Golfbaan Cromvoirt
Bestemmingsplan - Gemeente Vught
Vastgesteld op 22-04-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan
het bestemmingsplan Golfbaan Cromvoirt van de gemeente Vught.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0865.bgBPgolfbaan-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.6 ballenvanger
afscherming nabij oefenvoorziening (driving range).
1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagruimten, sanitaire ruimten en dergelijke.
1.9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming noodzakelijk is.
1.10 bestaand
- bij bouwwerken: op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
- bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 carry
gronden tussen de afslag en de fairway waar de bal overheen geslagen wordt; door de carry loopt alleen een pad voor de golfers.
1.18 clubhuis
gebouw dat dienst doet als verenigings-, kleed- en vergaderruimte, café-restaurant, golfshop e.d.
1.19 dagrecreatie
vormen van recreatie die in principe plaatsvinden tussen zonsop- en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
1.20 dassenleefgebied
een landschapspatroon bestaande uit elzensingels en smalle weiden (lamellenstructuur).
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 driving range
oefenveld voor het afslaan.
1.23 extensieve recreatie
recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen en natuurkamperen. Er zijn weinig of geen gebouwen nodig en het aantal recreanten (per tijdseenheid of oppervlakte-eenheid) is beperkt.
1.24 fairway
gedeelte van de hole tussen tee en green.
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 golfshop / proshop
bedrijf dat als hoofddoel heeft de detailhandel in sportartikelen, direct verband houdende met de golfsport.
1.27 horecabedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals (eet)cafés, restaurants, brasseriën, cafetaria's etc., met uitzondering van een discotheek / bar-dancing, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.28 hole
het totaal van tee, fairway en green.
1.29 natuurdoeltype
type ecosysteem zoals opgenomen in het Handboek Natuurdoeltypen, rapport expertisecentrum LNV, 2001; met name water met natuurfunctie, hei (schraal grasland), bloemrijk droog grasland, pimpernel hooiland, bloemrijk dras grasland, houtwallen, bos.
1.30 nieuwe natuur
ontwikkeling van natuur in de vorm van natuurdoeltypen.
1.31 netto golfgebied
het in het streekplan benoemde feitelijke golfgebied, bestaande uit de fairways en de semi roughs, inclusief de gebouwde voorzieningen en de verhardingen (inclusief parkeerterrein).
1.32 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.33 peil
- a. voor gebouwen die inmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 rough
gronden buiten de fairway die de landschappelijke begeleiding van de fairway vormen en waar het neerkomen van een verdwaalde golfbal niet uitgesloten is. De breedte bedraagt gemiddeld 8-10 m.
1.35 semi-rough
overgang tussen fairway en rough, bestaande uit minder intensief onderhouden halflang gras.
1.36 straatmeubilair
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld als voorziening in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de openbare ruimte, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, informatieborden, zitbanken, hekken, speeltoestellen en hondentoiletten.
1.37 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.38 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.8 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
- b. ter plaatse van de aanduiding ‘pad’: een wandelpad;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals onverharde paden en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals afwateringssloten.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik voor de actieve beoefening van de golfsport;
- b. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte ten opzichte van het bestaande maaiveld van 0,3 m ontstaat;
- c. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- d. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
- e. het diepploegen dieper dan 0,3 m;
- f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 50 m².
3.4 Aanlegvergunning
Artikel 4 Natuur - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ontwikkeling van nieuwe natuur in de vorm van natuurdoeltypen;
- b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - dassenleefgebied’: dassenleefgebied;
- c. ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’: archeologisch onderzoeksgebied;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandelpaden en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals afwateringssloten.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik voor de actieve beoefening van de golfsport;
- b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 50 m².
4.4 Aanlegvergunning
Artikel 5 Natuur - Golfbaan
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een 18-holes golfbaan;
- b. nieuwe natuur in de vorm van natuurdoeltypen met een gezamenlijke oppervlakte van niet minder dan het te realiseren netto golfterrein minus de oppervlakte van de bestemming ‘Natuur - 2’;
- c. recreatief gebruik;
- d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - driving range’: een driving range;
- e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - afslaggebouw’: een afslaggebouw met golf-pro lesruimten;
- f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - clubhuis’: een clubhuis, caddiemasterruimte e.d. met daarin horeca en detailhandel (proshop), mits deze functies direct gerelateerd zijn aan de golfsport;
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - bebouwing t.b.v. beheer en onderhoud’: bebouwing ten behoeve van onderhoud en één bedrijfswoning;
- h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke groenvoorziening’: landschappelijke groenvoorziening;
- i. terreinverhardingen:
- 1. binnen de bouwvlakken;
- 2. bij gebouwen buiten de bouwvlakken tot een zelfde oppervlakte als de bebouwde oppervlakte;
- 3. ten behoeve van een buggy-/trolleypad met een lengte van niet meer dan 2000 m, en een breedte van niet meer dan 2 m;
- 4. ten behoeve van een machinepad met een lengte van niet meer dan 1500 m en een breedte van niet meer dan 3 m;
- j. reliëfvorming met de volgende toegestane hoogten:
- 1. in het gebied oostelijk van de Zandleij en zuidelijk van de Cromvoirtsedijk van niet meer dan +1 m en –1 m ten opzichte van het maaiveld;
- 2. in het gebied oostelijk van de Zandleij en noordelijk van de Cromvoirtsedijk van niet meer dan +1,75 m en –1,75 m ten opzichte van het maaiveld;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandelpaden en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals afwateringssloten.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van het clubhuis voor bijeenkomsten van persoonlijke aard (bruiloften en partijen) en evenementen die geen relatie hebben met de golfsport;
- b. het gebruik van het clubhuis door niet-leden, wegens oneerlijke concurrentie ten opzichte van in de omgeving gevestigde horecabedrijven;
- c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 50 m² ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke groenvoorziening’.
5.4 Aanlegvergunning
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: een parkeerterrein met niet minder dan 150 parkeerplaatsen en niet meer dan 350 parkeerplaatsen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erfafscheidingen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals afwateringssloten;
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- voor reclamedoeleinden, behoudens één naambord met een oppervlakte van niet meer dan 10 m².
6.4 Aanlegvergunning
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;
- b. waterberging;
- c. het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'stuw': een stuw;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - zandvang': een zandvang;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals onderhoudspaden, bruggen en beplanting.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Leiding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, bestemd voor:
- a. De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- b. een hogedrukgasleiding met een beschermingszone van 4 m aan weerszijden uit het hart van de leiding;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag binnen de beschermingszone van de leiding niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.2en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en/of gebouwen, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- hiertegen uit hoofde van bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat. Daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
8.4 Aanlegvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
10.2 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Inundatiegebied
11.2 Veiligheidszone - leiding
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - leiding’ is het verboden gebouwen op te richten of voorzieningen aan te brengen die ertoe leiden dat personen langdurig of frequent aldaar verblijven. Het beoefenen van de golfsport behoort niet tot het langdurig of frequent verblijven.
Artikel 12 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. het plan ten behoeve van vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
- b. het plan voor het bouwen in afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt, mits de afwijking ten hoogste 10% bedraagt;
- c. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsinstallaties, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- d. het plan voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels bestemmingsplan Golfbaan Cromvoirt
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan “Golfbaan Cromvoirt” in de gemeente Vught.
De topografische situatie is weergegeven op afbeelding 1.1 en de luchtfoto op afbeelding 1.2.
In Cromvoirt is een 18-holes golfbaan in ontwikkeling. Het initiatief daartoe is genomen door de familie Hendriks die ter plaatse, Deutersestraat 37, een veebedrijf uitoefent. Vanwege de beperkte agrarische ontwikkelingsmogelijkheden en geen bedrijfsopvolging, is door de familie besloten tot een functieverandering van haar gronden. De PPC heeft reeds in 2005 onder een aantal voorwaarden in principe positief geadviseerd. Als vervolg daarop heeft in 2005 ook de gemeenteraad van Vught, onder een aantal randvoorwaarden, ingestemd met het opstellen van de benodigde plannen.
Planologisch is van primair belang dat het plan een goede invulling geeft aan beleidsdoelen in het reconstructieplan De Meierij, met name:
- Cromvoirt is binnen de stadsregio ’s-Hertogenbosch aangewezen als recreatiezone. Mede gelet op de toenemende populariteit van het golfspel, sluit een golfbaan hier goed bij aan;
- binnen het reconstructieplan wordt het herstel van het landschap en het vergroten van de identiteit van het gebied van groot belang geacht. De locatie waar men de golfbaan wil realiseren is nu een primair agrarisch gebied. Binnen dit gebied zijn diverse oorspronkelijke landschapselementen verloren gegaan, het initiatief voor een golfbaan kan een aanjager zijn voor het herstel van het landschap en het verbeteren van de biotoop voor flora en fauna;
- de positie van de agrarische sector komt meer en meer onder druk te staan. Het reconstructieplan pleit daarom voor nieuwe economische dragers voor het platteland. Het initiatief voor een golfbaan sluit hier goed bij aan.
Uit het draagvlakonderzoek blijkt voorts dat in de zuidwestelijke stedelijke kwadrant ’s-Hertogenbosch-Vught de potentiële vraag naar een nieuwe golfbaan groot is. Er is derhalve een ruim draagvlak voor de golfbaan Cromvoirt.
Voor het plan van de golfbaan Cromvoirt gelden op basis van de provinciale structuurvisie relatief zware randvoorwaarden voor natuur en landschap. Het plangebied ligt geheel binnen een regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE). Dit vereist een natuurcompensatie (in natuurdoeltypen) die qua omvang even groot is als het feitelijke golfterrein inclusief clubhuis, parkeren e.d.
Bovendien ligt de golfbaan deels in zogenaamd secundair dassengebied (actueel geen dassen) hetgeen extra inrichtingsmaatregelen vereist. Van gemeentewege is in het bijzonder ingebracht ook de cultuurhistorie in het plan te laten doorwerken. Ook vraagt de ligging in een in het reconstructieplan opgenomen inundatiegebied compensatie. Een en ander heeft een doorwerking gekregen in het gekozen ruimtelijke masterplan. Gestreefd is de natuurcompensatie zoveel mogelijk te situeren aansluitend op de bestaande natuurelementen Cromvoirtsedijk en Drongelens Kanaal.
De cultuurhistorie komt tot uiting in de lamellenstructuur in de zuidrand/dorpsrand, refererend aan het historische verkavelingspatroon met houtsingels. De lamellenstructuur vormt tevens een goede dassenbiotoop.
Aan de compensatie waterberging in het inundatiegebied kan voldaan worden door extra verlagingen, waarin fairways als opduikingen liggen, aan te brengen. Het na onderzoek resterende archeologisch onderzoeksgebied wordt niet aangetast. Ook aan de randvoorwaarden in het principebesluit van de gemeenteraad is voldaan.
Als planologisch project kan voorliggend plan gekarakteriseerd worden als de transformatie van ca 66 hectare agrarische gronden (AHS) naar een recreatief landschap met golfbaan als voorziening van de hedendaagse stedeling.
Deze 66 ha transformatie omvat ca 1/3 ha golfterrein, speelveld plus voorzieningen en ca 1/3 ha nieuwe natuur bestaande uit geformaliseerde natuurdoeltypen en ca 1/3 ha overige natuur en landschap.
De golfbaan zal deels een verenigingsbaan zijn en deels vrij toegankelijk voor greenfee spelers.
Voor de ontwikkeling en exploitatie van de baan wordt uitgegaan van een hoogwaardige baan, die meer te bieden heeft dan de gemiddelde baan. Naast de golftechnische aspecten wordt er grote aandacht gegeven aan de ontwikkeling van nieuwe natuur, waardoor er sprake is van de ontwikkeling van een landschapspark. Dit is een essentiële meerwaarde die tot uitdrukking zal komen bij de wijze van exploitatie van de baan en de beleving van de golfer. Het clubhuis zal voldoende faciliteiten bieden die horen bij een eigentijdse hoogwaardige golfbaan. De oefenfaciliteiten voor de golfschool zullen zijn toegesneden op de (jonge) beginnende golfers tot en met de meest ervaren golfers. Een en ander zal ertoe leiden dat er naar verwachting voor 40 voltijdsbanen werkgelegenheid geboden wordt.
De omvang van het verkeer zal door het jaar wisselen in relatie met de bespeelbaarheid van de baan. De raming van het jaargemiddelde van het verkeer (komen en gaan) vanwege de golfbaan bedraagt 215 mvt/etmaal. De raming van het gemiddelde in de zomermaanden bedraagt 315 mvt/etmaal.
Het grootste aantal zal via de Deutersestraat en de St. Lambertusstraat van en naar Vught rijden.
De huidige intensiteiten op deze straten bedragen respectievelijk 4400 mvt/etmaal en 2800 mvt/etmaal. De toename vanwege de golfbaan is beperkt. Als gevolg van de aanleg zuidwest tangent ’s-Hertogenbosch (ook wel de ‘gementweg’ genoemd) zullen de verkeersintensiteiten op genoemde straten dalen met respectievelijk 900 en 700 mvt/etmaal.
[Verschillende zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot het instellen van het nadere verkeersonderzoek door Goudappel Coffeng. De conclusies van dit onderzoek zijn opgenomen in het voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan, dat nu als bijlage in het bestemmingsplan is opgenomen, alsmede in de Nota Beoordeling van zienswijzen (bladzijde 7 en volgende). Het rapport verkeersonderzoek, het voorstel tot vaststelling en de Nota beoordeling van zienswijzen zijn als bijlagen aan het bestemmingsplan toegevoegd.]
Leeswijzer
Dit rapport bestaat uit twee delen. De toelichting en de regels.
De toelichting is verder als volgt ingedeeld:
- in hoofdstuk 2 worden een aantal algemene punten genoemd die voor het plan van belang zijn;
- hoofdstuk 3 geeft een kort overzicht van het bestaande beleid van de verschillende overheden, voor zover dat voor onderhavig golfbaanplan relevant is;
- hoofdstuk 4 bevat de bestaande situatie van het plangebied en directe omgeving. Dit vormt het concrete vertrekpunt voor planvorming;
- in hoofdstuk 5 wordt inhoudelijk op de nieuwe golfbaan ingegaan en wel:
- de aanwezigheid van voldoende draagvlak;
- het algemene programma van eisen van de golfbaan, alsmede aspecten als het verkeer en de werkgelegenheid;
- de eisen die aan de golfbaan gesteld worden, vanuit de omgeving, het landschap en de vereiste nieuwe natuur;
- hoofdstuk 6 bevat het feitelijke ruimtelijke masterplan voor de golfbaan. Tevens worden in dit hoofdstuk kort de alternatieven uit de MER toegelicht;
- hoofdstuk 7 behelst de waterparagraaf;
- hoofdstuk 8 beschrijft de financieel-economische aspecten c.q. haalbaarheid;
- in hoofdstuk 9 wordt de manier van de juridische regeling (regels) toegelicht;
- hoofdstuk 10 geeft een overzicht van de proceduregang.
Hoofdstuk 2 Algemeen
2.1 Plangebied
Het plangebied ligt tussen de bebouwde kom van Cromvoirt en het afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch - Drongelen (Drongelens Kanaal) ten westen van de Deutersestraat.
De kadastrale situatie met de begrenzing van het plangebied is op afbeelding 2.1 weergegeven. 45 ha (aan weerszijden van de Zandleij is eigendom van Hendriks. Op de overige gronden heeft Hendriks een optie.
Het plangebied heeft een grootte van ca 66 ha.
2.2 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied:
- vastgesteld door de gemeenteraad op 03-07-1997;
- goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 03-02-1998;
- onherroepelijk na uitspraak Raad van State januari 2001.
Op de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied wordt onderscheid gemaakt tussen bestemmingen en medebestemmingen.
De bestemmingen zijn weergegeven op afbeelding 2.2:
- Het plangebied heeft overwegend de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke waarden (Alw);
- Aan de noordzijde ligt het Drongelens Kanaal. De zuidrand ervan heeft de bestemming Bosgebied (Bg);
- Oost-west door het centrale plangebied loopt de Cromvoirtsedijk met de bestemming Landschapselement;
- De Zandleij is bestemd als ‘te ontwikkelen natte ecologische verbindingszone’
Gastransportleiding
Aan de oostzijde van de Zandleij ligt een hogedruk aardgasleiding van de Gasunie.
De medebestemmingen betreffen de functies wonen, werken en voorzieningen en zijn weergegeven op kaart 1, bestaande toestand.
Aan de Deutersestraat liggen drie agrarische bedrijven, een handel in volumineuze goederen en diverse woningen.
Aan de zuidzijde van het plangebied zijn langs de St. Lambertusstraat bestemd:
de kerk, het horecabedrijf, een niet-agrarisch bedrijf (pallets), drie agrarische bedrijven en woningen, alsmede de supermarkt (middels artikel 19 WRO).
Aan de zijde Nieuwkuijkseweg van het plangebied liggen twee woonbestem-mingen en de grondopslag locatie De Hoef.
Conclusie
Binnen de vigerende bestemmingen is de aanleg van een golfbaan niet mogelijk. Reden waarom voorliggend bestemmingsplan is opgesteld.
2.3 M.e.r.-procedure
De noodzakelijke herziening van het bestemmingsplan vormt de eerste concrete beleidsbeslissing die de aanleg van de golfbaan mogelijk maakt. De wijziging van het bestemmingsplan is een besluit als bedoeld in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994, zoals gewijzigd bij Besluit van 7 mei 1999 (Staatsblad nr. 224, 1999).
Aangezien de golfbaan een gebied betreft van meer dan 50 ha, is voorliggend golfbaaninitiatief m.e.r.-plichtig.
Ten behoeve van de vereiste m.e.r.-procedure is het milieueffectrapport Golfbaan Cromvoirt opgesteld. Dit MER is inhoudelijk in overeenstemming met de toelichting op voorliggend bestemmingsplan.
De m.e.r.-procedure is gelijktijdig opgestart met de procedure inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro van voorliggend bestemmingsplan.
2.4 Planproces
Voorliggend plan is gebaseerd op een relatief uitvoerige planvoorbereiding.
- 1. Gestart is in 2004 met het opstellen van een planologische verkenning ten behoeve van een principe-uitspraak ten behoeve van de aanleg van een golfbaan door de Provinciale Planologische Commissie (PPC) en door de gemeenteraad van Vught.
In de verkennende notitie werd uitgegaan van een centraal plangebied van ca 40 ha, zijnde de huiskavels van het agrarische bedrijf Deutersestraat 37 van Hendriks. Daarnaast waren drie zoekgebieden aangeduid voor de aanvullende gronden om een 18-holes golfbaan te kunnen realiseren, met name oostzijde Deutersestraat, zuidrand Drongelens Kanaal en westzijde Zandleij. Zie afbeelding in paragraaf 3.6.2. - 2. De PPC stemt in februari 2005 onder voorwaarden in met het verzoek. In het bijzonder wijst de PPC erop dat de keuze voor het zoekgebied ten westen van de Zandleij een afwijking van het streekplan betekent.
N.B. - Op 1 juli 2008 zijn de Interimstructuurvisie en de Paraplunota “Brabant in Ontwikkeling” als ‘opvolgers’ van het streekplan in werking getreden. Het beleid ten aanzien van nieuwe golfbanen is zodanig aangepast dat geen sprake meer is van een afwijking (zie paragraaf 3.4.2).
- 3. De gemeenteraad van Vught stemt in mei 2005 in principe ook in met een vervolg van de plannen. De gemeenteraad besluit evenwel niet in te stemmen met een eventuele uitbreiding aan de oostzijde van de Deutersestraat, omdat het dorpsgebied in dat geval teveel door de golfbaan zou worden gedomineerd en de golfbaan met een drukke weg zou worden doorsneden.
- 4. Vervolgens wordt de startnotitie m.e.r.-procedure opgesteld. In deze startnotitie wordt overeenkomstig het besluit van de gemeenteraad uitgegaan van aanleg van de golfbaan op de huiskavels van het agrarisch bedrijf Deutersestraat 37, aangevuld met een uitbreiding ten westen van de Zandleij.
- 5. Het advies van de mer-commissie inzake de richtlijnen werd ontvangen in oktober 2005. De mer-commissie acht de keuze van de gemeenteraad voor de aanleg van een gedeelte van de golfbaan aan de westzijde van de Zandleij voldoende onderbouwd. Deze richtlijnen zijn door de gemeenteraad vastgesteld d.d. 29 juni 2006.
- 6. Ten behoeve van de planvorming zijn de nodige onderzoeken uitgevoerd.
- a. veldinventarisatie dassen (april 2004);
- b. analyse (mogelijke) natuurwaarden (juni 2004);
- c. inventarisatie flora en fauna (december 2005);
- d. rapportage bodem en water (januari 2006/januari 2007);
- e. archeologisch bureauonderzoek (januari 2006);
- f. archeologisch veldonderzoek (december 2006);
- g. luchtkwaliteit (maart 2007);
- h. hydrologisch onderzoek (december 2007).
Deze onderzoeken zijn gebundeld in het Deelrapport Golfbaan Cromvoirt, onderzoeken ten behoeve van milieueffectrapportage en bestemmingsplan.
- 7. Voorts is vijfmaal breed overleg gevoerd, waarbij aanwezig waren de gemeente Vught, provincie Noord-Brabant, Waterschap De Dommel, Brabantse Milieu Federatie en de Stichting Natuur- en Milieugroep Vught. Dit overleg leidde tot de keuze van de volgende hoofduitgangspunten:
- maatwerk binnen de lokale eigenheid van Cromvoirt;
- herstel van de karakteristieken van het cultuurhistorische landschap met de kaart 1900 als referentie;
- versterken bestaande ecologische structuur omgeving plangebied;
- voldoen aan de provinciale eisen van natuurbouw met een zelfde omvang als het netto golfgebied;
- voldoen aan de provinciale eisen inzake dassen.
Ingestemd werd met een hoofdzonering binnen het plangebied, bestaande uit cultuurhistorische landschapsbouw aan de zuidzijde aansluitend op de bebouwingsstructuur en een zone met het accent op natuurbouw aan de noordzijde langs het Drongelens Kanaal. Zie afbeelding 5.1.
- 8. Met de Stichting Das en Boom is een paar maal overleg gevoerd over de wenselijke inrichting ten behoeve van het potentiële dassengebied ten westen van de Zandleij.
Dit overleg leidde tot de conclusie dat herstel van het cultuurhistorische landschap met de langgerekte veldjes en houtsingels (lamellenlandschap) tevens een goede dassenbiotoop tot gevolg heeft. - 9. Ten behoeve van de m.e.r.-procedure zijn voorts drie alternatieven uitgewerkt:
- a. optimaal golf alternatief (OGA), waarin een uitdagend golfspel voorop staat;
- b. meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) met herstel cultuurhistorie als ruimtelijke basis;
- c. voorkeursalternatief (VKA), met een synthese van de golf en natuurbelangen.
- 10. Het voorkeursalternatief is als VKA/masterplan in voorliggend bestemmingsplan opgenomen. De regels en plankaart zijn hierop gebaseerd.
Hoofdstuk 3 Beleid Groter Verband
3.1 Inleiding
De ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het plangebied wordt primair bepaald door de plannen en de beleidsdoelstellingen van de overheden. Hierna worden kort de relevante plannen toegelicht, achtereenvolgens:
- Europees niveau;
- rijksniveau;
- provinciaal niveau;
- regionaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
3.2 Europees Niveau
3.2.1 Natura 2000-gebieden
Natura 2000 is het Europese ecologische netwerk dat bestaat uit de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden tezamen. De bescherming ervan is geregeld in de in 2005 gewijzigde Natuurbeschermingswet.
Op afbeelding 3.1 zijn de Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied aangegeven.
Het plangebied zelf maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Wel bevinden zich twee Natura 2000-gebieden in de directe omgeving van het plangebied op een afstand van minder dan honderd meter (Vlijmens Ven) tot enkele honderden meters (Loonse en Drunense Duinen). Dat betekent dat de eventuele externe werking van het golfbaaninitiatief op de betreffende Natura 2000-gebieden – in samenhang met andere projecten – in beeld gebracht dient te worden en dat bij aanwezigheid van eventuele significante negatieve effecten het afwegingskader (van de Natuurbeschermingswet) doorlopen dient te worden. Uit het MER blijkt dat de gekozen inrichting geen negatieve effecten tot gevolg heeft.
3.2.2 Flora- en faunawet
Door het in werking treden van de Flora- en faunawet zijn sinds 1 april 2002 alle vogels, amfibieën, reptielen, vleermuizen en bijna alle overige zoogdieren wettelijk beschermd. Dit betekent dat het verboden is om deze dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren.
Door het Bureau Natuurbalans is een flora- en faunaonderzoek gedaan. De resultaten ervan worden in hoofdstuk 4 genoemd.
3.2.3 Conclusie Europees niveau
In de directe omgeving van het plangebied liggen Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet zijn van toepassing.
3.3 Rijksniveau
Op rijksniveau zijn de volgende beleidsnota’s van belang:
- Nota Ruimte;
- Nota Natuur, bos en landschap in de 21e eeuw;
- Nota Belvedere.
De relevante aspecten uit de betreffende nota’s worden onderstaand behandeld.
3.3.1 Nota Ruimte
Deze nota bevat het toekomstig nationaal ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020. De belangrijkste aspecten zijn:
- ruimteclaims worden steeds omvangrijker, meervoudig ruimtegebruik zal dan ook sterk gestimuleerd moeten worden;
- streven naar sterke steden;
- vitaal houden van het landelijk gebied;
- verschuiving van verantwoordelijkheden van rijk naar provincies en gemeenten.
De Nota Ruimte gaat over de hoofdlijnen van beleid voor Nederland. Provincies, regio’s en gemeenten moeten zelf beslissen over de bestemmingen en inrichting van de stedelijke en landelijke gebieden. Het rijk geeft alleen de spelregels mee op grond van de hoofdlijnen van beleid en van de criteria voor ruimtelijke kwaliteit. Deze criteria hebben onder meer betrekking op ruimtelijke diversiteit, economische en maatschappelijke diversiteit, duurzaamheid, aantrekkelijkheid en menselijke maat.
Conclusie Nota Ruimte
Het voorgenomen initiatief, de golfbaan Cromvoirt, vormt een recreatieve voorziening in de stedelijke regio ’s-Hertogenbosch en draagt daarmee bij aan het in de Nota Ruimte verwoorde streven naar sterke steden.
3.3.2 Nota Natuur, bos en landschap (NBL) in de 21e eeuw
In deze nota is het natuurbeleid van het rijk tot 2010 vervat. Hoofddoelstelling voor dit beleid in de 21e eeuw is: behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. In de nota worden vijf perspectieven voor de toekomst van het landelijk gebied beschreven. Onder perspectief 4: ‘Nederland Landelijk-Natuurlijk’ wordt ten aanzien van het samengaan van economische ontwikkeling en natuur het volgende gezegd:
"Doordat uitgekiende landschapsontwerpen en een zorgvuldig proces ten grondslag liggen aan ruimtelijke keuzes en inrichtingskeuzes blijkt dat bevordering van de (economische) dynamiek vaak heel goed samengaat met versterking van groen-blauwe functies. Er blijken tal van nieuwe coalities en nieuwe functiecombinaties met natuur en landschap te ontstaan die een hoog maatschappelijk rendement hebben, omdat ze meerdere behoeften gelijktijdig vervullen."
De Nota NBL in de 21e eeuw doet geen specifieke uitspraken over het plangebied.
Relevant is dat het initiatief tot ontwikkeling van een golfbaan gekoppeld aan een even grote oppervlakte nieuwe natuur een nieuwe coalitie kan zijn die een versterking vormt van groen-blauwe functies. De verantwoordelijkheid voor gebieden buiten de EHS en (inter)nationaal waardevolle landschappen ziet het rijk vooral als een taak voor de provincies.
Conclusies Nota Natuur, bos en landschap
De ontwikkeling van een golfbaan met een zelfde oppervlakte aan nieuwe natuur past bij uitstek binnen perspectief 4 van de Nota Natuur, bos en landschap.
3.3.3 Nota Belvedere
In 1999 is de Nota Belvedere vastgesteld. Het Belvederebeleid is een nieuwe beleidsstrategie, waarin de cultuurhistorie, archeologische resten, historisch-geografische elementen en -structuren en gebouwde monumenten uitgangspunten zijn voor ruimtelijke planvorming. Niet het museale behoud staat voorop, maar het cultuurhistorisch erfdeel als uitgangspunt voor de voortgaande ontwikkelingen. Het doel is tweeledig: verrijking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultureel erfgoed. Het credo van Belvedere is: ‘Behoud door ontwikkeling’.
Naast het algemene beleid met betrekking tot cultuurhistorische waarden zijn ook Belvederegebieden op nationaal niveau aangewezen. Onderhavig plangebied ligt daar niet in.
Conclusie Nota Belvedere
Voor de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden geldt het algemene beleid: behoud door ontwikkeling.
3.3.4 Conclusie rijksniveau
- Het voorgenomen initiatief -de golfbaan Cromvoirt- vormt een recreatieve voorziening in de stedelijke regio ’s-Hertogenbosch en draagt daarmee bij aan het in de Nota Ruimte verwoorde streven naar sterke steden.
- De nota Natuur, bos en landschap in de 21e eeuw vormt geen specifieke belemmeringen voor het voorgenomen initiatief. Het streven een golfbaan gezamenlijk met een gelijke oppervlakte nieuwe natuur te ontwikkelen past in principe binnen perspectief 4 van deze nota.
- Het plangebied valt buiten de aangewezen Belvederegebieden op nationaal niveau.
3.4 Provinciaal Niveau
Op provinciaal niveau zijn de volgende verordeningen en beleidsnota’s van belang:
- Ontwerp-Verordening ruimte Noord-Brabant Fase 1 (2009);
- Interimstructuurvisie en Paraplunota “Brabant in Ontwikkeling” (2008);
- Handreiking Dassen en Golfbanen (2005);
- Natuurgebiedsplan (2002);
- Provinciaal Waterhuishoudingsplan (1998) en partiële herziening Waterhuis-houdingsplan 2003-2006.
3.4.1 Ontwerp-Verordening ruimte Noord-Brabant Fase 1
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening is nog in procedure, maar het beleid is thans in die mate ‘vast’, dat in deze paragraaf reeds een toetsing van het plan/project aan de Verordening is opgenomen.
In de Verordening zijn geen specifieke regels ten aanzien van golfbanen opgenomen.
Ecologische hoofdstructuur
De Zandleij en de Cromvoirtsedijk zijn opgenomen in de ecologische hoofdstructuur, waarvoor paragraaf 3.1 van de Verordening van toepassing is. In het bijzonder geldt het bepaalde in artikel 3.1.3:
“Planologische bescherming van de ecologische hoofdstructuur
- 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur:
- a. strekt uitsluitend tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden;
- b. wijst geen bestemmingen aan die activiteiten mogelijk maken welke significant negatieve effecten zullen of kunnen hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden;
- c. stelt regels ter voorkoming van aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden.
- 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid neemt het bestemmingsplan de geldende niet- natuurbestemming en de met het oog daarop gegeven regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken in acht.
- 3. Binnen negen maanden nadat op grond van een verplichting van Gedeputeerde Staten of van een waterschapsbestuur de inrichting en het beheer voor natuurdoeleinden verzekerd zijn, is het tweede lid niet van toepassing en strekt het bestemmingsplan dat daar is gelegen ertoe dat de geldende niet-natuurbestemming is gewijzigd naar een natuurbestemming met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van het eerste lid.”
Analyse
ad 1 - De Zandleij betreft een leggerwaterloop en is derhalve bestemd voor ‘Water’. De Cromvoirtse Dijk is in de bestemming ‘Natuur - 1’ opgenomen. Beide bestemmingen omvatten het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarde. Behoudens extensieve recreatie zijn binnen deze bestemmingen geen recreatieve activiteiten toegestaan.
ad 2 - Niet van toepassing.
ad 3 - Niet van toepassing.
Waterbergingsgebied
Het plangebied ten westen van de Zandleij is aangeduid als waterbergingsgebied. Van toepassing is Paragraaf 3.2 van de Verordening met in het bijzonder artikel 3.2.3:
“Regels omtrent bestemmingsplannen wat betreft regionale waterbergingsgebieden
- 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een regionaal waterbergingsgebied strekt mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.
- 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bepaalt dat:
- a. bebouwing ten dienste van waterberging tot een hoogte van maximaal 2 meter is toegestaan;
- b. bebouwing om andere redenen dan bedoeld onder a is toegestaan mits de toelichting van dat bestemmingsplan een verantwoording bevat welke beschrijft op welke wijze het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied is verzekerd;
- c. nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf niet is toegestaan;
- d. regels worden gesteld voor het ophogen van gronden en het aanbrengen of wijzigen van kaden, voor zover deze activiteiten niet uitgevoerd worden in het kader van normaal beheer en onderhoud;
- e. bij het toepassen van de regels als bedoeld onder d. het bevoegde waterstaatsgezag wordt gehoord.”
Analyse
ad 1 - Voorliggend bestemmingsplan omvat een gebiedsaanduiding waarin het waterbergend vermogen verzekerd is.
ad 2a - Ten behoeve van het waterbergingsgebied is geen belemmering aan de orde.
ad 2b - Binnen het waterbergingsgebied is max 100 m² bebouwing ten behoeve van de golfbaan toegestaan en wordt het maaiveld deels verhoogd.
ad 2c - Voorliggend bestemmingsplan bevat geen nieuwvestiging van agrarische bedrijven.
ad 2d - Ten aanzien van genoemde activiteiten is een aanlegvergunning vereist.
ad 2e - Bij het verlenen van de onder d. genoemde aanlegvergunning is advies van het waterschap vereist.
Verwevingsgebied
Het gehele plangebied ligt binnen verwevingsgebied. Voorliggend plan voorziet niet in de uitbreiding of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij. Hiermee wordt aan de gestelde regels voldaan.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met de Ontwerp-Verordening ruimte Fase 1.
3.4.2 Interimstructuurvisie en Paraplunota "Brabant in Ontwikkeling"
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn op 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie en de Paraplunota in werking getreden. Dit beleid komt in hoge mate overeen met het beleid in het Streekplan 2002.
De afbeeldingen 3.2 en 3.3 geven uitsneden uit de plankaarten van respectievelijk de Interimstructuurvisie en de Paraplunota weer. Op beide afbeeldingen is het plangebied ingetekend.
In de Interimstructuurvisie zijn vijf leidende ruimtelijke principes opgenomen:
- 1. meer aandacht voor de onderste lagen;
- 2. zuinig ruimtegebruik;
- 3. concentratie van de verstedelijking;
- 4. zonering van het buitengebied;
- 5. grensoverschrijdend denken en handelen.
Deze leidende principes zijn uitgewerkt in tien doelen voor de jaren 2008-2018.
Hoofddoel van de Interimstructuurvisie is zorgvuldig ruimtegebruik. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden afgestemd op de draagkracht van het watersysteem en de bodem, op de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, en aansluiten op de kwaliteiten van de infrastructuur. De groei en de verspreiding van het stedelijk ruimtebeslag moet worden afgeremd. Voorts moet onze omgeving op een duurzame wijze worden ingericht.
De Interimstructuurvisie maakt onderscheid in stedelijke en landelijke regio’s. Onderhavig plangebied ligt binnen de landelijke regio Groot-Langstraat en nabij de stedelijke regio Waalboss. In de landelijke regio’s ligt het accent op de ontwikkeling van natuur, landbouw en recreatie.
Het beleid van de Interimstructuurvisie is nader geconcretiseerd in de Paraplunota ten aanzien van het realiseren van nieuwe golfbanen luidt de tekst in de Paraplunota:
“Het heeft onze voorkeur dat nieuwe golfbanen worden aangelegd in de stedelijke regio’s. Ook in de landelijke regio’s zijn nieuwe golfbanen toegestaan, mits ze aansluiten bij een bebouwde kern of een recreatiepark. [I]
Een nieuwe golfbaan mag in beginsel voor hoogstens de helft worden aangelegd in de GHS-landbouw, subzone leefgebied struweelvogels. […] [II]
Een nieuwe golfbaan kan worden aangelegd in de AHS-landschap, subzone leefgebied, mits deze zodanig is gesitueerd en ingericht dat het dassenleefgebied niet wordt aangetast en waar mogelijk zelfs wordt verbeterd. [III]
Een nieuwe golfbaan mag in haar geheel worden aangelegd in de AHS-landschap, subzones RNLE-landschapsdeel en waterpotentiegebied, mits zij zodanig wordt ingericht dat er nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte, die ten minste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd, inclusief gebouwen en parkeervoorzieningen. [IV]
Bij de aanleg van een nieuwe golfbaan moeten de op het terrein aanwezige ecologische verbindingszones zoveel mogelijk worden ontzien. Ecologische verbindingszones kunnen echter wel goed samengaan met een nieuwe golfbaan. [V]
De aanleg van een nieuwe golfbaan is in beginsel niet toegestaan in de GHS-natuur en in de GHS-landbouw, subzones leefgebied kwetsbare soorten en natuurontwikkelingsgebied.”[VI]
Analyse
De hiervoor met Romeinse cijfers aangeduide voorwaarden/beleidsregels zijn hieronder nader uitgewerkt ten behoeve van onderhavige golfbaan.
- I. De golfbaan wordt gerealiseerd in een landelijk regio in aansluiting op de kern Cromvoirt. Hiermee wordt aan de gestelde voorwaarde voldaan.
- II. Het plangebied ligt niet binnen de AHS-landschap, subzone leefgebied struweelvogels. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
- III. Het westelijke deel van de golfbaan ligt binnen de AHS-landschap, subzone leefgebied dassen. Uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse sprake is van potentieel dassenleefgebied (zie paragraaf 5.4.2). Het ontwerp van de golfbaan omvat nieuwe elzensingels die tevens een goede dassenbiotoop vormen. Er is derhalve sprake van een verbetering van het dassenleefgebied. (N.B. Het provinciale beleid ten aanzien van golfbanen en dassen is nader uitgewerkt in een handreiking genoemd in paragraaf 3.4.3).
- IV. Het oostelijke deel van de golfbaan wordt aangelegd binnen de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel. Binnen het plangebied wordt 23,1 ha feitelijke golfbaan (inclusief voorzieningen) aangelegd. Daar staat 29,7 ha aanleg van nieuwe natuur tegenover. Hiermee wordt aan de gestelde voorwaarde voldaan.
- V. De ecologische verbindingszone Zandleij doorsnijdt het plangebied. De golfbaan wordt zodanig aangelegd dat er geen sprake is van een (negatieve) invloed op het functioneren van de beek als ecologische verbindingszone. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
- VI. Er is ter plaatse geen sprake van GHS-natuur en GHS-landbouw, subzones leefgebied kwetsbare soorten en natuurontwikkelingsgebied.
Conclusie
De aanleg van een 18 holes-golfbaan past binnen het beleid van de Interimstructuurvisie en de Paraplunota.
3.4.3 Handreiking golfbanen in dassenleefgebied
Gedeputeerde Staten heeft op 21 juni 2005 de “Handreiking ten behoeve van golfbanen in dassenleefgebied respectievelijk voor golfbanen in de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel en subzone waterpotentiegebied en GHS-landbouw, subzone leefgebied struweelvogels” vastgesteld.
De golfbaan wordt deels gerealiseerd binnen AHS-landschap, subzone dassenleefgebied en deels binnen AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel.
Conform de Handreiking is het mogelijk om op basis van maatwerkwerk nieuwe golfbanen aan te leggen binnen dassenleefgebied. Het onderzoek dat Arcadis in 2005 heeft uitgevoerd en dat bijlage vormt bij de Handreiking heeft hiervoor goede inzichten.
In het onderzoeksrapport wordt onderscheid gemaakt in:
- primair dassengebied, waar dassenburchten zijn gelegen en/of actueel foerageergebied is;
- secundair dassengebied, waar thans geen dassen voorkomen, maar dat potenties voor de dassen bezit.
In primair dassengebied is nader onderzoek vereist om vast te stellen in hoeverre de dassen en het golfen verenigbaar zijn. In secundair dassengebied is de aanleg van een golfbaan toegestaan, mits de landschappelijke inrichting leidt tot een structuurversterking voor de dassenbiotoop.
De Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (voorheen Das en Boom) heeft een onderzoek uitgevoerd naar de feitelijke actuele waarden van de gronden voor de dassen in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek worden toegelicht in paragraaf 4.4. Uit het veldonderzoek blijkt dat de golfbaan Cromvoirt secundair dassengebied is. Dit betekent dat aanleg van onderhavige golfbaan mogelijk is onder voorwaarden.
Het aanleggen van een golfbaan binnen AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel is toegestaan, mits zij zodanig wordt ingericht dat er nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte die tenminste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd.
Voorliggend bestemmingsplan omvat de aanleg van voldoende nieuwe natuur en de versterking van het dassenleefgebied, zoals beschreven in paragraaf 5.4.
Conclusie
Het plan voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van nieuwe golfbanen binnen AHS-landschap, subzones leefgebied dassen en RNLE-landschapsdeel.
3.4.4 Natuurgebiedsplan (2002)
De provincie Noord-Brabant heeft in 2002 elf natuurgebiedsplannen en één Beheers- en landschapsgebiedsplan vastgesteld. Met deze plannen wordt invulling gegeven aan de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van het Programma Beheer van het Ministerie van LNV. In het betreffende natuurgebiedsplan staan de natuurstreefbeelden beschreven. Hierbij is gebruik gemaakt van natuurdoeltypen, gebaseerd op het Handboek Natuurdoeltypen.
Afbeelding 3.4 geeft een uitsnede van de natuurdoeltypenkaart voor het plangebied en omgeving.
Binnen het feitelijke golfbaangebied zijn geen gronden gelegen die in het natuurgebiedsplan zijn opgenomen.
De natuurdoeltypen die direct aan het gebied van de golfbaan grenzen zijn:
- het Drongelens Kanaal en de poel ten zuiden van de Cromvoirtsedijk, als soortenrijk water (merk 1);
- de strook ten zuiden van het Drongelens Kanaal als bloemrijk grasland (merk 2);
- de Zandleij als beek met natuurvriendelijke oevers, tevens ecologische verbindingszone (merk 3);
- de Cromvoirtsedijk, als multifunctioneel bos (merk 4).
Het natuurgebiedsplan is richtinggevend voor het type “nieuwe natuur” ter compensatie voor de ontwikkeling van de golfbaan in de RNLE. De te kiezen natuurdoeltypen moeten aansluiten op de aanwezige natuurdoeltypen.
Conclusie natuurgebiedsplan
Binnen het golfbaangebied liggen geen natuurdoeltypen, wel direct daaraan grenzend. Deze vormen uitgangspunt voor de “nieuwe natuur”.
3.4.5 Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2005
Afbeelding 3.5 geeft een uitsnede van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2005 van de provincie Noord-Brabant weer. Deze is op 26 september 2006 vastgesteld. Het plangebied is aangeduid.
Archeologie Het plangebied ligt deels in een gebied met de aanduiding hoge verwachtingswaarde. Door Bilan en BAAC zijn onderzoeken uitgevoerd. De resultaten zijn vermeld in paragraaf 4.5.3. Daaruit blijkt dat dit nog slechts voor een klein deel (ca 1 ha) geldt, zoals op afbeelding 4.3 weergegeven.
Cultuurhistorie De Cromvoirtsedijk en de Zandleij zijn aangeduid als “historische geografie van hoge waarden”.
De beplantingsstructuur op/langs de Cromvoirtsedijk, de Zandleij en de bomensingels in het noordoostelijke plandeel zijn waardevolle historische groenstructuren.
3.4.6 Provinciaal Waterhuishoudingsplan (1998) en partiële herziening Waterhuishoudingsplan 2003-2006
Het provinciale Waterhuishoudingsplan geeft op provinciaal niveau invulling aan de Vierde Nota Waterhuishouding van het rijk. De provinciale nota is overkoepelend voor de waterbeheerplannen van de waterschappen. Het waterbeheerplan van waterschap De Dommel wordt beschreven in paragraaf 3.5.
3.4.7 Conclusies provinciaal niveau
- 1. Voorliggend plan voor een 18-holes golfbaan past in het provinciale beleid.
- 2. Binnen het plangebied zijn het Drongelens Kanaal en de Zandleij als ecologische verbinding aangeduid. Tezamen met de Cromvoirtsedijk staan zij als natuurdoeltype op het natuurgebiedsplan.
- 3. Volgens de provinciale CHW-kaart is de verwachtingswaarde archeologie hoog. Na onderzoek geldt dit nog voor een klein deel van ca 1 ha.
3.5 Regionaal Niveau
Op regionaal niveau is het volgende beleid van belang:
- het beleid van Waterschap Aa en Maas;
- het beleid van Waterschap de Dommel;
- Uitwerkingsplan Groot-Langstraat (2005);
- Raamplan De Leijen (2002);
- Reconstructieplan De Meierij (2005);
- Cromvoirt recreatiedorp.
3.5.1 Beleid Waterschap Aa en Maas
Een strook grond aan de zuidzijde van het Drongelens Kanaal is eigendom van en in beheer bij het waterschap Aa en Maas. Deze strook grond is in de Interimstructuurvisie aangeduid als GHS-landbouw, leefgebied kwetsbare soorten. De initiatiefnemer voor de golfbaan heeft overleg gevoerd met het waterschap. Daarbij zijn de volgende punten vastgesteld:
- het waterschap wil de tot voor kort verpachte agrarische gronden aan de zuidzijde van het Drongelens Kanaal ecologisch ontwikkelen, gericht op de biotoop van het pimpernelblauwtje. De erbij passende beplanting is schraal grasland;
- het waterschap staat positief tegenover een integratie van genoemde ecologische ontwikkeling met de inrichting van de golfbaan, mits voldaan wordt aan de ecologische randvoorwaarden. Besloten is dat het waterschap de gronden verkoopt aan de initiatiefnemer van de golfbaan onder de voorwaarde dat de genoemde biotoop inzet is voor de inrichting.
Conclusie
Het initiatief golfbaan is niet in strijd met het beleid van het waterschap Aa en Maas, mits de inrichting op de gestelde voorwaarden wordt aangepast.
3.5.2 Beleid Waterschap De Dommel
Het beleid van Waterschap De Dommel is vervat in het Ontwerp-Waterbeheerplan 2010-2015 dat in januari/februari 2009 ter inzage heeft gelegen.
De strategie van het waterschap is uitgewerkt aan de hand van zes waterthema’s:
- 1. Droge voeten – hanteren van de voorkeursvolgorde ‘vasthouden, bergen, afvoeren’, aanwijzen van waterbergingsgebieden, overstromingen in de beekdalen niet beperken.
- 2. Voldoende water – het waterschap wil verdroging van natuur- en landbouwgebieden tegengaan.
- 3. Natuurlijk water – het waterschap streeft naar een ecologisch gezond watersysteem.
- 4. Schoon water – voorkomen van vervuiling van het oppervlaktewater.
- 5. Schone waterbodem – schoon water gaat vaak samen met een schone waterbodem.
- 6. Mooi water – oppervlaktewater biedt vaak een meerwaarde voor een bepaald gebied.
Analyse
Voor onderhavig plan is vooral waterthema 1 -Droge voeten- van toepassing. De toetsing van het plan aan de wateraspecten is opgenomen in hoofdstuk 7 van deze toelichting. Deze waterparagraaf omvat onder meer een beschrijving ten aanzien van de afkoppeling van het hemelwater en het behoud van het inundatiegebied.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met het Ontwerp-Waterbeheerplan 2010-2015.
3.5.3 Uitwerkingsplan Groot-Langstraat (2005)
Voor het landelijk gebied Groot-Langstraat is de Interimstructuurvisie nader uitgewerkt. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het uitwerkingsplan. Het plangebied golfbaan is aangeduid. De relevante aspecten zijn genummerd.
uitsnede plankaart Landelijke regio Groot-Langstraat
- 1. het plangebied valt binnen de aanduiding ‘landschapsbeheer’
- 2. beheer en intensivering stedelijk gebied (kern Cromvoirt)
- 3. waterlopen (Drongelens Kanaal en Zandleij)
- 4. beekdalsysteem
Binnen het plangebied golfbaan zijn geen bijzondere elementen aanwezig.
Conclusie uitwerkingsplan Groot-Langstraat
Het initiatief golfbaan is niet in strijd met c.q. past in het uitwerkingsplan Groot-Langstraat.
3.5.4 Raamplan De Leijen (2002)
Het Raamplan De Leijen is opgesteld door de landinrichtingscommissie en in november 2002 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Onderstaande afbeelding geeft de uitsnede van het voorkeursalternatief van Raamplan de Leijen.
uitsnede voorkeursalternatief
Het plangebied valt binnen de zonering, waarvoor de volgende streefpunten gelden:
- behoud, c.q. herstel kleinschalig, cultuurhistorisch waardevol landschap;
- grondgebonden, extensief, multifunctioneel, agrarisch grondgebruik;
- landschappelijk te versterken open beekdal van de Zandleij, tevens ecologische verbindingszone;
- te versterken bestaande laanbeplanting langs de Cromvoirtsedijk.
Verder zijn geen bijzondere maatregelen voor natuur en/of landschapsbouw opgenomen.
Conclusie
Het golfbaaninitiatief kan bijdragen aan het in het Raamplan opgenomen landschappelijke streefpunt ‘behoud en herstel cultuurhistorisch landschap’. Dit streefpunt komt overeen met de aanbevelingen van Vereniging Nederlands Cultuurlandschap ten aanzien van de dassenbiotoop, zoals die is opgenomen in het VKA/masterplan golfbaan in de vorm van het lamellenpatroon in de zuidelijke rand van de golfbaan.
3.5.5 Reconstructieplan De Meierij (2005)
Afbeelding 3.6 geeft uitsneden van de plankaarten omgevingskwaliteit en sociale en economische vitaliteit. Het plangebied ligt overwegend in verwevingsgebied. Aan de noordzijde (ten noorden van het Drongelens Kanaal) ligt de Gement die voor natuurontwikkeling in aanmerking komt. Het dorp Cromvoirt is omgeven door extensiveringsgebied ‘overig’. Ten zuiden van het plangebied is bovendien een zone voor de ontwikkeling van intensieve recreatie opgenomen.
Duidelijk is dat de ontwikkelingskansen voor de landbouw ter plaatse van het plangebied beperkt zijn. Daarom is er behoefte aan nieuwe economische dragers.
Het reconstructieplan biedt veel ruimte voor ontwikkeling van de recreatie. Het reconstructieplan hanteert als algemeen uitgangspunt dat in de omgeving van Cromvoirt gestreefd moet worden naar een aantrekkelijk kleinschalig landschap als basis voor de ontwikkeling van de recreatie, met Cromvoirt zelf als toeristisch-recreatief punt. Verder gelden voor de recreatieve sector onder meer de volgende uitgangspunten:
- kwaliteit boven kwantiteit;
- ontwikkelingsruimte voor de bestaande bedrijven binnen de randvoorwaarden van de natuur en ecologie in de omgeving;
- diversiteit en verrijking van het toeristisch-recreatief product.
Belangrijk voor de golfbaan is de aanwezigheid van het bestaande inundatiegebied ten westen van de Zandleij, waarbinnen een deel van het plangebied is gelegen. Hoewel de Raad van State de planologische doorwerking heeft verworpen, blijft het de bedoeling dat de inundatiegebieden in het bestemmingsplan bescherming krijgen. Dit betekent dat uitsluitend ontwikkelingen plaats mogen vinden, die neutraal of dienstbaar zijn aan het doel van de inundatie.
N.B. - Het plangebied ligt niet binnen een natte natuurparel c.q. een beschermingszone natte natuurparel.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen aanleg van de golfbaan in hoge mate in overeenstemming is met het reconstructieplan:
- de golfbaan vormt een nieuwe economische drager als vervanging voor de beperkte ontwikkelingsmogelijkheid in de landbouw;
- de golfbaan biedt directe werkgelegenheid van ca 40 voltijdsbanen en levert een bijdrage aan de lokale economie.
3.5.6 Cromvoirt recreatiedorp
Relevant voor de ontwikkeling van de golfbaan is ook dat het dorp Cromvoirt al sinds het structuurplan Stadsgewest ’s-Hertogenbosch 1973 een recreatieve functie voor de openluchtrecreatie is toegewezen (recreatiedorp, maar geen pretpark). Het dorp vormt een recreatieve knoop op de overgang van het stedelijke gebied ’s-Hertogenbosch – Vught naar de Drunense Duinen. In het dorpsgebied liggen reeds veel recreatieve voorzieningen (campings, maneges, groepsaccommodaties). In alle regionale plannen sinds 1973 tot en met het reconstructieplan wordt vastgehouden aan de recreatieve functie van Cromvoirt.
Conclusie
Voorliggend plan voor de golfbaan Cromvoirt als eigentijdse voorziening voor de openluchtrecreatie past in de voortgaande ontwikkeling van het recreatieve uitloopgebied Cromvoirt.
3.5.7 Conclusies regionaal niveau
- 1. Het plan voor de golfbaan geeft invulling aan de beleidsdoelstelling in het reconstructieplan met betrekking tot nieuwe economische dragers in het landelijk gebied.
- 2. Het plan ligt deels in inundatiegebied waarvan de capaciteit behouden moet blijven.
- 3. Het waterschap De Dommel heeft een plan voor de Zandleij, inhoudende de aanleg van een zandvang en versterking van de ecologische verbindingszone.
- 4. Het waterschap De Dommel heeft overigens geen bijzondere waterdoelen voor het plangebied.
- 5. Waterschap Aa en Maas is met de initiatiefnemer overeengekomen dat de strook GHS-landbouw in de Interimstructuurvisie als nieuwe natuur van de golfbaan wordt ontwikkeld.
- 6. De aanleg van de golfbaan past in de recreatieve ontwikkelingen in en rond Cromvoirt die reeds een lange geschiedenis kennen.
3.6 Gemeentelijk Niveau
Op gemeentelijk niveau zijn van belang:
- het vigerende bestemmingsplan;
- principe-uitspraak gemeente ten aanzien van de locatie van de voorgenomen golfbaan;
- noordrand Cromvoirt
- rondje Cromvoirtsedijk
- structuurvisie buitengebied.
3.6.1 Vigerend bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan is beschreven in paragraaf 2.2.
3.6.2 Principe-uitspraak gemeente t.a.v. locatie golfbaan
zoekgebieden uit principeverzoek
De gemeenteraad heeft in haar principe-uitspraak d.d. mei 2005 inzake de medewerking aan de golfbaan een keuze gemaakt met betrekking tot de gewenste locatie van de golfbaan, gebaseerd op de volgende overwegingen:
- de aanleg van een golfbaan is een logische stap in de ontwikkeling van de recreatievoorzieningen in Cromvoirt;
- een harmonische inpassing in het dorpsgebied staat daarbij voorop;
- aanleg van de golfbaan ten westen van de Deutersestraat inclusief het gebied ten westen van de Zandleij, heeft de voorkeur omdat daarmee:
- de Deutersestraat geen doorsnijding van de golfbaan vormt;
- dit gebied “neutraal” ligt ten opzichte van het dorpsgebied;
- een landschappelijke versterking ontstaat, inclusief nieuw leefgebied voor de das.
In de genoemde principe-uitspraak zijn tevens de volgende randvoorwaarden opgenomen:
- ontsluiting via de bestaande wegen;
- toegang ter plaatse van toegang huidige boerderij;
- huidige boerderij wordt clubhuis;
- parkeren en driving range direct bij clubhuis;
- landschappelijke inpassing moet leiden tot:
- versterking randen Drongelens Kanaal;
- versterking ecologische verbindingszone Zandleij;
- versterking Cromvoirtsedijk met herstel wandelpad;
- aanleg robuuste landschappelijke zone ten westen van Zandleij;
- randgroen langs de woonpercelen;
- binnen landschappelijke kader zones met thematische inrichting en beheer.
In paragraaf 6.4 wordt beschreven op welke manier deze randvoorwaarden in het plan zijn verwerkt.
N.B. - De Richtlijnen voor de m.e.r. zijn op de keuze van de gemeenteraad gebaseerd. De Mer-commissie geeft in haar rapport Richtlijnen expliciet aan dat voldoende onderbouwd is waarom de golfbaan niet in zoekgebied 1 gerealiseerd wordt.
3.6.3 Noordrand Cromvoirt
Op alle beleidsniveaus wordt versterking van de natuur door de aanleg van een raamwerk van ecologische verbindingszones en natuurgebieden nagestreefd.
De gemeente Vught hanteert als algemeen beleidsuitgangspunt dat aan ontwikkelingen in de noordrand van Vught wordt meegewerkt, mits dit leidt tot een versterking van de natuur en landschap tussen de Drunense Duinen en de Vughtse Heide/IJzeren Man (zie afbeelding 3.7). De vereiste nieuwe natuur en landschapsbouw op de golfbaan moet ingezet worden voor de versterking van de ecologische basisstructuur binnen het plangebied. Dit is in principe langs de Zandleij (in aanvulling op de aanleg ecologische verbindingszone door het waterschap), langs de Cromvoirtsedijk en langs het Drongelens Kanaal.
3.6.4 Rondje Cromvoirtsedijk
Door de gemeente is een plan voor wandelpaden in en rond Cromvoirt opgesteld; zie afbeelding 3.8. Met betrekking tot de golfbaan zijn van belang:
- het pad over de Cromvoirtsedijk;
- het pad langs de Zandleij;
- het pad ten westen van de Zandleij naar de Nieuwkuijkseweg.
In paragraaf 6.3 wordt de feitelijke ligging beschreven.
3.6.5 Structuurvisie buitengebied
De gemeente Vught is begin 2007 begonnen met het opstellen van een Structuurvisie voor het gehele buitengebied van de gemeente. De afronding ervan is gepland in 2008. Met deze Structuurvisie wordt ingespeeld op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De Structuurvisie zal in de periode 2008-2010 gevolgd worden door het bestemmingsplan.
Binnen de Structuurvisie worden drie deelgebieden onderscheiden met specifieke eigen thema’s:
- de Gement met natuur en water;
- de omgeving Cromvoirt met recreatieve ontwikkelingen;
- Vught-zuid met de ontwikkeling van de landgoederen.
Voor de recreatieve ontwikkeling Cromvoirt wordt voorliggend plan voor de golfbaan als uitgangspunt gekozen omdat de gemeenteraad reeds in principe hiermee ingestemd heeft.
3.6.6 Conclusie gemeentelijk niveau
- 1. De gemeenteraad heeft in mei 2005 ingestemd met een verdere planontwikkeling voor de golfbaan onder de voorwaarden zoals hiervoor genoemd.
- 2. De aanleg golfbaan moet bijdragen aan het padenplan Rondje Cromvoirtsedijk.
- 3. De voorgenomen aanleg van de golfbaan vormt uitgangspunt voor de in voorbereiding genomen Structuurvisie buitengebied.
Hoofdstuk 4 Bestaande Toestand En Autonome Ontwikkeling
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de bestaande toestand en de autonome ontwikkeling van het plangebied en directe omgeving beschreven. Achtereenvolgens:
- geomorfologie en bodem (paragraaf 4.2);
- water (paragraaf 4.3);
- natuur (paragraaf 4.4);
- archeologie en cultuurhistorie (paragraaf 4.5);
- landschap (paragraaf 4.6);
- infrastructuur en verkeer (paragraaf 4.7);
- bebouwing en grondgebruik (paragraaf 4.8);
- recreatie (paragraaf 4.9);
- milieuhygiënische aspecten (paragraaf 4.10).
Voor de beschrijving van de autonome ontwikkelingen wordt uitgegaan van het bestaande gebruik, eventueel bestuurlijk vastgestelde plannen en de vigerende bestemmingen, zoals die in hoofdstuk 2 zijn beschreven.
De bestaande toestand en de autonome ontwikkelingen zijn voor zover mogelijk ook op kaart 1 (bijlage 1) en op de afbeeldingen in dit hoofdstuk weergegeven.
4.2 Geomorfologie En Bodem
4.2.1 Verricht onderzoek
Voor de aspecten geomorfologie en bodem is het volgende onderzoek uitgevoerd: "Onderzoek Bodem en Water Golfbaan Cromvoirt" (Arcadis, 2006/2007).
De belangrijkste bevindingen uit de onderzoeksrapporten ten aanzien van de huidige situatie en autonome ontwikkeling zijn in paragraaf 4.2.2 samengevat. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 12.
4.2.2 Geomorfologie
De geomorfologische situatie van het gebied is weergegeven op afbeelding 4.1. Het plangebied ligt in de geohydrologische eenheid “Centrale Slenk”. Het plangebied ligt voorts op de overgang van een dekzandrug naar het stroomgebied van de Maas. Binnen het plangebied komen dekzandruggen en ten dele verspoelde dekzandvlakten voor.
Om wateroverlast van de Maas in Cromvoirt te voorkomen, is omstreeks 1600 de Cromvoirtsedijk aangelegd aan de noord- en oostzijde van het dorp. Deze tekent zich op de kaart duidelijk af als een civieltechnisch element. Bij doorbraken van deze dijk in 1740 en 1795 zijn twee wielen ontstaan, waarvan er nog steeds een als open water aanwezig is.
Een tweede civieltechnisch element is het Drongelens Kanaal aan de noordzijde van het plangebied, dat in het begin van de 20ste eeuw gegraven is voor de afvoer van overtollig water rond ’s-Hertogenbosch.
4.2.3 Bodem en hoogteligging
Hoogteligging
De hoogteligging loopt globaal af van zuidoost naar noordwest. De zuidoostelijke punt van het plangebied is het hoogst gelegen, op 5,0 m +NAP. De laagste plekken bevinden zich in het noordwesten langs het afwateringskanaal. Het maaiveld ligt daar op een hoogte van 3,5 m +NAP. Onderstaande afbeelding geeft inzicht in de maaiveldligging.
hoogtekaart plangebied golfbaan Cromvoirt
Bodemopbouw
Het plangebied is een dekzandgebied. De bovengrond in het plangebied is relatief uniform van karakter en bestaat hoofdzakelijk uit leemarm fijn zand. Uit de Bodemkaart van Nederland (Stiboka, 1969) blijkt, dat in het plangebied hoofdzakelijk hoge zwarte enkeerdgronden en in het noorden van het plangebied laarpodzolgronden voorkomen. Onderstaande afbeelding geeft een beeld van de voorkomende bodemtypen.
bodemtypen ter plaatse van het plangebied golfbaan Cromvoirt
Onderstaande tabel geeft de diepere bodemopbouw van het plangebied.
diepte (m-mv) | laagaanduiding | lithologische omschrijving | samenstelling |
0 - 17 | deklaag | Holoceen | Middel tot uiterst fijn zand en veen |
17 - 67 | 1e watervoerend pakket | Formatie van Kreftenheye | Uiterst grof tot matig fijn zand |
67 - 115 | 1e scheidende laag | Formaties van Kedichem, Tegelen | Afwisseling van fijn zand en zandige klei |
> 115 | 2e watervoerend pakket | Formaties van Maassluis | Uiterst grof tot matig fijn zand |
tabel: diepere bodem- en geohydrologische opbouw
4.2.4 Conclusies bodem
- 1. Gesteld kan worden dat de bovengrond in het plangebied relatief uniform van karakter is en bestaat uit enkeerd - en podzolgronden.
- 2. Gelet op de voorgenomen activiteit speelt de diepere geohydrologische opbouw geen grote rol van betekenis.
4.3 Water
4.3.1 Verricht onderzoek
Het aspect hydrologie is onderzocht door Arcadis: "Hydrologisch onderzoek en waterparagraaf golfbaan Cromvoirt" (Arcadis, december 2007). Dit onderzoek dient tevens als watertoets ten behoeve van het bestemmingsplan. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 16.
De belangrijkste bevindingen uit de onderzoeksrapporten ten aanzien van de huidige situatie en autonome ontwikkeling worden hierna weergegeven.
4.3.2 Grondwater
De huidige grondwaterhuishouding is gebaseerd op de grondwaterdynamiekkaart van het Waterschap de Dommel. Uit de grondwaterdynamiekkaart blijkt dat in het gebied grondwatertrap VI aanwezig is. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) zich daar op 40-80 cm beneden maaiveld bevindt en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) zich lager dan 120 cm beneden maaiveld bevindt. Hieruit volgt dat de jaarlijkse grondwaterfluctuatie circa 0,8 à 1,0 m bedraagt.
De gronden nabij het Drongelens Kanaal staan onder invloed van het Drongelens Kanaal. Bij hoge waterstanden op het Drongelens Kanaal kan kwel optreden in deze gronden. In het gebied is geen landbouwdrainage aanwezig. Er is een bestaande vergunde onttrekking van 100 m³ per uur. De onttrekking bevindt zich in het 1e watervoerend pakket op een diepte van 64 m -mv.
De stromingsrichting van het grondwater is noordwestelijk gericht. Gelet op de voorgenomen activiteit, met relatief ondiepe ontgravingen, speelt de diepere geohydrologische opbouw geen rol van betekenis.
De waterstanden zijn op de navolgende afbeeldingen weergegeven.
gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand
GHG = gemiddelde hoogste grondwaterstand
GVG = gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand
GLG = gemiddelde laagste grondwaterstand
Er is sprake van kwel in de twee noordelijke, meest laaggelegen deelgebieden. De aanwezigheid van slootkwel in het westelijke en maaiveldkwel in het noordoostelijke deelgebied betekent dat er potenties aanwezig zijn voor de ontwikkeling van waardevolle graslandtypen.
Volgens de provinciale Milieuverordening Noord-Brabant ligt 2 km ten westen van het plangebied het grondwaterbeschermingsgebied Vlijmen-Helvoirt. Dit gebied heeft geen invloed op het plan.
Het plangebied kent sterke wisselingen in de grondwaterstand, met name in het gebied op grotere afstand van de Zandleij. Het realiseren van open water op de golfbaan is mogelijk. Hierbij dient rekening te worden gehouden met peilfluctuaties door schommelingen in de grondwaterstand. Om deze schommelingen te minimaliseren zijn locaties bij de beek of in de kwelzones geschikter voor open water. Op andere locaties kan het aanbrengen van een ondoorlatende laag nodig zijn. De grondwaterstand fluctueert over de seizoenen, maar lijkt in het gebied voldoende laag om een golfbaan te realiseren.
Van elementair belang is de omgang met het inundatiegebied. Uit het hydrologisch rapport van Arcadis (2007) blijkt dat golf binnen het inundatiegebied mogelijk is.
4.3.3 Oppervlaktewater
Lokaal oppervlaktewatersysteem
De waterhuishouding van het plangebied wordt bepaald door de Zandleij, het Drongelens Kanaal en het lokale stelsel van afwateringssloten. Zie kaart bestaande toestand (bijlage 1).
In het plangebied ligt een wiel en is er een stelstel van sloten en greppels dat voor de lokale afwatering zorgt. Twee van deze sloten zijn de leggerwatergangen ZL42 en ZL43. ZL43 is echter feitelijk niet meer aanwezig.
Het westelijk deel van het plangebied is als inundatiegebied aangewezen in het reconstructieplan (zie ook paragraaf 3.5.5). Dit betekent dat uitsluitend ontwikkelingen plaats mogen vinden, die neutraal of dienstbaar zijn aan het doel van inundatie.
Zandleij in plangebied golfbaan Cromvoirt (vanaf Drongelens Kanaal richting Lambertusstraat)
Zandleij
De Zandleij is in de 17e eeuw 'gegraven' en heeft een regionale functie. De Zandleij begint nabij Tilburg en wordt gevoed door water afkomstig uit de rioolwaterzuivering van Tilburg en water uit het landelijke gebied tussen Tilburg en Vught. Het afvoeren van effluent is een belangrijke functie voor deze beek. De Zandleij mondt uit in het Drongelens Kanaal. Vanuit de kern Cromvoirt vindt bij neerslag een lozing plaats vanuit het hemelwaterstelsel.
De Zandleij heeft tevens een functie als natte Ecologische Verbindingszone (EVZ). Deze functie is toegekend in het Provinciaal Waterhuishoudingsplan en overgenomen in het reconstructieplan Meierij.
Het Waterschap De Dommel heeft een herinrichtingsplan voor de ecologische verbindingszone en een zandvang opgesteld. Het onderdeel zandvang is in 2007 uitgevoerd.
N.B. - Met het waterschap wordt overleg gevoerd over verbindingen tussen de holes via de zandvang.
ontwerp zandvang Zandleij
Drongelens Kanaal
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het Drongelens Kanaal. Dit kanaal begint ten zuiden van ’s-Hertogenbosch en mondt bij Drongelen uit in de Maas. Het kanaal is in 1910 gegraven en zorgt voor de afvoer van water vanuit ‘s-Hertogenbosch naar de Maas, met name tijdens hoogwaterpieken in de Dommel en de Aa.
De kanaaldijken hebben een functie als ecologische verbindingszone. Het Waterschap Aa en Maas heeft plannen voor natuurbouw in de stroken direct ten zuiden van het kanaal, in het bijzonder gericht op de biotoop pimpernelblauwtje. De initiatiefnemer van de golfbaan heeft deze stroken verworven onder de voorwaarde dat de genoemde biotoop gerealiseerd wordt in het kader van de aanleg golfbaan.
4.3.4 Conclusies water
- 1. De grondwaterstand fluctueert over de seizoenen, maar lijkt in het gebied voldoende laag om een golfbaan inclusief open water te realiseren. Op sommige locaties zal voor open water het aanbrengen van een ondoorlatende laag nodig zijn.
- 2. Er is een inundatiegebied aanwezig dat een waterbergende functie heeft. Deze functie is in het reconstructieplan geformaliseerd en is bepalend voor het gebruik van het betreffende deel van het plangebied. Met het waterschap is bepaald, op welke wijze de functies inundatie en golfsport te combineren zijn (hydrologisch rapport Arcadis).
- 3. De Zandleij voert veel water af vanwege het effluent van de waterzuivering Tilburg. Daardoor is er voldoende water voor de beregening.
4.4 Natuur
4.4.1 Verricht onderzoek
Er zijn verschillende bronnen gebruikt om inzicht in de bestaande natuurlijke toestand van het studiegebied te krijgen. Dat zijn:
- bestanden van de provincie Noord-Brabant. Door de provincie Noord-Brabant is een cd-rom uitgebracht waaruit op te maken is welke van de 31 in Noord-Brabant voorkomende, beschermde dier- en plantensoorten in en om het plangebied voorkomen (Provincie Noord-Brabant, 2002).
- gegevens van het Natuurloket.
- oriënterend onderzoek naar de mogelijke natuurwaarden op de golfbaan Cromvoirt in 2004 (Goderie R. & P. Verbeek, 2004) (zie bijlage 10);
- veldonderzoek uitgevoerd in 2005 in het plangebied + directe omgeving om een gedetailleerder inzicht te verkrijgen in de voorkomende soortgroepen en soorten en de eventuele beschermingsstatus van die soorten en daaruit voorvloeiende verplichtingen (vergunningen en/of ontheffingen) (Natuurbalans, 2005) (zie bijlage 11).
- onderzoek naar de aanwezigheid van dassen binnen het plangebied en omgeving. (Das en Boom, 2006) (zie bijlage 9).
4.4.2 Ecologische structuur plangebied en omgeving
De basisstructuur van het gebied wordt bepaald door de Brabantse Wal in het zuiden met de Loonsche en Drunensche Duinen en Vughtsche Heide, zie afbeelding 4.2 en kaart 1. De rug van hogere zandgronden is doorsneden door de Zandleij die de verbinding vormt tussen de natte gebieden van het Helvoirtse Broek in het zuiden en de lager gelegen broekgronden van het Vlijmensch Ven in het noorden en de broekbossen van de Moerputten in het noordoosten. De watergangen Zandleij, (Nieuwe Bossche Loop) en het Drongelens Kanaal compartimenteren het gebied en vormen tezamen met de Cromvoirtsedijk belangrijke ecologische verbindingen (Goderie & Verbeek, 2004).
Op de schaal van het plangebied vormen de Zandleij, Cromvoirtsedijk, Drongelens Kanaal met de zuidelijke berm/oeverzone en beboste zone het ecologisch casco. De Cromvoirtsedijk en de boszones langs het Drongelens Kanaal en (in mindere mate) langs de Zandleij zorgen voor aansluiting van het plangebied bij de bosgebieden uit de omgeving.
Deze structuur van bossingels en -zones vormt het netwerk waarlangs grondgebonden soorten zoals de das, maar ook vleermuizen en broedvogels het plangebied (in de toekomst) gemakkelijk kunnen bereiken. De zuidelijke ruige berm van het Drongelens Kanaal (deel uitmakend van het Natura 2000-gebied Vlijmensch Ven) zorgt ervoor dat vlindersoorten als het pimpernelblauwtje ook aan de zuidzijde van het Drongelens Kanaal geschikte fourageerbiotoop vinden en van daaruit – mits de geschikte biotopen gerealiseerd worden – ook op de golfbaan terecht kunnen. In de huidige situatie is er binnen het plangebied zelf nauwelijks een ‘haarvatennetwerk’ van kleinschaliger ecologische structuren. Houtwallen en singels ontbreken, behoudens een in het kader van de ruilverkaveling aangeplante houtwal in het oostelijk deel van het plangebied en de slootstructuur in het westelijk deel.
4.4.3 Internationale diversiteit ecosystemen
Uit de genoemde onderzoeken blijkt dat de actuele natuurwaarden van het plangebied beperkt zijn. De belangrijkste natuurwaarden zijn gebonden aan de binnen het plangebied en omgeving voorkomende regionale landschapselementen, zoals de Cromvoirtsedijk, de groenzones langs de Zandleij en het Drongelens Kanaal, en de gedeelten van de aangrenzende natuurgebieden.
Internationale diversiteit soorten
Hogere planten
Van de aandachtssoorten hogere planten zijn er in totaal 6 soorten aangetroffen in de km-hokken waarbinnen het plangebied zich bevindt. Tijdens de inventarisatie van het plangebied zelf bleek dat er hiervan slechts 1 binnen de strikte begrenzing van het plangebied is aangetroffen: Gewone vogelmelk. De andere vijf aandachtssoorten zijn in de aangrenzende boszones langs de Zandleij en het Drongelens Kanaal aangetroffen. Binnen de bredere begrenzing van het studiegebied zijn in totaal 39 aandachtssoorten hogere planten aangetroffen. Dit laatste kan gezien worden als een indicatie voor de potenties van de regio.
Zoogdieren
Van de in totaal 14 aandachtssoorten zoogdieren zijn er binnen de km-hokken van het plangebied 6 soorten waargenomen. De vijf vleermuissoorten zijn gebonden aan de langgerekte boselementen in het gebied (Cromvoirtsedijk, bos langs Zandleij en boszone langs Drongelens Kanaal). Daarnaast komen waarschijnlijk ook haas, en mogelijk wezel, bunzing en hermelijn in het plan- en studiegebied voor. Gezien het grote aantal aandachtssoorten vleermuizen heeft het gebied een bijzondere betekenis voor deze soortgroep. De waargenomen soorten zijn echter algemeen (geen rode lijstsoorten).
Dassen
Zoals hiervoor beschreven ligt het plangebied ten westen van de Zandleij binnen de AHS-landschap, subzone leefgebied dassen. Door de Vereniging Das en Boom is een veldinventarisatie uitgevoerd naar de actuele situatie van het voorkomen van de das in het plangebied. In het gebied ten westen van de Zandleij zijn geen sporen van dassen aangetroffen. De dichtstbijzijnde burchten bevinden zich verderop richting Loonse en Drunense Duinen. De aanwezige ecologische verbindingen hebben geen belangrijke functie voor dassen. De conclusie uit de veldinventarisatie is dat het gebied in potentie zeer geschikt is als dassenfourageergebied.
N.B. - De volgens de Interimstructuurvisie vereiste versterking van het dassenleefgebied is in samenspraak met Das en Boom vastgesteld, zoals in paragraaf 6.3 beschreven.
Broedvogels
Tijdens de veldinventarisatie van 2005 zijn in en rondom het plangebied in totaal 8 aandachtssoorten broedvogels vastgesteld met in totaal 17 territoria. Van deze soorten is het overgrote deel aangetroffen in de houtwallen en bosbestanden die geen deel uitmaken van het strikte plangebied. Van de aandachtssoorten is alleen de gekraagde roodstaart aangetroffen binnen het plangebied (compartiment 3).
Herpetofauna
Tijdens de inventarisatie in 2005 zijn in totaal 4 aandachtssoorten amfibieën en 1 soort reptiel – levendbarende hagedis – aangetroffen. Mogelijke HR-soorten als kamsalamander en rugstreeppad zijn niet aangetroffen. De provincie Noord-Brabant meldt voor het studiegebied nog het mogelijk voorkomen van de HR-soorten rugstreeppad en kamsalamander
Vissen
Binnen het plangebied zijn geen aandachtssoorten vissen aangetroffen. Het voorkomen wordt echter niet geheel uitgesloten, gezien de beperkte vangstmethoden.
Dagvlinders/libellen
In het onderzoeksgebied zijn in totaal 18 soorten dagvlinders aangetroffen, waarvan twee aandachtssoorten. De aangetroffen vlindersoorten zijn vrij algemeen en geen van alle beschermd. Binnen het bredere studiegebied komen ook de HR-dagvlindersoorten pimpernelblauwtje en donker pimpernelblauwtje voor (gegevens provincie Noord-Brabant).
In het onderzoeksgebied zijn in totaal 17 soorten libellen aangetroffen, waarvan 2 aandachtssoorten
4.4.4 Conclusies natuur
Ecologische structuur
De ecologische structuur van het plangebied en omgeving is in de navolgende gelaagdheid samen te vatten.
- 1. De wijdere omgeving bestaat uit de rug van de hogere zandgronden aan de zuidzijde van de Drunense Duinen – Vughtse Heide en de lagere broekgronden aan de noordzijde (Helvoirts Broek – Gement).
- 2. In de directe omgeving van het plangebied liggen de belangrijke ecologische elementen/verbindingszones Cromvoirtsedijk, Drongelens Kanaal en Zandleij.
- 3. Binnen het feitelijke golfbaangebied ontbreekt een (haarvaten) ecologisch netwerk.
De actuele natuurwaarden zijn beperkt. De belangrijkste natuurwaarden zijn gebonden aan de randen van het studiegebied, zoals de Cromvoirtsedijk, de Zandleij en het Drongelens Kanaal.
Flora- en faunawet
Uit de verrichte onderzoeken wordt geconcludeerd dat het aanvragen van een ontheffing op de Flora- en faunawet nodig is, tenzij met de volgende voorwaarden rekening wordt gehouden:
- 1. Schadelijke werkzaamheden, zoals het kappen van bomen of het verwijderen van struweel, dienen buiten het broedseizoen van aanwezige broedvogels (15 maart – 15 juli) te worden uitgevoerd.
- 2. Indien werkzaamheden aan het talud langs het Drongelens Kanaal gaan plaatsvinden, dan moet bezien worden of deze schadelijk kunnen zijn voor de levendbarende hagedis. Wordt schade verwacht, dan dient een ontheffing op de Flora- en faunawet te worden aangevraagd, met inbegrip van een protocol voor omgang met de levendbarende hagedis. Vinden hier geen werkzaamheden plaats, dan is het aanvragen van een ontheffing voor de soort niet nodig.
- 3. Aantasting van vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen is alleen mogelijk wanneer er sprake is van een groot maatschappelijk belang en wanneer er geen alternatieven zijn. Aangezien waarschijnlijk niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan, geldt er een verbod voor aantasting van vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen. Dit houdt in dat de aanwezige paarplaatsen in de bomenlanen beschermd zijn en niet mogen worden aangetast. Mochten er geen werkzaamheden in de laan worden uitgevoerd dan is een ontheffing niet nodig.
Conclusie
Tussen de gemeente en initiatiefnemer wordt een Natuurinrichtings- en beheerovereenkomst gesloten, waarin de genoemde voorwaarden (inclusief boetebeding) zijn opgenomen. Derhalve is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.
Compensatie
De mate van aantasting binnen het onderzochte gebied wordt op grond van bekende verspreidingsgegevens van flora en fauna niet hoog geacht. Aangenomen wordt dat belangrijke onderdelen van habitats van beschermde soorten, waarbij te denken valt aan poelen (voortplantingswater voor amfibieën) of oude bomen (verblijfplaats voor vleermuizen), onaangetast blijven. Het duurzaam voortbestaan van populaties van beschermde soorten komt als gevolg van de aanleg en het gebruik van de golfbaan niet in gevaar. Tevens zijn de huidige natuurwaarden beperkt tot soorten die in Nederland (regionaal) algemeen voorkomen. Op grond hiervan worden compenserende maatregelen niet noodzakelijk geacht.
4.5 Archeologie En Cultuurhistorie
4.5.1 Verricht onderzoek
- Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant.
- Door BILAN is een archeologisch bureauonderzoek verricht. Rapport Vught – Cromvoirt golfbaan d.d. november 2006 (zie bijlage 13).
- Door BAAC is het inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Rapport Plangebied golfbaan te Cromvoirt d.d. december 2006 (zie bijlage 14).
4.5.2 Cultuurhistorische waardenkaart
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Noord-Brabant zijn de belangrijkste cultuurhistorische waarden aangegeven. Zie afbeelding 3.5.
Archeologie
Een groot deel van het plangebied is aangemerkt als grond met een hoge c.q. middelhoge indicatieve archeologische waarde. Binnen nagenoeg het hele plangebied ten oosten van de Zandleij is de kans op aanwezigheid van archeologische resten hoog. In § 4.5.3 wordt het archeologisch onderzoek beschreven.
Cultuurhistorie
De diverse oude routes binnen het gebied zijn aangemerkt als historisch geografisch waardevolle (vlak- c.q. lijn)elementen. De Cromvoirtsedijk, die het plangebied doorsnijdt en de dijk langs de Zandleij zijn aangemerkt als historisch geografisch waardevolle lijnelementen c.q. groenstructuren. Ten noorden van de Cromvoirtsedijk ligt nog een gebied met een historisch waardevolle groenstructuur.
De St. Lambertusstraat wordt als ‘zeer hoog’ en de Deutersestraat als ‘redelijk hoog’ aangemerkt. Ook de routes aan beide zijden van het Drongelens Kanaal vormen in dit opzicht zeer waardevolle lijnelementen.
Verder wordt het historische bebouwingslint aan de St. Lambertusstraat vanuit stedenbouwkundig opzicht hoog gewaardeerd.
Voorliggend plan tast de genoemde cultuurhistorische waarden niet aan.
4.5.3 Archeologisch onderzoek
Conclusies bureauonderzoek Bilan
Op basis van het bureauonderzoek van Bilan geldt voor de locaties waar een enkeerdgrond is aangegeven op de bodemkaart een hoge archeologische verwachting.
Op basis van het aanvullende bureauonderzoek was de natuurlijke situatie in het plangebied voor de aanleg van het kanaal ’s-Hertogenbosch - Drongelen nat. De hoge gronden ten zuiden van Cromvoirt waren veel geschikter voor akkerbouw. Het is zeer onwaarschijnlijk dat ter plaatse van het laaggelegen plangebied esdekken liggen. Mogelijk heeft ter plaatse van het plangebied zelfs veengroei en veenwinning plaatsgevonden. Indien materiaal is opgebracht is dit waarschijnlijk gebeurd om het terrein droger te maken en daarmee geschikt voor akkerbouw. De bodem zou daarnaast een beekeerd- of gooreerdgrond kunnen zijn met een dik humeus dek, doordat organische stof onder de vochtige omstandigheden slecht werd afgebroken. Ondanks navraag zijn geen gegevens bekend geworden die direct betrekking hebben op het plangebied. In het gebied heeft sinds de jaren ’50 vrijwillige ruilverkaveling plaatsgevonden. Mogelijk is daarbij diepgeploegd en zijn egalisatiewerkzaamheden uitgevoerd.
Conclusies veldonderzoek BAAC
Als vervolg op het bureauonderzoek door Bilan, heeft BAAC veldonderzoek uitgevoerd, zie afbeelding 4.3. De Cromvoirtsedijk is waarschijnlijk aan het eind van de 15e eeuw of het begin van de 16e eeuw opgeworpen (van Dijk, 2002). De dijk vormt een waardevol cultuurhistorisch element. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord-Brabant heeft de dijk een hoge historisch geografische waarde. Ook het wiel uit 1740 of 1795 (Stadsmuseum Tilburg, 2006), dat thans zichtbaar is als meertje, is van cultuurhistorische waarde.
In de zuidoosthoek van compartiment 3 is een esdek aangetroffen van totaal ca 1,5 ha, waarvan 1 ha binnen het plangebied ligt. Onder een deel van dit esdek is tevens een oude akkerlaag aangetroffen. Esdekken werden aangelegd vanaf de 11e eeuw. De oude akkerlaag kan daarom middeleeuws of ouder zijn. Een oude akkerlaag kan archeologisch waardevol zijn. Op de overgang van de oude akkerlaag naar de onderliggende bodem zouden sporen aanwezig kunnen zijn van bewoning van voor de Middeleeuwen. Voor deze oude akkerlaag blijft de archeologische verwachting daarom hoog. Ook onder het esdek, dat een grotere verbreiding heeft dan de akkerlaag, zouden bewoningssporen aanwezig kunnen zijn. Ook hiervoor blijft de archeologische verwachting hoog. Archeologische indicatoren kunnen aanwezig zijn in het esdek, in de oude akkerlaag en in de eventueel aanwezige sporen. Door het esdek is de onderliggende bodem afgedekt en beschermd tegen invloeden van bovenaf. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen nagenoeg intact zijn.
In het overige deel van compartiment 3 is in tegenstelling tot de verwachting een laarpodzol aangetroffen. De archeologische verwachting van dit deel kan naar beneden toe bijgesteld worden naar laag.
De archeologische verwachting voor compartimenten 1 en 2 kan bijgesteld worden naar laag. In deze compartimenten is een humeus dek aangetroffen. Dit dek is echter niet geïnterpreteerd als een esdek dat vanaf de Middeleeuwen zou zijn opgeworpen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is het humeuze pakket waarschijnlijk opgebracht om het gebied droger en daarmee geschikt voor akkerbouw te maken, eventueel nadat het aanwezige veen was afgegraven. Een diepgeploegde gooreerdgrond is echter niet uitgesloten. Vanwege de natte natuurlijke omstandigheden en de verstoringen in het gebied worden geen intacte bewoningssporen meer verwacht. In twee boringen aan de rand van compartiment 2 en 3 is een micro-podzol aangetroffen. Omdat het een micro-podzol betreft en deze slechts in twee boringen zijn aangetroffen, worden ook ter plaatse van deze boringen geen bewoningssporen verwacht.
4.5.4 Conclusies archeologie en cultuurhistorie
- 1. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek adviseert BAAC om de golfbaan zo te plannen dat ter plaatse van het aangetroffen esdek / de oude akkerlaag in compartiment 3 geen graafwerkzaamheden nodig zijn. De (eventueel) aanwezige archeologische en cultuurhistorische resten kunnen in dat geval in situ bewaard blijven. Indien er op deze locaties wel graafwerkzaamheden worden gepland is archeologisch vervolgonderzoek gewenst in de vorm van proefsleuvenonderzoek. Hiertoe is in de regels een aanlegvergunning opgenomen.
- 2. Voor het overige plangebied kan de verwachtingswaarde naar laag worden bijgesteld en is geen vervolgonderzoek meer nodig.
4.6 Landschap
4.6.1 Ontwikkelingsgeschiedenis
Het landschap is de resultante van het grondgebruik in het verleden en heden (inclusief bebouwing). Onderscheidende karakteristieken van een landschap zijn vorm en maat, structuur en samenhang, de identiteit en het imago.
Het plangebied ligt in een wijdere omgeving met sterke landschappelijke karakteristieken. Hoofdgegeven is de overgang van de Brabantse dekzandgronden naar riviergronden van de Maas.
Kenmerkend voor de zandgronden met de vele beken is het relatief kleinschalige, besloten en organische (romantische) landschap. Het landschap van de riviergronden is relatief vlak en open waarin historisch ’s-Hertogenbosch op zandopduikingen ligt.
Het Drongelens Kanaal vormt thans de relatief scherpe begrenzing tussen de twee landschapstypen. Vóór de aanleg van dit kanaal vormde de Cromvoirtsedijk die overgang. Zie ook de afbeelding in paragraaf 3.5.4. Vóór de aanleg van de Cromvoirtsedijk en het Drongelens Kanaal was het plangebied deel van de natte overgangszone tussen het dekzand en de riviergronden. Deze natte overgangszone is sinds de Middeleeuwen ontgonnen volgens een patroon van relatief lange smalle percelen met sloten waarlangs houtsingels (elzen) stonden. Daardoor ontstond een nat ontginningslandschap met een lamellenstructuur. Deze lamellenstructuur was tot ± 1950 aanwezig en is daarna grotendeels verdwenen als gevolg van de agrarische schaalvergroting. Voor de cultuurhistorie is de eeuwenlange ontwikkeling van de elzenhagenpatronen bepalend.
De gronden van Cromvoirt zijn al sinds de vroege Middeleeuwen in cultuur.
Op afbeelding 4.4 is de topografische situatie rond 1900 weergegeven. Het kleinschalige landschap omstreeks 1900 bezit een relatieve volkomenheidsgraad voor wat betreft agrarische productie en ecologie. Het was de tijd voor de komst van kunstmest en de machine. Het ruimtelijke beeld wordt bepaald door de relatief scherpe begrenzing tussen de (lagere, relatief natte) weidegronden aan de noordzijde en de (hogere, relatief droge) landbouwgronden en heidegebieden aan de zuidzijde.
elzenhagenpatroon Langstraat
Cromvoirt tekent zich omstreeks 1900 in het landschap af als een lint van bebouwing langs de St. Lambertusstraat. De hierop aansluitende Deutersestraat vormt de verbinding met ’s-Hertogenbosch. Deze weg voert door de polder naar het buurtschap Deuteren. De Cromvoirtsedijk is al in de Middeleeuwen opgeworpen. De contouren van het omstreeks 1910 gegraven Drongelens Kanaal zijn op de kaart afgebeeld als zijnde ‘in uitvoering’. Binnen het gebied is alleen bebouwing aanwezig ter plaatse van de doorsnijding van de Cromvoirtsedijk door de nog bestaande veldweg. Het gebied wordt ‘doorweven’ door onverharde wegen, die de velden direct vanuit de kern Cromvoirt bereikbaar maken.
Kenmerkend in de historische verkaveling is nog het verschil tussen de lange kavels die loodrecht op de St. Lambertusstraat staan en de grotere kavels in de zone langs het Drongelens Kanaal. Hier tekent zich het verschil tussen de aanvankelijk hogere drogere en lagere nattere grond af. Het organisch gegroeide landschap heeft tot omstreeks 1950 bestaan. Toen kwamen de (vrijwillige) ruilverkavelingen. Directe verbindingen tussen de St. Lambertusstraat en het agrarisch gebied ‘achter’ het bebouwingslint zijn er niet meer. De vele kleine percelen zijn samengevoegd tot grotere, waarbij de aanwezige sloten en begroeiing grotendeels zijn verdwenen.
De aanleg van een golfbaan biedt mogelijkheden voor herstel van een ‘eigentijds kleinschalig landschap’ in de vorm van het aanbrengen van nieuwe boomsingels (zie paragraaf 5.4.3).
4.6.2 Huidige situatie
Het plangebied vormt onderdeel van het agrarische landschap in de zone tussen Cromvoirt en het Drongelens Kanaal. Het plangebied wordt door de Zandleij en de Cromvoirtsedijk opgedeeld in drie compartimenten. Zie kaart bestaande situatie (bijlage 1).
Sprake is van een halfopen landschap, gevormd door de compartimentering van de relatief grote landschapselementen en de velden daarbinnen. Het feitelijke plangebied bestaat uit de velden met slechts enkele solitaire bomen en één jonge houtsingel. Aan de randen van het plangebied is sprake van een landschappelijke verwevenheid met de dorpsbebouwing.
Voor de ontwikkeling van de golfbaan is van belang dat de verwevenheid van bebouwing en landschap intact blijft. De golfbaan moet niet met dichte singels van het dorp en de Deutersestraat afgezonderd worden. Sprake moet blijven van een transparante overgang. Van bijzonder belang zijn de zichtlijnen op het torentje van de kerk. Bij de inrichting van de golfbaan moeten deze gehandhaafd blijven.
Cromvoirtsedijk
De Cromvoirtsedijk is in eigendom van en in beheer bij de gemeente Vught. De dijk is van middeleeuwse oorsprong en in het bestemmingsplan bestemd als landschapselement.
De dijk is in de provinciale CHW-kaart als historische groenstructuur opgenomen. De gemeente wil het historische dijkprofiel herstellen en een wandelpad erop/er langs aanleggen.
Bomensingels
Langs de Deutersestraat staan aan weerszijden volwassen, mooie eikenbomen. Vanuit het plangebied vormt deze laan een mooie groene begrenzing. In het noordoosten van het plangebied staan bovendien twee markante populierenlanen loodrecht op de Deutersestraat. De landschapselementen Drongelens Kanaal en Zandleij zijn reeds in paragraaf 4.3.3 beschreven.
4.6.3 Conclusies landschap
- 1. Met de aanleg van de golfbaan is sprake van een nieuwe fase in de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.
- 2. De aanleg van de golfbaan biedt mogelijkheden, de herkenning van de cultuurhistorie deels te herstellen.
- 3. De inrichting van het nieuwe landschap met golfbaan moet zodanig zijn dat sprake blijft van verweving van het dorp met het landschap. Behoud van de zichtlijnen op de kerktoren vormt daarbij een specifiek element.
- 4. Tevens kunnen de natuurlijke elementen Cromvoirtsedijk en Zandleij versterkt worden.
4.7 Infrastructuur En Verkeer
4.7.1 Wegen
De bestaande infrastructuur is weergegeven op afbeelding 4.5. De ontsluitingswegen voor de auto zijn de St. Lambertusstraat en de Deutersestraat, respectievelijk ten zuiden en ten oosten van het plangebied. De St. Lambertusstraat vormt de historische dorpsas. In oostelijke richting sluit deze aan op de rijksweg N65 (Tilburgsebaan) en vormt een directe verbinding met Vught. In westelijke richting sluit de St. Lambertusstraat aan op de Nieuwkuijkseweg. Deze voert in noordelijke richting naar Vlijmen en in zuidelijke richting naar Helvoirt en de N65.
De Deutersestraat vormt een directe verbinding door de polder met de Vlijmenseweg in ’s-Hertogenbosch.
Op de noordoever van het Drongelens Kanaal ligt een verhard fietspad dat een verbinding vormt tussen ’s-Hertogenbosch en Waalwijk. Op de zuidoever ligt een onverharde weg.
Plangebied
Binnen het plangebied ligt een halfverharde ontsluitingsweg van het agrarisch bedrijf Deutersestraat 37 en voorts enkele veldwegen. Dit zijn oude (historische) wegen. Op de dijk aan de westkant van de Zandleij ligt een onverhard pad, tevens onderhoudsstrook van het waterschap.
Verkeersintensiteiten
In 2004 heeft de gemeente een telling verricht naar de verkeersintensiteiten op de wegen en straten in en om Cromvoirt. Voor voorliggend bestemmingsplan zijn de intensiteiten op de Deutersestraat en de St. Lambertusstraat van belang. In 2004 bedroeg het aantal verkeersbewegingen op de Deutersestraat 4400 motorvoertuigen per etmaal en op de St. Lambertusstraat 2800 mvt/etm.
De gemeente heeft een berekening uitgevoerd om de intensiteiten voor het jaar 2015 te bepalen. Hierbij is uitgegaan van een autonome groei van het aantal verkeersbewegingen van 2% per jaar. Daarnaast is rekening gehouden met de aanleg van de gemeentelijke randweg aan de zuidwestzijde van ’s-Hertogenbosch, ook wel ‘gementweg’ genoemd. De ‘gementweg’ is bedoeld om het bovenlokale verkeer af te wikkelen en heeft tot gevolg dat het sluipverkeer, dat thans gebruik maakt van de omliggende wegen (waaronder de Deutersestraat en de St. Lambertusstraat), zal afnemen. De piekmomenten van het sluipverkeer liggen tijdens de ochtend- en avondspits. Vooral tijdens deze perioden zal het verkeer afnemen.
Uit de berekening volgt dat in 2015 de intensiteit op de Deutersestraat 3500 mvt/etm zal bedragen en op de St. Lambertusstraat 2100 mvt/etm. De verkeersintensiteiten als gevolg van de golfbaan zijn hierbij buiten ogenschouw gelaten. Onderstaande tabel geeft de verkeersintensiteiten nogmaals weer.
straat | 2004 | 2015 |
Deutersestraat | 4400 mvt/etm | 3500 mvt/etm |
St. Lambertusstraat | 2800 mvt/etm | 2100 mvt/etm |
Paragraaf 5.3.5 bevat een beschrijving van de effecten van de golfbaan op de verkeersintensiteiten.
[Verschillende zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot het instellen van het nadere verkeersonderzoek door Goudappel Coffeng. De conclusies van dit onderzoek zijn opgenomen in het voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan, dat nu als bijlage in het bestemmingsplan is opgenomen, alsmede in de Nota Beoordeling van zienswijzen (bladzijde 7 en volgende). Het rapport verkeersonderzoek, het voorstel tot vaststelling en de Nota beoordeling van zienswijzen zijn als bijlagen aan het bestemmingsplan toegevoegd.]
4.7.2 Leidingen
Er is een Klic-melding verricht. De leidingen in het plangebied en directe omgeving zijn op kaart Bestaande situatie (bijlage 1) weergegeven. Het betreft:
- hogedruk gasleiding van de Gasunie; van regionaal doorgaand belang;
- telecommunicatiekabel van KPN, voor lokaal gebruik.
De gasleiding is vervat in de bestemming Leiding.
4.7.3 Conclusies infrastructuur en verkeer
- 1. Als gevolg van de voorgenomen aanleg van de zuidwestelijke randweg om ’s-Hertogenbosch (‘gementweg’) zullen de verkeersintensiteiten op de Deutersestraat en de St. Lambertusstraat afnemen!
- 2. De gemeente heeft het padenplan rondje Cromvoirtsedijk in ontwikkeling ( in paragraaf 3.6.4 beschreven).
- 3. Aan de oostkant van de Zandleij liggen twee leidingen, een hogedruk gasleiding en een lokale KPN-kabel.
4.8 Bebouwing En Grondgebruik
4.8.1 Algemeen
Zie ook kaart Bestaande situatie (bijlage 1).
De bebouwingsstructuur wordt gekenmerkt door de organisch gegroeide lintbebouwing van het dorp Cromvoirt met de uitlopers langs de wegen. In vergelijking met de situatie 1900 zijn de oude linten geleidelijk verdicht. Nabij de aansluiting Deutersestraat – St. Lambertusstraat zijn na de oorlog een paar planmatige woonstraten toegevoegd.
In tegenstelling tot veel Brabantse dorpen is Cromvoirt 'bespaard' gebleven van grootschalige dorpsuitbreidingen. Hierdoor heeft het dorp nu nog de relatief gave structuur van een straatdorp.
4.8.2 Bebouwing
Binnen het feitelijke plangebied ligt alleen het bestaande agrarische bouwblok Deutersestraat 37 van de familie Hendriks. Bij realisering van de golfbaan zal het agrarische bedrijf worden opgeheven. De familie blijft wonen in het boerderijgebouw. De agrarische opstallen zullen deels gebruikt worden voor het beheer en onderhoud van de golfbaan en deels worden gesloopt.
De te slopen opstallen betreffen:
- varkensstal 435 m²
- potstal 310 m²
- jongvee stal 245 m²
- stierenstal/opslag stro 935 m²
- ligboxenstal 675 m²
totaal 2600 m²
In de directe omgeving van het plangebied is de bebouwing geconcentreerd in de kom Cromvoirt en de linten vanuit het dorp langs de Deutersestraat en de St. Lambertusstraat. Een bijzonder element c.q. landmerk vormt de kerk die vanaf de Deutersestraat en vanuit het plangebied goed zichtbaar is. De kerk biedt waardevolle zichtlijnen.
4.8.3 Grondgebruik en functies
De gronden waarop de golfbaan is voorzien, zijn geheel in agrarisch gebruik, met overwegend weiden ten behoeve van (melk)veehouderijen en maïsvelden. Binnen het plangebied komt weinig beplanting voor. Er staat een tiental solitaire bomen, zoals op kaart Bestaande situatie is aangegeven. In het kader van een vrijwillige ruilverkaveling is een houtsingel geplant langs het zandweggetje aan de noordoostzijde van het plangebied.
Op de aangrenzende gronden in de directe omgeving is sprake van gemengde functies van overwegend wonen met verspreid voorzieningen en bedrijven, met name in de lintstructuur aan de westkant van de Deutersestraat en de noordkant van de St. Lambertusstraat.
adres | grondgebruik/functie |
Deutersestraat 1 | school (bestemd) |
Deutersestraat 18/20 | caravangroothandel (bestemd) |
Deutersestraat 22 | agrarisch bedrijf (bestemd) |
Deutersestraat 35 | autohandel (niet bestemd) |
Deutersestraat 37 | agrarisch bedrijf (bestemd) |
St. Lambertusstraat 53 | kerk (bestemd) |
St. Lambertusstraat 55 | supermarkt (artikel 19.1) |
St. Lambertusstraat 59 | restaurant (bestemd) |
St. Lambertusstraat 65 | houtbewerkingsbedrijf (bestemd) |
St. Lambertusstraat 73 | agrarisch bedrijf (bestemd) |
St. Lambertusstraat 77 | agrarisch bedrijf (bestemd) |
St. Lambertusstraat 89 | agrarisch bedrijf (bestemd) |
Nieuwkuijkseweg (ong.) | locatie De Hoef, grondopslagplaats (deels bekrachtigd door de Raad van State) |
4.8.4 Conclusies bebouwing en grondgebruik
Zonder aanleg van de golfbaan zullen de gronden binnen het plangebied in agrarisch gebruik blijven. Binnen het plangebied zal buiten het agrarische bouwblok niet gebouwd worden. Ook voor het gebruik van de gronden in de directe omgeving worden geen structurele veranderingen voorzien.
4.9 Recreatie
4.9.1 Huidige situatie
Het plangebied ligt in een omgeving met veel openluchtrecreatie.
Buiten het plangebied
Hoofdelement vormen de Drunense Duinen, sinds jaar en dag het gebied voor (een dag) naar buiten voor het grotere gebied ’s-Hertogenbosch – Tilburg – Waalwijk. Langs de randen van de Drunense Duinen liggen een groot aantal recreatieve voorzieningen, zoals horeca-uitspanningen, campings, maneges, speel- en picknickweiden.
Het recreatiegebied de Drunense Duinen reikt via Cromvoirt tot aan de bebouwde kom Vught. In Vught vormt de IJzeren Man met strandbad een grote trekpleister. In Cromvoirt zijn 2 campings en 3 maneges gevestigd.
Door het hele gebied lopen fiets- en wandelpaden. Daarbij vormt het fietspad langs het Drongelens Kanaal vanaf ’s-Hertogenbosch tot Waalwijk een recreatieve hoofdroute. Langs het Drongelens Kanaal wordt intensief gevist en anders verbleven.
En zoals eerder vermeld is in het reconstructieplan een verdere ontwikkeling van intensieve recreatie ten zuiden van Cromvoirt opgenomen. Reeds in het stadsgewestelijke structuurplan ’s-Hertogenbosch d.d. 1976 is Cromvoirt als een dorp met een recreatieve functie aangewezen.
Binnen het plangebied
Binnen het plangebied is alleen een looppad langs de Zandleij aanwezig.
4.9.2 Autonome ontwikkeling
Gezien de beleidsdoelstellingen in het reconstructieplan zullen de recreatieve voorzieningen in en rond Cromvoirt nog toenemen, met name in het dorp en ten zuiden ervan. In (de directe omgeving van) het plangebied heeft het waterschap De Dommel plannen voor:
- een kanovaarroute over de Zandleij met een in- en uitstapplaats ter hoogte van de St. Lambertusstraat;
- een verbetering van het wandelpad langs de Zandleij.
De gemeente Vught werkt aan (het herstel van c.q.) aanleg van een wandelpad op/langs de Cromvoirtsedijk; de zogenaamde wandelroute “rondje Cromvoirtsedijk”.
4.9.3 Conclusies recreatie
De aanleg van de golfbaan past in de bredere functie van de openluchtrecreatie van Cromvoirt en omgeving.
4.10 Milieuhygiënische Aspecten
4.10.1 Bodemkwaliteit
In het onderzoeksgebied is door Arcadis (2006) historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek omvat het plangebied en ook het gebied daar omheen. Er heeft geen gebruik plaats kunnen vinden van historische kaarten of bodemkwaliteitskaarten. Deze waren bij de gemeente Vught en de provincie Noord-Brabant niet voorhanden.
Binnen het plangebied
Binnen het plangebied liggen alleen gronden in agrarisch gebruik. Bebouwing of ander gebruik is nooit aanwezig geweest, behoudens het bestaande agrarische bedrijf Deutersestraat 37 en een vage aanduiding op de topografische kaart 1900. Hier bestaat een risico op bodemverontreiniging, die zich in de loop der tijd mogelijk met grondwaterstromen heeft kunnen verplaatsen.
Een voormalig wiel – eigendom van de gemeente – heeft in het verleden een functie als vuilstort gehad en is inmiddels niet meer als wiel te herkennen. Reeds in 1993 is vastgesteld dat met betrekking tot het grondwater geen nader onderzoek nodig is.
Buiten het plangebied
In het verleden zijn om verschillende redenen (verkoop van grond, Wet Milieubeheervergunningen, etc.) bodemonderzoeken uitgevoerd van locaties in de buurt. In totaal zijn er gegevens beschouwd van 10 bedrijven. De gegevens van deze bodemonderzoeken zijn opgenomen en het hiervoor genoemde onderzoek van Arcadis.
Conclusies historisch bodemonderzoek
Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen over concrete bodem- en grondwaterverontreinigingen in het plangebied. Er zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd en vergunningen afgegeven voor locaties buiten het plangebied en voor Deutersestraat 37 binnen het plangebied. Uit de geraadpleegde dossiers blijkt, dat op de rand van het onderzoeksgebied bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd en dat de streefwaarden worden overschreden voor zowel de grond als het grondwater door minerale olie, zware metalen, PAK’s en EOX.
Conclusies
Er zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Er kan niet op voorhand worden uitgesloten dat er sprake is van bodem- en grondwaterverontreiniging. In het verdere traject van planvorming is nader onderzoek nodig ten behoeve van het aanvragen van de benodigde ontgrondingsvergunning en bouwvergunningen.
4.10.2 Geluid
Binnen het plangebied en in de directe omgeving liggen geen geluidsbronnen van betekenis. Bovendien is een golfbaan geen geluidgevoelig object.
Een golfbaan is zelf geen bijzonder geluidproducerend object.
4.10.3 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteitseisen van kracht. Deze Wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als de 3%-grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 µg/m³ voor zowel PM10 als NO2.
In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een plan of project op de luchtkwaliteit valt onder de term ‘niet in betekenende mate’. De bijlage bij de Regeling geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Zo is de bouw van 1500 woningen (met één ontsluitingsweg) of 100.000 m² kantooroppervlakte niet in betekenende mate van invloed op de luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteitseisen is geen ‘omgekeerde werking’ beschreven. In het kader van een ‘goede ruimtelijk ordening’ is het van belang aan te tonen dat ter plaatse sprake is van een gezond verblijfsklimaat.
Analyse
Als gevolg van de golfbaan zal het jaargemiddelde aantal autobewegingen 300 motorvoertuigen per etmaal bedragen. Op een drukke zomerdag zal de intensiteit maximaal 350 mvt/etmaal bedragen (zie paragraaf 5.3.5).
Een golfbaan is niet in de bijlage bij de Regeling opgenomen. Derhalve wordt in deze paragraaf een vergelijking gemaakt met een woningbouwproject met 1500 woningen. Volgens gangbare kengetallen zijn per woning 5 à 6 (gemiddeld 5,5) verkeersbewegingen per etmaal te verwachten. In geval van 1500 woningen gaat het om 8250 verkeersbewegingen.
Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de golfbaan is ruim lager dan het aantal verkeersbewegingen bij 1500 woningen. Het plan draagt derhalve niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.
In het kader van het ‘oude’ Besluit luchtkwaliteit 2005 heeft Jansen Raadgevend Ingenieursbureau uit ’s-Hertogenbosch een onderzoek uitgevoerd: rapport “Luchtkwaliteitsonderzoek golfbaan te Cromvoirt in kader van wijziging bestemmingsplan” (13 maart 2007, 809.090/42.200/PK) (bijlage 15). Hieruit blijkt dat het aantal overschrijdingen van de grenswaarden van de verschillende stoffen beneden het toegestane aantal blijft. Impliciet volgt hieruit dat de luchtkwaliteit voldoende is om in een gezond leefklimaat te voorzien.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteitseisen en de luchtkwaliteit is voldoende om in een gezond leefklimaat te voorzien.
4.10.4 Externe veiligheid
Het plangebied wordt doorsneden door een hoge druk aardgastransportleiding (12"/40 bar) van N.V. Nederlandse Gasunie. De leiding is op kaart Bestaande toestand (bijlage 1) weergegeven. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van aardgas-transportleidingen moeten externe veiligheidsaspecten in ogenschouw genomen worden. Door het Ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zoneringsregeling, ter vervanging van de thans vigerende circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen” uit 1984. De in de circulaire opgenomen deterministische afstanden worden in de nieuwe regeling vervangen door risicobeleid. Hierin zal met name het plaatsgebonden en groepsgebonden risico een prominente rol gaan spelen. Omdat de inhoud van de nieuwe zoneringsregeling thans onbekend is, is in dit plan uitgegaan van de oude regeling.
Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen
In de circulaire wordt onderscheid gemaakt in de toetsingsafstand en de bebouwingsafstand.
Ten aanzien van de toetsingsafstand is in de circulaire het volgende opgenomen: “Uit veiligheidsoverwegingen is het van belang een afstand aan te houden tot gebouwen of plaatsen waar frequent en/of langdurig personen verblijven. Deze afstand is in principe zodanig dat daarbuiten de invloed van de leiding op de omgeving verwaarloosbaar mag worden geacht.”
De toetsingsafstand ten aanzien van de gastransportleiding binnen onderhavig plangebied (12”/40 bar) bedraagt 30 m (bron: tabel 1 van de circulaire). De werkelijke afstand tussen de gasleiding van het dichtstbijzijnde bouwvlak ten behoeve van de centrale voorzieningen van de golfbaan bedraagt ca 440 m. Enkele holes liggen binnen de toetsingsafstand. Op de holes zullen personen niet langdurig verblijven. Aan de toetsingsafstand wordt derhalve ruim voldaan.
Met betrekking tot de bebouwingsafstand luidt de tekst van de circulaire als volgt: “Planologische, technische en economische overwegingen kunnen echter leiden tot kleinere afstanden. In die gevallen gelden, afhankelijk van de kwetsbaarheid van de omgeving binnen de invloedszone, regels waaraan zowel de leiding als de omgeving dienen te voldoen.”
Omdat voldaan wordt aan de toetsingsafstand is een beoordeling aan de bebouwingsafstand niet aan de orde.
Geconcludeerd kan worden dat het plan voldoet aan het beleid in de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen”.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen en/of objecten op basis waarvan een gevarencontour geldt.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regelgeving betreffende externe veiligheid.
4.10.5 Geur
Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of het plan een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven.
Amitec bv uit Uden heeft een onderzoek uitgevoerd in het kader van de genoemde Wet: rapport “Geuronderzoek Golf Cromvoirt Beheer bv, project: Golfbaan Cromvoirt” (13 november 2009, 9.922 - RAP GEUR.01) (bijlage 17). De conclusie van het onderzoeksrapport luidt:
“De Wet geurhinder en veehouderij schrijft voor, dat geurgevoelige objecten niet binnen de geurcontouren gebouwd mogen worden. De geplande bebouwing blijft ruim buiten de geurcontouren van de omliggende veehouderijen, waardoor er geen belemmering uit oogpunt van geur aanwezig is.”
Algemene conclusie
Het plan voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij.
4.10.6 Bedrijven en milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer moet worden getoetst of:
- 1. de golfbaan van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen);
- 2. bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de golfbaan c.q. of de golfbaan een belemmering vormt op de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen.
Basis voor de bovengenoemde toetsing vormt de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed golfbaan op omgeving
Een golfbaan is in de handreiking opgenomen als categorie 1-inrichting met een richtafstand van 10 m. Binnen deze afstand liggen geen woningen of andere milieugevoelige objecten.
Invloed omliggende bedrijven op golfbaan
Onderstaande tabel geeft een overzicht weer van de inrichtingen in de omgeving van het plangebied, de bedrijfscategorie en de bijbehorende richtafstand. Voorts is de werkelijke afstand van de inrichting tot het plangebied opgenomen.
bedrijf | SBI-code | categorie | richtafstand | werkelijke afstand |
Deutersestraat 35: autobedrijf | 501,502,504 | 2 | 30 m | 0 m |
Deutersestraat 18-20: caravanhandel | 501,502,504 | 2 | 30 m | 60 m |
St. Lambertusstraat 53: kerkgebouw | 9131 | 2 | 30 m | 65 m |
St. Lambertusstraat 55: supermarkt | 5211,5212 | 1 | 10 m | 75 m |
St. Lambertusstraat 59: restaurant | 553 | 1 | 10 m | 80 m |
St. Lambertusstraat 65: houtverwerkingsbedrijf | 203,204,205 | 3.2 | 100 m | 90 m |
St. Lambertusstraat 77: akkerbouwbedrijf | 0111,0113 | 2 | 30 m | 0 m |
Nieuwkuijkseweg (ong.): puinbrekerij en -malerij | 372 | 4.2 | 300 m | 0 m |
Gementweg (ong.), ’s-Hertogenbosch: composteringsbedrijf | 9002.2 | 5.2 | 700 m | 150 m |
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt binnen de richtafstanden van vier bedrijven. De richtafstand van het bedrijf wordt bepaald aan de hand van de factoren geur, stof, geluid en gevaar. Per factor is verschillende regelgeving van toepassing en gelden verschillende begrippen ten aanzien van milieugevoelige objecten. Algemeen wordt geconcludeerd dat de feitelijke golfbaan niet als milieugevoelig object wordt aangeduid. Dat betekent dat alleen de bouwvlakken met de centrale voorzieningen bij de golfbaan als milieugevoelig kunnen worden aangemerkt. Hieronder is de milieusituatie per bedrijf nader aangegeven.
Deutersestraat 35: autobedrijf
De richtafstand van dit bedrijf reikt tot over een deel van het bouwvlak met bebouwing ten behoeve van beheer en onderhoud. De afstandbepalende factor bij een autobedrijf is de factor geluid.
De gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud zijn conform de Wet geluidhinder geen geluidgevoelige objecten. De bedrijfswoning is dat wel. Het gaat hier om de voormalige agrarische bedrijfswoning die behouden blijft als dienstwoning bij de golfbaan. Derhalve is sprake van een bestaande situatie en daarmee geen nadere belemmering voor het garagebedrijf.
St. Lambertusstraat 65: houtverwerkingsbedrijf
De richtafstand van dit bedrijf reikt slechts tot over de feitelijke golfbaan. Er is derhalve geen sprake van een planologische belemmering.
St. Lambertusstraat 77: akkerbouwbedrijf
De richtafstand van dit bedrijf reikt niet over de bouwvlakken met centrale voorzieningen. Er is geen sprake van belemmering van de bedrijfsactiviteiten.
Nieuwkuijkseweg (ong.): puinbrekerij en -malerij
De richtafstand van dit bedrijf reikt eveneens alleen over de golfbaan en niet over de bouwvlakken. Er is derhalve geen sprake van een planologische belemmering.
Gementweg (ong.), ’s-Hertogenbosch: composteringsbedrijf
Aan de noordzijde van het Drongelens Kanaal Gementweg ong. is een bedrijf gelegen, waar de opslag van mest, grond en compostering plaatsvindt. Composteringsactiviteiten zijn vergund in het kader van de Wet milieubeheer, maar zijn planologisch niet toegestaan. Deze inrichting heeft, op basis van compostering, een indicatieve milieucirkel van 700 meter. Gezien de niet-bestemde situatie wordt deze activiteit geacht geen belemmering te vormen voor de aanleg van de golfbaan.
Conclusies
- Omliggende niet-agrarische bedrijven worden niet belemmerd door de realisering van het golfterrein.
- De richtafstanden van enkele niet-agrarische bedrijven reiken over het plangebied. Deze vormen echter geen belemmering voor de aanleg van de golfbaan.
4.10.7 Conclusies milieuhygiënische aspecten
- 1. De bestaande milieuhygiënische situatie vormt geen belemmering voor de aanleg van de golfbaan.
- 2. Ten behoeve van de bouwvergunningen en van de eventuele ontgrondingsvergunning is aanvullend onderzoek bodemkwaliteit vereist.
Hoofdstuk 5 Voorgenomen Activiteiten
5.1 Inleiding
Na de beschrijving van het algemene beleidskader en de bestaande toestand van het plangebied volgen in dit hoofdstuk de relevante planaspecten voor de ontwikkeling van de golfbaan. Achtereenvolgens:
- het draagvlak voor de golfbaan, paragraaf 5.2;
- het programma van eisen voor de golfbaan, paragraaf 5.3;
- het programma van eisen voor de landschappelijke inpassing, paragraaf 5.4.
5.2 Draagvlak Golfbaan Cromvoirt
5.2.1 Ontwikkeling van de golfsport in Nederland
Per januari 2007 zijn bij de NGF 280.000 golfers geregistreerd. In 2011 wordt een aantal van 370.000 verwacht.
De participatiegraad (het aantal personen per 1.000 inwoners dat golf speelt) is in de laatste vijf jaar verdubbeld van circa 0,5% tot circa 1 % van de bevolking.
Op basis van een vergelijking met omliggende landen wordt een verdere groei van de participatie tot circa 2% van de bevolking verwacht.
5.2.2 Ruimtebeslag en capaciteit per golfbaan
Er zijn drie typen golfbanen gangbaar:
- 9-holes baan;
- 18-holes baan (volwaardige wedstrijdbaan);
- 27-holes baan (wedstrijdbaan met mogelijkheden voor variatie);
In uitzonderlijke situaties wordt een golfbaan gerealiseerd van 36 holes.
In verband met de oppervlakte van een golfbaan, tijdsduur die met een spelronde is gemoeid, aantal uren daglicht, kan een golfbaan, en een hieraan gekoppelde vereniging, slechts een beperkt aantal leden verdragen.
Het ruimtebeslag voor een golfbaan en aantal leden is als volgt:
type golfbaan/aantal holes | ruimtebeslag in ha | aantal leden |
9 | 25 | 450 |
18 | 50/60 | 800/900 |
27 | 90 | 1000/1200 |
Richtgetallen
|Bovenstaande getallen zijn aan te merken als richtgetallen. Zo kan bijvoorbeeld een 18-holes golfbaan ook binnen een gebied van 45 ha worden gerealiseerd. De gebruikte getallen zijn echter representatief voor het realiseren van een golfbaan die zich laat omschrijven als een ‘goede en aantrekkelijke golfbaan’.
Bovendien moet de golfbaan Cromvoirt voldoen aan extra natuureisen vanwege de ligging in RNLE-gebied en potentieel dassenleefgebied.
5.2.3 Vraag en aanbod in de regio ’s-Hertogenbosch - Vught
Onderstaand is de vraag-aanbod situatie in de regio ’s-Hertogenbosch in beeld gebracht voor respectievelijk de directe omgeving en de wijdere omgeving, zie ook afbeelding 5.1.
Directe omgeving
Als directe omgeving wordt beschouwd de stadsregio, met ’s-Hertogenbosch, Vlijmen, Rosmalen, Berlicum, Den Dungen, St. Michielsgestel en Vught. Dit is grofweg het gebied binnen een straal van 7,5 km uit het stadscentrum, met totaal ca 250.000 inwoners.
Uitgaande van een participatiegraad van 1,5% (nu 1,0%) bedraagt het aantal potentiële golfers in deze regio ca 3750.
De bestaande capaciteit aan golfbanen in de regio is als volgt:
golfbaan | aantal holes | aantal leden |
De Dommel | 12 | ca. 900 |
De Haverleij | 18 | ca. 600 |
Bois le Duc/De Pettelaar | 9 | pay en play |
MOP Vught | 6 kleine holes | oefenbaan |
Golfclub Maliskamp | oefenbaan |
Conclusie 1
Binnen de directe omgeving liggen slechts twee volwaardige 18-holes banen met thans circa 1.500 leden. Daarnaast zijn oefenbanen waar geen ruimte voor een volwaardige golfbaan is.
Het potentiële aantal golfers overtreft ruim de beschikbare capaciteit.
Wijdere omgeving
Als wijdere omgeving is het gebied binnen een straal van 15 km beschouwd. In dit gebied wonen ruim 400.000 mensen. Uitgaande van een participatiegraad van 1,5% bedraagt het potentieel 6000 golfers.
Binnen een straal van 15 km vanuit ’s-Hertogenbosch liggen nog twee golfbanen.
golfbaan | aantal holes | aantal leden |
De Dorpswaard, Kerkdriel | 9 | ca. 450 (verenigingsbaan) |
De Schoot, St. Oedenrode | 9 | ca. 500 |
Conclusie 2
Binnen de wijdere omgeving is er een groot verschil tussen de potentiële vraag van 6000 golfers en de huidige capaciteit voor ca 2500 golfers.
5.2.4 Bestaande en geplande golfbanen
Bestaand
- 1. Golfbaan De Dommel in St. Michielsgestel bestaat sinds 1930 en heeft 12 holes. Het is een besloten club met een sterk traditionele inslag. Het aantal leden bedraagt ca 900. Er is een ledenstop van toepassing.
Er zijn plannen voor uitbreiding met 6 holes aan de overzijde van de Esscheweg. Deze golfbaan functioneert vooral regionaal. - 2. Golfbaan De Pettelaar, 9 holes, is een oefenbaan voor doorstromers. Deze golfbaan is ingesloten door de autosnelweg A2 en de stedelijke bebouwing. Er zijn beperkte uitbreidingsmogelijkheden.
- 3. Golfbaan De Haverleij is een jonge baan met 18 holes. Het ledenbestand bedraagt ca 600 leden.
Deze golfbaan functioneert primair voor de vleugel Engelen van ’s-Hertogenbosch. Verplichting naar Haverleij-bewoners. - 4. Golfbaan De Schoot in St. Oedenrode trekt vooral golfers uit Schijndel – St. Oedenrode. Het aantal leden bedraagt ca 500.
- 5. Golfbaan De Dorpswaard in Kerkdriel functioneert primair voor de HAM-gemeenten, maar trekt ook golfers aan uit ‘s-Hertogenbosch-Noord en de Maaspoort. Er bestaan plannen voor een uitbreiding met 9 holes.
Gepland
Thans is alleen de golfbaan Vught-Cromvoirt in ontwikkeling. Dit betreft de 18-holes golfbaan in voorliggend plan. Deze golfbaan zal vooral golfers aantrekken uit Vught en omliggende kernen.
N.B. - Het eerdere plan voor de golfbaan Rosmalen-Coudewater is gestrand. Deze golfbaan zou vooral functioneren voor de Rosmalense vleugel (oostvleugel) van de regio ’s-Hertogenbosch.
Conclusie 3
Zoals op afbeelding 5.1 te zien is, draagt de golfbaan Cromvoirt bij aan een goede spreiding over de stadsregio. Bovendien is reeds veel belangstelling voor gebruik van de golfbaan getoond.
5.3 Programma Van Eisen Golfbaan
5.3.1 Algemeen
Het primaire doel van het initiatief is de aanleg van een volwaardige 18-holes golfbaan met een dusdanige kwaliteit dat deze in aanmerking kan komen voor (incidentele) wedstrijden, een zogenaamde A-baan. Het organiseren van wedstrijden op hoog niveau vormt geen uitgangspunt. De golfbaan zal een semi-open karakter hebben. Dat wil zeggen dat naast de vaste vereniging tevens greenfee-spelers en events (groepen) kunnen spelen.
5.3.2 Inrichting golfbaan
a. 18 holes-baan
De initiatiefnemer streeft naar een volwaardige A-baan, par 72 met een lengte van 6.000 m. A-banen zijn banen met de hoogste kwaliteit en geschikt voor onderlinge wedstrijden tussen clubs. De meeste golfbanen in Nederland zijn A-banen. Uitgangspunt is voorts dat hole 1 en 10 vertrekken vanaf het clubhuis en dat holes 9 en 18 daar eindigen.
Het gemiddelde ruimtebeslag per hole voor een optimale golfsituatie is op bovenstaande afbeelding weergegeven. De in dit schema gehanteerde maten zijn afgeleid van de indeling zoals de provincie Brabant die in de ‘Handreiking dassen’ hanteert:
- breedte fairways inclusief semi rough: gemiddeld 37,5 m (35-40 m); voor de semi rough zelf wordt een breedte van 4 m aangehouden);
- breedte rough: gemiddeld 8 m;
- gemiddelde oppervlakte van een fairway plus semi rough (220 x 37,5) = ca 8.250 m²;
- gemiddelde oppervlakte van een carry per hole (115 x 40) = ca 4.500 m²;
- gemiddelde oppervlakte van een rough per hole (350 x 16) = ca 5.600 m².
Driving range
Hier kan een golfer oefenen en golflessen volgen. Een goede driving range vraagt voldoende afslagplaatsen, zowel overdekt als buiten. Hiervoor is ca 2-3 ha nodig.
Oefengreens/oefenholes
Een green voor het putten en een of meerdere greens voor het chippen/pitchen, alsmede een oefenbunker. Oefenholes zijn een aantal korte holes waar bezoekers zonder ervaring op kunnen golfen. Deze faciliteiten liggen in de buurt van de driving range en het clubhuis. Deze voorziening wordt ingevuld naarmate er ruimte beschikbaar is.
Terreinmodellering
Een golfbaan vereist een zekere reliëfvorming. Een golfbaan aanleggen zonder grondverzet is daarom niet mogelijk. Minimaal dienen greens en tees te worden opgehoogd en moeten hindernissen worden aangelegd, bijvoorbeeld in de vorm van zandbunkers.
Voor voldoende spanning en veiligheid in het spel is ook bij de overige onderdelen variatie in hoogte gewenst. Onderstaande tabel geeft het oppervlak bebouwd en de verharding, zoals in voorliggend plan is voorzien.
Paden
Voor de spelers en het onderhoud is op de golfbaan een padenstelsel vereist. In verband met het natte Nederlandse klimaat moet rekening worden gehouden met deels verharde paden, met name:
- een pad voor buggies/trolleys met een lengte van ca 2000 m en een breedte van ca 1,80 m.
- een pad voor onderhoudmachines met een lengte van ca 1500 m en een breedte van ca 3 m.
- tezamen een verharding van ca 8000 m².
Beregeningsinstallatie
Een specifiek onderdeel in de exploitatie van een golfbaan vormt de beregening. Daartoe wordt een leidingenstelsel naar de fairways, greens en tees aangelegd. De watervoeding vindt plaats vanuit de Zandleij, eventueel aangevuld met de bestaande bron. Het waterschap De Dommel heeft te kennen gegeven hiermee in te zullen stemmen. Voor de beregening vanuit de bestaande bron blijft de vigerende vergunning van kracht.
b. Bebouwing
Op de golfbaan is gevarieerde bebouwing vereist.
Clubhuis
Het clubhuis vormt het organisatorische midden van een golfbaan. Hier vertrekken en komen de spelers terug. Bovendien vormt het clubhuis de ontmoetingsplaats met een eigen horeca-voorziening.
Er is een ontwikkeling gaande dat voor en na het golfen andere (recreatieve) activiteiten plaatsvinden zoals:
- fitness, fysiobehandeling, sauna,
- bridge en biljart,
- vergaderen.
In het clubhuis zijn uiteraard de nodige bijkomende voorzieningen opgenomen:
- receptie;
- kleedruimten en sanitair;
- keuken met bijruimten;
- opslagruimten;
- kantoren staf;
- personeelsruimten.
Voor een goede ambiance moet het clubhuis rondom omgeven zijn met de golfbaan. Het clubhuis zal een naar buiten georiënteerd gebouw worden, waar het vooral sfeervol is met een goed (op de zon) gesitueerd terras.
Het bruto bedrijfsvloeroppervlak bedraagt 2000 m². Afhankelijk van de bouwwijze kan het bebouwde oppervlak ca 2000 m² bedragen. In het operationele deel van de golf zijn ca 10 personen werkzaam, en in het horecadeel eveneens ca 10 personen.
Caddiehuis/tassenopslag
De stalling van de caddies, electro-trolleys en buggies en de berging van de tassen kan in het gebouw van het clubhuis (souterrain) of in een vrijstaand gebouw nabij het clubhuis. Inclusief het kantoor van de caddiemaster bedraagt de omvang ervan ca 400 m². Het aantal caddiemasters bedraagt ca 4.
Driving range/golf-pro lesruimten
De afslagplaatsen liggen (deels) in een overkapping. Aansluitend hierop liggen de ruimten voor het lesgeven met kantoor en werkplaats voor golfprofessionals. Het benodigde bebouwde oppervlak bedraagt 750 m².
Er zijn ca 4 golfprofes-sionals werkzaam.
Omwille van de veiligheid kunnen op de driving range (deels) netten vereist zijn. Deze worden gespannen aan masten die maximaal 20 m hoog kunnen worden.
Ook vraagt een driving range verlichting. Deels worden deze aan het dak van de overkapping bevestigd. Deze lichten beschijnen het eerste deel vanaf de driving range. Het achterste deel wordt aangelicht vanuit souffleursverlichting in het maaiveld.
Onderhoudsloodsen/greenkeepersfacilities
Het onderhoud van fairways en het omgevende landschap vereist relatief veel menskracht en materiaal. Hiervoor is een aparte onderhoudsaccommodatie vereist, met machinestalling, opslag, greenkeepersruimte, dagverblijf, was- en kleedruimten, die vanwege de functionele uitstraling op enige afstand van het clubhuis moet liggen.
De omvang van de loodsen bedraagt minimaal ca 600 m². In voorliggend geval wordt de onderhoudsaccommodatie gesitueerd op het erf van de bestaande boerderij. Het aantal greenkeepers is seizoensafhankelijk en bedraagt 10-14 personen.
Verspreid
Verspreid over de golfbaan zijn schuilplaatsen/toiletten/bergingen vereist. De gezamenlijke omvang bedraagt ca 100 m².
Bedrijfswoning
Het bestaande boerderijgebouw wordt bedrijfswoning.
Ten behoeve van de golfbaan wordt gezamenlijk 3700 m² bebouwing opgericht en 2600 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Derhalve is sprake van een uitbreiding met 1100 m² bebouwing. Met de BMF/Stg. Natuur- en milieugroep Vught is overeengekomen dat de gezamenlijke oppervlakte van het clubhuis en de greenkeeperfaciliteiten niet meer zullen bedragen dan de oppervlakte van de te slopen bebouwing. Hieraan wordt voldaan.
N.B. - Er is onderzocht of de benodigde faciliteiten kunnen worden ondergebracht in de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De afmetingen, kwaliteit en situering op het terrein worden onvoldoende geacht om een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau te kunnen bieden.
De 1100 m² extra bebouwing is noodzakelijk voor een goede exploitatie van de golfbaan en een solide positie ten opzichte van concurrerende golfbanen. Deze marginale verstening van het buitengebied worden ‘gecompenseerd’ door de aanleg van nieuw groen en de aanleg van een kwalitatief hoogwaardige golfbaan.
Hiernavolgende schema’s geven een overzicht van de vereiste bruto vloeroppervlakten voor de onderscheiden onderdelen, het vereiste bebouwde oppervlak en de oppervlakte van de terreinverhardingen.
c. Parkeren en externe ontsluiting
Externe ontsluiting
Overeenkomstig de principe-uitspraak van de gemeenteraad vindt de ontsluiting plaats vanaf de Deutersestraat ter hoogte van de bestaande inrit van de boerderij op Deutersestraat 37. De lengte tot het clubhuis bedraagt ca 250 m. Bij een wegbreedte van 5 m is dit 1250 m² verharding.
Parkeren
In de publicatie “Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering” (CROW, Ede, maart 2004) zijn parkeernormen opgenomen voor diverse functies. De parkeerbehoefte voor golfbanen bedraagt 6 tot 8 parkeerplaatsen per hole. Voor een 18 holes-golfbaan zijn derhalve ten minste 144 parkeerplaatsen benodigd.
Tijdens incidentele evenementen (bijvoorbeeld toernooien) is het aantal benodigde parkeerplaatsen groter. Het aantal van 350 parkeerplaatsen wordt voldoende geacht.
Onderstaande afbeelding betreft afbeelding 15.1.4 uit het handboek “ASVV2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwd kom” (CROW, Ede, oktober 2004).
Voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen dat op een terrein gerealiseerd kan worden zijn de maatvoeringen B en b1 van belang. Deze betreffen respectievelijk 16,35 m en 2,5 m. Binnen een oppervlakte van (16,35×2,5=) 41 m² kunnen twee parkeerplaatsen én de rijbaan worden aangelegd, oftewel per bruto parkeerplaats is tenminste 20,5 m² benodigd.
Het parkeerterrein binnen het plangebied heeft een oppervlakte van 10.330 m². Het terrein biedt theoretisch gezien ruimte voor ca 500 parkeerplaatsen. Hiermee kan ruim aan de gestelde norm worden voldaan.
Het parkeerterrein wordt aan de noord- en oostzijde omgeven door opgaand groen.
5.3.3 Baanbezetting
De figuren 1 en 2 geven een analyse van de baanbezetting. Daarbij wordt onderscheiden de theoretische en de praktische bezetting.
Theoretisch uitgangspunt voor de berekening is dat om de 10 minuten (6 x per uur) een flight/groep van 4 personen kan starten en dat de speelduur voor 9 holes 2,25 uur en voor 18 holes 4,5 uur is.
Midwinter is de eerste mogelijke start om 9.00 uur en de laatste om 15.00 uur (voor 9 holes).
In de zomerperiode respectievelijk om 7.00 uur en 19.30 uur voor 9 holes.
Op figuur 1 is het verloop van de bezetting over het gehele jaar aangegeven. De theoretische bezetting houdt in dat precies iedere 10 minuten 4 spelers vertrekken. Dat is praktisch logistiek niet mogelijk. Feitelijk is 50-60% van de theoretische capaciteit haalbaar.
Over een jaar genomen zijn praktisch op een 18-holes baan maximaal ca 40.000 rondes haalbaar (bron: Gosta 2007).
Figuur 2 geeft de bezetting op een zomerdag weer. De speeltijd bedraagt 7 – 19,5 =12,5 uur. Dit levert een theoretische bezetting van 12,5 x 6 x 4 = 300 spelers. De starttijdpiek op de dag ligt omstreeks 09.30 – 10.30 uur en van 13.00 – 14.00 uur. De praktisch haalbare bezetting bedraagt 50% hiervan, daarom maximaal ca 150 spelers per dag.
Aantal auto’s
De carpooling bedraagt ca 10% Dit geeft derhalve voor 150 spelers, 135 auto’s op een drukke dag met maximale bezetting.
Overig bezoek
Naast de golfers komen er bezoekers die alleen gebruik maken van de driving range, oefenholes al of niet met lessen. In de zomerperiode bedraagt dit op drukke dagen maximaal 50 en gemiddeld maximaal 10 per dag. In de winterperiode is het overige bezoek zeer beperkt. Dit levert een jaargemiddelde van 5 auto’s per dag.
De drukste dagen zijn de vrijdagen met mooi weer in de maanden april t/m november, met uitzondering van de rustige vakantiemaanden juli-augustus.
5.3.4 Werkgelegenheid
Onderstaand schema geeft een indicatief overzicht van de werkgelegenheid die is gekoppeld aan een golfbaan. Hierbij is uitgegaan van een 18-holes baan. Een golfbaan die meer holes beslaat of minder holes omvat, biedt naar evenredigheid meer of minder werkgelegenheid.
functie | aantal personen |
manager | 1 |
secretariaat | 4 |
receptie | 4 |
stewards (kleedkamers e.d.) | 2 |
caddymasters | 4 |
fitness | 2 |
horeca + keuken | 10 |
instructeurs/golfpro’s | 4 |
onderhoud (greenkeepers) | 11 |
totaal | 40 FTE (voltijdsbanen) |
Uitgangspunt is dat de werknemers deels samen per auto en deels per fiets komen en derhalve totaal ca 20 parkeerplaatsen vragen.
5.3.5 Verkeer
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de golfbaan.
Verkeer golfbaan
Het verkeer van en naar de golfbaan wordt bepaald door het aantal spelers, het aantal werknemers en de overige bezoekers. Hieronder zijn berekeningen opgenomen van het jaargemiddelde aantal verkeersbewegingen en het aantal verkeersbewegingen tijdens de drukke zomerperiode. Het jaargemiddelde is planologisch maatgevend. In de praktijk zal gedurende de winterperiode het bezoek beperkt zijn. Daarentegen zal het bezoek tijdens de zomerperiode hoger zijn dan het jaargemiddelde.
Jaargemiddelde
auto’s/etm | verkeersbew/etm | |||
40.000 spelers per jaar, waarvan 36.000 spelers met de auto zullen komen, gedurende 300 dagen per jaar | 120 | 240 | ||
40 werknemers, waarvan 20 werknemers met de auto zullen komen | 20 | 40 | ||
alleen in de zomerperiode maximaal 20 niet-spelende bezoekers per dag, berekend jaargemiddelde | 5 | 10 | ||
totaal | 145 | 290 (ca 300) |
Drukke zomerdag
auto’s/etm | verkeersbew/etm | |||
150 spelers per dag, waarvan 140 spelers met de auto zullen komen | 140 | 280 | ||
40 werknemers, waarvan 20 werknemers met de auto zullen komen | 20 | 40 | ||
20 bezoekers, waarvan 15 bezoekers met de auto | 15 | 30 | ||
totaal | 175 | 350 |
Conclusie
Op een drukke zomerdag bedraagt de verkeersintensiteit maximaal ca 350 mvt/ etmaal.
Intensiteiten omgeving
Het verkeer van en naar de golfbaan zal verspreid op de omliggende wegen afgewikkeld worden. Onderstaande afbeelding geeft de verspreiding van het verkeer weer.
Omdat thans verspreidingsgegevens onbekend zijn, is uitgegaan van het ‘worst case scenario’ waarbij al het verkeer wordt afgewikkeld naar één zijde van de Deutersestraat. In onderstaande tabel zijn de verkeersintensiteiten in het jaar 2015 weergegeven.
verkeersintensiteiten in motorvoertuigen per etmaal | |||||
straat | autonoom 2015 | met golfbaan jaargemiddelde | met golfbaan drukke zomerdag | ||
Deutersestraat | 3500 | 3800 | +8,5% | 3850 | +10% |
De jaargemiddelde verkeersintensiteiten zullen tot een toename leiden van 8,5% van het verkeer op de Deutersestraat. Op drukke zomerdagen is sprake van een toename van 10%. De verkeersintensiteit op de Deutersestraat blijft onder de intensiteit van 2004! Daarbij wordt nogmaals opgemerkt dat geen rekening is gehouden met de verspreiding van het verkeer.
De toename van het aantal verkeersbewegingen op de Deutersestraat als gevolg van de golfbaan is verkeerskundig aanvaardbaar.
De lokale economie van de kern Cromvoirt wordt door een belangrijk deel gevormd door de sector toerisme en recreatie. De golfbaan leidt tot een versterking van deze sector en draagt derhalve, direct en indirect, bij aan de lokale economie. De uitbreiding van de toeristisch-recreatieve sector, met de golfbaan of anderszins, heeft een toename in het aantal verkeersbewegingen tot gevolg. Deze toename is planologisch aanvaardbaar.
Conclusie
De toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de golfbaan is zowel verkeerskundig als planologisch aanvaardbaar.
[Verschillende zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot het instellen van het nadere verkeersonderzoek door Goudappel Coffeng. De conclusies van dit onderzoek zijn opgenomen in het voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan, dat nu als bijlage in het bestemmingsplan is opgenomen, alsmede in de Nota Beoordeling van zienswijzen (bladzijde 7 en volgende). Het rapport verkeersonderzoek, het voorstel tot vaststelling en de Nota beoordeling van zienswijzen zijn als bijlagen aan het bestemmingsplan toegevoegd.]
5.3.6 Beheer golfbaan
De golfsport stelt hoge eisen aan de kwaliteit en daarmee aan het beheer van de baan. Het hele jaar moet onder de “qualifying condities” gespeeld kunnen worden.
Het beheer zal geschieden volgens de richtlijnen in de brochure “Committed to green”.
Greens en tees
Vanwege het feit dat de greens (en oefengreens) het meest intensief worden bespeeld, worden hieraan hoge eisen gesteld. Het gras van de green moet kort en stevig zijn. Voor een optimaal groeiklimaat moet de green voldoende licht krijgen. De green dient onder natte omstandigheden stevig te blijven, terwijl in droge perioden de green niet te hard mag worden. Vanwege deze eisen worden de greens gedraineerd en zeer frequent beregend. Voorts moet de green ongevoelig zijn voor beschadiging. Aan de tees worden vergelijkbare hoge eisen gesteld. De opbouw, het beheer en wijze van drainage en beregening zijn gelijk aan die van de greens.
Fairways en semi rough
De fairways zijn de kort gemaaide grasbanen. Een belangrijk deel van de golfsport speelt zich hier af. Gezien het intensieve gebruik worden hoge eisen gesteld aan de graszode. Het maairegime bestaat uit wekelijks maaien, een en ander sterk afhankelijk van de voedselrijkdom van de ondergrond. Afhankelijk van de wijze waarop de fairways aangelegd worden (verschraald of niet) is er in meer of mindere mate bemesting en drainage of beregening nodig. De gemiddelde breedte van een fairway (inclusief de semi roughs) bedraagt 37,5 m (35 tot 40 m). De overgang tussen een fairway en rough wordt gevormd door de semi rough, een smalle grasstrook van ca 4 m die de fairway omzoomt en die – afhankelijk van de voedselrijkdom van de zode - minder vaak per jaar gemaaid wordt dan de fairway. In de semi rough komen regelmatig ballen terecht.
Roughs
Rondom de fairways bevinden zich niet-bespeelde terreindelen. Deze worden met de term rough aangeduid. In de rough moet om speltechnische redenen dichte beplanting worden geweerd. Vorm, grootte en samenstelling van roughs variëren sterk per baan en per gedeelte van de baan. De roughs bestaan meestal uit gras/kruidenvegetaties (vaak ingezaaid met een gras/kruidenmengsel dat in het gebied thuishoort), maar kunnen ook uit houtige gewassen bestaan of water. Afhankelijk van het baantype wordt de grasachtige rough 1 tot 2 maal per jaar gemaaid, er vindt geen bemesting plaats. Bij zeer voedselrijke bodems kan de maaifrequentie hoger liggen. De roughs met houtachtige begroeiing krijgen een meer natuurlijk groenbeheer. Gemiddeld genomen vormen de roughs een zone van 8 m rondom de fairways en semi roughs.
Natuurwaarden op roughs
Roughs kunnen een bijdrage leveren aan de natuurwaarden van een golfbaan. Een cruciale factor hierin vormt de voedselrijkdom van de bodem. Omdat – vanuit speltechnische redenen – de zode van de rough niet te dicht mag zijn, worden grasachtige roughs op golfbanen met een voedselrijke klei/veen-ondergrond vaker dan tweemaal per jaar gemaaid. In een situatie zoals bij de golfbaan Cromvoirt kan – gezien de zandige bodem (na verschraling en het verwerken van de landbouwvoor in de fairways) - echter volstaan worden met een beheer van 1 tot 2 maal maaien (+ afvoeren) per jaar, een beheer dat ook nodig is voor de natuurdoeltypen droog of vochtig bloemrijk grasland. Daarmee wordt het onderscheid tussen roughs en nieuwe natuur in sommige gevallen academisch en bestaat dat onderscheid in het terrein niet. (Een dergelijk onderscheid is overigens wel zinvol op voedselrijke kleibanen).
Ondanks de natuurwaarde worden de roughs in het kader van de compensatie-opgave (par. 9.3.1) overigens - conform de provinciale richtlijnen – in principe níet als ‘nieuwe natuur’ beschouwd.
Carries
Carries zijn de gedeelten tussen de afslagplaatsen (tees) en het begin van de fairways. Een geoefende golfer slaat zijn bal er overheen, een minder geoefende golfer niet altijd. Qua vegetatie komt de carry overeen met roughs. Het verschil met roughs bestaat eruit dat ze vaker betreden worden – op weg van tee naar fairway – en dat – afhankelijk van de ervaring van het publiek - er vaker een bal in terecht zal komen. Als breedtemaat voor de carries is dezelfde maat van de fairway aangehouden. In het terrein is de carry niet te onderscheiden van een rough, doordat hetzelfde maairegime wordt gehandhaafd van – afhankelijk van de voedselrijkdom van de bodem – 1 tot 2 keer per jaar maaien (en afvoeren). Dit beheer zal in de praktijk weinig tot niets afwijken van de als nieuwe natuur te beheren graslandtypen. Daarmee geldt, voor golfbanen met een zandondergrond, voor natuur op carries in principe hetzelfde als voor de natuurwaarden op roughs zoals bovenstaand beschreven.
Driving range
De oefenbaan of driving range wordt het gehele jaar rond gebruikt. Aan de berijdbaarheid van de baan worden onder alle omstandigheden hoge eisen gesteld, gezien het machinaal inzamelen van ballen. De oefenbaan moet daarom goed ontwaterd en de toplaag voldoende stroef en stevig zijn. Het zijn eisen die vergelijkbaar zijn met die welke gesteld worden aan een regulier sportveld.
Gebruik clubhuis
Het clubhuis wordt alleen gebruikt door de spelers en hun gasten. In het bijzonder betekent dit dat de horeca eveneens alleen gebruikt wordt voor golf-gerelateerde activiteiten. Bruiloften en partijen van derden worden uitgesloten.
5.4 Programma Van Eisen Natuur En Landschap
5.4.1 Relatie golfbaan met omgeving
De inrichting van de golfbaan sluit zoveel mogelijk aan bij de huidige ruimtelijke structuur. De golfbaan wordt aangelegd direct aansluitend op het dorpsgebied van Cromvoirt. De golfbaan moet het bestaande dorp niet gaan overheersen. Dat is een hoofdreden geweest voor het gemeentebestuur om de aanleg van een deel van de golfbaan aan de oostkant van de Deutersestraat af te wijzen. Tevens moeten de golfbaan en de voorzieningen op voldoende afstand blijven van de bestaande woningen. De ontsluiting vindt plaats vanaf de Deutersestraat, via de huidige ontsluiting van het agrarische bedrijf Hendriks.
De gebouwde voorzieningen zoals clubgebouw, bedrijfswoning, opslagloods, driving range en parkeerterrein worden geclusterd en zijn goed bereikbaar via de toegangsweg. Een volwaardige golfbaan omvat verschillende onderdelen die onder de kop ‘programma golfbaan’ (op hoofdlijnen) besproken worden.
Eventuele hinder van licht, geluid en verdwaalde ballen moet voorkomen worden. Ook de uitstraling/zichtbaarheid van de gebouwde voorzieningen moet landschappelijk ingeperkt worden. Een en ander kan bereikt worden door het inrichten van een voldoende brede randgroenzone (minimaal 15 m) en een zorgvuldige situering van de voorzieningen op het terrein.
Met betrekking tot een goede inpassing in de omgeving past ook het advies van de provinciale dienst ROH om het zicht op de kerktoren vanaf de Deutersestraat te behouden.
5.4.2 Streefbeeld nieuwe natuur en landschap
Conform de provinciale voorwaarden moet er voor een golfbaan in een RNLE nieuwe natuur worden ontwikkeld met een oppervlakte die minimaal even groot is als de oppervlakte van het feitelijke golfgebied. Roughs en carries worden daarbij in principe als ‘neutraal’ gebied beschouwd, niet behorend tot de golfsport en in principe ook niet als nieuwe natuur, tenzij overtuigend is aangetoond dat dit gedeelte van de golfbaan blijvend kan voldoen aan de eisen die voor het beoogde natuurdoeltype gesteld worden.
De nieuwe natuur dient overeen te komen met de landschappelijke karakteristieken en natuurwaarden in de directe omgeving dan wel bij de potenties die in het gebied aanwezig zijn. Bovendien moet de nieuwe natuur planologisch gewaarborgd worden door middel van de bestemming Natuur met een daarbij passend aanlegvergunningenstelsel.
De provincie stelt inhoudelijke eisen ten aanzien van wat wel en wat niet als nieuwe natuur beschouwd mag worden:
- Nieuwe natuur dient zodanig gelegen te zijn dat er voldoende uitwisselingsmogelijkheden zijn tussen de nieuwe natuur en de omliggende natuur, voor de belangrijkste soortgroepen.
- Nieuwe natuur moet qua inrichting en beheer voldoen aan de eisen van de natuurdoeltypen zoals die gehanteerd worden in de Subsidieregeling Natuurbeheer van het zogenaamde Programma Beheer van het rijk. Hierbinnen moet voldaan worden aan de oppervlaktes (minimumareaal), welke zijn vastgesteld per natuurdoeltype. De volgende natuurdoeltypen komen in aanmerking als nieuwe natuur (tussen haakjes de minimumarealen voor een zelfstandige eenheid):
- a. plas en ven (minimaal 0,1 ha aaneengesloten (grond- of regenwater);
- b. moeras (minimaal 0,5 ha aaneengesloten (grondwatertrap I of II);
- c. heide (minimaal 0,5 ha aaneengesloten, met max. 20% water/ven/moeras en max. 25% bos);
- d. struweel (minimaal 0,5 ha aaneengesloten);
- e. bos (minimaal 0,5 ha aaneengesloten met bestemming bos cf. Boswet);
- f. nat soortenrijk grasland (minimaal 0,5 ha aaneengesloten, grondwatertrap II/II/IV);
- g. droog soortenrijk grasland (minimaal 0,5 ha aaneengesloten, fosfaatarm en nitraatarme bodem).
Compensatie dassenleefgebied in compartiment 3
Uit het verrichte onderzoek (Das en Boom, 2004) is gebleken dat het gebied ten westen van de Zandleij te typeren is als ‘secundair dassengebied’: geen actueel leefgebied maar wel potentieel (fourageer)gebied. In secundair dassengebied is de aanleg van een golfbaan toegestaan, mits de landschappelijke inrichting leidt tot een structuurversterking voor de das.
De dassencompensatie is nader uitgewerkt in overleg met de Vereniging Das & Boom. In het betreffende overleg is overeenstemming bereikt over de optimale landschapszonering, bestaande uit een zone met struweelbeplanting aan de zuidzijde van de golfbaan, een zone met accent op natuurbouw langs het Drongelens Kanaal en een middenzone met een meer optimale golfinrichting. Essentieel daarbij is dat het herstel van het cultuurhistorische patroon van de elzensingels tevens een goede dassenbiotoop is.
5.4.3 Streefbeeld cultuurhistorie en landschap
De recente provinciale en regionale plannen zoals het Raamplan De Leyen bevatten als beleidsdoelstelling het herstel van het kleinschalige cultuurhistorische landschap ten noorden van Cromvoirt. Voor de gemeente Vught geldt dit als randvoorwaarde voor medewerking aan de golfbaan. Als referentiebeeld geldt daarbij het landschap rond 1900. Het landschapspatroon zoals dat op de topografische kaarten rond 1900 getekend weergeven is, is het oorspronkelijk cultuurlandschap zoals dat vanuit de Middeleeuwen ontwikkeld is. De kaart rond 1900 (afbeelding 4.7) geeft de situatie relatief betrouwbaar weer. Dat landschap werd gekenmerkt door een relatieve volkomenheid tussen het functionele agrarische grondgebruik en de natuurwaarden. Dit was voor de komst van de kunstmest en de machine.
Het historische landschap is niet 1 op 1 te herstellen. Het Belvedèrebeleid heeft als credo: ‘behoud door ontwikkeling’. Dit uitgangspunt vormt de basis voor het streefbeeld cultuurhistorie en landschap. Het aanleggen van een golfbaan betekent feitelijk de ontwikkeling van een nieuw recreatief landschap, geënt op de historie van het landschap. Essentieel is dat de golfbaan deel uitmaakt van het omringende landschap. Een golfbaan moet niet op een sportveldencomplex lijken.
Voor de kwaliteit van de inrichting van landschappen is het van essentieel belang dat de geschiedenis van de plek herkenbaar blijft. Alom wordt na de kaalslag in de ruilverkavelingen gestreefd naar het herstel van de historische component. Aan het behoud van de cultuurhistorische elementen op de golfbaan Cromvoirt wordt daarom een zeer hoge waarde toegekend. Het geplande recreatief gebruik als golfbaan - als opvolger van het eeuwenlang agrarisch gebruik – kan een bijdrage leveren aan dit herstel. Voor het ontwerp van de golfbaan is het daarom van belang de essentiële kenmerken van het oude cultuurlandschap van rond 1900 te benoemen.
Historische typologie
Een analyse van het Brabantse landschap rond 1900 op de overgang van de hogere naar de lagere grondende laat een ‘lamellenlandschap’ zien: een gelaagd beplantingsbeeld loodrecht op de singels met lange doorzichten tussen de singels. Kenmerkend is de afwisseling van de combinatie sloot met (aan weerszijden) een elzensingel en smalle vochtige, veelal beweide graslanden. zoals op afbeelding 5.5 te zien is. Cultuurhistorie en natuur vallen op dit onderdeel samen.
Het streefbeeld cultuurhistorie en landschap is op dit principe gebaseerd: het historische lamellenlandschap als uitgangspunt. In de verschillende alternatieven is er – afhankelijke van de overige doelstellingen – meer of minder ruimte beschikbaar voor de toepassing van dit uitgangspunt. Daarbij ondergaat het principe een superpositie. Dat wil zeggen dat er een nieuwe maat wordt ingebracht. Dit is nodig omdat de historische verkaveling te weinig ruimte biedt voor de aanleg van de fairways. In de daadwerkelijke ruimtelijke positie van de ‘nieuwe lamellen’ dient de locatie van de oude houtwallen en singels als uitgangspunt.
Rol cultuurhistorie
Zoals in paragraaf 4.6.1 is toegelicht, had het plangebied tot aan 1950 een typische lamellenstructuur. Dit cultuurhistorische gegeven is niet één op één te herstellen. Met als uitgangspunt het credo: “behoud door ontwikkeling” (Belvedèrebeleid) zal er aandacht zijn voor de inbreng van de cultuurhistorische component in het VKA/Masterplan.
Kenmerkend voor de lamellenstructuur is de herhaling van lange, relatief smalle, weitjes/akkers met aan weerszijde sloten met elzensingels. Afbeelding 5.4 geeft dit patroon weer. Afbeelding 5.5 een bijbehorend historisch beeld.
afbeelding 5.4: principe lamellenlandschap
afbeelding 5.5: historisch verkavelingspatroon
5.4.4 Zonering natuur en landschap
De provinciale eisen inzake nieuwe natuur en het overleg inzake de dassencompensatie hebben geleid tot een zoneringsprincipe natuur en landschap, zoals weergegeven op afbeelding 5.2. De uitgangspunten in deze zonering zijn:
- Kiezen voor een heldere structuur, geen versnippering.
- De zuidrand van de golfbaan (merk 1) krijgt over de gehele lengte een inrichting op basis van het cultuurhistorisch patroon van sloten met elzenhagen: een lamellen-coulissenpatroon.
(N.B. Dit herstel van de historische landschapsstructuur zou versterkt kunnen worden wanneer aangrenzende perceeleigenaren deze structuren op hun perceelgrenzen voortzetten, daarbij zo mogelijk ondersteund door een actief gemeentelijk beleid. Dit maakt echter geen deel uit van het initiatief).
Via de weitjes tussen de elzenhagen is er vanaf de dorpsweg zicht op de golfbaan. - De zone langs het Drongelens Kanaal (merk 2) wordt primair ingericht voor nieuwe natuur. Ten westen van de Zandleij is daarbij het streefbeeld vochtige graslanden. Ten oosten van de Zandleij is het streefbeeld een mix van vochtige graslanden (met pimpernel) aan de noordzijde en een meer droge, heideachtige inrichting richting Cromvoirtsedijk.
- Een en ander betekent dat in de dorpsrandzone het cultuurhistorische herstel uitgangspunt vormt en in de kanaalzone de ecologische versterking. In de middenzone (merk 3) vormt een goede golfbaan het uitgangspunt.
- De zone langs de Deutersestraat (merk 4) krijgt een invulling in relatie tot de functies en het wegbeeld vanaf deze weg.
- De gebouwen liggen geclusterd in een zone langs de ontsluitingsweg (merk 5).
Accordering Das en Boom
Met de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC) c.q. de Stichting Das en Boom is overeenstemming bereikt over de meer gedetailleerde invulling van de als dassenfoerageerbiotoop in te richten terreingedeelten en hun onderlinge samenhang (zie afbeelding 5.3 en bijlage 5: brief VNC d.d. 24-04-2008).
Ten aanzien van de wenselijke inrichting is gesteld dat deze gebaseerd moet zijn op de in de Langstraat aanwezige landschapsstructuren van rond 1900, waarin elzensingels en smalle, drasse, beweide graslandpercelen van enkele tientallen meters breedte bepalend waren. De aanwezige zode dient gehandhaafd te blijven. Lokaal mogen elzensingels/houtwallen eventueel onderbroken zijn, zolang de sloot-greppelstructuren maar doorlopen. De zuidelijke zone blijft daarmee landschappelijk transparant, terwijl de beleving vanaf de Deutersestraat de indruk geeft van een (aanzet tot) een slagenlandschap zoals vroeger aanwezig.
5.4.5 Beheer nieuwe natuur en dassenleefgebied
Beheer nieuwe natuur
De gronden met de nieuwe natuur krijgen een specifiek beheer, afgestemd op de gekozen natuurdoeltypen. De betreffende natuurdoeltypen moeten voldoen aan de eisen van het Programma Beheer van het ministerie LNV. De roughs en carries worden, gezien hun incidentele gebruik in het golfspel, niet tot de nieuwe natuur gerekend (alhoewel het beheer en het gebruik ervan dusdanig extensief kan zijn dat ze wel degelijk een natuurfunctie kunnen vervullen). Uitgangspunt is dat de natuurdoeltypen passen bij de potenties van de plek en aansluiten bij de ecologische structuur van de – ruimere – omgeving. In het bestemmingsplan hebben de nieuwe natuurgebieden de bestemming Natuur - 2 gekregen.
Het beheer zal in principe uitgevoerd worden als onderdeel van het algemene beheer van de golfbaan met monitoring op basis van een nog op te stellen en vast te stellen Natuurinrichtings- en beheerovereenkomst.
Beheer dassengebied
Het beheer van de gedeelten die als dassenfoerageergebied worden ingericht, dient erop gericht te zijn dat de graslanden vochtig zijn en rijk aan regenwormen, het favoriete stapelvoedsel van dassen. De optimale inrichting daartoe bestaat uit smalle graslandpercelen omzoomd door elzensingels.
De elzensingels dienen gemiddeld eenmaal per 6-8 jaar afgezaagd te worden. De greppels en sloten dienen jaarlijks (gefaseerd) geschoond te worden, zodat verlanding voorkomen wordt. Mits het beheer van deze graslanden optimaal is kan het er toe leiden dat – wanneer dassen het gebied koloniseren – hun activiteiten beperkt blijven tot deze percelen (waarmee graafactiviteiten van de das elders op de golfbaan voorkomen kunnen worden).
N.B. - Het compensatieplan conform de provinciale Beleidsregel natuurcompensatie (2005) moet nog worden opgesteld.
Hoofdstuk 6 Vka/masterplan
6.1 Inleiding
Als vervolg op de programma’s van eisen in het vorige hoofdstuk wordt in dit hoofdstuk het feitelijke plan voor de golfbaan beschreven in de vorm van een ruimtelijk masterplan. Dit masterplan komt overeen met het zogenaamde voorkeursalternatief (VKA) uit het milieueffectrapport. Dit VKA is vergeleken met / afgewogen tegen, het eveneens in het MER onderzochte optimale golfalternatief (OGA) en meest milieuvriendelijke alternatief (MMA).
Als nadere toelichting van de keuze voor het VKA / masterplan worden hierna in paragraaf 6.2 de MER-alternatieven beschreven. Daarna volgt in paragraaf 6.3 de inhoudelijke toelichting van het VKA / masterplan. In paragraaf 6.4 wordt het VKA / masterplan getoetst aan de randvoorwaarden in het principebesluit van de gemeenteraad. In paragraaf 6.5 worden de meer algemene planologische-/milieutechnische effecten beschreven.
6.2 Alternatievenonderzoek M.e.r.
In het kader van de m.e.r. zijn de alternatieven OGA, MMA en VKA onderzocht. Deze worden hierna kort toegelicht.
6.2.1 Optimaal golf alternatief (OGA)
Ontwerp
Dit model wordt primair gekenmerkt door een optimale routing van de holes, gelijkmatig gespreid over het gehele plangebied. Het ontwerp is gebaseerd op de Engelse landschapsstijl (zie afbeelding 6.1).
Het programma van de golfbaan omvat naast 18 holes (Par 72 met een lengte van ruim 6.000 m) een driving range en oefenbanen. Het clubhuis met parkeerterrein is temidden van de holes gesitueerd, waardoor er een intensief contact is met de spelers. Driving range en oefenbanen liggen op korte afstand van het clubhuis.
Er is een drietal vijvers gepland met diepten tot 5 m beneden maaiveld en een gezamenlijke oppervlakte van 1,4 ha. De vijvers hebben geen specifieke natuurfunctie. De golfbaan krijgt een royale reliëfvorming tussen de holes met hoogten tot 3 à 3,5 m boven maaiveld. Binnen de holes vindt ook terreinmodellering plaats met hoogteverschillen van 1,5 à 2 m. Een en ander leidt tot een grondverzet van ca. 200.000 m³. De bosschages en struwelen zullen deels met een natuurlijk sortiment worden ingevuld, maar gedeeltelijk ook in de meer parkachtige stijl die kenmerkend is voor de Engelse Landschapsstijl.
Golfkarakteristieken
In het OGA ligt het clubhuis geclusterd in een zone met de bebouwing van de huidige boerderij en het nieuwe parkeerterrein, waardoor de afslagen van de eerste en tiende hole in de nabijheid zijn, evenals de greens van hole 9 en 18. Deze routing komt overeen met de algemeen gewenste routing van twee afzonderlijke circuits van 9 holes.
Vanaf het terras is er een fraai uitzicht op de vijver en de baan en kan het einde van een wedstrijdronde op de green van de 18de gevolgd worden. Er is ruimte aanwezig voor een 9 holes Par 3 oefenbaan en een chip hole. De driving range bevindt zich op een ruime kavel en er wordt geslagen in oostelijke richting met de beschutting van de afslaghut tegen de westenwind.
De Par van het OGA is 72 en de lengte bedraagt ca. 6.000 m (gemeten vanaf de back tees). In het plan is een groot aantal afzonderlijke back tees gerealiseerd. Dit is een van de aantrekkelijke gegevens voor een volwaardige wedstrijd baan. De verdeling van de verschillende holes over het terrein is goed. Er is veel uitdaging in de lengte van de holes en de opeenvolgende holes zijn afwisselend qua moeilijkheidsgraad. De golfholes zijn breed opgezet, er is in ruime mate semi-rough aanwezig en voor het overige zal het terrein het karakter hebben van een Engels landschapspark. De hindernissen zullen over het algemeen bestaan uit strak vormgegeven bunkers. De waterpartijen spelen een strategische rol in het golfspel.
Veiligheid en verlichting
In het OGA is de driving range aan drie zijden (noord, oost en zuid) voorzien van een 16-20 m hoog hekwerk met netten. Verlichting vindt plaats rondom driving range, oefenholes, parkeervoorzieningen en clubhuis. Er is in dit model uitgegaan van een optimale zichtbaarheid voor de golfers in de vorm van vier lichtmasten van ca 12 m hoogte en niet van ‘bodemlicht’ en/of specifieke aangepaste armaturen.
6.2.2 Meest milieuvriendelijk alternatief (MMA)
Ontwerp
In dit alternatief (zie afbeelding 6.2) zijn de oude cultuurhistorische patronen als kaders gehanteerd. Ze vormen de kamers, waarbinnen de holes gelegen zijn. Met het oog op het zoveel mogelijk concentreren van de ‘restruimte’ tot grotere eenheden die kunnen ingezet ten behoeve van dassencompensatie en nieuwe natuur, is een layout van de baan gehanteerd waarbij de holes zoveel mogelijk geclusterd zijn. De richting van de holes is deels noord-zuid. Door deze keuze wordt het cultuurhistorisch/landschappelijk element versterkt. Markant cultuurhistorisch element in het MMA is dat de oude veldwegen deels geaccentueerd zijn door zware houtsingels en deels als lange open zichtlijnen.
De reliëfvorming binnen dit alternatief is beperkt. Binnen de holes vindt terreinmodellering plaats met hoogteverschillen tot 1 m (0,5 m ± maaiveld) resulterend in een grondverzet van ongeveer 75.000 m³. In de zone met natuurbouw worden waterpartijen gegraven tot diepten van gemiddeld enkele m beneden maaiveld. Het resultaat is dat weliswaar de ingreep in het landschap minder diepgaand is, maar er ontstaat een vanuit golfoverwegingen slecht exploiteerbare vlakke en saaie golfbaan.
Op de grenzen van de kamers zijn houtwallen, singels en hagen als scheiding gehanteerd. Langs de gehele zuidrand van het plangebied is een zone ingericht met struwelen.
In dit model is het, ten opzichte van het OGA in omvang beperkte, clubhuis gevestigd op het bestaande boerenerf. Ten opzichte van de baan ligt deze plek er geïsoleerd bij, er is alleen uitzicht op de 18de green. De afslag van hole 1 is relatief ver weg en de 9de green en tee 10 zijn ver in het terrein terug te vinden, het is een routing volgens z.g. oude Schotse model, 9 holes out en 9 holes in. Naast de putting green en de driving range, zijn er verder geen andere oefenfaciliteiten aanwezig. De driving range is in westelijke richting gericht en er wordt dus tegen de heersende westelijke wind afgeslagen, waardoor de afwijkingen van de geslagen ballen versterkt worden en er geen beschutting in de afslaghut is.
De Par is 71 en de lengte ongeveer 5.500 m. De richting en de lengte van de golfholes wordt voor een belangrijk deel bepaald door de oude landschapstructuur. Met name met de noord- zuid gerichte holes 12, 13, 14, 16 en 17 hebben een vergelijkbare, relatief korte lengte en bovendien lopen ze vrijwel parallel. Dit is een onaantrekkelijk gegeven voor de golfsport. Er zijn in dit model daarom onvoldoende mogelijkheden om een optimale richting en afwisseling van de golfholes te realiseren. Zo zijn drie Par 3 holes in dezelfde richting geplaatst. Ook de loopafstanden tussen tee en green zijn in dit model op verschillende plekken relatief groot. Dit is voor de spelbeleving een nadeel.
De fairways van deze baan liggen in ruime natuurterreinen met dras grasland, schraal grasland en heide. De fairways worden ook regelmatig onderbroken door stukken ruigte, lastig voor het spel, doch gunstig voor de verbindingen tussen de verschillende natuurzones. De ruim aanwezige natuur naast en door de fairways kan een beperkende factor voor het golfspel betekenen i.v.m. de verhoogde kans op verlies van de bal en ongelijke liggingen. De waterpartijen dienen vooral natuurdoeleinden en spelen een beperkte rol in het golfspel en het landschapsbeeld. Het aantal tees en de gemiddelde oppervlakte ervan is aan de lage kant, ten gunste van de oppervlakte natuur.
Veiligheid en verlichting
In het MMA is de driving range aan drie zijden (noord, oost en zuid) voorzien van een houtwal + beplanting met aan oost- en zuidzijde aan de binnenzijde van de houtwallen een maximaal 6 m hoog hekwerk met netten. De verlichting in het MMA bestaat uit een beperkte verlichting van de driving range en oefenholes (bodemverlichting) met aangepaste armaturen (souffleursverlichting), zodat de uitstraling naar de omgeving minimaal is.
6.2.3 Voorkeursalternatief (VKA)
Het VKA is weergegeven op los bijgevoegde kaart 2). Het voorkeursalternatief vormt een synthese van de gunstige condities voor het golfen in het OGA en de gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van natuur- en landschap in het MMA. In het VKA ontstaat een nieuw landschap dat optimale mogelijkheden biedt voor de golfsport, maar ook inspeelt op de kenmerken van het gebied. De inrichting van de zuidrand aan de zijde van het dorp is geïnspireerd op het kleinschalige cultuurhistorische landschap van het oude Cromvoirt. Ten westen van de Zandleij vormt deze zuidrand tevens nieuw leefgebied voor de dassen. De nieuwe natuur is geconcentreerd in brede zones langs de noord- en de zuidzijde van de golfbaan. Er wordt ruim voldaan aan de eis van de nieuwe natuur.
De holes liggen gebundeld in het centrale gedeelte van de golfbaan. De par van de golfbaan bedraagt 71 en de lengte 6.300 m. De reliëfvorming neemt de vorm aan van een zacht glooiend landschap. De initiatiefnemers zijn van mening dat met het VKA sprake is van een exploitatietechnisch verantwoorde golfbaan, een aantrekkelijke wedstrijdbaan met een N.G.F. A-status.
Het clubhuis ligt t.o.v. het OGA minder ver verwijderd vanaf de Deutersestraat (200 m) en heeft goede zichtlijnen over de golfbaan. Op de huidige boerderij komen de bedrijfswoning en de beheersgebouwen voor beheer en onderhoud. Een belangrijk onderscheid met het OGA is dat de driving range op een andere – optimalere – locatie ligt en dat de grote waterpartijen uit het OGA zijn komen te vervallen (deze bleken niet nodig voor beregeningsdoeleinden.
Ontwerp
Het plan is gebaseerd op een 18 holes golfbaan naar een schetsontwerp van Golfbaanarchitect Kyle Phillips. Hij heeft zich bij zijn ontwerpstudies laten inspireren door fameuze (Schotse) golfbanen. De gegeven locatie biedt de mogelijkheid om een verbinding met het dorp Cromvoirt te creëren. Om een koppeling met het dorp Cromvoirt te leggen wordt de bebouwing in de vorm van een clubhuis en het parkeren direct ten noorden van het dorp langs de Deutersestraat gesitueerd. Tezamen met de aanwezige gebouwen ontstaat zo een bebouwingscluster.
De 18 holes golfbaan wordt – zoveel mogelijk gebaseerd op de aanwezige ruimtelijke structuur en landschappelijk vormgegeven als een zwak golvend dekzandlandschap. Deze toegevoegde – maar gebiedseigen – elementen vormen enerzijds een visuele verrijking van het gebied en zijn anderzijds de basis voor de ontwikkeling van een hoogwaardige en speltechnisch aantrekkelijke golfbaan.
In verband met de gewenste lengte is de overheersende structuur van de golfholes noordoost – zuidwest gericht, zodat optimaal gebruik gemaakt kan worden van de beschikbare lengte. Deze structuur doorsnijdt de landschapsstructuur, die vooral noord- zuid gericht is. De landschapsstructuur is het meest aanwezig aan de zuidzijde van de golfbaan. Op het centrale gedeelte van de baan versterken bomen op markante plekken deze noord-zuid structuren. In het golfspel vormen deze doorsnijdingen een interessante uitdaging en in de beleving worden deze groenstructuur elementen ervaren als relicten uit een oud cultuurlandschap.
Er wordt een zo groot mogelijke variatie gemaakt in lengte en situering t.o.v. van hindernissen (bunkers, doglegs). Het is de bedoeling dat de spelers zo gevarieerd mogelijk hun slagen kunnen maken met steeds wisselende clubs. De afslagplaatsen (tees) van de holes 1 en 10 zijn nabij het clubhuis gelegen, evenals de greens van 9 en 18. In de eerste ronde wordt vooral aan de westzijde van de Zandleij gespeeld, in de tweede ronde geheel aan de oostzijde. In het ontwerp zijn geen grote waterpartijen opgenomen, mede omdat dit niet past binnen het (historische) landschap.
De landschappelijke hoofdstructuur van het terrein wordt gevormd door drie compartimenten, ieder met een eigen karakteristiek (zie afbeelding 8.1), zowel qua golf als qua nieuwe natuur. De compartimenten worden gescheiden door de robuuste groenstructuren van het Drongelens kanaal, de Cromvoirtse dijk en de begroeide wal langs de Zandleij. De reliëfvorming over de gehele golfbaan is geringer dan in het OGA en bevindt zich tussen +1,5 en –1,5 m t.o.v. het maaiveld en varieert, naar gelang de specifieke situatie ter plekke en de randvoorwaarden ten aanzien van waterberging:
Veiligheid en verlichting
In het VKA is de driving range aan drie zijden (noord, west en zuid) voorzien van een houtwal + beplanting. De masten met netten aan de oost- en zuidzijde aan de binnenzijde van de houtwallen zijn maximaal 20 m hoog. De verlichting van de driving range bestaat deels uit verstralers op het afslaggebouw en deels uit grondverlichting (souffleursverlichting). De rest van de golfbaan is niet verlicht en niet voorzien van hekwerk.
6.2.4 Milieueffecten alternatieven
Ter nadere informatie van de afweging van de alternatieven is bovenstaand de tabel Totaaloordeel van de alternatieven uit het MER opgenomen. Het totaal is het saldo van de plussen en minnen.
De beoordeling illustreert dat het VKA een synthese is van “the best of two worlds”.
De waarderingen zijn ten opzichte van de bestaande situatie met autonome ontwikkeling (AO), en betekenen:
++ veel beter
+ beter
o neutraal
- minder
-- veel minder
6.2.5 Golftechnische effecten alternatieven
In bovenstaande tabel zijn de golftechnische effecten voor de drie alternatieven samengevat. De essentie is dat het OGA (uiteraard) uitstekend voldoet, het MMA geen goed te exploiteren golfbaan biedt, en het VKA een goede golfbaan oplevert.
Het onderscheid is nog te karakteriseren met de volgende steekwoorden.
OGA | MMA | VKA |
par 72 | par 71 | par 71 |
lengte 6.000 | lengte 5.500 | lengte 6.300 |
Engelse landschapsstijl | landschap op cultuurhistorische grondslag | landschappelijke zonering: - zuidrand cultuurhistorisch - noordrand natuurlijke potenties - middenzone neutraal |
ruime spreiding holes | holes gedwongen in historisch patroon | holes gebundeld in midden zone |
weinig variatie natuur | rijke variatie natuur over geheel gebied | natuurvariatie in noord- en zuidrand |
clubhuis op baan | clubhuis naast baan | clubhuis nabij bestaande boerderij |
beheer gericht op golfspel | beheer gericht op natuur | beheer gericht op natuur en golfen |
goede all-round exploitatie mogelijk | geen rendabele exploitatie mogelijk | goede clubgolfbaan |
6.3 Planologische Aspecten Voorkeursalternatief / Masterplan
6.3.1 Algemeen
Het VKA / masterplan is op de kaart Inrichtingsschets/VKA (bijlage 2) weergegeven. Het voorkeursalternatief uit de MER vormt tevens het masterplan/inrichtingsschets voor de golfbaan. In deze paragraaf worden de planologische aspecten ervan nader beschreven.
6.3.2 Ontsluiting en parkeren
De ontsluiting van de golfbaan is vanaf de Deutersestraat. De bestaande ontsluiting wordt hiervoor gebruikt.
Het parkeerterrein ligt voor het clubhuis. De omvang zal minimaal 150 parkeerplaatsen bedragen conform de CROW-norm van 8 parkeerplaatsen per hole. Het parkeerterrein biedt daarnaast ruimte voor extra parkeren in geval van incidentele evenementen.
6.3.3 Bebouwing
De bebouwing ligt geclusterd in een zone langs de ontsluitingsweg met:
- bedrijfswoning en gebouwen beheer en onderhoud ter plaatse van de huidige boerderij;
- het clubhuis en het gebouw tassenopslag en caddies op ca 250 m afstand van de Deutersestraat;
- de driving range met lesruimten ten westen van de boerderij op ca 200 m van het clubhuis.
De omvang van de bebouwing is toegelicht in het programma van eisen in hoofdstuk 5.
6.3.4 Nieuwe natuur
De nieuwe natuur bestaat uit natuurdoeltypen die voldoen aan de eisen subsidieregeling Natuurbeheer van het Programma Beheer van het ministerie LNV. De omvang is in de tabellen in paragraaf 6.3.7 opgenomen. De natuurdoeltypen worden vervat in de bestemming Natuur - 2, waarin gebruik voor golf expliciet is uitgesloten.
6.3.5 Cultuurhistorie
In het VKA/Masterplan heeft het cultuurhistorische lamellen patroon een superpositie ondergaan. Er zijn – aan de zuidzijde van het plangebied - nieuwe maten ingebracht in het lamellenpatroon van weitjes en houtsingels/sloten. Deze lamellenstructuur vormt tevens een optimale inrichting voor de das. In het VKA/Masterplan valt het herstel van cultuurhistorie/landschap samen met de versterking van het leefgebied voor de das. Op de andere gedeelten van de golfbaan is binnen het VKA/Masterplan gestreefd (oude) landschappelijke lijnen te versterken, met name door het plaatsen van markante bomen.
6.3.6 Openbare paden
Voorliggend plan voorziet in der realisering van het gemeentelijke padenplan “Rondje Cromvoirtsedijk”. Dit leidt tot een padenplan zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven.
uitsnede ’Rondje Cromvoirtsedijk’, met paden in plan voor de golfbaan
De volgende paden zijn opgenomen:
- merk 1 door de gemeente aan te leggen pad op/langs de Cromvoirtsedijk;
- merk 2 verbetering bestaand pad langs oostzijde Zandleij, met aansluiting op onverharde weg ten zuiden van Drongelens Kanaal.
- merk 3 nieuw pad in compartiment 3 langs de zuidrand van de golfbaan met een aansluiting op de Nieuwkuijkseweg. Dit pad komt in de plaats van het pad dat in het plan Rondje Cromvoirtsedijk aan de westzijde van de Zandleij is getekend, in het verlengde van de Cromvoirtsedijk.
Naast bovengenoemd padenplan zal de golfbaan niet vrijelijk toegankelijk zijn voor wandelaars. Dit is vanwege de onveiligheid van (afdwalende) ballen niet toegestaan.
6.3.7 Grondgebruik
De oppervlakteverdeling van de verschillende baanonderdelen is in onderstaande tabel weergegeven.
Onderstaande tabel geeft de oppervlakteverdeling over de te realiseren natuurdoeltypen. Afbeelding 6.1 geeft de indeling in natuurdoeltypen.
Natuurdoeltype | Opp. (ha) |
water met natuurfunctie (poelen) hei(schraal grasland) bloemrijk droog grasland bloemrijk grasland (dassencompensatie) pimpernelhooiland bloemrijk dras grasland bos/laan | 1,0 3,0 5,8 5,9 6,3 4,5 3,2 |
totaal natuurdoeltypen | 29,7 |
tabel Verdeling natuurdoeltypen binnen het VKA
6.3.8 Beheer
Het beheer van de golfbaan valt in twee onderdelen uiteen:
- beheer van de golfbaan zelf, het ‘netto golfgedeelte;
- beheer van dassencompensatie en nieuwe natuur en roughs en carries.
Hoe het beheer van de natuurgedeelten eruit komt te zien is in hoofdlijnen beschreven in paragraaf 5.3.2. In de uitvoering van het beheer zal in de praktijk nauwelijks onderscheid gemaakt worden (en in het terrein te herkennen zijn) tussen de ‘formele nieuwe natuur’ en het overige neutrale terrein. De nieuwe natuur bestaat uit natuurdoeltypen die voldoen aan de eisen subsidieregeling Natuurbeheer van het Programma Beheer van het ministerie LNV. Het beheer en onderhoud zal geschieden door de exploitant conform een in een convenant vastgelegd beheerplan. Het beheer zal regelmatig gemonitord worden door een nader te bepalen organisatie.
Watergebruik, meststoffen en bestrijdingsmiddelen
In het VKA zal in principe geen beregening plaatsvinden met grondwater. Daarbij is er van uitgegaan dat voldoende oppervlaktewater uit de Zandleij kan worden ingelaten.
In geval van extreme droogte kan bij uitzondering tot het gebruik van grondwater moeten worden overgegaan voor de beregening van de greens. Voor de fairways en driving range zal onder alle omstandigheden geen grondwater gebruikt worden.
Inzake de bestrijdingsmiddelen en bemesting wordt de NGF-Handleiding “Committed tot green” gevolgd.
6.4 Toetsing Aan Principebesluit Gemeenteraad
In paragraaf 6.3 zijn de in het principebesluit gemeenteraad opgenomen randvoorwaarden voor de aanleg golfbaan genoemd. Deze worden hierna getoetst.
- 1. Ontsluiting golfbaan via de bestaande wegen
Hieraan wordt voldaan. De externe ontsluiting is vanaf de Deutersestraat. - 2. Toegang ter plaatse van huidige toegang Deutersestraat 37
De bestaande toegang blijft behouden en wordt gebruikt voor de ontsluiting van de golfbaan. - 3. De huidige boerderij wordt clubhuis
Zoals vermeld is onderzoek gedaan naar het hergebruik van de bestaande boerderij voor clubhuis van de golfbaan. Het clubhuis moet kleedruimten voor 80 à 90 personen en een horecagelegenheid bevatten, hetgeen niet in de boerderij gerealiseerd kan worden. Omwille van een goede integratie van het clubhuis met de golfbaan, is een nieuw clubhuis ca 125 m ten westen van de huidige boerderij gesitueerd. Het huidige boerderijgebouw wordt bedrijfswoning. Op het erf komen de opstallen voor beheer en onderhoud. - 4. Driving range en parkeren direct nabij clubhuis
Ten behoeve van een goede inpassing in de omgeving is de driving range in de zuidrand van compartiment 1 gesitueerd op ca 150 m van het clubhuis. Het parkeerterrein met ruimte voor 150 auto’s ligt voor het clubhuis. - 5. Landschappelijke inpassing
- a. Versterking randen Drongelens Kanaal
In het kader van de aanleg golfbaan zijn de gronden van het waterschap Aa en Maas in de randen van het Drongelens Kanaal verworven, met de voorwaarde dat deze als natuur worden ingericht. - b. Versterking ecologische verbindingszone Zandleij
Ten zuiden van de (lijn) Cromvoirtsedijk is aan weerszijden van de Zandleij nieuwe natuur in de vorm van een lamellenstructuur voorzien ten behoeve van de das. Dit vormt tevens een versterking van de ecologische verbindingszone Zandleij in vergelijking met het huidige agrarische gebruik. Ten noorden van de Cromvoirtsedijk is eveneens nieuwe natuur gesitueerd in de vorm van bloemrijke graslanden en heideachtige begroeiing. - c. Mogelijke aanleg robuuste landschappelijke zone ten westen van de Zandleij
Langs de gehele zuidrand van het plangebied is nieuwe natuur voorzien in de vorm van de cultuurhistorische lamellenstructuur ten behoeve van dassenleefgebied. - d. Randgroen langs de woonpercelen
Dit is alleen van toepassing langs de Deutersestraat. Daar zijn groensingels opgenomen met een breedte van minimaal 15 m.
- a. Versterking randen Drongelens Kanaal
- 6. Thematische inrichting en beheer
- a. Binnen landschappelijke kaders zones met thematisch beheer en inrichting
Langs de gehele zuidrand van het plangebied is een lamellenstructuur voorzien met een beheer gericht op het dassenleefgebied. In de noordrand van het plangebied, ten westen van de Zandleij ligt het accent op ontwikkeling en beheer van natte graslanden. In de noordrand ten oosten van de Zandleij ligt het accent op de ontwikkeling van droge graslanden en heideachtige natuur.
- a. Binnen landschappelijke kaders zones met thematisch beheer en inrichting
6.5 Effecten Vka/masterplan
In deze paragraaf worden kort de effecten van het VKA/masterplan beschreven. Deze effectbeschrijving komt overeen met het betreffende hoofdstuk in het MER.
6.5.1 Bodem
In het VKA/masterplan wordt een grondverzet gepleegd van ongeveer 250.000 m³. De reliëfvorming varieert van 1,5 m + maaiveld tot 1,5 - maaiveld.
6.5.2 Water
De effecten op het water zijn toegelicht in het hydrologisch onderzoek van Arcadis.
Grondwaterstanden en peilen open water
In het VKA stijgt in compartiment 3 de GVG door maaiveldverlaging en de afname van het grondwatergebruik. Dat betekent dat het mogelijk is de beoogde dras graslandtypen ter realiseren (bij een fors hogere verlaging zouden vooral moerastypen of open water ontstaan). In het VKA zal de kwel vanuit het Drongelens Kanaal iets toenemen.
De peilen van de natuurlijke waterpartijen (poelen, sloten) kennen een natuurlijk peilverloop met een hoog winterpeil (3,0 m + NAP) en een lager zomerpeil (2,0 m + NAP) (0,5 m respectievelijk 1,5 m beneden het huidige maaiveld).
Behoud inundatiecapaciteit
Ter compensatie van de aanleg van de verhoogde fairways in compartiment 3 is in het VKA een extra inundatiecapaciteit nodig van 31.165 m³ voor 6,6 ha golfterrein. Dat resulteert in een gemiddelde ontgravingsdiepte over de niet-golfgedeelten van gemiddeld 40 cm. Deze ontgravingsdiepte kan gerealiseerd worden met behoud van de natuurdoelen. Het VKA kan daarmee voldoen aan de eisen tot inundatiecapaciteit.
Effecten op kwaliteit oppervlaktewater
De effecten op de kwaliteit van het oppervlakte water zijn gebaseerd op een kwalitatieve inschatting ten gevolge van het gebruik van messtoffen en bestrijdingsmiddelen. Het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen is een kwestie van beheer. Teneinde een optimale speelsituatie te garanderen vindt dit in het VKA plaats conform de richtlijnen van ‘committed to green’. Aangezien dit in vergelijking tot de huidige agrarisch situatie leidt tot een forse vermindering van de belasting van het watersysteem, zijn de effecten daarvan als positief beoordeeld.
6.5.3 Natuur
De gedetailleerde effectvoorspellingen natuur zijn beschreven in de MER-bijlage natuur (Goderie, 2007). In deze paragraaf zijn alleen de hoofdconclusies vermeld.
Gebiedsbescherming: effecten GHS (incl. Natura 2000)
Duurzame effecten
De nieuwe natuur binnen het VKA/masterplan betekent een versterking van de GHS. De GHS wordt op een cruciaal kruispunt van twee ecologische verbindingen substantieel versterkt.
Het aantal amfibieënpoelen in het VKA zal er toe bijdragen dat de golfbaan ook als leefgebied voor de gidssoorten in de ecologische verbindingszones kan dienen (kamsalamander en wellicht in de verdere toekomst ook boomkikker).
Effecten gebruik/beheer
Verstoring: gebruik golfbaan door golfers
In het VKA vormt de Cromvoirtsedijk een potentieel verstoringsgevoelig element. Dat geldt in mindere mate voor de Zandleij, gezien de afschermende werking van de aangrenzende houtsingels en waterpartijen in compartiment 3. Het gaat daarbij alleen om verstoringsgevoelige diergroepen. Concreet gaat het om broedvogels (gevoelig voor aanwezigheid mensen, geluid) en vleermuizen (met name de aanwezigheid van licht).
Door de ligging van de holes ten opzichte van de Cromvoirtsedijk (waarbij er in het ontwerp zo veel mogelijk een zekere buffer in de vorm van nieuwe natuur is aangehouden) is de verstorende werking beperkt. In een ‘worstcase’ schatting is hiermee rekening gehouden door in de effectvoorspelling het voorspelde positieve effect op de golfbaan met 10% te verminderen. Derhalve bedraagt de natuurwinst 90%.
Vleermuizen zijn gevoelig voor verstoring door licht, in mindere mate door de aanwezigheid van mensen. Aangezien er slechts zeer beperkt met kunstlicht gewerkt gaat worden op de golfbaan is er geen substantieel negatief effect optreden op vleermuizen. Eerder wordt een positief effect verwacht omdat de foerageermogelijkheden (water, houtsingels) toenemen.
Effecten op Natura 2000-gebieden
Er treden geen negatieve effecten van het VKA op via eventuele beïnvloeding van grondwaterstanden op het Vlijmens Ven. Dit blijkt uit de berekeningen van het hydrologisch rapport (Arcadis, 2007).
De effecten van de aanwezigheid van de nieuwe natuur binnen het VKA leiden op middellange tot langere termijn tot een positief effect op het aangrenzende Natura-2000 gebied Vlijmens Ven. Bij een juist beheer zal de populatie van voedselplanten (zoals grote pimpernel) voor twee doelsoorten van het Natura-2000-gebied (beide pimpernelblauwtjes) toenemen. In hoeverre ook de voortplantingsbiotoop van beide soorten versterkt wordt, valt niet te voorspellen; dit is van teveel factoren afhankelijk.
Voorspelling nieuwe natuur
In onderstaande tabel is de toekomstige situatie voor de nieuwe natuur in het VKA voorspeld, 10 jaar na aanleg.
Natuurdoeltype | Opp. (ha) |
water met natuurfunctie (poelen) hei(schraal grasland) bloemrijk droog grasland bloemrijk grasland (dassencompensatie) pimpernelhooiland bloemrijk dras grasland bos/laan | 1,0 3,0 5,8 5,9 6,3 4,5 3,2 |
totaal natuurdoeltypen | 29,7 |
Verstoring: gebruik golfbaan door golfers
Verstoring als gevolg van het gebruik door golfers kan van invloed zijn op de te ontwikkelen natuurwaarden op de golfbaan. Echter niet op het niveau van habitats/natuurtypen.
Internationale diversiteit soorten
Als uitgangspunten voor het bepalen van de aantallen aandachtssoorten hogere planten en broedvogels is ervan uitgegaan dat op de nieuwe natuur 90 % van de potentiële waarde gehaald wordt ten gevolge van incidentele verstoring betreding door golfers. Daarnaast is er voor het bepalen van de soortendiversiteit van uitgegaan dat ook de roughs en carries bijdragen aan de aantallen soorten (voor maximaal 25 %, gezien de vaker optredende verstoring en betreding).
6.5.4 Landschap, bebouwing en grondgebruik
Landschap
De landschappelijke veranderingen bij realisatie van de voorgenomen golfbaan zijn de meest bepalende veranderingen. In het VKA is een keuze gemaakt voor ‘the best of both worlds’. De keuze voor een oost-west georiënteerde speelrichting bepaalt de verschijningsvorm van het landschap. Die richting contrasteert met de door cultuurhistorische overwegingen ingegeven richting van de zuidelijke zone, die primair noord-zuid georiënteerd is. Dit contrast tussen twee richtingen levert een gevarieerd landschap op.
De bestaande hoofdstructuur van het landschap blijft bepaald worden door de zware (groen)elementen van de Cromvoirtsedijk, Deutersestraat, dorpsrand Cromvoirt, het Drongelens Kanaal en de Zandleij. Daaraan wordt een extra element toegevoegd: de structuur van kleine weilandjes en houtsingels aan de zuidzijde van de golfbaan.
De schaal wordt verkleind van het huidige vrij grootschalige landschap tot een kleinschaliger landschapstype. Centraal op de golfbaan blijft echter de relatieve grootschaligheid van het huidige landschap herkenbaar in de lange assen van de verschillende golfholes.
Specifieke elementen in het landschap
Voor het VKA geldt dat aan de zijde Deutersestraat 15 m brede houtsingels worden aangebracht zodat de uitstraling van de golfbaan op de bestaande woningen afgeschermd wordt.
De plaats van de genoemde beplanting is zodanig dat de bestaande zichtlijn op de kerk van Cromvoirt behouden blijft. Het bieden van zichtlijnen op de kerk vanuit de golfbaan biedt ook extra kwaliteit.
Grondgebruik
Het grondgebruik ondergaat een wezenlijke verandering van intensief agrarisch naar minder intensief grondgebruik voor recreatie en natuur.
Voorliggend VKA leidt tot een verandering van ongeveer 66 ha intensief gebruik naar ongeveer één derde intensief (golf); één derde extensief (natuur) en één derde matig intensief gebruik.
Bebouwing
De bebouwing in het VKA/Masterplan wordt geconcentreerd in een relatief smalle zone langs de Deutersestraat. Op het huidige agrarische bouwblok wordt het bestaande boerderijgebouw bedrijfswoning en komen de gebouwen voor het beheer en onderhoud (voorzieningen greenkeepers). Het clubhuis ligt ca 125 m ten westen daarvan, en vormt het “midden” van het golfen. De gebouwde voorzieningen voor de driving range liggen ca 100 m ten westen van de boerderij. Er is nog steeds sprake ven een randligging van het clubhuis ten opzichte van de golfbaan als geheel. Mede door de landschappelijke aankleding heeft de nieuwbouw geen substantiële invloed op het bestaande dorpsbeeld.
6.5.5 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Na het verkennend archeologisch onderzoek blijkt dat een beperkt deel, ca 1 ha, van het plangebied een hoge verwachtingswaarde heeft. Het is met name het gedeelte met het oude esdek/akkerzone in de zuidoosthoek van compartiment 3. Zonder aanlegvergunning mogen in dit gedeelte geen graafwerkzaamheden van meer dan 40 cm worden uitgevoerd. Voorafgaand aan een aanlegvergunning is een proefsleuvenonderzoek vereist.
Cultuurhistorie
De Cromvoirtsedijk en de Zandleij hebben een hoge cultuurhistorische waarde. Deze elementen blijven behouden en worden landschappelijk versterkt.
Binnen de noordoosthoek van het feitelijke plangebied zijn de twee bomensingels loodrecht op de Deutersestraat een historische groenstructuur. Deze bomensingels blijven behouden en worden (deels) versterkt.
Zoals op de topografische kaart van ca 1900 te zien, bezat het feitelijke plangebied de kleinschalige strokenverkaveling. De landschappelijke inrichting in de zuidelijke zone van de golfbaan is binnen het VKA op het oorspronkelijke cultuurhistorische patroon gebaseerd. Houtsingels met slootjes en verhoogde houtwalletjes refereren aan het oude cultuurhistorische patroon.
In het VKA blijven de bestaande cultuurhistorische waardevolle elementen behouden en wordt in een brede zone aan de zuidzijde het cultuurhistorisch patroon (lamellenstructuur) substantieel versterkt.
In totaal worden in het VKA ca 5.180 m1 nieuwe houtwallen en -singels voorzien. (dassenstructuur).
6.5.6 Recreatie
In het VKA bedraagt de par 71 en de lengte van de holes ca 6.300 m. Door de extra natuur op de golfbaan ontstaan extra mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie.
In het VKA wordt het plan rondje Cromvoirtsedijk gerealiseerd. De totale padlengte (binnen het plangebied) bedraagt globaal 1,0 km. Het exacte tracé van de wandelpaden wordt in het definitieve masterplan vastgelegd.
6.5.7 Verkeer
Zoals in paragraaf 5.3.5 toegelicht zal het gebruik van de golfbaan leiden tot een verkeersproductie van:
- jaargemiddelde: 300 mvt/etmaal,
- drukke zomerdag: 350 mvt/etmaal.
Overigens zal door de aanleg van de weg ten zuidwesten van ’s-Hertogenbosch (Gementweg) het verkeer verminderen, en wel in 2015:
- op de Deutersestraat met 900 mvt/etmaal.
- op de St. Lambertusstraat met 700 mvt/etmaal.
De toename ten gevolge van de golfbaan is zelfs in het zomerseizoen beduidend minder dan de afname door de ‘gementweg’.
6.5.8 Milieu
Geurcontouren
In het VKA vervalt de geurcontour van Deutersestraat 37 ten gevolge van beëindiging van de agrarische bestemming.
Licht
Het licht op de driving range wordt zo beperkt mogelijk gehouden. Onder meer wordt souffleursverlichting aangebracht. De lamellenstructuur in de zuidrand zorgt voor de landschappelijke inpassing.
Geluid
Er is geen sprake van milieutechnisch relevant geluid.
6.5.9 Effecten omwonenden
Met de eigenaren van de woonpercelen is / wordt overleg gevoerd. De relevante uitstraling van de golfbaan voor de omwonenden betreft:
- verkeer
- geluid
- verlichting
- netten
Verkeer
Zoals in het voorgaande reeds vermeld, blijft de verkeersproductie vanwege de golfbaan beperkt tot maximaal ca 350 mvt/etmaal op de drukste dagen. Dit verkeer rijdt via de huidige entree van de boerderij Deutersestraat 37. Hierdoor is geen sprake van onevenredige hinder voor de omliggende woningen.
Geluid
De uitstraling van het geluid vanuit het clubhuis is, gezien de aard van de horecavoorzieningen, op 250 m van de Deutersestraat gelegen, te verwaarlozen. Het geluid van het onderhoudsmaterieel komt overeen met het geluid van het landbouwmaterieel.
Verlichting
Binnen het plangebied wordt kunstlicht aangebracht en wel op de volgende wijze:
- De ontsluitingsweg en het parkeerterrein worden verlicht op de reguliere wijze van het verlichten van wegen en parkeerterreinen. De hoogte van de verlichting bedraagt maximaal 6 m. Er is derhalve geen sprake van onevenredige hinder.
- Rondom het clubhuis en het afslaggebouw bij de driving range wordt verlichting aangebracht met een kleinere lichtsterkte dan bij het parkeerterrein. De hoogte van de verlichting bedraagt maximaal 6 m.
- De verlichting van de driving range vindt plaats door middel van ‘verstralers’, geplaatst op de kap van het afslaggebouw. Deze verstralers verlichten het eerste deel van de driving range. De verstralers zijn zodanig gericht dat overlast ter plaatse van de omliggende woningen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het overige deel wordt verlicht door middel van ‘souffleursverlichting’ die in het maaiveld is opgenomen. Op kaart 2 zijn de verstralers weergegeven.
De overige delen van het terrein (de feitelijke golfbaan en de natuurzones) worden niet kunstmatig verlicht.
Netten
Voor de veiligheid zijn op (een deel van) de rand langs de driving range netten nodig. Deze netten vereisen masten tot een maximale hoogte van 20 m. De plaatsing van de netten in combinatie met landschapsbouw zal zodanig zijn dat geen visuele hinder voor de omgeving ontstaat.
6.5.10 Werkgelegenheid
De werkgelegenheid zal ca 40 personen bedragen zoals in hoofdstuk 5 reeds genoemd.
Hoofdstuk 7 Waterparagraaf
7.1 Inleiding
De watertoets vormt onderdeel van het rapport “Hydrologisch onderzoek en waterparagraaf” (Arcadis, 12 december 2007). In dit onderzoek wordt het gehele waterhuishoudkundige systeem beschreven. De feitelijke effecten van de aanleg golfbaan worden in hoofdstuk 5 van genoemd rapport beschreven. Dit hoofdstuk is hierna weergegeven. Op basis van voortschrijdend inzicht hebben enkele aanpassingen plaatsgevonden. Deze zijn niet doorgevoerd in het rapport van Arcadis. In deze is voorliggende toelichting bij het bestemmingsplan leidend.
7.2 Waterkwantiteit
Voor het beheren van een golfbaan is een goede waterhuishouding van belang. Voor de beregening van de golfbaan is aanwezigheid van voldoende water noodzakelijk. Daarnaast mag vooral ter plaatse van de greens de grondwaterstand niet te hoog zijn. In deze paragraaf komen beide aspecten aan de orde.
Beregening van de golfbaan kan volgens drie methoden plaatsvinden.
1. Hemelwater
Beregening door hemelwater is de meest natuurlijke wijze. In perioden met voldoende neerslag zijn geen aanvullende methoden nodig. In geval van droogte komen de methoden 2 en 3 aan bod.
2. Oppervlaktewater Zandleij
De tweede methode is het gebruikmaken van het oppervlaktewater. Het water wordt vanuit de Zandleij gepompt en met behulp van een buizensysteem over de golfbaan verspreid. Voor deze methode is een Keurontheffing van het waterschap vereist. Deze ontheffing zal te zijner tijd worden aangevraagd.
3. Grondwater
Methode 3 voor het verkrijgen van water voor de beregening is het gebruikmaken van het aanwezige grondwater. In het gebied is een vergunde grondwateronttrekking van 100 m³ per uur aanwezig die voor de golfbaan van kracht blijft. De onttrekkingshoeveelheden en de effecten van deze onttrekking uit het verleden zijn niet bekend.
Indien tijdens droge perioden het beregeningswater wordt aangevuld met water vanuit de bron dan wordt naar verwachting slechts 15 m³ per uur onttrokken. Met behulp van een eendimensionale berekening is het effect van deze onttrekking berekend. Hierbij is gebruikt gemaakt van de formule van Theis (Bronbemaling, M.J. Fraanje, 1974). Hierbij is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Kd-waarde 1300 m² /dag
Porositeit 0,3
Filterlengte 2,0 m
Diepte filter tov gws 42,5 m
Onderstaand zijn de resultaten in tabel vorm weergegeven. Ter vergelijking is ook het effect berekend als de vergunde hoeveelheid volledig wordt benut.
Hoeveelheid | Duur | Reikwijdte |
15 m³/uur | 1 dag | 12 m |
15 m³/uur | 5 dagen | 25 m |
15 m³/uur | 21 dagen | 190 m |
100 m³/uur | 1 dag | 120 m |
100 m³/uur | 5 dag | 270 m |
Bij de berekening is ervan uitgegaan dat er geen storende bodemlagen aanwezig zijn en er geen effect vanuit oppervlaktewater optreedt. In werkelijkheid is dit wel het geval waardoor in de praktijk de reikwijdte minder is, dan op basis van bovenstaande formule is berekend.
In de onderstaande tekening is de schematisatie van het effect van de bron weergegeven. Daarnaast is de reikwijdte van de bron op kaart weergegeven.
Op basis van de berekening kunnen we concluderen dat bij een onttrekking van 100 m³/uur geen effecten op de natuurgebieden in de omgeving optreden. Deze natuurgebieden (waaronder het Vlijmens ven/Moerputten) liggen op minimaal 1000 m afstand. Bij een onttrekking van maximaal 5 dagen treden eveneens geen verlagingen op ter plaatse van bebouwing en agrarische percelen.
Om ontwatering van de greens, tees en fairways te waarborgen en de golfbaan bespeelbaar te houden zal in de golfbaan drainage worden aangelegd. Hiermee worden hoge pieken in de neerslag afgetopt.
In het ontwerp van de golfbaan zijn ook een tweetal waterplassen voorzien. Deze plassen in het gebied zullen volledig worden gevoed door schoon grond- en regenwater. Door in de watervoerende delen voor voldoende diepte te zorgen, wordt gewaarborgd dat in deze delen geen waterkwaliteitsproblemen zullen optreden. Aanbevolen wordt een minimale bodemdiepte van 1,0 m beneden de GLG.
Bij ontgravingen ten behoeve van realisatie van natuurdoeltypen dient het natuurlijk verval richting het Drongelens Kanaal in stand te blijven en geen ontgraving beneden de GHG plaats te vinden.
Waterpeilen
De plassen op het golfterrein zullen in principe door het grondwater worden gevoed. Het waterpeil in deze plassen is hiermee gelijk aan het grondwaterpeil. Dit betekent voor de plas in het noordwesten en de plas nabij hole 2 een zomerpeil van 2,0 m+NAP en een winterpeil van 3,0 m+NAP. Dit is 1,5 m respectievelijk 0,5 m beneden het huidige maaiveld.
7.3 Waterkwaliteit
Bij de aanleg van de golfbaan zijn de effecten op de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit positief. Door verschraling neemt de voedselrijkdom van de bodem af, hierdoor neemt versneld de uitspoeling van met name nitraten en fosfaten naar het grondwater af. De bemesting en het gebruik van bestrijdingsmiddelen op de golfbaan zullen optimaal afgestemd worden op de behoefte en leveren daardoor minder belasting op voor de bodem en daarmee het grondwater. Daarnaast is de bemestingsbehoefte van een golfbaan over het algemeen veel lager dan die bij regulier agrarisch gebruik.
De concentraties van de metalen koper, nikkel en zink van het water van de Zandleij liggen boven de MTR-norm. Voor de beregening van de golfbaan levert dit echter geen problemen op. Naar verwachting zal door de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water de waterkwaliteit in de toekomst verbeteren.
7.4 Inundatiegebied
Het westelijk deel van de Golfbaan (ten westen van de Zandleij, incl. zandvang) heeft een oppervlakte van 27,1 ha. Op basis van het reconstructieplan De Meierij blijkt dat een deel van dit westelijk deel binnen een bestaand inundatiegebied is gelegen. De aanleg van een golfbaan in een bestaand inundatiegebied is mogelijk, mits de waterbergingsopgave wordt gecompenseerd.
Het waterschap heeft op basis van hoogtemetingen, uitgevoerd door Coenradie - GTC uit Oirschot, een berekening gemaakt van de huidige capaciteit van het inundatiegebied binnen onderhavig plangebied (nulmeting). De huidige capaciteit bedraagt 96.995 m³. Dit getal zal als uitgangspunt dienen bij het behandelen van de aanlegvergunning die nodig is voor het ophogen van gronden.
Ter plaatse van banen in het westelijk deel is overstroming niet gewenst. Het betreft een oppervlakte van 6,6 ha. Ter plaatse van greens is een ontwatering van 0,5 m noodzakelijk. Deze gebieden zullen worden opgehoogd. Dit verlies aan inundatiecapaciteit dient dus te worden gecompenseerd. Op basis van de som inundatiehoogte-maaiveldniveau voor de genoemde 6,6 ha bedraagt de benodigde compensatie 30.360 m³.
Om het verlies aan waterberging te compenseren zullen laagtes in het gebied worden aangelegd, waarbinnen de natuurdoeltypen ‘vochtig schraalgrasland’ en ‘moeras’ worden gerealiseerd. Voor het te realiseren natuurdoeltype vochtig schraalgrasland is een GLG van maximaal 0,8 m –mv nodig. Om dit te realiseren dient in het gebied 0,2 tot 0,7 m te worden afgegraven. Uitgaande van een gemiddelde afgraving van 0,4 m voor het gehele gebied ten westen van de Zandleij, met uitzondering van de aanwezige holes, kan worden berekend wat de toekomstige ontgraving in het gebied is. Omdat de GHG in het gebied ca 0,4 m –mv bedraagt, is de afgraving van 0,4 m eveneens de waterbergingsschijf. Doordat in het westelijk gebied niet wordt ontgraven beneden de GHG ontstaan er geen hydrologische effecten op de omliggende percelen.
De oppervlakte van inundatie-compensatiegebied omvat in potentie het gehele westelijk deel (27,1 ha). De oppervlakten van de holes (6,6 ha), de dassenzone (5,9 ha) en de carries en roughs (4,7 ha) moeten hiervan worden afgehaald. De oppervlakte bedraagt derhalve 9,9 ha. Het bergend vermogen bedraagt (9,9 ha × 0,4 m =) 39.600 m³.
Geconcludeerd kan worden dat met het realiseren van laagtes in het gebied ten westen van de Zandleij het bergend vermogen toeneemt en dus het verlies door het ophogen van de holes ruimschoots kan worden gecompenseerd.
N.B. Eventuele inpassing van verhoogde paden of begroeiing mogen de werking van het inundatiegebied niet beïnvloeden. Dit betekent dat alle lage delen van het inundatiegebied met elkaar in verbinding moeten staan.
7.5 Afvoer Hemelwater
Dakoppervlak
Het dakoppervlak op de toekomstige golfbaan bedraagt circa 4000 m². Regenwater dat valt op het dakoppervlak zal worden afgevoerd naar ondiepe greppels, waar het hemelwater zoveel mogelijk in de bodem kan infiltreren. Uitgaande van 40 mm (neerslaggebeurtenis van eens per tien jaar) is 160 m³ berging nodig in de infiltratiegreppels. Indien wordt uitgegaan van een peilstijging van 0,5 en flauwe taluds is circa 400 m² greppels benodigd om het hemelwater te bergen.
In de infiltratiegreppels is een waakhoogte van 0,2 m aanwezig om tijdens hevige buien (T=100) het extra afstromend hemelwater te kunnen bergen. Daarnaast wordt aanbevolen om de bouwpeilen circa 0,2 m boven het maaiveld aan te leggen om wateroverlast door afstromend hemelwater in pieksituaties te voorkomen. Tevens zal een overstort naar de watergangen in het gebied worden gerealiseerd om tijdens hevige buien het overtollig hemelwater af te voeren.
Om verontreiniging van het afstromend hemelwater te voorkomen dienen er geen uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC te worden toegepast. Dit om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen.
Terreinverharding
Het verhard terrein oppervlak (ontsluitingsweg, verharding rond gebouwen, parkeerterrein, paden op de golfbaan) bedraagt in totaal 17.500 m². Het hemelwater dat valt op alle paden op de golfbaan zal afstromen naar de berm en daar infiltreren. De parkeervoorzieningen zullen worden uitgevoerd met een halfverharding. Op deze wijze kan het hemelwater dat valt op de parkeervoorzieningen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreren. Het overtollige hemelwater van de parkeervoorzieningen en verharding rond gebouwen zal eveneens worden afgevoerd naar droogvallende greppels, waar het hemelwater kan infiltreren. De infiltratiegreppels worden gedimensioneerd op 40 mm (neerslaggebeurtenis van eens per tien jaar) met een waakhoogte van 0,2 m. Vanuit de greppels zal een noodoverstort worden aangelegd naar de watergangen in het gebied om te voorkomen dat tijdens hevige neerslag wateroverlast optreedt.
7.6 Afvoer Afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater afkomstig van het clubgebouw dient gescheiden te worden ingezameld en te worden aangesloten op de riolering. Het water van de afspuitplaats van de golfkarretjes dient eveneens apart te worden ingezameld en te worden aangesloten op de riolering. Dit in verband met de kans op verontreiniging van het water.
7.7 Bodemgesteldheid
De kwalitatieve bodemgesteldheid zal op termijn verbeteren als gevolg van een vermindering van de bemesting en vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast wordt de toplaag voor een deel verwijderd, zodat deze bron van nutriënten versneld verkleind wordt. Op andere plaatsen wordt deze toplaag echter verwerkt in het terrein.
Voor de aanleg van de golfbaan wordt uitgegaan van een gesloten grondbalans, zodat geen grond hoeft te worden afgevoerd of aangevoerd. Voor de aanleg van plassen op de golfbaan wordt uitgegaan van een bodemdiepte van minimaal 1,0 m beneden de GLG. Dit betekent een bodemdiepte van circa 2,5 – 3,0 m beneden het maaiveld.
7.8 Leggerwaterlopen
Binnen het plangebied liggen, naast de Zandleij, de leggerwaterlopen ZL42 en ZL43. De voorkeur wordt gegeven aan het behoud van deze waterlopen, omdat zij een functie hebben in het waterhuishoudingssysteem. De waterlopen blijven in principe gehandhaafd. Mocht een verplaatsing van de waterlopen aan de orde zijn, dan is een Keurontheffing nodig en derhalve zal dit in overleg met het waterschap plaatsvinden.
7.9 Overleg
Tijdens de planvoorbereiding is meerdere keren met het waterschap De Dommel en het provinciale bureau Grondwater overleg gevoerd. Beide instanties hebben gereageerd op het concept voorontwerp bestemmingsplan d.d. juli 2007, met het hydrologisch onderzoek Arcadis, versie juli 2007. Deze reacties zijn als volgt verwerkt.
Ad reactie bureau Grondwater
Het provinciale bureau Grondwater stemt in principe in met de voorgenomen inrichting en de effecten daarvan op het grondwater, zoals verwoord in het hydrologische rapport van Arcadis.
Ad reactie waterschap De Dommel
Hydrologisch onderzoek
De inhoudelijke opmerkingen zijn verwerkt in het aangepaste Hydrologische onderzoek d.d. december 2007. Naar aanleiding van punt 9 zullen in het plangebied peilbuizen worden geplaatst.
Plankaart
- 1. Het inundatiegebied is aangepast.
- 2. De aansluiting van de zandvang op de golfbaan vormt nog een punt van nadere detaillering. Reden waarom voor het gebied nog de algemene bestemming Natuur - Golfbaan geldt.
- 3. De leggerwatergangen worden vervangen door een nieuw waterhuishoudkundig systeem.
Regels
De opmerkingen 2. en 3. zijn verwerkt.
- 1. De aanlegvergunning is vervallen.
- 2. Het inundatiegebied is vervat in de gebiedsaanduiding 'inundatiegebied' onder “Natuur - 2” en “Natuur - Recreatie” [Gewijzigd vastgesteld in "Natuur - Golfbaan"]. Bovendien geldt voor deze gebiedsaanduiding een aanlegvergunning.
Hoofdstuk 8 Haalbaarheid
8.1 Financieel-economische Aspecten Golfbaan Cromvoirt
De 18 holes golfbaan te Cromvoirt is sinds 2003 een initiatief van de familie Hendriks, de grondeigenaar. Inmiddels wordt de ontwikkeling en na realisatie de exploitatie verzorgd door een speciaal daartoe opgerichte entiteit, opgericht door ervaren golfbaan/club ondernemers.
De te realiseren baan zal in belangrijke mate worden bespeeld door de leden van de vereniging en hun gasten. De faciliteit zal na ingebruikneming zeven dagen per week jaarrond geopend zijn. Naast de leden zal de baan bespeeld worden door greenfeespelers, in die zin zal de golfbaan het gebruikelijke openbare karakter hebben. Het aantal bedrijfsdagen zal in verhouding tot andere banen in Nederland beperkt zijn.
De stichtingskosten zullen hoofdzakelijk gedekt worden uit de verkoop van lidmaatschappen, voor de (bouw)financiering is een arrangement met financiers getroffen. De exploitatie zal grotendeels gedekt worden uit de contributie van de leden en de greenfees van de niet leden.
Gezien de grote belangstelling is de golfbaan Cromvoirt als financieel-economisch uitvoerbaar te beschouwen.
8.2 Overzicht Investeringen En Exploitatie
Op basis van referenties en kengetallen zijn de kosten voor de nadere ontwikkeling en de realisatie van de 18 holes golfbaan met clubhuis met aanvullende functies afhankelijk van het te realiseren kwaliteitsniveau bepaald op circa € 14 à 18 miljoen exclusief B.T.W. en renteverliezen tijdens de bouw en aanleg. De genoemde bedragen hebben als prijspeil 2009.
De investeringsbegroting van het project is als volgt te verdelen:
Grond en projectverwerving 12%
Marketing 4%
Projectmanagement/procedures 4%
Ontwerp en advies 10%
Algemene kosten 7%
Aanleg 18 holes 20%
Bouw en installatie 25%
Vaste inrichting en inventaris 10%
Financiering 8%
Totaal 100%
De totale investering zal worden gefinancierd met 20% eigen vermogen en 20% garantievermogen. Het restant van 60% zal worden gedekt uit de verkoop van lidmaatschappen, waarvan een substantieel deel vóór aanvang van de aanleg van de golfbaan verkocht zal zijn.
Vanaf de opening zullen het management en de exploitatie worden verzorgd door een professionele organisatie. De exploitant genereert inkomsten uit de gebruiksvergoedingen (“contributie”) die de leden jaarlijks betalen. Verder worden inkomsten gegenereerd uit greenfees (dagkaarten), de horeca-exploitatie en overige exploitatie (golfshop e.d.).
De exploitatiebegroting kent de volgende opbouw:
Erfpacht en onderhoud OG 18%
Operationele kosten 44%
Onderhoudskosten 18 holes golfbaan 39%
Totaal 100%
Hoofdstuk 9 Juridische Aspecten
9.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke manier voorliggend plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling bindt burger en overheid. De manier van regelen is gebaseerd op de rapporten “Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, 2006” en het “Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008” (IMRO 2008).
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de plankaart c.q. verbeelding (hierna plankaart);
- de regels.
Als plangebied is gekozen voor het gebied (ca 66 ha) waarop:
- de golfbaan wordt gerealiseerd inclusief de nieuwe natuur, alsmede;
- de gronden van de huiskavel van het agrarische bedrijf Deutersestraat dat buiten de golfbaan blijft;
- de Cromvoirtsedijk; en
- de Zandleij met de groenstrook langs de oostoever.
De toelichting heeft geen juridische bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en regels en in het bijzonder ten aanzien van de bepalingen nadere eisen en ontheffing.
De plankaart geeft de bestemmingen weer met de daarbij behorende harde randvoorwaarden. De plankaart vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De regels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
9.2 Plankaart
Op de plankaart zijn de bestemmingen van de gronden aangewezen.
9.3 Regels
De indeling van de regels is als volgt:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begripsbepalingen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten en berekenen (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Gekozen is voor onderstaande bestemmingen.
Natuur - 1 (artikel 3)
Deze bestemming is gekozen voor de bestaande elementen Cromvoirtsedijk en houtopstanden langs de Zandleij. Voor deze elementen gaat het om behoud en ontwikkeling van de bestaande natuurwaarden, in tegenstelling tot de bestemming Natuur - 2, die de vereiste nieuwe natuur betreft. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel zijn wandelpaden toegestaan. Er is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden.
Natuur - 2 (artikel 4)
Zoals hiervoor reeds gesteld betreft deze bestemming de vereiste nieuwe natuur in de vorm van natuurdoeltypen die binnen het plan golfbaan moet worden gerealiseerd. Deze nieuwe natuur moet minimaal dezelfde omvang hebben als het netto golfterrein. Deze nieuwe natuur is deels gelegen in zones langs de randen en deels in grillige patronen over de golfbaan. De compensatie dassen is geheel binnen deze bestemming gelegen.
De nieuwe natuur langs de randen is vervat in deze bestemming Natuur - 2. De overige nieuwe natuur heeft bestemming Natuur - Golfbaan.
Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht. Wel zijn wandelpaden toegestaan. Voorts vallen binnen deze bestemming de (gebieds)aanduidingen:
- inundatiegebied;
- archeologische waarden.
Er is een aanlegvergunningenstelsel op deze bestemming van toepassing ter bescherming van de archeologische waarden, de waarborging dat de nieuwe natuur in de vorm van natuurdoeltypen wordt aangelegd en het behoud van de waterbergingscapaciteit in het inundatiegebied.
Natuur - Golfbaan (artikel 5)
In deze bestemming is de aanleg van de feitelijke golfbaan voorzien alsmede de nieuw te ontwikkelen natuur in de vorm van natuurdoeltypen, voor zover niet vervat in de bestemming Natuur-2. De afschermende landschappelijke groenvoorziening is ook binnen deze bestemming vervat.
In de bestemmingsomschrijving is nader gespecificeerd waar welke onderdelen/elementen zijn toegestaan. Het bouwen van gebouwen is alleen toegestaan binnen de bouwvlakken, behoudens verspreide kleine voorzieningen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m². Terreinverharding is toegestaan binnen de bouwvlakken, bij de verspreide voorzieningen en ten behoeve van verspreid gelegen paden op de golfbaan.
Zoals bij sport- en recreatieve voorzieningen gebruikelijk is, zijn binnen deze bestemming ook horeca en detailhandel (proshop) toegestaan, voor zover direct gerelateerd aan het golfen.
Op deze bestemming is het aanlegvergunningenstelsel van toepassing, teneinde te waarborgen dat:
- de aanleg c.q. inrichting feitelijk voldoet aan de eis dat de oppervlakte nieuwe natuur minimaal even groot is als de oppervlakte netto golfterrein en;
- ten behoeve van de waterberging van het binnen deze bestemming gelegen inundatiegebied.
Verkeer (artikel 6)
Deze bestemming bevat de ontsluiting vanaf de Deutersestraat tot aan het bouwvlak van het clubhuis en de toegangsweg tot het opslagterrein De Hoef (buiten het plangebied). Binnen deze bestemming is tevens het parkeerterrein voor minimaal 150 en maximaal 350 auto’s opgenomen.
Ter plaatse van de aanduiding ‘inundatiegebied’ is tevens een aanlegvergunning van toepassing.
Water (artikel 7)
Deze bestemming betreft de Zandleij, die een leggerwaterloop van het waterschap De Dommel is en tevens in de Ontwerp-Verordening ruimte als ecologische hoofdstructuur is aangewezen. Binnen deze bestemming is ook een onderhoudspad opgenomen, alsmede het gebied voor de zandvang. De locaties van de stuw en de zandvang zijn op de plankaart aangeduid.
Op de gronden binnen deze bestemming is de keur van het waterschap van toepassing. Deze biedt ook bescherming aan:
- de ecologische verbindingszone;
- behoud van de waterberging.
Leidingen (dubbelbestemming) (artikel 8)
In deze bestemming is de hogedrukgasleiding vervat. Vanuit het hart van de leiding geldt aan beide zijden een beschermingszone van 4 m. Hierbinnen mag rechtstreeks alleen ten behoeve van de leiding worden gebouwd. Een ontheffingsbevoegdheid voorziet in de bouw van eventuele andere bouwwerken. Tevens is een aanlegvergunningstelsel opgenomen met het doel het functioneren van de leiding te waarborgen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling (artikel 9)
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 10)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene aanduidingsregels (artikel 11)
Hierin zijn regels opgenomen ten aanzien van de gebiedsaanduidingen ‘inundatiegebied’ en ‘veiligheidszone - leiding’.
Algemene ontheffingsregels (artikel 12
In dit artikel is een aantal algemene ontheffingsmogelijkheden opgenomen. Deze ontheffingen betreffen het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 13)
Het overgangsrecht heeft betrekking op het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken die afwijken van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkende gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot.
Slotregel (artikel 14)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit plan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 10 Procedure
Voorliggend plan kent de volgende procedurestappen:
- 1. - Principe-uitspraak PPC/ROH, reeds geschied in 2005.
- Principe-uitspraak gemeenteraad, reeds geschied in 2005. - 2. Inspraak gemeentelijke inspraakverordening.
- 3. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
- 4. Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan.
- 5. Vaststelling gemeenteraad.
- 6. Ter inzage legging vastgesteld bestemmingsplan.
- 7. Mogelijk beroep Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.1 Principe-uitspraken En Ander Overleg
De principe-uitspraken van de provincie (PPC/ROH) en de gemeenteraad bevatten eisen en randvoorwaarden met betrekking tot de planuitwerking. Voorts is in de afgelopen twee jaar tevens overleg gevoerd met Brabants Landschap, de Brabantse Milieufederatie, de Natuur en Milieugroep Vught, Waterschap Aa en Maas en Waterschap De Dommel. Daarbij is een aantal wensen kenbaar gemaakt.
Het in bijlage 6 opgenomen schema geeft in de linkerkolom de eisen, randvoorwaarden en wensen. De rechterkolom geeft aan op welke manier de eisen etc. in het voorliggende masterplan (bijlage 2), tevens voorkeursalternatief (VKA) in het MER, zijn verwerkt.
10.2 Inspraak In Kader Van Gemeentelijke Inspraakverordening
Op grond van de gemeentelijke Inspraak- en participatieverordening hebben het voorontwerpbestemmingsplan en de milieueffectrapportage Golfbaan Cromvoirt vanaf 28 augustus tot en met 8 oktober 2008 ter inzage gelegen in het gemeentekantoor aan de Secretaris van Rooijstraat 1 in Vught.
Dinsdag 23 september 2008 heeft een inspraakavond plaatsgevonden in de brandweerkazerne aan de Kettingweg in Vught.
Het eindverslag van de inspraakprocedure bestemmingsplan en milieueffectrapportage is als bijlage 7 opgenomen.
10.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Het verslag van het overleg is als bijlage 8 opgenomen.
Bijlage 1 Profiel 1
Bijlage 1 Kaart 1 - Bestaande Situatie
Bijlage 1 Kaart 1 - Bestaande situatie
Bijlage 2 Kaart 2 - Inrichtingsschets / Vka
Bijlage 2 Kaart 2 - Inrichtingsschets / VKA
Bijlage 3 Afbeeldingenbundel (Deel 1 Van 2)
Bijlage 3 Afbeeldingenbundel (deel 1 van 2)
Bijlage 4 Afbeeldingenbundel (Deel 2 Van 2)
Bijlage 4 Afbeeldingenbundel (deel 2 van 2)
Bijlage 5 Milieu Effect Rapport Golfbaan Cromvoirt, 8 December 2009
Bijlage 5 Milieu Effect Rapport Golfbaan Cromvoirt, 8 december 2009
Bijlage 6 Schema Principe-uitspraken En Ander Overleg
Bijlage 6 Schema Principe-uitspraken en ander overleg
Bijlage 7 Eindverslag Inspraak
Bijlage 7 Eindverslag inspraak
Bijlage 8 Verslag Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 8 Verslag overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 9 Veldinventarisatie Dassen, Das En Boom, April 2004
Bijlage 9 Veldinventarisatie dassen, Das en Boom, april 2004
Bijlage 10 Analyse (Mogelijke) Natuurwaarden Golfbaan Cromvoirt, Adviesbureau Goderie Stadsecologie & Natuurontwikkeling, Juni 2004
Bijlage 11 Inventarisatie Van Beschermde Flora En Fauna, Natuurbalans-limes Divergens Bv, December 2005
Bijlage 12 Rapportage Bodem En Water Golfbaan Cromvoirt
Bijlage 12 Rapportage bodem en water golfbaan Cromvoirt
Bijlage 13 Archeologisch Bureauonderzoek, Bilan, November 2006
Bijlage 13 Archeologisch bureauonderzoek, Bilan, november 2006
Bijlage 14 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie, Baac, December 2006
Bijlage 14 Inventariserend veldonderzoek archeologie, BAAC, december 2006
Bijlage 15 Luchtkwaliteitsonderzoek, Jansen Raadgevend Ingenieursbureau, Maart 2007
Bijlage 15 Luchtkwaliteitsonderzoek, Jansen Raadgevend Ingenieursbureau, maart 2007
Bijlage 16 Hydrologisch Onderzoek En Waterparagraaf, Arcadis, December 2007
Bijlage 16 Hydrologisch onderzoek en waterparagraaf, Arcadis, december 2007
Bijlage 17 Geurhinder Veehouderijen, Amitec, November 2009
Bijlage 17 Geurhinder veehouderijen, Amitec, november 2009
Bijlage 18 Verkeersonderzoek Golfbaan Cromvoirt, Goudappel Coffeng, 3 Maart 2010
Bijlage 18 Verkeersonderzoek Golfbaan Cromvoirt, Goudappel Coffeng, 3 maart 2010
Bijlage 19 Nota Beoordeling Van Zienswijzen, 20 April 2010
Bijlage 19 Nota Beoordeling van zienswijzen, 20 april 2010
Bijlage 20 Voorstel Tot Vaststelling, 20 April 2010
Bijlage 20 Voorstel tot vaststelling, 20 april 2010
Bijlage 21 Raadsbesluit, 22 April 2010
Bijlage 21 Raadsbesluit, 22 april 2010