KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Kampen- Of Hoevenlandschap
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Autosnelweg
Artikel 9 Verkeer - Centrum
Artikel 10 Verkeer - Onverhard
Artikel 11 Water
Artikel 12 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Artikel 14 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel

A2 2018

Bestemmingsplan - gemeente Vught

Vastgesteld op 06-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

plan

het bestemmingsplan 'A2 2018' met identificatienummer NL.IMRO.0865.vghBPa22018-VG01 van de gemeente Vught.

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

agrarisch bedrijf

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren;

nader te onderscheiden in:

  1. grondgebonden bedrijf;

  2. glastuinbouwbedrijf;

  3. niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde glastuinbouwbedrijf of intensieve veehouderij;

  4. intensieve veehouderij;

agrarisch natuurbeheer:

de instandhouding van bijzondere natuur door natuurbeheersmaatregelen op landbouwgronden uitgevoerd door boeren gecombineerd met de agrarische bedrijfsvoering.

antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

attentiegebied ehs:

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft, dat ten hoogste bebouwd mag worden.

bedrijfswoning:

een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden van één of meerdere personen waarvan de hoofdbewoner werkzaam is bij en/of verhuurder is van het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw of woning dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw of woning verbonden bijgebouw, daar al dan niet tegen aangebouwd, met een dak, daaronder begrepen:

  1. aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;

  2. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  3. uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt;

bos:

bosgebied en de in het bosgebied voorkomende niet beboste gedeelten, zoals bouw- of grasland, heide, stuifzand, moeras, veen, vennen, vijvers en waterlopen;

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel:

  1. voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;

  2. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelsgrens;

  3. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Onder detailhandel moet ook verstaan worden webwinkel met showroom.

extensieve dagrecreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc, die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

grondgebonden bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

landgoed:

functionele eenheid, bestaande uit bos en overige natuur al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden, waarop één of meer wooneenheden met een karakteristieke verschijningsvorm zijn gesitueerd;

nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.

ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.

opslag:

het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken.

peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

perceelsgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.

seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.

teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

teeltondersteunende voorzieningen:

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

  2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

  3. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

in de vorm van:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Hieronder worden ook kassen verstaan;

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 aaneengesloten maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

tuin:

niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouden in het gebouw is ondergebracht.

Artikel 2 Wijze Van Meten

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij de bepaling van de goothoogte wordt een dakkapel op het hoofdgebouw niet meegerekend.

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Voor zover een bouwwerk zich bevindt op een erf- of perceelsgrens wordt gemeten aan de kant waar het aansluitende afgewerkte terrein het hoogst is.

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende vergunningsplichtige bouwwerk.

ondergronds (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

maatvoering:

de maatvoeringen die in meter of m2 zijn uitgedrukt worden op de volgende wijze gemeten:

  1. afstanden loodrecht;

  2. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

  3. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Kampen- Of Hoevenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;

  2. een grondgebonden agrarisch bedrijf;

  3. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van het kleinschalige cultuurlandschap;

  4. in stand houden en bewaren van de samenhang van het Nationaal Landschap Het Groene Woud;

  5. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden;

  6. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. agrarisch natuurbeheer.

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  2. 'attentiegebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  3. 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  4. 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  5. 'landgoederen', een landgoed alsmede de instandhouding en behoud van de samenhang ervan;

  6. 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied. De regeling opgenomen in artikel 20.2 dient in acht te worden genomen;

met de daarbij behorende voorzieningen:

  1. voorzieningen van algemeen nut;

  2. infrastructurele voorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. voet- en rijwielpaden.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  2. hoge teeltondersteunende voorzieningen;

  3. (teeltondersteunende) kassen binnen het bouwvlak;

  4. detailhandel;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);

  6. buitenopslag van goederen en materialen binnen en buiten het bouwvlak, met uitzondering van opslag ten behoeve van voer en vaste mest wat uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;

  7. wonen in bijbehorende bouwwerken;

  8. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;

  9. het oprichten van paardenbakken buiten het bouwvlak;

  10. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;

  11. lichtmasten bij een paardenbak;

  12. een geiten- en/of schapenhouderij.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw;

  2. in stand houden en bewaren van de samenhang van het Nationaal Landschap Het Groene Woud;

  3. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, waterhuishoudkundige en/of abiotische waarden;

  4. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur;

  5. extensieve dagrecreatie;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  2. 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  3. 'landgoederen', een landgoed alsmede de instandhouding en behoud van de samenhang ervan;

  4. 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied. De regeling opgenomen in artikel 20.2 dient in acht te worden genomen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. zitbanken;

  2. voorzieningen ten behoeve van waterbeheer en natuurontwikkeling met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. tijdelijke of permanente bewoning;

  4. kamperen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. wegen ten behoeve van de ontsluiting van aangrenzende gronden;

  3. fiets- en voetpaden;

  4. bestaande parkeervoorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut;

  7. antennemasten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. aan de functie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, kunstobjecten, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. tijdelijke of permanente bewoning;

  4. kamperen.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarde en/of ecologische waarde;

  2. in stand houden en bewaren van de samenhang van het Nationaal Landschap Het Groene Woud;

  3. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, waterhuishoudkundige en/of abiotische waarden;

  4. extensieve dagrecreatie;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. voet- en rijwielpaden.

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 21.1dient in acht te worden genomen;

  2. 'hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  3. 'attentiegebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 21.1 dient in acht te worden genomen;

  4. 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 21.1 dient in acht te worden genomen;

  5. 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 20.1 dient in acht te worden genomen;

  6. 'landgoederen', een landgoed alsmede de instandhouding en behoud van de samenhang ervan;

  7. 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied. De regeling opgenomen in artikel 20.2 dient in acht te worden genomen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. zitbanken;

  2. voorzieningen ten behoeve van waterbeheer en natuurontwikkeling met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. tijdelijke of permanente bewoning;

  4. kamperen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. onderdoorgangen en tunnels;

  4. overwegen, bruggen en duikers;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. aan de functie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, kunstobjecten, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'archeologische waarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de archeologische waarde. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. opslag van onbruikbare althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. tijdelijke of permanente bewoning;

  4. kamperen.

Artikel 8 Verkeer - Autosnelweg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Autosnelweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dubbelbaans autosnelweg, per rijbaan bestaande uit drie rijstroken en een vluchtstrook (en eventuele in- en uitvoegstroken en weefstroken);

  2. met autosnelwegen verbandhoudende waterstaatkundige en verkeerskundige werken, zoals op-, toe- en afritten, viaducten, tunnels, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen/rotondes, geleiderails/vangrails, duikers, taluds e.d.;

  3. aanliggende, aansluitende en/of kruisende lokale wegen, fietspaden en hiermee verbandhoudende waterstaatkundige en verkeerskundige werken;

  4. geluidwerende voorzieningen zoals aarden wallen en geluidschermen;

  5. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;

  6. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, faunatunnels/amfibietunnels/ tunnels voor zoogdieren/wildtunnels, bushaltes/abri's, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningenen dergelijke.

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder c en d voor het toestaan van een grotere danwel kleinere bouwhoogte van geluidsschermen en -voorzieningen, mits:

  1. er geen sprake is van onevenredige nadelige belemmeringen voor de omgeving op het gebied van geluidsbelasting; en

  2. de noodzaak voor afwijking is aangetoond; en

  3. ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld worden ter plaatse niet onevenredig geschaad.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. opslag van onbruikbare althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. tijdelijke of permanente bewoning;

  4. kamperen.

Artikel 9 Verkeer - Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij behorende voorzieningen;

  2. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen watergangen, zaksloten en infiltratievoorzieningen;

  3. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, waaronder begrepen pompputten;

  4. groenvoorzieningen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals bermen en/of middenbermen;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. bruggen en duikers;

  7. onderdoorgangen en tunnels;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'archeologische waarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de archeologische waarde. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het nat te streven stedenbouwkundig beeld.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specieke gebruiksregels

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Verkeer - Onverhard

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. onverharde wegen en straten met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. parkeervoorzieningen;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  2. 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  3. 'landgoederen', een landgoed alsmede de instandhouding en behoud van de samenhang ervan;

  4. 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied. De regeling opgenomen in artikel 20.2 dient in acht te worden genomen.

met daarbij behorende voorzieningen:

  1. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

  2. straatmeubilair;

  3. voorzieningen van algemeen nut;

  4. kunstwerken;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. opslag van onbruikbare althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. tijdelijke of permanente bewoning;

  4. kamperen.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. extensieve dagrecreatie;

  3. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarde en/of ecologische waarde;

  4. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden met bijbehorende geluidwerende voorzieningen;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. 'attentiegebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  2. 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  3. 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 20.1.1 dient in acht te worden genomen;

  4. 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied. De regeling opgenomen in artikel 20.2 dient in acht te worden genomen;

met de daarbij behorende voorzieningen:

  1. kunstwerken;

  2. beheer- en onderhoudspaden;

  3. nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De hoogte van bruggen mag maximaal 12 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van geluidsschermen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag uitsluitend de bestaande bouwhoogte bedragen;

  3. De hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 8 meter bedragen;

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;

  5. De hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. tijdelijke of permanente bewoning;

  4. kamperen.

Artikel 12 Waterstaat - Waterbergingsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, met voorrang mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel daaraan grenzende waterberging.

12.2 Bouwregels

  1. Op de voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

  2. Op de voor Waterstaat- Waterbergingsgebied aangewezen gronden mag voor de andere daar voorkomende bestemming, behalve binnen de bouwvlakken, niet worden gebouwd.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 en toestaan dat gebouwen ten dienste van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterberging;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterberging.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, met voorrang mede bestemd voor de kernzone en beschermingszone van de waterkering.

13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

13.3 Afwijking bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 en toestaan dat gebouwen ten dienste van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en de daarin aanwezige bebouwing, groenstructuren en waterpartijen.

In afwijking van de regels met betrekking tot de andere daar voorkomende bestemmingen, is het verboden de voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' bestemde gronden te bebouwen, daarop werken of werkzaamheden uit te voeren, of deze gronden te gebruiken in strijd met de in dit artikel opgenomen regels.

Deze regels hebben voorrang bij strijdigheid met de regels die van toepassing zijn voor de andere daar voorkomende bestemmingen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde-Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dit verenigbaar is met het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, met dien verstande dat:

  1. geen wezenlijke veranderingen worden gebracht in het stedenbouwkundige beeld;

  2. vooraf advies van de Verbrede welstandscommissie of de daarvoor in de plaats tredende commissie is gevraagd;

  3. bebouwing mogelijk is krachtens de andere daar voorkomende bestemming.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing welke in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar ten tijde van de ter inzage legging van dit plan afwijkend is van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het bestemmingsplan te voldoen. In dit geval mag de bestaande bebouwing worden gehandhaafd maar niet worden vergroot.

16.2 Bouwen en parkeren

16.3 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, schoorstenen, lichtkoepels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

16.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. De verkeersveiligheid;

  3. De milieusituatie;

  4. De sociale veiligheid;

  5. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in artikelen 3 tot en met 15 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangegeven in de bestemmingsomschrijving en/of in specifieke gebruiksregels.

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van opstallen voor een seksinrichting en/of escortbedrijf;

  2. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.

17.2 Afwijken van het gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.1, indien dringende redenen dit rechtvaardigen en strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

18.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvingsvergunning afwijken:

  1. Van de in de regels en op de verbeelding (aan)gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. Van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. Van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 19 Algemene Procedureregels

19.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

19.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

19.4 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 20 Overige Regels

20.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

20.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij onmogelijk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a met maximaal 10%;

  2. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan A2 2018.