Rimburg en buitengebied Noord-Oost
Beheersverordening - Gemeente Landgraaf
Vastgesteld op 23-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
de beheersverordening 'Rimburg en Buitengebied Noord-Oost’ met identificatienummer NL.IMRO.0882.BVRIMBURGENBGBNO1-VG01 van de gemeente Landgraaf.
1.2 Beheersverordening:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan Horeca Verwante Bedrijvigheid:
het exploiteren van een gebouw als amusementshal, speelautomatenhal, bingozaal of discotheek.
1.6 Aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen.
1.7 Aangebouwd Bijgebouw:
een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).
1.8 Achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.9 Afrastering:
opdelingsobject ten behoeve van scheiding van percelen en/of gebieden.
1.10 Agrarisch:
het (al dan niet bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.11 Agrarisch Bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.12 Archeologische Deskundige:
de regioarcheoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.13 Archeologisch Onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of opgraven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Erfgoedwet.
1.14 Archeologische Verwachtingswaarde:
de kans op archeologische vondsten of informatie, waarbij het volgende geldt:
- rijkmonument: terreinen van zeer hoge waarde, wettelijk beschermd;
- terreinen van zeer hoge waarde: zeer grote kans op archeologische vondsten;
- gebieden met een hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;
- gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;
- gebieden met een lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;
- geen verwachtingswaarde: zeer geringe tot geen kans op archeologische vondsten of informatie.
1.15 Archeologische Waarden:
onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.16 Automatenhal/speelhal:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
1.17 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 Bebouwingspercentage:
een in de illustratie aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogst mag worden bebouwd.
1.19 Bed En Breakfast:
een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed en breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigena(a)r(en) van het betreffende huis.
1.20 Bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van activiteiten vallend onder geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.
1.21 Bedrijfsmatige Activiteiten Aan Huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging, waarvan de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 bij de regels voor een overzicht met bedrijfsmatige activiteiten aan huis)
1.22 Bedrijfsvloeroppervlak:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte.
1.23 Beeldkwaliteit:
de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.
1.24 Begane Grond:
- de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;
- hoogteverschillen in het terrein: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.
1.25 Beperkt Kwetsbaar Object:
(kwetsbaar) object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van het Bevi.
1.26 Beroepsmatige Activiteiten Aan Huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 van de regels voor een overzicht met beroepsmatige activiteiten aan huis).
1.27 Beschermd Dorpsgezicht:
beschermd dorpsgezicht als bedoeld in de Erfgoedwet.
1.28 Besluit Omgevingsrecht:
besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.
1.29 Besluitgebied:
het object besluitgebied, is het werkingsgebied van een beheersverordening.
1.30 Besluitsubvlak:
het object besluitsubvlak is een gebied, geometrisch vastgelegd binnen een object besluitgebied, met een inhoudelijke relatie met een of meer bovenliggende geometrisch vastgelegde objecten besluitvlak of andere objecten besluitsubvlak en heeft geen directe inhoudelijke relatie met het hele werkingsgebied van het gebiedsbesluit (het object besluitgebied).
1.31 Besluitsubvlakgrens:
de grens van een besluitsubvlak indien het een vlak betreft.
1.32 Besluitvlak:
het object besluitvlak is een gebied, geometrisch vastgelegd binnen een object besluitgebied, dat zelfstandige eigenschappen heeft (bijvoorbeeld daaraan gekoppelde regels).
1.33 Besluitvlakgrens:
de grens van een besluitvlak.
1.34 Bestaand:
overeenkomstig het overgangsrecht van de beheersverordening, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.35 Bevi:
het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004 en in werking getreden op 7 oktober 2014.
1.36 Bevoegd Gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.37 Bodemingreep
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het bouwen van een fundering;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- sloopwerkzaamheden die grondverplaatsing ten gevolge heeft.
1.38 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.39 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.40 Bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) - zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.
1.41 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.42 Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.43 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.44 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.45 Bruto Vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van bedrijven of winkels met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.46 Bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.47 Bijbehorend Bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.48 Bungalow:
een woning, bestaande uit verblijfsruimten en niet-verblijfsruimten op de begane grond met al dan niet een kelder.
1.49 Buurthuis:
gebouw dat als centrum dient voor het sociale en culturele leven van een buurt met plaats voor vergaderingen en voorzieningen voor activiteiten van recreatieve en educatieve aard met daaraan ondergeschikte horeca bedoeld voor de gebruikers van het buurthuis.
1.50 Carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsgelegenheid voor motorvoertuigen, met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden an overige gebouwen meegerekend.
1.51 Compensatiebos:
bos dat aangelegd dient te worden ter compensatie van elders verloren gegane natuurlijke en landschappelijke waarden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (rood voor groen-principe).
1.52 Consumentverzorging:
het bedrijfsmatig verrichten van op publiek gerichte dienstverlening, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus.
1.53 Dagrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.
1.54 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.55 Detailhandel In Dagelijkse Goederen:
detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen respectievelijk levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksproducten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterijartikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden).
1.56 Dienstverlening:
het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalon, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.
1.57 Dienst-/bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.58 Discotheek/dancing:
gelegenheid, waar dranken en soms maaltijden worden verstrekt en waar men de mogelijkheid heeft om te dansen, hieronder valt tevens een nachtclub.
1.59 (Eet-)café:
een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van dranken.
1.60 Educatief Centrum:
een ontvangstruimte voor bezoekers waar voorlichtingsactiviteiten plaatsvinden in de vorm van tentoonstellingen, exposities of andere wijzen van verbeelding ten behoeve van informatievoorziening aan derden.
1.61 Erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover de beheersverordening de inrichting niet verbiedt.
1.62 Evenement:
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.
1.63 Extensief Recreatief Medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik dat ondergeschikt is aan de functie van het besluitvlak waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en met uitsluiting van recreatief nachtverblijf.
1.64 Extensieve Dagrecreatie:
vormen van dagrecreatie met een beperkte ruimtelijke uitstraling en hoofdzakelijk gericht op natuur- en landschapsbeleving of vergelijkbare vrijetijdsbesteding in de buitenlucht, waaronder wandelen, fietsen en paardrijden; hiertoe worden ook kleinschalige speelvoorzieningen gerekend.
1.65 Fast-foodvestiging:
een horecabedrijf, waarin vooral frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakking al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
1.66 Garage:
een gebouw, bedoeld als stallinggelegenheid voor motorvoertuigen, met ten minste een dak en minimaal voorzien van twee wanden, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
1.67 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.68 Gelijke Hoogte:
een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt).
1.69 Gestapeld Gebouwd:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.70 Gevellijn:
de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
1.71 Grondgebonden Woning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
1.72 Groothandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.
1.73 Hobbymatig:
uit liefhebberij en op een wijze en/of schaal niet zijnde van bedrijfsmatige omvang en zonder winstoogmerk, waarbij het geheel van gronden, bebouwing en bedrijvigheid niet als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer valt aan te merken.
1.74 Hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.75 Horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.76 Horeca Van Categorie 1:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.
1.77 Horeca Van Categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die al dan niet ter plaatse genuttigd kunnen worden. Het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie is toegestaan. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfoodzaak, lunchroom, koffieruimte bij patisserie/banketbakkerij, ijssalon/ijswinkel, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
1.78 Horeca Van Categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse en/of het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, koffie en/of theeschenkerij, juice- en healthbar.
1.79 Horeca Van Categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).
1.80 Horeca Van Categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers niet zijnde een bed en breakfast.
1.81 Horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, met inbegrip van frituren en snackbars, en/of het exploiteren van zaalaccommodaties. Hieronder vallen een automatenhal/speelhal respectievelijk seksinrichting niet.
1.82 Kamerverhuur:
het bedrijfsmatig aanbieden van (nacht)verblijf, waarbij (een deel van een) gebouw als onzelfstandige wooneenheid/wooneenheden word(t)(en) gebruikt en waarbij verder kenmerkend is dat de kamerverhuurder(s) ter plaatse zijn (hun) hoofdverblijf heeft (hebben).
1.83 Kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.84 Kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.85 Kamperen:
een vorm van openluchtrecreatie waarbij men in een tent, caravan, camper, tenthuisje of ander relatief eenvoudige recreatiewoning op een buitenterrein verblijft meestal één of meerdere nachten.
1.86 Kamperen Bij De Boer:
terrein bij een functionerend agrarisch bedrijf waar gelegenheid wordt geboden tot recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen.
1.87 Kantine:
een drink- en eetgelegenheid ondergeschikt aan de hoofdfunctie behorende bij het besluitvlak (waaronder bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties). De prijzen van consumpties zijn veelal lager omdat de organisatie/vereniging geen winstoogmerk heeft.
1.88 Kantoor/praktijkruimte:
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard, (para) medische en/of ontwerptechnische arbeid.
1.89 Kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.90 Karakteristiek:
aangeduide karakteristieke panden en rijksmonumenten.
1.91 Kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uiting van een der beeldende kunsten.
1.92 Kwetsbaar Object:
(kwetsbaar) object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l. van het Bevi.
1.93 Landschappelijke Waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.94 Maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
1.95 Maatschappelijke Doeleinden:
voorzieningen ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies (waaronder knutselverenigingen).
1.96 Maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.97 Natuurnetwerk Nederland (Nnn)
het Natuurnetwerk Nederland is sinds 2013 de naam van de ecologische hoofdstructuur van Nederland: een samenhangend netwerk van bestaande en toekomstige natuurgebieden.
1.98 Natuurlijke Waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.99 Normaal (Agrarisch) Onderhoud En Gebruik:
onderhoud en gebruik dat gelet op de bestemming noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering en agrarisch gebruik van de gronden.
1.100 Nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.101 Omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.102 Omgevingsverordening Limburg:
de Omgevingsverordening Limburg 2014, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 16 december 2016. In deze verordening zijn alle documenten welke betrekking hebben op het omgevingsbeleid samengevoegd.
1.103 Onderbouw:
(een gedeelte van) een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.
1.104 Ondergeschikt:
in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.
1.105 Onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
1.106 Openbaar Gebied:
dat deel van het grondgebied dat voor een ieder nagenoeg vrij toegankelijk is.
1.107 Openbaar Toegankelijk Gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.108 Opslag:
het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen.
1.109 Parkeer(normen)beleid:
de normen ten aanzien van parkeervoorzieningen zoals opgenomen in het d.d. 26.10.2017 vastgestelde Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Landgraaf (GVVP) of diens rechtsopvolger.
1.110 Overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met ten minste een dak en niet of slechts aan twee zijden voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
1.111 Pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.112 Peil:
- bij gebouwen: hoogte van de afgewerkte vloer van de begane grond;
- bij bouwwerken geen gebouwen zijnde: de voet van het bouwwerk.
1.113 Recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.114 Recreatieve Doeleinden:
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning tot doel hebben.
1.115 Recreatief Medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, ondergeschikt ten opzichte van de hoofdfunctie behorende bij het besluitvlak, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.116 Restaurant:
een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken - uitsluitend in combinatie met die maaltijden worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
1.117 Riool:
infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt.
1.118 Risicovolle Inrichting:
inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Bevi.
1.119 Ruimtelijke Kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
1.120 Seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.121 Stads- En Dorpsgezichten:
groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.
1.122 Standplaats:
een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein bedoeld voor de plaatsing van een kampeermiddel.
1.123 Stedenbouwkundig Beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
1.124 Straatmeubilair:
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.125 Terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- en of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.126 Twee-aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst / aansluit aan een ander hoofdgebouw.
1.127 Vakantieappartement:
een (deel van een) gebouw van een woningtypering en geen kampeermiddel zijnde, dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben, permanente bewoning is niet toegestaan.
1.128 Verblijfsrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.
1.129 Voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.130 Voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. De voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn wordt gelijkgesteld met de voorgevelrooilijn zoals bedoeld in de Wabo. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel.
1.131 Voorzieningen Van Openbaar Nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen met een inhoud van maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk en een hoogte van maximaal 3,00 meter.
1.132 Vrijstaand:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.
1.133 Vrijstaand Bijgebouw:
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming en functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.134 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.135 Weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.136 Wonen:
de vorm van hoofdverblijf waarbij één of meer personen verblijven in de hoedanigheid van één huishouden.
1.137 Woning/wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden. Één huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding.
1.138 Woningsplitsing:
het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woningen in twee of meer woningen/wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.
1.139 Zaalaccommodatie:
geheel van ruimten die beschikbaar worden gesteld ten behoeve van bijeenkomsten en waarbij de aanwezigen gebruik kunnen maken van horecafaciliteiten. Hieronder worden ook een bingozaal en feestzaal begrepen.
1.140 Zoneringplichtige Inrichting:
inrichting waarvoor een wettelijke zoneringplicht bestaat op basis van de Wet geluidhinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De Afstand Tot De Zijdelingse Bouwperceelgrens:
horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 Het Bedrijfsvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.3 De Bouwhoogte Van Een Bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De Goothoogte Van Een Bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 De Inhoud Van Een Bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 De Lengte En Breedte Van Een Bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.7 De Oppervlakte Van Een Bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 Uitzondering:
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de besluitvlakgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
2 Regels Besluitvlakken
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch gebruik met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- het hobbymatig houden van dieren;
en tevens:
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'waterberging' (wb) voor waterbergingsvoorzieningen;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van recreatie - kampeerboerderij' (sr-kb) voor een kampeerboerderij;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paardenweide' (sa-pw) een paardenweide,
en daarbij behorende:
- ontsluiting(en) van de afzonderlijke percelen;
- (extensief) recreatief medegebruik;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater inclusief de afvoer van het hemelwater van de direct omliggende percelen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
3.2.2 Uitzondering
Het in artikel 3 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- de bouw van afrasteringen met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,40 meter mag bedragen;
- de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:
- het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
- de goothoogte maximaal 2,60 meter mag bedragen.
3.3 Specifieke Gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- als sport- en wedstrijdterrein of lig- en speelweide;
- voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- voor het opslaan van mest(stoffen).
3.3.2 Kampeerboerderij
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van recreatie - kampeerboerderij' (sr-kb) mogen maximaal 15 kampeerplaatsen worden opgericht.
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting
De binnen dit besluitvlak gelegen gronden en gebouwen en ter plaatse van de besluitsubvlakken 'specifieke vorm van groen - voorwaarde landschappelijke inpassing 3' (sg-vli3) mogen na het onherroepelijk worden van voorliggende beheersverordening niet langer dan gedurende een jaar worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 3 lid 1 genoemde functies, tenzij binnen die periode van een jaar de landschappelijke inpassing van het betreffende bouwperceel heeft plaatsgevonden en ook na die periode in stand wordt gehouden overeenkomstig het in bijlage 5 van deze regels opgenomen landschapsplan.
3.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
3.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op het besluitvlak gericht gebruik van de grond;
- het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
3.4.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 4.1 zijn:
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 3 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
- binnen de besluitvlakken 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 29 tot en met artikel 34.
3.4.3 Uitzondering
Het in artikel 3 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch' wijzigen in het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf, mits:
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de volwaardigheid van het bedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- de ontwikkeling wordt ingepast op basis van een plan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing);
- ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij afhankelijk van de situatie dit infiltratie of retentie kan zijn;
- in geval van nieuwvestiging (inclusief omschakeling) geldt een aanvullende kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van bebouwing of aanleg van natuur dan wel landschap. Er wordt hierbij eerst gekeken naar de directe fysieke maatregelen op de eigen kavel(s), daarna naar directe fysieke maatregelen in de omgeving en als laatste naar een bijdrage in fondsen;
- de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet groter wordt dan 1,50 ha.
3.5.2 Wijzigingsbevoegdheid 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch' wijzigen in het besluitvlak 'Water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd.
3.5.3 Wijzigingsbevoegdheid 'kampeerterrein'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan het besluitvlak 'Agrarisch' het besluitsubvlak 'kampeerterrein' toe te voegen, mits:
- het een kampeerterrein ten behoeve van kamperen bij de boer bij een functionerend agrarisch bedrijf betreft;
- er sprake is van een kampeerterrein ten behoeve van de stalling van toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, trekkershutten en tenthuisjes, niet zijnde stacaravans en chalets;
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de financiële haalbaarheid van het kampeerbedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- het kamperen bij de boer enkel plaatsvindt aansluitend aan de bouwkavel van het bestaande agrarisch bedrijf;
- de oppervlakte van het totale kampeerterrein maximaal 2,00 ha bedraagt;
- ten hoogste 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
- de maximale oppervlakte van trekkershutten en tenthuisjes 30 m² en de maximale hoogte van trekkershutten en tenthuisjes 3,50 meter bedraagt, gemeten van de onderkant van de plek waar de grond wordt geraakt;
- kamperen niet bedoeld is voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders;
- kamperen alleen plaatsvindt in het kampeerseizoen, zijnde de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- het terrein eerst, alvorens het in gebruik wordt genomen ten behoeve van het kamperen bij de boer, wordt ingepast op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing); ten behoeve van de kwaliteitsverbetering wordt ook het terrein met de bestaande agrarische bebouwing in het inpassingsplan meegenomen;
- het water op eigen perceel opgevangen wordt of kan afvloeien naar een greppel die aansluit op een buffer met dien verstande dat ten allen tijden gegarandeerd kan worden dat geen wateroverlast ontstaat;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd;
- parkeervoorzieningen wordt voorzien conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimten en/of overige voorzieningen, gebouwen/bouwwerken ten dienste van het kamperen bij de boer, worden gerealiseerd binnen het besluitvlak 'Agrarisch';
- er geen sprake is van een milieubelemmering voor de omliggende bedrijven en er voldoende afstand tot een milieugevoelige besluitvlak in acht wordt genomen;
- er geen sprake is van een archeologische belemmering;
- een historisch bodemonderzoek dan wel een vervolgonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem niet verontreinigd is;
- bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen bij de boer wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de erfgenamen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten. Bij rechtsopvolging van het agrarisch bedrijf kan het kamperen bij de boer worden voortgezet.
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
en tevens:
- wonen uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paardenpension' (sa-p) een paardenpension;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van maatschappelijk - buitenschoolse opvang' een buitenschoolse opvang;
en daarbij behorende:
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 4 lid 4.2;
- rustende boer, toegelaten overeenkomstig artikel 4 lid 4.3;
- tuinen en erven;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bijgebouwen;
- één bedrijfswoning per bouwperceel;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitvlak 'bouwvlak' met uitzondering van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports die zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met dien verstande dat aan artikel 4 lid 2.3 wordt voldaan;
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal bouwlagen' mag tot maximaal het aangegeven aantal bouwlagen worden gebouwd, met dien verstande dat elke afzonderlijke bouwlaag maximaal 4,50 meter mag bedragen;
- de bedrijfswoning mag in maximaal 2 bouwlagen worden gebouwd met dien verstande dat elke afzonderlijke bouwlaag maximaal 3,20 meter mag bedragen;
- de bouwdiepte van de bedrijfswoning mag maximaal 17,00 meter bedragen;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.
4.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
- per bedrijfswoning mag de maximale oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen maximaal 130 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot een besluitvlak 'Verkeer' wordt gebouwd;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden;
- indien een bijgebouw of garage/carport wordt geplaatst op een grotere afstand dan 25,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan mag het bijgebouw of de garage/carport ook in de andere zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 8,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt en dat niet meer dan 50 % van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
4.3 Afwijken Van De Bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4 lid 2.2 sub c bepaalde ten behoeve van de bouw van fruitopslag-, aardappelopslag- en machineloodsen met een hogere bouwlaag, mits:
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- de bouwhoogte van de bouwlaag maximaal 6,50 meter mag bedragen.
4.3.2 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4 lid 2.4 sub a bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
4.3.3 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4 lid 2.3 sub c bepaalde, ten behoeve van het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 sub a, b en d onverminderd van toepassing is.
4.3.4 Afwijken garages/carports voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4 lid 2.3 sub c bepaalde, voor de bouw van garages/carports, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot het besluitvlak 'Verkeer' minimaal 5,00 meter moet bedragen en dat het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 sub a, b en d onverminderd van toepassing is.
4.3.5 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 4 lid 3.1 tot en met artikel 4 lid 3.4 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Specifieke Gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van een aan huis verbonden beroep of bedrijf waarvoor artikel 4 lid 4.2 geldt;
- bewoning, met uitzondering van bewoning van een bedrijfswoning;
- huisvesting van de rustende boer, met uitzondering van huisvesting van de rustende boer waarvoor artikel 4 lid 4.3 geldt;
- detailhandel behoudens indien hiervoor bij een omgevingsvergunning van afgeweken is ingevolge artikel 4 lid 5.1;
- groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
- het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel met uitzondering van de stalling van eigen kampeermiddelen in het achtererfgebied en achter het hoofdgebouw;
- opslag, uitgezonderd opslag in het kader van het onder artikel 4 lid 1 toegestane gebruik;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin.
4.4.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de bedrijfswoning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
- vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
- op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of milieuwetgeving;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden opgericht conform artikel 49 lid 4.1;
- er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
- er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
4.4.3 Rustende boer
Huisvesting van de rustende boer is toegelaten, mits:
- de huisvesting plaatsvindt in de bedrijfswoning;
- de oppervlakte voor huisvesting van de rustende boer maximaal 80 m² mag bedragen;
- na beëindiging noodzaak tot huisvesting van de rustende boer de voorzieningen ten behoeve van de huisvesting worden verwijderd.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting
- de binnen dit besluitvlak gelegen gronden en gebouwen en ter plaatse van de besluitsubvlakken 'specifieke vorm van groen - voorwaarde landschappelijke inpassing 1' (sg-vli1), 'specifieke vorm van groen - voorwaarde landschappelijke inpassing 2' (sg-vli2), 'specifieke vorm van groen - voorwaarde landschappelijke inpassing 3' (sg-vli3) en 'specifieke vorm van groen - voorwaarde landschappelijke inpassing 4' (sg-vli4) mogen na het onherroepelijk worden van voorliggende beheersverordening niet langer dan gedurende een jaar worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 genoemde functies, tenzij binnen die periode van een jaar de landschappelijke inpassing van het betreffende bouwperceel heeft plaatsgevonden en ook na die periode in stand wordt gehouden overeenkomstig het in bijlage 3, 4, 5 en 6 van deze regels opgenomen landschapsplan.
4.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
4.5.1 Afwijken voor ondergeschikte niet-agrarische nevenactiviteiten naast de bestaande agrarische bedrijfsdoeleinden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4 lid 4.1 bepaalde ten behoeve van:
- bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten en/of aan de agrarische sector verwante producten;
- verblijfsrecreatie in de vorm van bed en breakfast en vakantieappartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier-)tuinen, kleinschalige horeca zoals theeschenkerijen en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijk te stellen activiteiten.
4.5.2 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 4 lid 5.1 bedoeld wordt alleen toegestaan, mits:
Algemeen:
- de activiteiten deel uitmaken van een functionerend agrarisch bedrijf en worden beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
- de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- er voldoende parkeervoorzieningen zijn conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
Specifiek voor bewerking en/of verkoop van agrarische producten:
- uitsluitend bewerking en/of verkoop plaatsvindt van op het eigen bedrijf of op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische of agrarisch verwante producten, met dien verstande, dat de verkoop van agrarische of agrarisch verwante producten uitsluitend is toegestaan tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 200 m²;
Specifiek voor vakantieappartementen op de boerderij:
- de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande hoofdgebouwen, met dien verstande, dat:
- het vloeroppervlak van een vakantieappartement, inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten hoogste 100 m² mag bedragen;
- ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bouwvlak binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd;
- de bedrijfswoning niet als vakantieappartement(en) gebruikt mag worden;
Specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:
- de activiteiten ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes;
Specifiek voor bed en breakfast:
- de bed en breakfast kan worden ingepast binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
- de uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw en/of bijgebouw op hetzelfde perceel;
- er een maximum van 4 kamers voor maximaal 8 personen per locatie geldt;
- parkeervoorzieningen worden opgericht conform artikel 49 lid 4.1.
4.5.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4 lid 4.1 bepaalde, ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten van derden, mits de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex.
Artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in het besluitvlak 'Water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
5.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- duurzaam agrarisch gebruik met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering,
en tevens:
- voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden,
en daarbij behorende:
- ontsluiting(en) van de afzonderlijke percelen;
- (extensief) recreatief medegebruik;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater inclusief de afvoer van het hemelwater van de direct omliggende percelen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
5.2.2 Uitzondering
Het in artikel 5 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- de bouw van afrasteringen met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,40 meter mag bedragen;
- de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:
- het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
- de goothoogte maximaal 2,60 meter mag bedragen.
5.3 Specifieke Gebruiksregels
5.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- als sport- en wedstrijdterrein, paardenbak of lig- en speelweide;
- voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
- voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- voor het opslaan van mest(stoffen).
5.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
5.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
- het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
5.4.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 zijn:
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 5 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
- binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 29 tot en met artikel 34.
5.4.3 Uitzondering
Het in artikel 5 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch met waarden' wijzigen in het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf, mits:
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de volwaardigheid van het bedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- de ontwikkeling wordt ingepast op basis van een plan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing);
- ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij afhankelijk van de situatie dit infiltratie of retentie kan zijn;
- in geval van nieuwvestiging (inclusief omschakeling) geldt een aanvullende kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van bebouwing of aanleg van natuur dan wel landschap. Er wordt hierbij eerst gekeken naar de directe fysieke maatregelen op de eigen kavel(s), daarna naar directe fysieke maatregelen in de omgeving en als laatste naar een bijdrage in fondsen;
- de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet groter wordt dan 1,50 ha.
5.5.2 Wijzigingsbevoegdheid 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen het besluitvlak 'Agrarisch met waarden' wijzigen in het besluitvlak 'Water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:
- de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd.
5.5.3 Wijzigingsbevoegdheid voor het oprichten van een kampeerterrein
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan het besluitvlak 'Agrarisch met waarden' het besluitsubvlak 'kampeerterrein' toe te voegen, mits:
- het een kampeerterrein ten behoeve van kamperen bij de boer bij een functionerend agrarisch bedrijf betreft;
- er sprake is van een kampeerterrein ten behoeve van de stalling van toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, trekkershutten en tenthuisjes, niet zijnde stacaravans en chalets;
- een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de financiële haalbaarheid van het kampeerbedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
- het kamperen bij de boer enkel plaatsvindt aansluitend aan de bouwkavel van het bestaande agrarisch bedrijf;
- de oppervlakte van het totale kampeerterrein maximaal 2,00 ha bedraagt;
- ten hoogste 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
- de maximale oppervlakte van trekkershutten en tenthuisjes 30 m² en de maximale hoogte van trekkershutten en tenthuisjes 3,50 meter bedraagt, gemeten van de onderkant van de plek waar de grond wordt geraakt;
- kamperen niet bedoeld is voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders;
- kamperen alleen plaatsvindt in het kampeerseizoen, zijnde de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
- het terrein eerst, alvorens het in gebruik wordt genomen ten behoeve van het kamperen bij de boer, wordt ingepast op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing); ten behoeve van de kwaliteitsverbetering wordt ook het terrein met de bestaande agrarische bebouwing in het inpassingsplan meegenomen;
- het water op eigen perceel opgevangen wordt of kan afvloeien naar een greppel die aansluit op een buffer met dien verstande dat ten allen tijden gegarandeerd kan worden dat geen wateroverlast ontstaat;
- indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd;
- in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimten en/of overige voorzieningen, gebouwen/bouwwerken ten dienste van het kamperen bij de boer, worden gerealiseerd binnen het besluitvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
- er geen sprake is van een milieubelemmering voor de omliggende bedrijven en er voldoende afstand tot een milieugevoelig besluitvlak in acht wordt genomen;
- er geen sprake is van een archeologische belemmering;
- een historisch bodemonderzoek dan wel een vervolgonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem niet verontreinigd is;
- bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen bij de boer wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de erfgenamen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten. Bij rechtsopvolging van het agrarisch bedrijf kan het kamperen bij de boer worden voortgezet.
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2 en/of daarmee, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, vergelijkbare bedrijven, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van:
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- risicovolle inrichtingen.
- ter plaatse reeds bestaande bedrijven,
en daarbij behorende:
- erven;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- (hoofd)gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- ondergrondse opslagtanks;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de illustratie aangegeven 'bouwvlak';
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
6.3 Afwijken Van De Bouwregels
6.3.1 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6 lid 2.3 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 m tot het openbaar toegankelijk mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
6.4 Nadere Eisen
6.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van de (hoofd)gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
- ter bescherming van de verkeersveiligheid.
6.5 Specifieke Gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- detailhandel;
- wonen;
- risicovolle inrichtingen;
- zoneringsplichtige inrichtingen;
- horeca en aan horeca verwante bedrijvigheid;
- opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosie-gevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
6.6 Afwijken Van De Gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.1 sub a ten behoeve van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als ondergeschikt niet zelfstandig onderdeel van het bedrijf, tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak en nooit meer dan 500 m² bedrijfsvloeroppervlak, mits de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 7 Bedrijf - Delfstoffenwinning
7.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'bedrijf - delfstoffenwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de winning van zand;
- de opslag van zand en grond;
- water en oevers;
- natuurontwikkeling;
- een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeerterrein' (p);
- een parkeerterrein bij evenementen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van verkeer – parkeren bij evenementen' (sv-pe);
met daarbij behorende:
- bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde.
- erven en terreinen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- wegen, paden en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Delfstoffenwinning' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- (hoofd)gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- ondergrondse opslagtanks;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de illustratie aangegeven 'bouwvlak';
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illistratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen.
7.3 Nadere Eisen
7.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van de (hoofd)gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
- ter bescherming van de verkeersveiligheid.
7.4 Specifieke Gebruiksregels
7.4.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- detailhandel;
- wonen;
- risicovolle inrichtingen;
- zoneringsplichtige inrichtingen;
- horeca en aan horeca verwante bedrijvigheid;
- opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosie-gevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
7.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 sub a ten behoeve van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als ondergeschikt niet zelfstandig onderdeel van het bedrijf, tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak en nooit meer dan 500 m² bedrijfsvloeroppervlak, mits de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het besluitvlak van de gronden wordt gewijzigd in het besluitvlak 'Natuur'.
Artikel 8 Bedrijf - Nutsbedrijven
8.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- doeleinden van openbaar nut;
en daarbij behorende:
- ondergrondse leidingen;
- zonering;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 8 lid 1 toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' worden gerealiseerd;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
Artikel 9 Bedrijf - Rioolwaterzuivering
9.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een rioolwaterzuiveringsinstallatie;
- een antennemast, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'antennemast' [am], waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
en daarbij behorende:
- ondergrondse leidingen;
- zonering;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 9 lid 1 toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illistratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' worden gerealiseerd;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragenen met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
- antennes en antennemasten waarvan de hoogte maximaal 12,00 meter mag bedragen.
Artikel 10 Bos
10.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de ontwikkeling van compensatiebos;
- ontwikkeling, instandhouding, herstel en versterking van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
- bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
en daarbij behorende:
- extensief recreatief medegebruik.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
10.2.2 Uitzonderingen
Het in artikel 10 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- de bouw van afrasteringen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,00 meter mag bedragen;
- de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van natuur en landschap met dien verstande dat:
- het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
- de goothoogte maximaal 2,20 meter mag bedragen.
10.3 Specifieke Gebruiksregels
10.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met het in het bos- en/of natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
- sport- en wedstrijdterrein, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, parkeerterrein, paardenbak en als lig- of speelweide;
- het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen, motoren of bromfietsen;
- het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of bromfietsen;
- het winnen van bosstrooisel en mos;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen.
10.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
10.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van verhardingen van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op het besluitvlak gericht gebruik van de grond;
- het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of groenstroken.
10.4.2 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 10 lid 4.1 zijn:
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 10 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
- binnen de besluitvlakken 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 29 tot en met artikel 34.
10.4.3 Uitzondering
Het in artikel 10 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 11 Cultuur En Ontspanning
11.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een educatief centrum;
- aan de functie onder a. ondergeschikte horeca van categorie 1 met een maximum oppervlakte van 200 m² b.v.o. uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca van categorie 1' (h=1);
- aan de functie onder a. ondergeschikte detailhandel met een maximum oppervlakte van 50 m² b.v.o., met dien verstande dat alleen goederen passend bij het educatief centrum mogen worden verkocht;
- een terras, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'terras' (tr) en uitsluitend ten behoeve van de onder b. genoemde horecafunctie;
- culturele doeleinden, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – culturele doeleinden’;
- uitsluitend een loopbrug ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding-loopbrug [sba-lb]';
- uitsluitend een trap ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding-trap [sba-tr]';
- uitsluitend een balkon ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding-balkon [sba-b]';
- een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeerterrein' (p);
- de instandhouding en ontwikkeling van het NNN;
- extensief recreatief medegebruik;
en tevens voor:
- de instandhouding en/of herstel van een karakteristiek object mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'karakteristiek [ka]';
en daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- verhardingen, uitsluitend ter bevordering van de toegankelijkheid voor voetgangers en fietsers;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- straatmeubilair;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten behoeve van het in artikel 11 lid 1 toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen voor de openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen.
11.3 Nadere Eisen
11.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van perceelsafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
- de mate van verharding;
- de mate van verlichting.
11.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
- ten aanzien van verhardingen ter bescherming van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied';
- ten aanzien van verlichting ter bescherming van het NNN.
11.4 Specifieke Gebruiksregels
11.4.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- horeca met uitzondering van ondergeschikte horeca van categorie 1, zoals aangegeven in artikel 11 lid 1;
- opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
- voor opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval;
- het stallen en parkeren van voertuigen, met uitzondering van laden en lossen;
- wonen;
- verblijfsrecreatie;
- terrassen, met uitzondering van terrassen die mogelijk zijn ter plaatse van het besluitsubvlak 'terras' (tr);
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met het in het bos- en/of natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
- sport- en wedstrijdterrein, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, parkeerterrein, paardenbak en als lig- of speelweide;
- het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen, motoren of bromfietsen;
- het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of bromfietsen;
- het winnen van bosstrooisel en mos;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen.
11.4.2 Voorwaardelijke verplichting
- de binnen dit besluitvlak gelegen gronden en gebouwen en ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van groen - voorwaarde landschappelijke inpassing 5' (sg-vli5) mag na het onherroepelijk worden van voorliggende beheersverordening niet langer dan gedurende een jaar worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 11 lid 1 genoemde functies, tenzij binnen die periode van een jaar de landschappelijke inpassing van het betreffende bouwperceel heeft plaatsgevonden en ook na die periode in stand wordt gehouden overeenkomstig het in bijlage 7 van deze regels opgenomen landschapsplan.
11.5 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
11.5.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van verhardingen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of groenstroken.
11.5.2 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 11 lid 5.1 zijn:
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 11 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- binnen het besluitvlak 'Waarde-Archeologie 4' slechts toegestaan, indien de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 32 lid 1.
11.5.3 Uitzondering
Het in artikel 11 lid 1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 12 Gemengd - 1
12.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoordoeleinden en praktijkruimten;
- horeca, zijnde een (eet)café, fast-food vestiging, restaurant, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘horeca’;
- detailhandel, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘detailhandel’;
- dienstverlening;
- wonen;
- maatschappelijke doeleinden;
en tevens voor:
- doeleinden van openbaar nut;
en daarbij behorende:
- groen- en speelvoorzieningen;
- verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen woonstraten, fiets- en voetpaden en bevoorradingsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- (hoofd)gebouwen ten behoeve van het in artikel 12 lid 1 toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'gevellijn' waarbij de (voor-)gevels van het hoofdgebouw moeten worden geplaatst in de aangegeven gevellijn waarbij de voorste gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens of naar weg gekeerde perceelsgrens niet mag worden overschreden;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
- hoofdgebouwen mogen achter de aangeduide gevellijn uitbreiden, met dien verstande dat de afstand tussen de voor- en achtergevel maximaal 13,00 meter mag bedragen;
- het bouwperceel mag voor nooit meer dan 50 % worden bebouwd;
- de vrijstaande zijgevel dient in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd te worden;
- op de in het besluitvlak begrepen gronden mag maximaal 1 woning / wooneenheid per bouwperceel worden opgericht;
- de inhoud van een grondgebonden woning mag maximaal 1000 m³ bedragen en de inhoud van een gestapelde woning maximaal 600 m³.
12.2.3 Bijgebouwen, garages en carports
Voor het bouwen van bijgebouwen, garages en carports gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen mag maximaal 70 m² bedragen met dien verstande dat maximaal 60 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a mag bij een bouwperceel groter dan 1000 m² de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports maximaal 130 m² bedragen met dien verstande dat maximaal 60 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden in maximaal één zijdelingse perceelsgrens en minimaal 2,50 meter uit de andere zijdelingse perceelsgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen garages/carports zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
- voorzieningen voor de openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
- antennes en antennemasten waarvan de hoogte maximaal 12,00 meter mag bedragen.
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt met inachtneming van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
12.3 Nadere Eisen
12.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van perceelsafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek.
12.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.4 Afwijken Van De Bouwregels
12.4.1 Afwijken gebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 12 lid 2.2 onder d en e bepaalde, om de afstand tussen de voor- en achtergevel uit te breiden tot maximaal 30,00 meter met dien verstande dat niet meer dan 70 % van het bouwperceel wordt bebouwd.
12.4.2 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 12 lid 2.4 sub a onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding, tot 2,00 meter hoogte, achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied.
12.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 12 lid 4.1 en artikel 12 lid 4.2 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
12.5 Specifieke Gebruiksregels
12.5.1 Afstemming functies
Ten aanzien van de onderlinge afstemming van de verschillende functies gelden de volgende voorwaarden:
- de woonfunctie mag niet op de begane grond plaatsvinden met uitzondering van bestaand gebruik;
- de functies detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoor en praktijkruimte mogen alleen plaats vinden op de begane grond van de bebouwing.
12.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- het overschrijden van het maximum aantal toegelaten wooneenheden;
- het oprichten van nieuwe woningen binnen de bestaande bebouwing;
- het splitsen van bestaande woningen;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin;
- detailhandel, met uitzondering van detailhandel waarvoor artikel 12 lid 1 geldt;
- horeca en aan horeca verwante bedrijvigheid, met uitzondering van horeca waarvoor artikel 12 lid 1 geldt;
- gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke;
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met het in het bos- en/of natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel.
12.6 Afwijken Van De Gebruiksregels
12.6.1 Afwijken vergroten functies
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 12.lid 5.1 sub b bepaalde voor het toestaan van het gebruik van de verdieping voor de toegestane functie onder de volgende voorwaarden:
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving mag niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden beïnvloed conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de woonfunctie te schrappen in de bestemmingsomschrijving zoals opgenomen in artikel 12 lid 1 en/of het op de illustratie aangeduide aantal woningen c.q. wooneenheden ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal wooneenheden' in mindering te brengen, onder de volgende voorwaarden:
- aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geen afbreuk gedaan;
- er is gedurende drie jaar vanaf het moment van inwerkingtreding van het plan geen sprake geweest van wonen dan wel minder woningen c.q. wooneenheden aanwezig zijn dan toegestaan conform het bepaalde in artikel 12 lid 1 en artikel 12 lid 2.2.
Artikel 13 Groen
13.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen en groenvoorzieningen;
- verkeer in de vorm van parkeerplaatsen en fiets- en voetpaden;
- doeleinden van openbaar nut;
en tevens voor;
- een speelvoorziening, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'speelvoorziening' (sz);
- geluidwerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van groen - geluidwerende voorzieningen' (sg-gwv)
en daarbij behorende:
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- speelvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- kunstobjecten;
- hondenuitlaatplaatsen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen met uitzondering van:
- ballenvangers, waarvan de hoogte maximaal 5,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
- geluidwerende voorzieningen, welke maximaal een bouwhoogte mogen hebben van 10 meter.
Artikel 14 Groen - Houtsingel
14.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Groen - Houtsingel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- houtwallen, houtopstanden, bosschages en beplanting;
- behoud, versterking en / of ontwikkeling van de in lid a genoemde natuur- en landschapswaarden;
en daarbij behorende:
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen - Houtsingel' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
14.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 14 lid 2 bepaalde voor de bouw van afrasteringen tot een bouwhoogte van maximaal 1,40 meter en kleinschalige voorzieningen zoals zit- en schuilgelegenheid, picknickplaats tot een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
14.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
14.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het bodem verlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 meter, waartoe ook gerekend worden woelen en draineren;
- het aanleggen van boomgaarden;
- het bebossen van gronden;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
14.4.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 14 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
14.4.3 Uitzondering
Het in artikel 14 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht zijn van dit plan bestaande bodemgebruik;
- zover de waterhuishoudkundige toetsing reeds plaatsvindt in het kader van vergunningverlening krachtens de Keur van het Waterschap;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 15 Maatschappelijk
15.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sociale doeleinden;
- culturele doeleinden;
- educatieve doeleinden;
- maatschappelijke doeleinden;
en tevens voor:
- kinderopvang;
- een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘begraafplaats’ (bp);
- religie, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘religie’ (re);
- een buurthuis, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis' (sm-buh);
- de instandhouding en/of herstel van een karakteristiek object mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'karakteristiek [ka]';
en daarbij behorende:
- doeleinden van openbaar nut;
- groenvoorzieningen;
- verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen en voetpaden;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- (hoofd)gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in artikel 15 lid 1 toegestane gebruik;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bouwvlak’;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' worden gerealiseerd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen voor de openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
15.3 Nadere Eisen
15.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en de afmetingen van de gebouwen;
- de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 16 Natuur
16.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, herstel, ontwikkeling en versterking van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- de instandhouding en ontwikkeling van het NNN;
- extensief recreatief medegebruik,
en daarbij behorende:
- perceelsontsluitingswegen;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van beperkte voorzieningen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) ten behoeve van extensieve recreatie zoals picknick-, zicht-, rust- en informatieplaatsen, zitbanken, schuilgelegenheden, routeborden, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen en afrasteringen, waarvan de hoogte maximaal 1,40 meter mag bedragen. Deze uitzonderingen gelden niet voor gronden gelegen binnen de Goudgroene natuurzone.
16.3 Specifieke Gebruiksregels
16.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met het in het bos- en/of natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
- sport- en wedstrijdterrein, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, parkeerterrein, als lig- of speelweide;
- het testen van voertuigen, voor de beoefening van wedstrijden met motorvoertuigen, motoren of (brom)fietsen;
- het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- het winnen van bosstrooisel en mos;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen.
16.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
16.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het bodem verlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 meter, waartoe ook gerekend worden woelen en draineren;
- het aanleggen van boomgaarden;
- het bebossen van gronden;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
16.4.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 16 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 16 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
16.4.3 Uitzondering
Het in artikel 16 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht zijn van dit plan bestaande bodemgebruik;
- zover de waterhuishoudkundige toetsing reeds plaatsvindt in het kader van vergunningverlening krachtens de Keur van het Waterschap;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 17 Recreatie
17.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:
- recreatieve doeleinden;
en tevens:
- een modelvliegclub, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van recreatie - modelvliegclub' (sr-mc),
en daarbij behorende:
- toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
- parkeervoorzieningen conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bouwvlak’;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,30 meter bedragen, met uitzondering van:
- palen en masten, waarvan de hoogte maximaal 7,00 meter mag bedragen;
- perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
- speelvoorzieningen, waarvan de hoogte maximaal 5,00 meter mag bedragen;
- ballenvangers, waarvan de hoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen van verlichting, waarvan de hoogte maximaal 20,00 meter mag bedragen.
Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie
18.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dagrecreatie;
en daarbij behorende:
- toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
- parkeervoorzieningen conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- een kantine, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van sport - kantine' (ss-k);
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van beperkte voorzieningen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) ten behoeve van extensieve recreatie zoals picknick-, zicht-, rust- en informatieplaatsen, zitbanken, schuilgelegenheden, routeborden, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen en afrasteringen, waarvan de hoogte maximaal 1,40 meter mag bedragen. Deze uitzonderingen gelden niet voor gronden gelegen binnen de Goudgroene natuurzone.
18.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bouwvlak’;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 8,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
- ballenvangers, waarvan de hoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen van verlichting, waarvan de hoogte maximaal 20,00 meter mag bedragen;
- antennes en antennemasten die maximaal 12 m hoog mogen zijn;
18.3 Nadere Eisen
18.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
18.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden.
Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie
19.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verblijfsrecreatie;
en tevens voor:
- een camping, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak ‘specifieke vorm van recreatie - camping’ (sr-c);
- de instandhouding en/of herstel van een karakteristiek object mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'karakteristiek [ka]';
en daarbij behorende:
- toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
- parkeervoorzieningen conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- een kantine, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van recreatie - kantine' (sr-k);
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in artikel 19 lid 1 toegestane gebruik;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bouwvlak’;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- de voorgevel dient te worden geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
- ballenvangers, waarvan de hoogte maximaal 5,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen van verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
- antennes en antennemasten die maximaal 12,00 meter hoog mogen zijn;
Artikel 20 Sport
20.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportactiviteiten;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'manege' (ma) voor een manege;
- een ondergeschikte kantine c.q. ondergeschikte horeca, uitsluitend ter plaatse van de besluitsubvlakken 'manege' (ma) en 'specifieke vorm van sport - kantine' (ss-k),
en daarbij behorende:
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- groen- en speelvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning ter plaatse van het besluitsubvlak 'manege' (ma);
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak ‘bouwvlak’;
- de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de illustratie middels het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- de (voor)gevels van de gebouwen moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde perceelsgrens.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
- ballenvangers, waarvan de hoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;
- voorzieningen van verlichting, waarvan de hoogte maximaal 20,00 meter mag bedragen.
Artikel 21 Verkeer
21.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals (on-, half- en verharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- doeleinden van openbaar nut;
- een antennemast, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'antennemast' [am], waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
- kunstobjecten;
en daarbij behorende:
- geluidsbeperkende voorzieningen;
- groen- en speelvoorzieningen, bermen en waterlopen;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- laad-/losvoorzieningen;
- wildpassages.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
- ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
- behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
- behorende tot het straatmeubilair;
- ten behoeve van wildpassages.
21.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 4,00 meter bedragen;
- de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 6,00 m² bedragen.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10,00 meter bedragen met uitzondering van kunstobjecten waarvan de hoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen.
Artikel 22 Water - Primair Water
22.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Water - Primair Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterstaatkundige doeleinden;
- het opvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en/of afvoeren van water; eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;
- een brug, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'brug' (br);
en daarbij behorende:
- instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Water - Primair Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken van geringe omvang, ten dienste van het (bescherming van het) genoemde besluitvlak worden opgericht.
Artikel 23 Wonen
23.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen waarbij:
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - carréhoeve [sba-cah]' uitsluitend woningen in een carréhoeve zijn toegestaan;
en tevens voor:
- bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bed & breakfast (bb)';
- de instandhouding en/of herstel van een karakteristiek object mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'karakteristiek [ka]';
en daarbij behorende:
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 23 lid 4.1;
- tuinen en erven;
- voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- verkeersdoeleinden in de vorm van toegangswegen tot woningen, toegangswegen tot parkeren, in-/opritten bij woningen, toegangswegen tot garageboxen, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
- parkeervoorzieningen ter plaatse van in-/opritten gelegen voor garages/garageboxen en daar waar aangebouwde vrijstaande bijgebouwen alsmede carports en overkappingen opgericht kunnen worden;
- parkeervoorzieningen ten behoeve van de onder g genoemde functie, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen;
- de daarbij behorende bijgebouwen, carports en garages;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
23.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aangegeven 'gevellijn' waarbij de (voor-)gevels van het hoofdgebouw moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de aangegeven gevellijn waarbij de voorste gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens of naar weg gekeerde perceelsgrens niet mag worden overschreden;
- het bouwperceel behorende bij een woning mag voor nooit meer dan 50% worden bebouwd;
- gebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen, met dient verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal bouwlagen' tot maximaal het aangegeven aantal bouwlagen mag worden gebouwd;
- hoofdgebouwen mogen achter de aangeduide gevellijn uitbreiden, met dien verstande dat de afstand tussen de voor- en achtergevel:
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'aaneengebouwd', ter plaatse van het besluitsubvlak 'twee-aaneen' en ter plaatse van het besluitsubvlak 'gestapeld' waarbij geen besluitsubvlak 'bouwvlak' is opgenomen, maximaal 13,00 meter mag bedragen;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand', maximaal 17,00 meter mag bedragen;
- op de in het besluitvlak begrepen gronden mag maximaal 1 woning / wooneenheid per bouwperceel worden opgericht, met uitzondering van het besluitsubvlak 'maximum aantal wooneenheden' waarbij maximaal het aantal aangeduide wooneenheden opgericht mag worden;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' dient de zijgevel van het hoofdgebouw minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'twee-aaneen' en het besluitsubvlak 'gestapeld' waarbij het besluitsubvlak 'bouwvlak' niet is opgenomen, dient de zijgevel van het hoofdgebouw aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'aaneengebouwd' dient een hoekwoning aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
- ter plaatse van de besluitvlakken 'specifieke bouwaanduiding - bungalow' en 'gestapeld' waarbij tevens het besluitsubvlak 'bouwvlak' is opgenomen mag in beide zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd,
en op de in het besluitvlak begrepen gronden mogen:
- behoudens de bestaande woningen geen nieuwe woningen worden opgericht;
- bestaande woningen niet worden gesplitst;
- binnen de bestaande beboueing geen extra woningen worden opgericht.
23.2.3 Bijgebouwen, garages en carports
Voor het bouwen van bijgebouwen, garages en carports gelden de volgende regels:
-
- per woning, ter plaatse van de besluitsubvlakken 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd', voor het perceelgedeelte gelegen op een afstand vanaf 13,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan denkbeeldige getrokken lijn, de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat gronden maximaal tot 50% van het bouwperceel mogen worden bebouwd;
- per woning, ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand', voor het perceelgedeelte gelegen op een afstand vanaf 17,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan denkbeeldig getrokken lijn, de oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat gronden maximaal tot 50% van het bouwperceel mogen worden bebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a sub 1 en 2 mag bij een bouwperceel groter dan 1000 m² de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports maximaal 130 m² bedragen met dien verstande dat maximaal 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan wel bij het ontbreken van de aangeduide gevellijn achter de voorgevel, met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot het besluitvlak ‘Verkeer’ wordt gebouwd;
- ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' worden de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports in maximaal één zijdelingse perceelsgrens en minimaal 2,50 meter uit de andere zijdelingse perceelsgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden;
- indien ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijstaand' een bijgebouw dan wel garage/carport wordt geplaatst op een grotere afstand dan 25,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan wel indien geen gevellijn is aangeduid achter de bestaande voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, dan mag het bijgebouw en de garage/carport ook in de andere zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst;
- ter plaatse van de besluitsubvlakken 'aaneengebouwd' en 'twee-aaneen' waarbij geen bouwvlak is opgenomen worden de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports in of minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelgrens gebouwd met dien verstande dat in hoeksituaties minimaal 2,50 meter tot de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen garages/carports zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen en dat niet meer dan 50% van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt en dat niet meer dan 50 % van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
23.3 Afwijken Van De Bouwregels
23.3.1 Afwijken gevellijn
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 23 lid 2.2 sub a bepaalde, om ter plaatse van het besluitsubvlak 'gevellijn' de aangegeven gevellijn, te overschrijden tot een maximum van 2,00 meter en over maximaal 30 % van de lengte van de gevellijn of voorgevel per bouwperceel, mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
23.3.2 Afwijken gebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 23 lid 2.2 onder g, h en i bepaalde, tot het bouwen van de zijgevel in de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel binnen een afstand van 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
23.3.3 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 23 lid 2.3 sub d bepaalde, ten behoeve van het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de naar de weg gekeerde gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige gevellijn, dan wel bij het ontbreken van de aangeduide gevellijn tot in de voorgevel, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 23 lid 2.3 onder a, b, c, e, f en g onverminderd van toepassing is.
23.3.4 Afwijken garages/carports
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 23 lid 2.3 sub d bepaalde, voor de bouw van garages/carports, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de gevellijn, van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige gevellijn, met dien verstande dat de afstand tot het besluitvlak 'Verkeer' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 23 lid 2.3 onder a, b, c, e, f en g onverminderd van toepassing is.
23.3.5 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 23 lid 2.4 sub a bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding, tot een hoogte van 2,00 meter, achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied.
23.3.6 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 23 lid 3.1 tot en met artikel 23 lid 3.5 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
23.4 Specifieke Gebruiksregels
23.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
- vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
- op de activiteiten is geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht / Wet milieubeheer;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen worden opgericht conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
- er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
23.4.2 Detailhandel en horeca
De functies detailhandel en horeca mogen uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de besluitvlakken 'detailhandel' respectievelijk 'horeca' en onder de volgende voorwaarden:
- de functie mag alleen plaatsvinden op de begane grond van de bebouwing;
- het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de functie mag maximaal 200 m² bedragen.
23.4.3 Kampeermiddelen
Het stallen van eigen kampeermiddelen is toegestaan indien de stalling plaatsvindt in het achtererfgebied en achter het hoofdgebouw.
23.4.4 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- het overschrijden van het maximum aantal toegelaten wooneenheden;
- het oprichten van nieuwe woningen binnen de bestaande bebouwing;
- het splitsen van bestaande woningen;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin;
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen waarvoor artikel 23 lid 4.1 geldt;
- detailhandel, kantoor, horeca en praktijkruimte, met uitzondering van detailhandel, kantoor, horeca en praktijkruimte waarvoor artikel 23 lid 4.2 geldt;
- gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde gevellijn voor het stallen van voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke, anders dan op een oprit, met uitzondering van de stalling van kampeermiddelen waarvoor artikel 23 lid 4.3 geldt.
23.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
23.5.1 Afwijken vergroten functies
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 23 lid 4.2, voor de functies horeca, kantoor en praktijkruimte, bepaalde voor:
- het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de toegestane functie met maximaal 50 %;
- het toestaan van het gebruik van de verdieping voor de toegestane functie.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de besluitsubvlakken 'horeca' en 'detailhandel' het besluitsubvlak te wijzigen in het besluitvlak 'kantoor' of 'praktijkruimte' onder de volgende voorwaarden:
- de parkeerbalans in de directe omgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
- het woonmilieu wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
- aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geen afbreuk gedaan.
Artikel 24 Wonen - Garageboxen
24.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd.
24.2.2 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
- garageboxen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bouwvlak mag voor maximaal 100 % worden bebouwd;
- de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 3,20 meter bedragen.
24.3 Specifieke Gebruiksregels
24.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- bedrijfsmatige doeleinden en/of bedrijfsmatige opslagruimte;
- detailhandel;
- opslag, anders dan inherent aan de stalling van motorvoertuigen;
- (permanente) bewoning.
Artikel 25 Wonen - Woonwagenstandplaats
25.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de inrichting van standplaatsen ten behoeve van woonwagens en chalets;
en daarbij behorende:
- beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 25 lid 5.2;
- doeleinden van openbaar nut;
- tuinen en erven;
- voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
- verkeersdoeleinden in de vorm van wegen, woonstraten, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
- parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen in de vorm van woonwagens/chalets;
- de daarbij behorende bijgebouwen;
- de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal wooneenheden';
- de maximum oppervlakte van een woonwagen/chalet bedraagt 110 m², waarbij voor woonwagens/chalets waarvan de maximum oppervlakte in de bestaande en tevens vergunde situatie op het moment van ter inzage legging van de ontwerp beheersverordening meer bedraagt dan 110 m², de bestaande en tevens vergunde oppervlakte als maximum geldt;
- per standplaats mag het maximum bebouwingspercentage ten hoogste 50 % bedragen, waarbij voor woonwagenstandplaatsen waarvan het maximum bebouwingspercentage in de bestaande en tevens vergunde situatie op het moment van ter inzage legging van de ontwerp beheersverordening hoger is dan 50%, het bestaande en tevens vergunde bebouwingspercentage als maximum geldt;
- de afstand van de woonwagen/het chalet tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 2,50 meter te bedragen, waarbij voor woonwagens/chalets waarvan de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in de bestaande en tevens vergunde situatie op het moment van ter inzage legging van de ontwerp beheersverordening kleiner is dan 2,50 meter, de bestaande en tevens vergunde afstand als minimum geldt;
- de goothoogte van een woonwagen/chalet mag niet meer dan 4,50 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 7,50 meter;
- de woonwagen/het chalet mag met een plat dak of met een kap worden afgedekt, waarbij de helling ten hoogste 45° mag bedragen.
25.2.3 Regels met betrekking tot bijgebouwen, garages en carports
Voor het bouwen van bijgebouwen, garages en carports gelden de volgende regels:
- de maximale oppervlakte van alle aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports tezamen mag maximaal 70 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
- de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en van garages/carports mag maximaal 3,20 meter bedragen;
- de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports worden gebouwd op minimaal 3,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat een garage/carport met de toegang gericht naar de naar de weg gekeerde perceelsgrens tevens op een afstand van minimaal 5,00 meter tot het openbaar gebied wordt gebouwd;
- de afstand van de bijgebouwen, garages en carports tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 2,50 meter te bedragen, waarbij voor bijgebouwen, garages en carports waarvan de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in de bestaande en tevens vergunde situatie op het moment van ter inzage legging van de ontwerp beheersverordening kleiner is dan 2,50 meter, de bestaande en tevens vergunde afstand als minimum geldt.
25.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen garages/carports zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt en dat niet meer dan 50 % van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van minimaal 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
25.3 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, een goede woonsituatie en de verkeersveiligheid, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing.
25.4 Afwijken Van De Bouwregels
25.4.1 Afwijken woonwagen/chalets tot in de zijdelingse perceelgrens
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.2 sub e. ten behoeve van de bouw van woonwagen/chalets, tot in de zijdelings perceelsgrens of binnen een afstand van 2,50 m uit de zijdelingse perceelsgrens, mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan;
- er uit een oogpunt van brandveiligheid geen belemmeringen zijn.
25.4.2 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de voorgevelgrens
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.3 sub c. ten behoeve van de bouw van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen, tot in de naar de weg gekeerde gevellijn of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met uitzondering van garages/carports/overkappingen met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, hiervan moet de afstand tot het openbaar gebied minimaal 5,00 m. bedragen, mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan;
- er uit een oogpunt van brandveiligheid geen belemmeringen zijn.
25.4.3 Afwijken aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot in de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.3 sub d. ten behoeve van de bouw van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen, tot in de zijdelings perceelsgrens of binnen een afstand van 2,50 m uit de zijdelingse perceelsgrens, mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan;
- er uit een oogpunt van brandveiligheid geen belemmeringen zijn.
25.4.4 Afwijken erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.4 sub a. voor de bouw van een erfafscheiding binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits:
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.
25.5 Specifieke Gebruiksregels
25.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf, behoudens het bepaalde in artikel 25 lid 5.2;
- detailhandel, kantoor, horeca en praktijkruimte;
- gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde gevellijn voor het stallen van voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke, anders dan op een oprit;
- het (bedrijfsmatig) verhuren van kamers aan derden die geen deel uitmaken van het huishouden/gezin;
- woningsplitsing.
25.5.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in Bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woonwagen/het chalet met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
- vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
- geen activiteiten zijn toegestaan waarvoor een omgevingsvergunningsplicht op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo van toepassing is en/of een meldingsplicht op grond van andere milieuwetgeving;
- degene die de activiteiten in de woonwagen/het chalet uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn. Deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet de bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig ter plaatse uitoefenen;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
- er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woonwagen/het chalet toegestaan.
Artikel 26 Leiding - Gas
26.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van gas waarbij ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas' het hart van de gasleiding is gelegen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd.
26.2.2 Uitzondering
Het in artikel 26 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding met een hoogte van maximaal 3,20 meter.
26.3 Afwijken Van De Bouwregels
26.3.1 Afwijken oprichten bouwwerken
Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 26 lid 2.1 bepaalde ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform het aangegeven besluitvlak mogen worden opgericht mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de afwijking verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
26.4 Specifieke Gebruiksregels
26.4.1 Algemeen
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
- een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
- het uitvoeren van ontgrondingen;
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
- het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
- het verrichten van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter en anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het verrichten van grondophogingen met een hoogte van meer dan 0,30 meter.
26.4.2 Verbodsbepaling
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding.
26.4.3 Uitzondering
De verbodsbepaling in artikel 26 lid 4.1 en artikel 26 lid 4.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad.
26.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
26.5.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 26 lid 4.1 en artikel 26 lid 4.2 bepaalde, mits:
- daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
- het functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
- er voorwaarden aan verbonden worden waardoor er geen schade te verwachten is of het functioneren van de leiding niet in gevaar komt.
26.5.2 Voorwaarden afwijken van de gebruiksregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 26 lid 5.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de aangevraagde activiteiten daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.
Artikel 27 Leiding - Riool
27.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van riolering waarbij ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding-riool' het hart van de rioolleiding is gelegen.
27.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd.
27.3 Specifieke Gebruiksregels
27.3.1 Algemeen
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
- een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
- het uitvoeren van ontgrondingen;
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
- het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
- het verrichten van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het verrichten van grondophogingen met een hoogte van meer dan 0,30 meter.
27.3.2 Verbodsbepaling
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding.
27.3.3 Uitzondering
De verbodsbepaling in artikel 27 lid 3.1 en artikel 27 lid 3.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad;
- noodzakelijk in verband met de aanleg van een natuurlijke watergang voor het afvoeren van hemelwaterafvoer.
27.4 Afwijken Van De Gebruiksregels
27.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 27 lid 3.1 bepaalde, mits:
- daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
- het functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
- er voorwaarden aan verbonden worden waardoor er geen schade te verwachten is of het functioneren van de leiding niet in gevaar komt.
27.4.2 Voorwaarden afwijken van de gebruiksregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 27 lid 4.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de in artikel 27 lid 3.1 vermelde activiteiten daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.
Artikel 28 Leiding-water
28.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor het d(e) andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van water, waarbij ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - water' het hart van de waterleiding is gelegen.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen
Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd.
28.2.2 Uitzondering
Het in artikel 28 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding met een hoogte van maximaal 3,20 meter.
28.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 28 lid 2.1 bepaalde ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform het aangegeven besluitvlak mogen worden opgericht, mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
28.4 Specifieke Gebruiksregels
28.4.1 Algemeen
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
- en/of op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doen;
- het uitvoeren van ontgrondingen;
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
- het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
- het verrichten van grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter en anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het verrichten van grondophogingen met een hoogte van meer dan 0,30 meter.
28.4.2 Verbodsbepaling
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding.
28.4.3 Uitzondering
De verbodsbepaling in artikel 28 lid 4.1 en artikel 28 lid 4.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad;
- noodzakelijk in verband met de aanleg van een natuurlijke watergang voor het afvoeren van hemelwaterafvoer.
28.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
28.5.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 28 lid 4.2 bepaalde, mits:
- daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
- het functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
- er voorwaarden aan verbonden worden waardoor er geen schade te verwachten is of het functioneren van de leiding niet in gevaar komt.
28.5.2 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in artikel 28 lid 5.1 wordt slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de in artikel 28 lid 4.1 vermelde activiteiten daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.
Artikel 29 Waarde - Archeologie 1 (Rijksmonumenten: Terreinen Van Zeer Hoge Waarde, Wettelijk Beschermd)
29.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1 (Rijksmonumenten: terreinen van zeer hoge waarde, wettelijk beschermd)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor de instandhouding en de bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen in het bijzonder voor beschermde archeologische monumenten als bedoeld in de Erfgoedwet.
29.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie 1 (Rijksmonumenten: terreinen van zeer hoge waarde, wettelijk beschermd)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd of een bodemingreep plaatsvinden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag op grond van de Erfgoedwet.
Artikel 30 Waarde - Archeologie 2 (Terreinen Van Zeer Hoge Waarde)
30.1 Besluitvlakomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
30.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 30 lid 2.1 is niet van toepassing indien:
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
30.3 Afwijken Van De Bouwregels
30.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30 lid 2.1 ten behoeve van grotere en diepere bodemingrepen.
30.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 30 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
30.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
30.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
30.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
30.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 30 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
30.4.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 30 lid 4.1 is niet van toepassing indien:
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
30.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
30.5 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
30.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
30.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 30 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
30.5.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 30 lid 5.1 is niet van toepassing indien:
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
30.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.
30.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 3, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 3 (Gebieden Met Een Hoge Verwachtingswaarde)
31.1 Besluitvlakomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
31.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 31 lid 2.1 is niet van toepassing indien:
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
31.3 Afwijken Van De Bouwregels
31.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31 lid 2.1 ten behoeve van grotere en diepere bodemingrepen.
31.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 31 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
31.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
31.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
31.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
31.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 31 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
31.4.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 31 lid 4.1 is niet van toepassing indien:
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
31.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
31.5 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
31.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
31.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 31 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
31.5.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 31 lid 5.1 is niet van toepassing indien:
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
31.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
31.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 32 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden Met Een Middelhoge Verwachtingswaarde)
32.1 Besluitvlakomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
32.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 32 lid 2.1 is niet van toepassing indien:
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
32.3 Afwijken Van De Bouwregels
32.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32 lid 2.1 ten behoeve van grotere bodemingrepen.
32.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 32 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
32.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
32.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
32.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
32.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 32 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
32.4.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 32 lid 4.1 is niet van toepassing indien:
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
32.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
32.5 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
32.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
32.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 32 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
32.5.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 32 lid 5.1 is niet van toepassing indien:
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m² beslaat en de verstoring niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
32.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.
32.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 33 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden Met Een Lage Verwachtingswaarde)
33.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Bouwverbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.
33.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 33 lid 2.1 is niet van toepassing indien:
- het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
33.3 Afwijken Van De Bouwregels
33.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33 lid 2.1 ten behoeve van grotere en diepere bodemingrepen.
33.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 33 lid 3.1, kan slechts worden verleend indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
33.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
33.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
33.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het verlagen of afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur';
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpen voorwerpen in de bodem.
33.4.2 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
33.4.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 33 lid 4.1 is niet van toepassing indien:
- de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
- de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
- de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
33.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
33.5 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
33.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.
33.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
- door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
33.5.3 Uitzonderingen op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 33 lid 5.1 is niet van toepassing indien:
- de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
- de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m² beslaat;
- de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
33.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- indien het bepaalde onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.
33.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 34 Waarde - Archeologie 6 (Geen Verwachtingswaarde)
34.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn enkel bestemd voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken).
34.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 6 (Geen verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie archeologische waarden aanwezig zijn.
- aan gronden het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat het besluitvlak van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 35 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
35.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor behoud van ter plaatse bestaande bebouwing, bouwwerken en bebouwde gronden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang, die een beeld opleveren dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke structurele samenhang.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen
Op de voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, niet worden gebouwd.
35.2.2 Uitzondering
Het in artikel 35 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing indien en voor zover het oprichten van bouwwerken verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht en vooraf advies aan de Monumentencommissie is gevraagd, met dien verstande, dat:
- geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld;
- bebouwing mogelijk is krachtens het onderliggend besluitvlak.
35.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
35.3.1 Bebouwde gronden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, voor zover de gronden bebouwd zijn, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het verven in een andere kleur van gevels, ramen, deuren, luiken en/of sieronderdelen.
35.3.2 Onbebouwde gronden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, voor zover de gronden onbebouwd zijn, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, alsmede het aanleggen of inrichten van opslag-, stort- of bergplaatsen;
- het rooien van bomen en hagen anders dan voor de effectuering van een omgevingsvergunning;
- het wijzigen of aanleggen van bestrating van parkeergelegenheden, pleinen, straten, voet- en/of toegangspaden;
- het verlagen of afgraven, het ophogen of het egaliseren van de bodem plus of min 10 centimeter ten opzichte van de toestand op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.
35.3.3 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend, wanneer de bedoelde werken geen afbreuk doen aan het karakter en de schoonheid van het beschermd dorpsgezicht.
35.3.4 Uitzondering
Het in artikel 35 lid 3.1 en artikel 35 lid 3.2 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden voor de instandhouding van de bestaande inrichting;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale grondgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
35.4 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
35.4.1 Vergunningplicht
Ter plaatse van de als 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning de aanwezige cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
35.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 35 lid 4.1 is niet van toepassing op:
- sloopwerkzaamheden in verband met normale onderhoudswerkzaamheden;
- sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening ingevolge een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn dan wel mogen worden uitgevoerd.
35.4.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 35 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 35 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 36 Waarde - Ecologie
36.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor:
- het beschermen van de potentiële natuurlijke waarden en, waar mogelijk, het tot ontwikkeling brengen van de functie binnen de ecologische structuur;
- het visueel bufferen van aangrenzende natuurlijke waarden door het niet toelaten van nieuwe bebouwing;
- het behoud, beheer, herstel of de aanleg van kleinschalige landschapselementen.
36.2 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
36.2.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het aanleggen of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het bebossen van gronden;
- het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het graven en/of aanleggen van waterlopen.
36.2.2 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 36 lid 2.1 zijn:
- slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 36 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
- binnen de besluitvlakken 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 29 tot en met artikel 34.
36.2.3 Uitzondering
Het in artikel 36 lid 2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 37 Waterstaat - Beschermingszone Primair Water
37.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.
37.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het genoemde besluitvlak worden opgericht.
37.3 Afwijken Van De Bouwregels
37.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 37 lid 2 bepaalde, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
- het belang van het primaire water niet onevenredig wordt aangetast;
- bebouwing mogelijk is op grond van het onderliggend besluitvlak.
37.3.2 Voorwaarden afwijken van de bouwregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 37 lid 3.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat advies is ingewonnen bij de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde het Waterschap Limburg.
Artikel 38 Waterstaat – Erosie
38.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van:
- bodemerosie en wateroverlast;
- het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
- de aantasting van het grondwaterpakket.
38.2 Specifieke Gebruiksregels
38.2.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van de gronden voor en/of als:
- het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van aanwezige graften;
- het belemmeren of aantasten van aanwezige grasbanen en regenwaterbuffers (inclusief aan- en afvoervoorzieningen).
38.3 Afwijken Van De Gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 38 lid 2.1 bepaalde ten behoeve van het uitoefenen van het genoemde gebruik, mits voldaan wordt aan de regelgeving omtrent erosie.
38.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
38.4.1 Algemeen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten;
- het afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
- het scheuren van grasland;
- de aanleg van een waterbuffer groter dan 100 m²;
- het aanbrengen van verhardingen.
38.4.2 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 38 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 38 lid 1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
38.4.3 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 38 lid 4.1 is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
Artikel 39 Waterstaat - Meanderzone
39.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.
39.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het genoemde besluitvlak worden opgericht.
39.3 Afwijken Van De Bouwregels
39.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 39 lid 2 bepaalde, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
- het belang van de meanderzone niet onevenredig wordt aangetast;
- bebouwing mogelijk is op grond van het onderliggend besluitvlak.
39.3.2 Voorwaarden afwijken van de bouwregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 39 lid 3.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat advies is ingewonnen bij de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde het Waterschap Limburg.
Artikel 40 Waterstaat – Profiel Van Vrije Ruimte
40.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waterstaat – Profiel van vrije ruimte' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.
40.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat – Profiel van vrije water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het genoemd besluitvlak worden opgericht.
40.3 Afwijken Van De Bouwregels
40.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 40 lid 2 bepaalde, ten behoeve van het oprichten van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de beschermingszone mits:
- het belang van het primaire water niet onevenredig wordt aangetast;
- bebouwing mogelijk is op grond van het onderliggende besluitvlak.
40.3.2 Voorwaarden afwijken van de bouwregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 40 lid 3.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat advies is ingewonnen bij de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde het Waterschap Limburg.
Artikel 41 Waterstaat - Waterlopen
41.1 Besluitvlakomschrijving
De voor 'Waterstaat – Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.
41.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het genoemde besluitvlak worden opgericht.
41.3 Afwijken Van De Bouwregels
41.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 41 lid 2 bepaalde, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
- het belang van het primaire water niet onevenredig wordt aangetast;
- bebouwing mogelijk is op grond van het onderliggende besluitvlak.
41.3.2 Voorwaarden afwijken van de bouwregels
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 41 lid 3.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat advies is ingewonnen bij de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde het Waterschap Limburg.
3 Algemene Regels
Artikel 42 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 43 Algemene Bouwxxxxxx
43.1 Bouwverbod
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
- enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, dan wel de bouwregels niet in acht worden genomen, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
- een bouwwerk of een complex van bouwwerken te bouwen, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
- ondergronds te bouwen, met uitzondering van daar waar dit volgens de regels is toegestaan danwel bij bestaande ondergrondse bouwwerken.
43.2 Algemene Regels
Indien bij het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wijzigingsbevoegdheden in de afzonderlijke besluitvlakken niets staat vermeld over bebouwingspercentage, bouwhoogte of maximaal aantal bouwlagen kan bij hantering van het afwijken van de bouw- of gebruiksregel of wijzigingsbevoegdheid met maximaal 10 % van het ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage (%)', 'maximum aantal bouwlagen' respectievelijk 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bebouwingspercentage, bouwlagen respectievelijk bouwhoogte worden afgeweken.
Artikel 44 Algemene Gebruiksxxxxxx
44.1 Verbod Op Gebruik In Strijd Met Het Besluitvlak
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven besluitvlak aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.
44.2 Verboden Gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning(en);
- het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op het besluitvlak gerichte gebruik en onderhoud;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;
- het gebruik van bebouwing voor seksinrichting;
- het gebruik van bijgebouwen behorende bij een (dienst-)woning, bedrijfswoning ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
Artikel 45 Algemene Besluitsubvlakxxxxxx
45.1 Geluidzone - Industrie
45.1.1 Besluitsubvlaksomschrijving
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'geluidzone - industrie' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
45.1.2 Bouwregels geluidzone
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'geluidzone - industrie' is de bouw van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw of terrein zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder niet toegestaan, tenzij:
- voor de betrokken woning of het betrokken gebouw een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde is verleend vóór de vaststelling van deze beheersverordening;
- uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A).
45.2 Milieuzone - Geurzone
45.2.1 Besluitsubvlakomschrijving
De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'milieuzone - geurzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende besluitvlakken, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een geurzone.
45.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere besluitvlakken mogen ter plaatse van het besluitsubvlak 'milieuzone - geurzone' geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.
45.2.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45 lid 2.2 voor het bouwen van nieuwe geurgevoelige objecten, voor zover in overeenstemming met de regels van de overige ter plekke geldende besluitvlak(ken), mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dit niet leidt tot extra beperkingen voor de geurhinder veroorzakende activiteiten.
45.3 Milieuzone - Geurzone Rwzi
45.3.1 Besluitsubvlakomschrijving
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'milieuzone - geurzone RWZI' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geuremissie in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer.
45.3.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere besluitvlakken mogen ter plaatse van het besluitsubvlak 'milieuzone - geurzone RWZI' geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.
45.3.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen, na het Waterschap Limburg gehoord te hebben, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 45 lid 3.2 voor het bouwen van nieuwe geurgevoelige gebouwen overeenkomstig het bepaalde bij de andere besluitvlakken, mits de geurbelasting niet hoger zal zijn dan wettelijk toegestaan.
45.4 Milieuzone – Gezoneerd Bedrijventerrein
45.4.1 Besluitsubvlakomschrijving
De gronden ter plaatse van de op de illustratie aangegeven besluitsubvlak 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' zijn, behalve voor de daar voorkomende besluitvlakken, mede bestemd voor een gezoneerd bedrijventerrein.
45.4.2 Specifieke gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere besluitvlakken zijn geluidzoneringplichtige inrichtingen ter plaatse van het besluitsubvlak 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' toegestaan.
45.5 Milieuzone - Stiltegebied
45.5.1 Besluitsubvlakomschrijving
Ter plaatse van de gronden met het besluitsubvlak 'milieuzone - stiltegebied' zijn de regels van de Omgevingsverordening Limburg met betrekking tot stiltegebieden van toepassing.
45.5.2 Verboden gebruik
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'milieuzone – stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
- lawaaisporten;
- nieuwvestiging van intensieve recreatie;
- laagvliegbewegingen;
- het gebruik van omroepinstallaties, muziekinstrumenten, geluidapparaten, al dan niet gekoppeld aan geluidversterkers.
Artikel 46 Algemene Afwijkingsxxxxxx
46.1 Afwijken Met 10%
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10 %, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke besluitvlakken niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.
Artikel 47 Algemene Wijzigingsxxxxxx
47.1 Wijzigingsbevoegdheid Plaats Besluitvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beheersverordening te wijzigen ten aanzien van de plaats van de besluitvlakgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
47.2 Wijzigingsbevoegdheid 'Cultuur En Ontspanning - Seksinrichting'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd besluitvlakken 'Bedrijf', 'Gemengd - 1', en 'Wonen' te wijzigen in het besluitvlak 'Cultuur en ontspanning - Seksinrichting', met dien verstande, dat:
- het bedrijfsoppervlak maximaal 150 m² per vestiging mag bedragen;
- een bedrijfswoning niet is toegestaan;
- de afstand van een seksinrichting tot een woning van een derde of tot een school, kerk, verzorgingshuis en bejaardenhuis tenminste 30,00 meter bedraagt, gemeten vanaf de grens van de tot seksinrichting bestemde gronden tot de perceelsgrens van de woning, school, kerk, verzorgingshuis of bejaardenhuis;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, in die zin dat het gebruik van de gronden als seksinrichting geen onevenredige gevolgen zal hebben voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; er mag geen onevenredige verzwaring optreden van de eisen op grond van de omgevingsvergunning en/of milieuwetgeving;
- parkeervoorzieningen worden opgericht conform het bepaalde in artikel 49 lid 4.1;
- er maximaal twee seksinrichtingen op het grondgebied van de gemeente Landgraaf gevestigd mogen zijn.
Artikel 48 Algemene Procedurexxxxxx
48.1 Omgevingsvergunningen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.
48.2 Wijzigingen
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is de procedure zoals deze ingevolge de Wet ruimtelijke ordening gevoerd dient te worden van toepassing.
48.3 Nadere Eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend;
- in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
- burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing;
- burgemeester en wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.
Artikel 49 Overige Xxxxxx
49.1 Wettelijke Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan.
49.2 Milieuwetgeving
Bij afwijking van het besluitvlak en bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de archeologische waarden in de grond van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek en archeologisch onderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van afwijking van de beheersverordening gebouwd kan worden.
De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd, alsmede de aanwezige archeologische waarden in de grond in beeld zijn gebracht.
49.3 Gemeentelijke Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
49.4 Parkeerregels
49.4.1 Parkeren
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor (ver)bouwen van een bouwwerk en/of het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken geldt dat de noodzakelijke parkeervoorzieningen of stallingsruimte van voertuigen en de laad- en/of losvoorzieningen op eigen terrein worden gesitueerd en in stand worden gehouden. Daarbij dient te worden voldaan aan de parkeernormen van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Landgraaf (vastgesteld op 26 oktober 2017) en diens rechtsopvolger(s). De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning worden toegepast.
49.4.2 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 49 lid 4.1 bepaalde indien:
- het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- er op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
49.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in artikel 49 lid 4.2 wordt slechts toegestaan indien uit een deskundig en onafhankelijk onderzoek blijkt dat aan de gestelde voorwaarden voldaan wordt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, zulks naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders.
49.5 Voorrangsregels
49.5.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen de besluitvlakken, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, prevaleert het belang van de besluitvlakken zoals opgenomen in artikel 26 t/m 41. De besluitvlakken zoals opgenomen in artikel 26 t/m 41vormen het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
49.5.2 Onderlinge relatie besluitvlakken
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de besluitvlakken geldt dat besluitvlakken gericht op het in stand houden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven besluitvlakken met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan het besluitvlak:
- Waarde - Beschermd dorpsgezicht;
- Waarde - Archeologie (1 t/m 6);
- Waarde - Ecologie;
- Leiding - Riool;
- Leiding - Water;
- Waterstaat - beschermingszone primair water;
- Waterstaat - Erosie;
- Waterstaat - Meanderzone;
- Waterstaat - Profiel van vrije ruimte;
- Waterstaat - Waterlopen.
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 50 Overgangsrecht
50.1 Overgangsrecht Bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
50.2 Overgangsrecht Gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het/de voorheen geldende bestemmingsplan/beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 51 Slotregel
Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening Rimburg en Buitengebied Noord-Oost van de gemeente Landgraaf.