiversiteit voor iedereen', vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juli 2010, is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora en fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Ten slotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden. Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dichtbij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

4.4.4 Agenda groen in de stad

In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).

[image][image]

4.4.5 Toetsing

Voorliggende ontwikkeling is nadrukkelijk aandacht voor natuur, water en groen. Mede omdat het plan deels plaatsvindt op gronden die onderdeel zijn van het Natuur Netwerk Brabant. Hoe dat gebeurt is aangegeven in paragraaf 2.3.1. Zo wordt er centraal binnen het plangebied een park gerealiseerd, waarin verschillende wadi's worden aangelegd: de Wadizone. Deze zone markeert de historische loop van De Leij. Aan de zuidzijde wordt de huidige watergang De Leij beleefbaar gemaakt, onder de noemer 'beekzone'. Deze robuuste zone waarborgt de ecologische verbinding voor vissen, amfibieën en insecten. De poelenzone ligt aan de oostzijde van het plangebied, voegt extra waarde toe voor amfibieën en insecten, versterkt de beleving van de beekzone en biedt ruimte aan retentiebekken. Ten slotte wordt er een directe relatie aangegaan tussen het plangebied en het noordelijk gesitueerd Leijpark: er zijn geen barrières.

Als uitgangspunt wordt gesteld dat er natuurbeleving dient te zijn tot aan/in het gebouw. Daarvoor wordt gezorgd door de binnentuinen in de paviljoens. Verder is indien mogelijk sprake van groene daken en zonnepanelen op de centrale as.

De genoemde structuur is opgenomen in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur. Deze Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur is een toetsingskader voor ontwikkelingen in het gebied.

Daarnaast is de Bomenwaardekaart verankerd in het bestemmingsplan.

4.4.6 Conclusie

In het plan is veel aandacht voor groen en biodiversiteit in het gebied en dit is ook verankerd in de regels. Het aspect groen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.5 Verkeer En Parkeren

4.5.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda 013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

4.5.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is in april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente richt zich op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. De gemeente wil de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat ze parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto's, elektrische auto's en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

  • Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;

  • In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;

  • Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;

  • Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;

  • Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.

4.5.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in de gemeente voor komen.

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

4.5.4 Toetsing Verkeer

Uitgangspunt voor de uitbreidingsplannen van het ziekenhuis is slimme spreiding van bezoekers en personeel en het stimuleren van andere vormen van mobiliteit. Door de hoofdentree aan de Dokter Bloemenlaan te situeren is het wenselijk om het bezoekersparkeren ook aan deze zijde te situeren en het personeelsparkeren via de Prof. van Buchemlaan te handhaven. De verkeerssituatie en ontsluiting op de Kempenbaan is een complexe opgave: het is één van de belangrijkste entrees naar de stad en de op- en afritten van de snelweg A58 zijn in de spitsperioden al zwaar belast.

ETZ heeft samen met de gemeente Tilburg gezocht naar mogelijkheden voor de afwikkeling van het verkeer naar het terrein. Door Goudappel Coffeng is met behulp van het regionaal verkeersmodel inzichtelijk gemaakt op welke manier het verkeer afgewikkeld kan worden van en naar de parkeervoorzieningen. Hierbij is ook rekening gehouden met andere ontwikkelingen in de stad en met mogelijke veranderingen in de mobiliteit in de toekomst. De ontsluiting van al het bezoekersverkeer via de Dokter Bloemenlaan/Kempenbaan/A58 bleek onmogelijk doordat het kruispunt het verkeer niet meer kan verwerken. Een gesplitste variant, hierna uitgewerkt, bleek wel voldoende perspectief te bieden, waarbij aanvullende verkeersonderzoeken zijn uitgevoerd om de gevolgen op de bestaande verkeersstructuur in de omgeving in beeld te brengen (Goudappel Coffeng, Afwikkelingsberekening Kempenbaan, d.d. 8 april 2020. Royal HaskoningDHV, Memo ontsluiting parkeergarage via Leijweg, d.d. 9 februari 2021). Hierbij is ook gekeken naar de ontsluiting tijdens de verschillende fasen waarin het ziekenhuis vervangen wordt.

Het autoverkeer zal op de volgende wijze afgewikkeld worden:

  1. Het verkeer naar de spoedeisende hulp komt en gaat via de Dokter Bloemenlaan evenals de taxi's.

  2. Bezoekers, komen via de Dokter Bloemenlaan het terrein op en verlaten het terrein via de Leijweg en de Hilvarenbeekseweg.

  3. Het personeel komt aan en verlaat het terrein via de Prof. van Buchemlaan, de Leijweg en Hilvarenbeekseweg/Ambrosiusweg,

  4. Bevoorrading zal blijven plaatsvinden via de Leijweg.

Om het verkeer via Leijweg goed aan te kunnen sluiten op de Hilvarenbeekseweg wordt een rotonde aangelegd.

[image]

Ontsluiting en parkeren (bron: Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur)

De uitbreidingsplannen van het ziekenhuis bieden in het kader van de mobiliteitsaanpak ook de mogelijkheid om de fietsbereikbaarheid van de gehele gebiedsontwikkeling Zorgknoop te verbeteren.

Het college van B &W heeft in 2019 in kader van de "Analyse en ontwikkelopgaven Kempenbaan-Oost en -West" besloten om een recreatieve route voor langzaam verkeer (ongelijkvloers) tussen Kempenbaan-Oost en -West onderdeel te laten zijn van de herontwikkeling van Kempenbaan-Oost. Goede ecologische en recreatieve verbindingen (om te wandelen, fietsen, hardlopen of skeeleren) met het stadsregionale park Moerenburg zijn van belang om de relatie tussen de bestaande stad en het buitengebied te versterken.

Op dit moment wordt een schakel in het fietsroutenetwerk gemist tussen de fietsroute parallel aan de Hilvarenbeekseweg en de Koningshoeven van en naar het centrum van Tilburg. Om in deze schakel te voorzien en het ziekenhuis en overige voorzieningen op het terrein goed per fiets te ontsluiten is een (doorgaande) fietsroute over het ETZ-terrein, via het entreeplein van het ziekenhuis, voorzien. Een dergelijke verbinding geeft daarmee invulling aan de relatie tussen bestaande stad en het buitengebied (Groenewoud en landschapspark Moerenburg) en vermindert de barrièrewerking van de Kempenbaan. Deze fietsroute is in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur van dit bestemmingplan opgenomen. De exacte ligging van de route is nog niet bekend. Langs de Leijweg komt een vrijliggend fietspad richting Hilvarenbeek.

Aan de Prof. van Buchemlaan ligt het ETZ Elisabeth Busstation waar 2 stadslijnen en een streeklijn langskomen met een frequente dienstregeling (overdag 6 bussen per uur naar het treinstation). Tevens is er een bushalte aan de Hilvarenbeekseweg nabij de huidige hoofdingang van het ziekenhuis. Hiermee is het terrein goed ontsloten met het openbaar vervoer. Op termijn dient een bushalte of andere voorziening bij de nieuwe hoofdingang van het ziekenhuis gerealiseerd te worden.

4.5.5 Toetsing Parkeren

Op het moment zijn er 2.407 parkeerplaatsen aanwezig. In de eindsituatie zullen dat er ruim 3000 zijn.

Op grond van de parkeernormen Tilburg geldt er een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per 100 m² bvo (zone c) voor een ziekenhuis. In de eindsituatie zullen er op basis van deze parkeernorm 2.640 parkeerplaatsen moeten zijn. Er wordt ruim aan de norm voldaan. Indien alleen wordt uitgegaan van de toename van het ziekenhuis van 30.000 m² bvo dan moeten er 480 parkeerplaatsen toegevoegd worden. Ook hieraan wordt voldaan (toename van ongeveer 600 plaatsen). Er wordt dus ruim aan de parkeernormen voldaan.

[image]

Fase eindsituatie - parkeren ruim 3.000 plaatsen Parkeren uit ruimtelijke structuur (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten d.d. 11-05-2020)

4.5.6 Conclusie

Het terrein van het ziekenhuis zal zowel via de Dokter Bloemenlaan als de Prof. van Buchemlaan/Hilvarenbeekseweg ontsloten worden waarbij aan de Hilvarenbeekseweg een rotonde wordt aangelegd. Hiermee kan het verkeer op een goede en veilige manier worden afgewikkeld. In het plan worden adequate fietsvoorzieningen aangelegd zowel voor de korte als de langere termijn. Er wordt ruim voldaan aan de parkeernormen.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Hierna wordt op de relevante milieuaspecten ingegaan. Voor diverse aspecten zijn onderzoeken uitgevoerd waarvan hierna de uitkomsten zijn opgenomen. Dit is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte: een deel van de onderzoeksplicht kan uitgevoerd worden op het moment dat de daadwerkelijke realisatie van een onderdeel aan de orde is. Zo zal het nader onderzoek flora en fauna per fase plaatsvinden.

Bij de onderzoeken zijn alleen de ontwikkelingen van het ziekenhuis onderzocht. De eventuele ontwikkelingen van de overige partijen op het terrein zijn nog weinig concreet en passen wat betreft volume en locatie ook al binnen het geldende bestemmingsplan.

5.2 Milieueffectrapportage

Algemeen

Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is plan-m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten.

Er is nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien er a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.

Toetsing

Onderhavig plan betreft onder andere de herontwikkeling van het ETZ in Tilburg, waarbij een toename van het vloeroppervlak wordt mogelijk gemaakt. Daarnaast voorziet de herontwikkeling in het verplaatsen van de helihaven. Op beide ontwikkelingen wordt ingegaan.

Toename vloeroppervlak

Het plan kan worden gekwalificeerd als de wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen als genoemd in onderdeel D.11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r.. Bij de uitleg van de Europese m.e.r.-richtlijn wordt immers aangegeven dat 'stedelijke ontwikkelingsprojecten' breed moet worden geïnterpreteerd en een herontwikkeling wordt als wijziging in de zin van het Besluit m.e.r. beschouwd.

Bij de activiteit zijn drie relevante indicatieve drempelwaarden opgenomen, namelijk:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;

  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen;

  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Het plan blijft onder de indicatieve drempelwaarden en daarmee kan in eerste instantie met een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden volstaan. In de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt beoordeeld of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Hierbij moet in het bijzonder worden nagegaan of er sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling. Daarbij dient te worden ingegaan op de volgende onderdelen:

  • de kenmerken van het project;

  • de plaats waar de activiteit plaatsvindt;

  • de kenmerken van het potentiële effect.

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling (SAB (2021). Vormvrije m.e.r.-beoordeling. St. Elisabeth Ziekenhuis e.o. 2009. Projectnummer: 190255. 19 maart 2021 zie bijlage 5.) uitgevoerd. Hieruit volgt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor de meeste beoordeelde milieuaspecten geldt dat er geen effect optreedt. Uitsluitend voor wat betreft natuur (soortenbescherming), verkeer en geluid zijn er mogelijk negatieve milieueffecten, maar die zijn zeer gering en niet als een belangrijk negatief milieueffect te kwalificeren. De conclusie is dan ook dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Het volgen van een m.e.r.-(beoordelings-) procedure is daarom niet nodig.

Helihaven

In het Besluit m.e.r. is onder andere opgenomen dat de volgende activiteit, geval, plan of besluit ten minste m.e.r.-beoordelingsplichtig is:

  • Onderdeel D 6.1: De aanleg, de inrichting of het gebruik van een luchthaven als bedoeld in de Wet luchtvaart. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een luchthaven die uitsluitend geschikt is voor het starten of landen van helikopters.

  • Onderdeel D 6.2 Intensivering of wijziging van het gebruik van de luchthaven dan wel de wijziging van de vliegroutes. De wijziging van het gebruik van de luchthaven, dan wel de wijziging van de luchtverkeerwegen of de wijziging van de vliegroutes. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een luchthaven die uitsluitend geschikt is voor het starten of landen van helikopters, en een wijziging omvat van

  1. het beperkingengebied, bedoeld in hoofdstuk 8 of artikel 10.17 van de Wet luchtvaart, voor zover dit is vastgesteld op grond van het externe veiligheidsrisico of geluidbelasting, of

  2. de grenswaarden, bedoeld in artikel 8.17, vijfde lid, onder a tot en met c, artikel 8.44, eerste lid, onder a, of artikel 8.70, tweede lid, juncto artikel 8.44, eerste lid, onder a, of de grenswaarden voor geluidsbelasting, bedoeld in artikel 10.17, tweede lid, van de Wet luchtvaart, tenzij:

  1. de voorgenomen wijziging leidt tot een beperkingengebied als bedoeld onder 1° dat valt op of binnen het geldende beperkingengebied of tot grenswaarden als bedoeld onder 2° die een gelijk of beter beschermingsniveau bieden dan de geldende grenswaarden, of

  2. het beperkingengebied vervalt.

In dit geval betreft het een gewijzigde situatie omdat de reeds bestaande helihaven wordt verplaatst naar nieuwbouw op het terrein van het ETZ.

In dit geval is sprake van:

  • de voorgenomen activiteit staat niet in kolom 1: activiteiten van onderdeel C;

  • de voorgenomen activiteit staat wel in kolom 1: activiteiten van onderdeel D (D 6.1 De aanleg, de inrichting of het gebruik van een luchthaven en/of D 6.2 Intensivering of wijziging van het gebruik van de luchthaven dan wel de wijziging van de vliegroutes);

  • de activiteit voldoet wel aan de drempelwaarde uit kolom 2: gevallen van onderdeel D;

  • er is wel sprake van een besluit uit kolom 4: besluiten van onderdeel D (Luchthavenbesluit).

Daarmee is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd ten behoeve van de verplaatsing van de Helihaven (Peutz, Helihaven TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg, Aanmeldingsnotitie in het kader van een vormvrije m.e.r.-beoordeling, 6 mei 2021. zie bijlage 6).Op grond hiervan is geconcludeerd dat, gezien de kenmerken van de milieueffecten van het verplaatsen van de helihaven in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, de impact van het plan op het milieu zeer gering is. Doordat er geen belangrijke nadelige effecten voor het milieu zijn, is de conclusie gerechtvaardigd dat een volledige m.e.r.-procedure, en daarmee het opstellen van een MER, geen toegevoegde waarde heeft in de besluitvorming.

Conclusie

De belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Het volgen van een m.e.r.-(beoordelings-) procedure is daarom niet nodig.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een ruimtelijke ontwikkeling nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel.

Toetsing

Door SAB is een quick scan bedrijven en milieuzonering uitgevoerd (SAB (2021) Quick scan bedrijven en milieuzonering Elisatbeth-TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg. projectnummer: 190255. 14 mei 2021, zie bijlage 7). Uit deze quick scan volgt dat het plangebied in de nabijheid ligt van verschillende hoofdinfrastructuuraders en dat de omgeving wordt gekenmerkt door een mix van wonen en maatschappelijke functies. Daarmee is de omgeving van het plangebied te typeren als 'gemengd gebied'. Bij de beoordeling van het aspect 'bedrijven en milieuzonering' kunnen de richtafstanden uit de VNG-publicatie met één afstandsstap worden verlaagd (met uitzondering van het aspect 'gevaar'). Uit de quick scan kan het volgende worden geconcludeerd:

Hinder als gevolg van onderhavige ontwikkeling

  • Ziekenhuis

Er kan worden geconcludeerd dat voor alle hindergevoelige locaties buiten de ontwikkellocatie kan worden voldaan aan de richtafstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Vanwege de dichte nabijheid van hindergevoelige functies en de grootschaligheid van onderhavige ontwikkeling kan er echter, ondanks dat wordt voldaan aan de richtwaarden, sprake zijn van onaanvaardbare geluidshinder. Op basis van een goede ruimtelijke ordening is daarom een akoestisch onderzoek industrielawaai benodigd ten gevolge van het toekomstige ziekenhuis naar de omliggende hindergevoelige functies toe buiten de ontwikkellocatie. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.5.

Voor de aanwezige maatschappelijke functies binnen de ontwikkellocatie (onderwijs, revalidatie, kinderopvang en logies) geldt in algemene zin dat niet kan worden voldaan aan de richtafstanden daar deze zich op, dan wel in directe nabijheid van, het huidige terrein van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis bevinden. In de toekomstige situatie zullen deze functies al dan niet een nieuwe situering krijgen. Op basis van de VNG-publicatie dient een minimale onderlinge afstand van 10 meter te worden gewaarborgd tussen het ziekenhuis en de hindergevoelige functies van derden. Ten behoeve van de ambulancepost zou veiligheidshalve een afstand van 30 meter naar hindergevoelige functies dienen te worden gewaarborgd. Beide worden gewaarborgd middels de omgevingsvergunning en/of privaatrechtelijke overeenkomsten.

  • Helikopterstandplaats

Er kan worden geconcludeerd dat voor woonlandschap de Leyhoeve en de hindergevoelige functies binnen de ontwikkellocatie (onderwijs, revalidatie, kinderopvang en logies) niet voldaan kan worden aan de richtafstand voor geluid. Voor het helikopterplatform is op basis van de VNG-publicatie een minimale onderlinge afstand van 300 meter voor het aspect geluid hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk. Nader onderzoek is dus benodigd naar geluid. Tevens is een nadere beschouwing benodigd naar het aspect gevaar indien niet kan worden voldaan aan een richtafstand van 50 meter. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.4.

Voor alle overige hindergevoelige locaties buiten de ontwikkellocatie kan worden voldaan aan de richtafstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Hinder van bedrijvigheid op de ontwikkeling

  • Ziekenhuis

Er kan worden geconcludeerd dat ten gevolge van alle hinderveroorzakende functies buiten de ontwikkellocatie kan worden voldaan aan de richtafstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Voor de hinder veroorzakende functies binnen de ontwikkellocatie (onderwijs, revalidatie, kinderopvang en logies) geldt in algemene zin dat niet kan worden voldaan aan de richtafstanden daar deze zich op, dan wel in directe nabijheid van, het huidige terrein van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis bevinden. In de toekomstige situatie zullen deze functies al dan niet een nieuwe situering krijgen.

Op basis van de VNG-publicatie dienen de volgende minimale onderlinge afstanden te worden gewaarborgd tussen de hinder veroorzakende functies en het hindergevoelige ziekenhuis:

  • onderwijs/ revalidatie/ logies/kinderopvang: 10 meter

  • ambulancepost: 30 meter

Voor het helikopterplatform is op basis van de VNG-publicatie een minimale onderlinge afstand van 300 meter voor het aspect geluid hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk. Nader onderzoek is benodigd geluid ten gevolge van het helikopterplatform . In paragraaf 5.5.2 wordt daar nader op ingegaan.

Conclusie

Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

5.4 Externe Veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.

Toetsing

De ontwikkellocatie ligt in het invloedsgebied van de rijksweg A58. Hiertoe is een kwantitatieve risicoanalyse (SAB (2021). Kwantitatieve risicoanalyse. Tilburg, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ). Projectnummer 190255. 10 mei 2021. zie bijlage 8) uitgevoerd. Uit deze berekening volgt dat het groepsrisico hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarden. Daartoe is een volledige verantwoording van het groepsrisico opgenomen in de rapportage. Hierbij is ingegaan op beheersbaarheid/bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Navolgend wordt ingegaan op de maatregelen ter beperking van het groepsrisico. Allereerst dient te worden opgemerkt dat het bij de vestiging van kwetsbare objecten in het invloedsgebied van de snelweg geen nieuwe ontwikkeling betreft gezien het gegeven dat het bestaande ziekenhuis al decennia gevestigd is op dezelfde locatie. Het bouwvlak verplaatst enigszins waarbij stedenbouwkundig rekening is gehouden met de afstand tot de snelweg. Immers, daar waar in de bestaande situatie nagenoeg geen ruimtelijke bescherming van het ziekenhuis als meest kwetsbare object op het perceel bestaat, wordt in de toekomstige situatie het eigenlijke ziekenhuisgebouw grotendeels op een verdere afstand van de snelweg gerealiseerd. Daarmee wordt de afstand vergroot en een mogelijk risico verder beperkt. Tevens is in het stedenbouwkundig plan rekening gehouden met het realiseren van minder kwetsbare gebouwen tussen de gebouwen met de kwetsbare functies van het ziekenhuis en de snelweg door daar onder andere laboratoria, facilitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen en de polikliniek te vestigen. Terwijl juist ook vanuit het oogpunt van externe veiligheid is gekozen om de spoedeisende hulp aan de risicoluwe zijde van het plangebied te realiseren.

Aandachtspunt bij de herontwikkeling van het ziekenhuisterrein is tevens de versterking van de aanwezige natuur. Het toevoegen van natuur in de vorm van aanvullende bomen langs de snelweg en de Leijweg of verbreden van de watergangen kan een positief effect hebben op het verminderen van risico's voor gebouwen in de nabijheid van risicobronnen.

Een belangrijk aspect bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen is de in Nederland overheersende windrichting uit zuidwesten. Gezien de ligging van het ziekenhuis is het zowel in de huidige als de toekomstige situatie niet gevestigd in de overheersende windrichting vanaf de snelweg als potentiele risicobron.

Het onderzoek is voorgelegd aan de veiligheidsregio. Geadviseerd wordt om de meest kwetsbare functies van het ziekenhuis op grotere afstand van de snelweg te situeren. Dit ontwerpprincipe is goed gevolgd door het ziekenhuis. Verder wordt geadviseerd om een centraal uit te schakelen ventilatiesysteem te installeren. Dit wordt verder uitgewerkt in het kader van de omgevingsvergunning.

Daarnaast is voor de helikopterhaven een plaatsgebonden risicocontour berekend (Peutz (2021). Helihaven Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg. Geluid en externe veiligheid. Rapportnummer: D 3245-2-RA-001. 15 februari 2021.zie bijlage 9) Deze contour geeft de kans weer per jaar dat een 'denkbeeldig' persoon, die zich een jaar lang op een bepaalde locatie bevindt, in de omgeving van de helihaven komt te overlijden als direct gevolg van een helikopterongeval. Deze contour wordt weergegeven in de navolgende afbeelding.

[image]

Plaatsgebonden Risico 10 -06 helikopterhaven (bron: Peutz)

Conclusie

Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

5.5 Geluid

5.5.1 Wegverkeer en industrielawaai

Algemeen

De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Wegen met een maximale snelheid van 30 km/uur zijn uitgesloten van akoestisch onderzoek.

Toetsing

Wegverkeerslawaai

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van een nieuwe geluidgevoelige functie in de vorm van een ziekenhuis. Daarom is door SAB een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (SAB (2021). Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Zorgcampus. Projectnummer: 190255, d.d. 17 mei 2021. zie bijlage 10) uitgevoerd. Op basis van het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

Conclusies voor het ziekenhuis

Op basis van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: De geluidbelasting op de niet dove gevel bedraagt bij de geluidsgevoelige bestemmingen als gevolg van de snelwegen (A58 en A65) maximaal 58 dB. Dit is hoger dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB, maar wel lager dan de maximale ontheffingswaarde van 58 dB.

Mogelijke maatregelen: Het is niet mogelijk om geluidsreducerende maatregelen te treffen zodat wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB, daardoor is de verlening van hogere waarden noodzakelijk. In de onderstaande tabel staan de aan te vragen hogere waarden per locatie weergegeven.

Aanvraag hogere grenswaardes

Rekening houdend met het Bouwbesluit 2012 is de benodigde gevelwering bij de geluidsgevoelige ruimten, zoals weergegeven in onderstaande tabel.

Gecumuleerde geluidbelasting per bouwvlak bij de geluidsgevoelige ruimten

[image]

[image]

Nummering van de uitbreiding van het ziekenhuis

Conclusies voor de weg aanpassing

Op basis van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Bij de woning Hilvarenbeekseweg 15 is er sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh door de aanleg van de rotonde op de Hilvarenbeekseweg. Voor deze woning moet dan ook een hogere waarde van 57 dB worden verleend.

Industrielawaai

Aangezien met voorliggende ontwikkeling wordt voorzien in een hinderveroorzakende functie in de nabijheid van gevoelige functies is voorzien in een akoestisch onderzoek industrielawaai (SAB (2021). Akoestisch onderzoek industrielawaai. ETZ Elisabeth Ziekenhuis Tilburg. Projectnummer: 190255 versie 1.1, d.d. 10 mei 2021 zie bijlage 11.) Hieruit kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Uit de berekeningen blijkt dat er enkele overschrijdingen van de grenswaarde plaatsvinden (langetijdgemiddelde). De overschrijdingen vinden enkel plaats in de avond- en nachtperiode. De hoogste overschrijding bedraagt 5 dB(A). De overschrijdingen worden veroorzaakt door de luchtbehandelingssystemen en inmindere mate door het verkeer op het terrein van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. Voorgesteld wordt om bronmaatregelen te treffen aan de luchtbehandelingssystemen in zoverre dat de richtwaarde van 50 dB(A) etmaal-waarde (en tevens grenswaarde vanuit het Activiteitenbesluit) op de omliggende geluidsgevoelige objecten gecumuleerd met de overige geluidsbronnen, niet wordt overschreden. .Voor de dagperiode kan geconcludeerd worden dat in totaliteit kan worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat. Indien geen maatregelen worden getroffen dienen maatwerkvoorschriften te worden opgesteld bij de omgevingsvergunning.

  • Uit de berekeningen blijkt dat er geen overschrijdingen van de grenswaarde plaatsvinden (maximale geluidbelasting) plaatsvindt. Op basis van de resultaten kan voor de dag- , avond- en nachtperiode worden voldaan aan een goede ruimtelijke ordening en een goed woon- en leefklimaat;

  • Uit de berekeningen blijkt dat er geen grenswaarde van indirecte hinder wordt overschreden.

Conclusie

Als gevolg van geluid van de snelwegen zal voor een deel van de bebouwing van het ziekenhuis een hogere waarde aangevraagd moeten worden. Daarnaast zal bij de realisatie rekening gehouden moeten worden met de gevelwering om te voldoen aan de gewenst binnenwaarde voor geluidgevoelige ruimten.

Als gevolg van het aanpassen van de wegen zal voor en één woning een hogere grenswaarde aangevraagd moeten worden.

In de avond- en nachtperiode worden de normen overschreden als gevolg van industrielawaai. Hiervoor zullen maatregelen genomen moeten worden, welke verder worden uitgewerkt in het kader van de omgevingsvergunningsprocedure. Er zullen in de omgevingsvergunning voorwaarden gesteld moeten worden aan de luchtbehandelingssysteem en/of de locaties daarvan.

5.5.2 Helihaven

Algemeen

In de artikelen 12 en 19 van het Besluit burgerluchthavens worden de beperkingen voor bebouwing binnen de Lden-contouren van 56 dB(A) en 70 dB(A) gegeven. De beperkingen betreffen:

- Op of binnen contour van 70 dB(A) Lden

  • woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, en geluidgevoelige gebouwen worden aan hun bestemming onttrokken (onttrekking bestemming niet geëist), tenzij verklaring van geen bezwaar wordt afgegeven;

  • nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen.

- Op of binnen contour van 56 dB(A) Lden

  • geen nieuwbouw van een woning of een geluidgevoelig gebouw, niet zijnde een bedrijfswoning;

- Verklaring van geen bezwaar kan worden afgegeven voor locatie op of tussen de contouren van Lden 56 dB(A) en 70 dB(A), indien

  • nieuwbouw op open plek tussen bestaande bebouwing;

  • ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, of

  • verplaatsing naar minder geluidbelaste locatie.

Het Besluit burgerluchthavens hanteert verder de volgende definities.

Kwetsbaar gebouw of geluidsgevoelig gebouw: Gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie

Beperkt kwetsbaar gebouw: Gebouw met een kantoor-, cel-, industrie-, sport- of logiesfunctie

Toetsing

Aangezien het plan een geluidgevoelig gebouw mogelijk maakt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Peutz (2021). Helihaven Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg Geluid en externe veiligheid, d.d. 6 mei 2021. zie bijlage 9).Hieruit volgt dat op of binnen de contour van 56 dB(A) Lden, voor zover behorend tot het beperkingengebied van geluid, geen woningen zijn gelegen, echter wel (delen van) gevoelige bebouwing van het ETZ. Gebouwen met een onderwijs- of gezondheidszorg worden aangemerkt als geluidgevoelig gebouw. Gebouwen met een kantoorfunctie worden niet aangemerkt als geluidgevoelig gebouw. De dichtstbij gelegen bebouwing van derden, (onderwijscentrum Leijpark en Libra Revalidatie & Audiologie), vallen buiten de 56 dB Lden-contour.

Voor de geluidbelasting op de gebouwen van het ETZ wordt verwezen naar het in voorbereiding zijnde Besluit tot wijziging van het Besluit burgerluchthavens. Deze wijziging van het BBL houdt onder meer in dat indien op het dak of naast/nabij het ziekenhuis een helihaven ten behoeve van spoedeisende hulpverlening is ingericht, die ruimtelijke beperkingen niet van toepassing zijn op dat ziekenhuis zelf en de op het terrein gelegen bijgebouwen die ten dienste staan van het ziekenhuis. Door de wijziging van het BBL kan voor de betreffende helihavens van de ziekenhuizen een luchthavenbesluit worden vastgesteld.

Conclusie

Door de wijziging van het BBL vormt het geluid van helikopters geen belemmering voor de herontwikkeling van het ziekenhuis.

5.6 Luchtkwaliteit

Algemeen

Eisen met betrekking tot luchtkwaliteit zijn verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2 en vormen een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft.

Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein maar ook ziekenhuizen.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien. In de meeste ziekenhuizen is sprake van luchtbehandeling die binnen een goede luchtkwaliteit handhaaft. Ook hebben ziekenhuizen een flinke verkeer aantrekkende werking. Dit heeft negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in de directe omgeving. Terwijl een goede bereikbaarheid nodig is.

Toetsing

Met de voorliggende ontwikkeling wordt de herontwikkeling van een ziekenhuis mogelijk gemaakt. Er dient beoordeeld te worden of het plan te beschouwen is als NIBM. Daartoe is een quick scan luchtkwaliteit (SAB (2021). Onderzoek luchtkwaliteit. ETZ Elisabeth Ziekenhuis Tilburg. Projectnummer: 190255. 14 mei 2021. uitgevoerd, die als bijlage 12bij dit bestemmingsplan is opgenomen.

Uit de berekeningen blijkt dat de ontwikkeling van het nieuwe ziekenhuis niet zal leiden tot een overschrijding of de nadering van een overschrijding van de grenswaarden. Door de aanpassing van de Leijweg zal de luchtkwaliteit niet leiden tot een overschrijding of de nadering van een overschrijding van de grenswaarden. Een nadere beschouwing is niet benodigd.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

5.7 Bodem

Algemeen

In het kader van de te verlenen omgevingsvergunning moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk.

Toetsing

Voor onderhavige ontwikkeling is voorzien in een managementnotitieV &S Milieu Adviseurs (2019). Notitie: Managementinformatie bodemkwaliteitsaspecten uitbreiding ETZ. Projectnummer: 30965.4504. 8 november 2019. inzake de bodemkwaliteitsaspecten. Van de huidige locatie van het ETZ is veel bodeminformatie bekend, echter voor het merendeel in het verleden ad-hoc verzameld in het kader van uitbreidingen. Een terrein-dekkend, enigszins recent onderzoek van de algemene bodemkwaliteit is er niet. Uit diverse, door het ETZ, verrichte onderzoeken is bekend dat op het huidige terrein in het verleden bodembedreigende bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden. Daarnaast is vanaf het eerste onderzoek door Heidemij in 1976 (en daarna nog diverse andere onderzoeken) bekend dat op (een groot deel van) het terrein gestort materiaal aanwezig is of het wellicht een voormalige stortplaats betreft. Belangrijk feit is dat er voor de locatie géén 'terrein-dekkende' verplichting vanuit de Wet bodembescherming is om de bodem te saneren.

Van de terreingedeelten die door de gemeente Tilburg gesaneerd zijn, is meer en gedetailleerdere bodeminformatie bekend dan van de terreindelen ten westen van de huidige Leij. In een later stadium, bij het concreter worden van de toekomstige terreininrichting, zal bodemonderzoek uitgevoerd worden. Dit kan dan ook concreet afgestemd worden op de terreininrichting en levert op dat moment dus betere informatie op.

In een eerder stadium bestond het voornemen om De Leij te verleggen. Dit is inmiddels van de baan. Ter plaatse van De Leij is een bodemonderzoek (Geofoxx (2020). Geohydrologisch onderzoek. Verlegging van De Leij te Tilburg. Project-nummer: 20191469/JLEN. 13 januari 2020. zie bijlage 14) uitgevoerd. Er wordt geconcludeerd dat in de mengmonsters van de grond geen overschrijdingen van de interventiewaarde zijn aangetoond voor zowel de boven- als ondergrond. Ter hoogte van de Leij zijn in de bovengrond van 0 - 1 m-mv enkele metalen, PAK en minerale olie boven de streefwaarde aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. Ter hoogte van de destijds nieuw beoogde loop van De Leij is een mengmonster genomen van de ondergrond (onder het stortmateriaal) en hier zijn diverse parameters boven de streefwaarde aangetoond. Het gaat om diverse metalen, PAK en minerale olie. Over het algemeen kan worden gesteld dat er in de boven- en ondergrond alleen gehalten boven de streefwaarde zijn aangetoond. Er is geen sprake van de ernstige bodemverontreiniging. De kwaliteit van het stortmateriaal is niet geanalyseerd, maar uit het verleden (zoals gepresenteerd in het bijgevoegde onderzoek) is bekend dat er sterke verontreinigingen aanwezig zijn met diverse zware metalen, minerale olie, BTEXN en/of asbest.

Uit chemische analyse van het grondwater blijkt dat er ter hoogte van de huidige Leij een overschrijding van de streefwaarde van barium en naftaleen aangetoond is in het grondwater. Ter hoogte van de eerder geplande nieuwe locatie van De Leij zijn diverse parameters boven de streefwaarde aangetoond. Het gaat hier, behalve barium, voornamelijk om vluchtige aromaten. Tevens zijn in het grondwater benzeen, xylenen, naftaleen, PAK, minerale olie en vinylchloride boven de interventiewaarde aangetoond. Het gaat hier om een lokale ernstige verontreiniging in het grondwater. Uit de resultaten van de grondwaterkwaliteit kan gesteld worden dat er grote variaties optreden binnen het onderzoeksgebied. Dit wordt gekoppeld aan de heterogene bodemkwaliteit, wat resulteert in wisselende grondwaterkwaliteiten. Vanwege de aard van de onderzoekslocatie (voormalige stortplaats) valt dit binnen het verwachtingspatroon.

Aangezien De Leij niet wordt verlegd is de stortplaats en bijbehorende bodemkwaliteit en grondwaterkwaliteit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan. Indien er werkzaamheden plaatsvinden bij de voormalige stortplaats dan zal eerst nader bodemonderzoek moeten plaatsvinden.

Conclusie

Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

5.8 Natuur En Ecologie

5.8.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Vanaf 1 januari 2017 geldt hiervoor de Wet natuurbescherming. Deze wet beschermt bepaalde plant- en diersoorten, natuurgebieden en bossen. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, moet worden aangetoond dat in het kader van de huidige natuurwet- en regelgeving van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.

5.8.2 Toetsing

SAB heeft met een quick scan natuur (SAB (2021). Quick scan natuur. Tilburg, ETZ Elisabeth Ziekenhuis. Projectnummer: 190255. 30 april 2021 zie bijlage 15) . onderzocht of er beschermde natuurwaarden, volgens de nu geldende natuurwet- en regelgeving, aan- of afwezig zijn in het plangebied. Ook is nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt, mogelijk negatieve effecten kan hebben op beschermde natuur buiten het plangebied. Navolgend worden kort de conclusies van de quick scan uiteengezet.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen ligt in de buurt van het plangebied. Een negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Kampina & Oisterwijkse Vennen is vanwege een mogelijke toename in stikstofdepositie door de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied niet uit te sluiten. Nader onderzoek in de vorm van een AERIUS-berekeningSAB (2021). Onderzoek stikstofdepositie. Tilburg, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ). projectnummer: 190255. 6 oktober 2021. is daarom uitgevoerd. Uit de uitgevoerde verschilberekeningen voor het ETZ Model 2030, de toekomstige situatie, blijkt dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol stikstof/ha/j op de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Er zijn daardoor geen nadelige milieueffecten te verwachten op de omliggende Natura 2000-gebieden.

Uit de opgestelde quick scan natuur blijkt dat watergang De Leij en de oevers bij deze watergang, die in het plangebied liggen, tot het Natuurnetwerk Brabant (NNB) behoren. Het NNB is het deel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) dat in de provincie Noord-Brabant ligt. Voor het Natuurnetwerk Nederland geldt een 'nee, tenzij-beschermingsregime'. De ontwikkeling is in principe niet toegestaan, enkel als het aan bepaalde voorwaarden voldoet. Een 'nee, tenzij-onderzoek' is noodzakelijk om dit inzichtelijk te maken.

Nee tenzij onderzoek

SAB heeft een 'nee, tenzij-onderzoek' (SAB (2021). Nee, tenzij-toets Tilburg, ETZ Elisabeth Ziekenhuis, projectnummer 190255, d.d. 8 september 2021). uitgevoerd om de gevolgen van de ontwikkeling voor het NNB in beeld te brengen.

Uit de toets blijkt dat de ontwikkeling verschillende negatieve gevolgen heeft voor het beheertype N3.01 Beek en bron. Als onderdeel van de ontwikkeling zal een klein oppervlakte van het beheertype uit het NNB worden genomen. Daarnaast leidt de ontwikkeling tot een toename van de verstoring van een deel van dit beheertype. Ook zijn er van de oekomstige ontwikkelingen positieve gevolgen te verwachten. Doordat er meer structuurvariatie zal ontstaan, met onder meer een groter oppervlakte ondiepe delen wordt het beheertype versterkt. Ook is een uitbreiding van het oppervlakte van het beheertype voorzien. Hiervoor dient wel een herbegrenzing van het NNB plaats te vinden. Ook voor het beheertype N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos zijn positieve en negatieve gevolgen voorzien. Ook van dit beheertype zal enig oppervlakte verdwijnen door de ontwikkeling en ook hier is een toenemende verstoring te verwachten, door de verplaatsing van de ingang van de zorgcampus naar de oostzijde van het plangebied. Daar staat tegenover dat de ontwikkeling een zekere versterking van het beheertype inhoudt. Binnen het beheertype is namelijk een parkachtige inrichting voorzien, die bestaat uit een afwisseling van open grasland en opgaande beplanting met boomgroepjes. Hierdoor ontstaat een vegetatie die meer kenmerken heeft van het beheertype beekbegeleidend bos dan de lage vegetatie nu aanwezig is. Uit de analyse blijkt verder dat van een aantasting van het beheertype N16.03 Droog bos met productie geen sprake zal zijn. Binnen het beheertype zijn geen ontwikkelingen voorzien. Ontwikkelingen die wel zijn voorzien, liggen op enige afstand van het beheertype. Doordat dit beheertype direct bij de snelweg ligt en al sterk verstoord wordt, zal van aanvullende verstoring geen sprake zijn. In de nee tenzij toets zijn de gevolgen van de ontwikkeling voor de ecologische verbindingszone geanalyseerd. Hieruit blijkt dat de toekomstige ontwikkelingen bij de beek zowel positieve als negatieve gevolgen zal hebben voor de functie die de beek heeft als verbindingszone. Positief is dat bij de oevers van de beek een afwisselendere, structuurrijkere vegetatie ontstaat dan momenteel aanwezig is. Ook wordt het aantal poelen uitgebreid. Het leefgebied en de migratieroute voor diersoorten gebonden aan vochtige, natte natuur wordt hierdoor versterkt. Negatieve ontwikkelingen voor de verbindingszone zijn de aanleg van drie bruggen en de aanleg van bebouwing op de zuidwestelijke oever van de beek. Beide ontwikkelingen leiden tot een toenemende verstoring van de verbindingszone. Doordat bij de ontwikkeling ook mitigerende maatregelen worden getroffen en de toekomstige inrichting van het NNB wordt versterkt, zal de EVZ nog steeds als verbindingszone kunnen fungeren, zo blijkt verder uit de analyse.

Doordat de ontwikkeling leidt tot aantasting van het NNB is financiële of fysieke compensatie nodig. Hiervoor is de compensatieopgave bepaald, die de ontwikkeling met zich meebrengt. Enerzijds vindt er enige directe aantasting plaats, op een oppervlakte van circa 2.510 m2 , door de komst van bruggen en bebouwing op locaties waar deze nu nog niet aanwezig zijn. Daarnaast vindt indirecte aantasting plaats, door de verstoring die de bruggen en bebouwing met zich meebrengen. Totaal resulteert dit in een compensatieopgave van 1,2 hectare. Doordat de ontwikkelingstijd van de vegetaties die worden aangetast beperkt is, geldt er voor deze compensatieopgave geen toeslag. Voor aantasting van het NNB en ook voor fysieke compensatie, dient de gemeente een verzoek te doen tot herbegrenzing van het NNB.

De compensatie vindt plaats op een strook grond grenzend aan de ecologische verbindingszone ten westen van de Hilvarenbeekseweg ten noorden van de A58. Deze gronden zijn in eigendom van de gemeente Tilburg en de kosten voor de inrichting worden gedragen door het ETZ.

Aantasting van het NNB is alleen toegestaan met toepassing van het ‘Nee, tenzij- principe’. Er dient daarbij onder meer sprake te zijn van groot openbaar belang en ook dient er geen andere oplossing voorhanden te zijn, die de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant kan voorkomen. Uit de analyse in de nee tenzij toets blijkt, dat er grote belangen zijn om de zorgcampus op deze locatie te behouden en te moderniseren. Ook blijkt een alternatieve inrichting, waarbij geen aantasting plaatsvindt van het NNB, in dit geval niet mogelijk. Dit komt onder meer doordat de continuïteit van de zorg gewaarborgd dient te worden, zodat bestaande gebouwen pas gesloopt kunnen worden nadat de nieuwe gebouwen gerealiseerd zijn. Rondom het bestaande ziekenhuis is maar heel beperkt ruimte beschikbaar voor nieuwe bebouwing, zodat enige aantasting van het NNB niet is te voorkomen. Aan de voorwaarden van het nee, tenzij-principe wordt daarmee voldaan, zodat het mogelijk is deze ontwikkeling in en bij het NNB uit te voeren.

Soortenbescherming

In en rondom het plangebied kunnen in het wild levende planten en dieren aanwezig zijn. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor deze soorten en hun directe leefomgeving. Uit de quick scan blijkt verder dat in en rondom het plangebied vogels kunnen broeden. Om overtreding van de wet te voorkomen wordt geadviseerd om de geplande ruimtelijke ontwikkeling buiten de broedperiode te starten. Op deze manier worden geen in gebruik zijnde nesten beschadigd of vernield.

In en nabij het plangebied kunnen ook soorten voorkomen die zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming, maar waarvoor een provinciale vrijstelling van de verboden geldt, voor werkzaamheden die men uitvoert in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Door de provinciale vrijstelling staat de aanwezigheid van deze soorten de geplande ontwikkeling niet in de weg.

Daarnaast zijn mogelijk essentiële elementen aanwezig, voor soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt. Zo blijkt uit de quick scan dat in en rondom het plangebied vogels kunnen broeden. Om overtreding van de wet te voorkomen wordt geadviseerd om de geplande ruimtelijke ontwikkeling buiten de broedperiode te starten. Op deze manier worden geen in gebruik zijnde nesten beschadigd of vernield.

Mogelijk zijn ook nestplaatsen aanwezig van huismus en andere vogelsoorten (buizerd, roek, havik, sperwer, wespendief, zwarte wouw, boomvalk of ransuil) waarvan het nest jaarrond is beschermd. Om hierover duidelijkheid te krijgen wordt nader soortgericht onderzoek uitgevoerd. Indien nestplaatsen of essentieel leefgebied van deze soorten aanwezig blijkt, dan moeten voor de werkzaamheden mitigerende maatregelen worden getroffen. Ook is voor de werkzaamheden dan waarschijnlijk een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Verder zijn mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen, kleine marterachtigen, eekhoorn en levendbarende hagedis, voortplantingsplaatsen van de alpenwatersalamander en kamsalamander en een vliegroute van vleermuizen aanwezig. Om uitsluitsel te krijgen over de aan- of afwezigheid van deze soorten wordt nader soortgericht onderzoek uitgevoerd. Indien essentiële elementen aanwezig blijken dan moeten voor de werkzaamheden mitigerende maatregelen worden getroffen om negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen. Ook is voor de werkzaamheden dan waarschijnlijk een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Bescherming houtopstanden

Bij deze ruimtelijke ontwikkeling wordt geen houtopstand geveld waarop de regels van de Wet natuurbescherming van toepassing zijn. De bescherming van houtopstanden vormt dan ook geen beperking voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

Advies met betrekking tot de fasering van het project

Vanwege de lange doorlooptijd van het project is het belangrijk te realiseren dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor een periode van maximaal 5 jaar verleend kan worden. Dit betekent dat rekening gehouden dient te worden met de fasering van het project. Op deze manier kan aanvullend onderzoek uitgevoerd worden naar verblijfplaatsen of leefgebied dat de komende vijf jaar wordt aangetast, zodat er zekerheid is dat de onderzoeken en/of de ontheffing nog geldig is wanneer de verstorende werkzaamheden uitgevoerd worden.

Indien het nodig is alternatieve verblijfplaatsen of leefgebied te realiseren dient ook met de fasering rekening gehouden te worden. Zo kan de nieuwe bebouwing uit fase 1 bijvoorbeeld alternatieve verblijfplaatsen bieden voor eventueel verlies van verblijfplaatsen in latere fases van het project. Er wordt geadviseerd het nader onderzoek in fasen uit te voeren. Voor de eerste fase is het nader onderzoek gestart, zodat geen tijdverlies plaatsvindt door de eventuele aanvraag van een ontheffing. Vervolgens kunnen parallel aan de fasering van het project de verdere onderzoeken en eventuele ontheffingsaanvragen uitgevoerd worden.

Wintercheck Bomen

Komende decennia is een ingrijpende herontwikkeling en uitbreiding van het Elisabeth– TweeSteden Ziekenhuis voorzien. Op verschillende plekken waar in fase 1 werkzaamheden zijn voorzien, staan bomen die gekapt zullen worden of waar in de directe omgeving sloop- en bouwwerkzaamheden plaats zullen vinden. Om te onderzoeken of bij deze bomen mogelijk jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels, vleermuizen of de eekhoorn aanwezig zijn werd een wintercheck uitgevoerd (SAB (2021). Memo resultaat wintercheck bomen, projectnummer 190255, d.d. 27 januari 2021. zie bijlage 18.)

Bij geen van de bomen werd een eekhoornnest aangetroffen.

Bij verschillende bomen en struiken werden wel vogelnesten aangetroffen. Bij enkele bomen waren de nesten groter en leken deze ook geschikt als verblijfplaats van een vogelsoorten met een jaarrond beschermd nest.

In enkele bomen waren holten aanwezig. Deze holten werden beoordeeld op hun geschiktheid als verblijfplaats voor vleermuizen. Bij twee bomen zijn holten aanwezig die geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen De overige holten waren niet geschikt voor vleermuizen. Geadviseerd wordt om bij twee bomen aanvullend onderzoek uit te voeren, om te onderzoeken of de aangetroffen nesten in gebruik zijn bij roofvogels of uilen, als jaarrond beschermde verblijfplaats. Verder wordt geadviseerd bij een andere boom aanvullend onderzoek te doen naar het gebruik van de aanwezige holten als verblijfplaats door vleermuizen.

5.8.3 Conclusie

Gebiedsbescherming

Een negatief effect op het nabijgelegen Natura 2000 Kampina & Oisterwijkse Vennen door de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied kan op basis van intern salderen op voorhand worden uitgesloten. Er is geen vergunning ten behoeve van de Wet natuurbescherming benodigd.

De Leij en de oevers bij deze watergang liggen binnen het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Het NNB is het deel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Om de aantasting van deze Ecologische Verbindingszone te beperken zijn de mitigerende maatregelen opgenomen in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur. Op deze wijze kan aantasting van het NNB zoveel mogelijk worden beperkt. Voor de ontwikkeling dient compensatie plaats te vinden, omdat enig oppervlakte NNB verdwijnt en er aantasting plaatsvindt. Deze compensatie kan gerealiseerd worden binnen het plangebied op gronden ten westen van de Hilvarenbeekseweg grenzend aan de ecologische verbindingszone en die worden bestemd als Natuur, aan te wijzen als NNB. .

Soortenbescherming

Om te voorkomen dat nesten worden beschadigd of vernield wordt geadviseerd om de ruimtelijke ontwikkelingen buiten de broedperiode te starten. Mogelijk zijn er nestplaatsen aanwezig van huismus en andere vogelsoorten (buizerd, roek, havik, sperwer, wespendief, zwarte wouw, boomvalk of ransuil) waarvan het nest jaarrond is beschermd. Verder zijn mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen, kleine marterachtigen, eekhoorn en levendbarende hagedis, voortplantingsplaatsen van de alpenwatersalamander en kamsalamander en een vliegroute van vleermuizen aanwezig.

Om duidelijkheid te krijgen over de aanwezigheid van de genoemde soorten vindt er nader soortgericht onderzoek plaats voordat gestart wordt met de eerste fase.

Hoofdstuk 6 Water Aspecten

6.1 Bestaand Watersysteem

Hemelwater

Ten behoeve van de ontwikkelingen op het terrein van ETZ is een onderzoek naar het huidige en het toekomstige watersysteem opgesteld (Arcadis (2020). Hemelwaterstelsel ETZ Locatie Elisabeth, Onderzoek hydraulisch functioneren St. Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, d.d. 9 januari 2020 zie bijlage 19)

Het hemelwaterstelsel op het terrein van het Sint Elisabethziekenhuis watert af naar een van de twee retentievijvers op het terrein aan de noordzijde en op het zuidelijk deel van het terrein. Het zuidelijke deel en oostelijke deel van het terrein watert af naar vijver zuid en de westelijke en noordelijke zijde van het terrein wateren af naar vijver noord. De verharding van het verdiepte gedeelte watert af naar een gemaal. Van daaruit wordt het verpompt naar het vuilwaterstelsel en bij een grotere aanvoer (bui), wordt het water afgevoerd via het hemelwaterstelsel naar vijver zuid.

De vijvers staan in verbinding met de Leij door een leiding met een kleine diameter. Dit zorgt ervoor dat de vijvers werken als retentievoorziening. Het water wordt daardoor gedoseerd geloosd op de Leij.

De Leij is in beheer van Waterschap De Dommel. Op de Leij zijn verschillende uitlaten en overstorten van rioolstelsels aangesloten van de diverse kernen ten zuiden en zuidoosten van Tilburg.

Door het waterschap is berekend welke waterstanden in de Leij voor kunnen komen in een T=100 jaar situatie inclusief klimaatscenario. Bij de lozingspunten van de vijvers gelden in deze extreme situatie de volgende waterstanden:

  • Vijver noord: NAP+12,25 m

  • Vijver zuid: NAP+12,50 m

Uit het uitgevoerd onderzoek blijkt dat de beginpunten van de ondergrondse hemelwaterstelsels gevoelig zijn voor overstroming. Deze locaties liggen vaak dicht tegen de gevels. Bij bui 10 (T=10 jaar) en de 70 mm bui (T=100 jaar in 2050) worden op deze locaties waterdieptes berekend tot 30 cm boven maaiveld. Op deze locaties is er een reële kans dat water de kruipruimte instroomt of over de dorpels het gebouw op de begane grond instroomt. Op deze locaties staan ook een aantal kwetsbare objecten zoals trafo's en hoofdverdelers die hierdoor kunnen overstromen. In het hemelwaterstelsel wat afwatert naar vijver noord worden de overstromingen veroorzaakt door de te kleine diameter van de leidingen naar vijver noord. In het stelsel wat afwater op vijver zuid worden de overstroming veroorzaakt door een te kleine diameter van de beginleidingen. Te kleine leidingen leiden tot een tekort in afvoercapaciteit. Een hoge waterstand in de Leij is niet de oorzaak van de overstromingen. De capaciteit van het systeem op het verdiept terrein is goed, de goot overstroomt alleen gedurende een korte tijd.

Het risico op overstroming door stroomuitval van de pompen is beperkt doordat de pompen zijn aangesloten op de noodstroomaggregaat. In de fietstunnel zijn de leidingen naar de pompput te klein om het water snel genoeg naar de pompput af te voeren. De capaciteit van de pomp is ruim voldoende.

Vuilwater

Het vuilwaterstelsel van ETZ locatie Elisabeth heeft aan de westzijde van het terrein, in het verlengde van het fietspad, een aansluiting op het gemengde rioolstelsel van de gemeente Tilburg in de Professor van Buchemlaan. Het betreft een vrijverval aansluiting. Een nadeel is dat hoge waterstanden in het stelsel van de gemeente zich doorzetten in het vuilwaterstelsel. Ter hoogte van de fietsenstalling van ETZ locatie Elisabeth ligt het laagste op maaiveld NAP+12,55 m. Dit is daardoor een gevoelige locatie voor overstroming vanuit de riolering.

Oppervlaktewater

Zoals onder het kopje hemelwater staat aangegeven liggen er op het terrein twee retentievijvers. Daarnaast loopt de Leij door het gebied. De vijvers staan in verbinding met de Leij. Dit zorgt ervoor dat de vijvers werken als retentievoorziening. Hiermee kan het water in het gebied vastgehouden worden en hebben een functie in de afwatering van het hemelwater. Daarnaast maakt de Leij en de oevers bij deze watergang, onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). In paragraaf 5.8 wordt daar nader op ingegaan.

Grondwater en bodemopbouw

Geofox (2020). Geohydrologisch onderzoek verlegging van de De Leij te Tilburg, 20 januari 2020.

In en rond het plangebied liggen de grondwaterstanden op ongeveer 10 a 11 m + NAP ongeveer 1 a 2 m onder maaiveld. Het grondwater stroomt in noordoostelijke richting af.

De bodem bestaat voornamelijk uit zand. De doorlatendheid van de bovengrond en ondergrond ter hoogte van de Leij is goed en de bodem is overwegend geschikt voor infiltratiemogelijkheden zoals infiltratieriool en een wadi. De ondergrond ter hoogte van de voormalige stortlocatie varieert. In principe zijn hier geen aanpassingen voorzien.

6.2 Beleidskader

Rijksbeleid - Het Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld.

  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater.

  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.

  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement.

  • Nederlanders leven waterbewust.

Het kabinet zet de veranderingen in het waterveiligheidsbeleid voort en zal hiertoe een wetsvoorstel met nieuwe normen voor de primaire keringen voorbereiden.

Nieuwe normen zijn nodig, omdat de huidige eisen aan primaire keringen grotendeels uit de jaren zestig van de vorige eeuw dateren. Sindsdien zijn het aantal mensen en de economische waarde achter de dijken toegenomen. Ook is nieuwe kennis beschikbaar gekomen over de werking van de keringen en de gevolgen van overstromingen. De doelen op het gebied van waterveiligheid zijn omgerekend naar normspecificaties voor de keringen. Deze zijn niet meer gebaseerd op dijkringen, maar op dijktrajecten. Elk dijktraject krijgt een norm-specificatie die past bij de gevolgen in dat specifieke gebied. De normspecificaties zijn ingedeeld in zes klassen, waarbij de overstromingskans varieert van 1/300 per jaar tot 1/100.000 per jaar.

Het Rijk onderkent het belang van verbinden van ruimte en water. Bij het aanpakken van wateropgaven en de uitvoering van watermaatregelen vindt daarom afstemming plaats met andere relevante ruimtelijke opgaven en maatregelen in het gebied, zodat scope, programmering en financiering zo veel mogelijk op elkaar aansluiten of, beter nog, elkaar versterken. Het kabinet streeft daarbij ook naar integrale combinaties, waarbij ruimtelijke inrichting een belangrijke rol speelt bij het oplossen van wateropgaven. Omgekeerd is het van belang om bij ruimtelijke opgaven vroegtijdig rekening te houden met wateropgaven en de veerkracht van watersystemen. De gewenste betere verbinding tussen water en ruimte geldt voor alle opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit.

Provinciaal beleid - Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021

Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP geeft richting aan het milieu- en waterbeleid van de provincie, met specifieke nadruk op een aantal thema's, waaronder grondwaterbeheer, waterveiligheid, klimaat en gezondheid. Het PMWP is een kaderstellende nota die op hoofdlijnen weergeeft wat de beleidsdoelen en voorgestelde aanpak zijn. Hierbij staat het PMWP voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving.

Doelen van het PMWP:

  • voldoende water voor mens, plant en dier;

  • schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);

  • bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico's;

  • verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.

Beleid Waterschap - Waterbeheerplan Waterschap De Dommel 2016-2021

Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners.

Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheerplan en heeft het waterschap een eigen verordening; de Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd.

De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hebben hun keuren geharmoniseerd. Als onderdeel van dit harmonisatietraject hanteren de waterschappen sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt.

Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zo veel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.

Gemeentelijk beleid Programma water en Riolering 2020-2023

In het Programma Water en Riolering (PWR) legt de gemeente Tilburg haar visie voor een klimaatbestendige en aantrekkelijke gemeente neer. Daarnaast is ook de koers uitgezet hoe dit gerealiseerd kan worden.

Naast het afvoeren van water via rioolbuizen wil de gemeente het water zichtbaar maken. Dit levert ook een positieve bijdrage aan de leefbaarheid.

De gemeente wil de opgave waar ze voor staat niet allen met het waterschap oppakken maar ook met de inwoners en bedrijven. Denk hierbij aan het scheiden van schone en vuile waterstromen, het afkoppelen van verhard oppervlak, het benutten van daken voor het bufferen van regenwater, vergroening en natuurlijk een goed gebruik van al onze voorzieningen.

Om te komen tot een klimaatbestendige gemeente in 2050 heeft de gemeente de kwetsbare locaties in beeld gebracht door middel van een klimaatstresstest.

In de PWR zijn kaderstellend normen opgenomen voor (bouw)ontwikkelingen. Het regenwater wil de gemeente zoveel als mogelijk op plaatsen waar de bodem dit toelaat infiltreren. Op deze manier bouwen we een grondwatervoorraad op om langdurige droge perioden te overbruggen. Tot nu toe werd regenwater vanuit Tilburg grotendeels afgevoerd. De reden hiervoor was de vrees dat de grondwaterverontreinigingen verspreid zouden kunnen worden door het infiltrerende regenwater. Nu er steeds meer problemen zijn met verdroging en hevigere neerslag wil de gemeente de afweging tussen infiltratie en afvoer opnieuw maken.

De gemeente wil bij ontwikkelingen het stedelijk en landelijk gebied en 'natte' ecologische zones via groen-blauwe maatregelen steviger met elkaar te verbinden. Dit zorgt niet alleen voor een verhoging van de belevingswaarde en meer verwerkingscapaciteit voor overtollig water, maar stimuleert ook de recreatie en brengt verkoeling tijdens warme zomerdagen.

Europese regelgeving

De Kader Richtlijn Water (KRW) is Europese regelgeving die ten grondslag ligt aan het Nederlandse waterbeleid. Het doel van de KRW is dat uiterlijk in 2027 alle maatregelen zijn uitgevoerd om het water in Europa schoon en gezond te krijgen en te houden.

De nieuwe Leij is een KRW-water en is getypeerd als "langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand, type R5. De Leij is aangegeven als 'sterk veranderd' (dus niet meer natuurlijk). De doelstellingen voor de Nieuwe Leij zijn opgenomen in de onderstaande tabel.

Waterlichaamcode

NL27_L_1_2

Status

Sterk veranderd

Type

R5

Doelstellingen

Overige waterflora (EKR)

≥ 0,45

Vis (EKR)

≥ 0,35

Macrofauna (EKR)

≥ 0,45

Fytoplankton (EKR)

n.v.t.

Fosfor totaal (zgm)(mg P/l)

≤ 0,11

Stikstof totaal (zgm) (mg N/l)

≤ 2,30

DIN (winterperiode) (mg N/l)

n.v.t.

Zoutgehalte (zgm) (mgCl/l)

≤ 150

Temperatuur (max waarde) (gr. C)

≤ 25

Zuurgraad (zgm) (-)

5,5-8,5

Zuurstofverzadiging(sgraad) (zgm) (%)

70-120

Doorzicht (zgm) (m)

n.v.t.

Tabel: Nieuwe Leij met bijbehorende status, type en doelstellingen

6.3 Toekomstige Situatie

De herinrichting van het terrein heeft in de eindsituatie consequenties voor alle onderdelen van het riolerings- en watersysteem. Er zijn daarom aanpassingen nodig aan het watersysteem en het rioleringssysteem. Deze aanpassingen zijn omvangrijk en daarom is het wenselijk een structuurplan hemelwater en afvalwater voor ETZ locatie Elisabeth op te stellen.

Door de bouw van nieuwe gebouwen en de aanleg van verharde terreinen zullen bepaalde leidingen en oppervlaktewater niet gehandhaafd kunnen worden. Daarom is nodig een nieuwe hoofdstructuur te ontwerpen en daarbij rekening te houden met inzichten waarmee het gebied klimaatadaptief kan worden ingericht.

Naast het realiseren van voldoende waterberging kan gedacht worden aan meer schaduwplekken die zorgen voor verkoeling in hete periodes en natuurvriendelijke inrichting om de biodiversiteit te bevorderen.

Voor de uitbreiding op korte termijn kan het ook zijn dat leidingen geheel of gedeeltelijk vervallen. In dat geval is het zeer wenselijk om hoofdleidingen om te leggen zodat een juiste afvoer van afvalwater gewaarborgd blijft. Hiervoor wordt aangeraden om een structuur te ontwerpen die rekening houdt met zowel de huidige situatie als de eindsituatie.

Voor de eerste fase is al een uitwerking gemaakt. Omdat in deze fase de noordelijke vijver vervalt en de bebouwing toeneemt zal in deze fase een waterberging van bijna 700 m3 gerealiseerd moeten worden. Deze kan worden voorzien in tijdelijke retentiebekkens in noordoostelijke richting (Bijlagen bij Haalbaarheidsfase ETZ (Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten d.d. 11-05-2020). Daarnaast kan worden onderzocht of retentie in de vijver in het park mogelijk is.

[image]

Fasering 2025 (Bron: Haalbaarbeidsdocument Gortemaker Algra Feenstra + HNS Landschapsarchitecten d.d. 11-05-2020)

In een latere fase nadat de wadizone is ingericht worden deze tijdelijke retentiebekkens omgevormd tot poelen.

In de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur zijn de uitgangspunten voor hydrologie opgenomen. Bij omgevingsvergunningen voor het bouwen en aanleggen zal aan deze Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur getoetst moeten worden. Hierin is opgenomen dat de nieuwe ruimtelijke inrichting gericht moet zijn op duurzaam waterbeheer, waarbij rekening wordt gehouden met overstromingen en het tegengaan van verdroging. Onder andere door het reserveren van voldoende ruimte om water zo lang mogelijk vast te houden in het gebied. In de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur zijn profielen voor het beekdal van de Leij opgenomen.

Tevens wordt voorzien in een poelenzone. Ook deze kan een bijdrage leveren aan de waterberging.

Daarnaast zijn er in de Ontwikkelleidraad punten opgenomen om de waterkwaliteit van De Leij te verbeteren. Hierbij vormt het mogelijk uitspoelen van de verontreinigde stoffen vanuit de voormalige stortplaats een aandachtspunt. Indien er werkzaamheden plaatsvinden bij voormalige stortplaats dan zal eerst nader bodemonderzoek moeten plaatsvinden.

Het waterschap blijft betrokken in de herontwikkeling van het ziekenhuisterrein. ETZ, gemeente en waterschap maken verdere, concrete afspraken over de inrichting van de beekzone. En het waterschap neemt deel aan het kwaliteitsteam.

De gemeente heeft in afstemming met het waterschap opdracht gegeven voor het opstellen van een inrichtingsvisie voor de Nieuwe Leij tussen de A58 en Wilhelminakanaal. Door het opnemen van de bestemming Natuur, de dubbelbestemming Waterstaat – Waterbergingsgebied en de aanduidingen “overige zone - behoud en herstel watersystemen” en “overige zone - reservering waterberging” wordt de ruimtereservering voor het beekdal veilig gesteld in het bestemmingsplan. Het waterbelang wordt verder verankerd in een nog op te stellen samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en Waterschap. Wanneer de details van de maatregelen concreet worden voor uitwerking/uitvoeren wordt de samenwerkingsovereenkomst opgevolgd door een ‘realisatieovereenkomst’. Daarin komen nadere afspraken over realisatie, kostenverdeling, wie waarvoor verantwoordelijk is, etc.

6.4 Conclusie

Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect water geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 De Innovatiebepaling Van De Crisis- En Herstelwet

In de aanloop naar de invoering van de Omgevingswet heeft de wetgever het wenselijk gevonden dat gemeenten kunnen experimenteren met de nieuwe mogelijkheden van het omgevingsplan. Daarom is in artikel 2.4 Chw de mogelijkheid opgenomen om ten behoeve van innovatie af te wijken van bepaalde wettelijke voorschriften. Deze innovatiebepaling is verder uitgewerkt in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw). In dit besluit is voor specifieke locaties bepaald van welke wettelijke voorschriften kan worden afgeweken. Voorliggend plangebied valt onder de reikwijdte van artikel 7c BuChw. Op grond van de bepaling kan in het kader van het platform 31-experiment 'Flexibele bestemmingsplannen' worden afgeweken van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.

In de regels van dit plan wordt artikel 7c lid 6 BuChw toegepast door de uitleg van de toepassing van bevoegdheden in dit bestemmingsplan afhankelijk te stellen van beleidsregels. Met deze bepaling wordt vooruitgelopen op de vergunningplicht voor omgevingsplanactiviteiten die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet in een omgevingsplan kan worden opgenomen. In de volgende paragrafen worden ingegaan op de systematiek van de regels van dit bestemmingsplan en op welke wijze de innovatiemogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet zijn toegepast.

7.2 Wijze Van Bestemmen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen nader worden ingevuld: via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding, bestaande uit een lijn, een figuur, een lettercode et cetera. Via een aanduiding wordt in de planregels iets specifieks geregeld. Dit kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook eigen regels hebben;

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

7.3 Algemene Methodiek

Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen worden opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de planregels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).

Planregels

De planregels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  1. Inleidende regels: in dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de planregels (artikel 2) bepaald;

  2. Bestemmingsregels: in dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Het betreft regels voor het toegestane gebruik en bouwregels. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen, achter de bestemmingsregels. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld;

  3. Algemene regels: in dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel en algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings-, wijzigings-, procedure- en overige regels;

  4. Overgangs- en slotregels: in het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk overgangsregels en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

7.3.1 Beschrijving van de hoofdbestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • 'Groen';

  • 'Maatschappelijk'

  • 'Natuur'

  • 'Verkeer'

  • Waterstaat - Waterbergingsgebied (dubbelbestemming)

'Groen'

De bestemming groen bevat hoofdzakelijk bepalingen ten behoeve van groenvoorzieningen.

In deze bestemming wordt gebruik gemaakt van de innovatiemogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet. Een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van deze bestemming kan alleen worden verleend als de activiteit waarvoor wordt gebouwd past binnen de beleidsregel 'Ontwikkelleidraad Zorgcampus - Beleidsregels ruimtelijke structuur'.

'Maatschappelijk'

De gronden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen hoofdzakelijk worden gebruikt ten behoeve maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - helikopter standplaats' een helikopterstandplaats toegestaan.

De maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage voor bouwwerken binnen deze bestemming zijn op verbeelding weergegeven. In de regels is bepaald dat 20% van de toegestane bebouwing, in afwijking van wat op de verbeelding is aangegeven, 36 meter mag bedragen. De bebouwing ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen mag niet meer dan 205.000 m2 bruto vloeroppervlak bedragen.

Binnen een zone van 300 meter gemeten vanuit de buitenste rand van het asfalt van de rijksweg A58 zijn geen gevoelige bestemmingen in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen toegestaan. Dit betreft gevoelige bestemmingen in het kader van de luchtkwaliteit. Een ziekenhuis valt daar, volgens het genoemde besluit, niet onder. Burgermeester en wethouders kunnen van dit verbod afwijken met een omgevingsvergunning, mits wordt aangetoond dat uit onderzoek blijkt dat geen sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding als bedoeld in de AMvB gevoelige bestemmingen met betrekking tot zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide (NO2), of er sprake is van een uitbreiding van een bestaande gevoelige bestemming die leidt tot een toename van ten hoogste 10% van het 'rechtens aantal personen dat ter plaatse mag verblijven'.

Het gebruik van deze bestemming ten behoeve van geluidgevoelige functies is niet toegestaan. Burgermeester en wethouders kunnen van dit verbod afwijken met een omgevingsvergunning, mits wordt aangetoond dat uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een goed geluidklimaat. Van een goed geluidklimaat is sprake indien de maximale geluidbelasting op de gevel van de geluidgevoelige functie minder dan 48 dB(A) bedraagt, de maximale geluidbelasting op de gevel van de geluidgevoelige functie meer bedraagt dan 48 dB(A), maar minder dan 58 dB(A), en er karakteristieke geluidmaat-regelen worden getroffen zoals bedoeld in de norm NEN 5077, of de maximale geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelige functie meer bedraagt dan 58 dB(A) en de gevel doof is uitgevoerd. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op grond daarvan is duidelijk voor welke delen er aanvullende maatregelen nodig zijn aan de gevels.

In deze bestemming wordt gebruik gemaakt van de innovatiemogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet. Een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van deze bestemming kan alleen worden verleend als de activiteit waarvoor wordt gebouwd past binnen de beleidsregel 'Ontwikkelleidraad Zorgcampus - Beleidsregels ruimtelijke structuur'.

'Natuur'

De gronden binnen de bestemming 'Natuur' zijn hoofdzakelijk bestemd voor de instandhouding en versterking van de natuurwaarde van de landschappelijke waarde van een gebied en de natuurwaarde van een gebied. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt voor water, waterhuishoudkundige voorzieningen en drie bruggen.

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bestaande gebouwen toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter. Het compensatiegebied ten westen van de Hilvarenbeekseweg krijgt de bestemming Natuur, alsmede een deel van het Leijpark. Ten behoeve van de natuurcompensatie is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg en duurzame instandhouding van de natuurcompensatie.

'Verkeer"

Deze bestemming geldt voor de gronden waar de ontsluiting naar de nieuwe hoofdingang komt

'Waterstaat - waterbergingsgebied (dubbelbestemming)'

Deze bestemming is toegekend om de belangen voor het waterbergend vermogen van het gebied te beschermen.

7.3.2 Algemene regels en Beleidsregels

In de algemene regels van het bestemmingsplan zijn een aantal bepalingen opgenomen die een nadere toelichting behoeven.

Ondergrondse bouwwerken

Binnen het plangebied mogen gronden die zijn bebouwd geheel worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken, tenzij elders in de regels is bepaald dat ondergrondse bouwwerken niet zijn toegestaan.

Voor onbebouwde gronden geldt dat 40% van de oppervlakte mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken, tenzij elders in de regels is bepaald dat ondergrondse bouwwerken niet zijn toegestaan.

Beschermwaardige bomen

Binnen 15 m van beschermenswaardige bomen mogen geen werkzaamheden uitgevoerd worden die de boom kan schaden. Werkzaamheden zijn alleen toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning is verkregen waarbij getoetst is of de boom geen schade zal ondervinden.

Beleidsregels

Er is een algemene regel opgenomen waardoor ook bij werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden. Hierdoor dient ook bij werkzaamheden voor de inrichting van het terrein getoetst te worden aan de beleidsregel 'Ontwikkelleidraad Zorgcampus - Beleidsregels ruimtelijke structuur'.

In de planregels wordt voor de uitleg van de toepassing van de in het plan opgenomen bevoegdheid verwezen naar de beleidsregel 'Ontwikkelleidraad Zorgcampus - Beleidsregels ruimtelijke structuur'. Deze beleidsregels worden door de gemeenteraad vastgesteld en mogen alleen door de gemeenteraad worden gewijzigd.

Als de beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, wordt bij de toepassing van de beleidsregels rekening gehouden met de wijziging(en).

7.3.3 Parkeren

Gronden binnen het bestemmingsplan mogen uitsluitend worden gebruikt als kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Hierbij moet worden voldaan aan de parkeernormen en rekenmethode, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.

Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd door een marktpartij. De kosten in verband met het vervangen en uitbreiden van het ziekenhuis zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de bestemmingsplanprocedure worden doorberekend aan de initiatiefnemer. Dit is vastgelegd in een anterieure overeenkomst.

Aangezien sprake is van een particulier initiatief en tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overkomst wordt gesloten, is de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (zienswijzenprocedure).

8.2.1 Omgevingsdialoog

In aanloop naar het in procedure brengen van het bestemmingsplan St. Elisabeth Ziekenhuis e.o. 2009, 1e herziening (Hilvarenbeekseweg 60), zijn door het ETZ diverse activiteiten ontplooid met als doel het informeren van de omgeving van het ziekenhuis en het inventariseren van reacties op de plannen.

Achtergrond

Het ETZ is in 2016 ontstaan uit een fusie van 2 organisaties (3 ziekenhuizen): het St. Elisabeth Ziekenhuis en het TweeSteden ziekenhuis. De nieuwe naam is sindsdien Elisabeth- TweeSteden Ziekenhuis, kortweg ETZ.

In zijn zorgvisie heeft het ETZ, in navolging van landelijke ontwikkelingen, gekozen voor de concentratie van acute en klinische zorg op de locatie ETZ Elisabeth. Om deze concentratie van acute en klinische zorg mogelijk te maken heeft het ETZ een masterplan ontwikkeld voor de locatie ETZ Elisabeth. Het masterplan is opgezet met het oog op het mogelijk maken van de concentratie van acute en klinische zorg met inachtneming van de ontwikkeling van ETZ Elisabeth op lange termijn. Daarbij is in de opzet van het masterplan (met de kennis van nu) uitgegaan van een fasering: de nieuwbouw wordt in fasen ontwikkeld en gerealiseerd.

Bij de presentaties van het masterplan aan de omgeving is de volgende volgorde aangehouden:

  1. Achtergronden om te komen tot een masterplan

  2. Keuze van het scenario dat in het masterplan is uitgewerkt

  3. Toelichting op het masterplan

In het kader van de omgevingsdialoog zijn de volgende activiteiten ondernomen:

  1. Het ETZ heeft de plannen toegelicht aan de wijkraden Koningshaven (25 juni 2020) en Groenewoud (7 juli 2020).

  2. Toelichting op het masterplan aan de buren; een dialoog is gevoerd met Libra R &A, Onderwijscentrum Leijpark, De Wever, Ronald Mc Donald Huis, RAV, kinderdagverblijf. Aan de directe buren Van der Valk en de Leyhoeve is een toelichting gegeven.

  3. Alle beschikbare en relevante informatie over de bouwplannen wordt via de website van het ziekenhuis: www.etz.nl/nieuwbouw gepresenteerd. Deze pagina's worden voortdurend uitgebreid en geactualiseerd.

  4. Er zijn nieuwsbrieven bij omwonenden van het ziekenhuis bezorgd. Deze nieuwsbrieven zijn 3 juli en 14 september 2020 huis-aan-huis bezorgd. Het verspreidingsgebied van de brieven staat op onderstaand kaartje en is in overleg met de afdeling communicatie van de gemeente Tilburg opgesteld. De nieuwsbrieven zijn informatief, waarbij steeds verwezen wordt naar de ingerichte website en waarbij gewezen wordt op de mogelijkheid om vragen te stellen.

[image]

  1. Het ETZ heeft een korte animatie gemaakt waarmee de plannen worden verduidelijkt. Deze animatie staat ook online. Bovendien is de animatie via de eerste nieuwsbrief bij omwonenden onder de aandacht gebracht.

  2. De omwonenden zijn in de twee nieuwsbrief uitgenodigd voor één van de informatiebijeenkomsten in het ziekenhuis. Daarvoor hadden zich circa honderd omwonenden aangemeld. Door de aangescherpte coronamaatregelen konden deze bijeenkomsten helaas niet doorgaan. Alle belangstellenden hebben daarom 25 november 2020 via e-mail een link naar een presentatie van de plannen ontvangen: https://www.youtube.com/watch?v=IIQ4aGBq4tw &feature=youtu.be

  3. Bij elke vorm van interactie met de omgeving wordt steeds benadrukt dat eventuele vragen heel gemakkelijk online aan woordvoerder Wim Pleunis van het ETZ gesteld kunnen worden. Deze vragen én antwoorden (FAQ) staan overzichtelijk online gerangschikt:
    https://www.etz.nl/Over-ETZ/Over-ETZ/Nieuwbouw/Veel-gestelde-vragen-Acuut-blok.

  4. Ter voorbereiding werd een aantal vragen door het ETZ voorbereid en met bijbehorende antwoorden aan de FAQ toegevoegd. De vragen van omwonenden gaan vooral over het parkeren, de ambulances (geluid en routes), de landingsplek voor de traumahelikopter en de bereikbaarheid van ETZ Elisabeth na afronding van elke bouwfase. Ook deze vragen (en antwoorden) zijn aan de FAQ toegevoegd.

  5. Het ETZ houdt bij de verdere uitwerking van de plannen rekening met de gestelde vragen. Bij de uitwerking van het masterplan werd al rekening gehouden met een aantal zaken, zoals parkeren en verkeer. Een verdere aanpassing van het masterplan op deze onderwerpen is niet nodig gebleken.

  6. Rondetafelgesprek commissie Ruimtelijke Ordening op 7-12-2020: hierbij werden de commissieleden Ruimtelijke Ordening geïnformeerd over het masterplan.

Zoals blijkt uit dit overzichtheeft ETZ - gelet op de aard en omvang van dit project - gekozen voor een combinatie van verschillende vormen om partijen en omwonenden bij dit project actief te betrekken.

In Bijlage 20 is een uitgebreid verslag van de omgevinsgdialoog opgenomen. Uit dit verslag blijkt dat overeenkomstig de Richtlijn van de gemeente uitvoering is gegeven aan de omgevingsdialoog en dat de inbreng van betrokken in dat proces heeft geleid tot diverse aanpassingen in de planvorming. De omgevingsdialoog heeft zich bewezen als een goed middel om de planvorming verder te optimaliseren op een wijze die zo veel mogelijk recht doet aan alle betrokken belangen.

8.2.2 Vooroverleg

Volgens artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening moet het bestemmingsplan worden voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het concept ontwerp bestemmingsplan is aan de diverse overlegpartijen voorgelegd.

De volgende instanties hebben gereageerd:

Instantie

Datum reactie

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

24 november 2020

Gemeente Hilvarenbeek

26 april 2021

Provincie Noord-Brabant

5 mei 2021

Waterschap De Dommel

20 april 2021

Hieronder worden de overlegreacties (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Graag maakt de veiligheidsregio van de mogelijkheid gebruik om advies te geven op de externe veiligheidsaspecten:

  1. De veiligheidsregio geeft aan dat het belangrijk is om de meest kwetsbare functies van het ziekenhuis op grotere afstand van de snelweg te situeren. Dit ontwerpprincipe is goed gevolgd door het ziekenhuis.

  2. Voor het toxisch scenario zijn geen maatregelen opgenomen, de veiligheidsregio adviseert om (eventueel per gebouw) een centraal uitschakelbaar ventilatiesysteem te installeren.

  3. De veiligheidsregio geeft aan dat de opkomsttijd naar de planlocatie 8.50 minuut bedraagt. De zorgnorm voor gezondheidszorg bedraagt 8 minuten. Momenteel zijn er maatregelen opgestart om de aanrijtijd te verminderen.

  4. De veiligheidsregio geeft aan dat momenteel de bluswatervoorziening voor de planlocatie toereikend is, maar dat door de toekomstige veranderingen dit wel een punt van afstemming is.

Reactie:

  1. Dit aspect wordt voor kennisgeving aangenomen.

  2. De maatregelen zijn in het onderzoek externe veiligheid benoemd. Degelijke maatregelen zullen in een omgevingsvergunning opgenomen moeten worden en niet in een bestemmingsplan.

  3. Dit aspect wordt voor kennisgeving aangenomen.

  4. In het op te stellen masterplan brandveiligheid (op dit moment in wording) wordt dit aspect opgenomen. Bij de omgevingsvergunningen kan dit punt getoetst worden.

Gemeente Hilvarenbeek

De gemeente Hilvarenbeek heeft de onderstaande vragen en zou hierover graag in overleg willen gaan met de gemeente Tilburg:

  1. Is bij de voorgenomen ontwikkeling van het bestemmingsplan ook de mogelijke ontwikkeling van de Upcyclevillage aan de zuidzijde van de A58 in ogenschouw genomen met name met het oog op de helihaven (en eventuele beperkingen voor kantoorgebouwen)?

  2. In de bijbehorende verbeelding ziet de gemeente Hilvarenbeek dat de functie maatschappelijk voor een klein deel samenvalt met de EVZ van de Leij. De gemeente is benieuwd of hier compensatie voor moet worden toegepast, mede vanuit waterberging als vanuit de natuurfunctie.

Reactie:

  1. De mogelijke ontwikkeling van de Upcyclevillage aan de zuidzijde van de A58 is in ogenschouw genomen. Er is duidelijk gemaakt wat de route is van de traumahelikopter. De initiatiefnemer is bereid om verder van gedachten te wisselen over het uitgevoerde onderzoek voor het ziekenhuis en de externe werking naar andere bestemmingen en zal hiervoor het initiatief nemen.

  2. Voor dat deel waar de functie maatschappelijk samenvalt met de EVZ van de Leij zal compensatie worden toegepast.

Provincie Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant heeft de volgende opmerkingen:

  1. De herontwikkeling van een ziekenhuis past in beginsel binnen bestaand stedelijk gebied. De provincie is in de basis dan ook positief over de beoogde ontwikkeling en heeft met waardering kennis genomen van het masterplan.

  2. De provincie verzoekt om een verdere uitwerking van de ecologische verbindingszone (EVZ) en de daarbij behorende compensatie-opgave:

  1. In het plan is een kleine overlap van de bestemming 'maatschappelijk' met de EVZ. Hiertoe wil de gemeente een verzoek doen tot herbegrenzing van de EVZ. De provincie verzoekt nader in te gaan op het nee-tenzij-principes (groot openbaar belang, alternatieven en negatieve effecten op NNB).

  2. De provincie verzoekt om duidelijk aan te geven welk deel van de realisatieopgave EVZ uit het masterplan ingevuld wordt als natuurcompensatie. De provincie geeft de volgende aandachtspunten: de bruggen die over de beek heen aangelegd worden en de bouw van een paviljoen in de beek. Hierdoor wordt de migratieroute van de EVZ geblokkeerd. De provincie adviseert om een verlichtingsplan op te stellen, om de verlichting op de beek tot een minimum te beperken.

  3. Voor fase 1 zal duidelijk moeten worden hoe groot de natuurcompensatie precies is, dus inclusief verstoring op het NNB. Het gaat hierbij om de oppervlakten van aantasting, verstoring en compensatie. De provincie adviseert de gemeente om, voordat het ontwerp ter inzage gaat, de compensatie-opgave met de provincie te bespreken.

Reactie:

  1. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

  2. De nee-tenzij- toets is aangepast met deze opmerkingen. In de nee tenzij toets wordt ingegaan op de compensatieopgave en deze zal op basis van de ontwikkelleidraad uitgewerkt worden.

  1. In de nee-tenzij toets wordt ingegaan op het openbare belang en onderbouwd waarom de ontwikkeling hier plaatsvindt. Daarnaast zijn de effecten op verschillende beheertypen beschreven. In de nee tenzij toets wordt nu uitgebreider ingegaan op de realisatieopgave en de natuurcompensatie.

  2. Bij de uitwerking van de plannen zullen deze getoetst worden aan de ontwikkelleidraad. De ontwikkelleidraad en nee tenzij toets zijn aangevuld met maatregelen om de verstorende werking op de EVZ te voorkomen. In de ontwikkelleidraad, zijn aspecten als verlichting op beek als toetsingspunt opgenomen.

  3. In de nee tenzij toets wordt nu uitgebreider ingegaan op de realisatieopgave en de natuurcompensatie. Voor het hele plangebied geld dat er een omgevingsvergunning nodig is voor het bouwen, aanleggen van verharding of ophogen van de grond. Voor het afgeven van deze vergunningen moet getoetst worden aan de Ontwikkelleidraad. Hierin is het functioneren van de van de EVZ en compensatie voortkomend uit de aantasting van bestaande natuur (Wnb, NNB en stadsnatuurkaart 2040) geborgd. Voorafgaand aan de realisatie van de plannen wordt in samenwerking met ETZ, het waterschap, de gemeente en de provincie een inrichtingsplan opgesteld, met een ecologische onderbouwing m.b.t. het functioneren van de verbindingsfunctie van de Ecologische VerbindingsZone (EVZ). De provincie dient goedkeuring te verlenen aan dit inrichtingsplan. De gemeente Tilburg toetst het inrichtingsplan op het functioneren.

Waterschap De Dommel

Het Waterschap De Dommel heeft de volgende opmerkingen:

Planregels en verbeelding

  1. Het waterschap verzoekt om de gebiedsaanduidingen op te nemen in de planregels en op de verbeelding, zoals deze gelden volgens de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV), en de instructieregels te verwerken in de planregels. Tevens dient er voor deze gebiedsaanduidingen een verplichting te worden opgenomen om de waterbeheerder om advies te vragen voordat een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt verleend.

  2. Het waterschap verzoekt om de aanleg van wandel- en fietspaden in de bestemming Natuur niet toe te staan. De aanwezigheid van mensen in de natuurzone blijft zo beperkt, zodat de (water)natuurdoelen hier behaald kunnen worden.

  3. Artikel 12 bevat een algemeen omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In artikel 12.1.2 staat beschreven wanneer de vergunningplicht niet geldt en staat onder punt a. genoemd "voor werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen." Naar welke bouwregels verwijst dit artikel? Wat betekent dit precies voor de vergunningplicht? En als de vergunningplicht niet geldt?

Ontwikkelleidraad

  1. Er staat dat de onderhoudspaden van de Nieuwe Leij geïntegreerd worden in de oevers. Dat is niet gewenst bij natuurvriendelijke oevers, want door deze natuurvriendelijke oevers zal de oeverzone niet overal toegankelijk zijn voor onderhoudsmachines. Op de insteek van de oevers is daarom ruimte nodig voor een onderhoudspad. Het waterschap vraagt om hiervoor in ieder geval aan de zuid- en oostkant van de beek 5 meter ruimte te reserveren.

  2. Er staat dat het doorstroomprofiel van de nieuwe bruggen dezelfde afmetingen moet hebben als het doorstroomprofiel van de al bestaande brug. Het waterschap vraagt om bij nieuwe bruggen het T100-peil van de Nieuwe Leij als uitgangspunt te nemen. Zo houdt het plan direct rekening met toekomstige klimaatverandering.

  3. Er is nog onvoldoende aandacht voor de voormalige stortplaats(en). Het waterschap vraagt om in de ontwikkelleidraad duidelijk op te nemen dat het uitspoelen van verontreinigende stoffen naar het oppervlaktewater van de Nieuwe Leij moet worden voorkomen. Het waterschap raadt daarbij aan om de aandachtspunten in paragraaf 3.2 van de leidraad te vervangen door concrete eisen en voorwaarden voor werkzaamheden die van invloed zijn op grondwaterstanden en -stroming. Deze vormen dan een belangrijk toetsingscriterium voor de aan te leggen wadi's, poelen, beekzone en de tijdelijke retentiebekkens.

  4. Wanneer de inrichting van de beekzone in meer detail is uitgewerkt, voert het waterschap een waterhuishoudkundige toetsing uit voor de aanpassingen aan de Nieuwe Leij. Deze toetsing kan ervoor zorgen dat de nu in de ontwikkelleidraad geschetste inrichting nog verandert.

Plantoelichting

  1. Er wordt gevraagd om in het hoofdstuk Wateraspecten ook in te gaan op oppervlaktewatersysteem Nieuwe Leij, het grondwatersysteem en de bodemeigenschappen. Het rapport 'Hemelwaterstelsel' beschrijft alleen het regenwater- en vuilwatersysteem.

  2. In het hoofdstuk Wateraspecten staat dat het wenselijk is om een structuurplan hemelwater op te stellen. Dit komt niet terug in de ontwikkelleidraad, maar het waterschap raadt inderdaad aan om een structuurplan op te stellen.

  3. Er wordt gevraagd om het volgende te vermelden in het hoofdstuk Wateraspecten: Het waterschap blijft betrokken in de herontwikkeling van het ziekenhuisterrein. ETZ, gemeente en waterschap maken verdere, concrete afspraken over de inrichting van de beekzone. En het waterschap neemt deel aan het kwaliteitsteam.

Reactie:

Planregels en verbeelding

  1. Gezien de opgenomen bestemmingen en de toets door het kwaliteitsteam, waarin ook het waterschap vertegenwoordigd is, aan de ontwikkelleidraad worden extra beschermingszones in de regels en op de verbeelding niet noodzakelijk geacht.

  2. De wandel en fietspaden zijn als functie niet meer bij recht toegestaan maar alleen via een afwijking. het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.

  3. De bouwregels waarin in artikel 12.1.2 naar wordt verwezen zijn de bouwregels die in de diverse bestemmingen zijn opgenomen. In die gevallen zal een omgevingsvergunning voor het bouwen aangevraagd moeten worden en zal er in dat kader aan de ontwikkelleidraad getoetst worden. Het is dan niet noodzakelijk om ook in het kader van de uitvoeren van bouwwerkzaamheden te toetsen aan de ontwikkelleidraad.

Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur

Bij de nadere inrichting van de het gebied zal worden getoetst aan de ontwikkelleidraad. Daarbij zal aandacht zijn voor de diverse wateraspecten. Deze worden op basis van de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur getoetst. Het waterschap maakt onderdeel uit van het kwaliteitsteam waarmee dit aspect voldoende gewaarborgd is.

  1. In de ontwikkelleidraad is nu opgenomen dat het uitgangspunt is dat de bruggen droog moeten blijven bij een T100 peil van de beek.

Er is nu als randvoorwaarde in de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur opgenomen dat dat instroming van vervuild grondwater vanuit de voormalige stortplaats voorkomen moet worden en het huidige verval tussen de beek en beek behouden of verkleind moet worden.

  1. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Plantoelichting

  1. De toelichting is aangevuld met informatie over het grondwatersysteem en bodemeigenschappen.

Bij de nadere inrichting van de het gebied zal aandacht zijn voor de diverse wateraspecten. Deze worden op basis van de Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur getoetst. Het waterschap maakt onderdeel uit van het kwaliteitsteam waarmee dit aspect voldoende gewaarborgd is.

  1. De voorgestelde tekst is toegevoegd aan het hoofdstuk Water aspecten.

8.2.3 Ontwerp

Het ontwerpbestemmingsplan St. Elisabeth Ziekenhuis e.o. 2009, 1e herz. (Zorgcampus) heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 22 november 2021 tot en met 3 januari 2022. Er zijn 10 zienswijzen ingediend.

Tegelijk heeft de concept herbegrenzing NNB ter inzage gelegen. Hiertegen is 1 zienswijze ingediend.

Ook heeft de concept Ontwikkelleidraad Zorgcampus, beleidsregels ruimtelijke structuur ter inzage gelegen voor inspraak. Er is 1 inspraakreactie binnengekomen.

In de nota behandeling zienswijze (bijlage) wordt ingegaan op de zienswijzen tegen het ontwerp bestemmingsplan, op de zienswijze tegen de concept herbegrenzing en op de inspraakreactie op de Ontwikkelleidraad Zorgcampus.

De zienswijzen leiden tot aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan op de volgende punten: opnemen van de dubbelbestemming waterberging en aanduiding behoud en herstel watersystemen, aanvulling van de voorwaardelijke verplichting m.b.t. waterberging, opnemen van een voorwaardelijke verplichting voor de natuurcompensatie, aanpassing van begripsbepalingen, andere formulering van de regeling m.b.t. geluidgevoelige objecten, andere formulering van de koppeling tussen bestemmingsplan en Ontwikkelleidraad

Bijlage 1 Masterplan Etz

Bijlage 1 Masterplan ETZ

Bijlage 2 Toets Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Bijlage 2 Toets Ladder voor duurzame verstedelijking

Bijlage 3 Afwikkelingsberekeningen Kempenbaan

Bijlage 3 Afwikkelingsberekeningen Kempenbaan

Bijlage 4 Memo Ontsluiting En Parkeren

Bijlage 4 Memo ontsluiting en parkeren

Bijlage 5 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 5 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling Helihaven

Bijlage 6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling Helihaven

Bijlage 7 Quick Scan Bedrijven En Milieuzonering

Bijlage 7 Quick scan bedrijven en milieuzonering

Bijlage 8 Externe Veiligheid

Bijlage 8 Externe veiligheid

Bijlage 9 Geluid En Externe Veiligheid Helihaven

Bijlage 9 Geluid en externe veiligheid Helihaven

Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 10 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 11 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 12 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 12 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 13 Managementnotitie Bodemkwaliteitsaspecten

Bijlage 13 Managementnotitie bodemkwaliteitsaspecten

Bijlage 14 Geohydrologisch Onderzoek

Bijlage 14 Geohydrologisch onderzoek

Bijlage 15 Quick Scan Natuurwetgeving

Bijlage 15 Quick scan natuurwetgeving

Bijlage 16 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 16 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 17 Nee Tenzij-toets

Bijlage 17 Nee tenzij-toets

Bijlage 18 Memo Resultaat Wintercheck Bodem

Bijlage 18 Memo resultaat wintercheck bodem

Bijlage 19 Hemelwaterstelsels

Bijlage 19 Hemelwaterstelsels

Bijlage 20 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 20 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 21 Nota Van Zienswijzen Bp Zorgcampus

Bijlage 21 Nota van zienswijzen bp zorgcampus

Bijlage 22 Ontwikkelleidraad Zorgcampus

Bijlage 22 ontwikkelleidraad Zorgcampus