Bestemmingsplan De Run 2012 ASML
Bestemmingsplan - gemeente Veldhoven
Vastgesteld op 17-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'De Run 2012 ASML' met identificatienummer NL.IMRO.0861.031104derunasml-0303 van de gemeente Veldhoven;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtergevel
de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de gevellijn van het betreffende gebouw.
1.6 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op net voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.7 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.8 Algemene wet bestuursrecht
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.14 bedrijfsgebouw/dienstgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.15 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.16 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.17 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.18 Besluit geluidhinder
Besluit van 20 oktober 2006 houdende uitvoering van de artikelen 1, 47, 64, 82, tweede lid, 85, eerste lid, 89, tweede lid, 90, derde en vierde lid, 100b, 104, 105, 107, 110a, derde en vierde lid, 110c, derde lid, 113, 114, 114a, tweede lid en 174 van de Wet geluidhinder, zoals dit luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.19 Besluit omgevingsrecht
besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 bestaand
- a. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
- b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.27 bouwperceel
een stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.31 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.32 dak
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
1.33 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.34 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.35 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, tenten, aanhangwagens, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.38 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.39 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 gebruiken
het gebruiken, doen en laten gebruiken.
1.42 geluidsgevoelige gebouwen en terreinen
gebouwen welke gebruikt worden voor bewoning of daartoe bestemd zijn danwel andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.43 geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, waarbij onder «gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf» wordt verstaan: gebouw dat op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet daaronder mede begrepen, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van die wet, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf.
1.44 gevellijn
een als zodanig aangegeven lijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de voorgevel moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels.
1.45 hellingbaan
een beloopbare en/of berijdbare helling om een hoogteverschil te overbruggen.
1.46 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.47 IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface)
een obstakelvrije zone ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen.
1.48 ILS
Instrument Landing System, een systeem ten behoeve van het uitvoeren van nauwkeurige benaderingen van de landingsbaan van een vliegveld onder slechte weersomstandigheden.
1.49 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.50 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.51 milieucategorie 3
bedrijven uit categorie 3.1 en 3.2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij dit plan).
1.52 milieucategorie 4
bedrijven uit categorie 4.1 en 4.2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij dit plan).
1.53 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.54 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.55 ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.
1.56 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.57 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg en minimaal 30 cm boven de kruin van aanliggende weg(en);
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.58 pergola
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
1.59 reclame
het publiekelijk aanprijzen van (handels)waar en/of diensten.
1.60 relatie
een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemmingsvlakken, bouwvlakken of bouwpercelen met elkaar verbonden zijn en een eenheid vormen.
1.61 risicovolle inrichting
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- b. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
- c. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risico-contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.62 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, met dien verstande dat onder seksinrichting in elk geval wordt verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.63 technische voorziening
een voorziening van technische aard die ten dienste staat van krachtens dit bestemmingsplan toegestane bebouwing en/of toegestaan gebruik.
1.64 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.65 voorgevel
de gevel van een gebouw, die gekeerd is naar de weg en/of het openbaar gebied.
1.66 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.67 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.68 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.69 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
het bebouwingspercentage wordt bepaald door het meten van het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak dat met gebouwen en overkappingen mag worden bebouwd;
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) (achterste) bouwperceelgrens
de kortste afstand in meters van enig punt tot de (zijdelingse) (achterste) perceelsscheiding van het bouwperceel.
2.3 de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de gevellijn
de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de gevellijn wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de gevellijn.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.6 de breedte van bouwpercelen
de breedte van bouwpercelen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, in de bebouwingslijn of in de bestemmingsgrens, aan de zijde waar de hoofdontsluiting van het perceel gesitueerd is.
2.7 de breedte van gebouwen
de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).
2.8 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.9 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.10 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.11 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.13 meetpunt
Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in deze regels in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
- a. afstanden loodrecht,
- b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
- c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde – Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
- b. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 2.500 m² en de bodemingreep niet dieper is dan 0,4 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van het in lid 5.2 bedoelde gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
- b. Voor zover het oprichten van het in lid 5.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
- 2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen, of;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvrager zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Een rapport als bedoeld onder c is niet vereist indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- e. Het bepaalde in lid 5.2 is niet van toepassing op:
- 1. bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 2. bouwwerken die mogen worden gerealiseerd kracht een reeds verleende vergunning;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 meter onder maaiveld en zonder wegwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Onder een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel een escortbedrijf.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Milieuzone - geurzone
8.2 Luchtvaartverkeerszone - inner horizontal conical surface (IHCS)
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - inner horizontal conical surface (IHCS)' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 95 meter boven NAP.
8.3 Vrijwaringszone - reserveringsgebied Rijksweg A67
8.4 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen', mag geen kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object worden opgericht.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels tot een maximum van 10% van de in het plan voorgeschreven maten voor het bebouwingspercentage, de breedte, de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
- c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang;
- e. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS en de IHCS van de Vliegbasis Eindhoven.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de aanduidingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
- c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang;
- e. de wijziging leidt niet tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS en de IHCS van de Vliegbasis Eindhoven.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is, met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'De Run 2012, ASML'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 december 2013. | |
de griffier, | de voorzitter, |
................................ | ................................ |
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Het bedrijf ASML, gevestigd op het bedrijventerrein De Run 6000 in Veldhoven is voornemens de (hoofd)vestiging in Veldhoven verder uit te breiden. De aanleiding hiervoor vormt de forse wereldwijde vraag naar de machines van ASML voor de halfgeleiderindustrie.
Na een niet onaanzienlijke terugval in 2008 en 2009 in de wereldeconomie en in de activiteiten van ASML in het bijzonder, is al enige tijd sprake van een opleving ten aanzien van laatstgenoemde activiteiten. Dit geeft ASML aanleiding om hernieuwd naar de periode na 2010 te kijken. Onderdeel van deze toekomstvisie, zoals verwoord in ASML’s Masterplan 2010-2020, is de vaststelling, dat een verdere uitbreiding van de inrichting van ASML aan de orde blijft, om de bestaande technologische voorsprong van ASML (en hiermee haar bestaansrecht) te kunnen behouden. Het belang hiervan voor zowel ASML, haar werknemers, de omvangrijke hoeveelheid toeleveranciers van ASML alsmede de regio is evident.
Binnen de bestaande inrichting van ASML kan inmiddels een onderscheid worden gemaakt tussen de bedrijfsbebouwing in gebruik voor de “NXT machines”, bedrijfsbebouwing in gebruik voor de “NXE / EUV machines”, kantoorvoorzieningen en gebouwde parkeervoorzieningen.
De “oudste” gebouwen binnen de inrichting van ASML blijven in gebruik als ontwikkelings- en productiegebouwen voor de “NXT machines” van ASML. Deze gebouwen zijn niet geschikt om te worden gebruikt voor de “nieuwe generatie NXE / EUV machines”.
Voor de ontwikkeling en productie van de “NXE / EUV machines” zijn in de afgelopen jaren verschillende nieuwe gebouwen verrezen. Toen verdere verdichting binnen de ASML campus niet mogelijk was - mede omdat voor de “NXE / EUV” machines een volledig autonome omgeving diende te worden gecreëerd waarin voldoende (flexibele) ruimte wordt gevonden voor ontwikkeling, testfase en productiefase - is in 2011 planologische medewerking gevraagd en gekregen voor een uitbreiding van ASML direct aansluitend aan de bestaande inrichting.
Deze uitbreiding had betrekking op de realisatie van productieruimten met bijbehorende kantoorruimten en een parkeergebouw en kon relatief eenvoudig plaatsvinden op naastgelegen gronden die reeds grotendeels als bestaand industrieterrein bestemd en in gebruik waren. Aanpassing van het aldaar vigerende bestemmingsplankader in het nieuwe bestemmingsplan “De Run 2008, herziening ASML I” heeft plaatsgevonden om fysiek aansluiting te kunnen vinden bij de bestaande gebouwen van ASML, om de activiteiten van ASML als inrichting ex artikel 2.1 lid 3 BOR ter plaatse mogelijk te maken, alsmede om de voor de bedrijfsvoering van ASML noodzakelijke bouwhoogte te kunnen realiseren.
Thans is een verdere uitbreiding van de inrichting van ASML aan de orde in de directe nabijheid van haar bestaande bedrijfsterrein alsmede aan de overzijde van de Run 6800, op gronden deels reeds bestemd als industrieterrein en gronden deels bestemd als agrarisch gebied.
Het hiertoe op te stellen bestemmingsplan De Run 2012 ASML ziet op deze uitbreidingen, maar bevat ook een conserverende regeling ten aanzien van de bestaande inrichting en omvat aldus de gehele bestaande inrichting van ASML.
Het bestemmingsplan de Run 2012 ASML geeft hierdoor een eenduidig planologisch kader voor het gehele bedrijf ASML, waarbinnen de komende jaren de bedrijfsactiviteiten kunnen plaatsvinden, met inachtneming van ook de belangen van de omgeving.
1.2 Crisis- En Herstelwet
Artikel 1.1. lid 1 Crisis en herstelweg (CHW) geeft aan dat afdeling 2 van de CHW van toepassing is op alle besluiten betreffende de in bijlage II genoemde ruimtelijke projecten. In afdeling 2 zijn de versnelde procedure en de beperking van het beroepsrecht geregeld.
In bijlage II wordt onder sub. 24 genoemd het project “Brainport Eindhoven” (ligging : aanliggend aan de A2 ten westen van Eindhoven, aard project: aanleg infrastructuur en herstructurering werklandschappen). Dit project “Brainport Eindhoven” is nader omschreven in het MIRT projectenboek 2009 op pagina 218 (project nr. 24) alsmede in de Nota Ruimte Uitvoeringsbudget 2007-2014 op pagina 44-45.
In deze is op pagina 44-45 te lezen :
Het project omvat de ontwikkeling van een hoogwaardig woon- en werkmilieu ter versterking van de Brainport Eindhoven en de aansluiting daarvan op het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De A2-zone is een aaneengesloten,integraal te ontwikkelen gebied waarbinnen concrete maatregelen worden uitgevoerd, zoals de aanleg van aansluitende en verbindende infrastructuur.Ook de ontwikkeling en herstructurering van werklandschappen hoort hierbij. (…)
Ook BrabantStad en de provincie Noord-Brabant hebben de A2-zone aangemerkt als één van de belangrijkste economische toplocaties binnen het stedelijke netwerk BrabantStad respectievelijk Noord-Brabant. Voor de A2-zone is de ontwikkelingsvisie ‘de geniale Brainportlocatie’ opgesteld. (…)
In de A2-zone wordt al een aantal grote investeringen gepleegd, terwijl een aantal andere projecten nog in voorbereiding is. Bijvoorbeeld de verbreding van de A2 en de ontwikkeling van Eindhoven Airport, Flight Forum, High Tech Campus Eindhoven, hoogwaardig bedrijventerrein BeA2, Tradeforum en I-Park. Maar ook de opwaardering van de bedrijventerreinen De Run en De Hurk en forse bedrijfsuitbreidingen, waaronder die van ASML, Philips Medical Systems en VDL.
In de Nota Ruimte Uitvoeringsbudget 2007-2014 als onderdeel van het bijlage II onder sub 24. genoemde project “Brainport Eindhoven” wordt concreet de bedrijfsuitbreiding van ASML genoemd. Verder wordt gesproken over de voor de A2 zone bestaande ontwikkelingsvisie ‘de geniale Brainportlocatie’. Ook in deze ontwikkelingsvisie wordt de uitbreiding van ASML concreet benoemd als een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling van de Brainportlocatie.
Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de CHW op dit bestemmingsplan van toepassing is.
Hoofdstuk 2 Gebiedsprofiel
2.1 Gemeente Veldhoven
Veldhoven is te karakteriseren als een typische stadsrandgemeente met aan de ene kant de grote stad Eindhoven en aan de andere kant de open landelijke ruimte van De Kempen. De huidige gemeente Veldhoven ontstond in 1921 door de samenvoeging van de voormalige gemeenten Oerle, Zeelst en Veldhoven-Meerveldhoven. Veldhoven is de laatste decennia zeer snel gegroeid. Van oudsher kent Veldhoven een sterke vermenging van wonen en bedrijvigheid gesitueerd langs de historische lintwegen van de oude kerkdorpen. In de loop der tijd is die bedrijvigheid geconcentreerd op het bedrijventerrein De Run.
2.2 Bedrijventerrein De Run
Het bedrijventerrein De Run is sinds de jaren ‘60 geleidelijk gegroeid aan de zuidzijde van Veldhoven tussen de Provinciale weg en de rijkswegen A2 en A67. De deelgebieden van het bedrijventerrein zijn relatief autonoom van elkaar ontwikkeld. Door de aanleg van het tweede deel van de Kempenbaan kan het bedrijventerrein zich als één ruimtelijke eenheid presenteren.
Het moderne bedrijventerrein De Run heeft een zeer belangrijke economische en werkgelegenheidsfunctie met een ruime vertegenwoordiging van zakelijke dienstverlening, industrie en distributie-intensieve activiteiten. Er is hierbij sprake van een technologiecluster met aantrekkelijke groeikansen. ASML neemt een niet onaanzienlijk deel van de werkgelegenheid voor haar rekening en de complexen van ASML maken in ruimtelijke en functionele zin een belangrijk onderdeel uit van het bedrijventerrein De Run.
2.3 De Relatie Tot Het Landelijke Snelwegennet
Veldhoven is gelegen in de oksel van de A2 en A67, met knooppunt De Hogt als belangrijk knooppunt in het landelijke snelwegennet. De A2 en de A67 zijn belangrijke lijnen voor De Run om zich te kunnen profileren als werkgebied. Direct aan de A67 ligt het plangebied. ASML profileert zich aan deze snelweg, deels door de toren van 80 meter en deels door het staccato van bedrijfsgebouwen. Deze manier van presenteren kan worden gezien als het referentiekader voor het gehele plangebied.
2.4 Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van Veldhoven en wordt begrensd door bestaand bedrijventerrein de Run aan de noordzijde, het MMC aan de oostzijde, de autosnelweg A67 aan de zuidzijde en aan de westzijde door deels bedrijfsterrein en deels agrarisch gebied c.q. – agrarische bedrijvigheid.
Het plangebied is onder te verdelen in enerzijds een gebied ter grootte van ca 18,5 ha (tussen het MMC en de Run 6800) zijnde de bestaande inrichting van ASML en enkele percelen met bestaande bebouwing in aansluiting hierop alsmede anderzijds een gebied ter grootte van ca 5,5 ha (aan de “overzijde” van de Run 6800). Tussen beide gebiedsdelen is gelegen de openbare weg de Run 6800. Het bestemmingsplan bevat de kaders voor een gedeeltelijke overbouwing van de Run 6800, om aldus te kunnen komen tot parkeervoorzieningen en/of verbindingsgangen tussen de (toekomstige) bedrijfsgebouwen van ASML aan beide zijden van de Run 6800, e.e.a zoals nader weergegeven op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Projectprofiel
3.1 Het Bedrijf Asml
In dit hoofdstuk worden de meest recente ruimtelijke plannen voor ASML beschreven, nadat is ingegaan op het bedrijf ASML en de sector waarin ASML actief is.
ASML is toonaangevend op het gebied van geavanceerde lithografische systemen. Het bedrijf doet onderzoek naar, ontwikkelt, ontwerp, bouwt, verkoopt en onderhoudt de machines die essentieel zijn voor de fabricage van moderne ic’s. ofwel “chips”. Het bedrijf wordt wereldwijd erkend als marktleider.
In haar hoofdvestiging in Veldhoven zijn naast het hoofdkantoor ook de assemblage- en ontwikkelingsafdeling gevestigd van zowel de bestaande NXT alsook de nieuwe NXE machines alsmede demonstratie- en toepassinglaboratoria. Verder beschikt het bedrijf over regionale verkoop- en servicepunten.
ASML is van grote betekenis niet alleen als werkgever, maar ook voor haar toeleveranciers in de regio. Een groot deel van een ASML machine is extern afkomstig. Dit betekent voor de regio (buiten ASML zelf) een zeer aanzienlijke werkgelegenheid.
De halfgeleiderindustrie kenmerkt zich door een kort cyclisch karakter (twee tot vier jaar), zowel in de marktomstandigheden als in de techniek. Het bijhouden en met name entameren van technische ontwikkelingen is derhalve essentieel voor de continuïteit van het bedrijf. ASML is dan ook permanent doende om te komen tot het verder verfijnen van haar machines, waarbij de schaal waarop wordt gewerkt tot ongekende mate van verkleining wordt gebracht. Deze verkleining geeft de chipfabrikanten de mogelijkheid om chips te produceren met steeds meer capaciteit, hetgeen in onze leefomgeving te herkennen is in de steeds geavanceerdere consumenten-electronica (telefoons, TV’s, computers, geheugenstick’s etc.).
Hierdoor is ook sprake van vaak “stormachtige” ontwikkelingen rondom ASML, waarbij ruimtelijk-planologische aanpassingen zich in ongebruikelijk snel tempo opvolgen. Het is mede hierom dat thans wordt gekomen tot een verdere uitbreiding van het bedrijfsterrein van ASML op basis van vernieuwing van het planologisch kader voor de gehele inrichting van ASML, ondanks het feit dat grotendeels sprake is van (redelijk) recente bestemmingsplannen voor de betreffende gronden. Door het opzetten van een nieuw de gehele inrichting omvattend bestemmingsplan wordt versnippering tegengegaan, de eenduidigheid van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden bevorderd en aangesloten bij de inmiddels voor het bedrijf ASML van toepassing zijnde milieucategorie.
3.2 De Periode 2000-2010
Voor de periode 2000-2010 was door ASML een Masterplan opgesteld, met hierin de in deze periode te verwachten ontwikkelingen op bedrijventerrein De Run 6000. De op het Masterplan gebaseerde stedenbouwkundige visie beschreef in detail de ruimtelijke ontwikkelingen bij ASML en hoe deze zich verhielden tot de bestaande structuren op het terrein. De verruiming van de milieucategorie, de vergroting van het bebouwingspercentage en de verhoging van de bouwhoogte vormden hierbij de kernbegrippen.
De in het Masterplan beschreven ontwikkeling heeft zich inmiddels voltrokken en heeft geleid tot de huidige inrichting van ASML, zoals hiervoor kort beschreven in paragraaf 1.1.. In aanvulling op het “oudste” deel van het ASML complex - omvattende een kamstructuur van gebouwen en een aantal NXT productiegebouwen - is in de afgelopen jaren een reeks nieuwe en grotere gebouwen gerealiseerd waarin met name ontwikkeling en productie van de nieuwste NXE machines van ASML plaatsvindt e.e.a. ondersteund middels hierop betrekking hebbende kantoorfuncties.
Door de toename van de techniek, nodig om de hiervoor beschreven verkleining (en aldus capaciteitsvergroting) van de chips mogelijk te maken, worden de machines van ASML steeds groter. Deze machines worden ontwikkeld en vervaardigd in een volstrekt stof- en trillingsvrije omgeving, de zogenaamde “clean-rooms”. De nieuwe NXE machines zijn hierbij te groot voor de bestaande “NXT clean-rooms”. Doordat ASML de door haar verkochte NXT machines in eigen beheer van service en onderhoud voorziet, blijven ook de bestaande NXT cleanrooms in gebruik. Aldus is inbreiding op het bestaande complex niet verder mogelijk en dient uitbreiding plaats te vinden.
Naast de cleanrooms kent ASML ook behoefte aan ondersteunende kantoorruimten, welke uit oogpunt van zuinig ruimtegebruik deels op de produktieruimten zijn c.q. worden gesitueerd. In de parkeerbehoefte wordt voorzien middels maaiveldparkeren alsmede een gebouwde parkeervoorziening parallel aan de A67.
3.3 Het Bestemmingsplan De Run 2008, Herziening Asml I
Zoals in paragraaf 1.1. aangegeven, was sprake van een forse opleving van de activiteiten van ASML. Hierdoor was verdere uitbreiding van de cleanrooms en hiermee samenhangende voorzieningen voor ontwikkeling en realisatie van de nieuwere NXE machines dringend noodzakelijk om de bestaande technologische voorsprong van ASML te kunnen behouden.
Hiertoe is in 2011 door de gemeenteraad vastgesteld het bestemmingsplan De Run 2008 herziening ASML I. In dit bestemmingsplan zijn de planologische mogelijkheden gegeven om het westelijk deel van de inrichting van ASML verder uit te breiden ten behoeve van de ontwikkeling en productie van de NXE machines alsmede om aldaar te komen tot expeditie- en overige ruimten en een gebouwde parkeervoorziening.
Hierbij is gebruik gemaakt van de stedenbouwkundige ruimte om binnen het plangebied deels een bouwhoogte van 30 meter toe te passen, waarbij echter rekening is gehouden met bestaande belangen. Aldus kent de oostelijke zijde van de uitbreiding een bouwhoogte van 30 meter. Voor een gedeelte van het aansluitende gebied wordt uitgegaan van een bouwhoogte van 20 meter, die middels afwijking (onder voorwaarden) kan worden verhoogd tot 30 meter. Het resterende terrein aan de zijde van de Run 6800 kent een maximale bouwhoogte van 20 meter en een bebouwingsvrije zone.
De hierbij betrokken gronden kenden reeds een industriële bestemming, zodat met het nieuwe bestemmingsplan primair een afstemming heeft plaatsgevonden met de activiteiten van ASML (binnen de bestaande geluidzone) en de bouwmogelijkheden deels zijn aangepast aan de hiervoor op het bestaande ASML terrein gegeven kaders.
3.4 De Geluidszone Rondom De Asml Inrichting
Vanwege de toenemende omvang van haar bedrijfsactiviteiten moest op enig moment worden geconcludeerd dat ASML was gegroeid, tot een bedrijf dat viel onder artikel 2.1. derde lid van het Besluit omgevingsrecht.
Dergelijke bedrijven waren op industrieterrein De Run planologisch niet toegestaan. Omdat echter de feitelijke geluidsproductie van ASML alleszins aanvaardbaar was en de classificatie ex artikel 2.1. lid 3 BOR voortkwam uit enkel de omvang van de bedrijfsvoering van ASML (het totale motorisch vermogen binnen de inrichting en niet de geluidsproductie op zich) deden zich geen beletselen voor om ASML ter plaatse te behouden.
Hierop is door de gemeenteraad van de gemeente Veldhoven op 30 september 2008 vastgesteld en door het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord Brabant op 19 december 2008 goedgekeurd het bestemmingsplan “Zonering bedrijventerrein de Run (ASML en omgeving)”, waarin ter plaatse van de inrichting van ASML een bedrijf ex artikel 2.1. lid 3 BOR werd toegestaan en rondom dit bedrijf de bijbehorende geluidzone is gelegd.
Binnen deze geluidzone is de vestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen uitsluitend toegestaan indien het College van B&W van de gemeente Veldhoven een hogere waarde in de zin van de Wet geluidhinder hebben vastgesteld. Op de grens van de geluidzone dient sprake te zijn van een geluidsniveau van maximaal 50 dB(A). Voor de direct omliggende bedrijven en bedrijfswoningen geeft dit een voordeel ten opzichte van de op grond van reguliere wetgeving voor bedrijven geldende geluidsnorm van 55 dB(A).
Vanwege de momenteel aan de orde zijnde verdere uitbreiding van de inrichting van ASML dient ook de geluidzone te worden aangepast. Deze aanpassing zal worden vormgegeven in een separaat bestemmingsplan, dat tegelijkertijd in procedure wordt gebracht. Hierbij blijven bovenstaande uitgangspunten gehandhaafd. Verwezen kan worden naar paragraaf 5.11.4 waarin de geluidszone en de hiermee samenhangende aspecten nader worden beschreven.
3.5 De Uitbreiding Van Activiteiten En De Inrichting Van Asml In De Periode Na 2012
Thans is - zoals reeds aangegeven - een verdere uitbreiding van de activiteiten en de inrichting van ASML aan de orde, om hiermee te komen tot voldoende flexibiliteit en ruimte voor toekomstige ontwikkelingen binnen het bedrijf. Omdat ASML evident als voorloper en marktleider kan worden aangemerkt in de branche waarin zij opereert is niet in detail aan te geven welke ontwikkelingen zich in de planperiode na 2012 concreet zullen voordoen. Daarnaast dient op grond van concurrentieoverwegingen spaarzaam te worden omgegaan met het presenteren van informatie over de door ASML concreet ingeslagen wegen om te komen tot verdere productontwikkeling.
Wat betreft de uitbreiding in de directe nabijheid van de bestaande inrichting zullen enige kantoorfuncties worden ondergebracht gerelateerd aan de bedrijfsvoering van ASML. Ter plaatse is geen sprake van wijziging van bebouwingspercentage of bouwhoogte. Enkel wordt ingebruikname van bestaande bedrijfspanden door ASML mogelijk gemaakt als onderdeel van de totale inrichting van ASML.
Voor het uitbreidingsgebied aan de overzijde van de Run 6800 wordt gedacht aan een centrale opslag van te verwerken onderdelen en overige materialen, zodat op een meer gecentraliseerde manier de productie- en ontwikkelingsafdelingen hiervan kunnen worden voorzien. Daarnaast kan het uitbreidingsgebied worden aangewend voor realisatie van aanvullende dan wel vervangende clean-rooms voor ontwikkeling en productie van nog verder ontwikkelde machines, met bijbehorende kantoorfuncties.
ASML wenst verder binnen haar inrichting te komen tot een verfijning c.q. verdeling van haar verkeers- en parkeerbewegingen, zodat de bestaande parkeervoorzieningen alsmede de toekomstige parkeervoorziening(en) in het uitbreidingsgebied gaan functioneren voor de gehele inrichting. Uiteindelijk zal geen onderscheid meer aanwezig zijn tussen het bestaande gebied en de thans aan de orde zijnde uitbreiding, zoals ook in het verleden het huidige bedrijfsterrein van ASML is ontstaan uit samenvoeging van meerdere delen.
In deze toelichting en de bijbehorende onderzoeken wordt aangetoond dat geen sprake zal zijn van onaanvaardbare parkeerdruk of verkeersstromen vanwege de toekomstige invulling van dit deel van het plangebied.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk zijn relevante passages uit de vigerende ruimtelijke beleidskaders van diverse overheden samengevat weergegeven. Voor het bijbehorende kaartmateriaal en de volledige teksten en achtergronden wordt verwezen naar de betreffende beleidsnota’s.
4.2 Landelijk Beleid
4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. De aanleiding voor het opstellen ligt in nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Groei, stagnatie en krimp vinden gelijktijdig plaats. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota’s ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan.
De hoofdlijn van de SVIR is dat het Rijk op het gebied van de ruimtelijke ordening terugtreedt en dat gemeenten en provincies op dit taakveld een meer prominente rol krijgen. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van nationale baten en/of lasten, internationale verplichtingen (bijvoorbeeld werelderfgoederen) of provincie cq. lands overschrijdende onderwerpen.
Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk.
Veldhoven maakt in de SVIR deel uit van de stedelijke regio Brainport Zuidoost-Nederland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
- Het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Brainport Zuidoost-Nederland door het optimaal benutten en waar nodig verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze gebieden via weg, water, spoor en lucht (o.a. uitvoering Programma Hoogfrequent Spoorvervoer);
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
- Het (internationaal) buisleidingennetwerk vanuit Rotterdam en Antwerpen naar Chemelot en het Ruhrgebied ruimtelijk mogelijk maken;
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV) over de grens.
Het beleid van het Rijk wordt geëffectueerd door het Barro en het Rarro.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, eerste tranche (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro vloeit voort uit de SVIR. Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wro (Spoedwet Wro; TK 32 821) wordt, naar aanleiding van het Raad van State-advies over het Barro, eerste tranche, de wettelijke grondslag voor het provinciaal medebewind en ontheffingen verbeterd. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State voorziet het Barro thans ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling : de regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro), welke uitwerking geeft aan enkele bepalingen in het Barro. In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om onder andere de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening en de toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober a.s. de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. De wijziging van het Barro gaat vergezeld van een wijziging van de Rarro.
Ten aanzien van het onderhavige plangebied is naast voormelde opgaven van nationaal belang voor de stedelijke regio Brainport Zuidoost-Nederland van belang de aanwijzing in de SVIR een deel van de A67 als traject met 2x3 rijstroken. Deze richtlijn is geen harde eis en kent enkel voor het wegvak tussen Geldrop en Eindhoven een vertaling als reserveringsgebied in het Rarro. Voor de A67 aansluitend aan het plangebied van dit bestemmingsplan is van een dergelijk reserveringsgebied geen sprake. Dit laat overigens onverlet dat uitbreiding van de A67 ongewijzigd mogelijk blijft na totstandkoming van dit bestemmingsplan.
Daarnaast is het plangebied gelegen in de aanvliegroutes van vliegveld Eindhoven, zoals geregeld in de Rarro. Hierdoor is sprake van te respecteren hoogtematen. Binnen het plangebied is grotendeels sprake van een bestaande situatie en in het uitbreidingsgebied worden de hoogtematen gerespecteerd.
Het bestemmingsplan past aldus binnen het rijksbeleid.
4.3 Provinciaal Beleid
4.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De SVRO is vastgesteld op 1 oktober 2010 en geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen. Een deel van het provinciale beleid uit de vigerende beleidsstukken is nog steeds actueel en blijft ongewijzigd. Ten deze relevante voorbeelden zijn het principe van concentratie van verstedelijking en zuinig ruimtegebruik. In de structuurvisie wordt hiervoor het principe van zorgvuldig ruimtegebruik geïntroduceerd.
Het merendeel van de ruimtebehoefte van bedrijven wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied. Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied.
De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende terreinen geschikt blijven of geschikt worden gemaakt voor de vestiging van bedrijven die hinder kunnen veroorzaken naar hun omgeving in de vorm van geluid-, stof-, geur- of verkeershinder en voor bedrijven met een extern veiligheidsrisico. Per locatie wordt de hoeveelheid ruimte met de daarbij horende inrichtingseisen, het uitgifteprotocol en de manier waarop dit wordt veilig gesteld, vastgelegd om conflicterende situaties te voorkomen. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden.
Onderhavig plan voorziet in de uitbreiding van ASML deels op gronden die reeds bestemd zijn voor bedrijfsmatige functies. Aangezien beschikbare ruimte die reeds bestemd is voor bedrijven een nieuwe invulling wordt gegeven is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Wat de uitbreiding van de bedrijfsfunctie op de thans als agrarisch gebied in gebruik zijnde gronden betreft kan worden vastgesteld dat dit een natuurlijke uitbreiding van het bestaande industrieterrein betreft direct gelegen aan de A67 en binnen als bestaand stedelijk concentratiegebied aangeduid gebied.
Zorgvuldig ruimtegebruik krijgt in het plangebied meerdere invullingen. In de planregels is de minimale kavelgrootte op 1.000 m² gesteld en is sprake van een minimaal bebouwingspercentage om oneigenlijk gebruik van het bedrijventerrein te voorkomen. Kleinschalige bedrijvigheid, die goed te mengen is met de woonfunctie, kan op deze wijze – naast het niet toestaan van lage milieucategorieën – worden geweerd.
Intensief ruimtegebruik is niet alleen het beter benutten van het platte vlak, maar ook juist van de hoogte én de diepte. Waar mogelijk is de bouwhoogte voor gebouwen verhoogd tot de voor de inrichting van ASML maximale hoogtemaat van 30 meter. In een deel van het plangebied is gekozen voor een hoogtemaat van 20 meter als uitgangspunt, die na afwijking met de bijbehorende belangenafweging kan worden verhoogd indien een concreet belang van ASML hiertoe aanleiding geeft. Aan de grenzen van het plangebied en daar waar sprake is van openbare wegen is een lagere hoogtemaat van 12 meter aangehouden (deels conform de bestaande hoogtemaat).
Het parkeren van werknemers en bezoekers op bedrijventerreinen legt een groot beslag op de beschikbare ruimte in het plangebied. Uit oogpunt van beeldkwaliteit en verkeersveiligheid wordt het parkeren op eigen terrein geëist. Binnen het bestemmingsvlak is overal de bouw van parkeervoorzieningen toegestaan en een deel van het bestemmingsgebied aan de A67 is hiervoor specifiek aangewezen. Op indirecte wijze wordt middels het stimuleren van alternatieve vervoerswijzen – door het aanleggen van hoogwaardig openbaar vervoer en kwalitatief hoogwaardige langzaam verkeersverbindingen – gepoogd ‘onnodige’ parkeerbehoefte te voorkomen in het plangebied.
4.3.2 Verordening ruimte 2012
Op 11 mei 2012 heeft Provinciale Staten de Verordening ruimte 2012 vastgesteld. Hierin legt de provincie een sterk accent op een meer duurzame inrichting van bedrijventerreinen en kantorenlocaties, waarbij bovendien zorgvuldig ruimtegebruik centraal gesteld wordt. Onder duurzaamheid wordt verstaan, dat zuinig met de ruimte wordt omgegaan, dat de inrichting van het bedrijventerrein bijdraagt aan de milieudoelstellingen van de provincie, dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan het aanzien (beeldkwaliteit) en dat de economische kwaliteit van het terrein optimaal is. Zuinig ruimtegebruik betekent ruimtelijk gezien dat de ruimte op bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties beter wordt benut, in het bijzonder door intensief en meervoudig ruimtegebruik.
In hoofdstuk 3 van de Verordening ruimte zijn regels betreffende zorgvuldig ruimtegebruik bij bedrijventerreinen en kantorenlocaties opgenomen. De navolgende bepalingen zijn in dit kader in het bijzonder relevant:
Artikel 3.6 Regels voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties
- 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een bedrijventerrein of een kantorenlocatie bevat een verantwoording over de wijze waarop:
- a. de afspraken die daaromtrent in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 12.4, onder c, zijn gemaakt, worden nagekomen;
- b. b. het beoogde netto ruimtebeslag zich verhoudt tot de afspraken genoemd onder a. en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
- c. c. door middel van regels zorgvuldig ruimtegebruik wordt bevorderd.
- 2. Onder harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties waarover een gemeente beschikt, die:
- a. wordt uitgedrukt in het netto ruimtebeslag van bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
- b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarbij de bestemming nog niet is verwezenlijkt.
- 3. De wijze waarop zorgvuldig ruimtegebruik bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt bevorderd, betreft in het bijzonder:
- a. de wijze waarop de inrichting van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
- b. voor zover van toepassing, regels inzake een doelmatige verdeling van het ruimtebeslag ten behoeve van bedrijven in de verschillende milieucategorieën;
- c. regels inzake de minimale omvang van de uit te geven bedrijfskavels;
- d. regels inzake een op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie aangepast bebouwingspercentage en bouwhoogte;
- e. regels welke beogen oneigenlijk ruimtegebruik, gelet op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie, tegen te gaan.
- 4. Onder oneigenlijk ruimtegebruik bedoeld in het derde lid, onder e, wordt voor wat betreft een middelzwaar en zwaar bedrijventerrein verstaan het gebruik voor:
- a. bedrijfswoningen;
- b. bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, tenzij deze direct verband houden met een of meer op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven en zoveel mogelijk geclusterd zijn gesitueerd;
- c. andere bedrijven dan bedoeld onder b en behorend tot de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van een bedrijf gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m².
Wat betreft de in artikel 3.6. lid 1 bedoelde verantwoording kan worden verwezen naar de notitie Regionale afspraken & programmering werklokaties Zuidoost-Brabant van 30 mei 2012 en de afspraken die op 13 juni 2012 zijn gemaakt door het Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost-Brabant en portefeuillehoudersoverleg SRE Ruimte/wonen en Economie. Op pagina 23 van de notitie wordt gewag gemaakt van de afspraak binnen SRE verband, dat vanwege een overcapaciteit geen nieuwe industrieterreinen worden ontwikkeld tenzij deze specifiek (op een kaart) hiervoor zijn aangewezen. De uitzondering op deze regel betreft de terreinen De Run 7000 en High Tech Campus Zuid. De Run 7000 wordt specifiek wordt gelabeld voor een eventuele uitbreiding van ASML, zowel voor als na 2020.
Van belang is verder dat bedrijventerrein Habraken noch het hergebruik van leegstaande panden op de Run een alternatief vormt voor de uitbreiding van ASML zoals deze in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat ASML een aaneengesloten bedrijfsterrein nodig heeft (hetgeen ook de overbouwingsmogelijkheid van de Run 6800 verklaart) om op het gewenste kwaliteits- en reinheidsniveau te kunnen werken. Vanaf de ontvangst van de onderdelen voor de door ASML te vervaardigen machines is sprake van een unieke reinheidsgraad, die enkel inpandig kan worden gegarandeerd. Vandaar dat het bedrijf wordt gekenmerkt door zeer schone opslag- en werkruimten, die via een separate infrastructruur aan elkaar zijn gekoppeld. Enkel op deze wijze kan van binnenkomend onderdeel tot gereed zijnde machine de noodzakelijke werkomgeving worden gegarandeerd. Vervoer van onderdelen of machines naar diverse separate locaties maakt een dergelijke werkwijze onmogelijk, zodat fysieke aansluiting bij de bestaande ASML inrichting noodzakelijk is. Gezien het unieke karakter van de ASML gebouwen is ook hergebruik van elders op de Run aanwezige bestaande gebouwen geen optie.
In de regels van onderhavig bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan voormelde artikelen 3.6 lid 3 en 3.7., waarmee onderhavig plan passend is binnen de Verordening ruimte 2012.
4.4 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Totaalontwikkelingsplan bedrijventerrein De Run (T.O.P. Run, 1999)
Bevordering van het investeringsklimaat, verdere groei van de werkgelegenheid en realiseren van toekomstwaarde van De Run voor bedrijfsleven en gemeente zijn belangrijke doelstellingen zoals opgenomen in het Totaalontwikkelingsplan bedrijventerrein De Run uit 1999. In dit plan wordt speciaal aandacht aan ASML besteed. De toekomstvisie van De Run biedt een kader dat beoogt een bijdrage te leveren aan vergroting van de particuliere investeringen en daarmee versterking van de werkgelegenheid op het bedrijventerrein. Het doelmatig benutten van beschikbare ruimte is belangrijk voor het efficiënt en effectief uitvoeren van bedrijfsactiviteiten. Intensivering van het ruimtegebruik kan ook plaatsvinden door meer gestapeld te bouwen.
De gemeente poogt middels voorliggend bestemmingsplan, hiervoor de juiste randvoorwaarden te scheppen.
4.4.2 Beleidsdocument intensief ruimtegebruik op bedrijventerreinen, 2005
Zorgvuldig en intensief ruimtegebruik speelt een belangrijke rol voor bedrijventerrein De Run. De Regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) heeft het Beleidsdocument “Intensief ruimtegebruik op bedrijventerreinen” in februari 2005 vastgesteld, als kader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Het document bevat generieke beleidsregels (waarvan in principe niet wordt afgeweken) en facultatieve beleidsregels (waarvan de gemeente wel kan afwijken) om intensief ruimtegebruik te stimuleren. In dit bestemmingsplan zijn met name de beleidsregels voor het planologische regime van belang, waarbij een checklist is ontworpen met intensiveringsopties.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt aan de generieke en facultatieve regels invulling gegeven.
4.4.3 A2-Zone, de geniale Brainportlocatie, Avenue De Hurk/De Run, 2006 - 2007
De regio Zuidoost-Brabant staat met Brainport voor een grote opgave. Om de positie als Brainport inhoud te geven en deze structureel planologisch verankeren heeft het SRE in dit kader een planvormingtraject ingezet onder de noemer “A2-zone”. In 2006 heeft dit geresulteerd in een “Ontwikkelingsvisie A2-zone”, die medio 2007 is uitgewerkt in een ontwikkelingsplan: “De geniale Brainportlocatie”. Deze plannen bieden een ontwikkelingskader om te groeien naar een economisch vitale toptechnologische regio, en te voldoen aan de ambitie om de A2-Zone het visitekaartje te maken van Brainport Eindhoven/Zuidoost-Brabant.
In de “Ontwikkelingsvisie A2-Zone” is de gewenste ontwikkelingsrichting bepaald van alle gebieden, die gezien vanaf de A2 het beeld en de verschijningsvorm van de regio Eindhoven bepalen. Hierbij zijn vier ontwikkellocaties benoemd. In “De geniale Brainportlocatie” is daar nog een herontwikkelingslocatie aan toegevoegd : Avenue De Hurk/De Run. Vooral de bedrijventerreinen De Hurk (gemeente Eindhoven) en De Run (gemeente Veldhoven) nemen een prominente plaats in langs de A2. Dit deel van de A2 is het meest verstedelijkt. De A2 is hier een ‘avenue’ waarlangs de maakindustrie zichzelf presenteert. Het belang van zichtbare aanwezigheid van de kennisintensieve maakindustrie voor Brainport is groot.
Aansluitend aan de A2 zone is gelegen de locatie van het MMC en ASML. De uitstraling het Máxima Medisch Centrum en ASML richting de A67 is goed. Het gaat hier om kwalitatief hoogwaardige bebouwing in een groene setting. De hoogbouw van ASML vormt een landmark voor de omgeving. Een verdere versterking heeft plaatsgevonden door uitbreiding van ASML met haar kantoorgebouwen langs de A67.
In paragraaf 4.4.7 wordt ingegaan op het recente document Brainport Avenue, criteria voor ruimtelijke kwaliteit, waarin voor de locatie - als een onderdeel van de Brainport Avenue - Criteria voor Ruimtelijke Kwaliteit worden geformuleerd als beoordelingskader voor bouwplannen in het gebied vanuit het perspectief van de naastgelegen snelweg A67.
4.4.4 Nota Economisch Beleid Veldhoven, 2007
De Nota Economisch Beleid Veldhoven – vastgesteld in februari 2007 – geeft een uitvoeringsgerichte visie op de economische ontwikkeling van de gemeente voor de lange termijn. In de visie wordt de economie gezien als een belangrijke drager van de stedelijke ontwikkeling. De lokale economie is de drager van de andere pijlers van de stad, de huisvestingsfunctie en de verzorgingsfunctie, die daardoor kunnen worden betaald.
Vooral bedrijven die hun producten buiten de regio afzetten – stuwende bedrijven – zijn hierbij van belang. De economie laat zich niet direct sturen door gemeentelijk beleid, maar de gemeente kan er wel zorg voor dragen dat de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd, waaronder bedrijven kunnen functioneren. Een actueel ruimtelijk toetsingskader vormt één van de randvoorwaarden. Een duurzame economische ontwikkeling is voor Veldhoven daarbij een belangrijke basisvoorwaarde. Duurzaamheid heeft hierbij niet alleen betrekking op ecologische waarden, maar zeker ook op sociale, culturele en economische waarden.
Deze strategische visie leidt onder meer tot de strategische doelstellingen om te komen tot een verbreding van de economische structuur en het meer profileren van Veldhoven, samen met de regio, als een belangrijke vestigingsplaats voor (medisch)technologische bedrijven.
Het bestemmingsplan levert een bijdrage aan het totaalpakket van een goed vestigingsklimaat.
4.4.5 Masterplan De Run Veldhoven, 2007
Het georganiseerde bedrijfsleven van De Run, het Veldhovens Industrieel Contact (VIC) en de Stichting Terrein Organisatie De Run (STOR) heeft samen met de gemeente het Masterplan bedrijventerrein De Run opgesteld. De Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) heeft de rol van procesmanager vervuld. In het document van augustus 2007 is het gezamenlijk ambitieniveau neergelegd ten aanzien van het terugdringen van het proces van veroudering van het bedrijventerrein De Run. Het doel van het masterplan is om van het bedrijventerrein De Run een modern en dynamisch bedrijventerrein te maken passend binnen de Brainport Zuidoost-Brabant.
Het bestemmingsplan sluit naadloos aan bij deze doelstelling.
4.4.6 Verkeerscirculatieplan Veldhoven, februari 2007
In het Verkeerscirculatieplan Veldhoven (VCP) is het mobiliteitsbeleid uitgewerkt met als doel om structurele en creatieve oplossingen te bieden voor de knelpunten. Het VCP is specifiek bedoeld om beleid vast te stellen op het gebied van de afwikkeling van het autoverkeer (wegennet), het fietsverkeer (fietsnetwerk) en het openbaar vervoer. Op hoofdlijnen worden tevens uitspraken gedaan over parkeren, verkeersveiligheid en leefbaarheid/milieu. Het VCP heeft als focus de periode tot 2015/2020. In het VCP wordt geanticipeerd op de verdere uitbreiding van ASML.
Aangegeven wordt dat de bereikbaarheid van wijken, buurten, bedrijfsterreinen en attractiepunten met de auto moet goed zijn. Grote delen van het hoofdwegennet zijn al aanwezig, maar de doorstroming is op sommige punten niet gegarandeerd, of dreigt in de toekomst te verslechteren De ambitie is om de bestaande en toekomstige autoverplaatsingen zo veilig, direct en betrouwbaar mogelijk af te wikkelen. De realisatie van een duurzaam veilige verkeersstructuur en de daarbij behorende vormgeving van het wegennet is daarbij uitgangspunt. De leefbaarheids- en doorstromingsproblemen in Veldhoven kunnen worden opgelost door uitbreiding van het hoofdwegennet. Een extra aansluiting op de A67 is nodig om de bereikbaarheidsproblemen op de aansluiting Kempenbaan-A2 op te lossen.
Geconstateerd kan worden dat de uitbreiding van ASML met name invloed heeft op de verkeersafwikkeling op de Kempenbaan. Voor de opwaardering van deze weg liggen concrete plannen voor, waarvoor de gemeente subsidiegelden heeft veiliggesteld. Het bestemmingsplan “Kempenbaan-Oost”, waarvan de vaststelling door de gemeenteraad inmiddels heeft plaatsgevonden, geeft de planologische basis voor de noodzakelijke werkzaamheden aan de Kempenbaan in de nabijheid van ASML en het MMC. De overige werkzaamheden aan de Kempenbaan inclusief de aansluiting hiervan op de A67 zullen hierop volgen in de tweede fase van dit project.
De samenhangend met de totstandkoming van dit bestemmingsplan te genereren BOVO (Bovenwijkse Voorzieningen) bijdrage van ASML aan de gemeente vormt een concrete financiële bijdrage overeenkomstig de extra belasting vanuit het plangebied aan de locale verkeersdruk.
Gezien de concrete planning voor de werkzaamheden aan voormeld deel van de Kempenbaan zal de uitvoering hiervan vooruitlopen op de (gehele) invulling van het uitbreidingsgebied van ASML. Hiermee is voldoende gewaarborgd dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare verslechtering van de locale verkeersafwikkeling.
Voor het overige kan worden verwezen naar paragraaf 5.10 waarin het aspect verkeer wordt beschreven.
4.4.7 Brainport Avenue, criteria voor ruimtelijke kwaliteit,
In het document Brainport Avenue, criteria voor ruimtelijke kwaliteit wordt de locatie genoemd als een onderdeel van de Brainport Avenue, omvattende de snelwegen in de stedelijke regio (A2/N2, A58, A50 en A67) en omliggende gebiedsontwikkeling zichtbaar vanaf de snelwegen.
Voor dit gebied is sprake van Criteria voor Ruimtelijke Kwaliteit gericht op de beleving vanaf de snelwegen aan de hand waarvan concrete plannen kunnen worden beoordeeld ter waarborging van samenhang en kwaliteitsniveau van de Brainport als geheel.
De bestaande bebouwing van ASML wordt gekenschetst als een hoogwaardige en klinische high-tech uitstraling. Het is hierbij voor de locatie de bedoeling dat de bebouwing zich prominent presenteert naar de snelweg, middels een stevige bebouwing en forse accenten. Om een dubbeloriëntatie te bereiken (op de Brainport Avenue en de lokale structuur) dient het bouwvolume te zijn opgebouwd uit een hoofdmateriaal, waarbij alle gevels bestaan uit gelijkwaardig materiaal. Indien sprake is van gestapelde bouwvolumes is het mogelijk dat de bouwvolumes verschillen in materialisatie. Kantoor en researchfuncties zijn (indien mogelijk) gesitueerd op de hoger gelegen verdiepingen, waarbij in zijn algemeenheid wordt gestreefd naar open gevels, met inkijk vanaf de snelweg. Tenslotte zijn grote reclamezuilen, vlaggenmasten e.d. niet toegestaan. Reclame-uitingen zijn onderdeel van het ontwerp van de gevel.
Het aldus indelen huidige en zomogelijk toekomstige ASML bedrijfsbebouwing ondersteunt de ambitie van Brainport om de zichtrelatie met de snelweg te realiseren.
4.4.8 Beeldkwaliteit in het plangebied
Het huidige complex van ASML bestaat uit een diversiteit aan bedrijfsgebouwen, waaronder kantoren, laboratoria, clean-rooms, parkeergebouwen en andere technische units. De gebouwen hebben een kwalitatief hoogwaardige uitstraling met heldere geometrische volumes, subtiel voor wat betreft de compositie en rijk qua materiaaltoepassing.
De grootste uitbreiding van het ASML bedrijfsterrein wordt ruimtelijk gescheiden van het bestaande complex door de aanwezigheid van De Run 6800 maar kan functioneel met elkaar verbonden worden door een aantal overbouwingen over De Run 6800.
Voor de locatie is zowel op regionaal alsook gemeentelijk niveau sprake van een nagestreefde beeldkwaliteit.
In 2010 is de notitie “Criteria voor ruimtelijke kwaliteit” voor de Brainportregio vastgesteld, waarin op hoofdlijnen de beeldkwaliteitsambities voor de zones langs het rijkswegennet in de Brainportregio zijn vastgelegd.
Door de gemeente Veldhoven is op basis van voormelde notitie zorggedragen voor de memo “Beeldkwaliteit – ASML 2012” van 13 november 2012, met hierin vervat een ambitieniveau voor de beeldkwaliteit, dat op hoofdlijnen heeft te gelden als het uitgangspunt voor de uitwerking van de toekomstige ASML gebouwen. Vanwege een mogelijke fasering in de ontwikkeling van het plangebied wordt sterk gestuurd op uiterlijke samenhang, e.e.a. middels een aantal heldere basisregels zoals opgenomen in voormelde memo :
- Er wordt gestreefd naar een kwaliteitsimpuls voor de beleving van het plangebied in de omgeving. In verband daarmee is een zorgvuldige detaillering en samenvoeging van gevelmaterialen tot een totaalbeeld een belangrijk uitgangspunt.
- Het gebruik van heldere geometrische volumes draagt bij aan een eenduidig stedenbouwkundig beeld en verkleint de kans op verrommeling.
- De gebouwen trekken qua volume en massa alle aandacht. De architectuur wordt bepaald door de hoofdvolumes, niet door toevoegingen. Qua expressie hoeven de gebouwen dus niet opvallend te zijn, maar vrijheid van vormgeving met een ingetogen architectuur van hoge kwaliteit wordt nagestreefd.
- De gebouwen kenmerken zich door een subtiele compositie, zorgvuldige detaillering en/of een bijzonder mooie materialisatie. Kenmerken van de architectuur is repetitie en ingetogenheid van de gevels.
- De verschijningsvorm van de gebouwen is gebaseerd op onderlinge samenhang, zodat het als één geheel herkenbaar is in de omgeving.
- De gebouwen worden alzijdig georiënteerd.
- Er worden drie loopbruggen of overbouwingen (passerelles) voorzien over De Run 6800 om de beide gebouwcomplexen aan weerszijde van deze weg met elkaar te verbinden. De Run 6800 en Runstraat is een belangrijke uitvalsroute naar het buitengebied, met name ook voor het recreatieve verkeer. In verband daarmee dienen de overbouwingen over De Run 6800 te worden vormgegeven als transparante en lichte elementen, zodat ze op een subtiele maar artistieke wijze bijdragen aan de beleving van deze poort van Veldhoven, van en naar het omliggende buitengebied.
- Overeenkomstig kleurgebruik geeft een belangrijke meerwaarde aan de herkenbaarheid van de functie en het huidige gebied. In verband daarmee worden de nieuwe gebouwen uitgevoerd in lichte tinten, met uitzondering van glasvlakken. Gebouwen met onderscheidende functies mogen in afwijkende kleurstellingen worden samengesteld.
- Er wordt gebruik gemaakt van duurzame materialen.
- Langs lange gevels aan de zijde van de A67 worden duidelijke accenten in hoogte en dichtheid aan het begin en als afsluiting van het plangebied nagestreefd.
- Het beeld langs de omliggende openbare wegen mag niet worden bepaald door geparkeerde auto’s, maar wel gebouwen en/of hoogwaardige inrichting van de buitenruimte en/of landschappelijke inrichtingselementen. Indien gebouwde parkeervoorzieningen worden gerealiseerd moeten ze zodanig worden ontworpen dat het beeld wèl wordt bepaald door de architectuur van de gebouwen cq. inrichting van de buitenruimte en niet wordt gedomineerd door geparkeerde auto’s.
Juridische regeling
Het juridisch deel van het bestemmingsplan (verbeelding en/of planregels) van dit bestemmingsplan is op onderstaande aspecten mede ingevuld vanuit het aspect beeldkwaliteit:
Bebouwingspercentage
Voldoende ruimte op een kavel voor een gebouw en tussen gebouwen geeft de mogelijkheid voor representatieve en herkenbare bedrijfsgebouwen. Anderzijds wordt gestreefd naar intensief ruimtegebruik. Parkeerkelders volledig onder maaiveld worden niet meegerekend in het bebouwingspercentage vanwege de ruimte en kwaliteit die het oplevert in het straatbeeld.
Hoogte, diepte en breedte
Een passende maatvoering voor een gebouw is mede afhankelijk van de plek waar het komt te staan. Door het opnemen van maatvoeringen zoals een bouwhoogte en bepalingen ten aanzien van het oppervlakte van een perceel, wordt een ruimtelijk niet passende ontwikkeling voorkomen. Ook ten aanzien van bouwwerken die geen gebouwen zijn, zijn maximale hoogten opgenomen.
Terrein-/erfafscheidingen
Terrein- en erfafscheidingen hebben effecten op het beeldkarakter van de openbare ruimte. De hoogte hiervan is bepaald zodat een samenhangend eenduidig beeld ontstaat.
Parkeren
Het streven is om straatbeeld niet te laten domineren door geparkeerde auto’s. Daarentegen zorgt (bezoekers)parkeren voor levendigheid en een bijdrage aan sociale veiligheid. Parkeren van personen- en vrachtwagens moet worden opgelost op eigen terrein. Parkeerplaatsen mogen aan de straatzijde liggen mits de parkeerplaatsen representatief worden ingericht. Een parkeeroplossing op of onder het gebouw zijn mogelijk gemaakt vanwege de ruimte en kwaliteit die het oplevert in het straatbeeld.
Buitenopslag
Buitenopslag geeft veelal een rommelig beeld en verhoogt het risico op brandgevaar en vandalisme. Buitenopslag is mogelijk, maar wordt beperkt toegestaan.
Reclame
Reclame kan afbreuk doen aan een representatief karakter. Reclamemasten zijn niet toegestaan, reclame dient onderdeel uit te maken van de gevel.
4.4.9 Vigerende bestemmingsplannen
De Run 6000 herziening ASML en De Run 6000 herziening ASML wijzigingsplan I, De Run 2008 en De Run 2008 herziening I en de Run 2008 herziening ASML I, Zonering bedrijventerrein De Run (ASML en omgeving).
Het plangebied is onder te verdelen in :
- het bestaande ASML terrein
- het in 2011 uitgebreide ASML terrein
- de thans aan de orde zijnde verdere uitbreiding van het ASML terrein.
Het bestaande ASML terrein is vervat in het bestemmingsplan “De Run 6000 herziening ASML” zoals vastgesteld op 13 februari 2007 en gedeeltelijk goedgekeurd op 2 oktober 2007. Binnen dit bestemmingsplan heeft het onderhavig plangebied de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. Op basis van de vigerende voorschriften is ter plaatse van het plangebied toegestaan een bebouwingspercentage van maximaal 80% en een maximale bouwhoogte van 30 meter.
Voor een klein deel van het plan “De Run 6000 herziening ASML wijzigingsplan I” vigerend. Dit wijzigingsplan (op basis van artikel 6 van het moederplan) is vastgesteld op 10 augustus 2010 en betreft het wijzigen van op de plankaart aangeduide bebouwingslijnen en het verschuiven van de bestemmingsgrens van de bestemming ’Bedrijfsdoeleinden’ over een afstand van 5 meter in de zuidelijke richting aan de zuid-/westzijde van het terrein.
Het in 2011 uitgebreide ASML terrein is vervat in het bestemmingsplan “De Run 2008 herziening ASML I” (vastgesteld op 27 september 2011) en heeft de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. Ter plaatse is een bebouwingspercentage van maximaal 80% en een maximale bouwhoogte van deels 30 meter en deels 20 meter toegestaan.
De gronden waarop thans een verdere uitbreiding van het ASML terrein is voorgenomen zijn vervat in het bestemmingsplan “De Run 2008” (vastgesteld op 30 juni 2008 en gedeeltelijk goedgekeurd op 17 februari 2009). Deze gronden hebben aldus de bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden’, ‘Verkeer’ en ‘Agrarisch gebied’. Binnen de bestemming bedrijfsdoeleinden is een bebouwingspercentage van maximaal 80% en een maximale bouwhoogte van 12 m van kracht. Binnen de Verkeersbestemming en de bestemming Agrarisch gebied is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
De herziening van bestemmingsplan De Run 2008 is vastgesteld op 16 december 2010. De aanleiding voor de onderhavige herziening is op de eerste plaats het goedkeuringsbesluit van de provincie van 17 februari 2009. Tevens is hierbij sprake van een aantal ambtshalve aanpassingen, deels op basis van na de vaststelling van het bestemmingsplan “De Run 2008” binnengekomen verzoeken.
Zoals hiervoor in paragraaf 3.4 beschreven zal tegelijkertijd met het onderhavige bestemmingsplan een ander bestemmingsplan in procedure worden gebracht met hierin vervat de nieuwe geluidzone rondom het uitgebreide ASML terrein, ter vervanging van het bestemmingsplan Zonering bedrijventerrein De Run (ASML en omgeving. Mocht deze nieuwe geluidzone niet tot stand komen dan zal de bestaande geluidzone blijven bestaan, waardoor echter de uitbreiding van ASML aan de overzijde van de Run 6800 vooralsnog niet zal kunnen plaatsvinden. Wel zullen deze gronden alsdan geschikt zijn voor reguliere bedrijvigheid als op bedrijventerrein de Run elders ook toegestaan.
Vergelijking onderhavig bestemmingsplan met de vigerende bestemmingsplannen
Het onderhavige bestemmingsplan beoogt een ongewijzigde vastlegging voor het bestaande ASML terrein en het in 2011 uitgebreide ASML terrein, een beperkte uitbreiding van het ASML terrein in de directe nabijheid van de bestaande inrichting en ten derde een wijziging van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden voor een verdere uitbreiding van het ASML terrein. Schematisch kunnen als belangrijkste wijzigingen worden vernoemd:
- 1. uitbreiding gebied bedrijfsbestemming;
- 2. mogelijkheid tot overbouwing De Run 6800;
- 3. aanpassing openbaar gebied / wegenstructuur De Run 6800;
- 4. uitbreiding geluidzone (middels separaat doch gelijktijdig bestemmingsplan).
Hoofdstuk 5 Planologisch Relevante (Omgevings)aspecten
5.1 Algemeen
In het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan dient aan diverse planologisch relevante aspecten aandacht besteed te worden. In dit hoofdstuk wordt per aspect aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan en waarom er geen belemmeringen zijn ten aanzien van dit aspect.
5.2 Duurzaamheid
Een ‘duurzame ontwikkeling’ van bedrijventerreinen is door de Stuurgroep Boegbeeld Duurzame Bedrijventerreinen van het Ministerie van Economische Zaken verwoord als: “De samenwerking tussen bedrijven onderling en met overheden op bedrijventerreinen, gericht op het verbeteren van het (bedrijfs-)economisch resultaat, de vermindering van de milieubelasting en een efficiënter ruimtegebruik”.
5.2.1 Milieuvoordelen
De provincie acht het van groot belang dat bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen van meet af aan wordt nagegaan, hoe de inrichting van die terreinen kan bijdragen aan het voorkomen en het verminderen van de milieubelasting. Het gaat er hierbij om dat er voor bedrijven optimale mogelijkheden worden gecreëerd voor het uitwisselen van (industriële) reststromen, zoals restwarmte, reststoffen, stroom en oppervlaktewater. Ook het gezamenlijk opwekken van (duurzame) energie, afvalmanagement en het inzetten op collectief vervoer zijn belangrijke aandachtspunten. Datzelfde geldt voor het multimodaal ontsluiten van bedrijventerreinen. Met name de ruimtelijke clustering van bedrijven uit de high-tech sector op De Run kan door het terugbrengen van transport de nodige milieuvoordelen opleveren.
Daarnaast wordt in het kader van het aspect luchtkwaliteit het gebruik van schoner vervoer gepromoot. In dat kader kan in eerste instantie gedacht worden aan carpooling en openbaar vervoer. Het openbaar vervoer is reeds aanwezig op het bedrijventerrein. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijkheden om vanuit de Kempen een P+R plaats te realiseren om carpooling, in de richting van De Run, te bevorderen. Op deze wijze wordt het aantal motorvoertuigen teruggebracht wat tevens positieve invloed zal hebben op de doorstroming van het verkeer op de Kempenbaan.
5.2.2 Beeldkwaliteit en beheer
Op de landschappelijke inpassing van bedrijventerreinen en de beeldkwaliteit van bedrijventerreinen en hun gebouwen dient meer nadruk te liggen. De hiervoor opgenomen paragraaf over de beeldkwaliteit geeft een duidelijke invulling aan de wens om de ruimtelijke kwaliteit en uitstraling te versterken. Zowel voor de bestaande als voor te ontwikkelen locaties worden duidelijke en reële eisen gesteld aan de beeldkwaliteit van gebouwen en het terrein. Tot slot wordt het van belang geacht dat – via adequaat beheer en kwaliteitsbewaking – bedrijventerreinen ook op termijn een aantrekkelijk werkmilieu blijven vormen.
5.2.3 Duurzame ontwikkeling op De Run
De aandacht voor een duurzame ontwikkeling is niet van alle tijden en heeft met name in de eerste decennia bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein De Run een ondergeschikte rol gespeeld. In de recenter ontwikkelde deelgebieden van het bedrijventerrein is de aandacht voor een duurzame ontwikkeling reeds onderdeel van de planvorming geweest.
De voorgaande duurzaamheidsaspecten hebben met name betrekking op het schaalniveau van het bedrijventerrein als geheel en de directe omgeving. In het geval van nieuwe ontwikkelingen of herontwikkelingen van bestaande kavels en gebouwen dient hieraan een vervolg te worden gegeven, door op het niveau van de bedrijfskavel de mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling en beheer te optimaliseren.
Hierbij kan worden gedacht aan :
- inrichting van de kavels en vormgeving bebouwing: een inrichting waarbij de mogelijkheden voor flexibel, compact en duurzaam bouwen worden geoptimaliseerd. Waar mogelijk wordt daarbij aangesloten op het convenant Duurzaam Bouwen van de regio Eindhoven;
- het optimaliseren van economische netwerken (kringlopen en productieketens) door een adequate segmentering;
- het benutten van ecologische netwerken: hergebruik van reststoffen, energie en water. Met name voor het hergebruik van regenwater (op kavelniveau) zijn goede kansen aanwezig;
- het benutten van multimodale mogelijkheden en optimaliseren van interne vervoersstromen op De Run door een strategische locatiekeuze;
- de optimalisatie van langzaam verkeersvoorzieningen op inrichtingsniveau ten behoeve van het woon-werkverkeer; aandacht schenken aan en voorwaarden scheppen voor duurzame, sociaal veilige en innovatieve exploitatie en beheer van het bedrijventerrein.
- In het Masterplan De Run Veldhoven is een initiatief genomen om onder andere deze aspecten onder het parkmanagement te brengen.
5.2.4 De implementatie van het begrip duurzaamheid in de bedrijfsvoering van ASML
Duurzaamheid is een van de speerpunten in de bedrijfsvoering van ASML. Het bedrijf heeft voor de periode 2010-2015 een duurzaamheidsstrategie vastgesteld, die voorzien is van concrete doelstellingen. Deze strategie richt zich op 4 domeinen: duurzame bedrijfsvoering, duurzame producten, een duurzame keten van toeleveranciers en een duurzame bedrijfscultuur.
In de doelstellingen ten aanzien van de duurzame bedrijfsvoering is een belangrijke doelstelling een (verdere) beperking van de CO2 footprint. In 2011 is deze met 63,8 kton aanzienlijk lager dan de doelstelling van 76,9 kton. Ondanks dat resultaat blijft ASML werken aan een verdere verbetering op dat gebied. Een ander belangrijk doel op dit vlak betreft de vermindering in het gebruik en de recycling van afvalstoffen. In 2011 werd voor de locatie in Veldhoven 70% van de reguliere afvalstoffen gerecycled. Ook op het terrein van de gevaarlijke stoffen worden steeds betere resultaten bereikt, waar 80% van de afvalstoffen wordt gerecycled. Een ander aspect betreft het beperken van het gebruik van grond- en hulpstoffen. Zo is de laatste jaren het waterverbruik met 6,5 % verlaagd.
ASML beschikt over een ISO 14001:2004 gecertificeerd milieuzorgsysteem. Dit milieuzorgsysteem is van toepassing op alle activiteiten en locaties van ASML wereldwijd, en draagt ertoe bij dat inspanningen worden gedaan om de milieugevolgen van de bedrijfsactiviteiten te minimaliseren en te beheersen.
De machines die ASML produceert verbruiken forse hoeveelheden elektrische energie. Het verbeteren van de energie-efficiency van die machines is één van de doelstellingen van de duurzaamheidsstrategie. De ontwikkeling van de nieuwste generatie EUV-machines (extreme ultraviolet) zorgen ervoor dat, ondanks een toenemende productiviteit, de klanten van ASML op een meer energie-efficiënte manier chips kunnen produceren.
ASML stimuleert haar partners om ook in hun productieprocessen doelstellingen ten aanzien van duurzaamheid te integreren en mee te werken aan het realiseren van die doelstellingen. In dat verband stimuleert ASML dat de toeleveranciers zich aansluiten bij de duurzaamheidscriteria zoals die zijn opgesteld door de Electronic Industry CitizenshipCoalition (EICC).
Tot slot kan worden vermeld dat medewerkers van ASML als vrijwilligers medewerking verlenen aan lesprogramma’s op scholen om de jeugd te inspireren om te kiezen voor technische opleidingen in het vervolgonderwijs. In dat verband kan tevens de ASML foundation worden genoemd die wereldwijd initiatieven ondersteunt gericht op educatie.
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
In de bestemming ‘Bedrijventerrein’ wordt de reguliere bedrijvigheid als gebruiksvorm mogelijk gemaakt, conform de standaard van de gemeente Veldhoven. In de nadere detaillering is aansluiting gezocht bij de specifieke situatie van het bedrijf ASML. De vestiging van detailhandel is ingeperkt tot ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten. Detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan.
5.3.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Milieugevoelige functies in de nabijheid van het bedrijventerrein leggen beperkingen op aan de activiteiten die bedrijven kunnen ondernemen. Om een balans te vinden tussen de ontplooiingsmogelijkheden van bedrijven en een aangenaam leef- en woonklimaat in het aangrenzende gebied van het bedrijventerrein is aan de planregels een ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ gekoppeld gebaseerd op de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’.
Zonering gebeurt aan de hand van een categorie-indeling. Bedrijven zijn op basis van hun activiteit(en) in categorieën ingedeeld, waarbij de categorie is gekoppeld aan een afstand die aangehouden dient te worden tot milieugevoelige functies. Bepalend voor de categorisering is het meest hinderlijke milieuaspect bij de bedrijfsactiviteit(en) – geluid, gevaar, geur, visueel, verkeer en stof – hetgeen resulteert in de zogenaamde ‘grootste afstand’. De grootste afstand is de afstand die tot de dichtstbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen om milieuhinder te voorkomen.
Uit specifiek milieuonderzoek in het kader van het milieuvergunningtraject kan blijken dat de grootste afstand voor het betreffende bedrijf kleiner is, bijvoorbeeld door de omvang en/of aard van de activiteiten en/of technische vooruitgang.
5.3.2 Bedrijventerrein met een beperkte milieulast
Het ruimtelijke beleid van de gemeente Veldhoven beoogt voor het bedrijventerrein de Run een beperkte milieulast, maximaal milieucategorie 3 met de grootste afstanden 50 of 100 meter, dus de milieucategorieën 3.1 en 3.2. Het gemengde functionele karakter van het bedrijventerrein en de gewenste hoogwaardige ruimtelijke uitstraling liggen ten grondslag aan deze beleidskeuze.
Wat de inrichting van ASML betreft is vanwege de toegenomen omvang hiervan inmiddels echter sprake van een inrichting milieucategorie 4. Bestudering van de op actuele VNG gegevens gebaseerde staat van inrichtingen leidt tot de indeling van ASML als bedrijf gericht op de vervaardiging van machines en apparaten met een oppervlakte groter dan 2000 m² (SBI 2008 indeling 27, 28, 33). Dit betreft een bedrijf in de categorie 4.1., waarvan de hinderafstanden bedragen geur 50 meter, stof 30 meter, geluid 200 meter, gevaar 30 meter.
Het hierbij meest relevante hinderaspect betreft “geluid” met een afstand van 200 meter. Vanwege de om de inrichting van ASML gelegen geluidzone is het aspect geluid bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van ASML als categorie 4.1. bedrijf echter aan heel concrete eisen gebonden, waarbij veel kleinere afstanden dan de reguliere 200 meter gelden. Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat ASML ook in een grotere omvang als specifiek categorie 4.1. bedrijf ter plaatse aanvaardbaar is.
Overige bedrijvigheid in milieucategorie 4 zijn hier niet toegestaan ter voorkoming van eventuele milieuhinder in de toekomst. Een afwijkingsmogelijkheid voorkomt een te rigide toepassing van dit uitgangspunt. De afwegingsprocedure – of het bedrijf naar aard, milieuhinder of ruimtelijke impact vergelijkbaar is – zal plaatsvinden bij aanvraag omgevingsvergunning.
Het beleid van provincie en regio is er verder op gericht dat bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 goed in te passen zijn in gemengde stedelijke gebieden en/of woonwijken.
Het vorenstaande leidt ertoe dat in dit bestemmingsplan alleen bedrijven in de milieucategorie 3 en de specifieke bedrijvigheid in milieucategorie 4.1. als hiervoor beschreven zijn toegestaan.
5.3.3 Geluidszonering van ASML
Voor wat betreft de geluid(zonering) wordt verwezen naar paragraaf 5.11.
5.4 Cultuurhistorie
In het kader van het bestemmingsplan ‘De Run 6000 – ASML’ is onderzoek gedaan door IJzerman & Van Spréw (“Archeologie, Veldhoven, Run 3000, Run 4000, Run 5000, Run 6000 en het ziekenhuis”, 22 maart 2006). Op basis van de geraadpleegde bronnen en terreinbezoek heeft het bureau geconcludeerd, dat cultuurhistorische waarden niet voorkomen binnen de bestaande inrichting van ASML.
In het kader van het bestemmingsplan ‘De Run 2008’ is onderzoek gedaan door IJzerman & Van Spréw voor het gehele bedrijventerrein de Run betreffende zowel archeologie alsook cultuurhistorie. De resultaten en adviezen hiervan zijn vervat in drie onderzoeksrapporten van januari 2006, maart 2006 én mei 2007.
Op basis van laatstgenoemd onderzoek kan wat betreft cultuurhistorisch waardevolle bebouwing worden opgemerkt, dat in het plangebied zich geen rijksmonumenten bevinden. Wat betreft de historische geografie kan worden opgemerkt, dat in het landschap door de eeuwen heen een verzameling van lijnen en vlakken is achtergelaten: infrastructuur, waterstaatkundige werken, bosschages, verkavelings- en nederzettingspatronen. Deze zichtbare structuren ontlenen hun waarde aan herkenbaarheid en samenhang. De historische lijnelementen zijn alle wegen en zijn gecategoriseerd als een redelijk hoge waarde. Het betreffen de oude verbindingswegen van Veldhoven met het buitengebied in noord-zuidelijke richting. Wegverbeteringen en andere moderne ontwikkelingen hebben de cultuurhistorische waarde wel sterk aangetast. Behoud van deze structuren is gewenst.
Het deelgebied De Run 7000 (waar de grootste uitbreidingslocatie van ASML is gelegen) is nog niet volledig in gebruik als bedrijventerrein. Dit deelgebied maakt van oudsher deel uit van een complex van nederzettingen, esdekken en beken. Tegenwoordig is van de kenmerkende samenhang tussen de nederzettingen, paden, akkers, weide en water door de uitbreiding van stad en infrastructuur weinig tot niks meer zichtbaar. De structuur van dit deelgebied wordt grotendeels bepaald door De Run 6800, Heiberg en Heerseweg. De Run 6800, het westelijke deel van de Heiberg en de Heerseweg zijn aangemerkt als lijnen van ‘redelijk hoge historisch geografische waarde’. Naast dit wegenpatroon is vooral de grote verscheidenheid aan grondgebruik kenmerkend voor het gebied. Opvallend zijn de soms abrupte hoogteverschillen tussen sommige percelen. Deze verschillen zijn vermoedelijk veroorzaakt door kleinschalige afgraving of ophoging. Op de historische kaart van rond 1900 is te zien dat het gebied op de grens ligt tussen het kleinschalige beekdallandschap en het open akkergebied.
Voor het deelgebied zijn de volgende denkrichtingen meegegeven, waarbij de cultuurhistorische potenties als uitgangspunt zijn genomen:
- Van De Run 7000 wordt het gebiedskarakter nu bepaald door het wegenpatroon. Gebruik dit bestaande (historische) wegenpatroon als basis voor de nieuwe infrastructuur.
- De grote verscheidenheid van grondgebruik duidt op een afwisselend landschap. Delen van het gebied waren circa 100 jaar geleden ook kleinschalig van opzet en andere delen waren in die periode grootschaliger en open. Richt het gebied in met afwisselend kleinschalige gesloten percelen en deels als open gebied.
- Een manier om de relatie van het gebied met zijn omgeving te versterken is het creëren van zichtrelaties.
5.5 Archeologie
5.5.1 Archeologie beleid
Onder invloed van het Verdrag van Malta en de herziene wetgeving is per 1 september 2007, de rol van de gemeente essentieel is geworden binnen het archeologietraject. Gemeenten dienen op basis van de Monumentenwet hun verantwoordelijkheid voor het eigen archeologisch erfgoed te nemen. Om praktisch invulling te geven aan deze veranderingen is door de gemeente een nota archeologische monumentenzorg opgesteld, met hierin beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed. Dit beleid sluit aan op de Monumentenwet en zorgt ervoor dat archeologie vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces wordt ingebracht.
Het landelijk geldende `verstoorder-betaalt-principe` betekent dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief verplicht is zorg te dragen voor adequaat beheer en behoud van het archeologische erfgoed. Hieruit vloeit voort dat de gemeenten zelf bij bodemingrepen archeologische, economische en maatschappelijke belangen tegen elkaar moet afwegen en dat initiatiefnemers de kosten voor archeologisch onderzoek voor hun rekening dienen te nemen.
De Nederlandse Monumentenwet en de daarbij horende beleidsregels gaan uit van een goed beheer van het archeologisch erfgoed. Behoud in situ, dat wil zeggen op zijn plek in de grond, is daarbij het uitgangspunt. Omdat er in Veldhoven veel ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden is behouden in situ niet altijd mogelijk.
In dat geval zal de bodem onderzocht dienen te worden op archeologische sporen en zullen archeologische waarden gedocumenteerd en ex situ behouden moeten worden.
Archeologisch onderzoek is overigens niet altijd en overal noodzakelijk. Wanneer duidelijk is en aannemelijk kan worden gemaakt dat er geen archeologische sporen meer in de bodem kunnen zitten, denk hierbij aan verstoring van de bodem door recente bebouwing, ontgrondingen of kabels en leidingen, dan is archeologisch onderzoek onnodig.
De Monumentenwet biedt gemeenten de mogelijkheid om op het gebied van de archeologie op hun grondgebied eigen keuzes en 'speerpunten' aan te geven. Deze keuzen dienen wel te zijn afgestemd op de minimum eisen van de provincie Noord-Brabant en de richtlijnen van het Rijk. De gemeente Veldhoven gaat bij het opstellen van het eigen archeologiebeleid uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van het Rijk. Met behulp van onderzoeksresultaten van voorgaande archeologische onderzoeken, de data uit Archis II van de RACM, historische kaarten en vondstmeldingen van locale amateur-archeologen en regionale deskundigen is deze provinciale kaart op enkele punten geactualiseerd en bijgesteld. Deze data zijn samengevat op een digitale kenmerkenkaart. De archeologische beleidskaart is afgeleid van deze kenmerkenkaart. Op de Veldhovense archeologische beleidskaart staat aangegeven welke archeologische beleidsregels gelden voor :
- terreinen met een hoge of zeer hoge archeologische waarde;
- beschermde archeologische monumenten;
- terreinen van archeologische betekenis;
- zones zonder of met een lage archeologische verwachting;
- zones met hoge archeologische verwachting.
Met behulp van het bovengenoemde informatiesysteem en de beleidskaart heeft de gemeente bij ruimtelijke ordeningsprocedures een overzicht bij de hand van de archeologische verwachting van een locatie en de aard ervan. Hierdoor kunnen sneller beslissingen worden genomen en kan de archeologie in een vroeg stadium van het RO-proces worden meegenomen.
5.5.2 Bedrijventerrein De Run
In het kader van het bestemmingsplan ‘De Run 6000 – ASML’ is onderzoek gedaan door IJzerman & Van Spréw (“Archeologie, Veldhoven, Run 3000, Run 4000, Run 5000, Run 6000 en het ziekenhuis”, 22 maart 2006). Ten aanzien van archeologie heeft het bureau IJzerman & Van Spréw op basis van de eerdergenoemde bronnen, een terreinbezoek en overleg met de provincie Noord-Brabant onder andere geconcludeerd dat het onderzochte gebied een lage indicatieve archeologische verwachtingswaarde heeft. Aangezien De Run 6000 grotendeels bebouwd is en voorzien van infrastructuur en een lage indicatieve archeologische verwachtingswaarde heeft, is de kans op het aantreffen van archeologische sporen zeer klein. Wanneer in de toekomst graafwerkzaamheden in het plangebied worden gepland hoeft hieraan voorafgaand geen archeologisch veldonderzoek te worden uitgevoerd. Dit geldt eens te meer nu op basis van de Nota archeologische monumentenzorg Veldhoven en bijbehorende Beleidskaart archeologie gemeente Veldhoven archeologisch onderzoek voor het te ontwikkelen gebied enkel vereist indien het een ontwikkeling van 10.000 m² of groter betreft.
In het kader van het bestemmingsplan ‘De Run 2008’ is onderzoek gedaan door IJzerman & Van Spréw voor het gehele bedrijventerrein de Run betreffende zowel archeologie alsook cultuurhistorie. De resultaten en adviezen hiervan zijn vervat in drie onderzoeksrapporten. Het onderzoeksrapport van januari 2006 omvat onder meer het deelgebied De Run 7000, waarbinnen is gelegen het thans als agrarisch gebied in gebruik zijnde deel van het plangebied. Voor wat betreft de vermoedelijk onverstoorde delen werd geadviseerd om middels karterend bodemonderzoek in kaart te brengen, waar nog sprake is van intacte bodemprofielen. Door bureau Bilan is vervolgens het voorgestelde karterend bodemonderzoek aan de hand van boringen verricht, waarbij geen relevante archeologische indicatoren zijn aangetroffen. In deelgebied De Run 7000 zijn ook geen archeologische monumenten of vondsten bekend.
Op basis van de Nota archeologische monumentenzorg Veldhoven en bijbehorende Beleidskaart archeologie gemeente Veldhoven heeft het uitbreidingsgebied ASML voor een klein gedeelte een hoge verwachtingswaarde en is het overigens als beekdal aangeduid. Op basis hiervan wordt in het onderhavige bestemmingsplan middels een dubbelbestemming - die bouwen en het uitvoeren van werken verbied, tenzij de archeologische waarden zijn veilig gesteld - bescherming geboden aan de nog niet verstoorde gronden.
Aldus kan worden geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
5.6 Milieukundige Bodemkwaliteit
5.6.1 Bodembeleid en bodembeheersplan
Een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk mag niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.
Op 16 april 2002 is door Burgemeester en Wethouders het Bodembeheerplan Veldhoven en de daarbij behorende ‘Bodemkwaliteitskaart’ vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart wordt periodiek geactualiseerd. Op basis van de bodemkwaliteitskaart is de gemiddelde bodemkwaliteit in Veldhoven vastgesteld. De gemeente Veldhoven is onderverdeeld in 9 deelgebieden, waarbij voor elk deelgebied de gemiddelde kwaliteit van de bovengrond (maaiveld -0,5 m - mv), van de ondergrond (0,5 - 2,0 m - mv) en van het grondwater is vastgesteld.
Voor het plangebied geldt dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de functies, waarvoor de bodem gebruikt kan worden. De achtergrondgehalten, die op basis van de bodemkwaliteitskaart in het plangebied zijn aangetoond, vormen geen belemmering voor de bodemgebruikswaarde III waartoe huidig gebruik en eventuele ontwikkelingen in het plangebied worden gerekend. Het is mogelijk dat op perceelsniveau in het plangebied puntbronnen aanwezig kunnen zijn, die de vastgestelde achtergrondgehalten van de ‘Bodemkwaliteitskaart’ overschrijden. Deze puntbronnen dienen middels handhaving op voorschriften uit de omgevingsvergunning (WABO), Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) of Wet Bodembescherming (Wbb) aangepakt te worden. Bij sanering dienen terugsaneerwaarden aangehouden te worden die overeenkomen met de gemiddelde achtergrondconcentraties zoals vastgesteld in de actuele ‘Bodemkwaliteitskaart’.
Indien een omgevingsvergunning wordt aangevraagd zal door het Bevoegd Gezag worden bezien in hoeverre middels bodem- en grondwateronderzoek de geschiktheid van de locatie voor bebouwing dient te worden aangetoond.
5.6.2 Concreet bodemonderzoek binnen plangebied
Nu het bestaande ASML terrein en het uitbreidingsgebied van ASML in de directe nabijheid hiervan feitelijk als bedrijfslocatie in gebruik zijn, is in aanvulling op het in paragraaf 5.6.1 bepaalde het in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan uitvoeren van bodemonderzoek aldaar niet aan de orde.
Voor het thans als agrarisch gebied in gebruik zijnde uitbreidingsgebied van het ASML terrein is wel sprake van een recent verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 (de locatie aan de Run 6816 inclusief het achterliggende grasland) vervat in de rapportage van ABO-Milieuconsult BV d.d. 26 augustus 2011 (rapport ANL 11-1310) welke als in Bijlage 3 is opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat plaatselijk in het grondwater een matig verhoogd gehalte aan koper aanwezig is. Bij heranalyse werd het gehalte bevestigd. Dit wijst er op dat er een antropogene bron van bodemverontreiniging aanwezig is, welke nog nader onderzoek behoeft.
In een mengmonster van de grond werd een matig verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Bij analyse van de separate monsters uit het mengmonster werd maximaal een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Dit betekent dat de matig verhoogde gehalten aan PAK sporadisch voorkomen.
Overigens zijn slechts licht verhoogde gehalten aan diverse parameters aangetroffen in de grond en het grondwater.
De gesteldheid van de vaste bodem en het matig verhoogde gehalte aan koper in het grondwater vormen geen belemmering voor de toekomstige bestemming of voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Er bestaat wel een aandachtspunt, omdat wanneer het nodig is om grondwater op te pompen er rekening mee dient te worden gehouden, dat de aangetroffen verontreiniging in het plangebied mogelijk een uitloper is van een geval van ernstige bodemverontreiniging elders. Deze mag niet verplaatst of verminderd worden zonder daarvan melding te maken bij de provincie. Als dit aan de orde zou zijn dan dient in dit kader eerst een nader onderzoek uitgevoerd worden.
5.7 Kabels En Leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen – hoofd(transport)leidingen – gelegen, waarvoor een juridisch-planologische regeling in het bestemmingsplan dient te worden opgenomen.
5.8 Natuur
5.8.1 Soortenbescherming
In Nederland komen circa 36.000 dier- en plantensoorten voor. Ongeveer 500 soorten krijgen bescherming van de Flora- en Faunawet, die is bedoeld om soorten te beschermen, niet individuele planten of dieren. Het gaat erom dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het ‘nee, tenzij’- principe). Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod om planten te plukken.
Het bureau IJzerman en Van Spréw heeft in februari 2006 een quickscan uitgevoerd voor de deelgebieden De Run 2000, 4000, 6000 en 7000. Het plangebied is onderzocht op beschermde planten- en diersoorten. In het onderzoek zijn de deelgebieden individueel beschreven ten aanzien van de flora en faunasoorten.
In het algemeen wordt geconcludeerd, dat in het gebied geen beschermde flora- en faunasoorten voorkomen. In het plangebied is geen beschermde flora aangetroffen. Het plangebied en directe omgeving is wel geschikt als leefgebied van vleermuizen (zwaar beschermd, lijst 3), als verblijfplaats, fourageergebied en vliegroute! Dit betreft de bomenrij Heiberg en het talud met bomen / begroeiing langs de A67. Ook de bestaande bebouwing is mogelijk verblijfplaats van vleermuizen. Daarnaast komen er beschermde faunasoorten uit de zogenaamde lijst 1 AMvB artikel 75 – algemeen voorkomende soorten – voor in het plangebied, waarvoor een afwijkingsmogelijkheid (voorheen vrijstelling) van de verbodsbepalingen geldt, mits aan de zorgplicht wordt voldaan.
In het onderzoek zijn voor het plangebied de volgende relevante adviezen opgenomen met betrekking tot projectplanning, werkzaamheden en kansen:
- ter voorkoming van het verstoren van broedende vogels wordt aangegeven de grond- en kapwerkzaamheden in het najaar (tussen juli en maart) te verrichten. Het verstoren van broedende vogels is verboden conform de Flora- en faunawet. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend.
- ter voorkoming van kolonisatie van braakliggende bouwterreinen door de rugstreeppad wordt aangeraden om geen open wateren of poelen te maken in de voortplantingsperiode (april tot en met juni) van de rugstreeppad.
- Wanneer in de toekomst van eventuele ruimtelijke ontwikkelingen sprake is in deelgebied De Run 7000 is nader onderzoek naar beschermde hogere planten en vaste verblijfslocaties van vleermuizen noodzakelijk. Deze zijn op basis van de quick-scan niet uit te sluiten.
- Bij sloop van huidige bebouwing of het voornemen om bomenrij en/of begroeiing Heiberg of talud te rooien moet nader onderzoek worden verricht naar mogelijke verstoring op verblijfplaats, fourageergebied en vliegroutes.
Het bureau Natuurbalans heeft in juni 2007 een quick-scan uitgevoerd in aanvulling op de onderzoeken van IJzerman en Van Spréw. In het onderzoek is tevens aandacht besteed aan gebiedsbescherming. In dit onderzoek zijn voor het plangebied de volgende relevante adviezen op-/ overgenomen met betrekking tot projectplanning en werkzaamheden : - Met name binnen locatie De Run 7000 bestaat de kans op aanwezigheid van verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen. Voorafgaand aan voornemen tot sloop van gebouwen dienen potentiële verblijfplaatsen op aanwezigheid van vleermuizen gecontroleerd te worden. Aanwezigheid van potentiële verblijfbomen wordt niet verwacht, maar valt niet volledig uit te sluiten. Indien voorzien is om dikkere bomen met holten of spleten te kappen, dienen deze eerst gecontroleerd te worden op aanwezigheid van vleermuizen. Indien ze aanwezig zijn mag er niet worden gesloopt noch gerooid.
- Gedurende het broedseizoen geniet elk bewoond nest bescherming krachtens de Flora- en faunawet. Verstoring van broedgevallen is niet toegestaan. Ontheffing op verstoring ervan wordt slechts bij hoge uitzondering verleend. Veelal is er het alternatief om de werkzaamheden uit te stellen tot na de broedperiode van aanwezige soorten. Wel is het toegestaan om te voorkomen dat vogels tot broeden komen, maar maatregelen hiervoor moeten worden uitgevoerd voordat vogels tot broeden komen.
Het bureau Natuurbalans heeft in december 2009 een rapportage verzorgd van een “Quickscan beschermde en bedreigde flora en fauna” voor de gehele gemeente Veldhoven. Hierin kwam uiteraard ook het betreffende plangebied aan de orde, zijnde aangeduid als “bebouwing”. Binnen deze begrenzing zijn de natuurwaarden beperkt vanwege de sterke menselijke invloeden, waardoor natuurlijke omstandigheden nagenoeg ontbreken. Toch komen ook binnen deze zone zwaarder beschermde soorten voor, zoals vleermuizen. Waardevolle objecten voor deze soorten bestaan vooral uit oude gebouwen, kerken en groene structuren zoals lanen en parken die van belang zijn als vliegroutes en foerageergebied. Ook parken of lanen met oude bomen kunnen van betekenis zijn als verblijfplaats voor boombewonende soorten. Op pagina 46 wordt onder par. 7.1.5. de Run beschreven zowel qua natuurwaarden alsook qua consequenties waarmee rekening gehouden moet worden bij uitvoering van de plannen voor De Run.
5.8.2 Gebiedsbescherming
Om de zeer gevarieerde en rijke natuur van de Europese Unie te behouden en te beschermen heeft de EU het initiatief genomen voor Natura 2000 : een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van haar lidstaten. Het netwerk omvat onder andere de gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979), de Habitatrichtlijn (1992) en de natuurmonumenten. Deze richtlijnen zijn in Nederland geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (op 1 oktober 2005 gewijzigd in werking getreden).
In voornoemde quick-scan flora en fauna van bureau IJzerman en Van Spréw van februari 2006 en de opvolgende quick-scan van bureau Natuurbalans van juni 2007 is tevens aandacht besteed aan gebiedsbescherming en zijn onderstaande adviezen opgenomen : Het plangebied ligt niet binnen de Provinciale Groene Hoofdstructuur (GHS) of binnen de begrenzing van een Natura 2000-gebied. Wel bevindt het zich nabij het plangebied van de beekloop van de Run, die onderdeel uitmaakt van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux. De beekloop van de Run is aangewezen vanwege de aanwezigheid van drijvende waterweegbree. Zolang er geen negatieve invloeden ontstaan op de waterkwaliteit van de Run leidt de geplande (her)ontwikkelingen op het bedrijventerrein niet tot schadelijke gevolgen op het Natura 2000-gebied. Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet is hiermee niet aan de orde.
5.8.3 Concreet onderzoek binnen plangebied
Nu het bestaande ASML terrein en het uitbreidingsgebied van ASML in de directe nabijheid hiervan feitelijk als bedrijfslocatie in gebruik zijn, is in aanvulling op het in paragraaf 5.8.1 en 5.8.2 bepaalde het in het kader van de totstandkoming van het onderhavige bestemmingsplan uitvoeren van concreet onderzoek niet aan de orde.
Voor het thans als agrarisch gebied in gebruik zijnde uitbreidingsgebied van het ASML terrein is in februari 2012 door bureau Arcadis uitgevoerd een onderzoek “Quickscan natuurwetgeving ASML terrein Heiberg” (rapportage 26 juni 2012), welke als Bijlage 4 is opgenomen bij onderhavige toelichting. Onderzocht zijn de gevolgen van de realisatie de uitbreiding van het ASML bedrijfsterrein, waarbij de exacte inrichting nog niet bekend is. Bij de beoordeling van de effecten is wel uitgegaan van een mate van bebouwing uiteindelijk zoals binnen de bestaande inrichting zich ook voordoet alsmede de volgende randvoorwaarden : er worden geen sloten gedempt, geen bomen gekapt, geen bebouwing gesloopt en het talud blijft behouden.
Uit de effectbeoordeling en toetsing aan de Flora- en faunawet blijkt dat, mits onderstaande mitigerende maatregelen worden getroffen, er als gevolg van de ingreep op de planlocatie geen sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Er hoeft om die reden geen nader onderzoek te worden uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten.
Broedvogels
Verstoring van broedvogels dient voorkomen te worden door de werkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode van vogels (buiten de periode 15 maart – 15 juli).
Vleermuizen
Verstoring van de bomenlaan en begroeide talud, die mogelijk dienst doen als foerageergebied en vliegroute van vleermuizen, kan voorkomen worden door tijdens de werkzaamheden en op de toekomstige parkeerplaats vleermuisvriendelijke verlichting te gebruiken, zoals de ‘bat-lamp’.
Tabel 1-soorten (zoogdieren en amfibieën)
Voor ingrepen in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is vrijstelling verleend voorovertreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van algemeen beschermde soorten. Een ontheffingsprocedure behoeft niet doorlopen te worden voor de verstoring van de vastgestelde te verwachten tabel 1-soorten binnen het projectgebied. Wel dient in alle gevallen de Algemene Zorgplicht in acht te worden gehouden.
Gelet op de omvang van de ingreep is het in het kader van de Algemene Zorgplicht noodzakelijk om maatregelen te treffen om verstoring een aantasting van leefgebied te beperken te beperken, zijnde :
- het gefaseerd (vanuit het oosten in westelijke richting) uitvoeren van werkzaamheden zodat zoogdieren en eventueel amfibieën de mogelijkheid hebben om zelfstandig het gebied te verlaten.
- om de functionaliteit van de waterlopen en aangrenzende oeverzones als leefgebied voor amfibieën te behouden, dienen oeverzones langs de wateren behouden te blijven. Om die reden dient langs de waterlopen een strook van minimaal 2 meter in tact te worden gelaten.
In aanvulling op deze laatste overweging kan worden opgemerkt dat om de natuurwaarden voor amfibieën en vissen te handhaven geen vervuild water op de sloten mag worden afgevoerd. Dus het water van parkeerplaatsen waarin olie, strooizout, etc zit, mag niet via de bestaande sloten worden afgevoerd. Wel schoon regenwater, zoals van dakoppervlak etc. Hiermee zal bij de verdere planvorming rekening gehouden dienen te worden.
5.8.4 Conclusie
Ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt hebben geen nadelig effect op de aanwezig natuurwaarden in het plangebied. Hierbij dienen wel voormelde zorgplicht en aandachtspunten in acht genomen te worden, uitgaande van handhaving van de bestaande elementen en uitvoering van de benodigde mitigerende maatregelen, zoals hiervoor beschreven.
5.9 Water
Wat waterhuishouding betreft kan onderscheid worden gemaakt tussen kenmerken :
- binnen het gehele plangebied
- van het bestaande ASML terrein
- van het in 2011 uitgebreide ASML terrein
- van de thans aan de orde zijnde verdere uitbreiding van het ASML terrein.
Voorafgaand aan deze inhoudelijke aspecten is het waterbeleid weergegeven.
5.9.1 Waterbeleid
Het waterbeleid gaat van Europees niveau via rijks-, provinciaal en waterschapsbeleid naar gemeentelijk beleid. De rode draad in deze beschrijving is de noodzaak tot het doorlopen van de watertoets en de daarin verplichte aspecten.
5.9.2 Gemeenschappelijke aspecten binnen het gehele plangebied
Middels de wateratlas van de provincie Noord-Brabant is bepaald dat de bodemkundige hoofdeenheid bestaat uit zandgronden (voedselarm en vochtig tot droog). Meer specifieker kan worden omschreven dat het hier leemarm en zwak lemig fijn zand betreft.
Doordat het gebied gelegen is binnen stedelijk gebied is er geen grondwatertrap bekend. De dichtstbijzijnd gelegen grondwatertrap is grondwatertrap IIIa (GHG 0-25 cm-mv, GLG > 80- 120).
Het rapport ‘Inventarisatie van de (on)mogelijkheden van afkoppeling van (hemel)water’ juli 2006 opgesteld door Landslide ondersteunt de hoge grondwaterstand verkregen op basis van de wateratlas. In de rapportage staat beschreven dat de GHG zich op 0,4 m-mv. bevindt. Op basis van gegevens van de wateratlas provincie Noord-Brabant kan worden geconcludeerd dat het gebied gelegen is in een kwelgebied. Middels de keurkaart van het waterschap de Dommel is daarnaast bepaald dat het gebied is gelegen in een attentiegebied. Voor alle activiteiten binnen een attentiegebied is een watervergunning benodigd.
5.9.3 Kenmerken van het bestaande ASML terrein
Door de firma Landslide is in april 2009 het Masterplan waterafvoer zuidzijde ASML en MMC opgesteld, met als doet het inzichtelijk maken van de toekomstige afwatering van het zuidoostelijke deel van het bedrijventerrein De Run 6000, het ASML terrein en het MMC terrein. In dit Masterplan staat beschreven dat het verhard oppervlak in de toekomstige situatie in zijn geheel afgekoppeld dient te worden. Het regenwater dient hierbij afgevoerd te worden naar de bermsloot parallel aan de A67. Via deze bermsloot kan het regenwater vervolgens via een aantal kunstwerken geloosd worden op een nog te realiseren retentievoorziening bij knooppunt De Hogt.
Het Masterplan is in april 2009 opgesteld op basis van het beleid en gegevens welke destijds voorhanden waren. Na 2009 hebben zich op het ASML terrein een aantal concrete ontwikkelingen voorgedaan. Bekeken is welke consequenties hieraan verbonden moeten worden voor wat betreft de waterhuishouding. Op basis van deze vergelijking bleek, dat aan de hand van het gewijzigde verharde oppervlak en beleid het waterbezwaar nu 269 m³ groter uitvalt (609 – 340). Geadviseerd werd in overleg met de gemeente en het waterschap na te gaan of de bermsloot en de kunstwerken deze extra toename van het waterbezwaar kunnen verwerken.
Vanwege de nieuwe stallingsgarage op het ASML terrein diende een deel van voormelde bermsloot vervangen te worden door een duiker. In februari 2009 is na diverse onderzoeken gekomen tot de aanleg van een concrete duiker, welke inmiddels is aangelegd. Via de duiker kan maximaal ca. 3 ha afgevoerd worden. Met betrekking tot de capaciteit van de retentievoorziening worden geen problemen verwacht. Deze heeft een dermate grote overcapaciteit waardoor wateroverlast niet aan de orde is.
In de recentere rapportage 'Effectenstudie toename verhard oppervlak op bermsloot A67' (zie Bijlage 6) wordt uitgegaan van beperkt afkoppelen van het verhard oppervlak. Door te kiezen voor beperkt afkoppelen zijn er geen maatregelen nodig voor het vergroten van de capaciteit van de geluidsschermduiker en de duiker en waterloop ná de Onze Lieve Vrouwedijk. Derhalve wordt gekozen voor het beperkt afkoppelen van het verhard oppervlak.
5.9.4 Kenmerken van het in 2011 uitgebreide ASML terrein
Wat betreft het in 2011 uitgebreide ASML terrein is door Agel adviseurs in april 2011 een watertoets uitgevoerd. (Rapportage ”Watertoets, herziening bestemmingsplan de Run te Veldhoven, projectnummer: 20110174 d.d. 29 april 2011).
De maaiveldhoogte van het plangebied bedraagt gemiddeld 19,20 m + N.A.P. In dit deel van het plangebied is geen open water aanwezig. In de nabijheid hiervan echter wel. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan een bermsloot welke in verbinding staat met de Run. De Run (100 m ten Zuiden van het plangebied) en Gender (350 m ten Noorden) zijn hoofdwatergangen welke in beheer zijn bij het waterschap de Dommel. De bermsloot is in beheer bij Rijkswaterstaat.
Het (voorheen) bestaande verhardings- en dakoppervlak is (was) aangesloten op het regenwaterstelsel in de Run 6600, 6700 en 6800. Het overige deel wat neerslaat op de groenstroken binnen het plangebied infiltreert en/of stroomt af richting kolken / bermsloot. Binnen het gebied is geen drainage aanwezig. In De Run 6600, 6700 en 6800 is een gescheiden stelsel gelegen.
Binnen dit deel van het plangebied wordt voorzien de ontwikkeling van een :
- cleanroomgebouw met bijbehorende logistieke ruimten van ca. 11.000 m²,
- technisch CUB-gebouw van ca. 1.000 m²,
- parkeergarage van ca. 3.000 m²,
- gebied voor expeditie en verkeer van ca 7.000 m².
Voor dit deel van het plangebied dient een nieuw rioleringsplan opgesteld te worden voor de verwerking van het huishoudelijke afvalwater en het regenwater. Uitgangspunten voor de verwerking van het regenwater en huishoudelijk afvalwater zijn vastgesteld door de gemeente Veldhoven en het Waterschap De Dommel.
ASML zal in overleg met de gemeente en het waterschap aan de hand van haar concrete bouwplannen zorgdragen voor voldoende dimensie van de onder 5.9.3 genoemde watersloot en de kunstwerken om de deugdelijke verwerking van het regenwater in de concrete nieuwe situatie te kunnen garanderen.
Bij schrijven van 23 mei 2011 is door het Waterschap de Dommel aangegeven dat kon worden ingestemd met het voorgelegde voorontwerp bestemmingsplan De Run 2008, herziening ASML I. Het nu voorliggende bestemmingsplan beoogt geen wijzigingen aan te brengen ten aanzien van bebouwings- of gebruiksmogelijkheden van dit deel van het plangebied.
5.9.5 De thans aan de orde zijnde verdere uitbreiding van het ASML terrein
5.9.6 Conclusie
Er worden waterhuishoudkundige belemmeringen verwacht ten aanzien van de ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. Daarbij dient opgemerkt te worden dat afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de bebouwing voor het toekomstig te ontwikkelen terrein aan de Run 6800 er concrete maatregelen dienen te worden genomen. Deze maatregelen zullen vertaald worden in een waterhuishoudkundig plan dat afgestemd zal worden met het bevoegd gezag.
5.10 Verkeer En Parkeren
5.10.1 Algemeen
Verkeer en parkeren vormt een belangrijk onderdeel van dit bestemmingsplan en van de toekomstige vormgeving van het bedrijfsterrein van ASML. Uitgangspunt hierbij is dat op het bestaande bedrijfsterrein van ASML sprake is van een aanvaardbare parkeersituatie. Er zijn voldoende parkeerplaatsen deels in de gebouwde parkeervoorziening langs de A67, deels in een gebouwde voorziening op het terrein en deels in de vorm van maaiveldparkeren. In het uitbreidingsgebied zal tevens worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen, afhankelijk van de concrete invulling van dit gebied.
Zoals reeds aangegeven in paragraaf 3.5 van deze toelichting wenst ASML binnen haar inrichting te komen tot een verfijning c.q. verdeling van haar verkeers- en parkeerbewegingen, zodat de bestaande parkeervoorzieningen alsmede de toekomstige parkeervoorziening(en) in het uitbreidingsgebied (mede) gaan functioneren voor de gehele inrichting.
Uiteindelijk zal geen onderscheid meer gemaakt kunnen worden tussen het bestaande gebied en de thans aan de orde zijnde uitbreiding, zoals ook in het verleden het huidige bedrijfsterrein van ASML is ontstaan uit samenvoeging van meerdere delen.
In deze paragraaf zal nader worden ingegaan op alle relevante aspecten van deze nieuwe parkeersituatie en de hierbij behorende verkeersafwikkeling.
5.10.2 Parkeren
5.10.3 Verkeersafwikkeling
5.10.4 Conclusie
Conclusie is derhalve, dat het voorliggende bestemmingsplan niet leidt tot een onaanvaardbare verkeers- en parkeersituatie in en rondom het plangebied ten opzichte van de thans bestaande situatie, onder voorwaarde dat de in paragraaf 5.10.3 vernoemde verkeerskundige maatregelen worden uitgevoerd.
5.11 Akoestiek
Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient te worden voorkomen. In de Wet Geluidhinder wordt onderscheid gemaakt tussen verkeerslawaai en industrielawaai.
Bij de bespreking van deze aspecten wordt in deze toelichting wat betreft verkeerslawaai een onderscheid gemaakt tussen “indirecte hinder“ en “wegverkeerslawaai“. Wat betreft industrielawaai worden besproken “industrielawaai algemeen“ en “geluidzonering“.
In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt in de zin van de Wet Geluidhinder of jurisprudentie. Wel is in het plangebied sprake van een bedrijfswoning en zijn er in de nabijheid van het plangebied twee bedrijfswoningen.
5.11.1 Verkeerslawaai : indirecte hinder
Normaliter dient bij vaststelling van een bestemmingsplan genoegzaam vast te staan, dat kan worden voldaan aan het aspect “indirecte hinder”, zijnde het geluid van verkeer van en naar de in het bestemmingsplan voorziene inrichtingen, voorzover het verkeer nog aan de(ze) inrichting(en) is toe te rekenen en dus nog niet is opgenomen in het heersende verkeersbeeld (waardoor het niet meer kan worden onderscheiden van het overige verkeer).
Bij beoordeling van de aanvaardbaarheid van indirecte hinder dient aansluiting worden gezocht bij de circulaire van de Minister van VROM van 29 februari 1996, inzake "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer".
Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is echter bij een gezoneerd bedrijventerrein toetsing van indirecte hinder niet aan de orde. Het verkeer op de openbare weg op of buiten het gezoneerd industrieterrein hoeft niet te worden getoetst, omdat hierdoor het speciale regime en vergunningstelsel voor bedrijven op een dergelijk industrieterrein worden doorkruist.
5.11.2 Verkeerslawaai : wegverkeerslawaai
Zoals vernoemd in paragraaf 5.10.2.3 bij de beschrijving van de toekomstige parkeersituatie van ASML zal de uitbreiding van het bedrijfsterrein van ASML aan de overzijde van de Run 6800 aanleiding geven tot een toename van de verkeersbewegingen van en naar dit bedrijfsterrein.
Voor de bestaande hoofdingang van ASML heeft dit niet tot gevolg dat de hoeveelheid verkeersbewegingen zullen toenemen. Ter plaatse werd tot op heden voldaan aan alle geluidsnormen. De geluidsnormen, waaronder de geluidbelasting op de bebouwingsgrens van het ziekenhuis, waarvoor een hogere waarde van 55 dB(A) is verleend, zullen ook in de toekomst niet mogen worden overschreden, hetgeen een forse uitbreiding van verkeersbewegingen aan deze zijde van het bedrijfsterrein niet mogelijk maakt.
Aan de Run 6800 zal echter sprake zijn van een toename van verkeersbewegingen samenhangend met de aldaar te realiseren toekomstige uitbreiding van het bedrijf ASML. Zoals aangegeven in paragraaf 5.10.3.2 mag voor het uitbreidingsgebied worden uitgegaan van de navolgende extra verkeersbewegingen (1 voertuig = 2 bewegingen, komen en gaan) : personenwagens 2500, vrachtverkeer zwaar 70, vrachtverkeer licht 10.
Omdat aan de Run 6800 (buiten de geluidszone) sprake is van twee woningen (De Run 6814 en de Run 6808) is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang om (ondanks dat indirecte hinder niet beoordeeld behoeft te worden in geval van een gezoneerd industrieterrein) de geluidsaspecten van deze gewijzigde verkeersstromen goed in beeld te brengen en de aanvaardbaarheid hiervan objectief te toetsen aan de geldende normen.
Door bureau Peutz is onderzoek gedaan naar de geluidsaspecten van de huidige - en toekomstige verkeerssituatie aan de Run 6800, neergelegd in haar rapportage van 31 mei 2013 met als kenmerk FAJ 3047-1-RA-007 (Bijlage 8).
Hierbij is – om discussie over details te voorkomen – verzocht om uit te gaan van aanzienlijk meer extra verkeersbewegingen dan zoals vernoemd in paragraaf 5.10.3.2 (op basis van een getalsmatige vergelijking tussen bestaand en nieuw terrein) en vervolgens de aanvaardbaarheid hiervan te beoordelen. Aldus is ook bureau Peutz uitgegaan van de navolgende extra verkeersbewegingen (1 voertuig = 2 bewegingen, komen en gaan) : personenwagens 4000 (ipv 2500), vrachtverkeer zwaar 100 (ipv 70), vrachtverkeer licht 15 (ipv 10).
In paragraaf 5.10.3.2 hiervoor is beschreven, dat om de verkeersstromen op de Run 6800 op een correcte wijze te kunnen verwerken een aanpassing aan de rotonde van de Kempenbaan en De Run 6800 noodzakelijk is. Hiertoe dient aldaar een kruispunt te worden aangelegd, daarmee tevens anticiperen op de toekomstige westelijke aansluiting van het gebied op de A67. Als onderdeel van deze werkzaamheden zal De Run 6800 worden voorzien van geluidarm asfalt. Als bij een dergelijke wijziging van de indeling of inrichting van een bestaande weg de geluidbelasting vanwege die weg met 2 dB of meer wordt verhoogd is er sprake van een relevante akoestische verandering en dus een reconstructie van een weg (ex artikel 99 Wet Geluidhinder (Wgh)). In het akoestisch onderzoek moeten de situatie voor en na aanleg of wijziging van de weg met elkaar vergeleken worden en middels maatregelen dienen de akoestische gevolgen te worden weggenomen, zodat de voorheen ter plaatse heersende waarde weer wordt bereikt.
Op grond van artikel 100, lid 1 Wgh geldt als voorkeursgrenswaarde voor de hoogste toelaatbare geluidbelasting Lden een voorkeurswaarde van 48 dB(A) en een grenswaarde van 63 dB(A). Voor De Run 6800 is in het verleden geen hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vastgesteld. Tevens waren zowel de weg als de woningen op 1 januari 2007 aanwezig. Dit houdt in dat op grond van artikel 100, lid 3 Wgh als ten hoogste toelaatbare geluidbelasting de heersende waarde van de geluidbelasting geldt, welke op de woning op De Run 6808 53 dB(A) bedraagt en op de woning De Run 6814 54 dB(A) bedraagt. Voor de maatgevende toekomstige situatie (2023) geldt voor beide woningen een waarde van 56 dB(A).
Conclusie van bureau Peutz is, dat in de toekomstige situatie na uitbreiding van het ASML terrein voor wat betreft het verkeer op de Run 6800 door het toepassen van geluidarm asfalt vanaf het ASML uitbreidingsgebied tot circa 50 m voor de kruising met de Kempenbaan wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (gebaseerd op de heersende waarde). Als alternatief geldt het verlagen van de snelheid op De Run 6800 tot 30 km/u. Het verleggen van de weg De Run 6700 veroorzaakt ter plaatse van de woningen geen wezenlijke wijziging van de geluidbelasting.
Gezien de gehanteerde uitgangspunten ten aanzien van het toekomstig verkeer, waarbij ten opzichte van een redelijke getalsmatige aanname een forse extra hoeveelheid verkeer in de berekeningen is meegenomen, kan worden geconcludeerd dat het bestaande woon- en leefklimaat aldus op akoestisch gebied voldoende wordt gewaarborgd.
De uitvoering van voormelde maatregelen aan De Run 6700 en de Run 6800 is gegarandeerd doordat ASML hiertoe met de gemeente in de anterieure exploitatieovereenkomst behorende bij dit bestemmingsplan concrete schriftelijke afspraken heeft gemaakt.
5.11.3 Industrielawaai : algemeen
In eerste instantie wordt het beheersen van industrielawaai naar omliggende geluidsgevoelige objecten als onderdeel in het toekennen van een maximale milieucategorie aan het plangebied meegenomen. In de Staat van bedrijfsactiviteiten worden voor diverse milieuaspecten, zoals geluid, een indicatieve afstand tot geluidsgevoelige objecten gegeven.
Zoals reeds aangegeven in paragraaf 5.3.2 beoogt het ruimtelijke beleid van de gemeente Veldhoven voor het bedrijventerrein de Run een beperkte milieulast, maximaal milieucategorie 3 met de grootste afstanden 50 of 100 meter, dus de milieucategorieën 3.1 en 3.2. Wat de inrichting van ASML betreft is vanwege de toegenomen omvang hiervan inmiddels echter sprake van een bedrijf gericht op de vervaardiging van machines en apparaten met een oppervlakte groter dan 2000 m² (SBI 2008 indeling 27, 28, 33), zijnde een bedrijf in de categorie 4.1.
Het hierbij meest relevante hinderaspect betreft “geluid” en kent een afstandsnorm van 200 meter. Vanwege de hierna te bespreken geluidzone om de inrichting van ASML is het aspect geluid echter aan heel concrete eisen gebonden, waardoor veel kleinere afstanden gelden dan de reguliere 200 meter. Op basis hiervan wordt ASML als specifiek categorie 4.1. bedrijf ter plaatse aanvaardbaar geacht.
5.11.4 Industrielawaai : geluidzonering
In de bestemmingsplannen “de Run 6000 ASML” en “De Run 2008” waren bedrijven met een geluidzonering, welke vallen onder artikel 2.1 lid 3 BOR, niet opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten en ter plaatse niet toegestaan. Het bedrijf ASML heeft de in artikel 2.1 lid 3 BOR genoemde grens van 15 MW voor het in de inrichting aanwezige motorische vermogen echter inmiddels overschreden, zodat het noodzakelijk werd om het voor ASML vigerende bestemmingsplan in die zin te herzien, dat de mogelijkheid van vestiging van categorieën van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken niet wordt uitgesloten.
In de Wet geluidhinder is bepaald, dat rond industrieterreinen, waarop inrichtingen volgens 2.1 lid 3 BOR zijn gevestigd of zich mogen vestigen, een geluidzone moet zijn vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Hiermee wordt beoogd ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen industriële activiteiten en geluidsgevoelige functies, zoals wonen en onderwijs. De voorgeschreven geluidsniveaus zijn gemiddelden over 24 uur. Voor kortstondige geluiden geldt dat deze bij voorkeur niet hoger mogen zijn dan 10 dB boven het gemiddelde geluidsniveau met een maximum van 70-65-60 dB(A) (in respectievelijk dagperiode, avond en nacht).
Deze herziening van het voor het bestaande ASML terrein vigerende bestemmingsplan heeft plaatsgevonden in het bestemmingsplan “Zonering de Run”. De in 2011 gerealiseerde uitbreiding van het gezoneerde ASML bedrijfsterrein heeft plaatsgevonden binnen de bestaande geluidzone. Voor de thans aan de orde zijnde verdere uitbreiding de inrichting van ASML zal echter zowel een uitbreiding van het gezoneerde bedrijventerrein alsook van de omliggende geluidzone plaatsvinden.
Om te komen tot een uitbreiding van de omliggende geluidzone zal tegelijkertijd met het onderhavige bestemmingsplan in procedure worden gebracht een bestemmingsplan met hierin vervat de nieuwe geluidzone rondom het uitgebreide ASML terrein.
Binnen het gezoneerde bedrijfsterrein is sprake van een woning, die op grond van de geldende regelgeving geen geluidsbescherming geniet. Het uitbreiden van het bedrijfsterrein is echter aanvaardbaar omdat amovering van deze woning binnen de planperiode aan de orde is op grond van een aan ASML toekomend kooprecht nadat de huidige bewoner deze woning heeft verlaten. Aldus is deze woning wegbestemd en aldus onder het overgangsrecht gebracht.
Van andere woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidzone is ook na uitbreiding hiervan geen sprake.
Wat betreft de omliggende bebouwing van derden wordt de bestaande zonegrens gerespecteerd, en wordt aldus onverminderd uitgegaan van de voorkeursgrenswaarde van 50dB(A) en de hogere waarde van 55 dB(A) bij het MMC.
5.11.5 Industrielawaai : de feitelijke situatie
In het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan dient aannemelijk gemaakt te worden dat wat betreft industrielawaai kan worden voldaan aan alle relevante geluidsnormen. Of daadwerkelijk wordt voldaan wordt vervolgens getoetst in het kader van de omgevingsvergunning bij de concrete invulling van het plangebied. Ook hierbij is het plangebied onder te verdelen in de navolgende onderdelen :
- het bestaande ASML terrein
- het in 2011 uitgebreide ASML terrein
- de uitbreiding van het ASML terrein nabij de bestaande inrichting
- de uitbreiding van het ASML terrein aan de overzijde van de Run 6800
Wat het bestaande ASML terrein betreft is op basis van de vigerende milieuvergunning in het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan “Zonering de Run” vastgesteld, dat aan de normstelling op de zonegrens kan worden voldaan.
Wat het in 2011 uitgebreide ASML terrein betreft was ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan “De Run 2008 herziening ASML I” (september 2011) nog geen sprake van een concrete ingebruikname van dit terrein. Op basis van door ASML hiertoe verstrekte bedrijfsgegevens is uitgegaan van de toekomstige realisatie van twee nieuwe gebouwen binnen het plangebied alsmede uitbreiding van de gebouwde parkeervoorziening. Vastgesteld is dat door een verantwoorde keuze en plaatsing van geluidsbronnen ruimschoots kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarde van 50 dB(A) op de zonegrens. Tevens kon worden voldaan aan een geluidgrenswaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde ter plaatse van de woningen aan De Run 6800 alsmede aan de verleende hogere grenswaarde van 55 dB(A)-etmaalwaarde bij het ziekenhuis MMC. De optredende maximale geluidniveaus ten gevolge van vrachtwagens en de installaties zijn lager dan de grenswaarde van 60 dB(A).
Voor wat betreft de uitbreiding van het ASML terrein nabij de bestaande inrichting kan uit worden gegaan van een toekomstige realisatie van gebouwen vergelijkbaar met bebouwing zoals thans op het ASML terrein aanwezig. Op basis van ervaringsgegevens en gerelateerd aan bestaande bebouwing op het ASML terrein is door bureau Peutz in haar rapportage van 31 mei 2013 (kenmerk FAJ 3047-1-RA-007) een reële aanname gedaan van de ter plaatse in de toekomst op te richten bebouwing. Dienaangaande is vastgesteld, dat door een verantwoorde keuze en plaatsing van de produktie- / techniekgebouwen alsmede van de hierin aanwezige geluidsbronnen zowel ter plaatse van de woningen als ter plaatse van de nieuwe zonegrens kan worden voldaan aan de grenswaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde (50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode). Tevens kan – aldus Peutz – in dit deel van het plangebied worden voldaan aan de geluidgrenswaarden voor het maximale geluidniveau (LAmax) van 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Ook wat betreft de uitbreiding van het ASML terrein aan de overzijde van de Run 6800 zijn van belang de akoestische aspecten van toekomstige bebouwing en van verkeersbewegingen op het bedrijfsterrein van ASML. Op basis van door ASML hiertoe verstrekte bedrijfsgegevens is uitgegaan van de toekomstige realisatie van bedrijfsgebouwen en een gebouwde parkeervoorziening binnen het uitbreidingsgebied.
Uit voormeld onderzoek van bureau Peutz (rapportage van 31 mei 2013 blijkt, dat door een verantwoorde keuze en plaatsing van de produktie- / techniekgebouwen alsmede van de hierin aanwezige geluidsbronnen zowel ter plaatse van de woningen als ter plaatse van de nieuwe zonegrens kan worden voldaan aan de grenswaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde (50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode). Tevens kan – aldus Peutz – worden voldaan aan de geluidgrenswaarden voor het maximale geluidniveau (LAmax) van 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Wat betreft genoemde etmaalwaarde is voor de direct in de nabijheid van de zone gelegen bedrijfswoning (de Run 6814) overigens sprake van een verbetering van de bestaande situatie, nu immers zonder zonering voor deze woning mag worden uitgegaan van een etmaalwaarde vanwege een naastgelegen inrichting van 55 dB(A), terwijl door de aanwezigheid van de zonegrens voor de gezoneerde inrichting van ASML een maximumwaarde geldt van 50dB(A).
Op basis van voormeld onderzoek van Peutz kan bovendien worden vastgesteld, dat de ter plaatse heersende geluidbelasting vanwege het bestaande wegverkeer hoger is dan de (toegestane) geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai. De akoestische situatie wordt aldus grotendeels bepaald door het wegverkeer. De geluidbelasting van industrielawaai levert een relatief beperkte bijdrage.
De concrete invulling van gehanteerde uitgangspunten (waarmee is aangetoond, dat op de uitbreidingslocaties van ASML kan worden voldaan) zal vervolgens plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunning indien sprake is van realisatie en ingebruikname van bedrijfsbebouwing. Bij concrete uitwerking van bouwplannen binnen de mogelijkheden van dit bestemmingsplan zal concreet (moeten) worden aangegeven dat aan alle geluidsnormen wordt voldaan. Bij omgevingsvergunning zal e.e.a. aan de hand van de concrete bouwplannen concreet worden geverifieerd.
5.12 Externe Veiligheid
5.12.1 Algemeen
Het rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen) alsook het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen). Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar hierdoor wel risico's kunnen lopen.
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld en hierbij staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds kwetsbare objecten (zoals woningen en gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m per object) en anderzijds beperkt kwetsbare objecten (zoals overige kantoor- en bedrijfsgebouwen).
Voor het PR gelden concrete wettelijke normen waaraan voldaan moet worden. Voor het GR kan sprake zijn van een verantwoordingsplicht van het bevoegd gezag.
Wat betreft externe veiligheid is ten aanzien van het plangebied concreet van belang :
- Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de autosnelweg A67,
- ASML ontplooit geen risicovolle activiteiten die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en in de omgeving vinden geen andere risicovolle activiteiten plaats die invloed hebben op de externe veiligheid in het plangebied.
- Bij ASML is wel sprake van (reeds vergunde) risicoactiviteiten op het terrein van de inrichting. Dit betreft met name de aanwezigheid van een grote opslagtank voor waterstof.
5.12.2 Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen bevat het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (buiten inrichtingen) in relatie tot de omgeving. In de toekomst zal deze circulaire worden vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. In het bijbehorend Basisnet wordt de verhouding aangegeven tussen ruimtelijke ordening en de risico’s van het vervoer gevaarlijke stoffen over rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen. Zo wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in de nabijheid van deze infrastructuur. Hierbij is sprake van gestandaardiseerde PR 10-6 contouren en worden risicoplafonds vastgesteld. De circulaire is hier al op aangepast.
5.12.3 Het plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is hierbij de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij geldt meestal : hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De diverse niveaus van het plaatsgebonden risico worden geografisch weergegeven door zogenaamde iso-risicocontouren (lijnen) om de transportroute.
In de circulaire is vastgelegd dat binnen de PR 10-6 contour van vervoersassen geen kwetsbare objecten zijn toegestaan, beperkt kwetsbare objecten alleen onder zwaarwegende belangen. Voor een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt langs wegen die deel uitmaken van Basisnet Weg (zoals de A67) kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege kan blijven en dient te worden gekeken naar de te respecteren veiligheidszone zoals voor de diverse wegen in Nederland opgenomen in bijlage 5 bij de circulaire. Nu het plangebied is gelegen aan de A-67 tussen knooppunt De Hogt en de afslag Eersel geldt aldus een veiligheidszone van 29 meter gemeten vanuit het midden van de weg.
De begrenzing van het plangebied is gelijk aan de grens van de voorheen geldende bestemmingsplannen. Binnen de reeds als industrieterrein bestemde gronden is geen sprake van een wijziging van de bebouwingsgrens. De op de verbeelding weergegeven bebouwingsgrenzen voor het uitbreidingsgebied geven aan dat binnen de PR risicocontour geen sprake is van de realisatie van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. De PR-contour van 29 meter, gemeten vanuit het midden van de A-67 rijkt niet binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.
5.12.4 Het groepsrisico
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute.
Voor risicobronnen die vallen onder de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (wegen, spoorlijnen en waterwegen) geldt dat in geval van een ruimtelijk besluit (zoals een bestemmingsplan) door het bevoegd gezag haar verantwoordingsplicht ingevuld moet worden bij een toename van het groepsrisico en/of een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Aangegeven dient te worden of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Hierbij wordt naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico rekening gehouden met kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid.
Wat het groepsrisico betreft ligt het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het plangebied. Voor het bepalen van de hoogte van het groepsrisico is het aantal potentiële slachtoffers binnen dit invloedsgebied van belang.
Voor de beoordeling van het groepsrisico is de bestaande situatie op het bedrijfsterrein van ASML als uitgangspunt genomen. Voor het overige is gerekend met de bevolkingsinventarisatiegegevens zoals die voortvloeien uit de Handreiking verantwoordingsplicht
Vraag is nu of de thans aan de orde zijnde uitbreiding van ASML tegen de achtergrond van de bestaande situatie op het bedrijfsterrein van ASML en de directe omgeving daarvan aanvaardbaar is in het kader van het groepsrisico. Deze vraag is onderzocht door bureau Oranjewoud en de uitkomst van dit onderzoek is weergegeven in de rapportage van bureau Oranjewoud van 24 oktober 2013 (projectnr. 248219, versie 02.01), welke als Bijlage 9 is bijgevoegd aan onderhavige plantoelichting.
Wat de berekening van het groepsrisico betreft dient voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlage 5 bij de circulaire genoemde wegen, uit te worden gegaan van de in die bijlage vermelde vervoercijfers. Voor de A67 ter hoogte van het plangebied is het risicoplafond vastgesteld op het vervoer van 5.739 tankwagens GF3 (brandbaar gas) per jaar.
Het uitbreidingsgebied kent een oppervlakte van circa 55.000 m², waarvan circa ¼ deel (15.000 m²) zal worden gebruikt ten behoeve van de op eigen terrein te realiseren parkeervoorziening en het overige deel (40.000 m²) zal als regulier industrieterrein worden gebruikt.
Door Oranjewoud is allereerst vastgesteld, dat de wijziging van de bestemming “agrarisch” naar “parkeren” geen invloed heeft op het groepsrisico. Bij parkeervoorzieningen is geen sprake van aanwezigheid van personendichtheden zoals het geval is bij ander functies. Personen op een parkeerterrein zijn namelijk dusdanig kort aanwezig dat niet van verblijf gesproken kan worden. Hierbij maakt het geen verschil of sprake is van parkeren op het open veld of in een parkeergarage. Voor een groepsrisicoberekening maakt het dus geen verschil of er nu sprake is van een agrarische bestemming of bestemming parkeren. Hieraan kan worden toegevoegd dat de feitelijk door ASML voorgestane parkeerfunctie zal worden gebruikt om het parkeren ter plaatse meer te spreiden, zodat het parkeren in het uitbreidingsgebied op zich ook niet leidt tot meer personen binnen dit plangebied.
Voor wat betreft de industriefunctie in het uitbreidingsgebied is wel sprake van personendichtheid. Uitgaande van een vergelijking met het bestaande bedrijfsterrein van ASML kan op basis van een oppervlaktevergelijking worden gekomen tot een hoeveelheid binnen het uitbreidingsgebied aanwezige personen. Het bestaande bedrijfsterrein van ASML kent ca. 6000 aanwezige werknemers. Het uitbreidingsgebied is qua oppervlakte 1/3 deel, waarbij echter op het bestaande terrein sprake is van een intensief kantoorgebruik middels met name een zeer fors hoogteaccent (de inmiddels karakteristieke kantoortoren van ASML). Deze mate van kantoorgebruik - met hierin diverse voor het bedrijf ASML algemene kantoorafdelingen) - wordt op het uitbreidingsgebied niet voorzien (een dergelijk hoogteaccent is daar ook niet mogelijk). Deels zal sprake zijn van een intensief ruimtegebruik (kantoren) maar ook zullen grote delen van het uitbreidingsgebied (veel) meer extensief worden gebruikt (cleanrooms, technische ruimten, magazijnfunctie).
Bij groepsrisicoberekening dient conform de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico dient uitgegaan te worden van 1 persoon per 100 m² bvo bedrijfsruimte en 1 persoon per 30 m² kantoorruimte.
Uitgangspunt is hierbij omvang van het als industrieterrein in te richten deel van het plangebied (ca. 40.000 m²) dat conform bestemmingsplan een maximaal bebouwingspercentage zal kennen van 80%. Naar analogie van het bestaande ASML terrein wordt uitgegaan van 2/3 deel regulier industriegebruik (cleanrooms, opslag, techniekruimten) en 1/3 deel kantoorruimte. Deze uitgangspunten leiden tot een hoeveelheid personen in het plangebied van (industriefunctie : 40.000 *0,8/100 / 3 * 2 =) 213 personen en (kantoorfunctie : 40.000 *0,8/30 / 3 * 1 =) 355 personen., zijnde in totaal 568 personen.
Door Oranjewoud zijn in haar onderzoek berekend zowel de huidige situatie alsook de situatie na uitbreiding van het ASML terrein. Wat deze laatste situatie is doorgerekend de toename met 568 personen conform de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico alsook de toename tot 1200 personen op basis van de getalsmatige vergelijking van het bestaande ASML terrein (3/3 deel incl. bebouwingsaccent kantoor) met het uitbreidingsgebied (1/3 deel zonder bebouwingsaccent).
Wat betreft de toename met 568 personen conform de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico blijkt het groepsrisico gelijk te zijn met de huidige situatie en net onder de oriëntatiewaarde te liggen. De reden dat ondanks een toename van personendichtheden geen sprake is van toename van het groepsrisico, is dat binnen het gebied dat ten behoeve van de groepsrisicoberekening wordt beoordeeld de bijdrage aan het groepsrisico van de hoogbouw van ASML dusdanig dominant is, dat een toename van 568 personen in het plangebied geen invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico.
Pas wanneer meer dan 1200 personen in het plangebied zouden worden geprojecteerd zou het groepsrisico toenemen en zou aldus door het bevoegd gezag hierover een deugdelijk onderbouwde verantwoording moeten worden opgesteld. Van een dergelijke toename is echter geen sprake binnen het uitbreidingsgebied.
Om de aanvaardbaarheid van de bestemmingswijziging van het uitbreidingsgebied aan de overzijde van de Run 6800 vanuit optiek van externe veiligheid te vergroten is op basis van vigerend gemeentelijk beleid op de verbeelding een gebiedsaanduiding "veiligheidszone – vervoer gevaarlijke zone” opgenomen voor het gebied direct aansluitend aan de A67. In dit gebied mag geen kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object worden gerealiseerd. Dit betekent dat in deze zone geen sprake kan zijn van de bouw van kantoren en/of cleanrooms. Een (al dan niet gebouwde) parkeervoorziening is in deze zone wel mogelijk, aangezien een dergelijke voorziening geen (beperkt) kwetsbaar object is.
Aldus is het aspect externe veiligheid bezien vanuit de theoretische rekenkundige benadering alsook vanuit gemeentelijk veiligheidsbeleid voldoende verankerd in dit bestemmingsplan.
5.12.5 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden.
In en om het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen die vallen binnen de werking van het Bevi.
De inrichting van ASML valt zelf ook niet onder het Bevi omdat alleen inrichtingen met een opslag van meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in emballage per opslagplaats onder het Bevi vallen. De aard van de opslag bij ASML is dusdanig dat het invloedsgebied de perceelsgrens niet zal overschrijden. Tevens vindt bij ASML opslag van diverse gassen plaats. Blijkens de milieuvergunning is de hoeveelheid en de aard van de opslag van deze gassen dusdanig dat het invloedsgebied de perceelsgrens van ASML niet wordt overschreden.
5.13 Geurhinder
5.13 Geurhinder
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Deze wet biedt de gemeente de mogelijkheid om een eigen geurhinderbeleid op te stellen. Binnen een in de wet vastgelegde bandbreedte mag worden afgeweken van de standaardnormen voor de geurbelasting van veehouderijen op gevoelige objecten en van de standaardafstanden tussen veehouderijen en gevoelige objecten. Dergelijke andere geurnormen en / of afstanden moeten in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd.
In 2008 is door de Milieudienst SRE een onderzoek uitgevoerd om de ligging van de geurcontouren te bepalen (Rapport van de Milieudienst SRE; Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat, Heiberg 28 en 31 gemeente Veldhoven; 16 juni 2008). Op basis van dit rapport is in het voorheen ter plaatse vigerende bestemmingsplan de Run 2008 en in het opvolgende bestemmingsplan de Run 2008 herziening I op de verbeelding een geurcontour opgenomen voor de norm 14 ouE/m3 en voor de norm 3 ouE/m3. Deze laatste geurcontour is deels gelegen in het plangebied van het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan ASML 2012.
Deze geurcontour is in het bestemmingsplan ASML 2012 ongewijzigd overgenomen om hiermee geen beperking op te leggen aan de betreffende geurveroorzakende bedrijvigheid gelegen aan de Heiberg en omdat deze geurcontour voor het overige gelegen blijft in niet gewijzigde gedeelte van het bestemmingsplan de Run 2008 herziening I.
Het plangebied is hierdoor voor een klein gedeelte gelegen binnen een geurcontour welke valt onder de werking van de Wgv, e.e.a. zoals weergegeven op de verbeelding.
Op grond van de gemeentelijke verordening ‘Geurhinder en veehouderij’ geldt ter plaatse van het plangebied in afwijking van de Wet echter een norm van 14 ouE/m3 ipv 3 ouE/m3.
De bedrijfsbebouwing ten behoeve van ASML moet gelet op de stand van de jurisprudentie in beginsel worden gekenmerkt als geurgevoelige objecten in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. Om te voorkomen dat in een toekomstige situatie een aantasting van de vergunde rechten ontstaat, wordt in de regels geurgevoelige bebouwing in het plangebied uitgesloten voor zover deze is gelegen binnen voormelde geurcontour.
Om echter de belangen van in het plangebied gevestigde bedrijven (dit tegen de achtergrond van het op basis van de gemeentelijke verordening ‘Geurhinder en veehouderij’ geldende beleid) niet onnodig te schade kan het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het in beginsel geldende verbod en de vestiging van geurgevoelige objecten toestaan, mits door middel van onderzoek is aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau en omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun belangen worden geschaad.
Om een onnodige beperking van de gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied te voorkomen is in de regels verder de mogelijkheid opgenomen voor Burgemeester en wethouders om het plan te wijzigen door de op de verbeelding aangeduide “geurcontour” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien de bedrijfsvoering welke ten grondslag heeft gelegen aan het opnemen van de op de verbeelding aangeduide “geurcontour” onherroepelijk is geëindigd of beperkt.
Aldus kan ten aanzien van het aspect “geurhinder” binnen de in dit bestemmingsplan hiervoor opgenomen kaders in een concreet geval “maatwerk” worden geleverd, op basis van een concrete beoordeling van alle hierbij te respecteren belangen.
5.14 Luchtkwaliteit
Ook voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit is het plangebied onder te verdelen in enerzijds het bestaande ASML terrein en het in 2011 uitgebreide ASML terrein en anderzijds de thans aan de orde zijnde uitbreiding van het ASML terrein.
5.14.1 Het bestaande ASML terrein en het in 2011 uitgebreide ASML terrein.
In het kader van het bestemmingsplan “De Run 6000 - ASML”, is door de Milieudienst Regio Eindhoven (onderzoek “Luchtonderzoek, Bestemmingsplannen De Run 4000, 5000 en 6000” van 27 maart 2006, rapportnr. 430895) de luchtkwaliteit in kaart gebracht.
Voor wat betreft het in 2011 uitgebreide ASML terrein is door Agel adviseurs in april 2011 een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (Bijlage 10, Rapportage ”Onderzoek luchtkwaliteit, herziening bestemmingsplan de Run 2008 te Veldhoven, projectnummer : 20110174 d.d. 3 mei 2011).
Omdat het huidige bestemmingsplan voor dit deel van het plangebied louter conserverend van aard is, zijn de uitkomsten van beide onderzoeken ook heden relevant en kan hiernaar worden verwezen. Conclusie was dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormde voor de in voormelde gebieden voorziene ontwikkeling.
5.14.2 De uitbreiding van het ASML terrein.
Voor de uitbreiding van het ASML terrein (uitbreidingsgebied in de nabijheid van de bestaande inrichting alsmede aan de overzijde van de Run 6800) is door Agel adviseurs een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (Rapportage ”Onderzoek luchtkwaliteit, de Run 6800 te Veldhoven, projectnummer: 20110174-01 d.d. 5 juni 2013). Uitgangspunt bij dit onderzoek vormden de (verkeers)gegevens welke ook in het kader van het verkeersonderzoek door bureau Arcadis zijn gehanteerd.
Als conclusie is in de rapportage te lezen :
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. De ontwikkeling valt echter buiten de in de Regeling NIBM genoemde categorieën van projecten. Indien gemotiveerd kan worden dat een project binnen de getalsmatige grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt of de 3% grens niet overschrijdt, is geen verdere toetsing nodig. Uit artikel 4, eerste lid, van het Besluit NIBM volgt dat het project dan in ieder geval NIBM is. (…)
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat met betrekking tot het wegvak De Run 6800 tussen de Heiberg en de Kempenbaan een toename van de jaargemiddelde concentratie van NO2 van respectievelijk 0,7, 0,6 en 0,4 µg/m3 voor de zichtjaren 2013, 2015 en 2020. De toename bedraagt maximaal 1,8% van de grenswaarde van 40 µg/m3. Deze toename is minder dan 3% van de grenswaarde en kan daarom als NIBM worden beschouwd.
Voor PM10 is een toename van de jaargemiddelde concentratie berekend van respectievelijk 0,1, 0,1 en 0,2 µg/m3 voor de zichtjaren 2013, 2015 en 2020. De toename bedraagt maximaal 0,5% van de grenswaarde van 40 µg/m3. Deze toename is minder dan 3% van de grenswaarde en kan daarom als NIBM worden beschouwd.
Het effect van de ontwikkeling op de omgeving kan als NIBM worden beschouwd.
5.14.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging noch voor het conserverende gedeelte van het bestemmingsplan, noch voor de in dit bestemmingsplan vervatte uitbreiding van het ASML terrein.
5.15 Ihcs
Het plangebied is gelegen in de zone van 95-165 meter van de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS). In deze zone mogen geen bouwwerken met een dergelijke hoogte gebouwd worden. Het bestemmingsplan voorziet niet in bouwwerken met een dergelijke hoogte.
Het gehele plangebied is bovendien voorzien van een aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone - inner horizontal conical surface (IHCS)’, ter plaatse waarvan in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 95 meter boven NAP.
5.16 Mer- (Beoordelings)plicht
Volgens het Besluit Mer, Bijlage D sub 11.3 is de wijziging van een bedrijventerrein met een omvang van 75 ha of meer Mer beoordelingsplichtig.
Het bestemmingsplan De Run 2012 ASML is in de eerste plaats een bestemmingsplan dat gericht is op het vastleggen van de bestaande planologisch mogelijk gemaakte situatie. In die zin is er geen sprake van aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein zoals bedoeld in de artikelen 7.8a tot en met 7.8e van de wet Milieubeheer. De ABRvS zegt letterlijk: ‘Volgens de wetsgeschiedenis geldt een eventuele m.e.r.-(beoordelingsplicht) alleen voor verandering of uitbreiding van de activiteit en niet voor het bestaande, ongewijzigd gebleven gedeelte.’
Dit neemt niet weg dat het bestemmingsplan De Run 2012 ASML wel mogelijkheden biedt om te komen tot nieuwe ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen omvatten echter geenszins de aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein met een oppervlakte van 75 hectare of meer. In het bestemmingsplan 2012 ASML wordt maximaal 3.8 ha aan nieuw bedrijventerrein mogelijk gemaakt.
Een Mer beoordelingsplicht is derhalve niet aan de orde.
5.17 Bereikbaarheid En Bluswatervoorziening
De objecten in het gebied, waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, moeten bereikbaar zijn voor de hulpdiensten. Voor de brandweer moet elk object - uitzonderingen daargelaten -onder andere via twee onafhankelijke rijroutes bereikbaar zijn. Daarnaast moet in de uitvoering van de wegen rekening worden gehouden met de maten van blus- en redvoertuigen.
Voorbeelden daarvan zijn de breedte van de wegen, stralen van bochten en doorrijdhoogtes. In specifieke situaties moeten opstelplaatsen voor blus- of redvoertuigen worden gecreëerd. Voor een effectieve en efficiënte brandbestrijding is het noodzakelijk dat er voldoende bluswater in het plangebied aanwezig is. Daarnaast moet in het plangebied om de 80 meter een brandkraan of -put aanwezig zijn. Verder moeten brandkranen of -putten binnen 40 meter afstand van iedere toegang van een pand bevinden.
Het bestemmingsplan is getoetst aan de Handleiding (= Beleidsregels) Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding en voldoet aan de daarin gestelde richtlijnen.
- De brandweer vanaf twee kanten het terrein op kan rijden. Het terrein is aldus goed bereikbaar. Hulpverlening en vluchtende mensen hoeven elkaar niet in de weg te lopen.
- De brandweer zal in vroeg stadium worden betrokken bij het ontwerp van nieuwe bebouwing binnen het plangebied.
- Ten aanzien van het aspect bestrijdbaarheid wordt de beleidsregel “Bluswatervoorziening en bereikbaarheid’ toegepast door de gemeente Veldhoven.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien. De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid. Bovendien draagt de toelichting bij aan de planinterpretatie.
Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht. Eerst wordt ingegaan op de opzet van de regels en verbeelding. Daarna wordt de wijze van toetsen toegelicht. Tot slot wordt een artikelsgewijze toelichting op de regels gegeven.
6.2 Doelstelling En Planopzet
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een aanpassing van de bestemmingsplannen De Run 6000 herziening ASML, De Run 6000 herziening ASML wijzigingsplan I, De Run 2008, De Run 2008 herziening I, de Run 2008 herziening ASML I en Zonering bedrijventerrein De Run (ASML en omgeving).
Bij de opzet van dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de relevante onderdelen van deze bestemmingsplannen. In het kader van de digitaliseringsplicht uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het plan afgestemd op de RO-standaarden en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Voormelde bestemmingsplannen vormen de basis voor het voorliggende bestemmingsplan. Grotendeels is sprake van een conserverend bestemmingsplan (voor het bestaande deel van de ASML inrichting). Voor de thans aan de orde zijnde uitbreiding van het ASML terrein is wel sprake van nieuwe planologische mogelijkheden.
Gelijkschakeling van regels voor gebruik en bebouwing, alsmede het bieden van horizontale en verticale ruimte voor intensiever ruimtegebruik en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit liggen besloten in het nu voorliggende bestemmingsplan.
De standaard voor bestemmingsplannen van Veldhoven is inmiddels op onderdelen aangepast. Voor deze herziening wordt deels aangesloten bij de aangepaste standaardregels. De regels zijn voorts opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012) welke bindende standaarden geeft voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Hiermee worden bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en op een zelfde manier verbeeld.
6.3 Opzet Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De opbouw is als volgt:
- Betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels).
- De gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels).
- Algemene regels en overige regels (Hoofdstuk 3 Aanvullende regels en Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
- Bestemmingsomschrijving.
- Bouwregels.
- Afwijken van de bouwregels.
- Specifieke gebruiksregels.
- Afwijken van de gebruiksregels.
Ieder artikel waarin een bestemming is geregeld, begint met het noemen van het artikelnummer aangevuld met de naam van de bestemming. De bestemmingsnaam geeft in het kort aan waar dit onderdeel van het plan voornamelijk betrekking op heeft. Zo ziet de bestemming "Bedrijventerrein" toe op het bedrijfsaspect.
Het volgende onderdeel in de bestemming is de "bestemmingsomschrijving". Hierin wordt weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bedoeld zijn. Het is dus een verdere uitwerking van de bestemmingsnaam.
Als onderdeel van de bestemmingsomschrijving is een "nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving" aangegeven, waarin een verdere uitleg over de doeleindenomschrijving wordt gegeven. Bij de bestemming ‘Bedrijventerrein’ is bijvoorbeeld opgesomd welke milieucategorieën zijn toegestaan.
Onder de "bouwregels" zijn de regels voor het bouwen opgenomen: welke bouwwerken mogen bij recht worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen gelden hiervoor.
Vervolgens wordt de mogelijkheid geboden om van de gestelde regels af te wijken. Alvorens hiertoe kan worden overgegaan, moet worden bekeken of aan de gestelde voorwaarden is voldaan die zien op de specifiek benoemde afwegingsfactoren.
De “specifieke gebruiksregels” geven een aanvulling op de in de wettelijke gebruiksbepaling aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdigheid met de bestemming opleveren.
De mogelijkheden om af te wijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels zijn genoemd onder “afwijken van de gebruiksregels”.
6.4 Verbeelding
Op de verbeelding is het gebied ingetekend waarop het bestemmingsplan betrekking heeft. Deze verbeelding heeft een directe juridische binding. Voor zover het ondergrondgegevens betreft (b.v. ingetekende gebouwen) kunnen aan de verbeelding geen rechten worden ontleend.
De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de bebouwingsmogelijkheden. Zo wordt op de verbeelding aangegeven welke bestemming(en) voor de gronden geldt/gelden; tevens wordt door middel van bouwvlakken bepaald waar gebouwen zijn toegestaan.
Ook zijn aanduidingen voor maatvoeringen, functies en gebieden opgenomen. Alle aanduidingen zijn gekoppeld aan een vlak. In de regels zijn aan de aanduidingen bepalingen gekoppeld.
6.5 Wijze Van Toetsen
Om te kunnen beoordelen of bepaalde zaken of ontwikkelingen passen binnen het regime van het bestemmingsplan, wordt de volgende werkwijze geadviseerd. Allereerst in de verbeelding nagaan welke bestemming(en) en aanduiding(en) voor de gronden zijn opgenomen. Indien er dubbelbestemmingen zijn opgenomen wordt eerst hieraan getoetst. Daarna wordt in de regels nagegaan welke bepalingen van het/de artikel(en) met de bestemming(en) voor de gronden geldt/gelden. Past het aangevraagde of geconstateerde binnen de bestemmingsomschrijving en de nadere detaillering hiervan (hierbij ook kijken naar de bepaling inzake strijdig gebruik).
Is het antwoord nee, dan kan het in ieder geval niet zonder meer volgens het bestemmingplan. Eventueel (indien wenselijk) kan worden nagegaan of de afwijkingsbevoegdheden soelaas bieden.
Is het antwoord ja, dan moet vervolgens bij de bebouwingsregels worden bekeken welke nadere situerings- en maatvoeringsregels van toepassing zijn. Is de functie niet op de betreffende plaats toegestaan of klopt de maatvoering niet, dan kan ook in dit geval eventueel (indien wenselijk) gebruik worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheden.
6.6 Artikelsgewijze Toelichting
In deze paragraaf worden de artikelen die tezamen de regels vormen afzonderlijk besproken.
Artikel 1 Begrippen
In artikel 1 is een aantal begrippen nader uitgelegd. Door het opnemen van definities wordt geprobeerd inzicht te geven in de betekenis van de gebruikte term. Het doel is het scheppen van duidelijkheid en eenduidigheid. De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.
Voor zover het gaat om wet- en regelgeving wordt in de begripsomschrijving aangegeven dat het gaat om de regeling zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het plan: er is dus sprake van een fixatie in tijd. Gekeken moet dus worden naar de wet- en regelgeving, zoals die eruit zag op het moment dat het bestemmingsplan officieel terinzage is gelegd.
Artikel 2 Wijze van meten
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is het doel het wegnemen van onduidelijkheden. De termen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.
Artikel 3 Bedrijventerrein
Deze bestemming bevat de regeling voor de bedrijfsvestigingen. In de bestemmingsomschrijving zijn de gronden bestemd voor bedrijven, nutsvoorzieningen, onzelfstandige kantoren, groenvoorzieningen, verkeers- en (gebouwde) parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en tenslotte water, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de nadere detaillering is aangegeven dat bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot milieucategorie 3.1 tot en met 4.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor wat betreft de bedrijven in milieucategorie 4.1 slechts is toegestaan een bedrijf gericht op de vervaardiging van machines en apparaten met een productieoppervlakte groter dan 2000 m² (SBI 2008 indeling 27, 28, 33)., zijnde de bedrijfsvoering van ASML. De milieucategorie 3 en 4.1. is in de begripsbepalingen van de regels gedefinieerd in afstemming met de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering editie 2009. De toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) is ontleend aan de genoemde brochure.
Bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht zijn toegestaan, doch uitsluitend voorzover rondom het betreffende bedrijfsterrein sprake is van een geluidzone als bedoeld in de Wgh en is aangetoond dat wordt voldaan aan deze geluidzone.
Risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.3.
Geurgevoelige objecten zijn niet toegestaan voor zover deze zijn gesitueerd binnen de op de verbeelding aangeduide ‘geurcontour”.
Detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van ondergeschikte detailhandel. Kantoren zijn enkel toegestaan als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf.
Reclamemasten mogen niet worden opgericht binnen het plangebied.
Bedrijfswoningen zijn niet langer wenselijk op bedrijventerreinen vanuit milieuhygiënische overwegingen, zodat de vestiging van nieuwe bedrijfswoningen niet is toegestaan. De bestaande bedrijfswoning binnen het plangebied is onder het overgangsrecht gebracht.
Voorts bevat de nadere detaillering van de doeleinden bepalingen ten aanzien van parkeren op eigen terrein (gebouwde collectieve parkeervoorzieningen zijn binnen het plangebied mogelijk) en de oppervlakte van bedrijfspercelen.
De toegestane maatvoering voor gebouwen wordt geregeld in de bouwregels.
Naast een toegestaan maximaal bebouwingspercentage wordt uit een oogpunt van efficiënt ruimtebeheer ook een minimaal bebouwingspercentage vermeld. De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Gebouwde parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen in de vorm van een hellingbaan of een andere opritconstructie mogen zowel binnen alsook buiten het bouwvlak worden opgericht.
Aan de situering van kelders worden geen nadere voorwaarden gesteld voor zover en indien deze geheel ondergronds worden gerealiseerd. Als kelders zich deels boven het maaiveld bevinden, mogen ze uitsluitend worden gerealiseerd binnen het bouwvlak en tellen ze mee voor het bebouwingspercentage.
In de regels zijn bepalingen opgenomen die de maatvoering regelen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en meer specifiek voor het oprichten van schotelantennes.
Van een aantal van de in de bebouwingsregeling opgenomen bepalingen kan worden afgeweken door het bevoegd gezag (College van B&W). Ook is een aantal afwijkingsmogelijkheden van gebruiksregels opgenomen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
In de bestemming "Verkeers- en Verblijfsgebied" zijn de openbare ruimten bestemd die tevens een verkeersfunctie hebben (met uitzondering van de in de groenvoorzieningen bij recht toegestane langzaamverkeersroutes). Binnen deze bestemming is in de nadere detaillering van de doeleinden de maximale breedte van rijstroken van wegen aangegeven en zijn hondenuitlaatplaatsen uitgesloten. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten dienste van de bestemming, zoals nutsvoorzieningen, telefooncellen en wachthuisjes voor busdiensten e.d. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan. Voorts zijn “bouwwerken geen gebouwen zijnde” toegestaan met gelimiteerde bouwhoogten. Bij omgevingsvergunning kan van de maatvoering voor nutsvoorzieningen en antenne-installaties worden afgeweken.
De op de verbeelding middels de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overbouwing’ aangewezen gronden zijn naast de bestemming verkeer en verblijfsdoeleinden mede bestemd voor bedrijfsdoeleinden c.q. bedrijfsbebouwing in de vorm van gebouwde parkeervoorzieningen en/of verbindingen tussen bedrijfsbebouwing gelegen ter weerszijden van de ter plaatse van de dubbelbestemming gelegen openbare weg (de Run 6800).
Deze overbouwing mag enkel worden gerealiseerd vanaf 5 meter boven de openbare weg tot een bouwhoogte van 12 meter met een bebouwingspercentage van maximaal 50% van het bebouwingsvlak. Bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan.
Artikel 5 Waarde – Archeologie 3
Deze bestemming is opgenomen als bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Op deze gronden zijn in beginsel geen bouwwerken en werkzaamheden dieper dan 40 centimeter met een oppervlakte van meer dan 2500 m² toegestaan. Het College van burgemeester en wethouders kan hiervan afwijken indien uit onderzoek is gebleken dat er op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden verstoord of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vrijstelling voorschriften te verbinden of er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij het toestaan van een bouwplan (zoals verleende bouw-/omgevingsvergunning) is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een bouw-/omgevingsvergunning onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 geeft een algemeen gebruiksverbod strijdig met de bestemming, waarbij specifiek een seksinrichting dan wel een escortbedrijf als verboden gebruik wordt vernoemd.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geurzone’ is de vestiging van geurgevoelige objecten niet toegestaan. Afwijking hiervan is geclausuleerd mogelijk.
Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone - inner horizontal conical surface (IHCS)’ geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 95 meter boven NAP.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - reserveringsgebied Rijksweg A67' mag geen bebouwing anders dan bebouwing ten behoeve van parkeren worden opgericht.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen', mag geen kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object worden opgericht.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In artikel 9 wordt een geclausuleerde algemene afwijkingsbevoegdheid gegeven aan het College van burgemeester en wethouders om maximaal 10 % van een aantal in het plan opgenomen maten af te wijken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
In artikel 10 wordt het College van burgemeester en wethouders via de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om de bebouwingslijnen en de aanduidingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven.
Artikel 11 Algemene procedureregels
In dit artikel wordt aangegeven welke procedure er gevolgd moet worden bij de toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden.
Artikel 12 Overgangsrecht
In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan en mits niet strijdig met het voorheen geldende bestemmingsplan met de daaronder begrepen overgangsbepaling. De bepaling is (verplicht) overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Zo wordt in dit artikel bepaald dat de bestaande bouwwerken en vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze van de overige bepalingen af. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel opnieuw op te bouwen. Evenmin is het geoorloofd om een bouwwerk geleidelijk aan geheel te vernieuwen. In geval een bouwwerk door een calamiteit geheel verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de bouwvergunning binnen een termijn van twee jaren na de calamiteit is aangevraagd. Deze bouwwerken mogen voorts, via ontheffing, eenmalig nog met maximaal 10% worden uitgebreid. Het voorgaande is niet van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd in strijd met het geldend bestemmingsplan (met inbegrip van hierin opgenomen overgangsbepaling).
Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het strijdig gebruik mag worden gecontinueerd. Hierop zijn verschillende uitzonderingen gemaakt. Zo blijft gebruik dat reeds onder het hiervoor geldende bestemmingsplan illegaal is aangevangen en ook volgens het nieuwe bestemmingsplan niet kan, illegaal en mag dus niet worden gecontinueerd
Artikel 13 Slotregel
In dit artikel is de benaming van het plan opgenomen.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
Het concept ontwerpbestemmingsplan ‘De Run 2012 ASML’ is op 28 november 2012 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben vijf overlegpartners een reactie op het concept ontwerpbestemmingsplan ingediend.
Deze reactie zijn samengevat en beantwoord in Nota vooroverleg en heeft tot doel belangstellenden in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van de overlegreacties en het standpunt daarover van de gemeente Veldhoven. Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het concept ontwerp-bestemmingsplan.
7.2 Zienswijzen
Onderhavig bestemmingsplan heeft als ontwerp bestemmingsplan met ingang van 23 augustus 2013 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens deze tervisielegging heeft het ook het ontwerp bestemmingsplan 'De Run 2012 ASML, geluid' ter visie gelegen, beide bestemmingsplannen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.
Gedurende de bovengenoemde termijn zijn er in totaal acht zienswijzen ingediend. Van dit aantal zijn een zestal zienswijzen gericht tegen onderhavig bestemmingsplan. In de in Bijlage 2 opgenomen Nota van zienswijzen zijn de betreffende zienswijzen samengevat en van een antwoord voorzien.
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan zijn enkele aspecten te onderscheiden. De kosten voor het verwerven van de benodigde gronden en het realiseren van de gebouwen komen voor rekening van ASML.
Aan dit bestemmingsplan zijn, behoudens de kosten voor het opstellen van het plan en het begeleiden van de procedure, voor de gemeente geen kosten verbonden. Tussen ASML en de gemeente Veldhoven is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten, zodat genoegzaam in kostenverhaal inclusief planschadekostenverhaal wordt voorzien en derhalve geen exploitatieplan behoeft te worden opgesteld.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de financieel-economische haalbaarheid van het bestemmingsplan afdoende is gewaarborgd.