De Run 2008, herziening I, 2010
Bestemmingsplan - Gemeente Veldhoven
Vastgesteld op 16-12-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Run 2008, herziening I, 2010 van de gemeente Veldhoven.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0861.HERZDERUN2008-0402 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwde afzonderlijke ruimte, die een directe verbinding vormt met dat hoofdgebouw en die door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via het internet, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.7 aan huis verbonden beroep:
het in een woning en/of in de bij die woning behorende andere gebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie.
1.8 achtergevel:
de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de gevellijn van het betreffende gebouw.
1.9 afhankelijke woonruimte:
een ander gebouw waarin mantelzorg wordt verleend.
1.10 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.11 Algemene wet bestuursrecht:
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.12 ander gebouw:
een aanbouw, uitbouw of een bijgebouw.
1.13 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.14 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.15 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling, dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.16 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.17 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
1.19 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.20 bedrijfsgebouw/dienstgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.21 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.22 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.23 Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.
1.24 bestaand:
- a. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
- b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.35 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.36 caravan:
een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders.
1.37 carport
een overdekte stallingruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.
1.38 dagopvang
een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting.
1.39 dak
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
1.40 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.41 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.42 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.43 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, tenten, aanhangwagens, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.44 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.45 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 gebruiken
het gebruiken, doen en laten gebruiken.
1.47 geluidsgevoelige gebouwen en terreinen:
gebouwen welke gebruikt worden voor bewoning of daartoe bestemd zijn danwel andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.48 geurgevoelig object:
een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.49 gevellijn
een als zodanig aangegeven lijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de voorgevel moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels.
1.50 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.51 hoeksituatie:
de omstandigheid dat het bouwperceel met een zijdelingse bouwperceelgrens, dat wil zeggen de bouwperceelgrens die evenwijdig loopt aan de zijgevel, grenst aan het openbaar gebied.
1.52 hoofdbewoner:
degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.
1.53 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.54 horeca/horecabedrijf:
een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf.
1.55 IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface):
een obstakelvrije zone ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen.
1.56 ILS:
Instrument Landing System, een systeem ten behoeve van het uitvoeren van nauwkeurige benaderingen van de landingsbaan van een vliegveld onder slechte weersomstandigheden.
1.57 Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer:
Besluit van 5 januari 1993, Stb. 50, houdende uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8 van de Wet milieubeheer en hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, zoals dit luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.58 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.59 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.60 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.61 kinderopvang
het tegen vergoeding bieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders en onderscheiden kan worden in:
- a. kinderdagopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
- b. 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts.
1.62 kuikenbroederij
een bedrijf dat zich richt op het uitbroeden van eieren.
1.63 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.64 luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund.
1.65 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.66 milieucategorie 3:
bedrijven uit categorie 3.1 en 3.2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij dit plan).
1.67 milieucategorie 4:
bedrijven uit categorie 4.1 en 4.2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij dit plan).
1.68 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.69 ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.
1.70 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.71 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.72 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg en minimaal 30 cm boven de kruin van aanliggende weg(en);
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.73 pergola:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
1.74 plaatsgebonden risicocontour:
de contour van een inrichting waarbinnen risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.75 reclame:
het publiekelijk aanprijzen van (handels)waar en/of diensten.
1.76 risicovolle inrichting:
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- b. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
- c. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risico-contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.77 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, met dien verstande dat onder seksinrichting in elk geval wordt verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.78 uitbouw:
een bouwwerk dat in een directe verbinding staat met het (hoofd)gebouw waaraan het is gebouwd, en dat tevens een vergroting van de bestaande ruimte vormt.
1.79 verblijfsgebied:
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.
1.80 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.81 voorgevel:
de gevel van een gebouw, die gekeerd is naar de weg en/of het openbaar gebied.
1.82 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterloepn, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.83 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.84 Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.85 Wet geluidhinder:
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.86 winkelverkoopvloeroppervlak (w.v.o.):
in een winkel voorkomende oppervlakte bedoeld voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen, waaronder begrepen de voor publiek toegankelijke en zichtbare ruimten zoals etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte.
1.87 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, met dien verstande dat:
- a. onder aaneengebouwd wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; ook de "eindwoningen" van een blok van aaneengebouwde woningen worden als een "aaneengebouwde woning" aangemerkt;
- b. onder geschakeld wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van één aangebouwd ander gebouw geschakeld is ("één-aan-één-koppeling") met het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens of in de bebouwingslijn is gebouwd;
ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks geschakelde woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, worden als geschakelde woning aangemerkt;
- c. onder twee-aaneen wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-een-kap);
ook woningen die dezelfde uiterlijke kenmerken hebben van een reeks twee-aaneen gebouwde woningen en onderdeel zijn van deze reeks, worden als twee-aaneen gebouwde woning aangemerkt; - d. onder gestapeld wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
- e. onder een patiowoning wordt verstaan een woning met een open binnenplaats;
- f. onder vrijstaand wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.
1.88 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.89 zijgevel:
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
het bebouwingspercentage wordt bepaald door het meten van het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak dat met gebouwen en overkappingen mag worden bebouwd;
een en ander met dien verstande dat vergunningvrije bouwwerken niet worden meegenomen bij de berekening van het bebouwingspercentage.
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) (achterste) bouwperceelgrens:
de kortste afstand in meters van enig punt tot de (zijdelingse) (achterste) perceelsscheiding van het bouwperceel.
2.3 de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de gevellijn:
de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de gevellijn wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de gevellijn.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de bouwhoogte van een antenne-installatie:
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.6 de breedte van bouwpercelen:
de breedte van bouwpercelen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, in de bebouwingslijn of in de bestemmingsgrens, aan de zijde waar de hoofdontsluiting van het perceel gesitueerd is.
2.7 de breedte van gebouwen:
de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).
2.8 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.9 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.10 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.11 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. paden;
- e. water, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel 3.1. zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals erfafscheidingen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf - Agrarisch bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een pluimveehouderij;
- b. de bij de pluimveehouderij behorende bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, met dien verstande dat per aangegeven aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. verkeers- en parkeervoorzieningen;
- f. water, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, reduceerstations en telefooncentrales;
- b. paden, in- en uitritten;
- c. groenvoorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. al dan niet overdekte sportaccommodaties;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontvangst, berging en/of afvoer van water alsmede voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen, met de bijbehorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel 10.1 zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming met uitzondering van bruggen, met een bouwhoogte van maximaal 1 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het bouwen van bruggen (tot een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanuit 35 cm boven de kruin van de ter plaatse aanwezige weg), met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
- b. een toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
- c. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan het gebruik van belendende percelen;
- d. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de functie van de watergang.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan alsmede nutsvoorzieningen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Wonen - Groepswonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen - Groepswonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonvormen in groepsverband;
- b. nutsvoorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
- a. Op of in de in artikel 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen op de in artikel 13.1 bedoelde gronden toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een kleinere oppervlakte dan 100 m2.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bestemmingsbepalingen en bouwregels.
De omgevingsvergunning wordt slecht verleend indien:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming “Waarde -Archeologie 1” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
- a. Op of in de in artikel 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen op de in artikel 14.1 bedoelde gronden toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een kleinere oppervlakte dan 75 m2.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bestemmingsbepalingen en bouwregels.
De omgevingsvergunning wordt slecht verleend indien:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming “Waarde -Archeologie 2” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 15 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van de watergang van overwegend belang, met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing.
15.2 Bouwregels
Op de in artikel 15.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits het belang van de watergang van overwegend belang in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de watergang gehoord.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Overschrijding bouwvlak
Het bouwvlak mag worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, waaronder worden gerekend:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
17.2 Waterhuishouding
Bij ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit). Hiertoe dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het waterschap.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel een escortbedrijf.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 Geluidzone - industrie
19.2 Milieuzone - geurzone
19.3 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied” gelden op basis van de provinciale milieuverordening, beperkingen met betrekking tot:
- a. de vestiging van inrichtingen die op grond van deze verordening niet zonder meer zijn toegestaan;
- b. het boren in diepere grondlagen.
19.4 Veiligheidszone - lpg
19.5 Vrijwaringszone - weg
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, tenzij reeds eerder op grond van deze regels voor de betrokken gronden een omgevingsvergunning is verleend, afwijken van de regels tot een maximum van 10% van de in het plan voorgeschreven maten voor het bebouwingspercentage, de breedte, de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
- c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang;
- e. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS en de IHCS van de Vliegbasis Eindhoven.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
- c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
22.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanDe Run 2008, herziening I, 2010.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Ten Behoeve Van Aan Huis Verbonden Bedrijf
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf
Bijlage 1 Toelichting Bestemmingsplan De Run 2008
Bijlage 1 Toelichting bestemmingsplan De Run 2008