KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Leiding - Gas
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
Artikel 16 Waarde - Archeologie 4
Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 18 Waarde - Ecologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlage 1 Lijst Van Beeldbepalende Panden
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Vooroverlegreacties
Bijlage 2 Raadsbesluit 23 Mei 2013

Kern Geverik

Bestemmingsplan - gemeente Beek

Vastgesteld op 23-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kern Geverik van de gemeente Beek;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0888.BPGEVERIK12-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, en lichte bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, voorkomende in de als bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij de omvang van de activiteiten in een woning en daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf;

1.6 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of praktijk op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in verband met het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf. Hierbij kan de functie ook uitgeoefend worden door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 automatenhal/speelhal:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen. Hieronder wordt in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.10 bebouwingsoppervlak:

een op de verbeelding met een bebouwingsgrens omsloten grondoppervlak;

1.11 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de omvang aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw of een samenstelsel van gebouwen, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

1.15 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een gebouw op een terrein, die is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde;

1.17 bestaande bebouwing:

de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op basis van een afgegeven omgevingsvergunning kan worden c.q. is gebouwd;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen en 4,50 m voor andere gebouwen;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 bijgebouw:

een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.28 coffeeshop:

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruikers ter plaatse;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop en te huur aanbieden waaronder mede begrepen het uitstallen ter verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 discotheek/dancing:

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden verstaan een seksinrichting, prostitutie en escortbedrijf;

1.31 ecologische waarde:

waarde die verband houdt met de samenhang tussen biotische, a-biotische en landschappelijke hoedanigheden;

1.32 escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidhinder veroorzakende inrichting:

inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en zijn aangewezen in artikel 2.1, lid 3 Besluit omgevingsrecht.

1.35 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw welk woongebouw twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.36 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf;

1.37 grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat dan wel ten hoogste twee geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid moet worden beschouwd;

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een perceel is;

1.39 horeca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties. Hieronder wordt niet verstaan een seksinrichting of escortbedrijf;

1.40 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.41 landschappelijke waarden:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.42 maatschappelijk:

doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medische-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies, seksinrichtingen en/of pornobedrijven vallen hier in ieder geval niet onder;

1.43 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;

1.44 nieuwbouw:

het realiseren van een hoofdgebouw op een perceel waar voorheen geen hoofdgebouw aanwezig was;

1.45 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel in goederen of producten ondergeschikt aan de hoofdbestemming;

1.46 ondergronds:

beneden peil;

1.47 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.48 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.49 pseudo-agrarisch gebruik:

hobbymatig agrarisch gebruik, anders dan in de uitoefening van een agrarisch

bedrijf;

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 reclame:

het publiekelijk aanprijzen van handelswaar en/of diensten;

1.52 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte;

1.53 selectiebesluit

een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen;

1.54 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 sekswinkel

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht dan wel verhuurd;

1.56 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld;

1.57 straatprostitutie:

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 tuin:

gronden bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten gelegen tussen het op hetzelfde bouwperceel aanwezige hoofdgebouw en het openbaar gebied;

1.59 tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op de verkoop van bloemen, planten, en tuinartikelen plus daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van de tuin. De rechtstreeks daarmee samenhangende artikelen zijn tuinmeubelen, tuinverlichting, bouwmaterialen voor tuinhuisjes, serres, vijvers en erfafscheidingen;

1.60 vervangende nieuwbouw:

het realiseren van een hoofdgebouw ter vervanging van en ter plaatse van een bestaand hoofdgebouw;

1.61 vvo:

verkoopvloeroppervlak, zijnde de voor publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, bestemd en gebruikt voor het "en detail" verkopen en vervoeren van goederen, die niet ter plaatse worden gebruikt of geconsumeerd;

1.62 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.63 winkel:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;

1.64 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.65 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw' uitsluitend een tuinbouwbedrijf met open grondteelt;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' uitsluitend een boomkwekerij;
  4. d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. parkeren;
  7. g. groen;
  8. h. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen;
  9. i. bouwwerken van openbaar nut;
  10. j. water en waterhuishoudkundige doeleinden.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    1. 1. de situering en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
    2. 2. landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en/of verharding met het oog op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat eventuele nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;
    3. 3. het treffen van voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding.
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel3.2.3 voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waaronder begrepen containervelden, boogkassen en regenkappen buiten het bouwvlak, mits:
    1. 1. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs beleidsregel "Limburgs Kwaliteitsmenu";
    2. 2. de teeltondersteunende voorzieningen niet worden aangebracht in beekdalen en op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
    3. 3. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
    4. 4. de belangen en het gebruik van de aangrenzende gronden en bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
    5. 5. de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
    7. 7. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte. Een en ander gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in de provinciale beleidsregel "Limburgs Kwaliteitsmenu";
    8. 8. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2,50 meter mag bedragen;
    9. 9. de hoogte van regenkappen ten hoogste 3,50 meter mag bedragen;
    10. 10. tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.
  2. b. artikel 3.2.3voor het oprichten van hagelnetten buiten het bouwvlak, mits:
    1. 1. de netten niet worden aangebracht in beekdalen en op hellingen met een percentage van meer dan 8%; voor zover sprake is van hellingen met een percentage van tussen de 4 en 8 % dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de provincie Limburg;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 meter;
    3. 3. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond;
    4. 4. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag;
    5. 5. de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    6. 6. de hagelnetten voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  3. c. artikel 3.2.4 onder f teneinde vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning toe te staan, mits:
    1. 1. het bepaalde in 3.2.4 onder a tot en met e in acht wordt genomen;
    2. 2. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
    3. 3. uit een ingesteld akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden;
    4. 4. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    5. 5. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    6. 6. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
    7. 7. wordt voldaan aan de verplichtingen (basiskwaliteit) vanuit de provinciale beleidsregel "Limburgs Kwaliteitsmenu", zijnde:
      • inpassing van de nieuwe bebouwing en verharding;
      • voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding.
  4. d. artikel 3.2.5 onder atot vergroting van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot ten hoogste 15 meter, mits:
    1. 1. de noodzaak daartoe vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is aangetoond;
    2. 2. de vergroting verband houdt met een doelmatige bedrijfsvoering;
    3. 3. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet worden aangetast;
    4. 4. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    5. 5. het geen erfafscheidingen betreft.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3.1, meer in het bijzonder:

  1. a. als staanplaats voor onderkomens, behoudens één onderkomen per bedrijfswoning en ten hoogste 5 kampeermiddelen op het bouwvlak;
  2. b. voor kampeer- of caravanterrein, behoudens het kamperen in de onder sub a bedoelde kampeermiddelen;
  3. c. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  4. d. voor detailhandel en groothandel, uitgezonderd de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer;
  5. e. voor transport- en/of garagebedrijven;
  6. f. voor horecadoeleinden;
  7. g. voor permanente of tijdelijke bewoning, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  8. h. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering, alsmede met een winterberging van onderkomens;
  9. i. in de zin van aanbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, zijnde de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap, zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van de openheid van de plateaugebieden, de kleinschaligheid van dorpsranden (met o.a. hoogstamboomgaarden), hellingen, beekdalen en droogdalen;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  3. c. speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  4. d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  5. e. bouwwerken van openbara nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  3. c. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  4. d. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 4.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor racen of crossen;
  2. b. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot 'Agrarisch met waarden -Landschapswaarden' bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  3. c. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  4. d. voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  5. e. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  6. f. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  7. g. voor detailhandel en groothandel;
  8. h. voor transport en/of garagebedrijven;
  9. i. voor horecadoeleinden;
  10. j. voor permanente of tijdelijke bewoning;
  11. k. voor opslagdoeleinden, behoudens voor zover deze verband houden met de agrarische bedrijfsvoering.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, voorkomende in de als bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel, voorzover deze daarin niet voorkomen, ze naar hun aard en invloed op de omgeving daarmee zijn gelijk te stellen, met dien verstande dat de opslag van asbest niet is toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' uitsluitend een hoveniersbedrijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bronsgieterij en edelsmidse' uitsluitend een bronsgieterij en edelsmidse,
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer' uitsluitend een aannemersbedrijf;
  5. e. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, voet- en fietspaden;
  6. f. parkeren;
  7. g. groen;
  8. h. bouwwerken van openbaar nut;
  9. i. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
  10. j. veerkrachtige watersystemen, waaronder begrepen beekdalen;

met dien verstande dat:

  1. k. detailhandel niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
    afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid;
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bouwwerken van openbaar nut;
  2. b. verkeersdoeleinden in de vorm van onstluitingswegen;
  3. c. groen;

En de daarbij behorende voorzieningen

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecadoeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. wonen, uitsluitend op de verdieping;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. doeleinden van openbaar nut.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 7.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor detailhandel en groothandel;
  2. b. voor transport- en/of garagebedrijven;
  3. c. voor een terras;
  4. d. voor permanente of tijdelijke bewoning.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medische-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies, met dien verstande dat seksinrichtingen en/of pornobedrijven hier in ieder geval niet onder vallen;
  2. b. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen en fiets en voetpaden;
  3. c. parkeren;
  4. d. groen;
  5. e. bouwwerken van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
    afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid;
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering respectievelijk waarborging van de ruimtelijke- en stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

8.4 Gebruikregels

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. a. recreatieve activiteiten in het kader van sportbeoefening;
  2. b. horecadoeleinden in de vorm van een sportkantine;
  3. c. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen en fiets en voetpaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. bouwwerken van openbaar nut;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 9.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  2. b. voor detailhandel en groothandel;
  3. c. voor transport- en/of garagebedrijven;
  4. d. voor horecadoeleinden, uitgezonderd de sportkantine;
  5. e. voor permanente of tijdelijke bewoning;
  6. f. voor opslagdoeleinden.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer in de vorm van onsluitingsstructuren, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeren;
  3. c. groen;
  4. d. bouwwerken van openbaar nut.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
    afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid;
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering respectievelijk waarborging van de ruimtelijke- en stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 7.1, meer in het bijzonder:

  1. a. verkoop van motorbrandstoffen;
  2. b. (straat)prostitutie.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. verkeer in de vorm van woonstraten, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
  3. c. aan huis gebonden beroepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en met inachtneming van het bepaalde in 11.6.1;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schoonheidssalon' is een schoonheidssalon toegestaan;
  5. e. parkeren;
  6. f. groen;
  7. g. tuinen en erven;
  8. h. bouwwerken van openbaar nut;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is ook een bed & breakfast toegestaan.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de externe veiligheid.
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 24.1 van toepassing.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport via een op de verbeelding aangeduide hogedruk gastransportleiding en hogedruk gasvoedingsleiding en de bescherming, het beheer en het onderhoud van de leidingen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, geen bouwwerken worden gebouwd.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van weken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met lage verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende cultuurhistorische elementen als karakteristieke, beeldbepalende en beeldondersteunende panden.

17.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 18 Waarde - Ecologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ecologische verbindingszone ten behoeve van de verbetering van de migratie van plant en dier tussen afzonderlijke leefgebieden.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.

Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan:

  1. a. het gebruik voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  3. c. voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, tenzij het betreft de stalling van één van dergelijke onderkomens per perceel en behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;
  4. d. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het (laten) gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en straatprostitutie.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Luchtvaartverkeerzones

21.2 Geluidzone

21.3 vrijwaringszone - luchtvaart

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart' is het verboden bouwwerken op te richten met een grotere bouwhoogte dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte'. De aangegeven bouwhoogte in meters ten opzichte van N.A.P. mag evenmin overschreden worden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, opbouwen ten behoeve van lift- en luchtbehandelingsinstallaties, reclameborden of -verlichting en dergelijke, alsmede door enig deel van windturbines.

21.4 milieuzone - bodembeschermingsgebied Mergelland

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Afwijken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels afgeweken kan worden middels een omgevingsvergunning, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, inhoudsmaten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10 %;
  2. b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    3. 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    4. 4. voor zover het betreft gronden gelegen binnen de bestemmingen 'Leiding - Gas', 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' het bepaalde in de artikelen betreffende afwijking van de bouwregels, 12.3, 13.3, 14.3 en 15.3, acht worden genomen;
  3. c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;

22.2 Afwegingskader

Een in 22.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de landschappelijke waarde;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid.

22.3 Burgemeester en wethouders

In deze regels wordt, voor zover het de afwijkingsregels betreft, onder burgemeester en wethouders mede verstaan elk ander bevoegd gezag ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

23.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 23.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  2. b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 24 Algemene Procedureregels

24.1 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:

  1. a. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
  3. c. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
  4. d. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
  5. e. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

24.2 Wijziging

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.2a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Rangorde dubbelbestemmingen

De rangorde tussen de dubbele bestemmingen luidt als volgt:

  1. 1. in de eerste plaats artikel 12 ('Leiding - Gas');
  2. 2. in de tweede plaats artikel de artikelen 13, 14, 15 en 16 (respectievelijk 'Waarde -Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde -Archeologie 4');
  3. 3. in de derde plaats artikel 17 ('Waarde - Cultuurhistorie');
  4. 4. in de vierde plaats artikel 18 ('Waarde - Ecologie').

25.2 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

25.3 Noodzaak bodemonderzoek

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waarvan de bestemming gewijzigd wordt middels een daartoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat (een deel van) de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd en geschikt gemaakt voor de toekomstige functie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kern Geverik', van de gemeente Beek.

Bijlage 1 Lijst Van Beeldbepalende Panden

Bijlage 1 Lijst van beeldbepalende panden

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Vooroverlegreacties

Bijlage 1 Vooroverlegreacties

Bijlage 2 Raadsbesluit 23 Mei 2013

Bijlage 2 Raadsbesluit 23 mei 2013