Molenstraat 197-199
Bestemmingsplan - gemeente Valkenswaard
Vastgesteld op 02-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Molenstraat 197-199' van de gemeente Valkenswaard;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0858.BPmolenstraat197-VA01 met de bijbehorende regels (en bijlagen);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep
het in een woning (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, consument verzorgend of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder ook begrepen kappers, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.6 aardkundige waarden
waarden die specifiek betrekking hebben op bodemkundige, geomorfologische en/of geologische kenmerken en ontstaanswijze, zoals bodemsamenstelling en -opbouw, hoogteverschillen, en de daarmee samenhangende waterhuishouding;
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 agrarisch bedrijf
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, waarbij onderscheidt wordt gemaakt in:
a. een (vollegronds)teeltbedrijf,
b. een veehouderij,
c. een glastuinbouwbedrijf,
een overig agrarisch bedrijf;
1.9 agrarisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;
1.10 agrarisch grondgebruik
bedrijfsmatig en/of hobbymatig agrarisch gebruik van grond dat is gericht op:
- het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of;
- het houden van dieren,
met uitzondering van moestuinen buiten de daarvoor aangewezen gebieden;
1.11 agrarisch natuurbeheer
Onder agrarisch natuur- en landschapsbeheer verstaat men alle maatregelen die boeren nemen op en rond hun bedrijf voor natuur en landschap, voor het behouden en/of ontwikkelen van natuur- en landschapwaarden, van bijzondere natuur en zeldzame soorten, van cultuurhistorische waarden, door natuurbeheersmaatregelen op landbouwgronden uitgevoerd door boeren gecombineerd met de agrarische bedrijfsvoering;
1.12 agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bed & breakfast
een voorziening in een (bedrijfs)woning en/of in bijbehorende bouwwerken voor overnachting met het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie en uitgevoerd door de bewoner;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en kantoor aan huis daaronder niet begrepen;
Meerdere inschrijvingen van bedrijven bij de Kamer van Koophandel op hetzelfde bouwperceel is mogelijk, mits er sprake is van een juridische, economische en functionele binding tussen de diverse bedrijven;
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. Dit met inbegrip van een binnen het bouwvlak gelegen plattelandswoning;
1.18 bergbezinkbassin
een (rand)voorziening in een rioolstelsel ten behoeve van de (tijdelijke) berging van overtollig rioolwater.
1.19 bestaande situatie
- a. bij bouwwerken:een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds aanwezig of in uitvoering was, dan wel gebouwd mocht worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- b. bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat reeds plaatsvond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds (zonder omgevingsvergunning) plaatsvond op genoemd tijdstip en in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- c. bij bebouwing voor mestbewerking: onder de bestaande gebruiksoppervlakte wordt verstaan, de gebruiksoppervlakte die op 13 juni 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was, of mag worden gebouwd krachtens een vóór 13 juni 2017 verleende vergunning;
- d. bij veehouderijen: onder de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf wordt verstaan, de oppervlakte dierenverblijf die op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was, of mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende vergunning;
- e. bij veehouderijen: onder de oppervlakte van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken wordt verstaan, geen gebouwen zijnde, de oppervlakte die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was, of mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende vergunning;
- a. bij geitenhouderijen: onder de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die op 7 juli legaal aanwezig of in uitvoering was of mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli verleende vergunning.
1.20 bestaand bouwperceel
bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat;
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.24 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Als bij de regels voor bijbehorende bouwwerken nadrukkelijk de (bedrijfs)woning wordt genoemd gelden deze regels alleen voor de woning;
1.25 boomteelt(bedrijf)
een (vollegronds)teelt(bedrijf) gericht op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en (sier)heesters;
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 BZV (Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij)
Instrument waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de transitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven, als opgenomen in de bijlage bij de 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij' (versie 2.0) en haar opvolgers;
1.33 constructie
alles wat herleidbaar uit twee of meer delen is samengevoegd en of een manier waarop twee onderdelen zijn samengevoegd;
1.34 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.35 dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken, ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
1.36 dagrecreatie
recreatief verblijf, niet zijnde verblijfsrecreatie;
1.37 de naar de weg gekeerde bouwgrens
de bouwgrens aan de zijde van de weg;
1.38 de van de weg afgekeerde bouwgrens
de bouwgrens aan de zijde van het achtererfgebied;
1.39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 dienstverlening
het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.41 diepwortelende beplanting
meerjarige beplanting met houtige wortels, welke onder algemene omstandigheden dieper wortelt dan 1 meter;
1.42 dierenpension
een bedrijf gericht op de dag- en/of nachtopvang van huisdieren, inclusief de verzorging ervan;
1.43 dierenverblijven
een (gedeelte van een) gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;
1.44 erafscheiding
een bouwwerk als bedoeld in artikel 2 lid 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
1.45 extensieve dagrecreatie
vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, het gebruik van gronden als ligweides en picknick-plaats, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;
1.46 extensief agrarisch medegebruik
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerproducten met uitzondering van maïs, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
1.47 faunavoorziening
voorzieningen die de verbinding tussen twee gebieden mogelijk maken of de kans op faunaslachtoffers beperken, zoals ecoducten, looprichels, faunatunnels en ecoduikers;
1.48 faunavriendelijke verlichting
verlichting die zo min mogelijk verstoring veroorzaakt van de ter plaatse voorkomende fauna;
1.49 gastenverblijf
een gebouw bedoeld voor het kortstondig verblijf van kopers van dieren die ter plaatse verhandeld worden en/of bezoekers van een evenement;
1.50 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met tenminste twee wanden omsloten ruimte vormt;
1.51 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.52 glastuinbouwbedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
1.53 grondgebonden veehouderij
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
Hierbij dient tenminste voldaan te worden aan de criteria uit de Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (versie 2.0) dan wel haar opvolgers;
1.54 groom
a. iemand die zich bezighoudt met de dagelijkse verzorging van een paard en het assisteren van een ruiter; iemand die rijpaarden verzorgt
b. bijrijder van een koetsier; ook: bijrijder van een menner tijdens een menwedstrijd; hulpkoetsier
1.55 groomverblijf
een verblijfsruimte in of aan het bedrijfsgebouw met paardenstallen voor de tijdelijke huisvesting van een verzorger van paarden (groom of stalknecht), zodanig gepositioneerd dat de dieren dag en nacht onder direct toezicht staan;
1.56 GVE (groot vee-eenheid)
eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;
1.57 handel in volumineuze goederen
detailhandel in goederen van grote omvang, waaronder in ieder geval worden begrepen: bouwmarkten, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven, alsmede handel in grove bouwmaterialen, meubelen (meubelmarkten), auto's, caravans, boten, tenten, tapijt en vloerbedekking;
1.58 hippisch sportcomplex
een bedrijf dat zich richt op op het voortbrengen (fokken), africhten en/of trainen en/of verhandelen van paarden en/of zich richt op stalling en/of het inzetten van paarden ten behoeve van de recreatie en sport (gebruiksgerichte en productiegerichte paardenhouderij);
1.59 hippische voorzieningen
onoverdekte voorzieningen, al dan niet in de vorm van een bouwwerk, ten behoeve van een hippisch bedrijf zoals paddocks, longeercirkel, stapmolen, aquatrainer, pistes en buitenbakken;
1.60 hobbymatig agrarisch gebruik
het telen van gewassen en dergelijke en/of het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze, al dan niet ten behoeve van natuurbeheer;
1.61 hokdierhouderij
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij;
1.62 hondenfokkerij
een bedrijf gericht op het houden van honden ten behoeve van een fokkerij; een asiel of dierenpension valt hier niet onder;
1.63 hoofdbestemming
de belangrijkste functie(s) van een gebied, waarbinnen ook al dan niet van de hoofdbestemming afwijkende medebestemmingen zijn opgenomen;
1.64 hoofdgebouw
een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
1.65 hoogzit
een uitkijkpunt in het kader van wildbeheer voor het waarnemen en voor zover de jachtwet dat toelaat, het afschieten van wilde dieren;
1.66 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of logies. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1, 2 en 4 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare horecasoorten
Horeca 1:
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkel-/bedrijfsvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;
Horeca 2:
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, zoals restaurants, bistro's, (grand) cafés, hotels en pensions;
Horeca 3:
vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;
Horeca 4:
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische dranken zoals bars, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.
1.67 huishouden
een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.68 hulpgebouw
een gebouw dat dient als schuilhut voor het hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van het houden van dieren en het toebehorende dierenvoer, alsmede voor het schuilen van mensen en/of te gebruiken voor opslag van materieel ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bijbehorende gronden. Indien het hulpgebouw is aangeduid als 'dagrecreatie' of 'verblijfsrecreatie' zijn die functies toegestaan;
1.69 hokdierhouderij
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij
1.70 kamerverhuur
de verhuur van een woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;
1.71 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van voornamelijk administratieve werkzaamheden en werkzaamheden;
1.72 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.73 kamperen
recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen;
1.74 kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
1.75 kernrandzone
een op de verbeelding weergegeven gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied kernrandzone'. Dit is een overgangsgebied van bestaand stedelijk gebied naar het buitengebied, waarbinnen onder voorwaarden hulpgebouwen staan en kunnen komen.
1.76 kleinschalig kamperen
kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde en alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.77 kleinschalige logiesaccommodatie
een voorziening in een bijbehorend bouwwerk voor overnachting door groepen, als recreatieve nevenactiviteit, ondergeschikt aan de woonfunctie;
1.78 Kwaliteitsverbetering van het landschap
zie de voorwaarden zoals opgenomen in 19.1 Toepassing kwaliteitsverbetering
1.79 landschappelijke inpassing
het inpassen van een gebouw of gebruik van grond in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden en kenmerken, door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting
1.80 landschaps- of landschappelijke waarden
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
1.81 landschapselementen
de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurlijke elementen, waaronder het navolgende verstaan wordt:
- landschappelijke beplantingen: begroeiingselementen in het agrarische gebied of langs wegen en paden, bestaande uit opgaande beplanting (bossages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen, solitaire bomen), zonder een hoofdfunctie bosbouw of houtteelt;
- natuurlijke elementen: een begroeiings- of abiotisch element in het agrarisch gebied of langs wegen en paden, overwegend bestaande uit niet-opgaande beplanting, zoals moerasjes, poelen, overhoeken, steilrand, e.d.;
1.82 landgoed
ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing;
1.83 lichte geluidsversterkende voorzieningen
geluidsversterkende voorzieningen in de vorm van microfoons en degelijke, die tot doel hebben akoestische muziekinstrumenten voor een groter publiek hoorbaar te maken;
1.84 locatie gebonden horeca
horeca in de categorie Horeca 2 als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht nevengeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan al toegestane hoofdfunctie. De horeca-activiteit is van toegevoegde recreatieve waarde voor de locatie en zijn directe omgeving;
1.85 luifel
een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;
1.86 manege
een agrarisch verwant bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende ondergeschikte activiteiten of ondergeschikte voorzieningen: het in pension houden van paarden, het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.87 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.88 medebestemming
een bestemming/functie die als passend beschouwd wordt binnen de hoofdbestemming, zonder dat aan de beschrijving van de hoofdbestemming behoeft te worden voldaan;
1.89 mestbewerking
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;
1.90 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.91 niet-agrarische bedrijven of functies
een bedrijf/functie geen agrarisch bedrijf, agrarisch-verwant bedrijf, horecabedrijf of kampeerterrein zijnde, zoals een ambachtelijk bedrijf, een dienstverlenend bedrijf, een reparatiebedrijf, een bouwbedrijf, een ander productiebedrijf, een sportterrein of een andere dagrecreatieve voorziening;
1.92 nevenfunctie
activiteiten die in ruimtelijke zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale (bedrijfs)activiteiten zoals daartoe bestemd op een bouwperceel;
1.93 nutsvoorzieningen
voorzieningen t.b.v. het algemeen nut in ruime zin, zoals voorzieningen, installaties t.b.v. gas, water, elektriciteit en (tele)communicatie;
1.94 observatieplatform/-toren
bouwwerk om vanuit een hoog punt de wijde omgeving te kunnen bekijken. Een observatieplatform kent geen wanden en overkapping; een observatietoren wel;
1.95 ondergeschikte detailhandel
detailhandel als bedoeld in de 'Nota ondergeschikte detailhandel en internetverkoop';
1.96 ondergeschikte horeca
horeca in de categorie Horeca 1 als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horeca-activiteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-horeca) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.97 outdoorrecreatie
recreatieve buitenactiviteiten in de vorm van challenge- en/of survivalparcours, paintball, lasergames en daarmee te vergelijken en andere sportieve buitenactiviteiten, al dan niet gebruikmakend van daartoe geëigende materialen en voorzieningen, zoals klimtouwen, touwbanen en dergelijke;
1.98 overkapping
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;
1.99 overig agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;
1.100 overtollige bebouwing
bebouwing die na het beëindigen van de oorspronkelijke functie geen functie vervuld of kan vervullen voor de nieuwe functie;
1.101 paardrijbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport op een speciaal aangelegde ondergrond, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.102 paardenhouderij
een overig agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het fokken, houden, africhten, trainen en verhandelen van eigen en/of paarden van derden;
1.103 paardrijvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de paardensport in de vorm van paardrijbakken, springweides, drafbanen, hindernissen, paddocks en vergelijkbare voorzieningen, met de bijbehorende overige voorzieningen zoals verlichting.
1.104 plattelandswoning
een bedrijfswoning, voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan, door een derde bewoond mag worden, welke met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop berustende bepalingen beschouwd wordt als onderdeel van die inrichting;
1.105 peil
- a. bij nieuw te bouwen hoofd-/bedrijfsgebouwen en -woningen en daarbij behorende bouwwerken:
het bestaande maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het hoofd-/bedrijfsgebouw; - b. bij bestaande gebouwen: de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen voor zover het peil afwijkend is van het onder a bepaalde;
- c. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde of een afdak: het bestaande maaiveld ter plaatse;
- d. ter plaatse van water: de gemiddelde hoogte van de waterstand;
1.106 prostitutiebedrijf
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
1.107 permanent verblijf
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.108 recreatieve nevenactiviteiten
een al dan niet bedrijfsmatig recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen deze recreatieve nevenactiviteit is toegestaan;
1.109 recreatiewoning
een gebouw, dat blijkens de inrichting geschikt is voor recreatief nachtverblijf;
1.110 relatie
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;
1.111 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;
1.112 routegebonden horeca
een laagdrempelige horecavoorziening, ingericht bij een (bedrijfs)woning, die de recreant een plek biedt om even te pauzeren en een (al dan niet ter plaatse aangeboden) versnapering tot zich te nemen en de voorziening voldoet aan de volgende eisen:
- ligging aan of vlakbij een bewegwijzerde fiets- of wandelroute, het knooppuntennetwerk of een Natuurpoort;
- toiletvoorziening aanwezig;
- geen bediend buitenterras, geen alcoholverkoop of verstrekking van maaltijden;
1.113 ruimtelijke ontwikkeling
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is;
1.114 scoutingactiviteiten
door een scoutinggroep georganiseerde vrijetijdsbesteding die tot doel heeft jongeren te ondersteunen bij het ontwikkelen van hun volledige fysieke, intellectuele, emotionele, sociale en spirituele capaciteiten als individuen en als leden van de samenleving, en aldus bijdragen tot de ontwikkeling van een betere wereld;
1.115 seizoenarbeider
een werknemer, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam is om naar de aard kortdurend werk te verrichten;
1.116 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.117 standplaats
een plaats bestemd voor het plaatsen van een tent, een tentwagen, een camper, een caravan, een stacaravan, of een tenthuisje geen recreatiewoning zijnde.
1.118 statische opslag
opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke, met een verplaatsingsfrequentie van gemiddeld 1 keer per maand, uit te voeren door of ten behoeve van de eigenaar van het goed/de goederen.
1.119 teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf, te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist, met een maximum van 6 maanden, te onderscheiden in:
- 1. lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter, zoals afdekfolies, insectengaas, acryldoek, lage tunnels, containervelden, aardbeientafels en dergelijke;
- 2. hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 2,5 meter, zoals hagelnetten en -kappen, schaduwhallen, wandelkappen;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals containervelden, bakken op stellingen en regenkappen,
- c. overige teeltondersteunende voorzieningen, zoals boompalen, boomteelthekken en leidingen voor bodemverwarming, sproei- en druppelvoorzieningen;
1.120 theetuin
tuin met kleinschalige horecavoorziening waar men thee, andere dranken en versnaperingen kan nuttigen in een voor genoegen aangelegde en onderhouden privé-tuin;
1.121 tuincentrum
bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van en het leveren van (boom)kwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten; dieren en dierproducten zoals vissen, visvoer en konijnen; artikelen voor de aanleg en het onderhoud van tuinen en vijvers alsmede (tuin)inrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken, vijverinrichting en dergelijke;
1.122 trekkershut
een eenvoudig gebouw met beperkte inhoud en oppervlakte bestaande uit één ruimte, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.123 twee-aaneen gebouwde woning
twee, al dan niet binnen dezelfde bestemming gelegen, aan elkaar gebouwde woningen onder 1 kap;
1.124 vakantieappartement
deel van een bestaand gebouw, dat ten behoeve van een ondergeschikte bedrijfsmatig geëxploiteerde nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf is ingericht en bestemd om uitsluitend door personen, wiens hoofdverblijven elders gelegen zijn, te worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.125 veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
1.126 verblijfsrecreatie
- a. voor op de verbeelding aangegeven hulpgebouwen met de aanduiding 'verblijfsrecreatie':
een activiteit waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar tenminste één nacht in het recreatieverblijf verblijft;
- b. voor tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde locaties:
een bedrijfsmatig geëxploiteerde activiteit in ruimten of voorzieningen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, pension, bed & breakfast of kampeermiddel door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.127 voerplaats
een bebouwde locatie waar voer wordt geplaatst voor dieren die daar vrije toegang tot hebben;
1.128 (vollegronds)teelbedrijf
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.129 volwaardig bedrijf
een bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd;
1.130 voorgevelrooilijn
de naar het openbaar gebied toegekeerde bouwgrens en het verlengde van die grens;
1.131 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.132 weekend
zaterdagen en zondagen en algemeen erkende feestdagen of daarmee gelijkgestelde dagen als bedoeld in artikel 3 van de Algemene termijnenwet die op een vrijdag of maandag vallen;
1.133 woning/wooneenheid
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.134 woonboerderij
Één cultuurhistorisch waardevol gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten;
1.135 zorgvuldige veehouderij
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving en daarmee voldoet aan de normscores van de BZV (zoals opgenomen in de Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij 2.0, dan wel diens opvolgers), zoals die gold ten tijde van indiening van de daarvoor vereiste aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde
van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;
2.7 inhoud van een bouwwerk, een gebouw zijnde
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Indien de bovenkant begane grondvloer 10 cm of minder boven peil ligt wordt de inhoud bepaald door de bovenzijde van de begane grondvloer;
2.8 inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
boven het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein, de buitenzijde van de wanden en de buitenzijde van afdekkingen;
2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;
2.10 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 werking 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorische waarden'
de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorische waarden' is:
- van toepassing op het aangeduide object inclusief de latere aanpassingen als die de aanduidingsgrens overschrijden;
- niet (meer) van toepassing indien het gehele object is vervangen.
2.12 transparantie
bij de transparantie van een erf- of terreinafscheiding worden de volgende onderdelen niet meegerekend:
- bevestigingspalen met een dikte van 0,10 m;
- gaasbespanning met steundraden;
- hekwerken met spijlen met een onderlinge afstand van minimaal 0,10 m en een doorsnede van 0,16 cm.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen en erven;
- c. aan-huis-verbonden beroepen;
- d. Bed & Breakfast met een maximale omvang van 408 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- e. behoud van cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
- f. extensieve dagrecreatie;
- g. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'kantoor': een kantoor;
- 2. 'opslag': de bestaande voorziening voor opslag;
- 3. 'groothandel'
- 4. specifieke vorm van wonen - woonboerderij';
met daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. in- en uitritten;
- k. parkeervoorzieningen e.e.a. in samenhang gezien met de parkeervoorzieningen in de aansluitende en bijbehorende bestemming Tuin;
- l. groenvoorzieningen;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Algemene regels
- a. Indien en voor zover van toepassing binnen deze bestemming een ontwikkeling is toegestaan die is opgenomen in de Bijlagen bij toelichting is artikel 19.1Toepassing kwaliteitsverbetering van toepassing;
- b. Voor alle toegelaten en/of middels een afwijkingsbesluit toe te laten functies en/of voorzieningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, conform artikel 16 Algemene parkeerregel.
3.3 Bouwregels
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 3.1 omschreven bestemming, daarbij gelden de volgende bepalingen:
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' (Gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
4.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
4.3 Verstoringsregels
4.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
4.5 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 gestelde verbod geldt niet:
- a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 4.6.1;
- f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
4.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
5.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
5.3 Verstoringsregels
5.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
5.5 Uitzonderingen
Het in lid 5.3 gestelde verbod geldt niet:
- a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 5.6.1;
- f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
5.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (Gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
6.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
6.3 Verstoringsregels
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 6.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 6.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:
- a. bouwwerken;
- b. werken, geen bouwwerk zijnde, en
- c. werkzaamheden
- d. over een oppervlakte van 500 m² of meer.
Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:
- a. het bouwen;
- b. het egaliseren van gronden;
- c. het aanleggen van drainage;
- d. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
- f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
- g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
- h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;
- i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
- j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben/boomstronken worden verwijderd;
alsmede het verlagen van het waterpeil.
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
6.5 Uitzonderingen
Het in lid 6.3 gestelde verbod geldt niet:
- a. bij een verstoringsdiepte van 0,3 meter en 0,5 m bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
- b. voor gronden met een agrarische bestemming (artikelen 3 en 4) een verstoringsdiepte van 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld;
- c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 6.6.1;
- h. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
6.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' (Gebied met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
7.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
7.3 Verstoringsregels
7.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
7.5 Uitzonderingen
Het in lid 7.3 gestelde verbod geldt niet:
- a. een verstoringsdiepte van 0,3 meter en 0,5 m bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
- b. voor gronden met een agrarische bestemming (artikelen 3, 4 en 5) een verstoringsdiepte van 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld;
- c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 7.6.1;
- h. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
7.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Waarde - Archeologie 6
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' (Gebied met een lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
8.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
8.3 Verstoringsregels
8.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
8.5 Uitzonderingen
Het in lid 8.3 gestelde verbod geldt niet:
- a. een verstoringsdiepte van 0,3 meter en 0,5 m bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
- b. voor gronden met een agrarische bestemming (artikelen 3, 4 en 5) een verstoringsdiepte van 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld;
- c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 8.6.1;
- h. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
8.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Waarde - Beslotenheid
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beslotenheid' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding, herstel en bescherming van de karakteristieke beslotenheid van het landschap.
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden, zoals weergegeven in Hoofdstuk 2 Waardevolle Vlakken van Bijlage 2 Cultuurhistorischwaardevolle panden en vlakken.
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de Erfgoedcommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Essen En Kampen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Essen en kampen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige essen en kampen.
11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Hydrologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Hydrologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen en de bestaande waterhuishouding van het hier binnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
12.2 Bouwregels
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, met dien verstande dat:
- a. de beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging wordt verzocht geen invloed heeft op de waterhuishouding ter plaatse;
- b. het betrokken waterschapsbestuur is gehoord;
- c. de provincie Noord-Brabant in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro is verzocht om de begrenzing van de aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' en/of de aanduiding 'Behoud en herstel beeksystemen' te wijzigen en deze wijziging akkoord is bevonden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Afwijkende maten
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, afwijkt van hetgeen in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- b. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Bij de beoordeling van "maximaal toegestaan" zoals bedoeld in sub a en b kan bij her- en/of verbouw iedere maat toegestaan worden die gelegen is tussen de in de van toepassing zijnde regels toegestane maat en de bestaande afwijkende maat.
14.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van ten minste 75% per m2, buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. De overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt met uitzondering van schoorstenen;
- b. Bij overschrijding van bouwgrenzen van meer dan 1 meter dient de afstand van het ondergeschikte bouwdeel tot de dakrand ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van het ondergeschikte bouwdeel met uitzondering van schoorstenen;
- c. Ondergeschikte bouwdelen boven openbare ruimten niet lager gebouwd worden dan:
- 1. 4,50 boven peil ter hoogte van de rijbaan en een strook van 0,50 meter breedte aan weerszijden;
- 2. 2,20 meter boven peil ter hoogte van andere wegdelen.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
15.1 Gebruiksregels
15.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
- c. het gebruik van gronden ten behoeve van de winning van schaliegas;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van de ondergrondse opslag van gassen;
- e. het oprichten van lichtmasten zonder faunavriendelijke led-verlichting binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur.
Artikel 16 Algemene Parkeerregel
- a. Ten aanzien van de parkeernormering is de gemeentelijke 'Verkeer en parkeernota' van toepassing;
- b. Voor zover de gemeentelijke 'Beleidsnota parkeernormering Valkenswaard' niet voorziet in een parkeernorm voor een opgenomen functie en/of bestemming in het buitengebied wordt de CROW publicatie 317 toegepast, waarbij het midden van de bandbreedte van de betreffende parkeernorm wordt aangehouden;
- c. Voor zover de CROW publicatie 317 niet voorziet in een parkeernorm voor een functie in het buitengebied, wordt binnen deze publicatie de kolom "Rest bebouwde kom", het midden van de bandbreedte van de parkeernorm uit de categorie 'Niet stedelijk" toegepast.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 Cultuurhistorische waarden
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorische waarden' zijn de gronden ook bestemd voor de bescherming van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden van bebouwing en terreinen.
17.2 Overige zone - groenblauwe mantel
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
17.3 Overige zone - monumentale boom
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - monumentale boom' zijn de gronden ook bestemd voor de bescherming en het beheer van bomen;
17.4 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
17.5 Veiligheidszone - leiding
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
17.6 Veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
17.7 Veiligheidszones - vervoer gevaarlijke stoffen 0 - 200 m
Binnen de op de verbeelding opgenomen zones dient bij ontwikkelingen beoordeeld te worden of die kunnen leiden tot een vergroting van het Groepsrisico (Gr). Hiervoor dient een advies bij de Veiligheidsregio ingewonnen te worden.
17.8 Vrijwaringszone - weg
- a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg-0-50 m' mag binnen een afstand van 0-50 meter, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.
- b. Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone ) weg-50-100' mag binnen een afstand van 50-100 meter, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd behoudens met een omgevingsvergunning.
- c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid a en b na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de wegbeheerder.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
18.1 Algemeen
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
- a. geringe afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van de goot- en bouwhoogte van gebouwen met ten hoogste 10%;
- b. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van toegangspoorten met penanten, mits de bouwhoogte maximaal 2,20 meter bedraagt,
- c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
- d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
- e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
- f. het toestaan dat een bouwhoogte overschreden wordt door ondergeschikte bouwdelen met meer dan 1,5 meter tot een maximum van 5 meter, mits dit landschappelijk inpasbaar is;
In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.2 Voor trouwceremonies en/of bruiloften
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het verlenen een omgevingsvergunning voor het toestaan van trouwceremonies al dan niet gecombineerd met een daarop volgende bruiloft.
18.3 Voor een paardrijbak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het oprichten van een paardrijbak buiten een bouwvlak of de bestemming Wonen binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' onder de voorwaarden dat:
- a. het de realisatie van een paardrijbak betreft bij een (bedrijfs)woning met de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' of 'Wonen';
- b. de paardrijbak op een afstand van maximaal 3 meter van het bouwvlak of bestemmingsvlak wordt gesitueerd;
- c. de afstand tot een (bedrijfs)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
- d. per woning maximaal één paardrijbak is toegestaan;
- e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
- f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
- g. de paardrijbak in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.
18.4 Voor kinderopvang
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het toestaan van kinderopvang als nevenactiviteit, onder de voorwaarden dat:
- a. de voorziening voldoet/kan voldoen aan de daarvoor geldende wettelijke bepalingen;
- b. de activiteit (met uitzondering van de benodigde buitenruimte) plaatsvindt in de woning en/of de inpandige bedrijfsruimte of een bestaand bedrijfsgebouw;
- c. de benodigde buitenruimte aansluitend aan het gebouw waarin de activiteit plaatsvindt gerealiseerd kan worden;
- d. er ruimte is voor parkeren op eigen terrein conform Artikel 16 Algemene parkeerregel;
- e. met dien verstande dat, indien de locatie samenvalt met de dubbelbestemming Leiding - Gas of gelegen is binnen de daarbij of bij een Bevi-inrichting behorende risicozone:
- f. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- g. een verantwoording is opgenomen ten aanzien van de externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
- h. geen strijdigheid optreedt met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
18.5 Voor kleinschalige logiesaccommodaties
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalige logiesaccommodatie, niet zijnde een Bed & Breakfast, bij een (bedrijfs)woning, onder de voorwaarden dat:
- a. de accommodatie ruimte biedt aan maximaal 10 personen tegelijkertijd per nacht;
- b. er geen sprake is van permanent verblijf;
- c. er ruimte is voor parkeren op eigen terrein conform Artikel 16 Algemene parkeerregel;
- d. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden (van het gebouw of complex) behouden dienen te blijven;
- e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
- f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
- g. de omgevingsvergunning geen onevenredig nadelige gevolgen mag hebben voor het woon- of leefklimaat;
- h. de omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
- i. er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan tegen het gebruik voor kleinschalige logiesaccommodaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
18.6 Voor locatie gebonden horeca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het toestaan van locatie gebonden horeca. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
- a. de toegekende bestemming dient de hoofdfunctie te blijven;
- b. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden op eigen terrein.
- c. het parkeren van auto’s en het plaatsen van fietsen en andere vervoermiddelen dient op eigen terrein plaats te vinden.
18.7 Voor routegebonden horeca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het toestaan van routegebonden horeca. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
- a. De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden op eigen terrein.
- b. Het parkeren van auto’s en het plaatsen van fietsen en andere vervoermiddelen dient eveneens op eigen terrein plaats te vinden.
18.8 Voor vakantieappartementen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van vakantieappartementen, niet zijnde Bed & Breakfast-voorzieningen, bij een (bedrijfs)woning, onder de voorwaarden dat:
- a. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
- b. per bestemmingsvlak maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan;
- c. er ruimte is voor parkeren op eigen terrein conform Artikel 16 Algemene parkeerregel.
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
19.1 Toepassing kwaliteitsverbetering
Bij toepassing van de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden dient de daarmee gepaard gaande ruimtelijke ontwikkeling te voorzien in een kwaliteitsverbetering vna het landschap tenzij in die wijzigingsbevoegdheid nadrukkelijk anders is bepaald.
19.2 Ruimte voor ruimte-woningen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen binnen de aanduiding 'wetgevingszone - concentratiegebeiden' ten behoeve van het mogelijk maken van 'Ruimte-voor-ruimtewoningen', onder de voorwaarden dat:
- a. de regels van artikel Wonen en Tuin toegepast worden;
- b. de toe te kennen perceelsoppervlakte niet kleiner is van 1.500 m2;
- c. de perceelsbreedte niet minder is dan 30 meter;
- d. voor de ontwikkeling een stedenbouwkundig plan wordt overlegt dat voldoet aan de in Bijlage 3 opgenomen Ruimte-voor-ruimte visie met dien verstande dat de bepaling uit artikel 19.1 Toepassing kwaliteitsverbetering niet van toepassing is.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde onder 1.b en c afwijken als de aard van het bebouwingscluster dat rechtvaardigt.
19.3 Wetgevingszone - Verblijfsrecreatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het mogelijk maken van recreatiewoningen binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' onder de voorwaarden dat:
- a. de ontwikkeling geen onevenredige afbeuk mag doen aan de exploitatiemogelijkheden van omliggende gronden en bedrijven;
- b. er voorzien moet worden in een goede landschappelijke inpassing;
- c. het aantal recreatiewoningen per hectare netto niet meer dan 20 mag bedragen;
- d. de bebouwde oppervlakte voor algemene voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1.350 m2;
- e. bebouwing op 5 meter uit de perceelsgrens en 18 meter uit de as van de weg dient te blijven;
- f. de goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning niet meer mag bedragen dan respectievelijk 4 en 7 meter;
- g. de oppervlakte van een recreatiewoning niet meer mag bedragen dan 100 m2;
- h. parkeren moet voldoen aan de daarvoor in dit plan opgenomen regels (Artikel 16);
- i. de ontwikkeling milieutechnisch inpasbaar moet zijn.
19.4 Opnemen aanduiding plattelandswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning, bedrijfswoning of woning naar een plattelandswoning, onder de voorwaarden dat:
- a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de (bedrijfs)woning in gebruik is of zal worden genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de (bedrijfs)woning behoorde/behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
- b. de bedrijfswoning niet langer voor de agrarische functie noodzakelijk is;
- c. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- d. ten hoogste 1.000 m² van de te wijzigen bestemming wordt gewijzigd middels het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
- e. het gezamenlijk bebouwingsoppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 150 m².
19.5 Verwijderen aanduiding Overige zone - Monumentale boom
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding 'overige zone - monumentale boom', onder de voorwaarden dat:
- a. de levensverwachting van de betreffende boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt, of;
- b. bescherming van de boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst, of;
- c. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen;
met dien verstande dat de bepaling uit artikel 19.1 Toepassing kwaliteitsverbetering niet van toepassing is.
19.6 Wijzigen naar Wonen en Tuin
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning met de bestemmingsvlakken Wonen en Tuin, onder de voorwaarden dat:
- a. de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is, omdat de bijbehorende bedrijfsfunctie is beëindigd;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bestemmingsvlakken Wonen en Tuin wordt beperkt tot een maximum van 2.500 m²;
- c. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- d. de nieuwe woning dient milieutechnisch inpasbaar te zijn;
- e. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
19.7 Wijziging naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen met dien verstande dat bestemmingen gewijzigd kunnen worden in de bestemming Natuur, onder de voorwaarden dat:
- a. de gronden moeten zijn opgenomen in het Natuurnetwerk Brabant de eventueel aanwezige agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
- b. er geen onevenredige beperkingen optreden voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
- d. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- e. verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld;
met dien verstande dat de bepaling uit artikel 19.1 Toepassing kwaliteitsverbetering niet van toepassing is.
19.8 Woningsplitising twee-aan-een-gebouwde woningen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen te einde woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' of 'aaneengebouwd' te splitsen in maximaal twee vrijstaande woningen, onder de voorwaarden dat:
- a. het niet de splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft ;
- b. na splitsing het bepaalde in artikel 3 Wonen onverkort van toepassing is;
- c. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
- d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
- f. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
- g. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- h. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- i. verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld;
- j. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
19.9 Voor geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen, met dien verstande dat de bepaling uit artikel 19.1Toepassing kwaliteitsverbetering niet van toepassing is.
19.10 Voor woningsplitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan, zo nodig onder gelijktijdige toepassing van artikel 19.6, wijzigen ten einde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'woonboerderij' een pand met daarin een woning, te splitsen in maximaal twee wooneenheden, onder de voorwaarden dat:
- a. de inhoud van het betrokken pand meer dan 750 m3 bedraagt;
- b. er geen sprake (meer) is van een functioneel bedrijf;
- c. na splitsing elke woning een minimale inhoudsmaat heeft van 350 m3;
- d. de overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt (tenzij deze gebouwen monumentale kwaliteiten bezitten);
- e. de bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot;
- f. de (agrarische) verschijningsvorm gehandhaafd blijft en de cultuurhistorische kwaliteiten niet worden aangetast;
- g. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
- h. per wooneenheid mag maximaal 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken wordt gerealiseerd;
- i. bij sloop van meer bebouwing 25% mag worden teruggebouwd aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m2;
- j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
- k. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
- l. pas gebouwd mag worden nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
- m. het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- n. het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- o. verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld;
- p. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
Artikel 20 Prioriteit Enkel- En Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
20.1 Enkelbestemming <> dubbelbestemming
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en secundair de regels van de enkelbestemming.
20.2 Enkelbestemming <> aanduiding
Waar een enkelbestemming samenvalt met een in Artikel 17 opgenomen aanduiding geldt primair het bepaalde ten aanzien van de aanduiding en secundair de regels van de enkelbestemming.
20.3 Dubbelbestemming <> dubbelbestemming
Waar dubbelbestemmingen samenvallen geldt de volgende prioriteitsvolgorde, waarbij de prioriteit aflopend is:
- a. de bestemming Leiding - Gas;
- b. de bestemming Leiding - Brandstof;
- c. de bestemming Leiding - Olie;
- d. de bestemming Leiding - Riool;
- e. de bestemming Waterstaat - Waterberging;
- f. de bestemming Waarde - Natuurnetwerk Brabant;
- g. de bestemmingen Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie4, Waarde - Archeologie 5, Waarde - Archeologie 6;
- h. de bestemming Waarde - Beslotenheid;
- i. de bestemming Waarde - Cultuurhistorie;
- j. de bestemming Waarde - Cultuurhistorie Achterste brug;
- k. de bestemming Waarde - Essen en kampen;
- l. de bestemming Waarde - Geomorfologie;
- m. de bestemming Waarde - Hydrologie;
- n. de bestemming Waarde - Openheid.
20.4 Dubbelbestemming <> zoneaanduiding
Waar een dubbelbestemming samenvalt met een in Artikel 17 opgenomen aanduiding geldt primair het bepaalde ten aanzien van:
- a. de Veiligheids- en Vrijwaringszones en secundair de regels van de dubbelbestemming;
- b. de dubbelbestemming en secundair de Overige zones en Cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%, voor zover het geen gebouw betreft voor dierenverblijf betreft waarop het zorgvuldigheidsbeginsel van de Verordening ruimte Noord-Brabant van toepassing is.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Artikel 51 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplan Molenstraat 197-199" van de gemeente Valkenswaard.