KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 7 Bedrijf
Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 9 Bedrijventerrein - Fokkerterrein
Artikel 10 Bos
Artikel 11 Cultuur En Ontspanning
Artikel 12 Detailhandel
Artikel 13 Groen
Artikel 14 Horeca
Artikel 15 Maatschappelijk
Artikel 16 Maatschappelijk - Militaire Vliegbasis
Artikel 17 Maatschappelijk - Militaire Zaken
Artikel 18 Natuur
Artikel 19 Natuur - Landgoed
Artikel 20 Recreatie
Artikel 21 Recreatie - De Staartse Duinen
Artikel 22 Recreatie - Recreatiecentrum Familyland
Artikel 23 Recreatie - Recreatiecentrum Hazeduinen
Artikel 24 Recreatie - Recreatiepark Groenendries
Artikel 25 Sport
Artikel 26 Verkeer
Artikel 27 Verkeer - Railverkeer
Artikel 28 Verkeer - Zandpad
Artikel 29 Water
Artikel 30 Wonen
Artikel 31 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 32 Buisleidingenstraat
Artikel 33 Leiding - Brandstof
Artikel 34 Leiding - Gas
Artikel 35 Leiding - Gas - 1
Artikel 36 Leiding - Hoogspanning
Artikel 37 Leiding - Leidingstrook
Artikel 38 Leiding - Riool
Artikel 39 Leiding - Water
Artikel 40 Waarde - Aardkundig Waardevol Gebied
Artikel 41 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 42 Waarde - Natura 2000
Artikel 43 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 44 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 45 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 46 Algemene Bouwregels
Artikel 47 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 48 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 49 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 50 Algemene Procedureregels
Artikel 51 Algemeen Gebruiksverbod
Artikel 52 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 53 Overgangsrecht
Artikel 54 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Naamgeving Plan
1.3 Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Verordening Ruimte
2.1 Inleiding
2.2 Ontwikkelingsruimte Agrarische Bedrijven
2.3 Resterende Elementen Verordening Ruimte 2014
Hoofdstuk 3 Gewijzigd Gemeentelijk Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Visie Buitengebied
3.3 Vertaling Van De Visie
3.4 Archeologie Beleid
Hoofdstuk 4 Actualisatie Van Het Plan
4.1 Verbeteren Toegankelijkheid Van Het Plan
4.2 Actualisatie Toelichting En Plan
4.3 Actualisatie Verbeelding
4.4 Actualisatie Regels
4.5 Actualisatie Regels En Verbeelding
Hoofdstuk 5 Planmer
5.1 Planmer-plicht
5.2 Procedure
5.3 Resultaten Planmer
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Opzet Van De Partiële Herziening
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Werken En Werkzaamheden
Bijlage 3 Inpassing Putseweg 15
Bijlage 4 Afwijkende Aantallen
Bijlage 1 Qra Propyleenleiding
Bijlage 2 Qra Air Liquide Leiding
Bijlage 3 Brief Defensieleidingen
Bijlage 4 Plaatsgebonden Risico Total
Bijlage 5 Bevb Objecten Total
Bijlage 6 Nota Beantwoording Inspraak En Overleg
Bijlage 7 Planmer
Bijlage 8 Toetsingsadvies Planmer
Bijlage 9 Aanvulling Planmer
Bijlage 10 Nota Beantwoording Zienswijzen

Bestemmingsplan buitengebied, partiële herziening 2016

Bestemmingsplan - Gemeente Woensdrecht

Vastgesteld op 23-03-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016, blijft voor het overige van toepassing.

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' van de gemeente Woensdrecht;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL IMRO: BUITxBP123xHERZx09-VG01.

1.3 de verbeelding

  1. a. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' bestaande uit kaartbladen met de nummers:
      • plankaart 1: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_1;
      • plankaart 2: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_2;
      • plankaart 3: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_3;
      • plankaart 4: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_4;
      • plankaart 5: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_5;
      • plankaart 6: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_6;
      • legenda: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDx-O2-GV03_7;
  1. b. pdf versie: de verbeelding van het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' bestaande uit de bestanden:
      • plankaart 1: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_1.pdf;
      • plankaart 2: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_2.pdf;
      • plankaart 3: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_3.pdf;
      • plankaart 4: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_4.pdf;
      • plankaart 5 : NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_5.pdf;
      • plankaart 6: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_6.pdf;
      • legenda: NL.IMRO.0873.BUITxBP045xMOEDxO2-GV03_7.pdf;

digitale verbeelding:BUITxBP123xHERZx09;

1.4 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aangebouwd bijgebouw

een met een overlap van minimaal 1,2 m aan het hoofdgebouw, geheel of gedeeltelijk, verbonden bijgebouw; anders is sprake van een vrijstaand bijgebouw;

1.8 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.9 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.10 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen dan wel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;

1.11 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.12 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gewenst is;

1.13 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij (nader te onderscheiden in intensieve veehouderij en niet intensieve veehouderij), een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf (nader te onderscheiden in een paardenhouderij en overige agrarische bedrijven). Onder de bedrijfsvoering wordt niet verstaan het be- en/of verwerken van agrarische producten en/of dierlijke resten, zoals mest;

1.14 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.15 agrarische bedrijfswoning

een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.16 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;

1.17 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden;
voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

1.18 agrarisch bedrijf, hobbymatig

een agrarisch bedrijf met een economische omvang van minder dan 10 Nge(Nederlandse grootte-eenheden);

1.19 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat, geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, alsook het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht als ondergeschikte functie;

1.20 archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.21 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.22 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of een bebouwingscluster;

1.23 bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.24 bed & breakfast/gastenkamers

bed & breakfast/gastenkamer is een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf eventueel met het serveren van ontbijt en/of maaltijden. Een bed & breakfast/gastenkamer heeft maximaal 5 kamers waarin tezamen maximaal 10 personen mogen verblijven als het gevestigd is als toeristisch-recreatieve nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of als recreatieve activiteit bij voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Een bed & breakfast/gastenkamer heeft maximaal 2 kamers waarin tezamen maximaal 6 personen mogen verblijven als het gevestigd is bij een bestemming Wonen;

1.25 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.26 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.27 bedrijfsplan

een bedrijfsplan moet bestaan uit:

  • algemene gegevens (naam, adres, etc);
  • beschrijving van het plan. Inclusief: soort en aantal kampeermiddelen (indien relevant), hoeveelheid en kwaliteit (sanitaire) voorzieningen, aansluiting brancheorganisatie, afvoer vaste en vloeibare afvalstoffen, de capaciteit van verwarmingsketels in de accommodatie, de aanwezige brandblusmiddelen (plaats en soort);
  • de hoofdactiviteit van het bedrijf (bij een t&r nevenactiviteit);
  • visie op de ontwikkeling van de toeristische (neven)activiteit;
  • exploitatiebegroting voor de komende vijf jaar. Hierin zijn opgenomen: de verwachte omzet, de kosten en het bedrijfsresultaat. Bij het bepalen van de kosten kunt u denken aan de volgende factoren:
    1. 1. welke investeringen zijn met het initiatief gemoeid? (bijvoorbeeld aankoop, sloop, bouwkosten, inrichting van het terrein, inrichting gebouwen, onderzoekskosten);
    2. 2. algemene (jaarlijks terugkerende) kosten (inkoop, energie, water, reclame);
    3. 3. arbeid: inzet eigen arbeid/gebruik vaste/losse arbeidskrachten);
  • bij het bedrijfsplan zit een akkoordverklaring van een deskundige (accountant);

1.28 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.29 be- en verwerking van agrarische producten

het snijden, wassen en verpakken van agrarische producten, het verhitten, combineren en bewerken van agrarische producten tot bewerkt voedsel, het al dan niet gekoeld opslaan van te bewerken en bewerkte producten in combinatie met aan- en afvoer van producten;

1.30 beperkingen veehouderij

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

1.31 beperkt kwetsbare objecten

onder beperkt kwetsbare objecten wordt verstaan:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen;
  4. d. hotels en restaurants;
  5. e. winkels;
  6. f. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  8. h. bedrijfsgebouwen;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde, gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.32 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.33 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.34 bestaande ammoniakemissie door beweiding

de beweiding zoals toegepast in het jaar voorafgaand aan de vaststelling van het plan;

1.35 bestaande ammoniakemissie per bouwvlak

bestaande ammoniakemissie wordt bepaald door:

  1. a. de ammoniakemissie vanuit stallen, gebaseerd op het bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem;
  2. b. indien van toepassing, ammoniakemissie vanuit mestopslag die geen onderdeel uitmaakt van het stalsysteem;

1.36 bestaande aantal dierplaatsen

het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;

1.37 bestaande diersoorten

de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd;

1.38 bestaand stalsysteem

het legaal gerealiseerde stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan; bedoeld zijn de stalsystemen overeenkomstig de unieke stalbeschrijvingen van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) alsmede de nageschakelde initiatieven;

1.39 bestaande stikstofdepositie

bestaande stikstofdepositie wordt bepaald door:

  1. a. de bestaande ammoniakemissie per bouwvlak, en;
  2. b. de emissies door transportbewegingen die samenhangen met het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of stalsystemen, en;
  3. c. indien van toepassing, de bestaande ammoniakemissie door beweiding;

1.40 bestaande situatie

ten aanzien van bebouwing

  • bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning;

ten aanzien van gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.41 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.42 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.43 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw op een bouwperceel, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.44 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.45 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.46 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.47 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.48 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.49 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.50 buisleiding

holle buis voor het doorstromen van gassen, vloeistoffen of capsules, bestemd om hetzij een gas, een vloeistof of capsules te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgeloste of verpulverde stof. Een standaard buisleiding is aangelegd volgens NEN 3650 en heeft e en minimale gronddekking van 0,8 m in het vrije veld;

1.51 buisleidingenstaat

een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken; de buisleidingenstraat in Zuidwest Nederland (van Rotterdam naar Antwerpen en Zeeland) wordt beheerd door een daarvoor opgerichte stichting;

1.52 chalet/stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen die volgens de bepalingen van het wegenverkeersreglement niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen of een gebouw van lichte constructie zonder vaste fundering dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en die zijn gebouwd, ingericht en bestemd als recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.53 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.54 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaatsvindt tussen 07.00 uur en 22.00 uur;

1.55 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

Onder grootschalige detailhandel wordt verstaan:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.56 differentiatievlak

een op de verbeelding aangegeven en binnen het bouwvlak gelegen vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waarop uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen, geen kassen zijnde, mogen worden opgericht;

1.57 ecologische verbindingszone

zone die dienst doet als migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen. De zone moet zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht zijn ingericht en beheerd volgens de eisen van de doelsoorten;

1.58 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.59 EHS

Ecologische Hoofdstructuur: samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.60 erfbeplanting

al dan niet afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, een niet-agrarisch bedrijf of een woning; Bij een intensieve veehouderij dient de erfbeplanting binnen het bouwvlak te worden gesitueerd;

1.61 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.62 funnel

het plangebied is deels gelegen binnen de zogenaamde funnel van de vliegbasis Woensdrecht; dit is een obstakelvrij start- en landingsvlak met zijkanten dat ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid is vastgesteld;

1.63 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.64 gevellijn

de denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen c.q. bouwgrenzen;

1.65 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.66 geomorfologische waarde

de waarde van de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;

1.67 glastuinbouwbedrijf

een specifieke vorm van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;

1.68 groepsrisico

de kans per jaar en per kilom transportleiding dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportleiding in een keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval met die transportleiding. Het groepsrisico kan worden uitgedrukt in een logaritmische grafiek, de FN-curve. Voor de toetsing van het groepsrisico geldt geen wettelijke norm, maar een oriënterende waarde.

Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het idee dat niet alleen de kans op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappijontwrichtende gevolgen daarvan;

1.69 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aan bieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf;

1.70 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open grond onbebouwde grond; Daaronder wordt ook begrepen grond met kassen of tunnels, lage tunnels of andere teeltvoorzieningen, voor zover deze allen tijdelijk teeltondersteunend zijn;

1.71 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindtwaarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open onbebouwde grond; Daaronder wordt ook begrepen grond met kassen of tunnels, lage tunnels of andere teeltvoorzieningen, voor zover deze allen tijdelijk teeltondersteunend zijn;

1.72 hartlijn

het midden van de leiding;

1.73 HK/MC

Heemkunde Kring (HK), zoals Boerderijcommissie van stichting Brabants Heem, of de gemeentelijke monumentencommissie (MC) voor advies inzake de monumentale, cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;

1.74 hoofdgebouw

een gebouw dat, in architectonisch en/of functioneel opzicht, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.75 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij, te onderscheiden in:

horeca van categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt; daaronder worden begrepen: een ijssalon, een koffie- en/of theehuis;

horeca van categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden; daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken/lunchroom, konditorei, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;

horeca van categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen; daaronder worden begrepen: café, bar, grand café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;

horeca van categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren; daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);

horeca van categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf; daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;

1.76 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.77 huishouden

een verzameling van één of meer personen die één woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in de dagelijkse levensbehoeften;

1.78 IHCS

het plangebied is deels gelegen binnen het zogenaamde Inner Horizontal and Conical Surface van de vliegbasis; dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid;

1.79 ILS

de vliegbasis Woensdrecht beschikt over een Instrument Landing System. Het ILS is bedoeld voor nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer. Voor het goed functioneren van het systeem is noodzakelijk dat in een gebied rondom start- en landingsbaan geen verstoring optreedt;

1.80 inrichtingsplan

het inrichtingsplan dient te bestaan uit:

  1. a. een plattegrond op schaal (maximaal 1:500) van de huidige situatie waarop de bestaande bebouwing en de terreingrens/eigendomsgrens staan aangegeven;
  2. b. een tekening op schaal (maximaal 1:500), waarop de toekomstige inrichting is aangegeven. Hierin dient aandacht te worden besteed aan:
    1. 1. ontsluiting; ook vrij te houden gangen en looppaden aangeven;
    2. 2. parkeren;
    3. 3. standplaatsen (bij camping);
    4. 4. voorzieningen;
  3. c. aandacht voor de vormgeving van de gebouwen;
  4. d. eventuele (vervangende) nieuwbouw moet aansluiten bij de aanwezige karakteristieke bebouwing;
  5. e. aandacht voor de beplanting door middel van beplantingsplan;

1.81 intensieve veehouderij

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.82 inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw en waarbij woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.83 kabel

een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling en bestemd is voor transport van energie of data;

1.84 kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.85 kampeermiddel

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, met uitzondering van bussen, vrachtwagens en trailers, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.86 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.87 kassen, hoge tunnels

gebouwen en/of bouwwerken, met een hoogte tot maximaal 4 m, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.88 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in de bij de planregels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.89 kunstwerken

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.90 kwetsbare objecten

onder kwetsbare objecten wordt verstaan:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel 1.1 sub a, (dus niet zijnde beperkt kwetsbare objecten);
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.91 lage tunnels

bouwwerken of andere werken, met een hoogte van maximaal 1,5 m, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.92 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.93 landschappelijke inpassing

een inpassing van objecten met groenelementen die is afgestemd op de landschappelijke waarde van een gebied; het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant', zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag voor een initiatief, dient als leidraad voor de beoordeling van de landschappelijke inpassing en het daarvoor opgestelde inrichtingplan;

1.94 maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van militaire activiteiten en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorzieningen;

1.95 manege

gebruiksgerichte vorm van een paardenhouderij voor het beoefenen van de paardensport alsmede voor het stallen van paarden en pony's. Het bedrijf richt zich op het instructies geven over het paardrijden en het opleiden van ruiters;

1.96 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.97 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.98 mestverwerking

het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan;

1.99 midicamping

een kleinschalige camping (met maximaal 50 kampeermiddelen, stacaravans uitgesloten, waaronder minimaal 5 toeristische plaatsen en maximaal 4 trekkershutten), waaraan verplicht een dagrecreatieve voorziening is verbonden (zoals bijvoorbeeld een kaas- of geitenboerderij), een en ander als nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf dan wel - na wijziging van de agrarische bestemming naar de bestemming Recreatie - als hoofd- of nevenactiviteit bij een recreatief bedrijf;

1.100 minicamping

een kleinschalige camping (met maximaal 25 kampeermiddelen, stacaravans uitgesloten, waaronder minimaal 3 toeristische plaatsen en maximaal 2 trekkershutten);

1.101 nevenactiviteit

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit, ze zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch); bij de beoordeling

van hoofd- of nevenactiviteit wordt zowel de arbeidsbehoefte, financiële opbrengst (als richtlijn wordt gehanteerd dat niet meer dan 40 % van de bedrijfsinkomsten gegenereerd wordt met de nevenactiviteit), het ruimtebeslag en de mate van milieuhinder beoordeeld.

1.102 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.103 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering waarbij de productie geheel of overwegend niet afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open onbebouwde grond; die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;

1.104 niet intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering gericht op het houden van melk- en ander vee;

1.105 normaal onderhoud en beheer

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.106 omschakeling agrarisch bedrijf

het geheel dan wel in overwegende mate overstappen van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of andersom, met uitzondering van intensieve veehouderijen, waarbij het overstappen van een grondgebonden bedrijf naar een niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt als intensivering;

1.107 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.108 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte tot een maximum van 400 m2 van het bedrijfsgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.109 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van (intensieve of niet intensieve) veehouderij, (vollegrond)teeltbedrijf of glastuinbouw valt, nader te onderscheiden in productiegerichte paardenhouderij en overige agrarische bedrijven zoals witloftrekkerijen, champignonkwekerijen, wormenkwekerijen en aquacultuur;

1.110 overige teeltondersteunende voorzieningen

onder de overige teeltondersteunende voorziening vallen de voorzieningen die niet in één van de bovenstaande categorieën geplaatst kunnen worden. Dit geldt voor boomteelthekken. Boomteelthekken zijn permanente voorzieningen, maar ze worden meestal buiten het bouwvlak toegepast om de boomteeltpercelen heen, zodat dieren geweerd kunnen worden van de percelen;

1.111 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.112 paalkamperen

vorm van kamperen, die alleen is toegestaan binnen een straal van 10 m rondom een speciaal hiervoor door Staatsbosbeheer geplaatste paal, waarbij een tent niet langer dan 72 uur aanwezig mag zijn en waarbij een maximum geldt van 3 trekkerstentjes per paalkampeerplaats;

1.113 paardenfokkerij

het fokken van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven;

1.114 paardenhouderij

voor de paardenhouderij dient onderscheid gemaakt te worden in productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij;

productiegerichte paardenhouderij (diergerichte paardenhouderij)

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

gebruiksgerichte paardenhouderij (mensgerichte paardenhouderij)

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden);

1.115 parkeervoorziening

verhardingen en voorzieningen voor het op het maaiveld parkeren van voertuigen;

1.116 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil (of andere plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.117 perceelgrens

de grens tussen bestemmingsvlakken of de grens tussen aaneengesloten bouwvlakken;

1.118 permanente bewoning

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.119 permanente teeltondersteunende voorzieningen

permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Er zijn permanente voorzieningen (o.a. bakken op stellingen (aardbeien) en regenkappen (zachtfruit)) en permanente lage voorzieningen (containervelden);

1.120 plaatsgebonden risico

risico op een plaats, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor dit risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten;

1.121 productiegebonden detailhandel

de bedrijfsmatige hoofdactiviteit bestaat uit het produceren of kweken van een product; de verkoop van dat product in of vanuit de bedrijfslocatie vorm een ondergeschikte activiteit ten opzichte van het productieproces;

1.122 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.123 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.124 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.125 recreatiewoning

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft;

1.126 ruimtelijke kwaliteitswinst

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving, overeenkomstig het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant', zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag voor een initiatief;

1.127 schuilgelegenheid

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, binnen de bos/natuurbestemming, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter; in de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan;

1.128 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.129 standplaats (toeristisch)

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf; een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.130 standplaats (woonwagen)

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.131 statische opslag (binnenopslag)

de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd voor handel, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.132 teeltfolies

uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vollegrondsteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.133 teeltondersteunende kassen

een teeltondersteunende kas is een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden; schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 m) worden beschouwd als kas;

1.134 teeltondersteunende voorzieningen

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten;

1.135 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

naast permanente voorzieningen zijn er ook nog tijdelijke voorzieningen (folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten). Onder tijdelijk wordt verstaan dat deze teeltondersteunende voorzieningen op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik;

1.136 toeristische appartementen

toeristische appartementen betreffen overnachtingaccommodaties gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf. Toeristische appartementen bestaan uit maximaal 5 appartementen, waarvan de totale maximale oppervlakte per appartement 50 m² bedraagt. Er mogen in 5 toeristische appartementen tezamen maximaal 10 personen verblijven;

1.137 trekkershut

een gebouw van eenvoudige constructie met een maximale oppervlakte van 30 m², niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief woonverblijf van passanten;

1.138 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning;

1.139 tuincentrum

een detailhandelsbedrijf gericht op:

  1. a. het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop van:
    1. 1. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen zaden, bollen en knollen, bomen, heesters en coniferen, vaste planten en kamerplanten, eenjarige en tropische buitenplanten, snijbloemen, kleine huisdieren, alsmede;
    2. 2. niet-levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, grondproducten, potterie, cadeau-, sfeer- en interieurartikelen, glas- en aardewerk, kerst- en paasartikelen, schoonmaakartikelen en -middelen, vijvermaterialen en bestratingsmateriaal, blokhutten, kastjes, serres met tuinhout, tuingereedschappen, (tuin)verlichting, tuinmeubelen en terrasaankleding, dierbenodigdheden, tuin- en outdoorkleding (met inbegrip van schoeisel);
  2. b. de verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease;

1.140 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren, nader te onderscheiden in intensieve veehouderij en niet intensieve veehouderij;

1.141 veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/of voor de opslag van agrarische werktuigen;

1.142 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;

1.143 verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.144 (vollegronds)teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt; daaronder wordt ook begrepen grond met kassen of tunnels, lage tunnels of andere teeltvoorzieningen, voor zover deze allen tijdelijk teeltondersteunend zijn;

1.145 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;

1.146 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.147 vrijstaand bijgebouw

een van het hoofdgebouw losstaand bijgebouw;

1.148 woonwagen

voor bewoning bestemd bouwwerk in de zin van de Woningwet dat is geplaatst op een standplaats;

1.149 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.150 scouting

het organiseren van groepsgerichte activiteiten voor jongeren die met name buiten plaatsvinden, zoals het bouwen van hutten;

1.151 verkoopvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke overdekte winkelruimten;

1.152 zorgvuldige veehouderij

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 meerdere dakopbouwen

bij de goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst ligt. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dat 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- en de bouwhoogte van de dakopbouw(en) als goothoogte respectievelijk bouwhoogte aangemerkt;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen met inachtname van het bepaalde in artikel 46.1;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk met inachtname van het bepaalde in artikel 46.1;

2.7 afstand tot de perceelsgrens

tussen de grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.9 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.10 ondergeschikte bouwdelen

  • Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
  • Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als luifels, erkers en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016, blijft voor het overige van toepassing.

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. b. het behoud en versterken van de open gebieden in relatie tot de aanwezige agrarische functies;
  3. c. per bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  4. d. (vollegronds)teeltbedrijven en paardenhouderij bij wijze van neventak grondgebonden agrarische bedrijven;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', tevens voor een glastuinbouwbedrijf;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens voor een intensieve veehouderij en een niet intensieve veehouderij;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkbedrijf', tevens voor een loonwerkbedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens voor een zorgboerderij;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', voor een neventak intensieve veehouderij met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m²en een neventak niet intensieve veehouderij;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens voor een niet intensieve veehouderij;
  12. l. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximum oppervlakte van 100 m²;
  13. m. de stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4dient in acht te worden genomen;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6 dient in acht te worden genomen;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  24. x. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij;

met de daarbij behorende:

  1. y. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  2. z. voorzieningen van algemeen nut;
  3. aa. infrastructurele voorzieningen;
  4. ab. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. ac. waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bestaande stalletjes en schuilgelegenheden (bestaande situaties voor bouwen en gebruik), erfafscheidingen en sleufsilo's en voederplaten ten behoeve van grondgebondenniet intensieve veehouderijbedrijven. Sleufsilo's en voederplaten zijn toegestaan indien:

  1. a. noodzakelijk voor de opslag van ruwvoer;
  2. b. in aansluiting op het bouwvlak;
  3. c. het bedrijf in overwegende mate voor de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  4. d. er op het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is;
  5. e. en tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

3.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een gebruiksgerichte paardenhouderij, alsmede (tevens) voor het fokken en africhten van paarden;
  2. b. per bestemmingsvlak bouwvlak is niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  3. c. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  4. d. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 100 m²;
  5. e. de stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  1. m. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  2. n. voorzieningen van algemeen nut;
  3. o. infrastructurele voorzieningen;
  4. p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. q. waterlopen en waterpartijen.

4.2 Bouwregels

Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

4.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. b. het behoud en versterken van de landschapswaarden in relatie tot de aanwezige agrarische functies;
  3. c. per bestemmingsvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  4. d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  5. e. (vollegronds)teeltbedrijven en paardenhouderij bij wijze van neventak grondgebonden agrarische bedrijven;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden', tevens voor een niet grondgebonden bedrijf' overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens voor een intensieve veehouderij en een niet intensieve veehouderij;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', tevens voor een glastuinbouwbedrijf als onderdeel van het agrarisch bedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - uienschilbedrijf', tevens voor een uienschilbedrijf;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkbedrijf', tevens voor een loonwerkbedrijf;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'dierenpension', tevens voor een hondenpension/hondenkennel;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig', een hobbymatig bedrijf;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', voor een neventak intensieve veehouderij met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2000 m² tenzij op de verbeelding anders is aangegevenen een neventak niet intensieve veehouderij;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens voor een niet intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij', tevens voor een intensieve geitenhouderij';
  15. o. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximum oppervlakte van 100 m²;
  16. p. stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', tevens voor een windturbine;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidzsone van het spoorverkeer;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  24. x. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  25. y. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  26. z. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  27. aa. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  28. ab. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  29. ac. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  30. ad. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  31. ae. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  32. af. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduiker', tevens voor een ecoduiker;
  33. ag. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkbedrijf, tevens voor een loonwerkbedrijf als nevenactiviteit;
  34. ah. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen', een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  35. ai. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij;

met de daarbij behorende:

  1. aj. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  2. ak. voorzieningen van algemeen nut;
  3. al. infrastructurele voorzieningen;
  4. am. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. an. waterlopen en waterpartijen.

5.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bestaande stalletjes en schuilgelegenheden (bestaande situaties voor bouwen en gebruik), erfafscheidingen en sleufsilo's en voederplaten ten behoeve van grondgebondenniet intensieve veehouderijbedrijven. Sleufsilo's en voederplaten zijn toegestaan indien:

  1. a. noodzakelijk voor de opslag van ruwvoer;
  2. b. in aansluiting op het bouwvlak;
  3. c. het bedrijf in overwegende mate voor de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  4. d. er op het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is;
  5. e. en tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbymatig' mogen geen nieuwe bedrijfsgebouwen worden opgericht.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. b. het behoud en versterken van de natuur- en landschapswaarden in relatie tot de aanwezige agrarische functies;
  3. c. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  4. d. per bestemmingsvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  6. f. (vollegronds)teeltbedrijven en paardenhouderij bij wijze van neventakgrondgebonden bedrijven;
  7. g. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximum oppervlakte van 100 m²;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch verwant', tevens voor een agrarisch verwante activiteit tot een maximum van 500 m²;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomkweker', tevens voor een boomkwekerij;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden', tevens voor een niet grondgebonden bedrijf'overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans', tevens voor een stacaravan;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', tevens voor voorzieningen ten behoeve van de scouting;
  13. m. stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', tevens voor een neventak intensieve veehouderij met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m²en een niet intensieve veehouderij;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig', voor een hobbymatig bedrijf;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens voor een niet intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij', tevens voor een intensieve geitenhouderij';
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidszone van het spoorverkeer;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  24. x. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  25. y. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  26. z. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  27. aa. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  28. ab. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  29. ac. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  30. ad. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  31. ae. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen', een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  32. af. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.10 dient in acht te worden genomen;
  33. ag. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', tevens voor een paardenbak;
  34. ah. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij;

met de daarbij behorende:

  1. ai. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  2. aj. voorzieningen van algemeen nut;
  3. ak. infrastructurele voorzieningen;
  4. al. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. am. waterlopen en waterpartijen.

6.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bestaande stalletjes en schuilgelegenheden (bestaande situaties voor bouwen en gebruik), erfafscheidingen en sleufsilo's en voederplaten ten behoeve van grondgebondenniet intensieve veehouderijbedrijven. Sleufsilo's en voederplaten zijn toegestaan indien:

  1. a. noodzakelijk voor de opslag van ruwvoer;
  2. b. in aansluiting op het bouwvlak;
  3. c. het bedrijf in overwegende mate voor de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  4. d. er op het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is;
  5. e. en tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak;
  6. f. met dien verstande dat sleufsilo's en voederplaten op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' niet buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbymatig mogen geen nieuwe bedrijfsgebouwenmag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

6.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. categorie 1 en 2 bedrijven conform de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat tevens bedrijven zijn toegestaan die specifiek zijn aangeduid als onderstaand;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten', de ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', tevens voor een tuincentrum;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', voor een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'garage', tevens voor een garage;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel', tevens voor een groothandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', voor een aannemersbedrijf;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf', voor een constructiebedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - duivenmakelaar', voor een duivenmakelaar;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdistributiestationgasdrukmeet- en regelstation', uitsluitend voor een gasdistributiestationgasdrukmeet- en regelstation;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondwerkbedrijf', voor een grondwerkbedrijf;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantine', voor een kantine;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkingsbedrijf', voor een kunststofverwerkingsbedrijf;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -landbouwmechanisatiebedrijf', voor een landbouwmechanisatiebedrijf;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf', voor een loonwerkbedrijf;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - medische plasticbewerkers', voor medische plasticverwerkers;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overslagbedrijf', voor een overslagbedrijf;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolretentie', voor een rioolretentie;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf', voor een transportbedrijf;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienschilbedrijf', voor een uienschilbedrijf;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veehandel', voor een veehandel;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch machineverhuur bedrijf', voor een agrarisch machineverhuur bedrijf;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - palletbedrijf', voor een palletbedrijf;
  24. x. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  25. y. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', voor een gemaal;
  26. z. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  27. aa. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  28. ab. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  29. ac. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  30. ad. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  31. ae. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  32. af. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  33. ag. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  34. ah. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  35. ai. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  36. aj. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  1. ak. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

7.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

7.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen van algemeen nut;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', een antennemast;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', voor een rioolwaterzuivering;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf', voor een waterwinbedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;

met daarbij behorende:

  1. n. groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

n.v.t.

8.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

8.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

8.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 9 Bedrijventerrein - Fokkerterrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Fokkerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijvigheid op het gebied van reparatie, nieuwbouw en het beproeven van technische componenten en objecten, voornamelijk gericht op de vliegtuigbouw;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang', kinderopvang ten behoeve van de werknemers van dit bedrijf;
  3. c. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling', geldt dat niet bedrijfgerelateerde bewoning van de bedrijfswoning is toegestaanarcheologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarde;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  1. g. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

n.v.t.

9.4 Afwijken bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregel

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

9.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

9.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van het bos met de daarop afgestemde bosbouw;
  2. b. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  3. c. paalkamperen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  13. m. instandhouding van in het bos aanwezige onverharde wegen;
  14. n. extensief dagrecreatief medegebruik.

10.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • bouwwerken, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van beheer en onderhoud, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van de extensieve dagrecreatie, zoals bijvoorbeeld informatiepanelen en vogelwachterhuisjes.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

10.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

10.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

10.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bos te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Attentiegebieden ehs;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 11 Cultuur En Ontspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'museum', een museum;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', een kantoor;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;

met de daaraan ondergeschikt:

  1. f. horecavoorzieningen die ten dienste staan van de bestemming;
  2. g. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  4. d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  5. e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  6. f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

11.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

11.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een zelfstandige detailhandelsvoorziening - met uitzondering van grootschalige detailhandel - met een maximale verkoopvloeroppervlakte 200 m2 of de aanwezige oppervlakte ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan Buitengebied;
  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', tevens voor een hovenier met daaraan ondergeschikt het onderhoud voor eigen machines en de verkoop van bloem- en tuinbenodigdheden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autohandel', tevens voor een autohandel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop en reparatie bedrijfsvoertuigen', tevens voor de verkoop en reparatie van bedrijfsvoertuigen;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. k. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  4. d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  5. e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  6. f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

12.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

12.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van groen(voorzieningen);
  2. b. de aanleg en instandhouding van groen(voorzieningen) ten behoeve van landschappelijke inpassing;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. hondentoiletten;
  2. e. speelvoorzieningen;
  3. f. voorzieningen van algemeen nut;
  4. g. paden;
  5. h. watergangen en waterpartijen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

13.3 Nadere eisen

n.v.t.

13.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. prostitutie.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

13.7 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

13.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

13.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie 1;
  2. b. horeca van categorie 2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5', tevens voor horeca van categorie 5;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', tevens voor horeca van categorie 3; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant', tevens voor een restaurant;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  9. i. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. j. terrassen;
  2. k. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen;
  3. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  4. d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  5. e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  6. f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

14.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

14.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  3. c. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. verhardingen, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  4. d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  5. e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

15.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

15.9 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijk te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    1. 1. Attentiegebieden ehs, en/of;
    2. 2. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    3. 3. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 16 Maatschappelijk - Militaire Vliegbasis

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire vliegbasis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een militaire vliegbasis;
  2. b. medegebruik;
  3. c. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de EHS;
  4. d. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1', een zone 1;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2', een zone 2;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3', een zone 3;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4', een zone 4;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', tevens voor de bescherming en instandhouding van de EHS. De regeling opgenomen in artikel 52.2.10 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. p. verhardingen, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. detailhandel;
  2. b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  5. e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  6. f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .

16.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

16.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

16.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 17 Maatschappelijk - Militaire Zaken

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. militaire doeleinden;
  2. b. medegebruik;
  3. c. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  4. d. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  10. j. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', tevens voor de bescherming en instandhouding van de EHS. De regeling opgenomen in artikel 52.2.10 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. verhardingen, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. detailhandel;
  2. b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  5. e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  6. f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .

17.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

17.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijk - Militaire Zaken van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    1. 1. Ecologische verbindingszone en/of;
    2. 2. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    3. 3. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 18 Natuur

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'militair oefenterrein, een militair oefenterrein;
  2. b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden;
  3. c. paalkamperen;
  4. d. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', een ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduiker', een ecoduiker;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. t. agrarisch natuurbeheer;
  2. u. extensief dagrecreatief en/of educatief medegebruik;
  3. v. infrastructurele voorzieningen;
  4. w. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een hoogte van niet meer dan 2 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan. In afwijking hierop mag binnen het bouwvlak een gebouw met een bouwhoogte van 8 m worden gebouwd en zijn tevens toegestaan de bestaande bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  2. b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

18.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

18.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

18.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 19 Natuur - Landgoed

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de handhaving van bestaande functies conform de onderstaande tabel:
adres activiteit toegestaan aantal bedrijfswoningen
Putseweg 44 / Herenbaan 246 sociaal-medische doeleinden (verzorgingstehuis Bieduinenhof) 2
Putseweg 17 wonen 1
Antwerpsestraatweg 185 landgoed Mattenburg (Stichting Brabants Landschap) 2
Grote Meer ong. wonen (landgoed Grote Meer) 2
Molenbergdreef ong. wonen 3
Tweede Verdelingsweg 30 wonen (landgoed Mevrisse) 2
Emmahoeve wonen 4
Abdijlaan 48 wonen 1
  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', voor recreatiewoningen;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  4. e. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  5. f. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  6. g. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  7. h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  8. i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  9. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  10. k. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  11. l. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  12. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. n. agrarisch natuurbeheer;
  2. o. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  3. p. infrastructurele voorzieningen;
  4. q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

19.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

19.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

19.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 20 Recreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie', voor dagrecreatie;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', voor een kampeerterrein voor maximaal 15 standplaatsen (toeristisch);
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondergeschikte horeca', voor ondergeschikte horeca;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  2. m. verhardingen;
  3. n. groen- en parkeervoorzieningen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  5. e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg ;
  6. f. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

20.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

20.9 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Recreatie - De Staartse Duinen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - De Staartse Duinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maximaal 85 stacaravans/chalets;
  2. b. bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein, waaronder toeristische standplaatsen;
  3. c. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  4. d. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 750 m²;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  6. f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  7. g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  8. h. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  2. j. verhardingen;
  3. k. groen- en parkeervoorzieningen.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

n.v.t.

21.4 Afwijken bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. detailhandel;
  2. b. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  3. c. zelfstandige kantoren;
  4. d. opslag en verkoop van LPG;
  5. e. seksinrichtingen;
  6. f. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  7. g. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg ;
  8. h. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.

21.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

21.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

21.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

21.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:

Artikel 22 Recreatie - Recreatiecentrum Familyland

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiecentrum Familyland' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maximaal 107 stacaravans/chalets;
  2. b. maximaal 266 recreatiewoningen;
  3. c. bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein;
  4. d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  5. e. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, detailhandel, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 7.400 m² waarvan maximaal 200 m² ten behoeve van detailhandel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  8. h. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  9. i. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  10. j. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', de geluidzone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  2. m. verhardingen;
  3. n. groen- en parkeervoorzieningen.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

n.v.t.

22.4 Afwijken bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  2. b. zelfstandige kantoren;
  3. c. opslag en verkoop van LPG;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  6. f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg ;
  7. g. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.

22.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

22.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

22.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

22.9 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Recreatie - Recreatiecentrum Hazeduinen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiecentrum Hazeduinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. minimaal 50 standplaatsen (toeristisch);
  2. b. maximaal 315 stacaravans/chalets;
  3. c. maximaal 140 recreatiewoningen;
  4. d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  5. e. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, detailhandel, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 2.700 m² waarvan maximaal 200 m² ten behoeve van detailhandel en maximaal 170 m² ten behoeve van 4 trekkershutten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  8. h. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  9. i. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  10. j. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. k. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  2. l. verhardingen;
  3. m. groen- en parkeervoorzieningen.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

n.v.t.

23.4 Afwijken bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  2. b. zelfstandige kantoren;
  3. c. opslag en verkoop van LPG;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  6. f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg ;
  7. g. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.

23.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

23.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

23.9 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 24 Recreatie - Recreatiepark Groenendries

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiepark Groenendries' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maximaal 63 recreatiewoningen;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  3. c. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 750 m²;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - beheerderswoning', is tevens een beheerderswoning en beroep aan huis tot 60 m² toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  6. f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  7. g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  8. h. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  2. j. verhardingen;
  3. k. groen- en parkeervoorzieningen.

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

n.v.t.

24.4 Afwijken bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. detailhandel;
  2. b. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  3. c. zelfstandige kantoren;
  4. d. opslag en verkoop van LPG;
  5. e. seksinrichtingen;
  6. f. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  7. g. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg ;
  8. h. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.

24.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

24.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

24.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

24.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 25 Sport

25.1 Bestemmingsomschrijving

De op voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sport;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensport', een hondensport;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport- schietbaan', voor een schietbaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport- ponyclub', voor een ponyclub;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'manege', voor een manege;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast ', een antennemast;
  7. g. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidzone van het wegverkeer;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidzone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tevens voor ten hoogste vijf recreatiewoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. n. horecavoorzieningen die ten dienste staan van de bestemming;
  2. o. groen- en speelvoorzieningen;
  3. p. parkeervoorzieningen;
  4. q. waterlopen en waterpartijen.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

25.4 Afwijken van de bouwregels

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. kamperen;
  4. d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  7. g. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg ;
  8. h. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.

25.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

25.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

25.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

25.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 26 Verkeer

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie alsmede de daarbij behorende verkeerskundige en waterstaatkundige voorzieningen zoals voet- en fietspaden, op- en afritten, viaducten, geleiderails;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', voor een geluidwal;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidszone van het spoorverkeer;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduiker', een ecoduiker;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. s. parkeervoorzieningen;
  2. t. zitbanken, panoramatafels, informatieborden en lichtmasten;
  3. u. groenvoorzieningen;
  4. v. duikers, waterlopen en waterpartijen;
  5. w. oeververbindingen (bruggen).

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de maximale goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. c. op deze gronden mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 m bedragen.

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

26.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  2. b. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  5. e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .

26.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

26.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

26.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

26.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    1. 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    2. 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    3. 3. Beheersgebied ehs, en/of;
    4. 4. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 27 Verkeer - Railverkeer

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen met ten hoogste 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
  2. b. spoorwegvoorzieningen, zoals overgangen, bermen e.d.;
  3. c. wegen en paden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - spoor, de geluidszone van het spoorverkeer;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - weg, de geluidszone van het wegverkeer;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  1. k. geluidwerende voorzieningen;
  2. l. viaducten;
  3. m. parkeervoorzieningen;
  4. n. zitbanken, panoramatafels, informatieborden en lichtmasten;
  5. o. groenvoorzieningen;
  6. p. duikers, waterlopen en waterpartijen;
  7. q. oeververbindingen (bruggen).

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 m bedragen.

27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

27.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

27.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

27.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

27.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

27.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

27.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer - Railverkeer van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Attentiegebieden ehs;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 28 Verkeer - Zandpad

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Zandpad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onverharde wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - weg, de geluidszone van het wegverkeer;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. o. parkeervoorzieningen;
  2. p. zitbanken, panoramatafels, informatieborden en lichtmasten;
  3. q. groenvoorzieningen;
  4. r. duikers, waterlopen en waterpartijen;
  5. s. oeververbindingen (bruggen).

28.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8 m bedragen.

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

28.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

28.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  2. b. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  5. e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .

n.v.t.

28.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

28.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

28.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

28.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer - Zandpad van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    1. 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    2. 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    3. 3. Beheersgebied ehs, en/of;
    4. 4. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 29 Water

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen, waterkeringen en waterpartijen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  5. e. infiltratievoorzieningen;
  6. f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding ecologische verbindingszone, de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - spoor, de geluidszone van het spoorverkeer;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - weg, de geluidszone van het wegverkeer;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbine', de geluidszone van het windturbinepark;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7dient in acht te worden genomen;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de waterhuishouding mogen worden gebouwd, alsmede bruggen, steigers, duikers en keerwanden.

29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

29.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

29.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. detailhandel;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

29.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

29.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

29.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

29.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Water van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    1. 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    2. 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    3. 3. Beheersgebied ehs, en/of;
    4. 4. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  2. b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  4. d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 52.2.5 dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', een kerkepad. De regeling opgenomen in artikel 52.2.6dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidszone van het spoorverkeer;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging. De regeling opgenomen in artikel 52.2.7 dient in acht te worden genomen;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig', tevens voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische activiteiten;

met de daarbij behorende:

  1. s. tuinen en erven;
  2. t. parkeervoorzieningen.

30.2 Bouwregels

Op onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 30.1 genoemde functies worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels.

30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

30.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

30.5 Specifieke gebruiksregels

30.6 Afwijken van de gebruiksregels

30.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

30.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

30.9 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 31 Wonen - Woonwagenstandplaats

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woonwagens, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  3. g. bergingen en sanitaire ruimten.

31.2 Bouwregels

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

31.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

31.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. detailhandel;
  3. c. demontage van voertuigen;
  4. d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  5. e. seksinrichtingen;
  6. f. kamperen;
  7. g. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  8. h. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  9. i. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg.

31.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

31.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 47 en 52 dienen in acht te worden genomen.

31.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

31.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 32 Buisleidingenstraat

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Buisleidingenstraat' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. a. voor ondergrondse buisleidingen en kabels;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', tevens voor een nutsvoorziening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidzone van het spoorverkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 52.2.1 dient in acht te worden genomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.2 dient in acht te worden genomen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'beheersgebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 52.2.3 dient in acht te worden genomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 52.2.4 dient in acht te worden genomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 52.2.8dient in acht te worden genomen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 52.2.9 dient in acht te worden genomen;

met daarbij behorende:

  1. m. voorzieningen welke behoren bij de buisleiding voor het goed functioneren van de buisleiding;
  2. n. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. o. water en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  4. p. bruggen, viaducten en andere kunstwerken;

en tevens:

  1. q. agrarisch medegebruik;
  2. r. extensief recreatief medegebruik;
  3. s. paden en wegen.

32.2 Bouwregels

32.3 Nadere eisen

n.v.t.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van:

  1. a. hetgeen bepaald onder 32.2.2 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte mits deze hogere bouwhoogte respectievelijk grotere oppervlakte noodzakelijk is voor het beheer en/of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;
  2. b. hetgeen bepaald onder 32.2.3 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte mits deze hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor het beheer en/of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;
  3. c. indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de Buisleidingenstraat.

32.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

32.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen is bepaald onder 32.1 voor het toestaan van een ander gebruik mits het ander gebruik verenigbaar is met de bestemming alsmede de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar worden gebracht. Hierover wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de Buisleidingenstraat.

32.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  5. e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  6. f. het permanent opslaan van goederen.

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. g. het aanbrengen, het in bedrijf nemen en onderhouden van buisleidingen en kabels en bijbehorende voorzieningen voor een goed functioneren van de buisleidingenstraat;
  2. h. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
  3. i. die het normale onderhoud ten aanzien van de buisleidingenstraat, de leiding en belemmeringsstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  4. j. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

32.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

32.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 33 Leiding - Brandstof

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een brandstofleiding.

33.2 Bouwregels

33.3 Nadere eisen

n.v.t.

33.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 33.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

33.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

33.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

33.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

33.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

33.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 34 Leiding - Gas

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gastransportleiding.

34.2 Bouwregels

34.3 Nadere eisen

n.v.t.

34.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 34.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

34.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

34.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

34.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

34.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 35 Leiding - Gas - 1

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gastransportleiding.

35.2 Bouwregels

35.3 Nadere eisen

n.v.t.

35.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 35.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

35.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

35.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

35.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

35.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

35.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 36 Leiding - Hoogspanning

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding.

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsverbindingen worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

36.3 Nadere eisen

n.v.t.

36.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 36.2 indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Indien door de bouw, de situering dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding wordt geen afwijking verleend.

36.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

36.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

36.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

36.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

36.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 37 Leiding - Leidingstrook

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leidingstrook.

37.2 Bouwregels

37.3 Nadere eisen

n.v.t.

37.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken verlenen van het bepaalde in 37.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

37.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

37.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

37.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

37.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

37.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 38 Leiding - Riool

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding.

38.2 Bouwregels

38.3 Nadere eisen

n.v.t.

38.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 38.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

38.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

38.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

38.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

38.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

38.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 39 Leiding - Water

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding.

39.2 Bouwregels

39.3 Nadere eisen

n.v.t.

39.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 39.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

39.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

39.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

39.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

39.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

39.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 40 Waarde - Aardkundig Waardevol Gebied

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming en het behoud van de op en/of in de gronden voorkomende aardkundige waarden.

40.2 Bouwregels

40.3 Nadere eisen

n.v.t.

40.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 40.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de aardkundige waarden;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op aardkundig gebied.

40.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

40.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

40.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

40.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

40.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 41 Waarde - Cultuurhistorie

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: betreft cultuurhistorische complexen conform verordening 2

  1. a. de bescherming, behoud en/of herstel van de monumentale en cultuurhistorische waarden;
  2. b. Brabantse Wal;
  3. c. aardkundig waardevolle gronden.

41.2 Bouwregels

41.3 Nadere eisen

n.v.t.

41.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 41.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de cultuurhistorische waarden;
  2. b. de cultuurhistorische waarden herstel dan wel versterkt worden.
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op cultuurhistorisch gebied.

41.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

41.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

41.7 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

41.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

41.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 42 Waarde - Natura 2000

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

42.2 Bouwregels

42.3 Nadere eisen

n.v.t.

42.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 42.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied.

42.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

42.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

42.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

42.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

42.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 43 Waterstaat - Waterbergingsgebied

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterbergingsgebied.

43.2 Bouwregels

43.3 Nadere eisen

n.v.t.

43.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 43.2en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterberging;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterberging.

43.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

43.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

43.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

43.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

43.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 44 Waterstaat - Waterkering

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.

44.2 Bouwregels

44.3 Nadere eisen

n.v.t.

44.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 44.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

44.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

44.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

44.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

44.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

44.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016, blijft voor het overige van toepassing.

Artikel 45 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 46 Algemene Bouwregels

46.1 Algemene regel m.b.t. ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

46.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en maten

46.3 Voldoende parkeergelegenheid

Tenzij in hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:

  1. a. bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk of de verandering van de functie van een bouwwerk al dan niet met bijbehorend bouwperceel dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien;
  2. b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of de functie in overeenstemming is met het plan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Artikel 47 Algemene Aanduidingsregels

47.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

47.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

47.3 Milieuzone - Geluidsgevoelige functie

47.4 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

De voor 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.

47.5 Milieuzone - Waterwingebied

De voor 'Milieuzone - Waterwingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

47.6 Luchtvaartverkeerzone 1

47.7 Luchtvaartverkeerzone 2

47.8 Luchtvaartverkeerzone 3

47.9 Luchtvaartverkeerzone 4

47.10 Luchtvaartverkeerzone 5

47.11 Luchtvaartverkeerzone 6

47.12 Luchtvaartverkeerzone 7

47.13 Luchtvaartverkeerzone 8

47.14 Luchtvaartverkeerzone 9

47.15 Vrijwaringszone - radar

47.16 Vrijwaringszone - weg 1

47.17 Vrijwaringszone - weg 2

47.18 Veiligheidszone - munitie 1

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie 1' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in de onderliggende bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone - munitie 1' de volgende voorwaarden:
    1. 1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
    2. 2. openbare wegen, persoonspoorwegen en druk bevaren waterwegen mogen niet worden opgericht;
    3. 3. geen parkeerterrein worden opgericht;
    4. 4. recreatie is niet toegestaan;
    5. 5. gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, e.d. zijn niet toegestaan;
    6. 6. grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthaven, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken e.d. zijn niet toegestaan;
    7. 7. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan.

47.19 Veiligheidszone - munitie 2

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie 2' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.
  2. b. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone - munitie 2' de volgende voorwaarden:
    1. 1. gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, e.d. zijn niet toegestaan;
    2. 2. grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthaven, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken e.d. zijn niet toegestaan;
    3. 3. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan;
    4. 4. hoofdverkeerswegen zijn niet toegestaan.

47.20 Veiligheidszone - munitie 3

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - munitie 3 zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aan - gewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.
  2. b. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone - munitie 3' de volgende voorwaarden:
    1. 1. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan.

47.21 Veiligheidszone - Leiding

Artikel 48 Algemene Afwijkingsregels

48.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover niet reeds op grond van een ander artikel een omgevingsvergunning is verleend;
  2. b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  7. g. de regels en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van communicatievoorzieningen, worden vergroot tot niet meer dan 35 m;
  8. h. bij de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie gelden de volgende voorwaarden:
    1. 1. het plaatsen van gsm-apparatuur dient zoveel mogelijk gebundeld te worden ('site-sharing'). Indien 'sitesharing' niet mogelijk is gebleken, dient plaatsing van een mast in landschap, stedenbouw en architectuur te worden ingepast;
    2. 2. een basisstation wordt geplaatst op een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, hoger dan 15 m (bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, windmolens viaduct enz.), of op een bestaand 'werkgebouw' (d.i. een gebouw zonder woonfunctie, waar geen mensen permanent verzorgd of verpleegd worden, en waar geen kinder- en kleuteropvang plaatsvindt hoger dan 15 m;
    3. 3. plaatsing op een bestaand woongebouw is alleen mogelijk indien met een radiotechnisch rapport is aangetoond dat een andere locatie vanuit radiotechnisch oogpunt onmogelijk is;
    4. 4. bij plaatsing op een bestaand bouwwerk mag de hoogte van de antenne niet meer dan 6 m bedragen en moet de afstand van de stralingsbron tot een voor personen toegankelijke ruimte in horizontale richting (recht voor de antenne) ten minste 3 m bedragen en in verticale richting ten minste 2,5 m;
    5. 5. indien het basisstation wordt verplaatst op een mast met voet, mag de hoogte van mast/voet en antenne tezamen niet meer dan 40 m bedragen;
    6. 6. de inhoud van een apparatuurkast bij een basisstation mag niet meer bedragen van 2 m³;
    7. 7. plaatsing is niet toegestaan op of nabij een rijksmonument en op of nabij een beeldbepalend pand;
    8. 8. plaatsing is niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur';
    9. 9. de waarden van natuur en landschap zoals beschreven in de desbetreffende bestemmingsbepalingen, daardoor niet onevenredig worden aangetast, in die zin dat de locatiekeuze ruimtelijk moet worden onderbouwd, waarbij rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van specifieke natuurwaarden, het bepaalde in de Flora- en faunawet en eventuele invliegfunnels;
    10. 10. het bepaalde in hoofdstuk 3 daarbij in acht wordt genomen.

48.2 Afwijken mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het toestaan van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies wordt ingewonnen van een, door burgemeester en wethouders aan te wijzen, onafhankelijke deskundige;
  2. b. de afhankelijke woonruimte mag slechts worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
  3. c. de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a. bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  4. d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  5. e. de een vloeroppervlakte van ten hoogste 80 m² mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.

48.3 Windturbines

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch - Paardenhouderij, Agrarisch met waarden - Landschapswaardenen Bedrijf voor het realiseren van een windturbine binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  1. a. de hoogte van de windturbine mag niet meer dan 20 m bedragen met dien verstande dat:
    1. 1. voor windturbines op gronden met de aanduiding 'luchtvaartzone 3 tot en met 9' de bepalingen in artikel 47.8 tot en met 47.14 in acht moeten worden genomen;
    2. 2. windturbines niet zijn toegestaan:
      • op de gronden met de aanduiding 'Waarde - Natura 2000';
      • in een zone van 250 m rond de aanduiding 'Waarde - Natura 2000';
      • in het gebied ten noordwesten van de A58 tot aan de plangrens;
  2. b. de windturbine is uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar;
  3. c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  4. d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van overige in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 49 Algemene Wijzigingsregels

49.1 Algemene Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

49.2 Wijziging in groenblauwe mantel en overig gebied

Artikel 50 Algemene Procedureregels

50.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

50.2 Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

50.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

50.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

50.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 51 Algemeen Gebruiksverbod

Het is verboden de in hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals nader is aangeduid in de doeleinden.

Artikel 52 Overige Regels

52.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de hierna genoemde aanduiding zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de archeologische verwachtingswaarden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', tevens voor de waarborging van de mogelijkheden om een ecologische verbindingszone te realiseren;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', tevens voor het behoud van een kerkepad;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', het behoud van een groenelement;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ecologische hoofdstructuur.

52.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak (zie bijlage 2) te verrichten:

52.3 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 52.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  3. c. worden gedaan ter uitvoering van de in artikel 32.1 sub a omschreven doeleinden;
  4. d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  5. e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

52.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 52.2 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  2. b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden zoals bedoeld in 52.1niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  3. c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden zoals bedoeld in 52.1niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  4. d. het waterschap is gehoord voor wat betreft waarden die te maken hebben met het watersysteem.

52.5 Beperkingen veehouderij

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij:

  1. a. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met de bestemming Agrarisch wordt verwezen naar de regels in artikel 3;
  2. b. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden wordt verwezen naar de regels in artikel 5;
  3. c. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenwordt verwezen naar de regels in artikel 6;
  4. d. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met een andere bestemming dan de bestemmingen genoemd onder a t/m c heeft de aanduiding geen betekenis.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de partiële herziening 2016, blijft voor het overige van toepassing.

Artikel 53 Overgangsrecht

53.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

53.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder ahet bepaalde in lid 45.2.1te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

53.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meerder natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 54 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 februari 2011. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan inzake het bestemmingsplan en een aantal onderdelen van het plan vernietigd (uitspraak 201105435/1/R3). De uitspraak van de Raad van State alsmede enkele gewenste aanpassingen in het plan hebben de aanleiding gevormd voor een partiële 3e herziening van het moederplan. Deze herziening ('Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening': NL.IMRO.0873.BUITxBP076xHERZx03-VG01) is op 27 februari 2014 vastgesteld. Naar aanleiding van een reactieve aanwijzing van de provincie Noord-Brabant heeft de gemeenteraad op 29 januari 2015 voor een perceel een herstelbesluit genomen ('Herstelbesluit Pannenhoef 9': NL.IMRO.0873.BUITxBP116xHERZx07-VG01).

Sinds de vaststelling van de 3e partiële herziening is door de gemeenteraad op 19 maart 2015 de Visie Buitengebied gemeente Woensdrecht vastgesteld. Ook de provincie Noord-Brabant heeft, met name voor de veehouderij, nieuw provinciaal beleid vastgesteld in haar Verordening ruimte (Vr: vastgesteld maart 2014, daarna meermaals herzien; geconsolideerde versie 1 januari 2016). De gemeenten in Noord-Brabant hebben twee jaar de tijd om bestemmingsplannen met betrekking tot de veehouderij aan te passen aan de Vr: reden om deze partiële herziening op te stellen. Zowel de provinciale verordening als de gemeentelijke Visie Buitengebied vormen de aanleiding voor een nieuwe partiële herziening waarbij tevens de naam van het plan wordt aangepast: Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016. Tot slot wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een actualisering van de regels en de verbeelding door te voeren.

1.2 Naamgeving Plan

De naam van deze herziening van het bestemmingsplan 'Actualisering bestemmingsplan Buitengebied' wordt 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016'.

1.3 Plangebied

Sinds de vaststelling van de 3e herziening zijn diverse (postzegel)bestemmingsplannen vastgesteld. Op deze recent vastgestelde plangebieden is het Bestemmingsplan Buitengebied niet langer van toepassing. Dit betekent dat de plangrens van het Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016 overeenkomt met de plangrens van 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening' met uitzondering van (gedeelten van) de plangebieden:

  • Herontwikkeling Glatt-locatie, Putte (vastgesteld 25 september 2014);
  • RWZI Putte (vastgesteld 10 juli 2014);
  • Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 1e herziening Mattemburg + boerderij Lindonk (vastgesteld 4 december 2014);
  • 1e Verdelingsweg 234, Putte (vastgesteld 17 juli 2015);
  • Uitbreiding bedrijventerrein de Kooi (vastgesteld 17 september 2015);

ondergeschikte grenscorrecties:

  • Bedrijventerrein Woensdrecht (vastgesteld 2 april 2015);
  • herziening groenstroken Huijbergen (omgeving Bergsestraat 33 Huijbergen);
  • Kom Woensdrecht (tracé Scheldeweg);

alsmede de bestemmingsplannen/bestemmingsplanherzieningen in voorbereiding:

  • Ontsluitingsweg bedrijventerrein Putte (ontwerp 8 mei 2015);
  • Windturbinepark Kabeljauwbeek 2016;
  • Mattemburgh.

Het bestemmingsplan Bremweg 1 en Leidingstraat ongenummerd (vastgesteld 10 november 2011) wordt in het plan opgenomen omdat de regels uit de Verordening ruimte ook op het betreffende agrarisch bedrijf van toepassing moeten worden verklaard.

Om dezelfde reden worden ook de wijzigingsplannen voor Putseweg 15 en Oud Hinkelenoorddijk 7 in de herziening opgenomen. Tot slot wordt het plangebied uitgebreid met de adressen Weg naar Wouw 38 en 40.

1.4 Leeswijzer

De standaarden voor het opstellen van bestemmingsplannen voorzien niet in een standaard voor het opstellen van herzieningen. Omdat de wijze van opstellen van de herziening bepalend is voor de wijze waarop de toelichting is opgesteld en het juridische gedeelte van de herziening (regels en verbeelding) in beeld is gebracht, is in hoofdstuk 6 de juridische plantoelichting opgenomen. In de hoofdstukken 2 tot en met 4 zijn alle wijzigingen ten opzichte van de huidige juridische regeling weergegeven. Deze wijzigingen worden ten dele gemotiveerd door de uitgevoerde planMER die in hoofdstuk 5 is beschreven. Tot slot komt in hoofdstuk 7 het aspect uitvoerbaarheid aan de orde en in hoofdstuk 8 de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen.

Hoofdstuk 2 Verordening Ruimte

2.1 Inleiding

Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven wordt in deze partiële herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied de Verordening ruimte (actuele versie 1 januari 2016) vertaald. De verordening heeft betrekking op de volgende voor het plangebied relevante onderwerpen.

  • Ontwikkelingsruimte voor de agrarische bedrijven: het nieuwe provinciale beleid (Verordening ruimte 2014; Vr) leidt tot een heroverweging van de ontwikkelingsruimte die in het bestemmingsplan opgenomen kan worden voor de veehouderij. Het onderzoek in het kader van de planMER is mede bepalend voor de ruimte die aan de veehouderij kan worden geboden; deze ontwikkelingsruimte en de daaruit voortvloeiende aanpassingen worden beschreven in hoofdstuk 5 en paragraaf 2.2.
  • De overige elementen uit de Vr, voor zover deze moeten leiden tot een aanpassing van het plan, staan beschreven in paragraaf 2.3. Het gaat hierbij om de op de verbeelding van de verordening voor Woensdrecht opgenomen aanduidingen met betrekking tot natuur en landschap, (grond)water en cultuurhistorie.

2.2 Ontwikkelingsruimte Agrarische Bedrijven

2.2.1 Inleiding

Er zijn twee belangrijke aspecten die bepalend zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan kan bieden aan agrarische bedrijven:

  • de provincie heeft in de Vr de ontwikkelingsmogelijkheden voor met name de veehouderij aangescherpt;
  • de resultaten van de planMER met passende beoordeling.

In deze paragraaf worden de relevante onderdelen van het gewijzigde provinciaal beleid (paragraaf 2.2.2) en de gemeentelijke visie op de Vr beschreven (paragraaf 2.2.3: de mate waarin de gemeente de provinciale mogelijkheden wil vertalen in het bestemmingsplan). De visie in paragraaf 2.2.3 vormt daarmee het uitgangspunt voor de planMER.

De resultaten van de planMER worden kort beschreven in paragraaf 2.2.4. De resultaten van de planMER kunnen leiden tot bijstelling van de gemeentelijke visie op het buitengebied en aanpassing van het bestemmingsplan (beschreven in paragraaf 2.2.5).

2.2.2 Uitgangspunten Verordening ruimte

De provincie Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 en 14 maart 2014 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. De verordening is sindsdien op onderdelen meermaals gewijzigd. In deze partiële herziening wordt uitgegaan van de verordening zoals deze geldt sinds 15 juli 2015 (geconsolideerde versie 1 januari 2016).

Het beleid en de toegestane ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderijen in Brabant zijn met de vaststelling van de Vr ingrijpend gewijzigd: uitbreiding van veehouderijbedrijven is geen recht maar moet 'verdiend' worden door te voldoen aan de eisen van een zorgvuldige veehouderij.

In de Vr 2014 wordt het volgende onderscheid gemaakt in agrarische bedrijven:

  • (vollegronds)teeltbedrijven: agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
  • veehouderij: agrarisch bedrijf gericht op fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren;
  • glastuinbouwbedrijven: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
  • overige agrarische bedrijven: agrarisch bedrijf dat niet binnen de definitie van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt. Hieronder worden ook de paardenhouderijen begrepen.

De Vr maakt daarbij binnen veehouderijbedrijven geen onderscheid tussen grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij. Ook voor de geitenhouderij zijn geen afzonderlijke regels meer opgenomen.

Voor de toelaatbare ontwikkelingen bij agrarische bedrijven is verder van belang dat binnen de provincie gebieden zijn aangewezen als Groenblauwe mantel of Gemengd landelijk gebied en dat er gebieden zijn aangewezen met Beperkingen veehouderij. De aanduidingen 'verwevingsgebied' en 'extensiveringsgebied' zoals voor Woensdrecht in de voorheen geldende verordening opgenomen, zijn niet meer van toepassing.

In de volgende paragrafen worden de voor de herziening relevante onderdelen van de Vr beschreven.

2.2.3 Gemeentelijke visie: uitgangspunten voor planMER

In de gemeentelijke visie zijn er een aantal onderdelen waarop van het provinciale beleid wordt afgeweken. Deze gemeentelijke visie vormt mede het uitgangspunt voor de planMER.

Onderscheid intensieve veehouderij en overige veehouderij

De gemeente is van mening dat het uit ruimtelijk oogpunt relevant blijft om een onderscheid te maken tussen (grondgebonden) veehouderij en intensieve veehouderij gelet op:

  • ruimtelijke uitstraling: grondgebonden veehouderijbedrijven met omliggende onbebouwde gronden voor de voerproductie versus intensieve veehouderijen waarbij in een gebied sprake zal zijn van een relatief hogere bebouwingsdichtheid vanwege het niet noodzakelijkerwijs aanwezig zijn van omliggende onbebouwde gronden;
  • geur: de geurbelasting vanuit intensieve veehouderijen is doorgaans groter dan vanuit grondgebonden veehouderijen; dit houdt verband met enerzijds de gehouden diersoort, maar ook met de omvang/aantal te houden dieren (het bouwvlak voor een intensieve veehouderij wordt bijna geheel ingericht voor de huisvesting van dieren terwijl de bouwvlakken voor grondgebonden veehouderij ook worden benut voor de stalling van landbouwmachines voor de voerwinning en de opslag van voer);
  • fijn stof: de emissie van fijn stof vanuit intensieve veehouderijen is doorgaans groter dan de emissie bij grondgebonden veehouderijen.

Geitenhouderij

Nu op geitenhouderijen sprake is van vaccinatie tegen Q-koorts is er geen noodzaak meer aanwezig om de geitenhouderij afzonderlijk te bezien van de overige veehouderijen. Ook voor de geitenhouderij wordt rekening gehouden met ontwikkelingsmogelijkheden binnen de kaders van een zorgvuldige veehouderij.

Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderij

In het bestemmingsplan wil het gemeentebestuur ontwikkelingsruimte bieden aan bestaande bedrijven, dan wel de aanwezige ruimte reserveren voor de huidige aanwezige bedrijfsactiviteiten.

Dit betekent dat de omschakeling naar intensieve veehouderij niet is toegestaan en dat conform het huidige plan de neventakken intensieve veehouderij gemaximaliseerd blijven (qua vierkante meters) om te voorkomen dat de neventak(ken) door kunnen groeien tot hoofdactiviteit.

Het bestemmingsplan dient naar de mening van het gemeentebestuur mogelijkheden te bevatten voor de vergroting van bouwvlakken voor veehouderij tot een oppervlakte van ten minste 1,5 ha. De resultaten van de planMER zullen uit moeten wijzen of een verdere vergroting mogelijk is.

In specifieke situaties waarbij omschakeling naar intensieve veehouderij of vergroting alsnog toelaatbaar wordt geacht, kan gekozen worden voor een maatwerkoplossing, met een aparte planologische procedure.

Het gemeentelijke beleid is voorts gericht op het behoud van de mogelijkheden om op agrarische bouwvlakken paardenhouderij (omschakeling) uit te oefenen.

Dialoog met de omgeving

De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten bij de verplichte dialoog met de omgeving:

  • de ondernemer met plannen voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf neemt het initiatief om, nog voor er sprake is van concrete of definitieve bouwplannen, direct omwonenden te informeren;
  • uitnodigingen worden daarbij in de omgeving huis aan huis verspreid (ter indicatie: onder 'omgeving' wordt verstaan het gebied dat ligt aan - of kan uitzien op - het initiatief, tot een straal van ongeveer 500 m – naar redelijkheid – vanaf de initiatieflocatie);
  • omwonenden worden door hem of haar uitgenodigd om over de ontwikkeling van het bedrijf van gedachten te wisselen waarbij de initiatiefnemer een volledige uitleg over het initiatief geeft en aangeeft wat de knelpunten en pluspunten van het bedrijf zijn, mede in relatie tot de Brabantse Zorgvuldigheidsscore;
  • de initiatiefnemer weegt de resultaten van de dialoog met de omgeving;
  • de initiatiefnemer draagt zorg voor een presentielijst, objectieve schriftelijke verslaglegging van het gevoerde overleg en de ingebrachte reacties, alsmede een schriftelijke overweging over de wijze waarop de dialoog eventueel van invloed is geweest op de concrete bouwplannen;
  • met de omwonenden wordt een afspraak gemaakt over de wijze waarop men kennis kan nemen van het verslag;
  • het verslag van de bijeenkomst alsmede de schriftelijke overweging over de wijze waarop de dialoog van invloed is geweest op het initiatief wordt door de initiatiefnemer ter beschikking gesteld aan de gemeente.

Mogelijkheden permanente teeltondersteundende voorzieningen

De vigerende mogelijkheden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn minder ruim dan de mogelijkheden waarin de Vr voorziet.

Op basis van de Vr is de realisering van permanente teeltondersteunende voorzieningen in het 'Gemengd landelijk gebied' toegestaan, als onderdeel van een (vollegronds)teeltbedrijf. De omvang van de permanente teeltondersteunende voorzieningen is niet vastgelegd in de verordening: van de gemeenten wordt verwacht dat zij hier zelf beleid voor formuleren.

Het 'Gemengd landelijk gebied' uit de verordening is in het moederplan bestemd tot Agrarisch. Het betreft een relatief klein gebied aan de noordoostzijde van Huijbergen en een groter gebied aan de westzijde van de gemeente (omgeving A4).

De Brabantse Wal kent diverse streekproducten zoals de Brabantse Wal asperge, aardbeien en ansjovis.

Ten behoeve van deze streekproducten is het van belang om in de gebieden met de bestemming Agrarisch, permanente teeltondersteunende voorzieningen in te kunnen zetten om de weersinvloeden te matigen, gunstige arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren. Het gemeentebestuur is van mening dat een verruiming van de huidige mogelijkheden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen op de gronden met de bestemming Agrarisch wenselijk is en uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar. Een op te nemen wijzigingsbevoegdheid kan de nodige relevante voorwaarden (doelmatige bedrijfsvoering, landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst, geen aantasting aanwezige waarden) bevatten die een verruiming tot 3 ha permanente teeltondersteunende voorzieningen kan rechtvaardigen.

De conclusie is dat, gelet op:

  • de ligging op de Brabantse Wal waar bijzondere aandacht is voor de ontwikkeling van streekproducten zoals asperges en aardbeien;
  • het (economische) belang van de teelten voor het gebied en in relatie tot de Brabantse Wal;
  • de noodzaak om bij deze teelten gebruik te maken van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • de wijze waarop de voorzieningen landschappelijk kunnen worden ingepast en ook op een andere wijze ruimtelijke kwaliteitswinst kan worden veiliggesteld;
  • de voorwaarde dat de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische of abiotische waarden niet mogen worden aangetast;

er geen overwegende bezwaren zijn om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor de verruiming van de mogelijkheden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

2.2.4 Resultaten PlanMER

In deze paragraaf wordt een korte samenvatting gegeven van de resultaten van de planMER zoals beschreven in hoofdstuk 5.

De resultaten van het planMER leiden tot de volgende aanpassingen van beleid en regels:

  • om een ontoelaatbare toename van stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden te voorkomen en de huidige agrarische bouwvlakken te handhaven is het noodzakelijk een aanvullende regeling in het plan op te nemen; aan de regels is toegevoegd dat veranderingen van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen niet mogen leiden tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden van verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, een zogenaamd depositie standstill;
  • de omschakeling van een veehouderij naar een paardenhouderij is doorgaans binnen het opgenomen depositie standstill mogelijk omdat hierbij sprake kan zijn van een forse afname van emissie;
  • er worden geen omschakelingsmogelijkheden opgenomen voor agrarische bedrijven zonder vee naar agrarisch bedrijven met vee of paardenhouderijen;
  • de omschakeling van intensieve veehouderij naar niet intensieve veehouderij blijft mogelijk;
  • als gevolg van de huidige overbelaste situaties binnen het Natura 2000 gebied Brabantse Wal kan het plan niet langer generieke mogelijkheden bieden om agrarische bouwvlakken voor de veehouderij te vergroten; voor toekomstige vergrotingen zal (buitenplans) maatwerk moeten worden geleverd;
  • bij diverse ontwikkelingen moet nadrukkelijk in de voorwaarden worden opgenomen dat natuurwaarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • de uitbreiding van de mogelijkheden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen wordt uitgesloten in een zone van 500 meter rond kwetsbare natuur (Natura 2000 en attentiegebieden ehs).

2.2.5 Aanpassingen plan

Op basis van de paragrafen 2.2.2 tot en met 2.2.4 worden de volgende aanpassingen doorgevoerd in het plan.

Begrippen en indeling van agrarische bedrijven

De Vr maakt een onderscheid in 4 soorten van agrarische bedrijven ((vollegronds)teeltbedrijven, veehouderij, glastuinbouw en overige agrarische bedrijven). Het huidige moederplan Actualisering bestemmingsplan Buitengebied is op een andere definitie van agrarische bedrijven gebaseerd. De provinciale begripsbepalingen zijn overgenomen met dien verstande dat intensieve veehouderijen zijn onderscheiden en gedefinieerd.

Gezocht is naar een onderscheid in agrarische bedrijven die hanteerbaar is voor vertaling van het gemeentelijke beleid in de regels en die voldoet aan de provinciale indeling.

De volgende begripsbepalingen zijn aangepast, vervallen of toegevoegd:

  • begripsbepalingen agrarisch bedrijf, beperkingen veehouderij, grondgebonden agrarisch bedrijf, grondgebonden agrarische bedrijfsvoeringniet intensieve veehouderij, overig agrarisch bedrijf, veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf en zorgvuldige veehouderij.

Ook de begripsbepaling voor erfbeplanting is aangepast omdat op basis van de Vr de erfbeplanting bij veehouderijen niet langer binnen het bouwvlak gerealiseerd hoeft te worden.

Op basis van de aangepaste begripsbepaling voor agrarisch bedrijf, de huidige plansystematiek en noodzakelijke aanpassingen aan de Vr zijn agrarisch bedrijven geïnventariseerd en voorzien van een relevante functieaanduiding:

  • (vollegronds)teeltbedrijven: deze bedrijven zijn algemeen toelaatbaar en deze behoeven geen nadere aanduiding op de verbeelding; aan deze bedrijven kunnen rechtstreekse bouwmogelijkheden geboden worden;
  • niet intensieve veehouderijbedrijven: op basis van de Vr moeten voorwaarden gesteld worden aan de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen en op basis van gemeentelijk beleid/planMER wijken de voorwaarden voor intensieve veehouderij af van de mogelijkheden voor niet intensieve veehouderijen; om het onderscheid te kunnen maken is het noodzakelijk de niet intensieve (grondgebonden) veehouderij op de verbeelding met een specifieke aanduiding weer te geven (specifieke vorm van agrarisch - veehouderij); deze aanduiding wordt ook toegekend aan de twee in het plangebied aanwezige geitenhouderijen;
  • intensieve veehouderij (iv): deze bedrijven zijn ook in het moederplan als zodanig onderscheiden en deze indeling wordt gehandhaafd, inclusief de bijbehorende maximale oppervlaktemaat voor neventakken; voor alle bedrijven met intensieve veehouderij wordt in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat tevens niet intensieve veehouderij is toegestaan zodat de omschakeling van intensieve veehouderij naar grondgebonden veehouderij relatief eenvoudig kan worden gerealiseerd (mits voldaan wordt aan alle andere voorwaarden);
  • glastuinbouw (gt): de bedrijven die in het moederplan waren aangemerkt als glastuinbouwbedrijf behouden de aanduiding (gt);
  • paardenhouderijen: de bedrijven die in het moederplan zijn bestemd als Agrarisch - Paardenhouderij behouden deze bestemming.

De bestemmingsomschrijvingen in de artikelen 3.1, 5.1 en 6.1 worden hierop aangepast.

De inventarisatie en actualisering van gegevens over de agrarisch bedrijven hebben ertoe geleid dat voor een aantal bedrijven de functieaanduidingen zijn aangepast. Dit betreft de volgende bedrijven.

locatie overweging aanpassing
Valkestraat naast nr. 9
Huidige boomkwekerijactiviteiten zijn aangeduid hetgeen suggereert dat uitsluitend op deze locatie een boomkwekerij is toegestaan. Dit is niet correct: op alle gronden zijn (vollegronds)teeltbedrijven zoals boomkwekerijen toegestaan. Op gronden waar tevens sprake is van landschappelijke, natuurlijke of aardkundige waarden is, indien nodig, het opplanten van gronden aan een omgevingsvergunning gebonden. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomkweker' komt te vervallen. Deze aanpassing is zichtbaar gemaakt door de resterende aanduidingen op perceelsniveau (het bouwvlak en de maatvoeringsaanduiding) weer te geven.
Groene Papegaai 8


Hier is een paardenhouderij gevestigd die niet is voorzien van een passende bestemming. De bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden wordt gewijzigd in Agrarisch - Paardenhouderij. De maatvoeringsaanduiding (waarde 2) en het bouwvlak worden opgenomen.
Weg naar Wouw 1 te Huijbergen
Langeweg 32 te Ossendrecht
Op de genoemde locaties zijn geitenhouderijen gevestigd. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij' wordt gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'. Voor deze locaties wordt de situatie na vaststelling van deze herziening zichtbaar gemaakt. De enkelbestemming, bouwvlak, functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' zijn opgenomen. De bepalingen in de regels met betrekking tot de geitenhouderij (bestemmingsomschrijvingen en specifieke gebruiksregels) komen te vervallen.
HOOGERHEIDE
Antwerpsestraatweg 150 , Groeneweg 8, Zandfort 25, Huijbergseweg 114, Groene Papegaai 16, Groene Papegaai 18, Vossenweg 4.

WOENSDRECHT
Oud Hinkelenoorddijk 5, Vijdtpolder 1, Hogerwaardpolder 1.
HUIJBERGEN
Bergsestraat 28, Bakkerstraat 12, Weg naar Wouw 1, Overbergseweg 9, Walsestraat 16, Moerkantsebaan 3, Bredestraat 2, Bredestraat 3, Hollandseweg 50, Buurtweg 1.

OSSENDRECHT
Aanwas 2, De Maareberg 25, Naar het Leen 1, Langeweg 26, Langeweg 32, Calfven 171, Bremweg 1, Putseweg 15, O Lieve V ter Duinenln 209, Putseweg 46, Moleneind 80, Putseweg 35, Hageland 40.

PUTTE
Krommeweg 2.
Op deze locaties zijn niet intensieve veehouderijen gevestigd. Deze worden als zodanig bestemd. Voor deze bouwvlakken wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' opgenomen.
Omgeving Calfven 81 en Oude Dijk 11 Op deze locaties zijn al geruime tijd bouwvlakken aanwezig die echter niet benut worden voor een agrarische bedrijfsvoering. Sinds de bouwvlakken vigeren zijn er ook geen pogingen ondernomen om er bedrijfsactiviteiten te starten. Er is geen aanleiding om deze bouwvlakken aan te merken als bouwvlakken voor de veehouderij. Geen aanpassingen in deze herziening. Bij een volgende algehele herziening is het voornemen om de bouwvlakken niet langer als zodanig te bestemmen.

Gebiedsaanduidingen

De gebieden in de Vr aangeduid als Beperkingen veehouderij worden aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'. In de bestemmingsomschrijving van de artikelen 3.1, 5.1 en 6.1 wordt de gebiedsaanduiding opgenomen, alsmede in artikel 52.5.

Bouw- en ontwikkelingsmogelijkheden

Binnen bouwvlak

Voor niet intensieve veehouderijen en intensieve veehouderijen worden de volgende aanpassingen doorgevoerd op basis van de Vr en de resultaten van de planMER.

  • De bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de veehouderij (in de ruime zin van het woord dus inclusief gebouwen die niet gebruikt worden voor de huisvesting van dieren maar wel noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de veehouderij) niet mag worden uitgebreid (artikelen 3.2.2, 5.2.2 en 6.2.2).

Evenmin is het toegestaan om bestaande bebouwing die nog niet voor de uitoefening van veehouderij of de huisvesting van dieren wordt gebruikt, als zodanig te gaan gebruiken (artikelen 3.5.1, 5.5.1 en 6.5.1).

  • De bestaande bebouwingsoppervlakte is vastgelegd in de artikelen 3.2.2, 5.2.2 en 6.2.2.
  • Voor de uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte of gebruikswijzigingen worden vervolgens afwijkingsbevoegdheden voor bouwen (artikel 3.4.3, 5.4.3 en 6.4.3) en afwijkingsbevoegdheden voor gebruik (artikel 3.6.4, 5.6.4 en 6.6.4) opgenomen.

De voorwaarden in de afwijkingsbevoegdheden komen overeen met/zijn afgestemd op de voorwaarden uit de Vr.

  • Ten behoeve van (vollegronds)teelten of paardenhouderij als neventak bij niet intensieve veehouderijen of intensieve veehouderijen geldt geen verbod op uitbreiding van de bebouwing.
  • De bepalingen voor sleufsilo's en kuilvoerplaten in aansluiting op de bouwvlakken en de bepalingen voor het gebruik van bouwlagen voor de huisvesting van dieren zijn al in het vigerende plan opgenomen maar worden aangepast.
  • In aanvulling op de bovengenoemde regels wordt op basis van de resultaten van het planMER een depositie standstill opgenomen: de bestaande dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen mogen niet gewijzigd worden indien er sprake is van een toename van depositie die leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden van verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden (standstill in de artikelen 3.5.1, 4.5.1, 5.5.1 en 6.5.1; afwijkingsbevoegdheid voor wijzigingen indien de depositie niet toeneemt in 3.6.7, 4.6.3, 5.6.7 en 6.6.7). Voor de toepassing van deze regels is het noodzakelijk begripsbepalingen toe te voegen aan het plan (zie begripsbepalingen 1.34 tot en met 1.39). Bedrijven waarvoor een specificatie geldt voor de bestaande dieraantallen, diersoorten en stalsystemen zijn opgenomen in bijlage 4 van de regels. Ook de afwijking voor mestbewerking in artikel 3.6.6, 5.6.6 en 6.6.6 wordt uitgebreid met een voorwaarde over de depositie. Voor een toelichting op de noodzaak van deze regeling wordt verwezen naar paragraaf 5.3.2, onderstaand wordt de regeling zelf toegelicht.

Depositie standstill

Het depositie standstill dat In de regels is opgenomen heeft tot doel te voorkomen dat door een wijziging van het aantal dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen er een toename van depositie ontstaat die leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarden van verzuringsgevoelige habitats in Natura 2000.

De regeling is getrapt opgebouwd en houdt rekening met verschillende bronnen van emissie.

Getrapte opbouw

Directe gebruiksregels

In de gebruiksregels van de verschillende agrarische bestemmingen is opgenomen dat het niet is toegestaan om de bestaande aantallen dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen te wijzigen tenzij er een gunstiger stalsysteem wordt toegepast (en er dus geen sprake is van een toename van het aantal dierplaatsen of een verandering van diersoorten). In een dergelijke situatie neemt de emissie af en is er geen uitgebreide toets nodig van de depositie; deze verandering naar een gunstiger stalsysteem wordt eenvoudig mogelijk gemaakt.

In de directe gebruiksregels is, indien van toepassing, ook een uitzondering opgenomen voor vergunde en als uitvoerbaar aangemerkte stallen die nog niet zijn gerealiseerd. Voor deze bedrijven geldt dat de opgenomen dieraantallen, diersoorten en stalsystemen zoals aangegeven in bijlage 4 van de regels, als bestaande dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen worden aangemerkt.

Afwijkingsbevoegdheid

De beoordeling van de toelaatbaarheid van veranderingen in bestaande dieraantallen, diersoorten en stalsystemen vergt maatwerk en hiervoor zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen in het plan. In de afwijkingsbevoegdheden is opgenomen dat een wijziging van dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen is toegestaan:

  • indien de wijziging niet leidt tot een toename van depositie, dan wel;
  • indien er sprake is van een toename van depositie, wijzigingen niet leiden tot een overschrijding of verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden van verzuringsgevoelige habitats in Natura 2000.

Voor wat betreft de mate van overschrijding van verzuringsgevoelige habitats en het Natura 2000 gebied wordt bij de toepassing van de afwijking uitgegaan van de situatie en begrenzing op het moment van ontvangst van een aanvraag. Op deze wijze kan maatwerk worden geleverd.

De opzet voor het depositie standstill zoals dat aan de artikelen 3.5.1, 4.5.1, 5.5.1 en 6.5.1 is toegevoegd en de opgenomen afwijkingsbevoegdheden in de artikelen 3.6.7, 4.6.3, 5.6.7 en 6.6.7 is daarmee als volgt:

wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of stalsystemen is niet toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan:

    1. 1. indien de wijziging uitsluitend betrekking heeft op het stalsysteem en niet leidt tot een toename van de bestaande ammoniakemissie van de betreffende veehouderij/paardenhouderij;
    2. 2. en voorts met dien verstande dat voor de locaties genoemd in bijlage 4 de genoemde dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen als bestaande dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen worden aangemerkt en zijn toegestaan.

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het betreffende artikel ten behoeve van een wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen:

    1. a. indien de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij/paardenhouderj, dan wel;
    2. b. indien de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij/paardenhouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals begrensd op het moment van ontvangst van een aanvraag.

Bestaande depositie

Om te bepalen of er sprake is van een toename van de depositie is het van belang te definiëren wat onder 'bestaand' en onder 'depositie' wordt begrepen. Of sprake is van een toename kan op basis van dezelfde factoren worden beoordeeld.

Uit de planMER en de aanvulling daarop blijkt dat tot de 'bestaande stikstofdepositie' de volgende relevante bronnen moeten worden gerekend:

  1. a. de bestaande ammoniakemissie per bouwvlak;
  2. b. de emissies door transportbewegingen die samenhangen met het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of stalsystemen: hieronder wordt verstaan de transportbewegingen voor voer, vee of mest en deze kunnen zowel betrekking hebben op ammoniak als NOx;
  3. c. de bestaande ammoniakemissie door beweiding.

Voor alle bronnen die van belang zijn voor het bepalen van de depositie zijn begripsbepalingen opgenomen.

Bestaande ammoniakemissie per bouwvlak

De bestaande ammoniakemissie wordt bepaald door de emissie vanuit stallen en de eventueel aanwezige mestopslag (die geen onderdeel uitmaakt van het stalsysteem). De ammoniakemissie wordt per bouwvlak bepaald door een combinatie van de diercategorie (melkrundvee, schapen, varkens etc), het aantal dierenplaatsen en het toegepaste stalsysteem (met de specifieke bijbehorende Rav-code).

Bestaand stalsysteem

Voor het bepalen van het type stalsysteem wordt uitgegaan van het ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige stalsysteem met eventuele nageschakelde initiatieven. Uit de (milieu)vergunning/melding en onderliggende stukken, dan wel de omgevingsvergunning (bouwen) kan worden opgemaakt van welk stalsysteem gebruik wordt gemaakt.

Bestaande aantal dierplaatsen en diersoorten

Bij het bepalen van het aantal en soort dieren wordt uitgegaan van het aantal gerealiseerde dierplaatsen ten tijde van vaststelling van het plan. Het aantal gerealiseerde dierplaatsen is hierbij gebaseerd op de legaal aanwezige stal en de inrichting van die stal ten tijde van vaststelling van het plan. De regeling is daarmee bepaalbaar en handhaafbaar en biedt agrariërs de ruimte om aanwezige stallen volledig te gebruiken en de ondernemers worden op deze manier niet onevenredig beperkt in de bedrijfsvoering.

Het is onwenselijk om in zijn algemeenheid in plaats van het gerealiseerde aantal dierplaatsen de feitelijk aanwezige dieraantallen als uitgangspunt voor het depositie standstill te hanteren. Binnen een normale bedrijfsvoering kan immers sprake zijn van fluctuaties in de aanwezige dieraantallen. Wanneer het aanwezige aantal dieren op een (voor de ondernemer) ongunstig moment wordt gehanteerd als uitgangspunt voor het depositie standstill, leidt dit tot een directe beperking van de bedrijfsvoering. Door het gerealiseerde aantal dierplaatsen als uitgangspunt te hanteren, wordt dit voorkomen.

Verder geldt dat rekening moet worden gehouden met nog niet benutte, maar wel verleende vergunningen voor de bouw/het gebruik van stallen. Voor deze situaties wordt een uitzondering gemaakt op de voorwaarde dat het om reeds gerealiseerde dierplaatsen moet gaan mits gegevens beschikbaar zijn in het kader van de verleende vergunningen (of aangevraagde Nbw-vergunning) waaruit blijkt dat geen sprake is van significante effecten op Natura 2000. In die gevallen wordt in de herziening verwezen naar de dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen die samenhangen met de nog niet gerealiseerde stal of de nog niet benutte stal en worden deze daarmee positief bestemd. Het gaat hierbij om een beperkt aantal bedrijven. Deze bedrijven zijn opgenomen in bijlage 4 bij de regels.

Bestaande ammoniakemissie door beweiding

Om de emissie bij beweiding te bepalen is het jaar voorafgaand aan de vaststelling bepalend (het is niet werkbaar om het gangbare 'moment van vaststelling' als uitgangspunt te nemen). Het is aan initiatiefnemers om betrouwbare informatie over beweiding te verstrekken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de (sinds 2016 verplichte) Kringloopwijzer in combinatie met een opgave van in gebruik zijnde gronden (Gecombineerde Opgave).

Wijziging bouwvlak

De vigerende wijzigingsbevoegdheden voor vormverandering en vergroting van agrarische bouwvlakken kunnen nu nog worden toegepast voor (vollegronds)teeltbedrijven en niet intensieve veehouderijen. Dit wordt aangepast: de huidige wijzigingsbevoegdheden kunnen dan alleen voor (vollegronds)teeltbedrijven worden toegepast (artikelen 3.9.2, 3.9.3, 5.9.2 en 5.9.3).

Voor de vormverandering van intensieve veehouderijen en niet intensieve veehouderijen worden nieuwe wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De bepalingen van deze wijzigingsbevoegdheden sluiten aan op de huidige systematiek van het plan en de regels uit de Vr. Daarbij is de keuze gemaakt om ook bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid al te toetsen aan de Vr. Strikt genomen kan deze toets ook uitgevoerd worden op het moment dat er sprake is van een concreet bouwinitiatief. Door de toetsing op het moment van wijziging van het bouwvlak uit te voeren wordt voorkomen dat voor een onuitvoerbaar initiatief toch een bouwvlak wordt gewijzigd (artikelen 3.9.8 en 5.9.8).

Omschakeling

De omschakeling van een intensieve veehouderij naar een niet intensieve veehouderij is op basis van de bestemmingsomschrijving rechtstreeks mogelijk maar de regels omtrent de omvang van de bebouwing zijn van toepassing (afwijking voor bouwen en/of in gebruik nemen van gebouwen voor veehouderij).

De omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet mogelijk.

De omschakelingsmogelijkheden van een intensieve veehouderij of een niet intensieve veehouderij naar een productiegebonden of gebruiksgerichte paardenhouderij worden niet aangepast.

(Vollegronds)teeltbedrijven

De vigerende wijzigingsbevoegdheden voor vormverandering en vergroting van agrarische bouwvlakken kunnen nu nog worden toegepast voor (vollegronds)teeltbedrijven en niet intensieve veehouderijen. Dit wordt aangepast: de huidige wijzigingsbevoegdheden kunnen dan alleen voor (vollegronds)teeltbedrijven worden toegepast (artikelen 3.9.2, 3.9.3, 5.9.2 en 5.9.3).

Omschakeling van een (vollegronds)teeltbedrijf naar een bedrijf met vee of paarden is niet mogelijk gemaakt/uitgesloten (aanpassing artikel 3.9.7 en 5.9.7).

Voor de gronden met de bestemming Agrarisch wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het areaal permanente teeltondersteunende voorzieningen uit te breiden tot 3 ha. De bevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast voor permanente teeltondersteunende voorzieningen, ondergeschikt aan de hoofdactiviteiten van het vollegrondsteeltbedrijf. In een zone van 500 meter rond de bestemming Waarde - Natura 2000 of rond de aanduiding 'attentiegebieden ehs' kan de bevoegdheid niet worden toegepast (artikel 3.9.15).

Glastuinbouw

Aan de wijzigingsbevoegdheden voor glastuinbouwbedrijven is het vereiste van een zorgvuldige dialoog met de omgeving toegevoegd (artikelen 3.9.5, 3.9.6, 5.9.5 en 5.9.6). Het vereiste van landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd maar hoeft niet langer binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. De uitbreiding van glastuinbouwbedrijven in de groenblauwe mantel wordt uitgesloten overeenkomstig het beleid in de Vr.

Overige bedrijven

Voor deze bedrijven wordt de regeling niet aangepast met dien verstande dat artikel 3.9.4 komt te vervallen aangezien binnen de bestemming Agrarisch bedoelde bedrijven niet voorkomen.

Paardenhouderijen

De vigerende omschakelingsmogelijkheden naar grondgebonden agrarische bedrijven wordt aangepast. Omschakeling wordt alleen mogelijk gemaakt naar (vollegronds)teeltbedrijven (artikel 4.9.1).

Verplaatsing van of omschakeling naar grondgebonden agrarisch bedrijf

Deze vigerende regeling is niet meer relevant: de omschakeling naar (vollegronds)teeltbedrijven is op alle agrarische bouwvlakken rechtstreeks toegestaan. Omschakeling naar grondgebonden veehouderij of een nieuw agrarisch bouwvlak zijn niet toegestaan. De wijzigingsbevoegdheden 3.9.9 en 5.9.9 komen te vervallen.

Mestbewerking

In het vigerende bestemmingsplan is de be- en verwerking van mest al uitgesloten; op basis van de Visie Buitengebied worden wel mogelijkheden geboden om de mest van het eigen bedrijf ter plaatse te bewerken. Ter verduidelijking zijn voor mestbewerking en -verwerking nieuwe begripsbepalingen opgenomen (artikel mestbewerking en mestverwerking).

2.3 Resterende Elementen Verordening Ruimte 2014

De resterende elementen uit de Vr worden mede aan de hand van de provinciaal gehanteerde themakaarten in deze paragraaf beschreven.

2.3.1 Kwaliteitsverbetering van het landschap

In de vastgestelde Vr is in hoofdstuk 2 een artikel opgenomen dat ziet op kwaliteitsverbetering van het landschap (artikel 3.2). In West-Brabant zijn inmiddels regionale afspraken gemaakt die een vertaling vormen van artikel 3.2 van de Vr. Het document 'Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap regio West-Brabant' vormt hiervan de neerslag en wordt verwerkt in de herziening.

Rekening houdend met de impact op de omgeving worden in het document 'Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap regio West-Brabant' drie categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen (met de bijbehorende kwaliteitsverbetering) onderscheiden:

Categorie 1: geen tegenprestatie

Dit betreft ruimtelijke ontwikkelingen die:

  • niet onder de werking van de Vr vallen (zoals ruimtelijke ontwikkelingen die rechtstreeks in een bestemmingsplan worden toegestaan);
  • ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk gezien zeer gewenst zijn of tot doel hebben een kwaliteitsverbetering te leveren;
  • een zeer beperkte invloed hebben zoals vergrotingen van woonbestemmingsvlakken tot 1.500 m², vergroting van de inhoud van (bedrijfs)woningen tot 750 m³, vergroting oppervlakte aan bijgebouwen bij burgerwoningen tot maximaal 100 m², oprichting van aan huis gebonden beroepen/bedrijven, bed&breakfast en kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten in bestaande gebouwen, nevenactiviteiten binnen bestaande bebouwing, verkoop van eigen producten en de oprichting van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

Categorie 2: de basisinspanning

Dit betreft kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen waarbij, meer dan voorheen gebruikelijk was, een goede landschappelijke inpassing wordt vereist. Daarmee wordt beoogd het initiatief, in samenhang met de al bestaande situatie en rekening houdend met de kwaliteiten van de omgeving, landschappelijk verantwoord in te passen. Daardoor moet de kwaliteit van het landschap verbeteren. Het gaat hierbij vooral om ontwikkelingen die een relatief beperkte invloed op de omgeving hebben en (traditioneel) als passend binnen en eigen aan het landelijk gebied worden beschouwd. Enkele voorbeelden zijn onder meer vormverandering van agrarische bouwvlakken, uitbreiding van agrarische bouwvlakken tot 1,5 ha, aanleg van minicampings en paardenbakken.

Aan deze vorm van kwaliteitsverbetering worden geen kwantitatieve normen gekoppeld waaraan voldaan moet worden, maar worden enkele kwalitatieve eisen gesteld.

Categorie 3: ruimtelijke kwaliteitswinst

Dit betreft ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering van toepassing zijn en waarbij sprake is van een (substantiële) invloed op het landschap (zowel landschappelijke inpassing als ruimtelijke kwaliteitsverbetering vereist).

De inspanning die verricht moet worden ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het landschap kan relatief eenvoudig kwantitatief genormeerd worden, omdat het mogelijk is deze ontwikkeling te koppelen aan waardevermeerdering van de grond of van het object ('de bestemmingswinst'). Dit betreft veelal ontwikkelingen die een beduidende invloed hebben op de omgeving en waarbij vergroting van de geldende bouwmassa/-oppervlakte, vergroting van het geldende bestemmingsvlak en/of bestemmingswijziging aan de orde is. De 'spelregels' waarmee de tegenprestatie kwantitatief wordt bepaald, zijn regionaal nader uitgewerkt. Er is gekozen voor een instrument waarbij de waardevermeerdering van de ruimtelijke ontwikkeling wordt bepaald op basis van stijging in grondprijs. 20% van de toename van de grondwaarde moet geïnvesteerd worden in ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Het betreft onder meer vergroting van agrarische bouwvlakken boven de 1,5 ha, de vergrotingen van bebouwingsoppervlakten bij niet-agrarische bedrijven, alsmede functieveranderingen van voormalig agrarische bedrijven naar een niet-agrarisch bedrijf of sportbestemming.

Aanpassing van het plan

De regels voor landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst worden als volgt in de herziening verwerkt:

  1. a. aan het plan wordt een begripsbepaling voor 'landschappelijke inpassing' en 'ruimtelijke kwaliteitswinst' toegevoegd waarbij verwezen wordt naar het regionale afsprakenkader; uit het afsprakenkader blijkt onder andere de noodzaak en uitgangspunten voor een inrichtingsplan;
  2. b. indien sprake is van afwijkingsbevoegdheden wordt in het plan opgenomen dat landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het regionale afsprakenkader vereist is en dat bij de verlening van de omgevingsvergunning de aanleg en duurzame instandhouding wordt vastgelegd;
  3. c. bij de wijzigingsbevoegdheden wordt de bepaling opgenomen dat landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het regionale afsprakenkader vereist is en dat in het wijzigingsplan de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting wordt vastgelegd.

2.3.2 Cultuurhistorie

Voor het buitengebied zijn onderstaande aanduidingen van belang.

Aardkundig waardevolle gebieden

In hetvigerende bestemmingsplan is hiervoor een dubbelbestemming Waarde - Aardkundig waardevol gebied opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van deze waarden en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de dubbelbestemming komt overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt niet aangepast.

Cultuurhistorisch vlak

In hetvigerende bestemmingsplan is hiervoor een gebiedsaanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van deze waarden en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt op ondergeschikte onderdelen niet overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt aangepast.

Complex van cultuurhistorisch belang

In het vigerende plan zijn de, door de provincie niet nader begrensde, complexen van cultuurhistorisch belang bestemd tot Natuur - Landgoed en voorzien van de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied'. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van deze waarden en het plan behoeft geen aanpassing.

Aanpassing van het plan

De begrenzing van de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied' is aangepast.

Overigens wordt nog verwezen naar de aanpassing van begrenzing ter plaatse van de buisleidingenstraat (paragraaf 4.5).

2.3.3 Water

Voor het buitengebied zijn de onderstaande aanduidingen van belang.

Reservering waterberging

In het vigerende plan is voor deze gebieden een gebiedsaanduiding 'reserveringsgebied - waterberging' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van deze waarden en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt niet overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt aangepast.

Waterwingebied

In het vigerende plan is voor diverse waterwingebieden de gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterwingebied' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van het waterwingebied en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt niet aangepast.

Grondwaterbeschermingsgebied

In het vigerende plan is voor deze gebieden een gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van het grondwater en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt op ondergeschikte onderdelen niet overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt aangepast.

Aanpassing van het plan

De begrenzing van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is op onderdelen aangepast.

2.3.4 Natuur en Landschap

Op de themakaart Natuur en Landschap zijn voor Woensdrecht de volgende aanduidingen opgenomen.

Ecologische Hoofdstructuur

In de 3e herziening van het bestemmingsplan is voor de Ecologisch hoofdstructuur een gebiedsaanduiding 'ecologische hoofdstructuur' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van deze waarden en behoeven geen aanpassing.

De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt op enkele locaties niet overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt aangepast (onder andere gronden Staatsbosbeheer Putte, omgeving vliegveld, omgeving Putte en op de Groenendries). De afwijking ter plaatse van het brandweeroefenterrein wordt niet verwerkt.

Attentiegebied Ecologische Hoofdstructuur

In hetvigerende bestemmingsplan is hiervoor een gebiedsaanduiding 'attentiegebieden ehs' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van deze waarden en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt niet aangepast.

Groenblauwe mantel

In hetvigerende bestemmingsplan is de Groenblauwe mantel niet als zodanig aangeduid. Er is, uit oogpunt van de Vr, ook geen noodzaak aanwezig om de gebieden in de verbeelding op te nemen indien de betreffende regels uit de Vr op een andere wijze in het bestemmingsplan zijn verwerkt. De natuur- en landschapwaarden in de Groenblauwe mantel zijn beschermd met de vigerende enkelbestemmingen.

De vertaling van de Visie Buitengebied gemeente Woensdrecht leidt er overigens toe dat de Groenblauwe mantel wel in het plan wordt opgenomen (zie paragraaf 3.2).

Behoud en herstel van watersystemen

In hetvigerende bestemmingsplan is hiervoor een gebiedsaanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van het zoekgebied en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt niet overeen met de begrenzing uit de Vr en wordt aangepast.

Ecologische verbindingszones

In hetvigerende bestemmingsplan is voor deze zones een gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' opgenomen. De bijbehorende regels zijn gericht op de bescherming van deze waarden en behoeven geen aanpassing. De begrenzing van de gebiedsaanduiding komt niet overeen met de begrenzing uit de Vr aangezien de begrenzing is afgestemd op de 'Inrichtingsvisie EVZ-Woensdrecht'. De begrenzing wordt niet aangepast.

Beheersgebied EHS

In de huidige Vr zijn beheersgebieden binnen de EHS niet langer onderscheiden. De gebiedsaanduiding 'beheersgebied ehs' komt te vervallen. Het betreffende lid in artikel 52.2 komt te vervallen alsmede alle verwijzingen die naar dit artikel zijn opgenomen binnen de enkelbestemmingen. De aanduiding komt niet langer voor op de verbeelding.

Aanpassing van het plan

De gebiedsaanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen' wordt geheel met de gewijzigde begrenzing opgenomen in de herziening. De gebiedsaanduiding 'ecologische hoofdstructuur' wordt met de partieel gewijzigde begrenzing in haar geheel opgenomen in de herziening. De gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel' wordt toegevoegd en de gebiedsaanduiding 'beheersgebied ehs' wordt ingetrokken.

Overigens wordt nog verwezen naar de aanpassing van begrenzing ter plaatse van de buisleidingenstraat (paragraaf 4.5).

Hoofdstuk 3 Gewijzigd Gemeentelijk Beleid

3.1 Inleiding

In deze paragraaf wordt het ten opzichte van de vaststelling van het moederplan gewijzigde gemeentelijke beleid weergegeven, voor zover dit gewijzigde beleid ook leidt tot aanpassing van de bestemmingsplanregels. Het betreft de op 19 maart 2015 vastgestelde Visie Buitengebied en de archeologische beleidskaart van de gemeente.

3.2 Visie Buitengebied

Het buitengebied van Woensdrecht blijft constant in beweging. Enerzijds in de praktijk door nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen, anderzijds doordat het gemeentelijk, regionaal en provinciaal beleid verandert. Dit was aanleiding om de stand van zaken op te maken en een visie voor het buitengebied op te stellen, waarmee sturing kan worden geven aan ontwikkelingen. Deze visie is op 19 maart 2015 vastgesteld door de gemeenteraad.

De Visie

Het gemeentelijk beleid voor het buitengebied is gestoeld op drie pijlers:

  • natuur en landschap;
  • recreatie;
  • economie.

Natuur en landschap

Op het gebied van natuur en landschap wordt binnen de gemeentegrenzen ingezet op het:

  • in stand houden van het Natura 2000-gebied De Brabantse Wal;
  • versterken van de natuurlijke waarden, waaronder het tegengaan van verdroging en versnippering van natuurgebieden;
  • versterken van De Brabantse Wal, onder andere door het toepassen van het regionale afsprakenkader voor verbetering van de kwaliteit van het landschap bij het toestaan van initiatieven.

Recreatie

Door de bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden van de Brabantse Wal is het buitengebied heel aantrekkelijk voor recreatie en toerisme. De gemeente wil het buitengebied daarom nog aantrekkelijker maken voor recreant, toerist en ondernemer, zodat het daar aangenaam wonen, werken, recreëren en verblijven is. De gemeente werkt met haar partners gezamenlijk aan het verbeteren, combineren en promoten van het toeristisch-recreatieve aanbod op de Brabantse Wal. Die inspanningen leiden tot een toename van de bekendheid van, de waardering voor, het bezoek aan en de bestedingen in het gebied door de actieve recreant en (zakelijke) toerist.

Er wordt ingezet op:

  • het bevorderen van het medegebruik van het buitengebied door recreatie en toerisme (optimaliseren positionering van de gemeente, verbeteren recreatieve routes);
  • kwaliteitsverbetering van de bestaande recreatiebedrijven;
  • de koppeling tussen zorgeconomie en toerisme;
  • de koppeling tussen agrarische bedrijven en toerisme en horeca;
  • plattelandstoerisme; is steeds populairder en kwaliteit is steeds belangrijker.

Nadrukkelijk biedt de gemeente de agrarische ondernemers de mogelijkheid om toeristische nevenactiviteiten te ontwikkelen en het omzetten van agrarische bedrijven naar recreatieve bestemmingen.

Economie

Het is belangrijk dat het platteland vitaal blijft. Een goede economische ontwikkeling hoort daarbij. De gemeente Woensdrecht stimuleert een duurzame ontwikkeling van de landbouw. De doorgaande schaalvergroting in de landbouw heeft als gevolg dat (agrarische) bedrijven beschikbaar komen voor andere functies. Om de economie in het buitengebied op peil te houden is het nodig dat deze complexen economische betekenis houden.

Daarnaast leent het buitengebied zich goed voor een brede plattelandseconomie. Door de bijzondere landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van het buitengebied en de ligging tussen de stedelijke gebieden van Antwerpen, Bergen op Zoom en Roosendaal zijn de randvoorwaarden aanwezig om een zorgeconomie te ontwikkelen en het gebied nog aantrekkelijker te maken voor toerisme en recreatie.

De gemeentelijke ambitie voor de economische ontwikkeling van het buitengebied zijn:

  • duurzame agrarische bedrijfsontwikkeling: ontwikkeling tot duurzame agrofoodregio;
  • ontwikkelen van een brede plattelandseconomie gericht op zorg, recreatie en toerisme;
  • agrarische activiteiten die natuur/natuurontwikkeling stimuleren.

Om die ambitie te bewerkstelligen wil de gemeente een stimulerend en faciliterend beleid voeren om nieuwe niet-agrarische ontwikkelingen mogelijk te maken op vrijkomende bedrijven.

Ruimtelijke vertaling: gebiedsindeling

In de visie wordt onderscheid gemaakt in de volgende gebiedscategorieën:

  1. 1. Natura 2000-gebied De Brabantse Wal;
  2. 2. ecologische hoofdstructuur;
  3. 3. groenblauwe mantel;
  4. 4. gemengd landelijk gebied.

Voor deze deelgebieden zijn de volgende koersen en ontwikkelingsmogelijkheden per deelgebied vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP123xHERZx09-VG01_0002.jpg"

Om te beoordelen of nieuwe initiatieven passend zijn in een deelgebied wordt een zogenaamd stoplicht-model gebruikt waarbij geldt dat:

  • groen: aan de ontwikkeling kan medewerking worden verleend;
  • oranje: ontwikkeling voldoet nog niet aan de voorwaarden, na aanpassing kan medewerking worden verleend;
  • rood: aan de ontwikkeling kan op de betreffende locatie geen medewerking worden verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP123xHERZx09-VG01_0003.jpg"

Figuur 3.1 Beoordeling initiatieven

De visie bevat ook concrete verruimingen van beleid, te weten:

  • het toestaan van be- en verwerking van agrarische producten van derden;
  • het toestaan van bewerking van mest van het eigen bedrijf;
  • de plaatsing van windturbines tot 20 m hoog;
  • de mogelijkheid van een plattelandswoning;
  • de mogelijkheid om de maximale oppervlaktemaat voor recreatiewoningen op vakantieparken te verruimen naar 100 m² indien sprake is van een kwaliteitsverbetering;
  • de verruiming van de maximale inhoudsmaat voor burgerwoningen naar 750 m³.

Aanpassingen van het plan

Neven- en vervolgfuncties

Het vigerende bestemmingsplan biedt ruimte voor neven- en vervolgfuncties bij agrarische bedrijven (met afwijking zijn recreatieve nevenfuncties toegestaan, met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kan een bedrijf of recreatieve hoofdfunctie worden gerealiseerd). Deze vigerende mogelijkheden worden uitgebreid met de mogelijkheid om een zorginitiatief te ontwikkelen bij wijze van nevenactiviteit.

In de Visie is aangegeven dat voor buitenplanse wijzigingen via het 'stoplichtmodel' afgewogen kan worden of een nieuwe gebruiksfunctie in het buitengebied aanvaardbaar is. Voor zover het functies betreft waarvan in de Visie is aangegeven dat deze functies passend zijn in de koers van de deelgebieden, kan hiervoor in het plan een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen.

Daarbij is de volgende afweging gemaakt:

gebied koers met accenten overweging
Natura 2000 toerisme en recreatie het vigerende bestemmingsplan bevat al de nodige ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie en toerisme; het plan wordt, gelet op de kwetsbaarheid van het gebied, niet aangepast; eventuele functiewijzigingen kunnen na afweging met een aparte planologische procedure worden toegestaan;
EHS natuur en landschap, landgoederen, zorgeconomie, toerisme en recreatie het gebied valt gedeeltelijk samen met het Natura 2000-gebied; het plan wordt, gelet op de kwetsbaarheid van het gebied, niet aangepast; eventuele functiewijzigingen kunnen na afweging met een separate planologische procedure worden toegestaan;
groenblauwe mantel uitbreiding bestaande functies, zorgeconomie, recreatie en toerisme, mogelijkheden voor bestaande landbouwverwante bedrijven het vigerende plan bevat mogelijkheden voor recreatie en toerisme; mogelijkheden voor ontwikkelingen passend in de zorgeconomie zijn nog niet in het plan opgenomen en kunnen worden toegevoegd in een algemene wijzigingsbevoegdheid;
aan het plan kan tevens een wijzigingsbevoegdheid worden toegevoegd voor de vergroting van bestemmings- en bouwvlakken van bestaande landbouwverwante bedrijven; eventuele functiewijzigingen kunnen na afweging met een apart planologische procedure worden toegestaan;
de wijzigingsbevoegdheden worden afgestemd op de waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel
gemengd landelijk gebied vestiging en uitbreiding landbouwverwante bedrijven, verbrede landbouw het vigerende plan bevat mogelijkheden om landbouwverwante bedrijven te vestigen op voormalige agrarische bedrijfslocaties; voor de uitbreiding van landbouwverwante bedrijven wordt een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd; overige functiewijzigingen worden niet mogelijk gemaakt maar kunnen, na afweging zoals in de Visie beschreven, met een separate procedure worden toegestaan.

De voorgestelde wijzigingsbevoegdheden zijn toegevoegd aan artikel 49.2. De mogelijkheden voor zorginitiatieven als nevenactiviteit zijn opgenomen in de afwijkingen van de gebruiksregels bij de agrarische artikelen.

Be- en verwerking van agrarische producten van derden

In het vigerende bestemmingsplan zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen om de be- en verwerking van agrarische producten op agrarische bouwvlakken toe te staan. Aan deze afwijkingsbevoegdheden is de voorwaarde gekoppeld dat geen aanvoer van producten van derden plaats mag vinden. Deze voorwaarde komt te vervallen en wordt vervangen door de voorwaarde dat aanvoer van producten van derden is toegestaan indien hoofdzakelijk be- en verwerking plaatsvindt van de producten van het eigen bedrijf en er geen sprake is van een zelfstandige agrarische productverwerkende hoofdactiviteit (artikel 3.6.3, 5.6.3 en 6.6.3). Aan de begripsbepalingen is tevens toegevoegd wat onder de be- en verwerking van agrarische producten wordt verstaan (lid 1.29) en de relevante criteria om te bepalen of er nog sprake is van een nevenactiviteit (lid 1.101).

Aan de artikelen 3.6.3, 5.6.3 en 6.6.3 is toegevoegd dat de be- en verwerking van agrarische producten is toegestaan voor zover de milieubelasting vergelijkbaar is met de categoriën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Om dit te beoordelen moeten de specifieke werkwijze en omvang van de activiteiten worden beoordeeld op maatgevende milieuaspecten.

Bewerking van mest van het eigen bedrijf

Aan de agrarische bestemmingen zijn afwijkingsbevoegdheden toegevoegd om de mestbewerking (inclusief monovergisting) op het bouwvlak van de eigen, ter plaatse geproduceerde, mest toe te staan (artikel 3.6.6, 5.6.6 en 6.6.6).

Windturbines met beperkte hoogte

Aan de regels wordt een algemene afwijkingsbevoegdheid toegevoegd om bij agrarische bouwvlakken en bij de bestemming Bedrijf windturbines toe te voegen met een beperkte hoogte. Deze turbines zijn gelet op de omvang bedoeld voor eigen gebruik. In het artikel wordt gewezen op de hoogtebeperkingen die gelden als gevolg van de aanwezigheid van het vliegveld.

Plattelandswoningen

Aan de agrarische artikelen wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd om de bewoning door derden die geen relatie hebben met het betreffende in werking zijnde bedrijf, toe te staan. De afwijking in artikel 3.6.5, 4.6.2, 5.6.5 en 6.6.5 is aan voorwaarden verbonden (goed woon- en leefklimaat, geen beperkingen voor aangrenzende percelen, geen mogelijkheden om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren).

Recreatiewoningen

In het plan zijn de volgende 4 recreatieterreinen opgenomen:

park toelaatbare eenheden wijzigingsbevoegdheid
Staartse Duinen 85 stacaravans/chalets
mogelijkheid om stacaravans om te zetten naar recreatiewoningen
2 stacaravans voor 1 recreatiewoning 65 m² en 6 m² bijgebouwen
Familyland 107 stacaravans/chalets
266 recreatiewoningen
maatvoering voor recreatiewoning 65 m² en 6 m² bijgebouwen
mogelijkheid om stacaravans om te zetten naar recreatiewoningen
2 stacaravans voor 1 recreatiewoning 65 m² en 6 m² bijgebouwen
Hazeduinen 315 stacaravans/chalets
140 recreatiewoningen
toeristische standplaatsen
maatvoering voor recreatiewoning 65 m² en 6 m² bijgebouwen
mogelijkheid om stacaravans om te zetten naar recreatiewoningen
2 stacaravans voor 1 recreatiewoning 65 m² en 6 m² bijgebouwen
Groenendries 63 recreatiewoningen -

De visie biedt ruimte om deze maximale maatvoering te verruimen. De voorgestelde aanpassing heeft zowel betrekking op de maximale oppervlakte van de huidige recreatiewoningen als op de oppervlakte van recreatiewoningen die toelaatbaar zijn bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor omzetting van stacaravan naar recreatiewoning.

Aanpassing van het plan met betrekking tot de recreatiewoningen vindt plaats door:

  • in de wijzigingsbevoegdheden een maat voor recreatiewoningen op te nemen van 100 m² en aan de bevoegdheid als voorwaarde te verbinden dat ten hoogste 25% van het bouwperceel mag worden bebouwd met gebouwen, geen aantasting plaatsvindt van natuurwaarden en voldaan wordt aan de voorwaarde van kwaliteitsverbetering (artikel 21.9.1, 22.9.1 en 23.9.1);
  • een afwijkingsbevoegdheid op te nemen voor de aanwezige recreatiewoningen om de recreatiewoning te vergroten mits voldaan wordt aan de voorwaarde van kwaliteitsverbetering, geen aantasting plaatsvindt van natuurwaarden en ten hoogste 25% van het bouwperceel wordt bebouwd met gebouwen (artikel 22.4.2, 23.4.2 en 24.4.2).

Burgerwoning

Tot slot is artikel 30.2.1 is aangepast: de maximale maatvoering voor woningen van 600 m³is gewijzigd in 750 m³.

3.3 Vertaling Van De Visie

Met de genoemde aanpassingen van het plan op basis van de Visie zoals beschreven in paragraaf 3.2, de Vr en de resultaten van de planMER (hoofdstuk 2) en met de toepassing van het regionale afsprakenkader voor de verbetering van de kwaliteit van het landschap hebben de 3 pijlers waarop de Visie steunt, natuur- en landschap - recreatie - economie, vorm gekregen:

  • natuur en landschap: met onder andere de verplichting tot het realiseren en onderhouden van een landschappelijke inpassing of het realiseren van ruimtelijke kwaliteitswinst bij initiatieven en ontwikkelingen, het nadrukkelijk opnemen van de voorwaarde dat geen sprake mag zijn van de aantasting van natuurwaarden bij diverse ontwikkelingen, het ammoniakstandstill en het uitsluiten van nieuwvestiging van en omschakeling naar intensieve veehouderij;
  • recreatie: met onder andere de mogelijkheid om recreatiewoningen te vergroten tot 100 m² en stacaravans uit te ruilen tegen recreatiewoningen en de versterking van de recreatieve aantrekkelijkheid van het landschap;
  • economie: mogelijkheden voor de uitbreiding van zorgvuldige veehouderijen en andere agrarische bedrijven, verwerking van de agrarische producten van derden en de mogelijkheden om gebruik te maken van de kansen die de zorgeconomie biedt.

3.4 Archeologie Beleid

In het rapport 'Woensdrecht, Over de rand' van november 2012 zijn de archeologische waarden en de archeologische verwachtingswaarden binnen de gemeente Woensdrecht in beeld gebracht. Deze nota was verwerkt in het ontwerpplan maar is bij gewijzigde vaststelling niet langer in de planherziening verwerkt. Gestreefd wordt naar een actualisering van de nota om deze vervolgens te verwerken in een volgende, integrale herziening van het plan Buitengebied.

Hoofdstuk 4 Actualisatie Van Het Plan

4.1 Verbeteren Toegankelijkheid Van Het Plan

De toegankelijkheid van het plan wordt gedeeltelijk bemoeilijkt door het feit dat een aantal gebiedsaanduidingen op de verbeelding afgestemd zijn op de grenzen van de enkelbestemmingen terwijl de regels die bij de aanduiding horen, in het algemene hoofdstuk van de regels zijn te vinden (en niet in de het hoofdstuk Bestemmingsregels). Dit wordt aangepast: gebiedsaanduidingen worden opgenomen als één gebied waarbij geen onderscheid gemaakt wordt naar de enkelbestemmingen en de verwijzingen in de enkelbestemmingen worden verwijderd. In een nieuw artikel 52.1 wordt aangegeven waar de gronden met de betreffende aanduiding voor zijn bestemd. Digitaal, zoals te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl, wordt direct een verwijzing gemaakt naar artikel 52.

Het betreft de gebiedsaanduidingen 'archeologische verwachtingswaarden', 'attentiegebieden ehs', 'cultuurhistorisch waardevol gebied', 'ecologische verbindingszone', 'kerkepad', 'reserveringsgebied - waterberging' en 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen'.

Daarnaast blijkt de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' die is toegekend aan 4 deelgebieden met de bestemming Natuur - Landgoed niet nodig: de voorkomende cultuurhistorische en aardkundige waarden zijn al met de andere toegekende bestemmingen en dubbelbestemmingen beschermd. Het betreffende artikel wordt ingetrokken en de bestemming maakt niet langer onderdeel uit van het plan.

4.2 Actualisatie Toelichting En Plan

4.2.1 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren. Voor buisleidingen moet daarbij getoetst worden aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011).

Met de 3e herziening is de QRA van hogedruk aardgasleidingen toegevoegd aan het plan en zijn de regels aangescherpt om kwetsbare objecten binnen risicocontouren te voorkomen. Per 1 juli 2014 vallen ook de chemicaliënleidingen onder het Besluit externe veiligheid (Bevb). Binnen de plangrenzen is sprake van diverse chemicaliënleidingen.

4.2.2 Panden met 'cultuurhistorische waarden'

De huidige regeling om sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden te voorkomen leidt momenteel zelden tot een weigering van de omgevingsvergunning. Reden hiervoor is onduidelijkheid over de weigeringsgronden en de actualiteit van de inventarisatie.

Voor wat betreft de weigeringsgronden wordt gewezen op het bepaalde in artikel 2.16 Wabo waarin staat dat de vergunning voor het slopen van een bouwwerk kan worden geweigerd als het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. Deze formulering 'kan omgevingsvergunning worden geweigerd' sluit op zichzelf niet uit dat deze omgevingsvergunning ook om andere redenen kan worden geweigerd. Nu de omgevingsvergunningeis voor het slopen van bouwwerken op grond van artikel 3.3 Wro in het bestemmingsplan kan worden opgenomen, is het logisch dat deze omgevingsvergunning ook kan worden geweigerd als het slopen in strijd is met deze bestemming.

De inventarisatie die ten grondslag ligt aan de aanwijzing is niet zeer recent maar daartegen kan worden ingebracht dat cultuurhistorisch waardevolle panden doorgaans geen ingrijpende veranderingen ondergaan. Om tegemoet te komen aan het bezwaar dat bij een bepaald pand de inventarisatie niet volledig zou zijn, worden de weigeringsgronden voor de omgevingsvergunning voor slopen aangepast.

Aanpassing plan

Aan de betreffende artikelen wordt toegevoegd dat een sloopvergunning niet wordt geweigerd indien in redelijkheid het behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert (doordat in de loop der tijd cultuurhistorische waardevolle elementen zijn verdwenen of omdat het object in een slechte bouwkundige staat verkeert) niet kan worden verlangd. Het betreft de aanvulling van de artikelen 3.8.2, 5.8.2, 6.8.2, 9.8.2, 15.8.2, 18.8.2, 19.8.2, 29.8.2 en 30.8.2.

4.3 Actualisatie Verbeelding

Ten behoeve van deze herziening is een actuele versie van de GBKN-ondergrond vergeleken met de toegekende bestemmingen, aanduidingen en bouwvlakken. Als gevolg hiervan is op onderdelen het plan aangepast. Deze en andere redenen om het plan te herzien worden in deze paragraaf beschreven.

Uitbreiding plan

Het bestemmingsplan Bremweg 1 en Leidingstraat ongenummerd en het wijzigingsplan Oud Hinkelenoorddijk 7 worden in het plan opgenomen omdat de regels uit de Verordening ruimte ook op de betreffende agrarische bedrijven van toepassing moeten worden verklaard. Het betreft uitsluitend een aanpassing van de verbeelding.

Natuurontwikkeling

Sinds de vaststelling van de 3e herziening zijn diverse agrarisch percelen door Brabants Landschap en Natuurmonumenten verworven en ingericht voor natuurontwikkeling. De agrarisch bestemmingen van 1 perceel aan de Brilseweg, 5 percelen aan de Putseweg (omgeving Zwaluwmeer) en 2 percelen ten oosten van Putseweg 35 worden gewijzigd in de bestemming Natuur (gronden van Natuurmonumenten). Ook de agrarisch bestemmingen van percelen van Brabants Landschap (gebieden in de omgeving van de Vossenweg, Hogerwaardpolder te Woensdrecht en Eiland te Huijbergen worden bestemd tot Natuur. Het bouwvlak Hogerwaardpolder 2 is verkleind en wordt voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig'.

Weg naar Wouw 38 en 40

De percelen Weg naar Wouw 38 en Weg naar Wouw 40 worden opgenomen in het bestemmingsplan. Weg naar Wouw 40 wordt bestemd tot Wonen met een bouwvlak, overeenkomstig de uitspraak van de Raad van State van 29 januari 2014 (201305288/1/R3).

Op het perceel Weg naar Wouw 38 is sprake van een pluimveehouderij. De gronden worden bestemd tot Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met een bouwvlak van 1.5 ha en de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'.

Aan de gronden worden tevens, voor zover van toepassing de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartzone 2', 'vrijwaringszone-radar', 'geluidzone-industrie', luchtvaartzone 9' en 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen alsmede de dubbelbestemming 'Leiding-gas' met een hartlijn.

Sportlaan 11 te Hoogerheide

Aan de Sportlaan 11 te Hoogerheide is een gemengd agrarisch bedrijf gelegen. Op het bedrijf wordt vleesvee gehouden en akkerbouwproducten geteeld, onder andere ten behoeve van het vleesvee . Voor het veehouderijgedeelte is in 2009 een melding in het kader van het Activiteitenbesluit geaccepteerd en ook de benodigde Natuurbeschermingswetvergunning is verleend. In het geldende bestemmingsplan is de veehouderijtak van het bedrijf ten onrechte niet positief bestemd.

Ten aanzien van dit bedrijf is een advies ontvangen van de Agrarisch Adviescommissie Bouwen waarin de AAB wijst op het feit dat de begripsbepalingen die gehanteerd worden in het moederplan een tegenstrijdigheid bevatten/niet helemaal sluitend zijn. Zij concluderen dat de veehouderij activiteiten op Sportlaan 11 op basis van de vigerende regels en het feit dat de aanwezige dieren met maïs van de bij het bedrijf behorende gronden worden gevoerd, als 'grondgebonden agrarisch bedrijf' kunnen worden aangemerkt. Omdat de dieren in gebouwen worden gehouden kan het bedrijf ook aangemerkt worden als 'intensieve veehouderij'.

Met de aanpassingen in deze herziening worden de gehanteerde definities sluitend gemaakt; bepalend voor de indeling die binnen de veehouderij wordt gehanteerd is de mate waarin de productie gerealiseerd wordt met behulp van de open grond die bij het bedrijf hoort. Het perceel Sportlaan 11 krijgt op basis van de aangepaste definities de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veehouderij'.

Molendreef 120 Ossendrecht, Antwerpsestraatweg 135 Hoogerheide, Van der Duijnspolderweg 7 Woensdrecht, Langeweg 40 Woensdrecht, Westerstraat 50 b Huijbergen, Heistraat 12 Hoogerheide, Oude Steenstraat 4 Hoogerheide en Moleneind 49 en 52 Ossendrecht

Bij al deze percelen is sprake van bestaande erfbebouwing die niet voorzien is van een bouwvlak en/of het juiste bestemmingsvlak. Voor deze schuren en bijgebouwen zijn onherroepelijke bouwvergunningen verleend. De bebouwing is sinds de oprichting in gebruik bij de bestemming Wonen. De bestemming Wonen wordt indien nodig aangepast en de bebouwing wordt strikt ingepakt in een bouwvlak. Tussen de bouwvlakken worden indien nodig relatietekens opgenomen.

Hogebergdreef 160 te Putte

Voor het perceel aan de Hogebergdreef 160 te Putte is abusievelijk een maatvoeringsaanduiding voor het maximaal te bebouwen oppervlak opgenomen met een waarde van 1.180 m². De correcte waarde bedraagt 1.680 m². De verbeelding wordt aangepast waarbij alleen de nieuwe maatvoering is opgenomen.

Oud Hinkelenoorddijk 5 Woensdrecht, Trambaan 16 Ossendrecht, Hinkelenoorddijk 1 Ossendrecht, Moleneind 80 Ossendrecht en Hageland 45 Ossendrecht

Bij deze agrarische bouwvlakken is sprake van een onherroepelijk vergund bedrijfsgebouw dat de grenzen van het bouwvlak in geringe mate overschrijdt. De begrenzing van het bouwvlak wordt aangepast op een zodanige wijze dat sprake is van vormverandering en geen vergroting.

Begrenzing bestemming Water

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan zijn op diverse plaatsen in het buitengebied waterbergingen gerealiseerd waarbij de uiteindelijke feitelijke situatie afwijkt van de bestemming Water zoals opgenomen in het plan. De begrenzing van de bestemming Water wordt aangepast ter plaatse van de waterberging aan de Kooiweg, en gedeelten van Calfvense kreek, de Agger en de Ossendrechtse kil. De bestemming van de Bleekloop bij Huijbergen wordt gewijzigd in Natuur.

Voormalige grensovergang Zoomweg-Zuid

Ter plaatse van de voormalige grensovergang aan de Zoomweg-Zuid is de bestemming Verkeer en Agrarisch met waarden - Landschapswaarden aangepast aan de feitelijke situatie.

Dennenlaan 29 Woensdrecht

Ter plaatse van de manage aan de Dennenlaan komt de begrenzing van de bestemming en functieaanduiding 'recreatiewoning' niet helemaal overeen met de locatie van de onherroepelijk vergunde aanwezige bebouwing. Door de bestemming en aanduiding enigszins van vorm te veranderen, rekening houdend met de leiding, wordt de aanwezige bebouwing correct bestemd.

Putseweg/landgoed Emmahoeve

Binnen de bestemming Natuur - Landgoed is een functieaanduiding 'recreatiewoning' met een maatvoeringsaanduiding opgenomen. De daadwerkelijk vergunde en gerealiseerde recreatiewoningen zijn niet geheel binnen deze aanduiding gerealiseerd. De aanduidingen worden aangepast.

Putsebaan/landgoed Bieduinen

Gronden met de bestemming Natuur en een daarop aanwezig gebouw, behoren tot het landgoed. De bestemming wordt gewijzigd van Natuur naar Natuur - Landgoed en er wordt een bouwvlak met maatvoeringsaanduiding opgenomen.

Verkeer en buisleidingenstraat

Volgens de systematiek van het moederplan zou op de kruising van de bestemming Verkeer met bestemming Buisleidingenstraat de bestemming Verkeer moeten worden opgenomen met een dubbelbestemming Leiding - leidingstrook. Dit is in het moederplan op een aantal locaties niet gebeurd. Met deze partiële herziening wordt dit aangepast.

Antwerpsestraatweg 176 Hoogerheide

De gronden hebben de bestemming Bedrijf met de functieaanduiding garage. Momenteel is er geen sprake meer van een garage zodat de functieaanduiding komt te vervallen. Toegestaan zijn dan bedrijven uit de categorie 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.

Scheldevanger

De Scheldevanger aan de Reimerswaalweg is gerestaureerd en met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' positief bestemd.

Natura 2000

De begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000 is in overeenstemming gebracht met de actuele begrenzing. De dubbelbestemming is in zijn geheel opgenomen in de herziening; de oude begrenzingen komen te vervallen.

Postbaan 79 in Putte

De bedrijfsbestemming op het perceel Postbaan 79 te Putte is niet in overeenstemming met het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met de reeds vergunde en gerealiseerde vervangende bedrijfswoning. De begrenzing van het bestemmingsvlak, het bouwvlak, de functieaanduiding en de maatvoeringsaanduiding worden aangepast en afgestemd op de kadastrale situatie. De toelaatbare oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt niet uitgebreid.

Postbaan 70 te Putte

Aan de Postbaan 70 te Putte is sprake van een agrarisch bedrijf met 2 legale bedrijfswoningen, die abusievelijk niet als zodanig zijn bestemd in het moederplan. Ter plaatse van het bouwvlak wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen met de waarde '2'.

Koppelstraat

Ten behoeve van de aanleg van de randweg Putte is sprake van een grondruil en dientengevolge bestemmingswijzigingen voor enkele percelen nabij het sportveld. De bestemming Sport wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden en Wonen (met een bestemmingsvlak van maximaal 1.500 m²). Het bouwvlak binnen de bestemming Wonen wordt uitgebreid.

Ossendrechtseweg 66

Aan het perceel Ossendrechtseweg 66 te Ossendrecht is een vigerend, ruim bestemmingsvlak Wonen toegekend. Het bouwvlak wordt, gelet op de aanwezige woning met terras, met 3,7 m in westelijke richting verschoven (niet vergroot).

Omgeving Groeneweg

De bestemming 'Maatschappelijk - Militaire vliegveld' van een agrarisch perceel aan de Groeneweg is in verband met een eigendomswisseling gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'.

Zebra gasleiding

Een ontbrekend gedeelte van de gasleiding is op de verbeelding opgenomen met de bestemming Leiding - Gas met een breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn gas.

Schapendreef 101 te Hoogerheide

Op het perceel Schapendreef 101 ontbreekt ten onrechte de functieaanduiding 'recreatiewoning'. Deze aanduiding wordt toegevoegd aan de verbeelding.

Grindweg

De bestaande windturbine aan de Grindweg in Woensdrecht heeft abusievelijk in het moederplan wel een aanduiding maar geen bouwvlak gekregen. Deze omissie wordt hersteld.

Wijzigingen Vr najaar 2016

In de relatie tot de ontwikkeling van de militaire vliegbasis vindt er een aanpassing plaats van de begrenzing van de 'ecologische hoofdstructuur'. Er is daarbij enerzijds sprake van het niet langer aanwijzen als ehs en anderzijds van de daarmee samenhangende compensatie. Het betreft relatief ondergeschikte aanpassingen. Waar gronden niet langer aangewezen worden als 'ecologische hoofdstructuur' zijn ze toegevoegd aan de 'groenblauwe mantel'. Deze aanpassing van de Vr wordt alvast in het plan verwerkt.

In de Vr vindt tevens een aanpassing van het 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen' plaats; ook deze wijziging wordt alvast verwerkt in de planherziening.

4.4 Actualisatie Regels

Begripsbepaling 1.74

De begripsbepaling voor hoofdgebouwen is afgestemd op de definities voor hoofdgebouwen in verschillende komplannen binnen de gemeente.

Bouwregels agrarische artikelen (artikel 3.2, 5.2 en 6.2)

Op de gronden met agrarische bestemmingen zijn, verspreid over het plangebied, onherroepelijk vergunde schuren en stalletjes gerealiseerd. Deze legale gebouwtjes zijn in het huidige bestemmingsplan niet voorzien van een bouwvlak. Door in de bouwregels op te nemen dat buiten bouwvlakken ook bestaande gebouwen zijn toegestaan wordt deze omissie in het plan gerepareerd. Door deze aanpassing wordt voorkomen dat legale gebouwen onbedoeld onder het overgangsrecht worden geplaatst. Voor bestaande situaties (voor bouwen en gebruik) is in het plan al een begripsbepaling opgenomen. Uit jurisprudentie blijkt dat een dergelijk regeling voor bestaande gebouwen is toegestaan (het begrip 'bestaande situatie' voor bouwen in combinatie met de aanwezige vergunningen geeft voldoende zekerheid over de gebouwen die als bestaand worden aangemerkt en de gebouwen die niet als zodanig worden aangemerkt).

Hobbymatige agrarische bedrijven (artikelen 5.2 en 6.2)

In het bestemmingsplan is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' opgenomen voor bedrijven met een omvang van minder dan 10 Nge. Hier is eigenlijk geen sprake meer van een volwaardig agrarisch bedrijf en hiervoor is de regeling opgenomen dat ter plaatse van deze aanduiding geen nieuwe gebouwen mogen worden opgericht. Dit heeft als onbedoeld neveneffect dat ook de realisering van een eenvoudig bijgebouw bij de woning niet is toegestaan. De bepaling dat geen nieuwe gebouwen mogen worden opgericht wordt gewijzigd in de bepaling dat geen nieuwe bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht.

Artikelen 3.2.6, 5.2.6 en 6.2.7

In de bouwregels voor agrarische bestemmingen zit een tegenstrijdigheid met betrekking tot de toelaatbaarheid van sleufsilo's buiten bouwvlakken. De zinsnede 'sleufsilo's' vervalt in de genoemde artikelen.

Artikel 3.2.4 en 19.2.2

In artikel 3.2.4 sub c en artikel 19.2.2 sub g is abusievelijk bepaald dat de afstand tot de perceelsgrens maximaal 5 m moet bedragen. Bedoeld is dat de afstand minimaal 5 m moet bedragen. Dit wordt in beide artikelen aangepast.

Artikel 5.9.12

In de aanhef van het artikel is ten onrechte sprake van een wijzing van de bestemming Agrarisch. Bedoeld is een wijziging van de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. De regels worden aangepast.

Artikel 4.9.3

De in het plangebied gelegen paardenhouderijen grenzen aan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapwaarden of de bestemming Natuur. Voor de wijziging naar de bestemming Recreatie geldt dat deze bestemming uitsluitend is toegestaan op de aangrenzende gronden met een agrarische bestemming. Gelet op de huidige situatie en eventuele toekomstige paardenhouderijen wordt in artikel 4.9.3 opgenomen dat ook aangrenzende gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapwaarden voor wijzing in aanmerking komen.

Artikel 5.9.13 en artikel 6.9.4

In artikel 5.9.13 en 6.9.4 is de bevoegdheid opgenomen om een agrarisch bestemming te wijzigen in Wonen. Daarbij is bepaald dat de inhoud van de woning niet mag worden vergroot. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid is het redelijk dat ook deze woningen vergroot mogen worden tot het maximale inhoud die bij de bestemming Wonen is toegestaan. De bepaling komt te vervallen; de algemene regels van de bestemming Wonen zijn na wijziging van toepassing.

Artikel 8.2.2

De maximaal toelaatbare hoogte van terreinafscheidingen voor nutsvoorzieningen van 1 m wordt als te beperkt ervaren. Een minimale hoogte van 2 m wordt noodzakelijk geacht om de bescherming en veiligheid van de voorzieningen te garanderen.

Artikel 12

De toekenning van functieaanduidingen in het moederplan bij de bestemming Detailhandel is niet helemaal duidelijk; de bedrijven die aangeduid zijn kunnen aangemerkt worden als grootschalige detailhandel. De bedoeling van het plan was klaarblijkelijk niet om grootschalige detailhandel zonder meer toe te staan. De regeling wordt aangepast om dit uitgangspunt te verduidelijken (artikel 12.1 en de begripsbepaling 1.55). In de wijzigingsbevoegdheid (artikel 12.9.2) wordt verduidelijkt dat het een wijziging betreft naar een andere functieaanduiding die verwijst naar de toelaatbare vorm van detailhandel. De voorwaarden dat een dergelijk bedrijf moet voldoen aan de categorieën 1 of 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten kan vervallen: in de huidige lijst zijn geen detailhandelsbedrijven meer opgenomen (bovendien waren detailhandelsbedrijven in de lijst van het moederplan allemaal ingedeeld in categorie 1 of 2).

Artikel 19

De bestaande woning Abdijlaan 48 te Ossendrecht is per abuis niet genoemd als woning in het artikel voor de bestemming Natuur - Landgoed.

Artikel20

Het perceel aan de Langeweg 2 te Woensdrecht heeft een bestemming Recreatie met de functie-aanduidingen 'dagrecreatie' en 'ondergeschikt horeca'. Het pand was circa 10 jaar geleden een woning waarvoor een buitenplanse wijzigingsprocedure is doorlopen. Momenteel staat het perceel te koop en er zijn geen overwegende bezwaren om opnieuw een woonbestemming aan het perceel toe te kennen. Aan het plan wordt - overeenkomstig de bevoegdheden bij de bestemmingen Bedrijf en Horeca - een wijzigingsbevoegdheid voor verandering van de bestemming opgenomen. Verandering van de bestemming dient gepaard te gaan met de sloop van overtollige bebouwing.

Artikel 21.2.4, 22.2.5 en 23.2.5

In de bestemmingsbepalingen voor de verschillende verblijfsrecreatieve terreinen zijn geen onderlinge afstanden voorgeschreven tussen verblijfsrecreatieve objecten zoals stacaravans en chalets. Uit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit is het opnemen van een dergelijk minimale afstand van 3 m, vergelijkbaar met de voorgeschreven onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen op de recreatieparken, wel wenselijk. De regels worden hierop aangepast. Daarbij wordt opgemerkt dat de bepalingen omtrent bestaande maten (artikel 46.2) van toepassing is zodat de situaties waarin de huidige onderlinge afstand minder dan 3 m bedraagt niet onbedoeld onder het overgangsrecht worden gebracht.

Artikel 28.5

De specifieke gebruiksregels die opgenomen zijn voor gronden met de bestemming Verkeer - Zandpad hebben geen betrekking op het toegelaten gebruik en komen te vervallen.

Artikel 30.2.1

Op gronden met de bestemming Wonen mogen woningen in het huidige plan overal binnen het bouwvlak worden gebouwd en herbouwd en dat kan een ongewenste situering opleveren die belemmerend werkt voor naastgelegen bedrijven. De regels worden op dit onderdeel aangevuld met de bepaling dat herbouw van een woning op een andere locatie binnen het bouwvlak geen onevenredige beperking op mag leveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen bedrijven.

Artikel 33, 34, 35, 37 en 47.21

Op basis van jurisprudentie omtrent de wijze waarop het Bevb in een bestemmingsplan moet worden verwerkt komt het woord 'onevenredig' of 'onevenredige' in relatie tot het belang van de leiding te vervallen bij de beoordeling van omgevingsvergunningen.

Artikel 37.7.2

De foutieve verwijzing naar artikel 33.4 wordt gewijzigd in een verwijzing naar artikel 37.7.1.

Artikel 40.7 en 42.7

De afwijkingscriteria bij het stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden bij de bestemming 'Waarde - Natura 2000' en 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' zijn niet volledig/niet correct. Dit wordt aangepast.

Artikel 47.1

Het bepaalde in artikel 46.1 onder a en 46.2.1 met betrekking tot de afstand vanaf de molen waarbinnen regels gelden voor de maximale hoogte en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, is onvoldoende duidelijk. Niet de afstand tussen het object of het werk en de onderste punt van de verticale wiek is van belang maar de afstand van het object/werk tot de voet van de molen (zoals voor deze molen ook toegepast in het bestemmingsplan Bebouwde kom Huijbergen). Op basis van het rekenmodel van de Vereniging de Hollandse Molen is een berekening gemaakt van de maximale bouwhoogte voor gebouwen in de molenbiotoop voorzover gelegen in het buitengebied. Daarbij is ervan uitgegaan dat de molen in een ruw gebied (n=75) is gelegen. In de zone van 100 tot 400 m zijn bouwhoogtes rechtstreeks toelaatbaar van 4,4 m tot 7,1 m. Voor hogere bouwwerken is de mogelijkheid van afwijking opgenomen.

Uitwerking rekenmodel Vereniging Hollandse Molen

technische gegevens van de molen, biotoopformule en bebouwingsafstand ronde stenen beltmolen Johanna
technische gegevens van de molen
n-factor 75,0
c = constante 0,2
z = askophoogte 15,3
c.z = 3,1
vlucht 23,1
stellinghoogte 3,7
biotoopformule
H = X/n + c .z
H = hoogte obstakel
X = afstand tot de molen
bebouwingsafstand toelaatbare hoogte in meters
bij X = 50 m 3,7
bij X = 100 m 4,4
bij X = 200 m 5,7
bij X = 300 m 7,1
bij X = 400 m 8,4

Nieuw artikel 46.3

Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepalingen in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. In het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van de toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was. De gemeente Woensdrecht heeft geen vastgestelde beleidsregels voor parkeren zodat aansluiting is gezocht bij de normen zoals deze gehanteerd worden door CROW.

Artikel 3.9.14, 4.9.6, 5.9.14, 6.9.5, 7.9.3, 11.9.2, 14.9.2, 15.9, 17.9, 24.9 en 30.9.2

De wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in de genoemde artikelen bieden geen mogelijkheden om de bestemming van gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' of de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000 te wijzigen naar Natuur. De regels zijn hiermee aangevuld.

Artikel 53.2 (en artikel 53.1)

In artikel 53.2 sub b (overgangsrecht gebruik) wordt verwezen naar artikel 45.2.1. Dit is niet juist; de redactie wordt aangepast aan de voorgeschreven tekst van artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van jurisprudentie moet ook bij de vaststelling van een herziening de bepalingen voor het overgangsrecht worden opgenomen. Artikel 53.1 en 53.2 worden opgenomen in de herziening.

Artikel 53.3

Op het perceel Hollandseweg 23a vindt in strijd met het bestemmingsplan permanente bewoning plaats van een woonkeet. Met de bewoners is overeengekomen dat het gebruik na beëindiging niet meer wordt hervat. Voor het perceel wordt een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen in het betreffende artikel van de regels.

Diverse artikelen

In diverse artikelen is bepaald dat bijgebouwen niet gebruikt mogen worden voor bewoning met uitzondering van mantelzorg. Deze regels leiden, in combinatie met de opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor mantelzorg, tot verwarring. De zinsnede 'met uitzondering van mantelzorg' komt te vervallen.

Diverse wijzigingsbevoegdheden

Het bestemmingsplan bevat diverse wijzigingsbevoegdheden om een bedrijfsmatige bestemming zoals Agrarisch en Bedrijf, om te zetten in een woonbestemming indien het bedrijf beëindigd is en er een legale bedrijfswoning aanwezig is. De wijzigingsbevoegdheden kunnen nu niet worden toegepast in geluidszones van wegen, spoorwegen, windturbinepark of industrieterrein. Deze regels zijn onnodig beperkend aangezien met de omzetting van bedrijfswoning naar burgerwoning geen sprake is van een nieuw geluidsgevoelige object (de Wet geluidhinder heeft betrekking op 'woningen' en maakt geen onderscheid tussen burgerwoningen en bedrijfswoningen). De bepalingen over geluidszones in de wijzigingsbevoegdheden komen te vervallen.

Vernummering

Voor zover de in dit plan beschreven aanpassingen leiden tot een toevoeging van artikelen of artikelleden, vindt een vernummering van de artikelen/artikelleden plaats.

4.5 Actualisatie Regels En Verbeelding

Uitbreiding plan

Het wijzigingsplan Putseweg 15 wordt in het plan opgenomen omdat de regels uit de Verordening ruimte ook op de betreffende agrarische bedrijf van toepassing moet worden verklaard. Het betreft een aanpassing van de verbeelding, de regels ('groen' is voor landschappelijke inpassing (artikel 13.1) en een voorwaardelijke bouwbepaling (artikel 5.2.2)) en de bijlagen bij de regels.

Bunkers en andere historische militaire objecten

In het plangebied zijn niet alle aanwezige bunkers aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Bovendien komt de ingetekende locatie in veel gevallen niet overeen met de daadwerkelijke locatie. Ook voor de zogenaamde Scheldevanger, een herbouwd militair object, geldt dat deze niet op de verbeelding is opgenomen. Aan deze elementen wordt de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' toegekend. Voor zover de bunkers zijn gelegen op locaties waar gebouwen in principe niet zijn toegestaan (bestemming Verkeer of Natuur) wordt aan de betreffenden artikelen toegevoegd dat de gebouwen/bunkers zijn toegestaan. Voor zover bunkers zijn gelegen op de erven bij woningen wordt het bouwvlak aangepast en in de regels opgenomen dat de bunkers niet meetellen bij de bepaling van de toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen. De bunkers kunnen niet worden verwijderd en de gebruiksmogelijkheden zijn beperkt; zij tellen derhalve niet mee als volwaardige bijgebouwen.

Molenbosstraat

Ten behoeve van het arboretum is een gebouw vergund. Het gebouw wordt voorzien van een bouwvlak en de regels van het artikel Natuur worden hierop aangepast.

Weg naar Wouw en Putseweg

Het horecabedrijf 'Trapke op' te Huijbergen heeft nu de bestemming Horeca met als functieaanduiding 'restaurant'. Ter plaatse is echter geen sprake van een restaurant maar van een café. Ook ter plaatse van Puts Meuleke is de toelaatbare functie (categorie 1 of 2) niet overeenkomstig het huidige gebruik (categorie 3). De functieaanduiding worden aangepast.

Bedrijventerrein Aviolanda

Op het bedrijventerrein Aviolanda zijn 2 bedrijfswoningen toegestaan. Momenteel worden deze bedrijfswoningen (Aviolandalaan 27 en 29) in afwijking van het bestemmingsplan gebruikt voor bewoning door derden.

Het huidige gebruik van de woning aan de Aviolandalaan 29 is in strijd met het bestemmingsplan en komt niet voor een positieve bestemming in aanmerking.

Op basis van artikel 3.2.3 van het Bro heeft de raad de mogelijkheid om voor een of meer natuurlijke personen persoonsgebonden overgangsrecht op te nemen. Daartoe kan de raad onder andere toe overgaan in gevallen waarin het bestaande gebruik, gelet op artikel 3.2.2, vierde lid, van het Bro, niet onder de werking van het algemene overgangsrecht zou vallen en handhavend optreden tot een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 3.2.3 van het Bro zou leiden. Gelet op het voorgaande (strijdig met bestemming; geen overgangsrecht; geen actieve beëindiging) ligt het voor de hand om een persoonsgebonden overgangsrecht op te nemen voor het perceel Aviolandalaan 29. Artikel 53.3 is hiermee aangevuld.

De woning Aviolandalaan 27 wordt vanaf 1984 bewoond door personen die geen relatie hebben met het aangrenzende bedrijventerrein. In het bestemmingsplan Buitengebied Oost 1993 is de woning Aviolandalaan 27 nog bestemd tot 'woondoeleinden' maar met de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 is de bestemming gewijzigd in 'industrieterrein'. Het gebruik als burgerwoning van Aviolandalaan 27 is daarmee wegbestemd en onder het overgangsrecht gebracht. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan in 2011 is het gebruik opnieuw onder de werking van het overgangsrecht gebracht. Op basis van het overgangsrecht mag het gebruik worden voortgezet maar het impliceert ook dat het gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd.

Met de vaststelling van het bestemmingsplan Actualisatie Bestemmingsplan Buitengebied in 2011 is het gebruik dus opnieuw onder de werking van het overgangsrecht gebracht. Vaste jurisprudentie met betrekking tot overgangsrecht is echter dat gronden slechts bij uitzondering ten tweede malen onder het overgangsrecht kunnen worden gebracht. Er is derhalve aanleiding om bij deze partiële herziening van het plan Buitengebied de plaatsing van het gebruik van Aviolandalaan 27 onder het overgangsrecht opnieuw te bezien.

De huidige bewoner heeft op 25 januari 2012 een verzoek ingediend om het gebruik als burgerwoning positief te bestemmen. Dat verzoek is afgewezen en dat besluit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bekrachtigd. Belangrijk argument van de gemeenteraad (en onderschreven door de Raad van State) is dat de geluidsbelasting op het gezoneerde industrieterrein niet verenigbaar is met burgerbewoning. Daarmee staat vast dat met deze partiële herziening het gebruik als burgerwoning niet positief bestemd kan worden.

Van een beëindiging van het gebruik als burgerwoning binnen de planperiode is evenmin sprake aangezien de gemeente niet voornemens is over te gaan tot de aankoop dan wel onteigening. Voor de realisering van de huidige bestemming (Bedrijventerrein – Fokkerterrein, met als toelaatbaar gebruik het gebruik voor een bedrijfswoning) is het niet nodig dat de gebouwen verdwijnen, uitsluitend het gebruik als burgerwoning kan niet positief worden bestemd.

Op grond van jurisprudentie is het noodzakelijk dat de gemeente een regeling voor het langdurige gebruik treft als het gebruik wordt wegbestemd, maar de gemeente niet de bedoeling heeft om binnen de planperiode tot onteigening over te gaan. Daarmee wordt in voldoende mate rekening gehouden met de belangen van de huidige bewoners die het pand in 2001, toen het reeds was wegbestemd, zijn gaan bewonen.

Gelet op het voorgaande (terecht geen positieve woonbestemming opgenomen; niet opnieuw onder het overgangsrecht te brengen) ligt het voor de hand voor het perceel Aviolandalaan 27 een regeling voor het langdurige gebruik op te nemen. Een persoonsgebonden overgangsrecht is persoonsgebonden en biedt voor de huidige bewoners te weinig rechtszekerheid. Er is gekozen voor een andere oplossing, een zogenaamde uitsterfregeling. Deze regeling is niet persoonsgebonden: het huidige gebruik als burgerwoning mag worden voortgezet, tot het moment dat het gebruik voor de periode van ten minste 1 jaar (365 dagen) is beëindigd. De woning krijgt een functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' en de regels in artikel 9 worden aangevuld.

Tot slot moet met een aanpassing van het plan worden voorkomen dat, nu de panden Aviolandalaan 27 en 29 niet als dienstwoning kunnen worden gebruikt, elders op het bedrijventerrein bedrijfswoningen worden opgericht. De maatvoeringsaanduiding maximaal aantal wooneenheden, waarde '2' vervalt en voor de beide woningen wordt de functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. De regels in artikel 9 worden hierop aangepast.

Buisleidingenstraat

In het gehele leidingentracé van de buisleidingenstraat is archeologisch onderzoek uitgevoerd en het gebied is vrijgegeven. Er bestaat derhalve geen aanleiding meer om binnen de bestemming Buisleidingenstraat een dubbelbestemming voor archeologie op te nemen.

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' en de gebiedsaanduidingen 'cultuurhistorisch waardevol', 'groenblauwe mantel', 'attentiegebied ehs', 'ecologische hoofdstructuur' en 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen' zijn op basis van provinciaal beleid in het moederplan Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied opgenomen.

Na de vaststelling van het moederplan heeft de rijksoverheid op 12 juni 2014 een wijziging van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) vastgesteld. In het Rarro zijn voorkeurstracés aangewezen voor buisleidingen van nationaal belang voor de transport van gevaarlijke stoffen. De buisleidingenstraat van Leidingenstraat Nederland is aangewezen als buisleidingenstraat van nationaal belang. Gemeenten mogen bij het vaststellen van een bestemmingsplan geen nieuwe activiteiten toestaan die het leggen van een buisleiding in een buisleidingenstrook kunnen belemmeren. Het handhaven van de genoemde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen is hiermee in feite niet in strijd, maar gelet op de feitelijke situatie (de leidingenstrook is geheel in eigendom van de Leidingenstraat Nederland en de gronden zijn of worden regelmatig geroerd voor de aanleg en het onderhoud van de leidingen) zijn de toegekende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen feitelijk zonder betekenis: de realisatie van de EHS is onwaarschijnlijk en staat op gespannen voet met het nationale belang van de leidingenstraat, door het (in het verleden en in de toekomst) roeren van de gronden is de aardkundige en cultuurhistorische waarde minimaal. De dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen ter plaatse van de buisleidingenstraat kunnen vervallen met uitzondering van het 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen' en de 'groenblauwe mantel'. Ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen' is een minimale verbinding voorzien tussen natuurontwikkelingen aan weerszijden van de buisleidingenstraat. De aanduiding 'groenblauwe mantel' heeft geen consequenties voor de buisleidingenstraat. Beide aanduidingen blijven gehandhaafd.

Aan het artikel Buisleidingenstraat wordt voorts een verplicht advies van de leidingbeheerder toegevoegd.

Gasdrukmeet- en regelstation

De aanduiding 'gasdistributiestation' van het gasdrukmeet- en regelstation van de Gasunie in Ossendrecht wordt aangepast. In artikel 7 is opgenomen dat ter plaatse uitsluitend een gasdrukmeet- en regelstation is toegestaan.

Waterleidingen Evides en Brabant Water

Waterleidingbedrijven Evides en Brabant Water exploiteren planologisch relevante waterleidingen die in het plangebied zijn gelegen. De situering van de leidingen is niet in overeenstemming met de ligging zoals weergegeven op de verbeelding. De bestemming Leiding - Water is in zijn geheel met de actuele ligging opgenomen op de verbeelding en vervangt daarmee de vigerende begrenzing. In de vigerende regels zijn verschillende bepalingen opgenomen die niet eenduidig zijn. Deze regels worden aangepast op de wijze zoals eerder in de 3e herziening de regels voor gasleidingen zijn aangepast.

Hoofdstuk 5 Planmer

5.1 Planmer-plicht

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport dient te worden opgesteld. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan:

  • kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn;
  • mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden (waardoor een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is).

Bestemmingsplan buitengebied, partiële herziening 2016

Drempelwaarden Besluit milieueffectrapportage

Met de herziening worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden aan agrarische bedrijven, waaronder veehouderijen. Conform wet- en regelgeving en jurisprudentie dient bij de beoordeling of sprake is van een planmer-plicht ook rekening te worden gehouden met onbenutte ruimte die wordt overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen en afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. In de herziening van dit bestemmingplan wordt de provinciale Verordening ruimte verwerkt. Dit betekent dat slechts onder strikte voorwaarden ontwikkelingsruimte wordt geboden aan veehouderijen. Door de ontwikkelingsmogelijkheden die de herziening biedt, is het mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen van veehouderijen drempelwaarden uit het Besluit mer zullen worden overschreden. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat een initiatief tot wijziging of realisatie van een stal betrekking heeft op bijvoorbeeld 200 stuks melkrundvee (> 2 jaar) of 2.000 mestvarkens. Stallen van een dergelijke omvang kunnen worden gerealiseerd binnen de bouwvlakken die met de herziening worden mogelijk gemaakt. Daarmee vormt de herziening het kader voor mogelijke toekomstige besluiten over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Om deze reden is in het kader van het Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016 sprake van een planmer-plicht.

Effecten op Natura 2000

Binnen de gemeentegrenzen van Woensdrecht is het Natura 2000-gebied Brabantse Wal gelegen. Daarnaast zijn in de omgeving van het plangebied zowel op Nederlands als op Belgisch grondgebied ook enkele Natura 2000-gebieden gelegen, waaronder de Kalmthoutse heide, Markizaat, Westerschelde en Saeftinghe. In de Natuurbeschermingswet 1998 is vastgelegd dat voor plannen die mogelijk leiden tot significante negatieve effecten op Natura 2000 een zogenaamde 'passende beoordeling' noodzakelijk is. Voor de herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied kan niet op voorhand worden uitgesloten dat sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000. Met name als het gaat om het aspect stikstofdepositie kan op vele kilometers afstand sprake zijn van significante negatieve effecten als gevolg van de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan. Zeker wanneer rekening wordt gehouden met het cumulatieve effect van de maximale invulling van alle bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Dit bekent dat een passende beoordeling dient te worden uitgevoerd. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planmer-plicht.

5.2 Procedure

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van in dit geval een herziening van een bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat de planMER (in ieder geval) inzicht geeft in de maximaal optredende milieugevolgen en maatregelen beschrijft waarmee eventuele negatieve effecten kunnen worden voorkomen of beperkt. De planmer-procedure bestaat uit de volgende stappen:

  1. 1. openbare kennisgeving opstellen planMER en herziening;
  2. 2. raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van de planMER (Notitie reikwijdte en detailniveau; Nrd);
  3. 3. opstellen planMER;
  4. 4. terinzagelegging planMER (met in dit geval de ontwerpherziening);
  5. 5. toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.

Gelijktijdig met de inspraak- en overlegprocedure van het voorontwerp van deze partiële herziening is de Nrd voorgelegd aan overlegpartners en relevante bestuursorganen.

De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure Nrd zijn beschreven in de Nota Beantwoordinginspraak en overleg. Het planMER is vervolgens gezamenlijk met het ontwerp van de partiële herziening ter inzage gelegd en ter toetsing voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r. De Commissie heeft geoordeeld dat het MER de noodzakelijke informatie bevat om een besluit te kunnen nemen over de bestemmingsplanherziening. Het toetsingsadvies is opgenomen in bijlage 8. Naar aanleiding van recente jurisprudentie (Oisterwijk, 30 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3197) is een aanvulling op het planMER toegevoegd waarin ook de effecten die extra dieren buiten de stal kunnen hebben, zijn beschreven.

5.3 Resultaten Planmer

Het planMER (met passende beoordeling) is opgenomen in bijlage 7 van de toelichting. Deze paragraaf geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten en conslusies en de doorvertaling daarvan in het bestemmingsplan.

5.3.1 Effectbeschrijvingen

Het planMER beschrijft per milieuthema de referentiesituatie (huidige situatie en eventuele autonome ontwikkelingen). Vervolgens is inzicht gegeven in de maximale milieugevolgen die kunnen optreden. Deze maximale ontwikkelingsruimte omvat alle mogelijkheden die bij recht, via afwijking met een omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheden worden geboden. De effectbeschrijvingen in het planMER en de daarin opgenomen passende beoordeling hebben betrekking op:

  • de agrarisch bouwvlakken en de wijzigingsbevoegdheden voor omschakeling en vergroting van bouwvlakken voor veehouderijen en paardenhouderijen;
  • de verruiming van de gebruiksmogelijkheden in het buitengebied (plaatsing van kleine windturbines, mogelijkheden voor de be- en verwerking van agrarische producten, ontwikkelen van zorginitiatieven, verruiming van ontwikkelingsmogelijkheden agrarisch verwante bedrijven, mogelijkheden voor de verwerking van mest, plattelandswoningen);
  • de verruiming van de wijzigingsbevoegdheid voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

Veehouderijen

Met partiële herziening worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden aan veehouderijen. De Vr is sterk bepalend voor de voorwaarden waaronder medewerking kan worden verleend aan toekomstige initiatieven.

Natura 2000

Belangrijkste aandachtspunt dat volgt uit de effectbeschrijvingen zijn de gevolgen van de mogelijke toename van stikstofdepositie. In de passende beoordeling zijn de mogelijke gevolgen van veehouderij initiatieven in het buitengebied van de gemeente Woensdrecht (cumulatief) in beeld gebracht. Daarbij is onderscheid gemaakt in:

  • de gevolgen van het 'opvullen' van onbenutte ruimte binnen de vigerende vergunningen;
  • de gevolgen rekening houdend met maximale opvulling van de bestaande bouwvlakken;
  • de gevolgen van de (theoretische) maximale invulling van alle ontwikkelingsruimte die binnen de bouwvlakken en met wijzigingsbevoegdheden voor vergroting van bouwvlakken worden geboden aan bestaande veehouderijen;
  • de gevolgen van de (theoretische) maximale invulling van de mogelijkheden voor omschakeling naar grondgebonden veehouderij binnen de agrarische bouwvlakken op locaties waar in de huidige situatie nog geen veehouderij activiteiten plaatsvinden.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat in de verschillende onderzoekssituaties sprake is van grote toenames van stikstofdepositie. Significant negatieve gevolgen kunnen niet worden uitgesloten. In de passende beoordeling is daarom een analyse opgenomen van de mogelijkheden om in het bestemmingsplan te borgen dat geen toename van stikstofdepositie optreedt: een depositie standstill op bedrijfsniveau. Een dergelijk depositie standstill maakt het in bepaalde gevallen mogelijk om met toepassing van emissiereducerende maatregelen (interne saldering) te komen tot een uitbreiding van de veestapel zonder dat per saldo sprake is van een toename van depositie die leidt tot een overschrijding of verdere overschrijding van de kritische drempelwaarden van verzuringsgevoelige habitats in Natura 2000 gebieden. Het planMER laat voorts zien dat er heel weinig mogelijkheden zijn voor de veehouderijen binnen het plangebied om door te groeien naar 1,5 ha. Dat hangt samen met de gemiddeld genomen relatief beperkte omvang van de veehouderijen (waardoor er binnen de bestaande bouwvlakken nog ontwikkelingsruimte aanwezig is) en de korte afstand tot de Brabantse Wal.

In de passende beoordeling is ook bekeken welke mogelijkheden het programma aanpak stikstof (PAS) biedt om de te komen tot benutting van de planologische ruimte. Met het PAS wordt een samenhangend pakket van maatregelen vastgesteld waardoor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 wordt beperkt. Het positieve effect van deze maatregelen wordt (gedeeltelijk) benut om ontwikkelingsruimte te bieden voor economische activiteiten. Uit de passende beoordeling blijkt dat binnen de ontwikkelingsruimte die met het PAS wordt gecreëerd kan worden gekomen tot uitvoerbare initiatieven, maar dat de beschikbare ontwikkelingsruimte onvoldoende is om de uitvoerbaarheid van de maximale planologische ruimte aan te tonen.

Overige gevolgen

De overige effecten van de ontwikkelingsruimte voor veehouderijen zijn over het algemeen beperkt. Dat hangt samen met de beperkte omvang van de intensieve veehouderijsector binnen de gemeente Woensdrecht. De uitkomsten uit het planMER geven geen aanleiding om aanvullende maatregelen of randvoorwaarden vast te leggen in de partiële herziening.

Teeltondersteunende voorzieningen

Bij maximale benutting van de extra ontwikkelingsruimte voor teeltondersteunende voorzieningen die met de partiële herziening wordt geboden, kan negatieve effecten met zich meebrengen. De effecten hebben met name betrekking op de waterhuishouding (en daarmee samenhangende ecologische gevolgen) en de mogelijke aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Binnen een afstand van circa 500 m rondom de natte natuurparels en Natura 2000 gebied Brabantse Wal zullen nieuwe permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitgesloten. Daarnaast kunnen in de wijzigingsregels verschillende voorwaarde opgenomen waarmee ongewenste effecten worden voorkomen.

Mestbewerking

De mogelijkheden voor mestbewerking brengen geen grote negatieve milieugevolgen met zich mee. Gezien het feit dat het uitsluitend gaat om mestbewerking ten behoeve van het eigen bedrijf en de andere voorwaarden die daaraan verbonden kunnen worden, zullen geen onaanvaardbare situaties ontstaan.

Kleinschalige windturbines

In de regels kan met een aanvulling van de voorwaarden een aantasting van natuurwaarden worden voorkomen (geen windturbines in Natura 2000 gebieden of een zone van 250 meter daaromheen; geen windturbines in het gebied ten noordwesten van de A58; toetsing aan natuurwaarden in de overige situaties).

Nieuwe zorgvoorzieningen (vervolgfunctie)

De mogelijkheden die met de partiële herziening worden geboden voor nieuwe zorgvoorzieningen, als vervolgfunctie voor agrarische bedrijven, zullen niet leiden tot negatieve milieugevolgen. In de regels kan worden geborgd dat geen onaanvaardbare situaties ontstaan. In bepaalde gevallen kan zelfs sprake zijn van een verbetering van de milieusituatie.

Uitbreiding van landbouwverwante bedrijven

De partiële herziening biedt mogelijkheden voor de uitbreiding van landbouwverwante bedrijven. Het betreft slechts een beperkt aantal bestaande bedrijven. Gezien de voorwaarden die in de partiële herziening kunnen worden verbonden aan toekomstige uitbreidingen, zullen geen onaanvaardbare effecten optreden.

Plattelandswoningen

In de partiële herziening is een regeling opgenomen voor plattelandswoningen. Gezien de milieusituatie in het buitengebied van de gemeente Woensdrecht en de voorwaarden die verbonden zijn aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, zullen geen negatieve milieugevolgen optreden.

Verruiming oppervlakte recreatiewoningen

Met de partiële herziening wordt de maximale oppervlaktemaat voor recreatiewoningen vergroot naar 100 m2. Ook in dit geval kan in de regels worden geborgd dat geen ongewenste effecten optreden.

5.3.2 Uitvoerbaar alternatief

Uit de planMER/passende beoordeling blijkt dat wanneer alle bestaande grondgebonden en intensieve veehouderijen gebruik maken van de maximale ontwikkelingsruimte die de herziening biedt, significante negatieve effecten niet zijn uit te sluiten. Het volledig uitsluiten van significante negatieve effecten binnen het bestemmingsplan is alleen mogelijk wanneer aanvullende voorwaarden worden verbonden aan veehouderij-initiatieven. In deze herziening wordt op basis van de uitkomsten van de passende beoordeling en de toegevoegde oplegnotitie (zie bjlage 9) een depositie standstill opgenomen. Ontwikkelingsruimte kan alleen worden benut door het treffen van voldoende stikstof reducerende maatregelen en/of saldering. In het onderzoek stikstofdepositie is in de berekeningen voor de maximale invulling uitgegaan van het stalsysteem dat minimaal dient te worden toegepast op grond van provinciale regelgeving. Er zijn echter aanzienlijk gunstigere stalsystemen waarbij de emissie per dierplaats lager is. Dit betekent in bepaalde gevallen dat met de sloop van bestaande stallen en de realisatie van volledig nieuwe stallen een toename van het aantal stuks vee kan worden gerealiseerd, zonder dat dit leidt tot een toename van stikstofdepositie.

Het uitvoerbaar alternatief zoals uitgewerkt in het planMER gaat uit van maatwerk op perceelsniveau voor alle typen veehouderijen. De vervolgvraag is op welke wijze hieraan in de herziening een goede doorvertaling kan worden gegeven en op welke wijze de regels in het bestemmingplan moeten worden geformuleerd. Het gaat daarbij om de volgende onderdelen van het plan:

  • het depositiestandstill en bouwvlakken;
  • bouwvlakken en de uitbreiding van bouwvlakken met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid;
  • paardenhouderijen.

Depositiestandstill

Een depositie standstill is, gezien de uitkomsten van de passende beoordeling en de beschreven effecten van dieren buiten de stal, vertrekpunt voor de regeling in het bestemmingsplan. Gezien de geringe afstand tussen bouwvlakken en overbelaste situaties binnen Natura 2000, zal vrijwel iedere toename van emissie vanaf een veehouderij tot een relevante toename van depositie leiden. Een depositie standstill-regeling (de depositie wordt bepaald door de toe- en afnames van verschillende soorten emissies) borgt dat het plan geen significante negatieve effecten veroorzaakt. Tegelijkertijd biedt deze regeling agrariërs enige flexibiliteit/uitbreidingsruimte. Door de toepassing van emissie-arme staltechnieken bij bestaande bedrijven is het namelijk in veel gevallen mogelijk om een vee-uitbreiding/wijziging te realiseren zonder dat de depositie vanaf het bedrijf toeneemt (dit toont het onderzoek in het planMER aan). Het bouwvlak kan in tact blijven; het bouwvlak wordt immers niet alleen gebruikt voor de bouw van stallen maar ook voor andersoortige bebouwing, voorzieningen voor opslag, verharding om de gebouwen te kunnen bereiken en aan de eisen van een moderne bedrijfsvoering te voldoen (geen kruisende verkeerstromen op het erf), manoeuvreerruimte en loze ruimte in verband met inefficiënte of verouderde inrichting van een erf. Door het behoud van het bouwvlak, in combinatie met het depositie standstill blijft de nodige flexibiliteit met betrekking tot locatiekeuze binnen het bouwvlak in tact zonder dat er sprake is van significante effecten.

Om tot een juridisch houdbare doorvertaling te komen van het uitvoerbaar alternatief in de partiële herziening, dient zo veel mogelijk rekening te worden gehouden met de jurisprudentie op het gebied van Natura 2000 en veehouderijen. De tot nu toe gewezen relevante hoofdlijnen in jurisprudentie zijn als volgt.

  • Het is niet toegestaan om als voorwaarde aan directe bouwregels te koppelen dat ofwel een Nb-wet-vergunning moet zijn verleend, ofwel vast moet staan dat een Nb-wet-vergunning niet noodzakelijk is. Enerzijds omdat dit tot een doorkruising leidt van de bevoegdheid van de provincie (bevoegd gezag Natura 2000) en anderzijds omdat de vraag of een bepaald gebruik is toegestaan afhankelijk wordt van de vraag of een Nb-wet-vergunning wordt verleend, waardoor op voorhand niet duidelijk is welk gebruik al dan niet is toegestaan.
  • Als referentiesituatie dient de bestaande situatie. Indien de vergunde ruimte in het bestemmingsplan is opgenomen en deze meer ruimte biedt dan de bestaande situatie, dienen de gevolgen van het opvullen van die ruimte te worden onderzocht . Gezien de jurisprudentie dient 'de bestaande situatie' in het bestemmingsplan nader te worden gedefinieerd.
  • Een planregeling die een toename mogelijk maakt van agrarische bedrijfsbebouwing is alleen aanvaardbaar indien is verzekerd dat geen uitbreiding van veebezetting zal plaatsvinden, dan wel indien is verzekerd dat op een andere wijze geen aantasting van Natura 2000 plaatsvindt.
  • Om te bepalen hoeveel dierplaatsen een plan mogelijk maakt (bv via oppervlakte stal) moet worden uitgegaan van de normen die gelden ten tijde van vaststelling van het plan. Wel kan – met een goede onderbouwing, bv door fluctuaties in geboortes – worden afgeweken van de normen, bijvoorbeeld als meer plaatsen nodig zijn voor jongvee dan werkelijk worden gehouden.
  • Het is toegestaan om vergunde ruimte weg te bestemmen indien uit onderzoek blijkt dat opvulling van die ruimte tot significante effecten leidt. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een regeling waarbij wordt aangesloten bij het bestaande aantal dierplaatsen in de bestaande bebouwing ten tijde van vaststelling van het plan.
  • Recent heeft de Afdeling overwogen dat bij een toename van het aantal dieren niet alleen de effecten vanuit de stal maar ook de effecten buiten de stal onderzocht moeten worden.

Het opnemen van een depositie standstill is in lijn met deze jurisprudentie. Voor een beschrijving van de wijze waarop het depositie standstill in de regels van het bestemmingsplan is verwerkt wordt verwezen naar paragraaf 2.2.5.

Bouwvlakken en wijzigingsbevoegdheden voor vergroting van bouwvlakken

Met het bouwvlak maakt de raad duidelijk waar in het buitengebied verstening is toegestaan. Het bouwvlak is niet alleen bedoeld voor stallen, maar ook voor de bedrijfswoning, erfbebouwing, loodsen/platen voor opslag (voer, mest, werktuigen, etc), silo's, ontsluiting, etc. Ruimte en flexibiliteit binnen de bouwvlakken is wenselijk voor de inrichting van agrarische percelen. Het beperken van de omvang van bouwvlakken, verkleint deze beoogde flexibiliteit en is in het algemeen niet gewenst. Daarnaast maakt het bestemmingsplan (vanwege de consequenties van de provinciale verordening) geen nieuwe stallen bij recht mogelijk, maar altijd via afwijking. Bij nieuwe initiatieven dient tevens te worden aangetoond dat wordt voldaan aan het depositie standstill. Bouwvlakken worden derhalve als gevolg van de uitkomsten van het planMER niet aangepast.

Het planMER toont ook aan dat er heel weinig mogelijkheden zijn om bouwvlakken voor veehouderijen te vergroten naar 1,5 ha: een generieke regeling om deze bouwvlakken te kunnen vergroten is gelet op de nabijheid van het Natura 2000 gebied Brabantse Wal niet haalbaar. Dit betekent niet dat in voorkomende gevallen agrarische veehouderijen niet kunnen doorgroeien: er zal echter sprake moeten zijn van maatwerk en een buitenplanse procedure.

Paardenhouderijen

Voor paardenhouderijen geldt dat er geen emissiearme stalsystemen voorhanden zijn. Bij bedrijven die uitsluitend paarden houden geldt dat elke toename van het aantal paarden leidt tot een verhoging van de emissie en daarmee kan leiden tot een ontoelaatbare toename van depositie. Dat geldt ook voor locaties waar nu geen dieren worden gehouden: indien er (bedrijfsmatig) paarden gehouden gaan worden, neemt de emissie en daarmee de depositie toe. Om deze reden is het noodzakelijk paardenhouderijen apart aan te duiden en de omschakeling van (vollegronds)teeltbedrijven naar bedrijfsmatige paardenhouderijen niet langer mogelijk te maken. Omschakeling van intensieve veehouderij en niet intensieve veehouderij naar paardenhouderij is veelal, in verband met de emissiefactoren van de betreffende dieren, wel mogelijk binnen het depositie standstill en wordt gezien als een aanvaardbare ontwikkeling.

Vertaling in herziening

De resultaten zoals opgenomen in het planMER/passende beoordeling bieden het gemeentebestuur de nodig informatie omtrent de milieugevolgen van voorgestelde ontwikkelingen en leiden samenvattend tot de volgende aanpassing van beleid en regels:

  • om een toename van stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden te voorkomen en de huidige agrarische bouwvlakken te handhaven is het noodzakelijk een regeling in het plan op te nemen waarmee de depositie op voor verzuringgevoelige habitaits in Natura 2000 gebieden niet verder toeneemt; het opnemen van een zogenaamd depositie standstill; bedrijfsontwikkeling is mogelijk binnen het depositie standstill, bijvoorbeeld door de toepassing van emissie-arme technieken in stallen (interne saldering) of door de toepassing weidegang (heeft in principe een gunstig effect op emissie);
  • de omschakeling van een veehouderij naar een paardenhouderij is mogelijk omdat hierbij in veel gevallen sprake is van een afname van emissie en daarmee van depositie;
  • er worden geen omschakelingsmogelijkheden opgenomen voor agrarische bedrijven zonder vee naar agrarisch bedrijven met vee of paardenhouderijen;
  • de omschakeling van intensieve veehouderij naar niet intensieve veehouderij blijft mogelijk;
  • als gevolg van de huidige overbelaste situaties binnen het Natura 2000 gebied Brabantse Wal kan het plan niet langer generieke mogelijkheden bieden om agrarische bouwvlakken voor de veehouderij te vergroten; voor toekomstige vergrotingen zal (buitenplans) maatwerk moeten worden geleverd;
  • bij diverse ontwikkelingen moet nadrukkelijk in de voorwaarden worden opgenomen dat natuurwaarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • kleine windturbines worden uitgesloten in Natura 2000 gebieden, een zone van 250 meter daaromheen en ten noordwesten van de A58;
  • de verruiming van de mogelijkheden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen wordt uitgesloten in een zone van 500 meter rond kwetsbare natuur (niet in 'attentiegebieden ehs' en niet binnen 500 meter vanaf Natura 2000).

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

6.2 Opzet Van De Partiële Herziening

Voorliggend Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016 betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied en Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening. Hierdoor is sprake van een afwijkende opzet in vergelijking met een 'regulier' bestemmingsplan.

Voor het inzichtelijk krijgen van de geldende juridisch-planologische situatie binnen het plangebied, is het daarom noodzakelijk om naast deze partiële herziening ook het geldende bestemmingsplan Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied en Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening. te raadplegen; deze partiële herziening geeft geen compleet overzicht van de nieuwe juridisch-planologische situatie. Op www.ruimtelijkeplannen.nl is door de gemeente een geconsolideerd plan tot en met de 3e herziening gepubliceerd; dit plan biedt een goed inzicht in het juridisch-planologische kader maar is niet juridisch bindend. Nadat ook deze partiële herziening onherroepelijk is geworden zal het geconsolideerde plan worden geactualiseerd.

Verbeelding

Alleen de percelen waar naar aanleiding van deze herziening een aanpassing plaatsvindt worden op de verbeelding opgenomen. De SVBP2012 biedt de mogelijkheid om uitsluitend die zaken in de herziening op te nemen die wijzigen. Uitgangspunt voor de weergave op de verbeelding is dat alleen het gewijzigde aspect in beeld gebracht wordt. Gebleken is dat niet alle wijzigingen op basis van deze systematiek in beeld gebracht kunnen worden. Hierbij gaat het voornamelijk om zaken die van de verbeelding verwijderd dienen te worden. Denk bijvoorbeeld aan het verwijderen van een functieaanduiding of het verwijderen van een gedeelte van het bouwvlak (dit is het geval wanneer het bouwvlak verkleind of van vorm veranderd dient te worden).

Om die reden wordt ten aanzien van de verbeelding gebruikgemaakt van 2 systematieken:

  • Alleen het gewijzigde aspect wordt in beeld gebracht. Aangenomen kan worden dat het overige op het perceel niet wijzigt en derhalve van toepassing blijft. Voorbeeld: de bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming Wonen waarbij het bouwvlak niet wordt gewijzigd. In dit geval wordt alleen de gele kleur van de woonbestemming in beeld gebracht. Logisch gevolg is dat de groene kleur van de bestemming Agrarisch komt te vervallen omdat een perceel niet twee enkelbestemmingen kan bevatten. Deze verwijdering van de bestemming Agrarisch behoeft niet in beeld gebracht te worden.
  • Voor percelen waar bijvoorbeeld een aanduiding of een bouwvlak verwijderd dient te worden, worden alle perceelsgebonden enkelbestemmingen, functie, maatvoerings- en bouwaanduidingen in beeld gebracht behalve het te verwijderen aspect. Voor deze gronden geldt dat de nieuwe situatie/de eindsituatie op perceelsniveau zichtbaar is (dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die niet worden gewijzigd, worden voor het perceel niet zichtbaar gemaakt).

Om een compleet beeld te krijgen van de nieuwe situatie, dient deze herziening derhalve in samenhang met het basisplan geraadpleegd te worden.

Voor de percelen in de herziening, waar een andere enkelbestemming wordt toegekend of een aanduiding wordt gewijzigd, kunnen de regels uit het basisplan en de herziening met betrekking tot deze enkelbestemming of aanduiding ter discussie worden gesteld.

Regels

Voor de regels geldt dat de regels zijn weergegeven zoals die na vaststelling van deze partiële herziening gelden. De niet gemarkeerde regels hebben betrekking op de regels zoals deze gelden vanuit het moederplan en de 3e herziening. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van onderhavige partiële herziening 2016 zijn in de planregels - met een doorhaling in groen ('regel') of een toevoeging in geel ('regel') - opgenomen. Alleen de geel (toevoegingen) of groen (vervallen tekst) gemarkeerde aanpassingen maken dus juridisch-planologisch onderdeel uit van deze partiële herziening. De niet gemarkeerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het vigerende plan. Van belang is dat de niet gemarkeerde regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze herziening uitmaken.

De herziening is opgesteld op basis van SVBP2012 omdat terinzagelegging plaatsvindt na 1 juli 2013. Voor alle bestemmingsplannen die worden opgesteld na deze datum - ook voor partiële herzieningen - dient op basis van de Wro SVBP2012 te worden toegepast. De gebruikte terminologie van SVBP2012 kan op onderdelen verschillen van die van SVBP2008, de standaard die in het moederplan is toegepast.

Tot slot

Waterschap Brabantse Delta heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg gewezen op het feit dat de Keur van het waterschap van toepassing is in het plangebied.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan en de Notitie Reikwijdte en detailniveau (Nrd) hebben vanaf 21 januari 2016, gedurende een periode van 6 weken voor de inspraak ter inzage gelegen en zijn toegezonden aan diverse overleginstanties. Er zijn in totaal 15 inspraakreacties/vooroverlegreacties ingediend tijdens voormelde periode. Deze reacties zijn in de Nota Beantwoording inspraak en overleg samengevat en beantwoord. In deze Nota zijn tevens de ambtshalve aanpassingen weergegeven. Het voorontwerpbestemmingsplan en de de Nrd zijn ook op 17 februari 2016 besproken met een klankbordgroep waarvoor Benegora, Namiro, ZLTO afdeling Woensdrecht, Brabants Landschap, Vereniging Natuurmonumenten, recreatie ondernemers en de agrarische natuurvereniging waren uitgenodigd.

Samenvattend zijn de volgende aanpassingen in het plan doorgevoerd.

De toelichting is aangevuld met de volgende onderdelen:

  1. a. toevoeging van de actuele QRA van Dow, propyleenleidingen, aan de bijlagen van de toelichting;
  2. b. toevoeging van de QRA van Air Liquide leidingen en aanvulling van de paragraaf over externe veiligheid van chemicaliënleidingen;
  3. c. de reactie van de Veiligheidsregio;
  4. d. het waterschap heeft gewezen op het feit dat de Keur van toepassing is binnen het plangebied;
  5. e. toevoeging van de resultaten van het planMER in hoofdstuk 5: emissie standstill bij agrarische artikelen, definitie voor emissie standstill, aanvulling voorwaarden voor vergroting recreatiewoningen en kleinschalige windturbines, geen vergroting van agrarische bouwvlakken voor veehouderij, 500 meter afstandseis bij uitbreiding permanente teeltondersteunende voorzieningen; overigens zijn deze aanpassingen in het ontwerpplan met de vaststelling gewijzigd; zie hoofdstuk 8;
  6. f. aanvulling van de toelichting met betrekking tot de opgenomen regels om nieuwvestiging van en omschakeling naar intensieve veehouderij te voorkomen;
  7. g. aanvulling van de toelichting op de Visie voor het buitengebied (aanvulling van de toelichting met betrekking tot zorginitiatieven en aangeven dat deze initiatieven ook als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven mogelijk wordt gemaakt; toelichting op de 3 pijlers: natuur- en landschap - recreatie - economie);
  8. h. toelichting op de wijze waarop 'vergelijkbare milieubelasting' bij be- en verwerking van agrarische producten moet worden toegepast;
  9. i. aangegeven wordt dat de Vr 2014 in de meest recente versie is verwerkt;
  10. j. aanvulling van de toelichting op uitsterfregeling voor Aviolandalaan 27;
  11. k. aanvulling van hoofdstuk 7: maatschappelijke en economisch uitvoerbaarheid;
  12. l. de hoofdstukken 2 tot en met 6 zijn aangepast aan de hierna beschreven aanpassing van regels en verbeelding.

Aanpassing van de artikelen heeft plaatsgevonden op de volgende onderdelen:

  1. m. de wijzigingsbevoegdheid voor zorginitiatieven wordt uitgebreid met regels voor externe veiligheid; tevens wordt opgenomen dat een initiatief in de groenblauwe mantel dient bij te dragen aan de ontwikkeling van de waarden en kenmerken van de groen blauwe mantel;
  2. n. aanpassing van de regels voor vergroting van recreatiewoningen op verblijfsrecreatieve terreinen (verbeteren leesbaarheid en verwerken resultaten planMER);
  3. o. aanpassing regels voor uitbreiding glastuinbouwbedrijven in de groenblauwe mantel;
  4. p. de mogelijkheden voor nieuwe agrarische bouwvlakken in artikel 3 en 5 komen te vervallen;
  5. q. de mogelijkheden voor vergroting van agrarische bouwvlakken voor de veehouderij in de artikelen 3 en 5 komen te vervallen;
  6. r. de uitzondering dat eenmalig 100 m2 agrarisch bedrijfsbebouwing voor veehouderij buiten beschouwing kan blijven bij de toets of een initiatief voldoet aan de Vr komt te vervallen: deze uitzondering is al opgenomen in Nadere regels waarnaar wordt verwezen;
  7. s. de bepalingen die betrekking hebben op het gebruik van bouwlagen in stallen voor het houden van dieren is verbeterd;
  8. t. de bepalingen voor sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het agrarische bouwvlak zijn aangevuld;afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden van agrarische en andere artikelen waarbij sprake was van de voorwaarde van 'een goede landschappelijke inpassing' zijn aangepast: er wordt in de regels opgenomen dat landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst noodzakelijk is, overeenkomstig het regionale afsprakenkader en er zijn regels opgenomen om de realisering en instandhouding te waarborgen; aan de regels is een begripsbepaling voor landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst toegevoegd;
  9. u. aan de agrarische artikelen 3, 4, 5 en 6 is een ammoniakemissie standstill toegevoegd (aan de specifieke gebruiksregels); aan artikel 1 is een begripsbepaling voor de bestaande ammoniakemissie toegevoegd; voor een beperkt aantal initiatieven wordt een uitzondering opgenomen; voor de volledigheid wordt gewezen op het feit dat het ammoniakemissie standstill uit het ontwerpplan met de vaststelling is gewijzigd in een depositiestandstill; zie hoofdstuk 8;
  10. v. de begripsbepaling voor een niet grondgebonden en grondgebonden agrarische bedrijfsvoering worden verbeterd;
  11. w. in de artikelen 23.1 en 24.1 wordt opgenomen dat de recreatieparken zijn bestemd voor de bedrijfsmatige exploitatie van een verblijfsrecreatief terrein; bij gewijzigde vaststelling is deze bepaling weer komen te vervallen;
  12. x. bij de wijzigingsbevoegdheid voor kleine windturbines wordt verwezen naar de van toepassing zijnde regels voor bouwen in de gebieden met hoogtebeperking ten gevolge van het vliegveld Woensdrecht en wordt de bouw uitgesloten in Natura 2000 gebieden, een zone van 250 meter daaromheen en het gebied ten noordwesten van de A58 tot de plangrens;
  13. y. de regels voor de bewerking en verwerking van de agrarisch producten van derden is aangepast;
  14. z. het artikel voor de Buisleidingstraat is uitgebreid met een verplicht advies van de leidingbeheerder;
  15. aa. in de regels voor de uitsterfconstructie Aviolandalaan 27 wordt opgenomen dat er pas sprake is van beëindigen indien het gebruik gedurende 1 jaar (365 dagen) is gestaakt.;
  16. ab. er is een verruiming opgenomen van de mogelijkheden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen op de gronden met de bestemming Agrarisch (artikel 3.9.15);
  17. ac. er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar Wonen voor een perceel aan de Langeweg 2;
  18. ad. het begrip 'hoofdgebouw is aangepast;
  19. ae. met een aanvulling van de 'afwijking van gebruiksregels' bij agrarisch artikelen wordt de mogelijkheid opgenomen om een zorgfunctie ook als nevenactiviteit te realiseren;
  20. af. de wijzigingsbevoegdheid voor verruiming van de ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouwverwante bedrijven wordt aangevuld met de bedrijven waarvoor deze bevoegdheid mag worden toegepast;
  21. ag. de toevoeging 'met uitzondering van mantelzorg' bij diverse artikelen zorgde voor verwarring bij de toepassing ervan en komt te vervallen;
  22. ah. de specifieke gebruiksbepaling bij artikel 28.5 komt te vervallen.

Aanpassing van de verbeelding heeft plaatsgevonden op de volgende onderdelen:

  1. ai. de plangrens was abusievelijk nog niet aangepast ter plaatse van het bestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijfsterrein de Kooi';
  2. aj. aanpassing van de bestemmings- en/of bouwvlakken Trambaan 16, Oud Hinkeloorddijk 5, Weg naar Wouw 38, Postbaan 79, Koppelstraat 30, Postbaan 70 en Ossendrechtseweg 66;
  3. ak. de aanpassing Caterspolder 3 komt te vervallen;
  4. al. de aanduiding voor een neventak intensieve veehouderij aan de Sportlaan 11 wordt gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij;
  5. am. aanpassing van de begrenzing van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' en de dubbelbestemming Waarde – Natura 2000; de aanduiding en dubbelbestemming zijn geheel in de nieuwe begrenzing in de herziening opgenomen;
  6. an. aanpassing van de aanduiding en de regels voor het gasdrukmeet – en regelstation van de Gasunie in Ossendrecht;
  7. ao. diverse dubbelbestemmingen en aanduiding binnen de bestemming Buisleidingenstraat komen te vervallen;
  8. ap. de bestemming Leiding – Water is aangepast aan de actuele tracés; de bestemming is in zijn geheel in de nieuwe begrenzing opgenomen in de herziening; aanvullend zijn ook de regels aangepast.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

De aanpassingen in deze herziening vloeien voort uit de gewijzigde Verordening ruimte 2014, de vastgestelde Visie Buitengebied en dient verder tot een verbetering van de leesbaarheid en reparatie van een aantal onvolkomenheden in het vastgestelde plan. Deze aanpassingen (met uitzondering van de vertaling van de visie) zien niet op ontwikkelingen op basis waarvan kostenverhaal mogelijk is. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn dan ook voor rekening van de gemeente en het opstellen van een exploitatieplan is voor deze onderdelen van de herziening niet aan de orde.

De ontwikkelingen op basis van de Visie Buitengebied kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief, waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. Mochten er andere kosten zijn, die op grond van artikel 6.13 Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de omgevingsvergunning voor afwijken of wijziging, nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Overige kosten, die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen, die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.

Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan (inclusief planMER) heeft vanaf 19 mei 2016, gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn in totaal 20 zienswijzen ingediend tijdens voormelde periode. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Beantwoording Zienswijzen. Deze nota is opgenomen in bijlage 10. In de nota staan ook de ambtshalve wijzigingen beschreven.

Samenvattend is de bestemmingsplanherziening op de volgende onderdelen gewijzigd vastgesteld.

De toelichting is aangevuld op de volgende onderdelen

  1. a. in de toelichting is kort ingegaan op het positieve toetsingsadvies van de Comissie voor de m.e.r. en is een voetnoot geplaatst in het planMER over de wijze waarop berekeningen en correcties zijn doorgevoerd en moeten worden begrepen;
  2. b. aan de toelichting is een oplegnotitie toegevoegd waarin de effecten van meer dieren buiten de stal inzichtelijk worden gemaakt (bijlage9);
  3. c. in de toelichting is verduidelijkt dat in de 3e herziening reeds een regeling is opgenomen voor kwetsbare objecten;
  4. d. in de toelichting is kort ingegaan op de externe veiligheidsrisico's van de rijkswegen A58 en A4;
  5. e. de hoofdstukken 2 tot en met 7 zijn aangepast aan de hierna beschreven aanpassing van regels en verbeelding;

De regels en verbeelding zijn aangepast op de volgende onderdelen

  1. f. aan de begripsbepalingen is het begrip 'veehouderij' toegevoegd;
  2. g. de regels voor het ammoniakstandstill zijn gewijzigd in een depositiestandstill (artikel 3.5.1, 4.5.1, 5.5.1 en 6.5.1); de begripsbepalingen 1.34, 1.35, 1.36, 1.37, 1.38 en 1.39 zijn aangepast of toegevoegd;
  3. h. de begripsbepaling in artikel 1.29 wordt aangevuld ('al dan niet' gekoeld opslaan);
  4. i. aanpassing van de artikelen 3.2.2, 5.2.2 en 6.2.2 om de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing van de veehouderij nader te kunnen bepalen;
  5. j. aanpassing van de bouwregels voor agrarische hobbymatige agrarische bedrijven in artikel 5.2 en 6.2;
  6. k. aanpassing van de bouwregels voor sleufsilo's in de artikelen3.2.6, 5.2.6en 6.2.7;
  7. l. aanpassing van de afwijkingsregels voor bouwen bij agrarisch bestemmingen (genoemde maatvoeringsaanduidingen komen niet voor); het betreft de artikelen 5.4.3, 3.4.3, en 3.6.4;
  8. m. aanpassing van artikel 6.1, 6.2.2, 6.4.3, 6.5.1 en 6.6.4: binnen deze bestemming komt geen neventak intensieve veehouderij meer voor maar wel een intensieve veehouderij;
  9. n. aanvulling van de artikelen 3.6.1, 4.6.1, 5.6.1, 6.6.1 (ontwikkeling van nevenactiviteiten waarbij kwetsbare objecten binnen risicocontouren van leidingen moeten worden voorkomen), 3.9.13, 4.9.5, 5.9.13, 6.9.4, 7.9.1, 11.9.1, 12.9.1, 14.9.1 en 20.9.1 (voorkomen dat door de omzetting van bedrijfswoningen (beperkt kwetsbare objecten) naar burgerwoningen kwetsbare objecten binnen risicocontouren van leidingen ontstaan);
  10. o. in de wijzigingsbevoegdheden voor bedrijfswoningen naar burgerwoningen komt de bepaling omtrent geluidszones te vervallen; het betreft de artikelen 3.9.13, 4.9.5, 5.9.13, 6.9.4, 7.9.1, 11.9.1, 12.9.1 en 14.9.1;
  11. p. de voorwaarden in artikel 3.9.15 worden aangevuld (permanente teeltondersteunende voorzieningen aansluiten aan aanwezige bebouwing);
  12. q. een verschrijving in artikel 14.9.2 wordt gecorrigeerd;
  13. r. bij de artikelen 33, 34, 35, 37 en 47.21 vervalt het woord 'onevenredig(e)' in relatie tot het leidingenbelang;
  14. s. de voorwaarden in artikel 49.2.1 worden aangevuld (sloop overtollige bebouwing);
  15. t. de bepaling omtrent bedrijfsmatige exploitatie in artikel 23.1 en 24.1 komt te vervallen;
  16. u. de regels voor de verlening van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden op de gronden met de bestemming Waarde - Aardkundig waardevol gebied en Waarde - Natura 2000 zijn aangepast;
  17. v. bijlage 4 Afwijkende aantallen wordt aangepast met de resultaten van inventarisatie en bedrijfsbezoek; in artikel 5.5 wordt een verwijzing naar de bijlage toegevoegd;
  18. w. de begrenzing van de aanduiding 'reservering waterberging' is aangepast aan de begrenzing zoals opgenomen in de Vr;
  19. x. de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zoals verwoord in de toelichting was abusievelijk nog niet op de verbeelding opgenomen; deze omissie is hersteld;
  20. y. de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire vliegveld' van een agrarisch perceel aan de Groeneweg is in verband met een eigendomswisseling gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden';
  21. z. aan het perceel Schapendreef 101 is de ontbrekende functieaanduiding 'recreatiewoning' toegevoegd;
  22. aa. aan het perceel Grindweg is het ontbrekende bouwvlak voor de windturbine toegevoegd;
  23. ab. een ontbrekend stukje van de Zebra gasleiding is toegevoegd aan de verbeelding;
  24. ac. de actualisering van het archeologiebeleid wordt bij nader inzien nog niet in de planherziening verwerkt; om de raadpleegbaarheid van het plan te verbeteren wordt de vigerende aanduiding voor archeologische verwachtingswaarden samengevoegd in grotere vlakken die rechtstreeks aan artikel 52 worden gekoppeld;
  25. ad. voor het najaar van 2016 is een beperkte aanpassing van de Vr voorzien voor wat betreft de aanduidingen 'ecologische hoofdstructuur', 'groenblauwe mantel' en 'behoud en herstel watersystemen'; het betreft ondergeschikte aanpassingen waarvoor met de betrokken eigenaren/beheerders afspraken zijn gemaakt; de verbeelding wordt hierop aangepast;
  26. ae. de actuele begrenzing van de planherziening 'Windturbinepark Kabeljauwbeek 2016' is verwerkt;
  27. af. het perceel Bremweg 1 is toegevoegd;
  28. ag. vermeld wordt dat er door de toevoeging van artikelen en artikelleden een vernummering plaatsvindt; ook is gecontroleerd of de kleuraanduidingen in geel en groen goed zijn weergegeven.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Werken En Werkzaamheden

Bijlage 2 Werken en werkzaamheden

Bijlage 3 Inpassing Putseweg 15

Bijlage 3 Inpassing Putseweg 15

Bijlage 4 Afwijkende Aantallen

Bijlage 4 Afwijkende aantallen

Bijlage 1 Qra Propyleenleiding

Bijlage 1 QRA Propyleenleiding

Bijlage 2 Qra Air Liquide Leiding

Bijlage 2 QRA Air Liquide leiding

Bijlage 3 Brief Defensieleidingen

Bijlage 3 Brief Defensieleidingen

Bijlage 4 Plaatsgebonden Risico Total

Bijlage 4 Plaatsgebonden risico Total

Bijlage 5 Bevb Objecten Total

Bijlage 5 BEVB objecten Total

Bijlage 6 Nota Beantwoording Inspraak En Overleg

Bijlage 6 Nota Beantwoording inspraak en overleg

Bijlage 7 Planmer

Bijlage 7 PlanMER

Bijlage 8 Toetsingsadvies Planmer

Bijlage 8 Toetsingsadvies planMER

Bijlage 9 Aanvulling Planmer

Bijlage 9 Aanvulling planMER

Bijlage 10 Nota Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 10 Nota beantwoording zienswijzen