KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
1.2 Bestemmingsplan:
1.3 Aanduiding:
1.4 Aanduidingsgrens:
1.5 Afrastering:
1.6 Bebouwing:
1.7 Beeldkwaliteit:
1.8 Begane Grond:
1.9 Besluit Omgevingsrecht:
1.10 Bestaand:
1.11 Bestemmingsgrens:
1.12 Bestemmingsvlak:
1.13 Bouwen:
1.14 Bouwgrens:
1.15 Bouwperceel:
1.16 Bouwperceelgrens:
1.17 Bouwvlak:
1.18 Bouwwerk:
1.19 Compensatiebos:
1.20 Dagrecreatie:
1.21 Detailhandel:
1.22 Educatief Centrum:
1.23 Extensief Recreatief Medegebruik:
1.24 Extensieve Dagrecreatie:
1.25 Garage:
1.26 Gebouw:
1.27 Hoofdgebouw:
1.28 Horeca:
1.29 Horeca Van Categorie 1:
1.30 Horeca Van Categorie 2:
1.31 Horeca Van Categorie 3:
1.32 Horeca Van Categorie 4:
1.33 Horeca Van Categorie 5:
1.34 Kampeermiddel:
1.35 Kampeerterrein:
1.36 Kamperen:
1.37 Maaiveld:
1.38 Maatvoeringsvlak:
1.39 Nutsvoorzieningen:
1.40 Omgevingsvergunning:
1.41 Omgevingsverordening Limburg:
1.42 Onderbouw:
1.43 Ondergeschikt:
1.44 Onderkomens:
1.45 Peil:
1.46 Recreatie:
1.47 Ruimtelijke Kwaliteit:
1.48 Seksinrichting:
1.49 Straatmeubilair:
1.50 Terras:
1.51 Verblijfsrecreatie:
1.52 Wabo:
1.53 Weg:
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetvoorschriften
2.2 Uitzondering
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
3.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
3.2.2 Uitzondering
3.3 Specifieke Gebruiksregels
3.3.1 Verboden Gebruik
3.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
3.4.1 Algemeen
3.4.2 Voorwaarden
3.4.3 Uitzondering
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
4.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
4.2.2 Uitzonderingen
4.3 Specifieke Gebruiksregels
4.3.1 Verboden Gebruik
4.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
4.4.1 Algemeen
4.4.2 Voorwaarden
4.4.3 Uitzondering
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
5.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
5.2.2 Regels Met Betrekking Tot Gebouwen
5.2.3 Regels Met Betrekking Tot Bouwwerken, Geen Gebouwen Zijnde
5.3 Nadere Eisen
5.3.1 Algemeen
5.3.2 Voorwaarden
5.4 Specifieke Gebruiksregels
5.4.1 Verboden Gebruik
5.5 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
5.5.1 Algemeen
5.5.2 Voorwaarden
5.5.3 Uitzondering
Artikel 6 Recreatie
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
6.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
6.2.2 Regels Met Betrekking Tot Gebouwen
6.2.3 Regels Met Betrekking Tot Bouwwerken, Geen Gebouwen Zijnde
6.3 Specifieke Gebruiksregels
6.3.1 Verboden Gebruik
6.3.2 Parkeren
6.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
6.4.1 Algemeen
6.4.2 Voorwaarden
6.4.3 Uitzondering
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
7.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken Van De Bouwregels
7.3.1 Afwijken Algemeen
7.3.2 Afwijken Verstoring Archeologisch Materiaal
7.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
7.4.1 Algemeen
7.4.2 Voorwaarden
7.4.3 Uitzondering
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
8.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
8.2.2 Uitzondering
8.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
8.3.1 Algemeen
8.3.2 Voorwaarden
8.3.3 Uitzondering
Artikel 9 Waarde - Ecologie
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen
9.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
9.2 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
9.2.1 Algemeen
9.2.2 Voorwaarden
9.2.3 Uitzondering
Artikel 10 Waterstaat-erosie
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen
10.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen
10.2 Specifieke Gebruiksregels
10.2.1 Verboden Gebruik
10.3 Afwijken Van De Gebruiksregels
10.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
10.4.1 Algemeen
10.4.2 Voorwaarden
10.4.3 Uitzonderingen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Verbod Op Bouwen In Strijd Met De Bestemming
12.2 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Verboden Gebruik In Strijd Met De Bestemming
13.2 Verboden Gebruik
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Milieuzone-stiltegebied
14.1.1 Omgevingsverordening Limburg
14.1.2 Verboden Gebruik
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Afwijken Met 10%
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Wijzigingsbevoegdheid Plaats Bestemmingsgrenzen
Artikel 17 Algemene Procedureregels
17.1 Omgevingsvergunningen
17.2 Nadere Eisen
17.3 Wijzigingen
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Strijdigheid Belangen
18.2 Voorrangsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht Bouwwerken
19.2 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 20 Slotregel

Watertoren Rimburg

Bestemmingsplan - Gemeente Landgraaf

Vastgesteld op 28-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan 'Watertoren Rimburg' van de gemeente Landgraaf.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0882.BPWATERTOREN01001-VG01 met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Afrastering:

opdelingsobject ten behoeve van scheiding van percelen en/of gebieden.

1.6 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.7 Beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.8 Begane Grond:

de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;
is sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.9 Besluit Omgevingsrecht:

besluit van 25 maart 2001, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.

1.10 Bestaand:

overeenkomstig het overgangsrecht van het bestemmingsplan, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.11 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.17 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 Compensatiebos:

bos dat aangelegd dient te worden ter compensatie van elders verloren gegane natuurlijke en landschappelijke waarden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (rood voor groenprincipe).

1.20 Dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.21 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 Educatief Centrum:

een ontvangstruimte voor bezoekers van de watertoren waar voorlichtingsactiviteiten plaatsvinden in de vorm van tentoonstellingen, exposities of andere wijzen van verbeelding ten behoeve van informatievoorziening aan derden.

1.23 Extensief Recreatief Medegebruik:

vormen van recreatief medegebruik die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en met uitsluiting van recreatief nachtverblijf.

1.24 Extensieve Dagrecreatie:

vormen van dagrecreatie met een beperkte ruimtelijke uitstraling en hoofdzakelijk gericht op natuur- en landschapsbeleving of vergelijkbare vrijetijdsbesteding in de buitenlucht, waaronder wandelen, fietsen en paardrijden; hiertoe worden ook kleinschalige speelvoorzieningen gerekend.

1.25 Garage:

een gebouw, bedoeld als stallinggelegenheid voor motorvoertuigen met ten minste een dak en minimaal voorzien van twee wanden, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

1.26 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 Hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.28 Horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.29 Horeca Van Categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

1.30 Horeca Van Categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood- en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.31 Horeca Van Categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.32 Horeca Van Categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.33 Horeca Van Categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.34 Kampeermiddel:

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.35 Kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.36 Kamperen:

een vorm van openluchtrecreatie waarbij men in een tent, caravan, camper, tenthuisje of ander relatief eenvoudige recreatiewoning op een buitenterrein verblijft meestal één of meerdere nachten.

1.37 Maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.38 Maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.39 Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40 Omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.41 Omgevingsverordening Limburg:

de Omgevingsverordening Limburg (OvL) is een samenvoeging van de eerdere Provinciale Milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening, die met de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingetrokken. De Omgevingsverordening Limburg is in werking getreden d.d. 01.01.2011.

1.42 Onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.

1.43 Ondergeschikt:

in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.

1.44 Onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.

1.45 Peil:

  1. bij gebouwen: hoogte van de afgewerkte vloer van de begane grond;
  2. bij bouwwerken geen gebouwen zijnde: de voet van het bouwwerk.

1.46 Recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.47 Ruimtelijke Kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.48 Seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 Straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en –bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.50 Terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- en of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.51 Verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.52 Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.53 Weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Meetvoorschriften

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
het verkoopvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de detailhandelsactiviteiten.

2.2 Uitzondering

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. duurzaam agrarisch gebruik met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

    en tevens:
  2. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  3. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden

    en de daarbij behorende:
  4. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  5. extensief recreatief medegebruik;
  6. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater inclusief de afvoer van het hemelwater van de direct omliggende percelen.

3.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

3.2.2 Uitzondering

Het in artikel 3 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor de bouw van afrasteringen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,00 meter mag bedragen.

3.3 Specifieke Gebruiksregels

3.3.1 Verboden Gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
  1. staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  2. als sport- en wedstrijdterrein, paardenbak en/of kampeermiddelen;
  3. voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren (brom)fietsen of mountainbikes;
  4. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren (brom)fietsen of mountainbikes;
  5. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  6. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  7. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  8. voor het opslaan van (mest)stoffen.

3.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

3.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van verhardingen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  4. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
  5. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.

3.4.2 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 4.1 zijn:
  1. slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 3 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  2. binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' slechts toegestaan, indien de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 7 lid 1.

3.4.3 Uitzondering

Het in artikel 3 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
  5. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de ontwikkeling van compensatiebos;
  2. ontwikkeling, instandhouding, herstel en versterking van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;

    en het daarbij behorende:
  4. extensief recreatief medegebruik.

4.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

4.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. de bouw van afrasteringen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,00 meter mag bedragen;
  2. de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:
    1. het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
    2. de goothoogte maximaal 2,20 meter mag bedragen.

4.3 Specifieke Gebruiksregels

4.3.1 Verboden Gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
  1. staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  2. als sport- en wedstrijdterrein, paardenbak of lig- en speelweide;
  3. voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren (brom)fietsen of mountainbikes;
  4. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren (brom)fietsen of mountainbikes behoudens op daarvoor aangeduide paden;
  5. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  6. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  7. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  8. voor het opslaan van (mest)stoffen;
  9. voor opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.

4.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

4.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van verhardingen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  4. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  5. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of groenstroken.

4.4.2 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 zijn:
  1. slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 4 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  2. binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' slechts toegestaan, indien de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 7 lid 1.

4.4.3 Uitzondering

Het in artikel 4 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemeen

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een educatief centrum;
  2. aan de functie onder a. ondergeschikte horeca van categorie 1 met een maximum oppervlakte van 200 m² b.v.o.;
  3. aan de functie onder a. ondergeschikte detailhandel met een maximum oppervlakte van 50 m² b.v.o., met dien verstande dat alleen goederen passend bij het educatief centrum en de watertoren mogen worden verkocht;
  4. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras (tr)' en uitsluitend ten behoeve van de onder b. genoemde horecafunctie;
  5. uitsluitend een loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-loopbrug [sba-lb]';
  6. uitsluitend een trap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-trap [sba-tr]';
  7. uitsluitend een balkon ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-balkon [sba-b]';
  8. de bescherming en het behoud van het rijksmonument, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]';
  9. de instandhouding en ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur;
  10. extensief recreatief medegebruik;

    en de daarbij behorende:

  11. groenvoorzieningen;
  12. verhardingen, uitsluitend ter bevordering van de toegankelijkheid van de watertoren voor voetgangers, fietsers en leveranciers;
  13. straatmeubilair;
  14. nutsvoorzieningen;
  15. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.

5.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Cultuurhistorie en ontspanning' aangewezen gronden mogen worden gebouwd:
  1. gebouwen ten behoeve van het in artikel 5 lid 1 toegestane gebruik;
  2. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Regels Met Betrekking Tot Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-loopbrug [sba-lb]' alleen een loopbrug mag worden gebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-trap [sba-tr]' alleen een trap mag worden gebouwd;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-balkon [sba-b]' alleen een balkon mag worden gebouwd;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding middels de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  3. ter plaatse van bestaande bebouwing is ook ondergronds bouwen mogelijk tot een maximale diepte van 2,00 meter.

5.2.3 Regels Met Betrekking Tot Bouwwerken, Geen Gebouwen Zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
  1. perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,00 meter mag bedragen;
  2. voorzieningen van verlichting, waarvan de hoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen.

5.3 Nadere Eisen

5.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de situering, de oppervlakte, de hoogte van bebouwing;
  2. de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
  3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  4. de mate en wijze van verharding;
  5. de mate en wijze van verlichting.

5.3.2 Voorwaarden

De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
  1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en:
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  3. ten aanzien van verhardingen ter bescherming van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-stiltegebied';
  4. ten aanzien van verlichting ter bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur.

5.4 Specifieke Gebruiksregels

5.4.1 Verboden Gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
  1. horeca, met uitzondering van ondergeschikte horeca van categorie 1, zoals aangegeven in 3.1;
  2. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  3. voor opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.
  4. het stallen en parkeren van voertuigen, met uitzondering van laden en lossen;
  5. wonen;
  6. verblijfsrecreatie;
  7. terrassen, met uitzondering van terrassen die mogelijk zijn ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  8. staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  9. als sport- en wedstrijdterrein, paardenbak of lig- en speelweide;
  10. voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren (brom)fietsen of mountainbikes;
  11. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren (brom)fietsen of mountainbikes behoudens op daarvoor aangeduide paden;
  12. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  13. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  14. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  15. voor het opslaan van (mest)stoffen.

5.5 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

5.5.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van verhardingen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  4. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of groenstroken.

5.5.2 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 5.1 zijn:
  1. slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 5 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  2. binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' slechts toegestaan, indien de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 7 lid 1.

5.5.3 Uitzondering

Het in artikel 5 lid 1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. extensieve dagrecreatie;
  2. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras (tr)' en uitsluitend ten behoeve van de onder artikel 5 lid 1.1 sub b genoemde horecafunctie;
  3. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-parkeren (sv-p)';
  4. een garage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage (ga)';

    en de daarbij behorende:
  5. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  6. verhardingen, uitsluitend ten behoeve van speelvoorzieningen en parkeren en ter bevordering van de toegankelijkheid van de watertoren voor voetgangers, fietsers en leveranciers;
  7. straatmeubilair;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.

6.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

6.2.2 Regels Met Betrekking Tot Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding middels de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  3. ter plaatse van het bouwvlak is ook ondergronds bouwen mogelijk tot een maximale diepte van 1,00 meter.

6.2.3 Regels Met Betrekking Tot Bouwwerken, Geen Gebouwen Zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
  1. perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,00 meter mag bedragen;
  2. voorzieningen van verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.

6.3 Specifieke Gebruiksregels

6.3.1 Verboden Gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
  1. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  2. horeca, met uitzondering van ondergeschikte horeca van categorie 1, zoals aangegeven in artikel 5 lid 1.1 sub b die alleen mag worden uitgeoefend ter plaatse van de aanduiding 'terras (tr)';
  3. verblijfsrecreatie;
  4. wonen;
  5. parkeren buiten de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-parkeren (sv-p).

6.3.2 Parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-parkeren (sv-p)' mogen maximaal 17 parkeerplaatsen worden aangelegd.

6.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

6.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  2. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap.

6.4.2 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 zijn:
  1. slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 6 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  2. binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' slechts toegestaan, indien de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 7 lid 1.

6.4.3 Uitzondering

Het in artikel 6 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
  5. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

7.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, mits:
  1. niet dieper dan 0,40 meter onder peil wordt gebouwd;
  2. de oppervlakte maximaal 2.500 m² bedraagt;
  3. niet gelegen binnen een straal van 50,00 meter tot een archeologische vindplaats of archeologisch waardevol terrein.

7.3 Afwijken Van De Bouwregels

7.3.1 Afwijken Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 7 lid 2 bepaalde, indien uit een archeologische rapport is gebleken dat het oprichten van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.

7.3.2 Afwijken Verstoring Archeologisch Materiaal

Voor zover het oprichten van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 7 lid 2 bepaalde, indien aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden, inhoudende een verplichting tot:
  1. het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988, of;
  3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de voorschriften te stellen kwalificaties.

7.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

7.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, indien deze over een oppervlakte van meer dan 2.500 m² uitgevoerd worden en/of binnen een straal van 50,00 meter van een archeologische vindplaats of archeologisch waardevol terrein plaatsvinden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,40 meter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

7.4.2 Voorwaarden

  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 7 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  2. Voor zover de in artikel 7 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden, inhoudende een verplichting:
    1. tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988, of;
    3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de voorschriften te stellen kwalificaties.
  3. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is gewaarborgd.

7.4.3 Uitzondering

Het in artikel 7 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  3. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds in uitvoering zijn.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het door middel van de 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]' aangegeven Rijksmonument en het daarbij behorende stedenbouwkundig en landschappelijk beeld.

8.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, niet worden gebouwd.

8.2.2 Uitzondering

Het in artikel 8 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing indien en voor zover het oprichten van bouwwerken verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van het Rijksmonument en vooraf advies aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is gevraagd, met dien verstande, dat:
  1. geen wezenlijke veranderingen worden gebracht in het stedenbouwkundige beeld;
  2. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming.

8.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

8.3.1 Algemeen

8.3.1.1 Bebouwde gronden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, voor zover de gronden bebouwd zijn, gevels, ramen, deuren, luiken en/of sieronderdelen in een andere kleur te verven.

8.3.1.2 Onbebouwde gronden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, voor zover de gronden onbebouwd zijn, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, alsmede het aanleggen of inrichten van opslag-, stort- of bergplaatsen;
  2. het rooien van bomen en hagen anders dan voor de effectuering van een omgevingsvergunning;
  3. het wijzigen of aanleggen van bestrating van voet- en/of toegangspaden;
  4. het verlagen of afgraven, het ophogen of het egaliseren van de bodem plus of min 10 centimeter ten opzichte van de toestand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

8.3.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend, indien is gebleken dat de in artikel artikel 8 lid 3.1 bedoelde werken geen afbreuk doen aan het karakter van het Rijksmonument en het daarbij behorende stedenbouwkundig en landschappelijk beeld.

8.3.3 Uitzondering

Het in artikel 8 lid 3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden voor de instandhouding van het bestaande Rijksmonument;
  2. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale grondgebruik;
  3. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

Artikel 9 Waarde - Ecologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het beschermen van de potentiële natuurlijke waarden en, waar mogelijk, het tot ontwikkeling brengen van de natuurbeschermingsfunctie binnen de ecologische structuur;
  2. het visueel bufferen van aangrenzende natuurlijke waarden gewaarborgd door het niet toelaten van nieuwe bebouwing;
  3. het behoud, beheer, herstel of de aanleg van kleinschalige landschapselementen.

9.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

9.2 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

9.2.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  4. het bebossen van gronden;
  5. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
  6. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  7. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen.

9.2.2 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in zijn:
  1. slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 9 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  2. binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' slechts toegestaan, indien de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 7 lid 1.

9.2.3 Uitzondering

Het in artikel 9 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.

Artikel 10 Waterstaat-erosie

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van:
  1. bodemerosie en wateroverlast;
  2. het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
  3. de aantasting van het grondwaterpakket.

10.1.2 Dubbelbestemmingen En Aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.

10.2 Specifieke Gebruiksregels

10.2.1 Verboden Gebruik

Onder verboden gebruik wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor en/of als:
  1. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van aanwezige graften;
  2. voor het belemmeren of aantasten van aanwezige grasbanen en regenwaterbuffers (incl. aan- en afvoervoorzieningen).

10.3 Afwijken Van De Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10 lid 2 bepaalde ten behoeve van het uitoefenen van het gebruik, zoals beschreven onder artikel 10 lid 2.1 en het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals beschreven onder artikel 10 lid 4.1, mits voldaan wordt aan de regelgeving omtrent erosie.

10.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

10.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten;
  2. het afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
  3. het scheuren van grasland;
  4. de aanleg van een waterbuffer groter dan 100 m²;
  5. het aanbrengen van verhardingen.

10.4.2 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als onder bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

10.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 10 lid 4.1 is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Verbod Op Bouwen In Strijd Met De Bestemming

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
  1. enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
  2. te bouwen een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
  3. een ondergronds bouwwerk op te richten, behoudens waar dit volgens de regels is toegestaan.

12.2 Algemene Bouwregels

Indien bij het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wijzigingsbevoegdheden in de afzonderlijke bestemmingen niets staat vermeld over bebouwingspercentage resp. goothoogte, kan bij hantering van het afwijken van de bouw- of gebruiksregel of wijzigingsbevoegdheid met maximaal 10% van het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' respectievelijk 'maximale goothoogte' aangegeven bebouwingspercentage resp. goothoogte worden afgeweken.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Verboden Gebruik In Strijd Met De Bestemming

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.

13.2 Verboden Gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;
  3. het gebruik van bebouwing voor seksinrichting.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Milieuzone-stiltegebied

14.1.1 Omgevingsverordening Limburg

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' zijn de regels van de Omgevingsverordening Limburg met betrekking tot stiltegebieden van toepassing.

14.1.2 Verboden Gebruik

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
  1. lawaaisporten;
  2. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  3. laagvliegbewegingen;
  4. het gebruik van omroepinstallaties, muziekinstrumenten, geluidapparaten, al dan niet gekoppeld aan geluidversterkers.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijken Met 10%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10%, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Wijzigingsbevoegdheid Plaats Bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

17.1 Omgevingsvergunningen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) van toepassing.

17.2 Nadere Eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
  1. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken ter inzage;
  2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend;
  3. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
  4. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders;
  5. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
  6. Burgemeester en wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.

17.3 Wijzigingen

Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Strijdigheid Belangen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

18.2 Voorrangsregels

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het in stand houden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
  1. Waarde - Cultuurhistorie;
  2. Waarde - Archeologie;
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,

      mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht Gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
regels van het bestemmingsplan Watertoren Rimburg van de gemeente Landgraaf.