KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Water - Watergang
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
Artikel 9 Waarde - Gebied Met Kwetsbaar Reliëf
Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone / Herinrichtingszone
3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Artikel 16 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel

Herbestemming groeve Spaubeek

Bestemmingsplan - Gemeente Beek

Vastgesteld op 28-01-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan ‘Herbestemming groeve Spaubeek’ met identificatienummer NL.IMRO.0888.BPGROEVESPAUBEEK15-VA01 van de gemeente Beek.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) niet als agrarisch bedrijf wordt aangemerkt.

1.6 Archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.

1.7 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Beheersobject

een complex van natuurgebieden en/of bosgebieden en/of landschappelijk/natuurlijk
waardevol agrarische gebieden, die ruimtelijk min of meer een eenheid vormen en
waarvoor een beheersregime geldt.

1.9 Bestaand

  • bestaand bij bouwwerken: zoals bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  • bestaand bij gebruik: zoals bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

1.10 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.15 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, archeologische waarden zijn hieronder begrepen.

1.17 Ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.

1.18 Extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten.

1.19 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 Kampeermiddel

  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is;
één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.21 Kleinschalig kamperen

het gebruik van de gronden ten behoeve van een beperkt kampeerterrein.

1.22 Landgoed

een eenheid in de open ruimte met landschappelijke of (cultuur)historische waarde die wordt gekenmerkt door een coherent beheer van een combinatie van natuur-, bos-, water- of parkelementen al dan niet in samenhang met gebouwen en landbouwelementen en met een economische, ecologische of socio-culturele functie.

1.23 Landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.24 LKM

Limburgs Kwaliteitsmenu.

1.25 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

indien geen sprake is van een onaanvaardbare milieusituatie, beoordeeld aan de hand van op dat moment van kracht zijnde regelgeving en bestaande milieukwaliteit.

1.26 Natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, hydrologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.27 Normale onderhoudswerkzaamheden

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.28 Omgevingskwaliteit

het samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit.

1.29 Onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.30 Peil

  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'hoogteligging vlak';
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.31 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 Selectiebesluit

een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen.

1.33 Straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.34 Verbeelding

de verbeelding (digitaal en/of analoog) waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De lengte c.q. de breedte van een bouwwerk

horizontaal buitenwerks tussen de hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De breedte van een bouwperceel

tussen de twee zijdelingse bouwperceelgrenzen, gemeten op een afstand van 10 meter uit de bouwperceelsgrens aan de zijde van een weg danwel gemeten in de bouwgrens, indien een bouwgrens staat aangeduid.

2.7 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kortste afstand tussen de zijdelings grenzen en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.8 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein

de oppervlakten van alle op een bouwperceel/bouwvlak of een ander terrein gelegen bouwwerken tezamen.

2.9 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
  1. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, zijnde de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap, zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van de openheid van de plateaugebieden, de kleinschaligheid van dorpsranden (met o.a. hoogstamboomgaarden), hellingen, open beekdalen en droogdalen;
  2. het behoud en de ontwikkeling natuurlijke waarden;
  3. tevens voor de bescherming van de waarden van het aangrenzende natuurgebied;
  4. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  5. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  6. doeleinden van openbaar nut;
  7. extensieve dagrecreatie;
  8. onverharde wegen en paden.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 15.1 van toepassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3.1, meer in het bijzonder:
  1. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot ‘Agrarisch met waarden - Natuur en landschap’ bestemde gronden, dan wel in tot ‘Natuur’ bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  2. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  3. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  4. voor opslagdoeleinden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke-, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden;
  2. de opbouw van de potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. behoud van holle wegen en graften;
  4. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
  5. de bodembescherming;\
  6. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  7. doeleinden van openbaar nut;
  8. extensieve dagrecreatie;
  9. onverharde paden.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 15.1 van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van:
  1. een schuur, uitsluitend ten dienste van het beheer en het onderhoud van de gronden, mits:
    1. het bouwwerk ter plaatse noodzakelijk is voor het beheer en het onderhoud van de gronden;
    2. deze betrekking heeft op een beheersobject van ten minste 50 ha;\
    3. de inhoud, vermeerderd met de inhoud van de reeds in het betrokken beheersobject aanwezige schuren, niet meer dan 1 m³ per ha bedraagt, met dien verstande, dat bij een beheersobject van minder dan 150 ha in totaal, slechts één schuur aanwezig zal zijn;
    4. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    5. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
    6. deze geen aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
  2. schuil- of schaftgelegenheid voor personen wier aanwezigheid verband houdt met in de tot ‘Natuur’ bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden, mits:
    1. deze noodzakelijk is;
    2. deze geen caravan, woon- of stacaravan, dan wel een aan zijn gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
    3. de oppervlakte niet meer dan 20 m² bedraagt;
    4. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    5. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de brandpreventie of brandbestrijding, mits de bouwhoogte niet meer dan 35 meter bedraagt;
  4. een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
  5. een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits:
    1. de inhoud niet meer dan 3 m³ bedraagt;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt.
  6. ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, straatvoorzieningen voor afvalstoffen, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de (goot)hoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 4.1, meer in het bijzonder:
  1. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot de bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  2. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  3. voor agrarische doeleinden, behoudens indien zodanig gebruik reeds plaatsvond ten tijde van inwerkingtreding van dit plan;
  4. voor sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  5. voor militaire oefeningen;
  6. voor het winnen van bosstrooisel of mos;
  7. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met het beheer en onderhoud;
  8. het gebruik van gronden als volkstuin;
  9. het beoefenen van lawaaisporten;
  10. paardenbakken;
  11. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  12. het dempen van wateren, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  13. het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden of het verbeteren van de waterhuishouding;
  14. ten behoeve van ontgrondings-/ontginningsactiviteiten;
  15. wonen;
  16. voor de uitoefening van een beroep of bedrijf.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Water - Watergang

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water – Watergang’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de berging en/of afvoer van water;
  2. de ontwikkeling van natuurlijke oevers;
  3. recreatief medegebruik;
  4. extensieve dagrecreatie;
  5. onverharde wegen en paden;
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2, voor het bouwen van gebouwen, mits:
  1. het gebouw noodzakelijk is voor de waterbeheersing, de waterhuishouding dan wel de berging van regenwater;
  2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 meter.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 5.1, meer in het bijzonder:
  1. voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  2. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met lage verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Gebied Met Kwetsbaar Reliëf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Gebied met kwetsbaar reliëf’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor behoud van de aanwezige hoogteverschillen in de bodemopbouw, aanwezig in de vorm van holle wegen en graften.

9.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 9.1, meer in het bijzonder:
  1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone / Herinrichtingszone

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Beschermingszone / Herinrichtingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:
  1. het beheer, behoud en bescherming van de aanliggende waterlopen, uitsluitend in een strook van 5 meter aan weerszijden van de watergang:
    en, secundair, voor;
  2. herinrichting van de watergang alsmede het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden en ecologische relaties;
  3. tijdelijke opvang en berging van water.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor ‘Waterstaat - Beschermingszone / Herinrichtingszone’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waterstaat - Beschermingszone / Herinrichtingszone' van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud, met dien verstande, dat de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste 3 meter mag bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor:
  1. opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van
    puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

12.2 Afstand tot waterlopen

Bestaande watergangen dienen gehandhaafd te worden waarbij aan weerszijden van de
watergang een onderhoudstrook van 4 meter in acht dient te worden gehouden.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 Milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Afwijken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels omgevingsvergunning kan worden verleend, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
  1. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, inhoudsmaten, bouwperceelgrensafstanden;
  2. het afwijken van bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%, mits:
    1. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit;
      hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
    2. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  3. voor het plat afdekken van gebouwen, mits:
    1. de noodzaak daartoe vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is aangetoond;
    2. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet worden aangetast.
  4. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
    4. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter mag bedragen;
  5. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor luchtvaartdoeleinden zoals plaatsmarkeringen, de richtings- en afstandinformatie voor vliegtuigen, de luchtverkeersbeveiliging en metereologische informatie, mits:
    1. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 16 m²;
    2. de goothoogte niet meer bedraagt van 3 meter;
    3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 20 meter;
  6. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  7. het in gering mate afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van de weg, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  8. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radioen televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.

14.2 Afwegingskader

Een in 14.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
  1. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
  3. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren in kennis gesteld van de terinzagelegging.
  4. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders.
  5. burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

Artikel 16 Overige Regels

16.3 Andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

16.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in de bestemming 'Natuur' gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:
  1. de bebouwde oppervlakte van ondergrondse en bovengrondse bebouwing tezamen niet meer mag bedragen dan 400 m2;
  2. de verticale diepte maximaal 3 m mag bedragen.

16.2 Rangorde dubbelbestemmingen

  1. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. in de eerste plaats ‘Waterstaat - Beschermingszone / Herinrichtingszone’;
    2. in de tweede plaats ‘Waarde - Archeologie 4’, ‘Waarde - Archeologie 3’ en ‘Waarde - Archeologie 2’;
    3. in de derde plaatse ‘Waarde - Gebied met kwetsbaar reliëf’

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Herbestemming groeve Spaubeek’ van de gemeente Beek.