Maastrichterweg 120-128, Valkenswaard
Bestemmingsplan - gemeente Valkenswaard
Vastgesteld op 28-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Maastrichterweg 120-128, Valkenswaard’ van de gemeente Valkenswaard.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0858.BPmaastrichtrwg128-VA02 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumentverzorgend of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen kappers, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.6 aardkundige waarden:
waarden die specifiek betrekking hebben op bodemkundige, geomorfologische en/of geologische kenmerken en ontstaanswijze, zoals bodemsamenstelling en -opbouw, hoogteverschillen, en de daarmee samenhangende waterhuishouding;
1.7 achterperceel:
gedeelte van het perceel dat aan de achterzijde van het bouwvlak is gelegen en het zijdelingse verlengde daarvan, en welke gronden dezelfde bestemming hebben als die van het bouwvlak;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 attentiegebied ecologische hoofdstructuur:
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bed en breakfast:
het bedrijfsmatig bieden van logies in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken.
1.12 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 bestaand:
- ten aanzien van bouwwerken: een bouwwerk, dat:
- ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
- na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
- ten aanzien van gebruik:
- het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 boomkwekerij:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en (sier)heesters;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.27 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.29 dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;
1.30 dagverblijf:
gebouw waarin mensen kunnen verblijven, niet dienend voor overnachtingen;
1.31 de naar de weg gekeerde bouwgrens:
de bouwgrens aan de zijde van de weg;
1.32 de van de weg afgekeerde bouwgrens:
de bouwgrens aan de zijde van het achterperceel;
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 dienstverlening:
het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.35 ecologische hoofdstructuur (EHS):
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
1.36 extensieve dagrecreatie:
vormen van dagrecreatie die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere -meestal natuur, bosgebied of landbouw- is, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, ligweides en picknick-plaatsen;
1.37 extensiveringsgebied:
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk is gemaakt;
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met tenminste twee wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 hobbymatig agrarisch gebruik
Het telen van gewassen en/of het houden van dieren op een niet bedrijfsmatige wijze en alleen ten behoeve van natuurbeheer van het landgoed;
1.40 hoofdgebouw:
een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
1.41 huishouden:
een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.42 kamerverhuur:
de verhuur van een woning of woongebouw, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;
1.43 kleinschalig kamperen:
kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde;
1.44 landgoed:
ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing;
1.45 landschaps- of landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.46 luifel:
een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;
1.47 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.48 nutsvoorzieningen:
voorzieningen t.b.v. het algemeen nut in ruime zin, zoals voorzieningen, installaties t.b.v. gas, water, electriciteit en (tele-)communicatie;
1.49 overkapping:
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;
1.50 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.51 peil:
- bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende bouwwerken: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
- bij bestaande gebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
1.52 recreatieve nevenactiviteiten:
een al dan niet bedrijfsmatig recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen deze recreatieve nevenactiviteit is toegestaan;
1.53 prostitutiebedrijf:
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
1.54 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 smartshop:
een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling en verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.56 voorgevelrooilijn:
de naar het openbaar gebied toegekeerde bouwgrens en het verlengde van die grens;
1.57 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.58 werk:
een constructie geen bouwwerk zijnde;
1.59 woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.60 zijperceel:
gedeelte van het perceel dat aan de zijkant van het bouwvlak is gelegen, en welke gronden dezelfde bestemming hebben als die van het bouwvlak;
1.61 zolder:
ruimte(n) in een gebouw, die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afdekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;
2.7 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Hoofdbestemming
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden;
- extensieve dagrecreatie;
- natuureducatie;
- een kapel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - kapel’;
met de daarbij behorende:
- onverharde fiets- en voetpaden en wegen;
- loopbruggen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Medebestemming
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in artikel 3 lid 1.1 mede bestemd voor:
- hobbymatig agrarisch gebruik;
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding daarvoor aangegeven maximale maatvoering;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter waarbij het bouwwerk een transparantie heeft van minimaal 75%.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden:
- voor het storten van puin, vuil en tuinafval;
- voor de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
- voor het plaatsen van kampeermiddelen;
- voor het racen en crossen met gemotoriseerde voertuigen;
- als erf zoals bedoeld in artikel 1 Besluit omgevingsrecht;
- als sportterrein;
- als terrein voor lawaaisporten.
3.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
- kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
- winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben;
- aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
- aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
3.4.2 Toegestane werkzaamheden
Het in artikel 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
- werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
- werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
- werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
De in artikel 3.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen negatief effect optreedt ten aanzien van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden.
3.4.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 3.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
– kapel’ is een kapel toegestaan met een oppervlakte van maximaal 25 m2;
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- tuinen en erven;
- aan-huis-verbonden beroepen;
- extensieve dagrecreatie;
- uitsluitend huishoudelijke opslag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – huishoudelijke opslag’.
met daarbij behorende:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de volume zoals in onderstaande staat opgenomen:
adres | Maximale inhoud |
Maastrichterweg 120 | 1.700 m3 |
Maastrichterweg 128 | 600 m3 |
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding daarvoor aangegeven maximale maatvoering;
- het is niet toegestaan om de woning te splitsen in meerdere woningen.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende voorwaarden:
Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale nokhoogte | |||
Maastrichterweg 120 Bijgebouw A | 380m2 | 4,2m | 9m | ||
Maastrichterweg 120 Bijgebouw B | 200m2 | 4,2m | 8,2m | ||
Maastrichterweg 128 | 120m2 | 3,5m | 5,5m |
- vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2,5 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 meter bedragen;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 ten behoeve van de herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 ten behoeve van de herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
- het oppervlak aan bestaande bijbehorende bouwwerken meer dan 100 m2 bedraagt;
- maximaal 75% van het meerdere dan 100m2 mag worden teruggebouwd met een maximum van 350 m2;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
4.3.2 Ten behoeve van een ruimere inhoud
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het toestaan van een ruimere inhoudsmaat voor woningen, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het toestaan van een ruimere inhoudsmaat voor woningen, met dien verstande dat:
- de inhoudsmaat na verruiming niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
- het verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld;
- de ruimtelijk-visuele inpasbaarheid en verbetering in de omgeving is aangetoond door middel van een beeldkwaliteitplan;
- de landschappelijke inpassing en verbetering in de omgeving is aangetoond door middel van een erfinrichtingsplan.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting Het gebruik van de gronden en de bebouwing ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’ is pas toegestaan nadat het landschapsontwikkelingsplan (bijlage 1: inrichtingsplan landgoedontwikkeling Rustenburg)is uitgevoerd en als zodanig wordt beheerd en in stand wordt gehouden.
4.4.2 Huishoudelijke opslag
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – huishoudelijke opslag’ is uitsluitend huishoudelijke opslag toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – huishoudelijke opslag’ is uitsluitend huishoudelijke opslag toegestaan.
4.4.3 Aan-huis-verbonden beroep
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:
- de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
- bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
4.4.4 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
- detailhandelsvoorzieningen, horecabedrijven, kantoren, bankinstellingen en andere bedrijven voor handel en dienstverlening,
- kamerverhuur;
- seksinrichtingen;
- het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning, als afhankelijke woonruimte, als niet zelfstandige woonruimte of als werkruimte, waardoor het bijgebouw als een geurgevoelig object op grond van de milieuwetgeving aangemerkt moet worden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) mits:
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) mits:
- het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
- het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt;
- het gebruik geen publieksgericht karakter heeft;
- degene die de bedrijfsvoering van het aan huis verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
- bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
Artikel 5 Wonen - Landgoed
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- tuinen en erven;
- aan-huis-verbonden beroepen;
met daarbij behorende:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
- het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- de inhoud van de 2 landgoedwoningen gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 3.000 m3;
- de minimale inhoud per landgoedwoning betreft 1.000 m3;
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding daarvoor aangegeven maximale maatvoering;
- het is niet toegestaan om de woning te splitsen in meerdere woningen.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende voorwaarden:
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 150 m² per woning;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
- vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2,5 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;
- de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 meter bedragen;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3.1 Het gebruik van de gronden ten behoeve van de bestemming
‘Wonen – landgoed’ is pas toegestaan nadat het landschapsontwikkelingsplan (bijlage 1: inrichtingsplan landgoedontwikkeling Rustenburg) is uitgevoerd en als zodanig wordt beheerd en in stand wordt gehouden. 5.3.2 Aan-huis-verbonden beroep
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:
- de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- degene die de bedrijfsvoering van het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
- bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
5.3.3 Paardenbakken
Paardenbakken voldoen aan de volgende kenmerken:
- zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
- per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
- de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
- de oppervlakte bedraagt maximaal 1.200 m2 ;
- de bouwhoogte terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,50 meter;
- de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
- per paardenbak zijn maximaal 4 lichtmasten toegestaan;
- lichtmasten binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur zijn niet toegestaan.
5.3.4 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
- detailhandelsvoorzieningen, horecabedrijven, kantoren, bankinstellingen en andere bedrijven voor handel en dienstverlening,
- kamerverhuur, met uitzondering van kameruitgifte van 1 kamer voor maximaal 1 persoon;
- seksinrichtingen;
- het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
5.4.1 Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m² (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) mits:
- het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
- het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt;
- het gebruik geen publieksgericht karakter heeft;
- degene die de bedrijfsvoering van het aan huis verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
- bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.2.1 Werken en werkzaamheden
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 25.000 m² of meer:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 meter en 0,5 meter bij agrarische gebieden onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
- het ophogen en egaliseren van gronden;
- het verlagen van het waterpeil;
- het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
6.2.2 Uitzonderingen
Het onder artikel 6 lid 2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend.
- indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
6.2.3 Vergunningverlening
- De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 6 lid 2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
- Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in artikel 7 lid 2.3 sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen).
- Voor zover de in artikel 6 lid 2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen,
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.2.4 Advies
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 6 lid 2.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid 6.3.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
- naar ligging wordt verschoven, dan wel
- naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel
- van de plankaart wordt verwijderd, dan wel
- van bestemming wijzigt in "Waarde – Archeologie 2", "Waarde – Archeologie 3", "Waarde – Archeologie 4" of "Waarde – Archeologie 5" voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
6.3.2 Advies
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder artikel 6 lid 3.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 7 Waarde - Attentiegebied Ehs
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - attentiegebied EHS aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur.
7.2 Bouwregels 7.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 7 lid 1, mogen geen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
7.2.2 Afwijken ten behoeve van het bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7 lid 2.1 voor het bouwen overeenkomstig een onderliggende enkel bestemming indien:
- bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
- geen negatief effect optreedt ten aanzien van de aanwezige waarden zoals bedoeld in artikel 7 lid 1;
- vooraf advies is gevraagd aan het waterschap.
7.2.3 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de attentiegebieden EHS als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Waarde
– attentiegebied EHS.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
- het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
7.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 7 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
- werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
7.3.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
De in artikel 7 lid 3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen negatief effect optreedt ten aanzien van de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur.
7.3.4 Advies
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 7 lid 3.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het betrokken waterschap.
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Afwijkende maten
- In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, afwijkt van hetgeen in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
9.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van ten minste 50%, buiten beschouwing gelaten, mits:
- De overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt met uitzondering van schoorstenen;
- Bij overschrijding van bouwgrenzen van meer dan 1 meter dient de afstand van het ondergeschikte bouwdeel tot de dakrand ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van het ondergeschikte bouwdeel met uitzondering van schoorstenen;
- Ondergeschikte bouwdelen boven openbare ruimten niet lager gebouwd worden dan:
- 4,20 boven peil ter hoogte van de rijbaan en een strook van 0,50 meter breedte aan weerszijden;
- 2,20 meter boven peil ter hoogte van andere wegdelen.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Gebruiksregels
10.1.1 Meest doelmatig gebruik
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening omgevingsvergunning verlenen, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
10.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en kamerverhuur.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde in Agrarisch dan wel Agrarisch met waarden en het bepaalde hierna:
11.1.1 Hervestiging, omschakeling en nieuwvestiging
hervestiging, omschakeling naar en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen zijn niet toegestaan.
11.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde in Agrarisch dan wel Agrarisch met waarden en het bepaalde hierna:
11.2.1 Hervestiging, omschakeling en nieuwvestiging
hervestiging, omschakeling naar en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen zijn niet toegestaan.
11.3 Overige zone - Beslotenheid
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beslotenheid' geldt naast het bepaalde in de bestemmingsregels tevens dat de gronden bestemd zijn voor het behoud en herstel van de karakteristieke beslotenheid van het landschap.
11.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in gronden met de nadere aanduiding 'Beslotenheid' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
- het kappen of vellen van hoogopgaande beplanting;
- het kappen of vellen van houtgewassen.
11.3.1.2 Uitzonderingen Het verbod van artikel 12 lid 3.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
- uitgevoerd worden binnen het bouwvlak;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- uitgevoerd worden vanuit het regulier beheer en onderhoud.
11.3.1.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 12 lid 3.1.1 wordt verleend indien:
- het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
- daardoor de beslotenheid niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
11.3.1.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12 lid 3.1.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de deskundige inzake natuur- en landschapswaarden omtrent de vraag als bedoeld in artikel 12 lid 3.1.3 .
11.3.1.5 Strafbaar feit Overtreding van het verbod van artikel 12 lid 3.1.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
11.4 Overige zone - Landgoed
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Landgoed' geldt naast het bepaalde in de bestemmingsregels tevens dat de gronden bestemd zijn voor het behoud en herstel van de ruimtelijk-functionele eenheid van het landgoed.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Algemeen
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
- geringe afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van de goot- en bouwhoogte van gebouwen met ten hoogste 10%;
- het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van het hoofdgebouw tot maximaal 3 meter boven de toegelaten goothoogte voor het hoofdgebouw;
- het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
- het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Ten behoeve van geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen.
13.2 Wijzigingsbevoegdheid onbenutte bouwtitels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 6 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht;
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Maastrichterweg 120-128, Valkenswaard’ van de gemeente Valkenswaard.