KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Kastelen En Landgoederen
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Water - Primair Water
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning
Artikel 9 Leiding - Riool
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2 (Terreinen Van Zeer Hoge Waarde)
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3 (Gebieden Met Een Hoge Verwachtingswaarde)
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden Met Een Middelhoge Verwachtingswaarde)
Artikel 13 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden Met Een Lage Verwachtingswaarde)
Artikel 14 Waarde - Archeologie 6 (Geen Verwachtingswaarde)
Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 16 Waterstaat - Beschermingszone Primair Water
Artikel 17 Waterstaat - Erosie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel

Partiële herziening bestemmingsplan Schaesberg Noord

Bestemmingsplan - gemeente Landgraaf

Vastgesteld op 08-03-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Partiële herziening bestemmingsplan Schaesberg Noord' van de gemeente Landgraaf.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0882.BPPARHERZSBGNRD01-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan horeca verwante bedrijvigheid:

het exploiteren van een gebouw als amusementshal, speelautomatenhal, bingozaal of discotheek.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aangebouwd bijgebouw:

een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 afrastering:

opdelingsobject ten behoeve van scheiding van percelen en/of gebieden.

1.9 agrarisch:

het (al dan niet bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.11 archeologische deskundige:

de regioarcheoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.12 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of opgraven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Erfgoedwet.

1.13 archeologische verwachtingswaarde:

de kans op archeologische vondsten of informatie, waarbij het volgende geldt:

- Rijksmonument: terreinen van zeer hoge waarde, wettelijk beschermd;

- Terreinen van zeer hoge waarde: zeer grote kans op archeologische vondsten;

- Gebieden met een hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

- Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

- Gebieden met een lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

- Geen verwachtingswaarde: zeer geringe tot geen kans op archeologische vondsten of informatie.

1.14 archeologische waarden:

onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:

- archeologische verwachtingswaarden;

- vastgestelde archeologische waarden of resten.

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van activiteiten vallend onder geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.

1.18 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging, waarvan de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 bij de regels voor een overzicht met bedrijfsmatige activiteiten aan huis).

1.19 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte.

1.20 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.21 begane grond:

  1. de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;

  2. bij hoogteverschillen in het terrein: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.22 beperkt kwetsbaar object:

kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van het Bevi.

1.23 beroepsmatige activiteiten aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 van de regels voor een overzicht met beroepsmatige activiteiten aan huis).

1.24 Besluit omgevingsrecht:

besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.

1.25 bestaand:

overeenkomstig het overgangsrecht van het bestemmingsplan, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bevi:

het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004 en in werking getreden op 27 oktober 2004.

1.29 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.30 bodemingreep:

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  1. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

  2. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  3. het verlagen van het waterpeil;

  4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  5. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

  6. het bouwen van een fundering;

  7. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  8. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  9. sloopwerkzaamheden die grondverplaatsing ten gevolge heeft.

1.31 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) - zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van bedrijven of winkels met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.39 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.40 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.41 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsgelegenheid voor (motor)voertuigen, met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend

1.42 compensatiebos:

bos dat aangelegd dient te worden ter compensatie van elders verloren gegane natuurlijke en landschappelijke waarden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

1.43 consumentverzorging:

het bedrijfsmatig verrichten van op publiek gerichte dienstverlening, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus.

1.44 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.45 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.47 dienstverlening:

het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalon, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

1.48 dienst-/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.49 (eet-)café:

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van dranken.

1.50 educatieve doeleinden:

voorlichtingsactiviteiten in de vorm van tentoonstellingen, exposities of andere wijzen van verbeelding ten behoeve van informatievoorziening aan derden.

1.51 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover het bestemmingsplan de inrichting niet verbiedt.

1.52 evenement:

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.53 evenement van categorie 1:

een thematisch evenement: passend bij de specifieke context van het kasteel- en landgoedpark zoals levende geschiedenis middels het naspelen of uitbeelden van historische gebeurtenissen, alsmede historisch getinte concerten, theaters en optredens en daarmee vergelijkbare activiteiten.

1.54 evenement van categorie 2:

een kleinschalig evenement: beurzen, kerst- (inclusief schaatsbaan), rommel- en snuffelmarkten, ballonvaartshow en daarmee vergelijkbare activiteiten waarbij geen (live)muziek ten gehore wordt gebracht in de buitenlucht.

1.55 evenement van categorie 3:

een mini-evenement: workshops, lezingen, kleinschalige muziekvoorstellingen mits live en onversterkt, kleinschalige (theater)voorstellingen, inspiratie- en netwerkbijeenkomsten en daarmee vergelijkbare activiteiten, gericht op een klein, select publiek.

1.56 extensief recreatief medegebruik:

vormen van recreatief medegebruik met een extensief karakterm die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en met uitsluiting van recreatief nachtverblijf.

1.57 extensieve dagrecreatie:

vormen van dagrecreatie met een beperkte ruimtelijke uitstraling en hoofdzakelijk gericht op natuur- en landschapsbeleving of vergelijkbare vrijetijdsbesteding in de buitenlucht, waaronder wandelen, fietsen en paardrijden; hiertoe worden ook kleinschalige speelvoorzieningen gerekend.

1.58 fast-foodvestiging:

een horecabedrijf, waarin vooral frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakking al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.

1.59 garage:

een gebouw, bedoeld als stallinggelegenheid voor motorvoertuigen, met ten minste een dak en minimaal voorzien van twee wanden, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

1.60 gastenverblijf:

een accommodatie gericht op een kortdurend of tijdelijk verblijf voor de huisvesting van personen die elders hun hoofdverblijf hebben en die ter plaatse arbeid komen verrichten, een cursus of opleiding genieten of verzorgen, onderzoek verrichten, dan wel om andere redenen verblijven dan voor (verblijfs)recreatie.

1.61 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.62 gelijke hoogte:

een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt).

1.63 gestapeld gebouwd:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.64 gevellijn:

de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.

1.65 grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.

1.66 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.

1.67 historische boerderij:

een voor het publiek toegankelijke boerderij waar op hobbymatige en niet productiegerichte wijze boerderijdieren worden gehouden in een setting die qua visuele uitstraling aansluit bij het na te streven tijdbeeld van kasteel en slothoeve gedurende het midden van de 17e eeuw.

1.68 historiserende gebouwen:

Gebouwen ten behoeve van ambachten zoals timmerman, metselaar, beeldhouwer, tichelaar, leidekker, smid, touwslager, lood- en tingieter, koper- en glasblazer en andere bedrijfsvormen zoals een agrariër, die in een zo historisch en authentiek mogelijke vorm gepresenteerd worden door gebruik te maken van werkplaatsen, gereedschappen, materialen en technieken representatief voor de periode (midden) 17e eeuw.

1.69 hobbymatig:

uit liefhebberij en op een wijze en/of schaal niet zijnde van bedrijfsmatige omvang en zonder winstoogmerk, waarbij het geheel van gronden en bebouwing niet als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer valt aan te merken.

1.70 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.71 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en (alcoholische) dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.72 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

1.73 horeca van categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die al dan niet ter plaatse genuttigd kunnen worden. Het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie is toegestaan. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfoodzaak en lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.74 kampeermiddel:

  1. tenten, tentwagens, kampeerauto's, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;

  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.75 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.76 kamperen:

een vorm van openlucht verblijfsrecreatie waarbij men in een kampeermiddel of ander relatief eenvoudige recreatiewoning op een buitenterrein verblijft voor meestal één of meerdere nachten.

1.77 kantine:

een drink- en/of eetgelegenheid ondergeschikt aan de hoofdfunctie behorende bij de bestemming (waaronder bij bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties). De prijzen zijn veelal lager dan bij commerciële horeca omdat de organisatie/vereniging geen winstoogmerk heeft.

1.78 kantoor/praktijkruimte:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid.

1.79 kap:

een gehele of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door minimaal één schuin hellend dakschild met een helling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.80 karakteristiek:

de rijksmonumenten die zijn opgenomen in 'bijlage 2 bij de regels: Overzicht rijksmonumenten'.

1.81 kasteel- en landgoedpark:

toeristische dagrecreatieve attractie van cultuurhistorische bezienswaardigheden, vergelijkbaar met Chateau Guédelon in Frankrijk en Burgbau Friesach in Oostenrijk, waarbij de cultuurhistorische (her)bouw, herontwikkeling, bouwtechnieken, landschaps(her)inrichting en beleving de attractie vormen.

1.82 kwetsbaar object:

object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l. van het Bevi.

1.83 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.84 leer- en onderwijsdoeleinden:

het al doende verkrijgen (leren) van vaardigheden middels gericht onderwijs, gericht op onderwerpen als bouwtechnieken, bouwhistorie, archeologie en cultuurhistorie en landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, monumentale en historische waarden.

1.85 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.86 maatschappelijke doeleinden:

voorzieningen ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies (waaronder knutselverenigingen).

1.87 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.88 moderne technieken:

moderne productie-, vervaardigings- en afwerkingstechnieken waarmee een niet louter ambachtelijke wijze van fabricage wordt nagestreefd, zoals het machinaal bewerken van hout, steen, leien en andere materialen, 3D-frezen, 3D-printen, etc.

1.89 monumentale waarden:

waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.90 multifunctioneel bos:

bosgebied dat naast de functie bos/natuur ook een intensieve dan wel extensieve waardevolle recreatieve functie heeft, met een herkenbare eigen identiteit.

1.91 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.92 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.93 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.94 onderbouw:

(een gedeelte van) een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant in overwegende mate minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.

1.95 ondergeschikt:

in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.

1.96 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel binnen een bestemming waarvan de hoofdfunctie een andere dan detailhandel is, maar waar ten behoeve van de hoofdfunctie detailhandel kan plaatsvinden.

1.97 ondergeschikte horeca:

niet-zelfstandige horeca binnen een bestemming waarvan de hoofdfunctie een andere dan horeca is, maar waar ten behoeve van de hoofdfunctie horeca kan plaatsvinden.

1.98 ondergeschikte kantoor/praktijkruimte:

niet-zelfstandige kantoor/praktijkruimte binnen een bestemming waarvan de hoofdfunctie een andere dan kantoor/praktijkruimte is, maar waar ten behoeve van de hoofdfunctie kantoor/praktijkruimte kan plaatsvinden.

1.99 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf.

1.100 onderzoeksdoeleinden:

al dan niet wetenschappelijk maar hooggekwalificeerd onderzoek naar en het vergaren van kennis over onderwerpen als bouwtechnieken, bouwhistorie, archeologie en cultuurhistorie, landschappelijke waarden, natuurlijke waarden, cultuurhistorische, monumentale en historische waarden.

1.101 openbaar gebied:

dat deel van het grondgebied dat voor een ieder nagenoeg vrij toegankelijk is.

1.102 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.103 opslag:

het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen.

1.104 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met ten minste een dak en niet of slechts aan twee zijden voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

1.105 peil:

  1. bij gebouwen: hoogte van de afgewerkte vloer van de begane grond;

  2. bij bouwwerken geen gebouwen zijnde: de voet van het bouwwerk.

  3. bij water: het normale waterpeil.

1.106 Programma van Eisen (PvE):

een document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven of een opgraving staan geformuleerd. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.

1.107 rapport:

een schriftelijke weergave (document) van een archeologisch onderzoek, dat is uitgevoerd door een gekwalificeerd archeologisch onderzoeksbureau. Het archeologische onderzoek kan worden voorafgegaan door een door het bevoegde gezag goedgekeurd PvE.

1.108 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.109 recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, ondergeschikt ten opzichte van de hoofdfunctie behorende bij de bestemming, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.110 restaurant:

een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en uitsluitend in combinatie met die maaltijden.

1.111 riool:

infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt.

1.112 risicovolle inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Bevi.

1.113 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.114 seksinrichting:

de voor een publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.115 standplaats:

een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein bedoeld voor de plaatsing van een kampeermiddel.

1.116 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.117 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.118 terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- en of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.119 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.120 verenigingsgebouw:

gebouw bedoeld voor verenigingen of organisaties om ter plaatse activiteiten dan wel bijeenkomsten te ontplooien c.q. te organiseren.

1.121 vergaderdoeleinden:

al dan niet commerciële verhuur van ruimtes ten behoeve van samen- en bijeenkomsten, lezingen, cursussen, trainingen, vergaderingen, instructie- en spelavonden en daarmee vergelijkbare activiteiten.

1.122 verkoopvloeroppervlak:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.123 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. De voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn wordt gelijkgesteld met de voorgevelrooilijn zoals bedoeld in de Wabo. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel.

1.124 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.125 vrijstaand:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.

1.126 Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.127 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming en functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.128 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen/-terreinen.

1.129 woning/wooneenheid:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden. Als één huishouden wordt beschouwd een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is die duurzaam een gemeenschappelijk huishouden voeren en/of een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en/of huwelijksbinding.

1.130 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer woningen/wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.131 zoneringsplichtige inrichting:

inrichting waarvoor een wettelijke zoneringsplicht bestaat op basis van de Wet geluidhinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bedrijfsvloeroppervlak:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte en breedte van een bouwwerk:

horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het verkoopvloeroppervlak:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de detailhandelsactiviteiten.

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades, bliksemafleiders en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Kastelen En Landgoederen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kastelen en Landgoederen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatie en vermaak in de vorm van een kasteel- en landgoedpark;

  2. educatieve doeleinden en vergaderdoeleinden;

  3. onderzoeksdoeleinden;

  4. leer- en onderwijsdoeleinden;

  5. ondergeschikte horeca, onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.1;

  6. ondergeschikte detailhandel, onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.2;

  7. ondergeschikte kantoor/praktijkruimte, met een maximum oppervlakte van 250 m2;

  8. evenementen, onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.3;

en tevens voor:

  1. gastenverblijven ten behoeve van participanten aan het onder sub c t/m d genoemde, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - gastenverblijven’ (sco – gv), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.4;

  2. een historische boerderij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - historische boerderij’ (sco - hb), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.5;

  3. een ontsluiting, ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ (os), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.6;

  4. behoud, herstel, en/of (her)ontwikkeling van de monumentale, bouw- en cultuurhistorische waarden door herbouw van het kasteel, de hoeve en het landgoed Slot Schaesberg, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15;

  5. behoud, herstel, en/of (her)ontwikkeling van de voorkomende dan wel aan het gebied eigen cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden door herinrichting van het landgoed Slot Schaesberg, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15;

  6. moderne technieken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - moderne technieken' (sco - mtn), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.7;

en uitsluitend voor:

  1. een parkeerterrein ten behoeve van het kasteel- en landgoedpark, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ (p), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.4.8;

  2. sportvisserij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – sportvisserij’ (ss-sv);

en daarbij behorende:

  1. groen- en speelvoorzieningen;

  2. perceelsontsluitingswegen, toegangswegen en paden;

  3. verhardingen, uitsluitend ter bevordering van de toegankelijkheid voor bezoekers, medewerkers en leveranciers;

  4. straatmeubilair;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding, herstel, ontwikkeling en versterking van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  2. extensief recreatief medegebruik, waaronder bijvoorbeeld picknick-, zicht-, rust- en informatieplaatsen, zitbanken, schuilgelegenheden en routeborden;

en tevens voor:

  1. een parkeerterrein ten behoeve van het kasteel- en landgoedpark, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ (p), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 4.3.1, sub a, b en c;

  2. landschappelijke inpassing van een parkeerterrein ten behoeve van het kasteel- en landgoedpark, onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 4.3.2;

  3. een evenementenparkeerterrein ten behoeve van het kasteel- en landgoedpark, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - evenementenparkeerterrein’ (sv-evp), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 4.3.1, sub d;

  4. evenementen ten behoeve van het kasteel- en landgoedpark, ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ (ev), onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 4.3.3;

  5. waterbergingsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ (wb);

  6. het afvoeren van hemelwater, ter plaatse van de aanduiding ‘waterstaat’ (ws);

en daarbij behorende:

  1. perceelsontsluitingswegen, toegangswegen en paden;

  2. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;

  3. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals (on-, half- en verharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

en daarbij behorende:

  1. geluidsbeperkende voorzieningen;

  2. groen- en speelvoorzieningen, bermen en waterlopen;

  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;

  4. wildpassages.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterpartijen, slotgrachten, vijvers en watergangen;

  2. het opvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en/of afvoeren van water; eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;

  3. een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' (wb);

  4. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;

  5. bescherming, beheer en onderhoud van de waterpartijen, slotgrachten, vijvers en watergangen.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Water - Primair Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - Primair Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterstaatkundige doeleinden;

  2. het opvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en/of afvoeren van water; eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;

en de daarbij behorende:

  1. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Water - Primair Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken van geringe omvang, ten dienste van de (bescherming van de) genoemde bestemming worden opgericht, met een maximum bouwhoogte van 2,00 meter.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bovengrondse leidingen voor het transporteren van energie waarbij ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-hoogspanningsverbinding' het hart van de hoogspanningsverbinding is gelegen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.1 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  1. hierdoor het belang van de leiding niet mag worden aangetast;

  2. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 8.1 omschreven doeleinden;

  3. de leidingbeheerder ter zake om advies wordt gevraagd.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van (riool/afval)water waarbij ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-riool' het hart van de rioolleiding is gelegen.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, niet worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  1. hierdoor het belang van de leiding niet mag worden aangetast;

  2. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 9.1 omschreven doeleinden;

  3. de leidingbeheerder ter zake om advies wordt gevraagd.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2 (Terreinen Van Zeer Hoge Waarde)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

  2. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 3, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3 (Gebieden Met Een Hoge Verwachtingswaarde)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

  2. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden Met Een Middelhoge Verwachtingswaarde)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

  2. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden Met Een Lage Verwachtingswaarde)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

  2. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 6 (Geen Verwachtingswaarde)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn enkel bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming(en).

14.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie archeologische waarden aanwezig zijn.

  2. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of (her)ontwikkeling van het kasteel- en landgoedpark als integrale beheerseenheid van de voorkomende uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle bebouwing en landschaps- en natuurwaarden;

  2. behoud, herstel en/of (her)ontwikkeling van de aanwezige rijksmonumenten alsmede de ontwikkeling van bebouwing behorende bij de cultuurhistorie van deze rijksmonumenten, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang en als integrale cultuurhistorische bouweenheid;

  3. behoud, herstel en/of (her)ontwikkeling van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden als integrale cultuurhistorische landschaps- en natuureenheid.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) en de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – historiserende gebouwen’ (sba-hg) mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, niet permanent worden gebouwd, behalve en voor zover het oprichten van bouwwerken verenigbaar is met de doelstellingen als omschreven in artikel 15.1, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ (sba-rm) nieuwe bouwwerken dienen te passen binnen de uitgangspunten zoals opgenomen in ‘bijlage 6 bij de regels: Uitgangspunten herstel Slot Schaesberg’;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ (sba-rm), voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden, bouw- en cultuurhistorische onderzoeken dienen te zijn uitgevoerd en tevens dient te zijn vastgelegd of en hoe tijdens de bouwwerkzaamheden nader bouw- en cultuurhistorisch onderzoek wordt uitgevoerd;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – historiserende gebouwen’ (sba-hg) nieuwe bouwwerken in bouw- en cultuurhistorisch opzicht visueel dienen aan te sluiten op het cultuurhistorisch beeld van de aanwezige rijksmonumenten zoals opgenomen in 'bijlage 2 bij de regels: Overzicht Rijksmonumenten';

  4. bebouwing mogelijk is krachtens de regels van de onderliggende bestemming.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 16 Waterstaat - Beschermingszone Primair Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren en watergangen.

16.2 Bouwregels

In de tot 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, niet worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 16.2 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  1. hierdoor het belang van het primaire water/de watergang niet mag worden aangetast;

  2. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 16.1 omschreven doeleinden;

  3. de waterbeheerder ter zake om advies wordt gevraagd.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waterstaat - Erosie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van:

  1. bodemerosie en wateroverlast;

  2. het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;

  3. de aantasting van het grondwaterpakket.

17.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:

  1. enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, dan wel de bouwregels niet in acht worden genomen, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;

  2. een bouwwerk of een complex van bouwwerken te bouwen, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan;

  3. ondergronds te bouwen, met uitzondering van daar waar dit volgens de regels is toegestaan dan wel bij bestaande ondergrondse bouwwerken of op restanten van bestaande ondergrondse bouwwerken.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

20.2 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor en/of als:

  1. (dienst-/bedrijfs)woningen;

  2. (dienst-/bedrijfs)woningsplitsing en/of kamerverhuur binnen (dienst-/bedrijfs)woningen;

  3. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik gericht op het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  4. (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;

  5. seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;

  6. woonwagenstandplaats(en).

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 milieuzone - voormalige stortlocatie

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - voormalige stortlocatie' dient door middel van een bodemonderzoek/sonderingsonderzoek aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is om:

  1. te bouwen;

  2. werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren.

21.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ ten behoeve van infrastructurele maatregelen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het wijzigingsplan dient betrekking te hebben op het realiseren van infrastructurele maatregelen, gericht op een verbeterde aansluiting van de Slot Schaesberglaan op de Hompertsweg en verbreding van de Slot Schaesberglaan op de wijze zoals is vastgesteld in ‘bijlage 7 bij de regels: Verkeersgeneratie en ontsluiting’;

  2. aangetoond dient te worden dat een toename van de verkeersstromen naar het kasteel- en landgoedpark noodzaakt tot deze infrastructurele maatregelen;

  3. op basis van akoestisch onderzoek dient aangetoond te worden dat geen belemmeringen aanwezig zijn voor het realiseren van de infrastructurele maatregelen;

  4. op basis van akoestisch onderzoek dient aangetoond te worden dat omwonenden een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd na het realiseren van de infrastructurele maatregelen dan wel dat (bouwkundige) randvoorwaarden kunnen worden geformuleerd om een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden te garanderen;

  5. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden, in het bijzonder waterstaatkundige, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  6. het wijzigingsplan dient te voorzien in een goede waterhuishoudkundige inpassing zoals moet blijken uit overleg met de waterbeheerder, het waterschap Limburg, in relatie tot de aanwezige waterberging en de functies en medebestemmingen van de boogde gronden voor het bestrijden en voorkomen van bodemerosie en wateroverlast, het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem, en de voorkoming van aantasting van het grondwaterpakket;

  7. de belangen van overige eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

  8. het wijzigingsplan dient economisch uitvoerbaar te zijn;

  9. het verhaal van gemeentelijke kosten dient te zijn zekergesteld.

21.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 2’ het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportvisserij' te verwijderen, met inachtneming van de volgende voowaarden:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de activiteiten ten behoeve van de bestaande sportvisserij zijn beëindigd;

  2. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de nieuwe activiteiten vallen binnen het bepaalde van artikel 3.1.

21.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 3’ de bestemming Natuur te wijzigen in de bestemming Kastelen en Landgoederen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de eigenaar en/of gebruiker van het kasteel- en landgoedpark heeft deze gronden in eigendom verworven;

  2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden, in het bijzonder waterstaatkundige, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, dan wel dienen deze waarden volwaardig te worden gecompenseerd.

21.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 4’ ten behoeve van de bouw van een dienst-/bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. nut en noodzaak van de te realiseren dienst-/bedrijfswoning wordt aangetoond;

  2. de dienst-/bedrijfswoning mag alleen worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan de vereisten uit de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg ten aanzien van het realiseren van (bedrijfs)woningen;

  3. maximaal één dienst-/bedrijfswoning mag worden gerealiseerd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4';

  4. maximaal 30% van het aanduidingsvlak 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' mag worden bebouwd ten behoeve van de realisatie van de dienst-/bedrijfswoning;

  5. de maximale bouwhoogte van de te realiseren dienst-/bedrijfswoning bedraagt 8 meter en de maximale inhoud 750 m3;

  6. de plaatsing van de dienst-/bedrijfswoning binnen het aanduidingsvlak 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' dient op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze te geschieden;

  7. de dienst-/bedrijfswoning mag in bouw- en cultuurhistorisch opzicht visueel niet conflicteren met het cultuurhistorisch beeld van de aanwezige rijksmonumenten zoals opgenomen in 'bijlage 2 bij de regels: Overzicht Rijksmonumenten';

  8. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen die in de weg staan aan realisatie van de dienst-/bedrijfswoning, dan wel uit noodzakelijk (milieu)onderzoek is gebleken dat deze belemmeringen kunnen worden weggenomen of gemitigeerd;

  9. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis bij de dienst-/bedrijfswoning, zoals vermeld in ‘bijlage 1 bij de regels: Bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten aan huis' zijn toegestaan.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Afwijken met 10 %

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes, dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10%, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid plaats bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op een praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

23.2 Wijzigingsbevoegdheid Parkeernormen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de parkeernormen zoals vermeld in ‘bijlage 3 bij de regels: ‘Verkeersgeneratie en parkeernorm’ en 'bijlage 4 bij de regels: Gefaseerde realisatie parkeerterrein en bijbehorende natuurcompensatie' te wijzigen indien is aangetoond dat de werkelijke bezoekersaantallen anders zijn dan geprognosticeerd.

Artikel 24 Algemene Procedureregels

24.1 Omgevingsvergunningen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van de bepalingen van dit plan, is de procedure als vervat in paragraaf 3.2 van de Wabo van toepassing.

24.2 Wijzigingen

Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is de procedure zoals deze ingevolge de Wet ruimtelijke ordening gevoerd dient te worden van toepassing.

24.3 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:

  1. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken ter inzage;

  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend;

  3. in het voorkomende geval wordt de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;

  4. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;

  5. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing;

  6. burgemeester en wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Wettelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.

25.2 Gemeentelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.

25.3 Voorrangsregels

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het in stand houden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  1. Waarde - Cultuurhistorie;

  2. Waarde - Archeologie 2 tot en met 6;

  3. Waterstaat - Erosie;

  4. Leiding - Riool;

  5. Leiding - Hoogspanningsverbinding;

  6. Waterstaat - Beschermingszone primair water.

Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit van een waarde is gegarandeerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Schaesberg Noord van de gemeente Landgraaf.