KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 4 Waarde - Hydrologie
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Parkeerregel
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plankarakter
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Situering
2.2 Bestaande Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Planologisch Kader
Hoofdstuk 4 Bestaande Situatie
4.1 Bestaande Ruimtelijke Kwaliteit
4.2 Bestaande Functionele Kwaliteit
4.3 Fysieke Milieuwaarden
4.4 Historische Kwaliteit
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Regeling
7.1 Algemeen
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage Bij De Toelichting
Bijlage 1 Samenvatting Uitspraak Rvs
Bijlage 2 Zienswijzenverslag

Maastrichterweg K71

Bestemmingsplan - gemeente Valkenswaard

Vastgesteld op 13-07-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Maastrichterweg K71' met identificatienummer 'BPmaastrichtrwgK71-VA01' van de gemeente Valkenswaard;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand BPmaastrichtrwgK71- VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.7 bestaand:

  1. a. ten aanzien van bouwwerken:
    een bouwwerk, dat:
    1. 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
    2. 2. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  2. b. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 constructie

alles wat herleidbaar uit twee of meer delen is samengevoegd en of een manier waarop twee onderdelen zijn samengevoegd;

1.21 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken, ten behoeve van extensieve dagrecreatie;

1.22 de naar de weg gekeerde bouwgrens

de bouwgrens aan de zijde van de weg;

1.23 de van de weg afgekeerde bouwgrens

de bouwgrens aan de zijde van het achtererfgebied;

1.24 erafscheiding

een bouwwerk als bedoeld in artikel artikel 2 lid 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

1.25 extensieve dagrecreatie

vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, het gebruik van gronden als ligweides en picknick-plaats, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met tenminste twee wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.28 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of logies. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1, 2 en 4 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare horecasoorten

Horeca 1:

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkel-/bedrijfsvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

Horeca 2:

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, zoals restaurants, bistro's, (grand) cafés, hotels en pensions;

Horeca 3:

vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

Horeca 4:

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische dranken zoals bars, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.

1.29 huishouden

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.30 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.31 kamperen

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen;

1.32 kwaliteitsverbetering van het landschap

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving, met een kapitaalswaarde ter grootte van 20% van de gegenereerde meerwaarde door een ontwikkeling;

1.33 landschaps- of landschappelijke waarden

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.34 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.35 overkapping

een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;

1.36 peil

  1. a. bij nieuw te bouwen hoofd-/bedrijfsgebouwen en daarbij behorende bouwwerken:
    het bestaande maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het hoofd-/bedrijfsgebouw;
  2. b. bij bestaande gebouwen: de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen voorzover het peil afwijkend is van het onder a bepaalde;
  3. c. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde of een afdak: het bestaande maaiveld ter plaatse;
  4. d. ter plaatse van water: de gemiddelde hoogte van de waterstand;

1.37 prostitutiebedrijf

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.38 permanent verblijf

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.39 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 standplaats

een plaats bestemd voor het plaatsen van een tent, een tentwagen, een camper, een caravan, een stacaravan, of een tenthuisje geen recreatiewoning zijnde.

1.41 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.42 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken, ten behoeve van extensieve dagrecreatie;

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 extensieve dagrecreatie

vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, het gebruik van gronden als ligweides en picknick-plaats, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde

van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.10 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.12 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfmatig verstrekken van recreatiemogelijkheden voor recreatief verblijf van personen - die elders hun hoofdverblijf hebben;

met de daarbij behorende

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. bijbehorende voorzieningen;
  4. e. paden, wegen;
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  8. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  9. j. tuinen, erven en terreinen;
  10. k. groenvoorzieningen.

3.2 Algemene regels

Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform Artikel 10.

3.3 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 3.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Hydrologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Hydrologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen en de bestaande waterhuishouding van het hier binnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan de bestemming 'Waarde - Hydrologie' wijzigen nadat Gedeputeerde Staten is verzocht om de begrenzing van de aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' en/of de aanduiding 'Behoud en herstel beeksystemen' te wijzigen en deze wijziging is doorgevoerd, met dien verstande dat:

  1. a. de beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging wordt verzocht geen invloed heeft op de waterhuishouding ter plaatse;
  2. b. het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (Gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

5.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde-Archeologie

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

5.3 Verstoringsregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 5.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 5.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:

  1. a. bouwwerken;
  2. b. werken, geen bouwwerk zijnde, en
  3. c. werkzaamheden
  4. d. over een oppervlakte van 500 m² of meer.

Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:

  1. a. het bouwen;
  2. b. het egaliseren van gronden;
  3. c. het aanleggen van drainage;
  4. d. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  6. f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  8. h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
  9. i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  10. j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;

alsmede het verlagen van het waterpeil.

5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

5.5 Uitzonderingen

Het in lid 5.3 gestelde verbod geldt niet:

  1. a. een verstoringsdiepte van 0,3 meter en 0,5 m esdekken bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
  2. b. voor gronden met een agrarische bestemming (artikelen 3 en 4) een verstoringsdiepte van 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld;
  3. c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  4. d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
  1. 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
  2. 2. bestaande bestratingen;
  3. 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  1. f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  2. g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 5.6.1;
  3. h. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.

5.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologie 6

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' (Gebied met een lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

6.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde-Archeologie

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

6.3 Verstoringsregels

6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

6.5 Uitzonderingen

Het in lid 6.3 gestelde verbod geldt niet:

  1. a. een verstoringsdiepte van 0,3 meter en 0,5 m bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
  2. b. voor gronden met een agrarische bestemming (artikelen 3 en 4) een verstoringsdiepte van 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld;
  3. c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  4. d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
  1. 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
  2. 2. bestaande bestratingen;
  3. 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  1. f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
  2. g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 6.6.1;
  3. h. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.

6.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Afwijkende maten

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
  2. b. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van ten minste 50%, buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. De overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt met uitzondering van schoortstenen;
  2. b. Bij overschrijding van bouwgrenzen van meer dan 1 meter dient de afstand van het ondergeschikte bouwdeel tot de dakrand ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van het ondergeschikte bouwdeel met uitzondering van schoorstenen;
  3. c. Ondergeschikte bouwdelen boven openbare ruimten niet lager gebouwd worden dan:
    1. 1. 4,20 boven peil ter hoogte van de rijbaan en een strook van 0,50 meter breedte aan weerszijden;
    2. 2. 2,20 meter boven peil ter hoogte van andere wegdelen.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruiksregels

9.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en kamerverhuur.

Artikel 10 Algemene Parkeerregel

  1. a. Ten aanzien van de parkeernormering is de gemeentelijke 'Beleidsnota parkeernormering Valkenswaard' van toepassing;
  2. b. Voor zover de gemeentelijke 'Beleidsnota parkeernormering Valkenswaard' niet voorziet in een parkeernorm voor een opgenomen functie en/of bestemming in het buitengebied wordt de CROW publicatie 317 toegepast, waarbij het midden van de bandbreedte van de betreffende parkeernorm wordt aangehouden;
  3. c. Voor zover de CROW publicatie 317 niet voorziet in een parkeernorm voor een functie in het buitengebied, wordt binnen deze publicatie de kolom "Rest bebouwde kom", het midden van de bandbreedte van de parkeernorm uit de categorie 'Niet stedelijk" toegepast.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  1. a. geringe afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van de goot- en bouwhoogte van gebouwen met ten hoogste 10%;
  2. b. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van toegangspoorten met penanten, mits de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  3. c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  4. d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  5. e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  6. f. het toestaan dat een bouwhoogte overschreden wordt door ondergeschikte bouwdelen met meer dan 1,5 meter tot een maximum van 5 meter, mits dit landschappelijk inpasbaar is;

In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Maastrichterweg K71'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Hiertegen is door verschillende appellanten beroep ingesteld, o.a. door de eigenaar van het in dit plan betrokken perceel, kadastraal bekend gemeente Valkenswaard, sectie K, nummer 71.

Op 20 mei 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over deze beroepen. De Raad van State heeft ons verplicht het bestemmingsplan op onderdelen binnen 26 weken opnieuw vast te stellen. Een samenvatting van de uitspraak van de Raad van State over deze locatie is opgenomen in Bijlage 1.

Dit plan betreft een reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied uit 2013 naar aanleiding van ee uitspraak van de Raad van State. Daarom wordt voor dit plan in beginsel verwezen naar de toelichting van dat bestemmingsplan. Omdat het plangebied ook onderdeel uitmaakt van een voorbereiding zijnd bestemmingsplan Buitengebied 2 word ook daarnaar verwezen, omdat daarin het beleid is geactualiseerd. Alleen daar waar relevant wordt op het plangebied ingegaan.

1.2 Plankarakter

Het bestemmingsplan 'Maastrichterweg K71' draagt vanwege de uitspraak van de Raad van State het karakter van conserveringsplan. Conserveren betekent dat de bestaande, feitelijke situatie in het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgelegd.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de situering van het plangebied en een overzicht van de bestaande juridische regeling.

Hoofdstuk 3 beschrijft, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden ten aanzien van het plangebied zijn gepubliceerd.

Hoofdstuk 4 beschrijft de huidige situatie van het plangebied. Hierbij gaat het zowel om de ruimtelijke structuur als de aanwezige functies. Dit geeft een impressie van het beleidskader voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk komen ook de milieutechnische randvoorwaarden en de historische kwaliteiten naar voren.

Hoofdstuk 5 beschrijft de uitgangspunten van het plan.

Hoofdstuk 6 beschrijft de uitvoeringsaspecten handhaving en de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 7 beschrijft hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels.

Hoofdstuk 8 bevat de resultaten van de inspraak en het wettelijk vooroverleg en de reactie daarop.

Hoofdstuk 2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit het perceel kadastraal bekend gemeente Valkenswaard, sectie K, nummer 71, dat is gelegen aan de Maastrichterweg op de hoek van de Koppeldijk, met een oppervlakte van 4.950 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPmaastrichtrwgK71-VA01_0001.png"

Figuur 1: Plangebied (geel)

2.1 Situering

Dit bestemmingsplan omvat het kadastrale perceel kadestraal bekend Gemeente Valkenswaard, sectie K, nummer 71. Op de overzichtskaart is het plangebied nader aangeduid, waarbij inzicht wordt gegeven in de ligging ten opzichte van de omliggende gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPmaastrichtrwgK71-VA01_0002.png"Figuur 2: Ligging in groter verband

2.2 Bestaande Juridische Regeling

Tot het moment waarop het nieuwe bestemmingsplan 'Maastrichterweg K71' in werking treedt, geldt het onderstaande bestemmingsplan.

Vigerende bestemmingsplannen Vastgesteld Onheroepelijk
Buitengebied 1998 23-06-1999 16-11-2000
Buitengebied 1998 2e herziening 10-03-2010 15-02-2012

Hoofdstuk 3 Planologisch Kader

Zie bestemmingsplan Buitengebied uit 2013 en het voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied2.

Hoofdstuk 4 Bestaande Situatie

Voor nader onderzoek naar de bestaande situatie is nagegaan welke ruimtelijke en functionele kwaliteit in het plangebied aanwezig is. Daarnaast is gekeken naar de aspecten die met de fysieke milieuwaarden samenhangen. Verder wordt in dit hoofdstuk de historische kwaliteit beschreven, waarbij archeologie, cultuurhistorie en eventueel aanwezige monumenten aan bod komen. De uitkomsten van verrichte onderzoeken zijn in dit hoofdstuk vermeld.

4.1 Bestaande Ruimtelijke Kwaliteit

Het perceel bestaant voor ongeveer 60% uit gemengd bos en voor 40% uit een akkertje. In het bos staan twee gebouwtjes met een gezamenlijke oppervlakte van 90 m2. Het perceel is langs de Koppeldijk afgeschermd met laurier langs het bos en een coniferenhaag bij de akker.

4.2 Bestaande Functionele Kwaliteit

Het bos wordt niet of nauwelijks functioneel gebruikt. Het akkertje is in de loop van vorig jaar weer volledig bewerkt. In 2006 was het in gebruik als moestuin, maar in de loop der jaren wrd steeds minder van het akkertje daarvoor benut. In 2007 is het akkertje weer geheel omgeploegd.

4.3 Fysieke Milieuwaarden

4.3.1 Water

Algemeen

Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid het onderhavige bestemmingsplan. Een watertoets is dan ook niet aan de orde.

4.3.2 Bodem

Op het moment dat er gebouwd moet gaan worden zal in het kader vanhet Bouwbesluit een onderzoek worden uitgevoerd. Vanuit historisch oogpunt is geen verontreiniging te verwachten.

Conclusie

Dit aspect vormt geen belemmering voor de legalisatie van de bestaande situatie.

4.3.3 Flora en fauna

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

Wet natuurbescherming

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de op 1 juli 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming van belang.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor natuurgebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister). De bescherming van de gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Onderzoek

Een onderzoek naar beschermde soorten zal moeten worden uitgevoerd bij de aanvang van werkzaamheden op het perceel. Omdat het een reparatie van een bestaand bestemmingsplan betreft is een onderzoek nu niet noodzakelijk.

Conclusie

Gezien het voorgaande en het conserverend karakter van het bestemmingsplan, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Wet natuurbescherming niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek.

4.3.4 Wegverkeerslawaai

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden.

Onderzoek

Bestemmingsplan Maastrichterweg K71 is een reparatie van een bestemmingsplan waarin al een woning mogelijk is. In het plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is hierdoor niet noodzakelijk en de Wet geluidhinder staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Conclusie

In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de Wet geluidhinder de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.3.5 Milieuhygiënische aspecten bedrijven

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Regelgeving

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.

In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter;
  • Categorie 2 grootste afstand 30 meter;
  • Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter;
  • Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter;
  • Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning.

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied liggen geen milieuhinderlijke bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.

Conclusie

Vanuit milieuhygiënisch oogepunt bestaan er geen belemmeringen voor dit plan.

4.3.6 Externe veiligheid

Algemeen

In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen.

Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans.

Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek: de fN-curve. Deze curve geeft aan hoe groot de kans is op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers. De plaatsgebonden risicocontouren en de fN-curve zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPmaastrichtrwgK71-VA01_0003.png"

Plaatsgebonden risicocontouren en fN-curve

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen.

De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Regelgeving

Besluit externe veiligheid

Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven en wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten.

Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Ten behoeve van de verantwoording groepsrisico is advies gevraagd en ontvangen van de regionale brandweer.

Onderzoek

Nabij het plangebied loopt de volgende leidingen:

Leiding Leiding-
nummer
Diameter Druk 1% letaliteitsgrens* 100% letaliteitsgrens* PR 10-6 Belemmeringenstrook
PRB-leiding
(transport koolwaterstoffen)
Tracé Noord 8 inch 80 bar 28 m 9 m 10,3 m 5 m

*= inventarisatieafstand = letaliteitsafstand

Conclusie

Het plangebied ligt op 160 meter afstand en daarmee buiten de invloedssfeer van de leiding.

4.4 Historische Kwaliteit

Zie bestemmingsplan Buitengebied uit 2013 en het voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied2.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Het plan betreft een verplichte herziening van het bestemmingsplan Buitengebied naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State over dat plan. Een uittreksel van die uitspraak betreffende dit perceel is opgenomen in Bijlage 1.

Het betreft het toekennen van 90 m2 aan bebouwingsoppervlakte aan het perceel kadastraal bekend gemeente Valkenswaard, sectie K nummer 71. Dat perceel heeft al de bestemming 'Recreatie -Verblijfsrecreatie' gezamenlijk met het naastgelegen recreatiepark "Brugse Heide", maar de resterende oppervlakte van de toegekende bebouwingsoppervlakte oppervlakte is kleiner dan de toe te kennen oppervlakte en onduidelijk is hoe de toedeling van dit oppervlakte is geregeld. Door dit plan wordt aan de uitspraak van de Raad van State voldaan en word duidelijkheid verschaft ten aanzien van de bouwrechten.

Naar aanleiding van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is met de heer Jansen gesproken over de bestaande bebouwde oppervlakte. Volgens de uitspraak van de RvS zou er 63 m2 aantoonbaar hebben gestaan die gelegaliseerd moet worden. Deze oppervlakte vloeit voort uit een intern onderzoek naar de bestaande bebouwing in relatie tot het aangespannen beroep tegen het bestemmingsplan Buitengebied 1 (2013). Een verder diepgaand onderzoek is toen niet gedaan. Uit onze BGT (Basiskaart Grootschalige Topografie) blijkt dat er 90 m2 aan bestaande bebouwing is gemeten, dat is dus 27 m2 meer dan in de uitspraak van de RvS is opgenomen. Op basis van aangeleverd en te dateren beeldmateriaal heeft de heer Jansen aangetoond dat hij recht heeft op het legaliseren van deze oppervlakte. De bebouwde oppervlakte is in het vastgestelde bestemmingsplan dan ook tot 90 m2 verhoogd.

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van karakter, waarbij slecht uitvoering wordt gegeven aan de uitspraak van de Raad van State en waarvan de kosten gedragen dienen te worden door de gemeente. De aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteit zal behouden blijven. De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan en een wijziging van een bestemmingsplan. Bij ministeriële regeling is vastgesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van een ontwikkeling als hiervoor bedoeld, maar slechts sprake is van een onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.

Op basis van het bovenstaande is er voor bestemmingsplan 'Maastrichterweg K71' geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 7 Juridische Regeling

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 bevat de regels van de verschillende bestemmingen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat de regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan 'Maastrichterweg K71' heeft gedurende een periode van zes weken, van donderdag 12 april 2018 tot en met woensdag 23 mei 2018 ter inzage gelegen.

Het plan is digitaal te raadplegen via de informatieschermen in de hal van het gemeentehuis van Valkenswaard aan De Hofnar 15, de website www.valkenswaard.nl/ruimtelijkeplannen en de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Het plan is verder te raadplegen op de schermen in de hal van het gemeentehuis van Valkenswaard, de Hofnar 15, via de computers bij ontmoetingscentrum De Belleman, Bruninckxdal 2 in Dommelen, of bij de openbare bibliotheek, de Hofnar 12 in Valkenswaard en op de digitale informatiezuil in het Dorpshuis, Dorpsstraat 55 in Borkel en Schaft.

Het plan is op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voor overleg door de gemeente in voorontwerp toegezonden aan de daartoe in aanmerking komende instanties. Er is geen overlegreactie ontvangen.

Gedurende de terinzagelegging is één zienswijze ingebracht door Martin Koenen adviesbureau namens de Ooststappengroep B.V. die het ten noorden aansluitende terrein het recreatiepark 'Brugse Heide' exploiteert. De zienswijze met de reactie daarop is opgenomen in Bijlage 2 Zienswijzenverslag.

Bijlage Bij De Toelichting

Bijlage 1 Samenvatting Uitspraak Rvs

Bijlage 2 Zienswijzenverslag