KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch 1
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Centrum - 1
Artikel 6 Gemengd - 3
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Natuur
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Wonen - 1
Artikel 13 Wonen - 2
Artikel 14 Wonen - 3
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Leiding-riool
Artikel 17 Waarde - Archeologie
3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Algemene Procedureregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel

Herziening groenstroken Hoogerheide - Woensdrecht

Bestemmingsplan - Gemeente Woensdrecht

Vastgesteld op 03-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

- plan:
het bestemmingsplan ‘Herziening groenstroken Hoogerheide - Woensdrecht’
van de gemeente Woensdrecht;
- bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0873.HOWOxBP098xHERZx05-VG01 met de bijbehorende regels;
- verbeelding:
a analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Herziening
groenstroken Hoogerheide - Woensdrecht’ bestaande uit 5 kaartbladen;
b digitale verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Herziening
groenstroken Hoogerheide - Woensdrecht’:
NL.IMRO.0873.HOWOxBP098xHERZx05-VG01:
- aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van deze gronden;
- aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
- aaneengebouwde woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee
aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
- aangebouwd bijgebouw:
een met een overlap van minimaal 1,2 meter aan het hoofdgebouw, geheel of
gedeeltelijk, verbonden bijgebouw; anders is sprake van een vrijstaand
bijgebouw;
- afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en
waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
gewenst is;
- agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van
het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van
dieren;
- akkerbouwbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van
het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen);
- archeologisch verwachtingsgebied:
gebied, aangegeven op de provinciale Indicatieve Kaart Archeologische
Waarden , waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische
vondsten of sporen te verwachten zijn;
- bebouwd oppervlak:
het totaal van de oppervlakten van bouwwerken voor zover deze een grotere
hoogte hebben dan 1,2 meter, met dien verstande dat pergola’s, erf-/
perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
- bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van
het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
- bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
- bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld
voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de
bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
- begeleid wonen:
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met
(voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uursbegeleiding);
- beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
- beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep
aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
- bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
- bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
- bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
- bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
- bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
- bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
- bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
- bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
- bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten;
- bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
- carport:
een dakconstructie, hoofdzakelijk bedoeld voor de stalling van voertuigen,
aan maximaal drie zijden begrensd door wanden, waarvan in ieder geval de
naar feitelijke voorgevel gekeerde zijde geen wand heeft;
- cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en
ontspanning, waaronder musea en toeristische attracties;
- Cultuurhistorische Waardenkaart:
door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant vastgestelde kaart met
indicatieve archeologische waarden, versie 26 september 2006;
- dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
- dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of de
dakrand van het dak, dat het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;
- detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop),
verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die
goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige
detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
- dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn
begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van een garagebedrijf en een seksbedrijf;
- dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij publiek rechtstreeks (al dan
niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel
en internetcafé;
- discotheek:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor
gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend
mechanische/elektronische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een
wezenlijk onderdeel vormen;
- eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
- functioneel bouwperceel:
Een samengesteld stuk grond, voortkomend uit een woonbestemming en de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en/of
‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’ wat als
één bouwperceel gezien wordt;
- feitelijke voorgevel:
De voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan;
Ter verduidelijking is de onderstaande afbeelding gemaakt:
afbeelding
- gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- geluidbelasting vanwege industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde
plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig
op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende
motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de
Wet geluidhinder;
- geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde
plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald
spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld
in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen;
- geluidbelasting vanwege wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde
plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald
weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet
geluidhinder;
- geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet
geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond
industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of
het Besluit geluidhinder spoorwegen;
- geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere
geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit
grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden
binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
- geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van
vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
- gemengd:
een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies van hoofdgroepen
van bestemmingen;
- gestapelde woningen:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven
elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een
eenheid beschouwd kan worden;
- gevellijn:
de als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn, die strak loopt langs de
voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen c.q. bouwgrenzen;
- grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
- hoeksituaties:
een situatie en/of verkaveling waarbij aan het perceel twee of meer
aaneengesloten zijden openbaar gebied grenst;
- hoge verwachtingswaarde:
grote kans op archeologische vondsten of informatie;
- hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld
op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen
zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
- hoofdgebouw:
een gebouw dat, in architectonisch en/of functioneel opzicht als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
- horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken,
het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig
verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek,
feestzaal en partyboerderij, te onderscheiden in:
horeca van categorie 1:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en
waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in
hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Daaronder worden begrepen:
een ijssalon, een koffie- en/of theehuis;
horeca van categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken
van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden.
Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en
broodjeszaken/lunchroom, konditorei, afhaal-centrum, eetwinkels, restaurant;
horeca van categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken
van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het
verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te
worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen;
Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs,
juice- en healthbar;
horeca van categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van
vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het
geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende
muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren:
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een
zalencentrum (met nachtvergunning);
horeca van categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken
van nachtverblijf.
Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige
logiesverstrekkers;
- horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één
en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering
van een seksbedrijf;
- houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op
gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe
afwijking is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de
Boswet;
- IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface):
het plangebied is gelegen binnen het zogenaamde Inner Horizontal and
Conical Surface van de vliegbasis; dit gebied is vastgesteld ten behoeve van
de vliegverkeersveiligheid.
In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is opgenomen,
conform de ICAO-normen, rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak
van 45 meter hoog boven het maaiveld is gelegen met een straal van 4 km
rond de landingsdrempel, dat overgaat in een conisch vlak met helling van
5% tot 145 meter hoog boven het maaiveld over een afstand van 2 km;
- kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in
ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen,
waaronder congres- en vergaderaccommodatie;
- kantine:
aan sportactiviteiten ondergeschikte horecavoorziening;
- kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan
uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van
vruchten, bloemen of planten;
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de bij de planregels behorende "Staat van bedrijven" (Bedrijvenlijst
ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde
bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee
gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een
woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
- kwetsbaar object:
a woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen,
woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder 1;
b gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte
van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
1 ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
2 scholen, of
3 gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van
minderjarigen;
c gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een
groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
1 kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer
dan 1500 m2 per object, of
2 complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het
gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en
winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per
winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt,
hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
d en kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van
meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
- lage verwachtingswaarde:
kleine kans op archeologische vondsten of informatie;
- levensloopbestendige woning:
een woning die zodanige ruimtelijke kwaliteiten heeft dat de kans groot is dat
een huishouden er in verschillende levensstadia goed kan wonen;
- maatschappelijk(e voorzieningen):
religieuze, onderwijs- (inclusief crèches en kinder- en buitenschoolse opvang)
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
voorzieningen, voorzieningen voor het openbaar bestuur, voorzieningen ten
behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van
openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten
dienste van deze voorzieningen;
- mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
- middelhoge verwachtingswaarde:
gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;
- niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
- omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo);
- overkapping:
een bouwwerk, geen gebouwzijnde, omsloten door maximaal één wand en
voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
- pergola:
open constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd om er klim- en
leiplanten langs te laten groeien;
- peil:
a voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct
aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet
direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij
voltooiing van de bouw;
c indien in of op het water wordt gebouwd:
- het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te
houden waterpeil);
- permanente bewoning:
bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet
daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;
- praktijkruimte:
een gebouw, dat door zijn indeling uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd om
te worden gebruikt ten behoeve van beoefenaars van vrije beroepen, zoals
advocaten, architecten, artsen, therapeuten, assuradeurs en notarissen;
- productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd
en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie
ondergeschikt is aan de productiefunctie;
- prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
een ander tegen betaling;
- recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de
bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
- recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of
verblijfsrecreatie;
- seksbedrijf:
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie
of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling
of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische
aard tegen betaling;
- stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
- terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een
horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen
vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe
consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
- twee-aaneengebouwde woning:
een woning de onderdeel uitmaakt van twee aaneengebouwde woningen;
- verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten
behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de netto vloeroppervlakte);
- volwaardig bedrijf:
een bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige
arbeidskracht en waar-van het behoud ook op langere termijn in voldoende
mate en op duurzame wijze is verzekerd op een in bedrijfseconomisch en
milieuhygiënisch opzicht verantwoorde wijze;
- voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van op het openbare net aangesloten
nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of
wegverkeer;
- voorgevel:
de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw aan de straatzijde of het
openbaar gebied;
- voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan
worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen
zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
- vrijstaand bijgebouw:
een van het hoofdgebouw losstaand bijgebouw; een bijgebouw dat een
overlap van minder dan 1,2 meter met het hoofdgebouw heeft wordt
aangemerkt als een vrijstaand bijgebouw;
- Wabo:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
- wet / wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen
c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen
zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan,
tenzij anders bepaald;
- winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld
is te worden gebruikt voor de detailhandel;
- woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden;
- woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven
elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als
een eenheid beschouwd kan worden;
- woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of
geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua
uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
- zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel
verbindt;
- zomerhuis:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve
bewoning.
- zorgwoning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw bestemd voor het wonen voor
mensen die in lichte dan wel overwegende mate hulpbehoevend zijn, al dan
niet met gemeenschappelijke voorzieningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot
perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
b de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
c de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
d de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e de horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde
gevel;
f de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
g de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h de verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane
grondvloer.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-,
c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Bij de goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst ligt. Indien zich op
enige zijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden, waarvan de
gezamenlijke breedte meer bedraagt dat 50% van de gevelbreedte, wordt de gooten
de bouwhoogte van de dakopbouw(en) als goothoogte respectievelijk
bouwhoogte aangemerkt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch 1

03.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waarop is toegelaten:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - groenelementen’, het behoud en de versterking van de bomen en beplanting,
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met daaraan ondergeschikt:
e infrastructurele voorzieningen;
f parkeervoorzieningen;
g voorzieningen van algemeen nut;
h waterhuishoudkundige voorzieningen;
i waterlopen en waterpartijen.
03.2 Bouwregels
03.2.1 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
03.2.2 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
03.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,5 meter, met uitzondering van verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 6 meter mag bedragen;
03.3 Nadere eisen (n.v.t.) 03.4 Afwijken van de bouwregels (n.v.t.) 03.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik:
a voor het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
b voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen of onderdelen daarvan;
d voor het kennelijk ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
e als opslag, stort- of bergplaats - al dan niet ten verkoop - van ongebruikte of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
03.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 03.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
03.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
b het wijzigen van de kavelstructuur;
c het kappen en rooien van de bestaande beplanting;
d de aanleg van verharding;
e de aanleg van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
03.7.2 het onder 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale beheer en onderhoud betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
03.7.3 de werkzaamheden als bedoeld onder 3.7.1 zijn slechts toegestaan, indien door de daarvan hetzij direct dan wel indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
03.7.4 het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenelementen' de volgende werken of werkzaamheden te verrichten:
a diepploegen, indrijven;
b draineren, onderbemalen, graven sloten;
c rooien van beplanting;
d verharden oppervlakte, aanleg leidingen dieper dan 1 meter;
e tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
03.7.5 het verbod als bedoeld in 3.7.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
03.7.6 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.7.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffend bestemming is toegekend;
b door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
c door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
d het waterschap is gehoord voor wat betreft waarden die te maken hebben met het watersysteem.
03.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 03.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 4 Bos

04.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de aanleg en instandhouding van het bos;
b ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overig - ecologische hoofdstructuur’, tevens de bescherming en het behoud van de op en/of in de gronden voorkomende natuur- en ecologische waarden;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - groenelementen’, het behoud en de versterking van de bomen en beplanting,
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met daaraan ondergeschikt:
f groen- en parkeervoorzieningen;
g halfverharde paden;
h voorzieningen van algemeen nut;
i waterhuishoudkundige voorzieningen;
j waterlopen en waterpartijen.
04.2 Bouwregels
04.2.1 met betrekking tot de bijgebouwen, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
04.2.2 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
04.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen, zulks met uitzondering van speelvoorzieningen en verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten e.d. waarvan de hoogte ten hoogste 6 meter mag bedragen; erf-/perceelafscheidingen dienen in een overwegend transparante uitvoering te worden utgevoerd;
b de oppervlakte van een bouwwerk voor algemeen nut mag niet groter zijn dan 15 m² en de hoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen;
04.3 Nadere eisen (n.v.t.) 04.4 Afwijken van de bouwregels (n.v.t.) 04.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
04.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 04.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
04.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) houtgewas te vellen en/of te rooien of werkzaamheden te verrichten, welke de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas tot gevolg hebben;
04.7.2 het in 04.7.1 bepaalde verbod is niet van toepassing:
a voor normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verzorging van de aanwezige houtopstand;
b op werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
04.7.3 de werkzaamheden als bedoeld in 04.7.1 zijn slechts toegestaan, indien door de daarvan hetzij direct, dan wel indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijk heden voor herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
04.7.4 het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenelementen' de volgende werken of werkzaamheden te verrichten:
a diepploegen, indrijven;
b draineren, onderbemalen, graven sloten;
c rooien van beplanting;
d verharden oppervlakte, aanleg leidingen dieper dan 1 meter;
e tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
04.7.5 het verbod als bedoeld in 04.7.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
04.7.6 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 04.7.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffend bestemming is toegekend;
b door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
c door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
d het waterschap is gehoord voor wat betreft waarden die te maken hebben met het watersysteem.
04.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 04.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 5 Centrum - 1

05.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a detailhandel;
b dienstverlening;
c horeca;
d kantoren;
e ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’, een parkeerkelder (daaronder begrepen bergingen);
f ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met dien verstande dat:
g deze functies, met uitzondering van ‘wonen’, uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding,
met daaraan ondergeschikt:
h erven en tuinen;
i groen- en parkeervoorzieningen;
j kunstwerken;
k verhardingen, zoals wegen en paden;
l voorzieningen van algemeen nut.
05.2 Bouwregels
05.2.1 algemeen:
a op de onderhavige gronden is het toegestaan gebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
b op eigen terrein, dan wel op eigen terrein binnen een straal van 100 meter van het betreffende bouwplan, dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
c de parkeerkelders (daaronder begrepen bergingen) dienen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ te worden gebouwd;
05.2.2 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
05.2.3 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
05.2.4 voor het bouwen van hoofdgebouwen, niet ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
a hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
b hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in een zone van 20 meter achter de gevellijn, voor zover de diepte van de hoofdgebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteld plan meer bedraagt dan 20 meter geldt de bestaande diepte als maximum;
c in afwijking van het hiervoor onder sub b bepaalde mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’ op de verbeelding het hoofdgebouw tot in de achterste bouwperceelsgrens worden gebouwd;
d de breedte van een hoofdgebouw mag aan de straatwandzijde maximaal 20 meter bedragen, uitgezonderd daar waar op de verbeelding een andere breedte is aangegeven en behoudens bestaande hoofdgebouwen wanneer deze breder zijn;
e de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 en 10 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, in welk geval deze aangehouden dient te worden;
f ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – dakvorm’ mag het dak in de vorm van een kap en/of een plat dak worden gebouwd;
g hoofdgebouwen mogen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd;
05.2.5 voor het bouwen van bijgebouwen, niet ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
a bijgebouwen mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
b bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel c.q. denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
c bijgebouwen dienen binnen een zone van 40 meter achter de voorgevel c.q. denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd,
d in afwijking van het hiervoor onder sub b bepaalde is het toegestaan bijgebouwen in de vorm van erkers, entreeportalen en dergelijke voor de voorgevel dan wel in de zijgevel binnen een afstand van 3 meter tot de voorgevel van het hoofdgebouwen te bouwen, mits:
3. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
4. de afstand tot een bouwperceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt;
5. de breedte maximaal 50% van de gevel bedraagt;
6. de goothoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
e bijgebouwen mogen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd;
f de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag maximaal 4 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 4 meter;
g de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 5,5 meter;
05.2.6 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het aangegeven bouwvlak mag ten hoogste 4 meter bedragen;
b buiten het bouwvlak bedraagt de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 meter;
c de hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 6 meter bedragen.
05.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van plaats en/of afmeting van bouwwerken. De toepassing van nadere eisen door Burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid;
g de parkeerruimte op eigen terrein.
05.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a het bepaalde in lid 05.2.1, sub d voor het voorzien van (een deel van) de parkeerbehoefte in openbaar gebied mits:
1. het fysiek niet mogelijk is doordat niet in de bereikbaarheid kan worden voorzien;
2. het niet koste gaat van (bestaande) parkeergelegenheid ten behoeve van wonen;
b het bepaalde in lid 05.2.2, sub d voor het toestaan van een grotere breedte van een hoofdgebouw, mits dit past in de schaal en maat van de bebouwing in de Raadhuisstraat. Burgemeester en wethouders winnen hiertoe advies in bij de Welstandscommissie;
c het bepaalde in lid 05.2.2, sub e voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw naar 8 meter en 11 meter;
d het bepaalde in lid 05.2.2, sub f voor het realiseren van een plat dak;
e het bepaalde in lid 05.2.3, sub c voor het vergroten van de zone tot meer dan 40 meter of tot de achterste perceelsgrens mits:
1. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van het woon- en leefmilieu voor omwonenden;
2. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
3. aangetoond wordt dat de vergroting - voor zover die meer dan 200 m² bvo bedraagt - geen nadelige effecten op de bestaande voorzieningenstructuur heeft;
f het bepaalde in lid 05.2.3, sub f voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw naar respectievelijk 5 meter en 5 meter.
05.5 Specifieke gebruiksregels
05.5.1 Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in ieder geval gerekend:
a de uitoefening van de in lid 6.1, sub a t/m d genoemde functies op de verdiepingsvloer(en);
b detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
c detailhandel in volumineuze goederen;
d seksbedrijven, coffeeshops, discotheken en bardancings, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘discotheek’;
05.5.2 woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing of anderszins is niet toegestaan, voor zover dit leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is
toegestaan tot het aangegeven maximum.
05.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a het bepaalde in lid 5.1 voor het uitoefenen van bedrijfsvormen, die niet genoemd zijn in lid 5.1, sub a t/m d mits de bedrijfsvorm behoort tot categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven dan wel daaraan gelijk te stellen mits:
1. op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte;
2. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van het woon- en leefmilieu voor omwonenden;
3. er geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer is.
b het bepaalde in lid 5.1 voor het uitoefenen van horeca op de verdiepingsvloer mits:
1. er reeds in de bestaande situatie horeca op de begane grond aanwezig is;
2. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu) planologische belemmeringen zijn.
c het bepaalde in lid 5.1, sub a juncto lid 5.5, sub a en c voor het uitoefenen van
d detailhandel op de verdiepingsvloer mits:
1. het detailhandel in volumineuze goederen betreft in de branches sport & spel, bruin- & witgoed, wonen, auto & fietsen en plant & dier;
2. aangetoond wordt dat de vergroting – voor zover die meer bedraagt dan 200 m2 bvo – geen nadelige effecten op de bestaande voorzieningenstructuur heeft;
3. op eigen terrein, dan wel op eigen terrein binnen een straal van 100 m van het betreffende bouwplan, wordt voorzien in de parkeerbehoefte, waarbij de parkeernorm voor de oppervlakte die op de verdiepingsvloer wordt
gerealiseerd de helft bedraagt van de reguliere parkeernorm.
05.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
05.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden' de volgende werken of werkzaamheden te verrichten:
a het gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of de dakconstructie van gebouwen;
05.7.2 het verbod als bedoeld in 05.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a het normale beheer en onderhoud betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
05.7.3 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 05.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffend bestemming is toegekend;
b door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de monumentencommissie of een ander vergelijkbaar orgaan.
05.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 05.9 Wijzigingsbevoegdheid
05.9.1 Woningvermeerdering
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningvermeerdering, mits:
a de woningvermeerdering past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
b op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
c uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu)planologische belemmeringen zijn.
05.9.2 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming waar de functie detailhandel, dienstverlenining, horeca of kantoor wordt uitgeoefend te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2', mits:
a de woningvermeerdering past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
b er sprake is van het hergebruiken van een reeds bestaande bedrijfswoning;
c ter plaatse alle bedrijfsmatige activiteiten zijn beëindigd;
d uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu)planologische belemmeringen zijn;
e op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
f overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt gesloopt;
g de bestemming 'Wonen - 2' overeenkomstig van toepassing wordt verklaard.

Artikel 6 Gemengd - 3

06.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a detailhandel;
b dienstverlening;
c horeca van categorie 1 t/m 3;
d kantoor;
e bedrijf van categorie 1 en 2;
f maatschappelijk;
g ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
h ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met dien verstande dat:
i deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
met daaraan ondergeschikt:
j aan- en bijgebouwen;
k erven en tuinen;
l verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.
06.2 Bouwregels
06.2.1 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
06.2.2 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
06.2.3 Voor het bouwen van gebouwen, niet ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
a gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
b het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding, in welk geval deze aangehouden dient te worden;
c hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
d ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mag per bouwperceel slechts één hoofdgebouw aanwezig zijn;
e de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval deze aangehouden dient te worden en behoudens de goot- en bouwhoogte van gebouwen, deel uitmakende van gestapelde woningbouw;
f de goothoogte van gestapelde woningbouw mag maximaal 9 meter bedragen, de bouwhoogte van deze woningbouw mag maximaal 12 meter bedragen;
g de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter;
h op de onderhavige gronden is het toegestaan gebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
i op eigen terrein, dan wel op eigen terrein binnen een straal van 100 meter van het betreffende bouwplan, dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
j bijgebouwen mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
k bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
l in afwijking van het hiervoor onder a bepaalde is het toegestaan bijgebouwen in de vorm van erkers, entreeportalen en dergelijke vóór de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen, met dien verstande dat:
1 de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2 de hier bedoelde bijgebouwen tot op de perceelsgrens mogen worden opgericht, mits binnen de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebleven;
3 de afstand tot een bouwperceelsgrens, grenzend aan de openbare ruimte, minimaal 3 meter bedraagt;
4 de breedte maximaal 75 % van de gevel bedraagt;
06.2.4 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
a de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het aangegeven bouwvlak maximaal 4 meter bedragen;
b buiten het aangegeven bouwvlak bedraagt de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2,5 meter;
c de hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 6 meter bedragen.
06.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid;
g de parkeerruimte op eigen terrein.
06.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 sub h voor het voorzien van (een deel van) de parkeerbehoefte in het openbaar gebied mits:
a het fysiek niet mogelijk is doordat niet in bereikbaarheid kan worden voorzien;
b het niet ten koste gaat van (bestaande parkeergelegenheid ten behoeve van
c wonen;
d het elders op eigen terrein niet mogelijk is de parkeerbehoefte op te lossen.
06.5 Specifieke gebruiksregels
06.5.1 Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik:
a voor de uitoefening van een bedrijf, anders dan categorie 1 en 2;
b voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, anders dan daar waar deze nu bestaan;
c seksbedrijven, coffeeshops, discotheken en bardancings;
d van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
06.5.2 woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing of anderszins is niet toegestaan, voor zover dit leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is
toegestaan tot het aangegeven maximum.
06.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 06.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (n.v.t.) 06.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.)
06.9 Wijzigingsbevoegdheid
06.9.1 Woningvermeerdering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningvermeerdering, mits:
a de woningvermeerdering past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
b op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
c uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu)planologische belemmeringen zijn.
06.9.2 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming waar de functie bedrijf, detailhandel, dienstverlenining, horeca of kantoor wordt uitgeoefend te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2', mits:
a de woningvermeerdering past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
b er sprake is van het hergebruiken van een reeds bestaande bedrijfswoning;
c ter plaatse alle bedrijfsmatige activiteiten zijn beëindigd;
d uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu)planologische belemmeringen zijn;
e op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
f overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt gesloopt;
g de bestemming 'Wonen - 2' overeenkomstig van toepassing wordt verklaard.

Artikel 7 Groen

07.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de aanleg en instandhouding van groen(voorzieningen);
b ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’, parkeervoorzieningen;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met daaraan ondergeschikt:
e (digitale) informatie- en reclameborden;
f hondentoiletten;
g parkeren;
h speelvoorzieningen;
i voet- en fietspaden;
j voorzieningen van algemeen nut;
k voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalcontainers;
l waterhuishoudkundige voorzieningen;
m waterlopen en waterpartijen.
07.2 Bouwregels
07.2.1 Voor het bouwen van (digitale) informatie- en reclameborden, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de oppervlakte mag niet groter zijn dan 6 m²;
b de bouwhoogte mag niet groter zijn dan 6 meter.
07.2.2 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
07.2.3 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
07.2.4 voor het bouwen van de overige bouwwerken, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de oppervlakte van een bouwwerk mag niet groter zijn dan 20 m²;
b de hoogte van bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen, zulks met uitzondering van bewegwijzering, mededelingsborden, verkeerslichten, verlichtingsarmaturen e.d., waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag
bedragen;
07.3 Nadere eisen (n.v.t.) 07.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 07.2 ten behoeve van het inrichten van een jongerenontmoetingsplaats (JOP) voor een periode van maximaal 5 jaar, onder voorwaarden dat:
a er per jongerenontmoetingsplaats maximaal één gebouw is toegestaan die aan het volgende voldoet:
1 de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 30 m2;
2 de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
3 de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 8 meter mag bedragen;
b de afstand tot woningen mag niet minder bedragen dan 50 meter;
c er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de verkeersveiligheid;
d de jongerenontmoetingsplaats niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
e er, vanuit het oogpunt van sociale veiligheid, sprake moet zijn van een open karakter;
f het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, hetgeen tevens inhoudt dat in ieder geval de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
07.5 Specifieke gebruiksregels (n.v.t.) 07.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 07.1 ten behoeve van het gebruik als jongerenontmoetingsplaats (JOP) voor een periode van maximaal 5 jaar, onder de in artikel 07.4 genoemde voorwaarden.
07.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (n.v.t.) 07.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.)07.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 8 Maatschappelijk

08.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a begeleid wonen;
b bibliotheek;
c cultuur en ontspanning;
d gemeenschapshuis;
e gemeentehuis;
f gezondheidszorg;
g onderwijs, inclusief crèches en kinder- en buitenschoolse opvang;
h openbare dienstverlening;
i ouderenhuisvesting;
j religie;
k sociale activiteiten;
l welzijnsinstelling;
m zorgvoorzieningen (inclusief dagactiviteiten voor mensen met een begeleidingsen /of zorgvraag);
n ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
o ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met daaraan ondergeschikt:
p erven en tuinen;
q één horecavoorziening per locatie;
r speelvoorzieningen;
s terrassen;
t verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen;
u waterhuishoudkundige voorzieningen;
v waterlopen en waterpartijen.
08.2 Bouwregels
08.2.1 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
08.2.2 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
08.2.3 Voor het bouwen van gebouwen, niet ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
a gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
c hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
d de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval deze aangehouden dient te worden;
e op eigen terrein, dan wel op eigen terrein binnen een straal van 100 meter van het betreffende bouwplan, dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
08.2.4 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
a de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het aangegeven bouwvlak ten hoogste 4 meter bedragen;
b buiten het aangegeven bouwvlak bedraagt de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2,5 meter;
c de hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 6 meter bedragen.
08.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid;
g de parkeerruimte op eigen terrein.
08.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 08.2.1 sub d voor het voorzien van (een deel van) de parkeerbehoefte in het openbaar gebied mits:
a het fysiek niet mogelijk is doordat niet in bereikbaarheid kan worden voorzien;
b het niet ten koste gaat van (bestaande) parkeergelegenheid ten behoeve van wonen;
c het elders op eigen terrein niet mogelijk is de parkeerbehoefte op te lossen.
08.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c. Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik:
a voor de uitoefening van een bedrijf;
b voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
c seksbedrijven, coffeeshops, discotheken en bardancings;
d bewoning van gebouwen;
e van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
08.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 08.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (n.v.t.) 08.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 08.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 9 Natuur

09.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en/of ecologische waarden;
b het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - groenelementen’, het behoud en de versterking van de bomen en beplanting;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met daaraan ondergeschikt:
f afvoerzone voor stedelijk regenwater;
g agrarisch natuurbeheer;
h extensief dagrecreatief en/of educatief medegebruik;
i infiltratievoorzieningen;
j infrastructurele voorzieningen;
k retentievoorzieningen;
09.2 Bouwregels
09.2.1 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
09.2.2 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
09.2.3 met betrekking tot de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet ten behoeve van wonen:
a Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een hoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
09.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid.
09.4 Afwijken van de bouwregels (n.v.t.) 09.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c. Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik:
a voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
b voor het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d het diepploegen, indrijven, draineren, onderbemalen, graven van sloten, verharden van oppervlakten, het aanleggen van leidingen en het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
09.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 09.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
09.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) houtgewas te vellen en/of te rooien of werkzaamheden te verrichten, welke de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas tot gevolg hebben;
09.7.2 het in 09.7.1 bepaalde verbod is niet van toepassing:
a voor normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verzorging van de aanwezige houtopstand;
b op werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
09.7.3 de werkzaamheden als bedoeld in 09.7.1 zijn slechts toegestaan, indien door de daarvan hetzij direct, dan wel indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijk heden voor herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
09.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 09.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het uitoefenen van sport, met bijbehorende voorzieningen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met daaraan ondergeschikt:
d één kantine per voorziening;
e groen- en speelvoorzieningen;
f parkeervoorzieningen;
g waterhuishoudkundige voorzieningen;
h waterlopen en waterpartijen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
10.2.2 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
10.2.3 Voor het bouwen van gebouwen, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van dug-outs welke elk een maximale oppervlakte van 8 m² mogen hebben;
b het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
c hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
d de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 en 6 meter, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval deze aangehouden dient te worden;
e op eigen terrein, dan wel op eigen terrein binnen een straal van 100 meter van het betreffende bouwplan, dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
10.2.4 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de bouwhoogte van erf-/perceelafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
b de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zitgelegenheden, speel- en sportwerktuigen en pergola’s mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
c in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van vlaggenmasten en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sportvoorzieningen maximaal 12 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 20 meter mag bedragen en de hoogte van de zend- en ontvangstinstallatie maximaal 40 meter mag bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid;
g de parkeerruimte op eigen terrein.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 sub e voor het voorzien van (een deel van) de parkeerbehoefte in het openbaar gebied mits:
a het fysiek niet mogelijk is doordat niet in bereikbaarheid kan worden voorzien;
b het niet ten koste gaat van (bestaande) parkeergelegenheid ten behoeve van wonen;
c het elders op eigen terrein niet mogelijk is de parkeerbehoefte op te lossen.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik:
a seksbedrijven, coffeeshops, discotheken en bardancings;
b horeca, met uitzondering van ondergeschikte horecavoorzieningen als bedoeld in de bestemmingsomschrijving;
c de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
d bewoning van gebouwen;
e van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (n.v.t.) 10.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 10.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verblijfsgebied, onder andere bestaande uit wegen, straten, pleinen, terrassen, verhardingen en (fiets- en voet)paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals woonstraten, woonerven en paden, inclusief bermen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - groenelementen’, het behoud en de versterking van de bomen en beplanting;
c ter plaatse van de aanduiding ‘water’, een waterloop;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’, tevens het gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig de aangrenzende woonbestemming;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’, tevens het gebruik van de gronden en te bebouwen ten behoeve van wonen,
met daaraan ondergeschikt:
f (digitale) informatie- en reclameborden;
g groen- en speelvoorzieningen;
h hondentoiletten;
i parkeervoorzieningen;
j voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling;
k voorzieningen van algemeen nut;
l waterlopen en waterpartijen;
m waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor het bouwen van (digitale) informatie- en reclameborden, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de oppervlakte mag niet groter zijn dan 6 m²;
b de bouwhoogte mag niet groter zijn dan 6 meter;
11.2.2 met betrekking tot de bijgebouwen ten behoeve van wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
b de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde "Tabel Toegestane Bebouwing";
c de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
d voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd.
11.2.3 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wonen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – gebruik als tuin bij wonen’ en ‘specifieke vorm van wonen – te bebouwen en gebruiken als wonen’:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per functioneel bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing” met dien verstande dat pergola’s, erf-/perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola's waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1. een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2. een overwegend transparante uitvoering.
11.2.4 voor het bouwen van de overige bouwwerken, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de oppervlakte van een bouwwerk mag niet groter zijn dan 20 m²;
b de hoogte van bouwwerken mag maximaal 4 meter bedragen, zulks met uitzondering van bewegwijzering, mededelingsborden, verkeerslichten, verlichtingsarmaturen e.d., waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag
bedragen;
11.2.5 voor het bouwen van de overige bouwwerken, niet ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
a de oppervlakte mag niet groter zijn dan 6 m²;
b de oppervlakte van een bouwwerk voor algemeen nut mag niet groter zijn dan 15 m²;
c de hoogte van bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen, zulks met uitzondering van bewegwijzering, mededelingsborden, verlichtingsarmaturen e.d., waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
11.3 Nadere eisen (n.v.t.) 11.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2, ten behoeve van het inrichten van een jongerenontmoetingsplaats (JOP) voor een periode van maximaal 5 jaar, onder voorwaarden dat:
a er per jongerenontmoetingsplaats maximaal één gebouw is toegestaan die aan het volgende voldoet:
1 de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 30 m2;
2 de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
3 de bouwhoogte lichtmasten maximaal 8 meter mag bedragen;
b de afstand tot woningen mag niet minder bedragen dan 50 meter;
c er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de verkeersveiligheid;
d de jongerenontmoetingsplaats niet leidt tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
e er, vanuit het oogpunt van sociale veiligheid, sprake moet zijn van een open karakter;
f het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, hetgeen tevens inhoudt dat in ieder geval de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c het opstellen van (markt)standplaatsen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'markt'.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 06.1, ten behoeve van het gebruik als jongerenontmoetingsplaats (JOP) voor een periode van maximaal 5 jaar, onder de in artikel 06.4 genoemde voorwaarden.
11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (n.v.t.) 11.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 11.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 12 Wonen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen in de vorm van vrijstaande woningen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
b ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’, een bedrijf voor zover voorkomend in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven of daaraan gelijk te stellen en voor zover gesitueerd op de begane grond;
c ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’, uitsluitend een bijgebouw;
d ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’, tevens panden met cultuurhistorische waarden;
e ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens detailhandel;
f ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’, tevens dienstverlening;
g ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’, tevens horeca in maximaal categorie 3;
h ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’, tevens een praktijkruimte;
i ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – statische opslag’, uitsluitend statische opslag;
j ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - groenelementen’, het behoud en de versterking van de bomen en beplanting,
met daaraan ondergeschikt:
k aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen;
l bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
m erven en tuinen;
n parkeervoorzieningen;
o waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 12.1 genoemde functies worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
12.2.1 algemeen:
a de oppervlakte aan bebouwing, bestaande uit hoofdgebouw, vrijstaande bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals carports, overkappingen, ondergrondse bouwwerken e.d., mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom B van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
b gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 18.2.3 sub d en e;
c bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 18.2.4 sub c en d;
d buiten het bouwvlak is het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is voor het oprichten van erf-/perceelafscheidingen, pergola’s, vlaggenmasten e.d.;
e op de onderhavige gronden is het toegestaan gebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
12.2.2 met betrekking tot de hoofdgebouwen:
a als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen, in de vorm van vrijstaande woningen, worden gebouwd;
b ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan’ is de bouw van maximaal 1 woning toegestaan;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan 2’ is de bouw van maximaal 2 woningen toegestaan;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan 3’ is de bouw van maximaal 3 woningen toegestaan;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan 4’ is de bouw van maximaal 4 woningen toegestaan;
f ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan 6’ is de bouw van maximaal 6 woningen toegestaan;
g ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan na archeologie’ is de bouw van maximaal 1 woning toegestaan, mits de aanvrager een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgelegd en waaruit blijkt dat:
1 het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
2 de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
3 in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn;
h de voorgevels van hoofdgebouwen dienen geheel of gedeeltelijk gebouwd te worden gebouwd in of evenwijdig aan de gevellijn;
i hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd binnen een zone van 15 meter achter de gevellijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende situering hoofdgebouwen toegestaan’ waar de bestaande situering van het hoofdgebouw is toegestaan;
j de oppervlakte aan bebouwing als hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom C van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
k de afstand tot een zijdelingse bouwperceelsgrens van een vrijstaand hoofdgebouw dient minimaal 3 meter te bedragen;
l de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval deze aangehouden dient te worden;
12.2.3 met betrekking tot de bijgebouwen:
a bijgebouwen mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
b de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ waar een bijgebouw is
toegestaan overeenkomstig de omvang van de aanduiding;
c de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
d bijgebouwen voor de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw zijn uitsluitend toegestaan daar waar deze bestaan, met dien verstande dat de bestaande inhoud of de situering niet mag worden vergroot respectievelijk worden veranderd, uitgezonderd het bepaalde in 12.2.3 sub e;
e het is toegestaan bijgebouwen in de vorm van erkers, entreeportalen en dergelijke voor de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen, met dien verstande dat:
1 de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2 de hier bedoelde bijgebouwen tot op de perceelsgrens mogen worden opgericht, mits binnen de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebleven;
3 de afstand tot een bouwperceelsgrens, grenzend aan de openbare ruimte, minimaal 3 meter bedraagt;
4 de breedte maximaal 75% van de gevel bedraagt;
f de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
g voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd en met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende situering bijgebouwen toegestaan’ waar de bestaande situering van het bijgebouw is toegestaan;
h ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nadere eisen situering bijgebouwen’, dient aan één zijde een bebouwingsvrije zone van minimaal 3 meter breed aanwezig te zijn;
i ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nadere eisen situering bijgebouwen’ dient de afstand tussen twee hoofdgebouwen inclusief aangebouwde bijgebouwen minimaal 5 meter te bedragen;
12.2.4 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf-/perceelafscheidingen op hoeksituaties:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”, met dien verstande dat pergola’s, erf/-perceelafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag, uitgezonderd het bepaalde in sub 4.d, de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s waarvan de hoogte maximaal 2,5 m mag bedragen;
d het is toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een luifel vóór de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen, met dien verstande dat:
1 de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2 de hier bedoelde bouwwerken tot op de perceelsgrens mogen worden opgericht, mits binnen de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebleven;
3 de breedte maximaal 30% van de gevel van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt, maar nooit breder is dan 1,75 meter;
12.2.5 met betrekking tot de erf-/perceelafscheidingen op hoeksituaties:
a op de gronden, voor zover deze achter de feitelijke voorgevel zijn gelegen én sprake is van een hoeksituatie, zijn erf-/perceelafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 2 meter;
b op de gronden, voor zover deze vóór de feitelijke voorgevel zijn gelegen, zijn erf- /perceelafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1 meter, met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1 een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2 een overwegend transparante uitvoering.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in de bestemming opgenomen bouwgrens met gevellijn te verschuiven met maximaal 10 meter en vervangende nieuwbouw c.q. nieuwbouw, voor zover dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a er dient sprake te zijn van een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit, waarbij gelet wordt op de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
b er mag geen onevenredige schade worden toegebracht aan de verkeersveiligheid, alsmede de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
c door middel van onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Tot een gebruik, in strijd met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c. Wabo wordt in ieder geval bedoeld:
a het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
b het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksbedrijf, het kweken en/of telen van verdovende middelen voor zover dit het voorzien in de eigen behoefte te boven gaat;
c het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een beroep aan huis, dan wel bedrijfsmatige activiteiten, uitgezonderd het bepaalde in 12.5.2 en12.5.3;
12.5.2 het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:
a de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
b per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 100 m²;
12.5.3 het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. te gebruiken voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, passende in een woonomgeving, mits:
a het betreft bedrijven die voorkomen onder categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijven, alsmede bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk zijn te stellen;
b het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
c de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, wat betekent dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bebouwing, met een absoluut maximum van 40 m², ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten gebruikt mag worden;
d vast staat dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
e het geen publiekgerichte voorziening betreft;
f het gebruik de woonfunctie ondersteunt; dit houdt in dat degene die de activiteiten uitvoert tevens bewoner is van het hoofdgebouw;
g het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten, dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
h het aan de bestemming onttrekken van (een deel) van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende garage slechts is toegestaan, indien op het bij de woningbehorende erf vervangende parkeerruimte, bestaande uit ten minste één parkeerplaats, aanwezig is;
i er geen sprake is van detailhandel;
j de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur binnen de gemeente;
12.5.4 woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing of anderszins is niet toegestaan, voor zover dit leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is
toegestaan tot het aangegeven maximum.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1 – kapvergunning’ houtgewas te
vellen en/of te rooien of werkzaamheden te verrichten, welke de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas tot gevolg hebben;
12.7.2 het in 12.7.1 bepaalde verbod is niet van toepassing:
a voor normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verzorging van de aanwezige houtopstand;
b op werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
12.7.3 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de daarvan hetzij direct, dan wel indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
12.7.4 het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenelementen' de volgende werken of werkzaamheden te verrichten:
a diepploegen, indrijven;
b draineren, onderbemalen, graven sloten;
c rooien van beplanting;
d verharden oppervlakte, aanleg leidingen dieper dan 1 meter;
e tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
12.7.5 het verbod als bedoeld in 12.7.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
12.7.6 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.7.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffend bestemming is toegekend;
b door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
c door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
d het waterschap is gehoord voor wat betreft waarden die te maken hebben met het watersysteem.
12.7.7 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden' de volgende werken of werkzaamheden te verrichten:
a het gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of de dakconstructie van gebouwen;
12.7.8 het verbod als bedoeld in 12.7.7 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a het normale beheer en onderhoud betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
12.7.9 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.7.7 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffend bestemming is toegekend;
b door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de monumentencommissie of een ander vergelijkbaar orgaan.
12.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de beeldbepalende panden, die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
b het geheel of gedeeltelijk slopen van de in sub a bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast waartoe burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de monumentencommissie of een ander vergelijkbaar orgaan;
c het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1 het normale beheer en onderhoud betreffen;
2 reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
12.9 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningvermeerdering, mits:
a de woningvermeerdering past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
b op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
c uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu)planologische belemmeringen zijn.

Artikel 13 Wonen - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen in de vorm van vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
b ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’, een bedrijf voor zover voorkomend in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven of daaraan gelijk te stellen en voor zover gesitueerd op de begane grond;
c ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens detailhandel;
d ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’, tevens dienstverlening;
e ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’, tevens een kantoor;
f ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’, tevens een praktijkruimte;
g ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - groenelementen’, het behoud en de versterking van de bomen en beplanting,
met dien verstande dat:
h de onder b t/m f genoemde functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond,
met daaraan ondergeschikt:
i aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen;
j bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
k erven en tuinen;
l parkeervoorzieningen;
m waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 13.1 genoemde functies worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
13.2.1 algemeen:
a de oppervlakte aan bebouwing, bestaande uit hoofdgebouw, vrijstaande bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals carports, overkappingen, ondergrondse bouwwerken e.d., mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom B van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
b gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 18.2.3 sub d en e;
c bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 18.2.4 sub c en d;
d buiten het bouwvlak is het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is voor het oprichten van erf-/perceelafscheidingen, pergola’s, vlaggenmasten e.d.;
e op de onderhavige gronden is het toegestaan gebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
13.2.2 met betrekking tot de hoofdgebouwen:
a als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen, in de vorm van vrijstaande- en twee-aaneengebouwde woningen, worden gebouwd;
b ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan 5’ is de bouw van maximaal 5 woningen toegestaan;
c de voorgevels van hoofdgebouwen dienen geheel of gedeeltelijk gebouwd te worden gebouwd in of evenwijdig aan de gevellijn;
d hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd binnen een zone van 15 meter achter de gevellijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende situering hoofdgebouwen toegestaan’ waar de bestaande situering van het hoofdgebouw is toegestaan;
e de oppervlakte aan bebouwing als hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom C van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
f de afstand tot een zijdelingse bouwperceelsgrens van een vrijstaand hoofdgebouw dient minimaal 3 meter te bedragen;
g de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval deze aangehouden dient te worden;
13.2.3 met betrekking tot de bijgebouwen:
a bijgebouwen mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
b de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ waar een bijgebouw is
toegestaan overeenkomstig de omvang van de aanduiding;
c de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
d bijgebouwen voor de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw zijn uitsluitend toegestaan daar waar deze bestaan, met dien verstande dat de bestaande inhoud of de situering niet mag worden vergroot respectievelijk worden veranderd, uitgezonderd het bepaalde in 12.2.3 sub e;
e het is toegestaan bijgebouwen in de vorm van erkers, entreeportalen en dergelijke voor de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen, met dien verstande dat:
1 de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2 de hier bedoelde bijgebouwen tot op de perceelsgrens mogen worden opgericht, mits binnen de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebleven;
3 de afstand tot een bouwperceelsgrens, grenzend aan de openbare ruimte, minimaal 3 meter bedraagt;
4 de breedte maximaal 75% van de gevel bedraagt;
f de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
g voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
13.2.4 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf-/perceelafscheidingen op hoeksituaties:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”, met dien verstande dat pergola’s, erf/-perceelafscheidingen, e.d.
buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag, uitgezonderd het bepaalde in sub 4.d, de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s waarvan de hoogte maximaal 2,5 m mag bedragen;
d het is toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een luifel vóór de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen, met dien verstande dat:
1 de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2 de hier bedoelde bouwwerken tot op de perceelsgrens mogen worden opgericht, mits binnen de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebleven;
3 de breedte maximaal 30% van de gevel van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt, maar nooit breder is dan 1,75 meter;
13.2.5 met betrekking tot de erf-/perceelafscheidingen op hoeksituaties:
a op de gronden, voor zover deze achter de feitelijke voorgevel zijn gelegen én sprake is van een hoeksituatie, zijn erf-/perceelafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 2 meter;
b op de gronden, voor zover deze vóór de feitelijke voorgevel zijn gelegen, zijn erf-/perceelafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1 meter, met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1 een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2 een overwegend transparante uitvoering.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in de bestemming opgenomen bouwgrens met gevellijn te verschuiven met maximaal 10 meter en vervangende nieuwbouw c.q. nieuwbouw, voor zover dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is
toegestaan tot het aangegeven maximum, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a er dient sprake te zijn van een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit, waarbij gelet wordt op de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
b er mag geen onevenredige schade worden toegebracht aan de verkeersveiligheid, alsmede de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
c door middel van onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Tot een gebruik, in strijd met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c. Wabo wordt in ieder geval bedoeld:
a het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
b het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksbedrijf, het kweken en/of telen van verdovende middelen voor zover dit het voorzien in de eigen behoefte te boven gaat;
c het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een beroep aan huis, dan wel bedrijfsmatige activiteiten, uitgezonderd het bepaalde in 13.5.2 en 13.5.3;
d het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van detailhandel in:
1 brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
2 volumineuze goederen;
3 erotisch getinte artikelen;
13.5.2 het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:
a de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
b per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 100 m²;
13.5.3 het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. te gebruiken voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, passende in een woonomgeving, mits:
a het betreft bedrijven die voorkomen onder categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijven, alsmede bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk zijn te stellen;
b het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
c de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, wat betekent dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bebouwing, met een absoluut maximum van 40 m², ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten gebruikt mag worden;
d vast staat dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
e het geen publiekgerichte voorziening betreft;
f het gebruik de woonfunctie ondersteunt; dit houdt in dat degene die de activiteiten uitvoert tevens bewoner is van het hoofdgebouw;
g het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten, dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
h het aan de bestemming onttrekken van (een deel) van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende garage slechts is toegestaan, indien op het bij de woningbehorende erf vervangende parkeerruimte, bestaande uit ten minste één parkeerplaats, aanwezig is;
i er geen sprake is van detailhandel;
j de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur binnen de gemeente;
13.5.4 woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing of anderszins is niet toegestaan, voor zover dit leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is
toegestaan tot het aangegeven maximum.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 13.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.7.1 het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenelementen' de volgende werken of werkzaamheden te verrichten:
a diepploegen, indrijven;
b draineren, onderbemalen, graven sloten;
c rooien van beplanting;
d verharden oppervlakte, aanleg leidingen dieper dan 1 meter;
e tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
13.7.2 het verbod als bedoeld in 13.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
13.7.3 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffend bestemming is toegekend;
b door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
c door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
d het waterschap is gehoord voor wat betreft waarden die te maken hebben met het watersysteem.
13.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 13.9 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningvermeerdering, mits:
a de woningvermeerdering past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
b op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
c uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu)planologische belemmeringen zijn.

Artikel 14 Wonen - 3

14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen in de vorm van vrijstaande woningen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
b ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’, een bedrijf voor zover voorkomend in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven of daaraan gelijk te stellen en voor zover gesitueerd op de begane grond;
c ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens detailhandel;
d ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’, tevens dienstverlening;
e ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’, tevens een kantoor;
f ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’, tevens maatschappelijke functies;
met daaraan ondergeschikt:
g aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen;
h bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i erven en tuinen;
j parkeervoorzieningen;
k waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 14.1 genoemde functies worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
14.2.1 algemeen:
a de oppervlakte aan bebouwing, bestaande uit hoofdgebouw, vrijstaande bijgebouwen, aangebouwde bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals carports, overkappingen, ondergrondse bouwwerken e.d., mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom B van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
b gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 14.2.3 sub d en e;
c bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in 14.2.4 sub c en d;
d buiten het bouwvlak is het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is voor het oprichten van erf-/perceelafscheidingen, pergola’s, vlaggenmasten e.d.;
e op de onderhavige gronden is het toegestaan gebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is toegestaan tot het aangegeven maximum;
14.2.2 met betrekking tot de hoofdgebouwen:
a als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen, in de vorm van vrijstaande-, twee-aaneengebouwde- en aaneengebouwde woningen, worden gebouwd;
b de voorgevels van hoofdgebouwen dienen geheel of gedeeltelijk gebouwd te worden gebouwd in of evenwijdig aan de gevellijn;
c hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd binnen een zone van 15 meter achter de gevellijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende situering hoofdgebouwen toegestaan’ waar de bestaande situering van het hoofdgebouw is toegestaan;
d de oppervlakte aan bebouwing als hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom C van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
e de afstand tot een zijdelingse bouwperceelsgrens van een vrijstaand hoofdgebouw dient minimaal 3 meter te bedragen;
f de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval deze aangehouden dient te worden;
14.2.3 met betrekking tot de bijgebouwen:
a bijgebouwen mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
b de oppervlakte aan bebouwing als vrijstaand bijgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom D van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ waar een bijgebouw is
toegestaan overeenkomstig de omvang van de aanduiding;
c de oppervlakte aan bebouwing als aangebouwd bijgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom E van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”;
d bijgebouwen voor de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw zijn uitsluitend toegestaan daar waar deze bestaan, met dien verstande dat de bestaande inhoud of de situering niet mag worden vergroot respectievelijk worden veranderd, uitgezonderd het bepaalde in 14.2.3 sub e;
e het is toegestaan bijgebouwen in de vorm van erkers, entreeportalen en dergelijke voor de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen, met dien verstande dat:
1 de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2 de hier bedoelde bijgebouwen tot op de perceelsgrens mogen worden opgericht, mits binnen de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebleven;
3 de afstand tot een bouwperceelsgrens, grenzend aan de openbare ruimte, minimaal 3 meter bedraagt;
4 de breedte maximaal 75% van de gevel bedraagt;
f de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 5,8 meter bedragen;
g voor bijgebouwen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
14.2.4 met betrekking tot de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf-/perceelafscheidingen op hoeksituaties:
a de oppervlakte aan bebouwing als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maxima vermeld in kolom F van de als bijlage bij deze regels toegevoegde “Tabel Toegestane Bebouwing”, met dien verstande dat pergola’s, erf/-perceelafscheidingen, e.d.
buiten beschouwing worden gelaten;
b op de gronden, gelegen achter de feitelijke voorgevel, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s e.d., waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag
bedragen, alsmede overkappingen, carports e.d., waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en minimaal 1 meter achter de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd, met uitzondering van carports waarvoor geldt dat deze tot aan de feitelijke voorgevel mogen worden gesitueerd;
c op de gronden, gelegen vóór de feitelijke voorgevel, mag, uitgezonderd het bepaalde in sub 4.d, de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 1 meter bedragen, met uitzondering van pergola’s waarvan de hoogte maximaal 2,5 m mag bedragen;
d het is toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een luifel vóór de feitelijke voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te bouwen, met dien verstande dat:
1 de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2 de hier bedoelde bouwwerken tot op de perceelsgrens mogen worden opgericht, mits binnen de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebleven;
3 de breedte maximaal 30% van de gevel van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt, maar nooit breder is dan 1,75 meter;
14.2.5 met betrekking tot de erf-/perceelafscheidingen op hoeksituaties:
a op de gronden, voor zover deze achter de feitelijke voorgevel zijn gelegen én sprake is van een hoeksituatie, zijn erf-/perceelafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 2 meter;
b op de gronden, voor zover deze vóór de feitelijke voorgevel zijn gelegen, zijn erf- /perceelafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1 meter, met dien verstande dat over een lengte van maximaal 30% van de feitelijk te realiseren c.q. gerealiseerde erf-/perceelafscheiding een hoogte is toegestaan van maximaal 2 meter, mits sprake is van:
1 een functionele verhoging, zoals een poort of markering van een toegangspad c.q. inrit;
2 een overwegend transparante uitvoering.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
c de verkeersveiligheid;
d de sociale veiligheid;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f de brandveiligheid.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in de bestemming opgenomen bouwgrens met gevellijn te verschuiven met maximaal 10 meter en vervangende nieuwbouw c.q. nieuwbouw, voor zover dit niet leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is
toegestaan tot het aangegeven maximum, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a er dient sprake te zijn van een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit, waarbij gelet wordt op de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
b er mag geen onevenredige schade worden toegebracht aan de verkeersveiligheid, alsmede de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
c door middel van onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Tot een gebruik, in strijd met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c. Wabo wordt in ieder geval bedoeld:
a het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
b het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksbedrijf, het kweken en/of telen van verdovende middelen voor zover dit het voorzien in de eigen behoefte te boven gaat;
c het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een beroep aan huis, dan wel bedrijfsmatige activiteiten, uitgezonderd het bepaalde in 14.5.2 en 14.5.3;
d het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van detailhandel in:
1 brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
2 volumineuze goederen;
3 erotisch getinte artikelen;
14.5.2 het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:
a de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
b per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 100 m²;
14.5.3 het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. te gebruiken voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, passende in een woonomgeving, mits:
a het betreft bedrijven die voorkomen onder categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijven, alsmede bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk zijn te stellen;
b het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
c de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, wat betekent dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bebouwing, met een absoluut maximum van 40 m², ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten gebruikt mag worden;
d vast staat dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
e het geen publiekgerichte voorziening betreft;
f het gebruik de woonfunctie ondersteunt; dit houdt in dat degene die de activiteiten uitvoert tevens bewoner is van het hoofdgebouw;
g het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten, dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
h het aan de bestemming onttrekken van (een deel) van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende garage slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf vervangende parkeerruimte, bestaande uit ten minste één parkeerplaats, aanwezig is;
i er geen sprake is van detailhandel;
j de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur binnen de gemeente;
14.5.4 woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing of anderszins is niet toegestaan, voor zover dit leidt tot woningvermeerdering, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval woningvermeerdering is
toegestaan tot het aangegeven maximum.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (n.v.t.) 14.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 14.9 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van woningvermeerdering, mits:
a de woningvermeerdering past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
b op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
c uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu)planologische belemmeringen zijn.

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bestemd voor:
a rioolleidingen;
b waterhuishoudkundige voorzieningen behorende bij rioolleidingen.
15.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de mede aangewezen bestemmingen is het verboden op de gronden die met de onderhavige dubbelbestemming zijn aangewezen enig bouwwerk te bouwen met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de op de verbeelding aangegeven ondergrondse leiding.
15.3 Nadere eisen (n.v.t.) 15.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 15.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits:
a uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat;
b vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
15.5 Specifieke gebruiksregels (n.v.t.) 15.6 Afwijking van de gebruiksregels (n.v.t.) 15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.7.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Riool’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen dieper dan 30 cm;
b het aanbrengen van diepwortelende gewassen, beplantingen en/of bomen dieper dan 30 cm;
c het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
d diepploegen;
e het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
f het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
g het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
h het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
15.7.2 het verbod als bedoeld in 15.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
15.7.3 de werken of werkzaamheden als bedoeld in 15.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
b vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
15.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 15.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

Artikel 16 Leiding-riool

Artikel 17 Waarde - Archeologie

17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende middelhoge en hoge archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:
a ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot;
b de bouw van een bijgebouw, de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw of het oprichten van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvoor graafwerkzaamheden worden verricht op een diepte van minder dan 0,60 meter
onder de oppervlakte en waarvan de toename van de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m².
17.3 Nadere eisen (n.v.t.) 17.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 en toestaan dat het in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits de indiener bij de afwijkingsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een terzake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
1 het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
2 de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
3 in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
17.5 Specifieke gebruiksregels (n.v.t.)17.6 Afwijken van de gebruiksregels (n.v.t.) 17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.7.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde – Archeologie" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a het veranderen van het huidige maaiveldniveau met meer dan 0,60 meter door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren of afgraven;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,60 meter onder de oppervlakte, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen, het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
c het aanbrengen van meer dan 0,60 meter diepwortelende beplantingen en/of bomen;
d het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
17.7.2 Het verbod als bedoeld in 17.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
d het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
1 in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en/of een niet gekarteerd gebied, òf;
2 in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m²;
17.7.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in 17.1 genoemde belangen;
b de indiener bij de vergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een terzake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
1 het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf
2 de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf
3 in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (n.v.t.) 17.9 Wijzigingsbevoegdheid (n.v.t.)

3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen
19.1.1 Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen;
19.1.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de gronden waar volgens de desbetreffende regels hoofd- dan wel bijgebouwen zijn toegestaan;
b de oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken, voor zover niet onder bovengrondse bebouwing gesitueerd en voor zover een grotere hoogte hebben dan 1,2 meter, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het perceelsafhankelijke maximum vermeld in kolom D van de als bijlage opgenomen "Tabel Toegestane Bebouwing", met dien verstande dat het totaal van alle bebouwing (kolom C+D+E+F) het betreffende maximum in kolom B niet overschrijdt;
c randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn buiten bouwvlakken toegestaan;
d de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden;
19.1.3 burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.1.2. sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
19.2 Bestaande afstanden en maten
a Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
b in die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden
c in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', de geluidzone van het industrieterrein en de vliegbasis.
20.2 Geluidzone - weg
Ter plaatse van de aanduiding geluidzone – weg, de geluidzone van het wegverkeer.
20.3 Luchtvaartverkeerzone - 2
Binnen de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone - 2’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 56 meter boven NAP in verband met de IHCS dat aangeeft het beschermingsgebied van de IHCS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d..
20.4 Luchtvaartverkeerzone - 7
20.4.1 Verbod
Binnen de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone - 7’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 30 meter boven NAP tot 39,3 meter boven NAP in verband met een ILS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden
door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d..
20.4.2 Afwijken
a burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.4.1 onder de voorwaarde dat de werking van de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
b voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van het Ministerie van Defensie, DGW&T, directie Brabant.
20.5 Luchtvaartverkeerzone - 8
20.5.1 Verbod
Binnen de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone - 8’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 10 meter boven NAP met een hellingshoek van circa 0,7 º (857,5 meter horizontaal en 10 meter verticaal) in verband met een ILS.
Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d..
20.5.2 Afwijken
a burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.5.1 onder de voorwaarde dat de werking van de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
b voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van het Ministerie van Defensie, DGW&T, directie Brabant.
20.6 Milieuzone - geluidsgevoelige functie
Het is niet toegestaan nieuwe woningen te bouwen binnen de aanduiding ‘Milieuzone - geluidsgevoelige functie’ vanwege de ligging van de 35 Ke-lijn, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding, in welk geval nieuwe woningen zijn toegestaan tot het aangegeven maximum.
20.7 Overig - aardkundig waardevol gebied
20.7.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'overig – aardkundig waardevol gebied', tevens voor het behoud en bescherming van de aan het gebied toegekende aardkundige waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen.
20.7.2 Verbod
Het is op of in de gronden met de aanduiding 'overig - aardkundig waardevol gebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden buiten het bouwvlak de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
a het afgraven, ophogen, indrijven;
b het onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
c het opplanten;
d het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
20.7.3 Uitzondering op verbod
Het verbod als bedoeld in 20.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
c reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
20.7.4 Toetsingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffend bestemming is toegekend;
b door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaand waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
c door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenst waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
20.8 Vrijwaringszone - radar 1
20.8.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – radar 1’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 60 tot 65 meter boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Deze maximum hoogte mag ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.;
20.8.2 Afwijken
a burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.8.1 onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
b voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van het Ministerie van Defensie, DGW&T, directie Brabant.
20.9 Vrijwaringszone - radar 2
20.9.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – radar 2’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 65 tot 70 meter boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Deze maximum hoogte mag ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.;
20.9.2 Afwijken
a burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.9.1 onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
b voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van het Ministerie van Defensie, DGW&T, directie Brabant.

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

21.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
a de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
e de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van
communicatievoorzieningen, zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 56 meter boven N.A.P.;
f het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
21.2 Afwijken mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het toestaan van het gebruik van een bij een (dienst- )woning behorend (vrijstaand) bijgebouw of tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
a een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies wordt ingewonnen van een, door burgemeester en wethouders aan te wijzen, onafhankelijke deskundige;
b de afhankelijke woonruimte mag slechts worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
c de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
d er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e een vloeroppervlak van ten hoogste 80 m² van de op grond van de respectievelijke bouwregels bij een (dienst-)woning toegestane (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
b overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
d het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan worden gewijzigd.
e het schrappen of wijzigen van de situering van de bestemming ‘Leiding – Riool’ indien dit in verband met de herinrichting van het gebied wenselijk en/of noodzakelijk is.

Artikel 23 Algemene Procedureregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
23.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de artikelen 3.8 en 3.9 Wabo van toepassing.
23.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de artikelen 3.8 en 3.9 Wabo van toepassing.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

Bouwwerken
24.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
24.2 burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
24.3 het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Gebruik
24.4 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
24.5 het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
24.6 indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
24.7 het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Persoonsgebonden overgangsrecht
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meerder natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding va het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht een omgevingsvergunning verlenen.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Herziening groenstroken Hoogerheide - Woensdrecht’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:
............................................…..........
De griffier, De voorzitter,
................................ ................................