KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 13 Natuur
Artikel 14 Recreatie
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen - 1
Artikel 19 Wonen - 2
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2 (Zeer Hoge Waarde)
Artikel 23 Waarde - Archeologie 3 (Hoge Waarde)
Artikel 24 Waarde - Archeologie 4 (Middelhoge Waarde)
Artikel 25 Waarde - Archeologie 5 (Lage Waarde)
Artikel 26 Waterstaat - Beschermingszone Primair Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Beheersverordening
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Aanpassingen
2.1 Schildstraat 14
2.2 Schildstraat 54
2.3 Maastrichterstraat 78
Hoofdstuk 3 Beleid En Sectorale Aspecten
3.1 Inleiding
3.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid
3.3 Sectorale Aspecten
Hoofdstuk 4 Juridische Opzet
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid
5.1 Economische Haalbaarheid
5.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Procedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen

Woongebied 2e herziening

Beheersverordening - gemeente Brunssum

Vastgesteld op 11-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 beheersverordening;

de beheersverordening 'Woongebied 2e herziening' van de gemeente Brunssum, bestaande uit de geometrisch bepaalde objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aanbouw;

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt. Een aanbouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.3 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep;

het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, therapetisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de daarbij behorende gebouwen kunnen worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtererfgebied;

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 achterpad;

het pad aan de achterzijde van een woning dat bij de oorspronkelijke bouw bij de woning aanwezig was.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren waarbij ondergeschikte detailhandel in zelfvoortgebrachte producten en niet-agrarische activiteiten op kleinschalig niveau, welke ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsvoering, worden geacht tot de agrarische bedrijfsvoering te behoren.

1.11 ander bouwwerk;

bouwwerk geen gebouw zijnde, zonder dak. Een bouwwerk geen gebouw zijnde met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.12 bebouwing;

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage;

het oppervlak dat maximaal met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden vlak.

1.14 Bed & Breakfast;

een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, echter zonder dat anderszins sprake is van horeca. Onder Bed & Breakfast vallen in ieder geval niet overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.15 bedrijfsgebouw;

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend. Het verkopen en/of leveren van goederen, die rechtstreeks verband houden met het ambacht, mag alleen als ondergeschikte nevenactiviteit plaatsvinden.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak;

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.18 bedrijfswoning;

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.19 begane grond;

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.20 bestaand;

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van de verordening legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van de verordening legaal bestaat, danwel nadien in gebruik kan worden genomen krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.21 bestemmingsgrens;

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak;

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bevoegd gezag;

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Brunssum.

1.24 bijbehorend bouwwerk;

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.25 bijgebouw;

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.26 bouwen;

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens;

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwlaag;

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.29 bouwvlak;

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk;

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 carport;

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande (bedrijfs)woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor motorvoertuigen, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de (bedrijfs)woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping. Een carport wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.32 coffeeshop;

een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaats, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprake vam het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse.

1.33 dakkapel;

een in het dakvlak uitspringend venster (uitbouw) dat het hellende dakvlak onderbreekt.

1.34 dakopbouw;

uitbreiding van de woning waarbij een (gedeeltelijke) verdieping bovenop de woning wordt aangebracht, waarmee een nieuwe ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot. Dit resulteert in een wijziging van de vorm en het profiel van het dak, waarbij de bestaande bouw- of goothoogte meestal wordt verhoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01_0003.png"

Verschillende vormen van dakopbouw

1.35 detailhandel;

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder mede begrepen het uitstallen ter verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening;

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. De commerciële uitoefening van maatschappelijke functies wordt hieronder ook begrepen.

1.37 erf;

al dan niet bebouwd perceel exclusief hoofdgebouw, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover de beheersverordening die inrichting niet verbiedt.

1.38 erfafscheiding;

bouwwerk ten behoeve van de afbakening van een erf.

1.39 erftoegangsweg;

een weg met een verblijfsfunctie, bestemd voor het toegankelijk maken van percelen en die gekenmerkt wordt door het ontbreken van rijbaanscheiding en een scheiding van snel- en langzaam verkeer.

1.40 erker;

ondergeschikte toevoeging van maximaal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw. Een erker wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. Een erker wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.41 escortbedrijf;

een exploitant of beheerder die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die niet ter plekke wordt uitgevoerd (escortservices, bemiddelingsbureau's en dergelijke), waarbij uitgesloten het gebruik als vergaderruimte, verzamelplaats, kantine, wachtruimte, of iets van dien aard, voor en/of door prostituees of klanten;

1.42 fruitteelt;

een agrarische bedrijfsactiviteit, gericht op het voortbrengen van (fruit)producten door middel van het telen van fruitgewassen waarbij gebruik wordt gemaakt van open grond.

1.43 garage(box);

een stallingsruimte hoofdzakelijk bedoeld voor het stallen van een auto, motor of ander vervoermiddel op het maaiveld (niet onder de grond), alsmede een berg- en/of bewaarplaats voor niet bedrijfsmatige opslag van particuliere goederen.

1.44 gebiedsontsluitingsweg;

een weg die zowel doorstroming als uitwisseling tot doel heeft en gekenmerkt wordt door scheiding van snel- en langzaamverkeer (parallelle fietspaden) en gelijkvloerse kruisingen.

1.45 gebouw;

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 geluidszoneringsplichtige inrichting;

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging, in een bestemmingsplan of beheersverordening een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.47 groothandel;

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfs- of beroepsactiviteit.

1.48 grow-producten;

verzamelnaam voor producten welke gebruikt worden voor de kweek van hennep zoals onder andere meststoffen, zaden, groeilampen, ventilatoren, lectuur.

1.49 growshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van grow-producten.

1.50 head-producten;

verzamelnaam voor producten welke verwant zijn aan de hasj-cultuur zoals onder andere waterpijpen, vloeipapier, cocaïnedoosjes en versnijdingsmiddelen zoals cafeïne.

1.51 headshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van head-producten.

1.52 hoofdgebouw;

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.53 horeca(bedrijf);

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

De horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend ( vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelfunctie verwante horeca, bijvoorbeeld:

- automatiek;

- broodjeszaak;

- cafetaria;

- croissanterie;

- koffiebar;

- lunchroom;

- ijssalon;

- snackbar;

- tearoom;

- traiteur.

1b. Overige lichte horeca, bijvoorbeeld:

- bistro;

- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

- hotel;

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, bijvoorbeeld:

- bedrijven genoemd onder 1a. en 1b. met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m2;

- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrive).

  • Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven, die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld:

- bar;

- bierhuis;

- biljartcentrum;

- café;

- proeflokaal;

- shoarma/grillroom;

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen).

  • Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers trekken en daardoor grote hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld:

- dancing;

- discotheek

- nachtclub;

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen.

1.54 kantoor;

een ruimte die of gebouw dat door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden, zonder baliefunctie.

1.55 luifel;

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een constructie tegen weersinvloeden tegen de muur van een gebouw aangebracht meestal boven een deur, raampartij of gehele pui. Een luifel wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.56 maatschappelijke voorzieningen;

(niet commerciële) educatieve, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.57 nokverhoging;

vergroting van de ruimte onder een zadeldak, waarbij het voordakvlak wordt verlengd en de nok hoger en verder naar achter komt te liggen. Aan de achterkant wordt een nieuwe goot gecreëerd, met tussen die goot en het dakvlak een kozijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01_0004.png"

Nokverhoging

1.58 nutsvoorzieningen;

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, bemalingsinstallaties, gemalen, telefooncellen, bluswatervoorzieningen en zendmasten.

1.59 onderbouw;

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.60 openbaar toegankelijk gebied;

een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.61 overkapping;

een op de grond staand bouwwerk geen gebouw zijnde van één bouwlaag, voorzien van een gesloten dak zonder wanden. Een overkapping wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.62 peil;

  1. 1. voor gebouwen waarvan de voorgevel direct grenst aan een weg: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de weg ter plaatse van de voorgevel;
  2. 2. voor gebouwen waarvan de voorgevel niet direct aan een weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de voorgevel bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.63 perceel;

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.64 perceelsgrens;

een grens van een perceel.

1.65 prostitutie;

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.

1.66 raamprostitutie;

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué(e) tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.67 risicovolle inrichting;

een bedrijf of inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het planologisch toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.68 ruimtelijke kwaliteit;

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.69 seksinrichting;

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden tevens begrepen:

  • een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van seksartikelen.

1.70 serre;

een grotendeels uit glas bestaande uitbouw op de begane grond aan de achterzijde van een huis.

1.71 setback;

een dakopbouw, die gelegen is op tenminste 2.00 meter achter de doorgetrokken voorgevel van een (bedrijfs-)pand met een hoogte van maximaal 3.00 meter. Bij een (bedrijfs)pand met meerdere voorgevels wordt in deze alleen de voorgevel waarin de hoofdtoegang is gelegen, als zodanig aangemerkt.

1.72 smart-producten;

verzamelnaam voor producten met een sterk stimulerende werking. De betreffende producten zoals onder andere herbal, XTC, frisdranken met guarana, producten met efedrine en paddo's kunnen zijn samengesteld uit meerdere oppeppende psychotrope stoffen.

1.73 smartshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van smart-producten.

1.74 speeltuin;

niet openbaar toegankelijke recreatieve voorziening waar al dan niet tegen betaling gebruik kan worden gemaakt van speeltoestellen en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.75 speelvoorziening;

openbaar toegankelijke voorziening bestaande uit een of meer speeltoestellen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.76 stedenbouwkundig beeld;

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld.

1.77 straatprostitutie;

het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.

1.78 stroomweg;

een weg met een primaire verkeersfunctie, bedoeld voor een zo veel mogelijk conflictvrije afwikkeling van gemotoriseerd verkeer, die gekenmerkt wordt door een fysieke rijbaan-scheiding en ongelijkvloerse kruisingen.

1.79 terras;

min of meer afgescheiden plek in de buitenlucht behorende bij een naast- of nabijgelegen horecabedrijf waar eten en drinken kan worden genuttigd.

1.80 verkoopvloeroppervlakte;

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor het uitstallen van producten ten verkoop en die toegankelijk zijn voor publiek.

1.81 verzorgingsunit;

een bouwwerk, bestaande uit berging en sanitaire voorzieningen, geplaatst op een standplaats.

1.82 volumineuze detailhandel;

detailhandel in volumineuze goederen c.q. goederen die ruimtelijk bezien niet in een centrumgebied thuishoren (zoals auto's of auto-onderdelen, tenten, caravans, meubels, keukens, bouwmaterialen, doe-het-zelf-artikelen, woninginrichting e.d.) en/of detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 1.500 m².

1.83 voorerfgebied;

erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.84 voorgevel;

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt. De voorgevel van patio-/kwadrantwoningen is de gevel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.

1.85 voorgevelrooilijn;

een denkbeeldige lijn ter plaatse van de voorgevel van een gebouw, zoals dat blijkens de verbeelding aanwezig is, en het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen).

1.86 voorkant;

die zijde van een hoofdgebouw waar zich de voorgevel bevindt.

1.87 webshops;

verkoop van goederen zonder dat sprake is van uitstalling ten verkoop en een baliefunctie of anderszins een publieksaantrekkende werking, waarbij uitsluitend contact wordt gelegd via internet en het enkel verzending van goederen vanuit de woning betreft.

1.88 weg;

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.89 wonen;

het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding.

1.90 woonwagen;

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.91 woning;

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.92 zomerhuis;

een gebouw dat dient als recreatief woonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwde oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige, vergunningplichtige bouwwerken tezamen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de breedte van de achtergevel of meer dan 50% van de breedte van de overige gevels, is de goot, de druiplijn of het boeiboord van die dakkapel of dakopbouw maatgevend voor het bepalen van de goothoogte.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  2. b. de afstand tussen een luifel of een balkon en de openbare weg minimaal 3,5 meter bedraagt;
  3. c. de breedte van de luifel of een balkon maximaal 1/3 deel bedraagt van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw.

2.11 Dakkapellen:

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op dakkapellen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. voorzien van een plat dak;
  2. b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;
  3. c. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
  4. d. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
  5. e. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak, en
  6. f. niet op:
    1. 1. een woonwagen,
    2. 2. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden, of
    3. 3. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. zelfstandige kantoren (niet behorende bij een bedrijf);
  2. b. detailhandelsactiviteiten, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten;
  3. c. opslag en stalling voor de voorgevelrooilijn en/of opslag niet gerelateerd aan de bedrijfsfunctie;
  4. d. handel en opslag van vuurwerk;
  5. e. de verkoop van motorbrandstoffen, behoudens ter plaatse van het besluitsubvlak 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  6. f. de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in de in Bijlage 1 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, dan wel bedrijven welke normaliter één categorie zwaarder zijn dan de in de onderscheiden gebieden nieuw toe te laten bedrijven uit de in Bijlage 1 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar vanwege de specifieke omstandigheden naar aard en milieubelasting daarmee vergelijkbaar zijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats;
  2. b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu;
  3. c. er is geen sprake van een Bevi-plichtige inrichting.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  1. a. bebouwing dient binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak' te worden opgericht;
  2. b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd uitgezonderd ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage', waar het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan het aangeduide percentage;
  3. c. de goothoogte van gebouwen en andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter, met dien verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' de bouwhoogte maximaal de aangeduide goothoogte mag bedragen.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de andere bouwwerken alleen mogen worden gebouwd ten behoeve van de waterbeheersing, de verbinding van oevers of in de vorm van ornamenten en culturele kunstwerken e.d.;
  2. b. de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 5 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van culturele kunstwerken maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 18 Wonen - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Wonen - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Bestemmingsomchrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 21.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  1. a. de belangen en de veiligheid van de in artikel 21.1 bedoelde hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  2. b. geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de artikel 21.1 bedoelde hoogspanningsverbinding;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  4. d. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie 2 (Zeer Hoge Waarde)

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 23 Waarde - Archeologie 3 (Hoge Waarde)

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 24 Waarde - Archeologie 4 (Middelhoge Waarde)

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 25 Waarde - Archeologie 5 (Lage Waarde)

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 26 Waterstaat - Beschermingszone Primair Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.2 Bouwregels

Boven of op de tot 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van deze bestemming worden opgericht.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of perceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of perceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van deze beheersverordening zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

28.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.

28.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening overeenkomstig een daarvoor verleende vergunning aanwezig is, in uitvoering is of gebouwd kan worden en dat ingevolgde de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstands-, hoogte-, inhouds- en/of oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. voor zover de in de bouwregels voorgeschreven maximale maten worden overschreden, de betreffende afwijkende maten als ten hoogste toelaatbaar worden beschouwd;
    2. 2. voor zover niet wordt voldaan aan de in de bouwregels voorgeschreven minimiale maten, de betreffende afwijkende maten als ten minste toelaatbaar worden beschouwd.
  2. b. In geval van herbouw is het onder a. bepaalde uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

28.4 Boomgeleidingsconstructies

Voor het bouwen van boomgeleidingsconstructies gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 4 meter;
  2. b. de afstand tot de erfgrens, zoals deze bepaald is voor de plaatsing van een houtopstand in de gemeentelijke Bomenverordening, bedraagt minimaal 0,5 meter;
  3. c. het aantal staanders is gelijk aan het aantal stammen van de bomen die door de constructie worden geleid, vermeerderd met één.

Artikel 29 Algemene Gebruiksregels

29.1 Parkeren

De parkeervoorzieningen dienen te voldoen aan de in bijlage 2 van deze regels weergegeven normen.

29.2 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in deze beheersverordening te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

29.3 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. opslagplaats voor goederen niet ten dienste van de Bedrijfsbestemming;
  3. c. uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en/of verblijfsmiddelen;
  4. d. permanente bewoning van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten;
  5. e. mantelzorg in bijgebouwen;
  6. f. het uitoefenen van detailhandel, behoudens voor zover detailhandel binnen de bestemming is toegestaan:
  7. g. een gebruik van gronden en bouwwerken, behoudens voor zover dit binnen de bestemming is toegestaan, voor raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop,
  8. h. een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head-, en/of growshopproducten en een belhuis, met dien verstande dat een ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening bestaande seksinrichting, escortbedrijf, coffeeshop, growshop, headshop, smartshop, groothandel in smart- head of growproducten of belhuis, uitsluitend op de begane grond, wordt toegestaan waarbij het gebruik niet mag worden vergroot en het gebruik na onderbreking niet mag worden hervat;
  9. i. een gebruik van gronden direct gelegen tussen de voorgevel van een woning en de weg als parkeerplaats, tenzij het betreft gronden gelegen tussen de ingang van een bij een woning behorende garage en de openbare weg.

29.4 Afwijken van de gebruiksregels

29.5 Afwijken t.b.v. parkeren in de voortuin

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels in artikel 29.3 onder i, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. er is geen andere stallingsruimte op het perceel aanwezig c.q. te realiseren;
  2. b. de voortuin een diepte heeft van minimaal 5,50 meter;
  3. c. er kan gebruik worden gemaakt van de bestaande in- of uitrit, bijvoorbeeld door verbreding van de bestaande oprit, of indien een nieuwe in- of uitrit moet worden aangelegd deze aanleg geen onevenredig nadeel toebrengt aan de parkeerbalans in de directe omgeving, de verkeersveiligheid en/of eventueel aanwezig openbare groen;
  4. d. minimaal 50% van de voortuin blijft in gebruik als tuin;
  5. e. de belangen van derden worden door aanleg van extra parkeerruimte niet onevenredig geschaad;
  6. f. de belangen van derden worden door aanleg van extra parkeerruimte niet onevenredig geschaad;
  7. g. er ontstaan door de aanleg van extra parkeerruimte geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse;
  8. h. er wordt aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk gedaan.

Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels

30.1 luchtvaartverkeerszone

  1. a. De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'luchtvaartverkeerszone' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een invliegfunnel;
  2. b. Op of in de tot verkeerszone bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen hoger dan op basis van de volgende bepalingen is geregeld;
    1. 1. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 130 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 130 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    2. 2. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 140 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 140 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    3. 3. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 150 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 150 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    4. 4. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 160 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 160 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    5. 5. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 170 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 170 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    6. 6. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 180 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 180 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    7. 7. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 190 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 190 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    8. 8. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 200 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 200 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    9. 9. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 210 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 210 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    10. 10. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 220 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 220 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening.

30.2 omgevingsvergunningplicht ivm bodemsanering

30.3 vrijwaringszone - mijnschacht

  1. a. De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijwaringszone - mijnschacht' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van voormalige mijnschachten;
  2. b. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op de gronden bedoeld onder 1 niet worden gebouwd;
  3. c. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in het tweede lid ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid van de betreffende schachten en indien dit vanuit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is;
  4. d. het is verboden op de gronden bedoeld onder 1 de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning:
    1. 1. het aanbrengen van bomen of beplanting;
    2. 2. het aanbrengen van gesloten wegdek;
    3. 3. watergangen te wijzigen;
    4. 4. afgravings- of ontgrondingswerkzaanheden uit te voeren, dieper dan 0,30 meter;
    5. 5. heiwerkzaamheden uit te voeren en/of scherpe voorwerpen in de grond te drijven, dieper dan 0,30 meter.
  5. e. het bepaalde in het vierde lid is niet van toepassing voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en voor het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normaal onderhoud;
  6. f. de werken genoemd in het vierde lid zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de functie of veiligheid van de schachten.

30.4 vrijwaringszone - straalpad

  1. a. De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding;
  2. b. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan 20 meter ten opzichte van NAP;
  3. c. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, mits hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een omgevingsvergunning verlenen voor:

  1. a. het afwijken van de in de beheersverordening voorgeschreven maten (waaronder percentages) met maximaal 10%;
  2. b. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3 meter en geen grotere oppervlakte dan 50 m² hebben;
  3. c. de bouw van straatmeubilair en andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeerskundige redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 meter bedraagt;
  4. d. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  5. e. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits deze overschrijdingen niet meer bedraagt dan 3 meter en het bouwvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;
  6. f. het afwijken van de regels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  7. g. het gebruiken als tuin/erf van (openbare) groenstroken, grenzend aan een bestaande tuin, in afwijking van de regels voor de betreffende bestemming 'Groen' of 'Verkeer' en grenzend aan de bestemming Wonen - 1 of Wonen - 2;
  8. h. de bouw van afscheidingen ten behoeve van een dakterras of een balkon tot een maximale hoogte van 1,2 meter, gemeten vanaf de betreffende verdiepingsvloer.

31.2 Samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat de karakteristiek van het pand en het gevelbeeld niet onevenredig mogen worden aangetast.

Artikel 32 Overige Regels

32.1 Voorrangsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening "Woongebied 2e herziening".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De beheersverordening 'Woongebied' is oorspronkelijk op 11 september 2013 vastgesteld. Vervolgens is geconstateerd dat die verordening een aantal (kleine) onvolkomenheden bevat, die om verbetering vragen. Die aanpassingen werden ingegeven door de wens om de regeling op bepaalde punten concreter te maken, om zodoende interpretatieverschillen te voorkomen. Daarmee sluit de beheersverordening sinds de 1e herziening – die is vastgesteld op 12 december 2017 – ook beter aan op de regelingen van recente bestemmingsplannen zoals "Beschermd gezicht mijnkoloniën Brunssum" en "Centrum 1e herziening".

Gebleken is dat de beheersverordening 'Woongebied 1e herziening' een paar discrepanties bevat, deels als gevolg van een technische oorzaak. Met deze 2e herziening worden die discrepanties weggenomen.

1.2 Plangebied

Voorliggende beheersverordening heeft betrekking op hetzelfde plangebied als de beheersverordening "Woongebied 1e herziening". Deze beheersverordening voorziet enkel in een herziening van de verbeelding. De regels zijn integraal en ongewijzigd overgenomen.

1.3 Vigerende Beheersverordening

Op dit moment geldt voor de gronden van het plangebied de beheersverordening "Woongebied 1e herziening". Deze beheersverordening is op 12 december 2017 vastgesteld.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 2) een beschrijving gegeven van de aanpassingen aan de regels die met voorliggende beheersverordening worden beoogd. Hoofdstuk 3 behandelt de beleidsmatige en sectorale aspecten, waarna hoofdstuk 4 de jurdische opzet bespreekt. Hoofdstuk 4 betreft de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast heeft hoofdstuk 5 betrekking op de economische en maatschappelijke haalbaarheid. Vervolgens komt in hoofdstuk 6 de procedure aan bod.

Hoofdstuk 2 Aanpassingen

2.1 Schildstraat 14

De PLUS-supermarkt, eerder gelegen aan de Schildstraat 14, heeft een nieuwbouwlocatie in Treebeek-Centrum betrokken. In de Samenwerkingsovereenkomst tussen de supermarkt en de gemeente is opgenomen dat op de oude locatie (Schildstraat 14) geen nieuwe supermarkt mag komen. Er is namelijk geen planologisch distributieve ruimte voor een extra supermarkt in dit gebied. Met de 1e herziening van de beheersverordening Woongebied is beoogd een regeling te treffen die wel detailhandel toestaat op het adres Schildstraat 14, maar geen supermarkt meer. Daarin is voorzien door het opnemen van een besluit-subvlak 'detailhandel'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01_0001.png"

Zoals uit voorgaande afbeelding blijkt is daarbij echter een verschil ontstaan tussen de interactieve kaart in de viewer van ruimtelijkeplannen en het kaartbeeld dat als illustratie (i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz1-VA01) is opgenomen in dezelfde digitale versie van de beheersverordening. Uit de uitsnede links blijkt duidelijk dat is beoogd een besluit-subvlak 'detailhandel' op te nemen, maar wordt door een technische oorzaak rechts een besluit-subvlak 'zorginstelling' weergegeven.

Met deze 2e herziening van de beheersverordening Woongebied wordt deze omissie hersteld.

2.2 Schildstraat 54

De Lidl is gelegen op de Schildstraat 54. Een supermarkt binnen de bestemming Gemengd is uitsluitend op deze locatie toegestaan. Daarnaast is tevens bestaande detailhandel toegestaan. Als gevolg van de regeling die is getroffen voor de voormalige PLUS-locatie is beoogd in de beheersverordening Woongebied, 1e herziening een besluit-subvlak 'supermarkt' op te nemen. Die aanduiding is echter te krap begrensd. Om die reden wordt dit besluit-subvlak vergroot tot de het in onderstaande uitsnede weergegeven besluit-subvlak supermarkt (su).

afbeelding "i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01_0002.png"

Gelijktijdig daarmee wordt een soortgelijke technische omissie hersteld als aan de orde voor Schildstraat 14. Ook hier is een verschil ontstaan tussen de interactieve kaart in de viewer van ruimtelijkeplannen en het kaartbeeld dat als illustratie (i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz1-VA01) is opgenomen in dezelfde digitale versie van de beheersverordening. Er is beoogd een besluit-subvlak 'supermarkt' op te nemen, maar door een technsche omissie wordt in de viewer van ruimtelijkeplannen.nl een besluit-subvlak 'dienstverlening' weergegeven.

Met deze 2e herziening van de beheersverordening Woongebied wordt deze omissie hersteld.

2.3 Maastrichterstraat 78

Maastrichterstraat 78 is de derde locatie waarvoor een aanpassing plaatsvindt. Het betreft een autogarage met bedrijfswoning waar al langere tijd geen bedrijfsactiviteiten meer worden uitgevoerd. In de 1e herziening van de beheersverordening 'Woongebied' is voor het perceel de bestemming "Wonen-1" opgenomen. Aan de achterzijde is beoogd een besluit-subvlak 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en stalling' op te nemen.

Net als voor de percelen Schildstraat 14 en Schildstraat 54 is daarbij een verschil ontstaan tussen de interactieve kaart in de viewer van ruimtelijkeplannen en het kaartbeeld dat als illustratie (i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz1-VA01) is opgenomen in dezelfde digitale versie van de beheersverordening. Er is dus beoogd een besluit-subvlak 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en stalling' op te nemen, maar door een technsche omissie wordt in de viewer van ruimtelijkeplannen.nl een besluit-subvlak 'specifieke vorm van bedrijf - ontgraving' weergegeven.

Met deze 2e herziening van de beheersverordening Woongebied wordt deze omissie hersteld.

Hoofdstuk 3 Beleid En Sectorale Aspecten

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgestelde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat de herziening van de beheersverordening niet strijdig is met het voor het plangebied relevante nationale en provinciale beleid en dat het in lijn is met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Brunssum.

3.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid

Als gevolg van deze 2e herziening van de beheersverordening worden slechts enkele omissies hersteld, zodat de beheersverordening beter aansluit bij de bestaande situatie. Het betreffen hier dermate marginale aanpassingen van de beheersverordening dat deze van ondergeschikte aard zijn. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de oorspronkelijke planologische mogelijkheden voor het woongebied van Brunssum. Het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid zijn hiermee niet in het geding.

3.3 Sectorale Aspecten

3.3.1 Milieuaspecten

Een beheersverordening is per definitie conserverend van aard. Onderzoeken naar de milieuaspecten zijn dan ook niet benodigd. De aanpassingen van deze 2e herziening van de beheersverordening hebben geen milieuhygiënische consequenties, aangezien de aanpassingen betrekking hebben op kleine omissies. Deze aanpassingen leiden derhalve niet tot nieuwe situaties.

3.3.2 Waterhuishouding

De aanpassingen van deze herziening hebben geen consequenties voor de waterhuishouding. De aanpassingen hebben betrekking op omissies ten opzichte van de bestaande situatie en leiden derhalve niet tot nieuwe situaties.

3.3.3 Archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden

De aanpassingen van deze herziening hebben geen consequenties voor de aanwezige waarden van het woongebied in Brunssum. De aanpassingen hebben betrekking op omissies ten opzichte van de bestaande situatie en leiden derhalve niet tot nieuwe situaties.

Hoofdstuk 4 Juridische Opzet

De beheersverordening behoort wettelijk gezien tot de categorie verordeningen. De gemeenteraad heeft geen volledige vrijheid over hoe de beheersverordening er uitziet. Het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) schrijft in artikel 1.2.3 voor dat de beheersverordening langs elektronische weg wordt vastgelegd en vastgesteld. Voor de digitalisering bepaalt artikel 1.2.1, tweede lid Bro ook dat een beheersverordening digitaal beschikbaar moet worden gesteld en volledig, toegankelijk en begrijpelijk moet worden verbeeld. Deze vereisten komen overeen met de vereisten die gelden voor een bestemmingsplan. Afgezien van deze wettelijke vereisten heeft de gemeenteraad de vrijheid om de inhoud van de beheersverordening naar eigen inzicht vast te stellen. In de Wro is geen bijzondere voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening opgenomen. De procedure tot vaststelling van een beheersverordening is hierdoor eenvoudiger en korter dan de vaststelling van een bestemmingsplan. Het bieden van de mogelijkheid tot inspraak voor belanghebbenden is daardoor niet wettelijk verplicht.

Zoals uit voorgaande hoofdstukken blijkt, zijn geen overwegende bezwaren tegen de genoemde wijzigingen en aanpassingen te verwachten. De beheersverordening 'Woongebied 2e herziening' wordt dan ook conform de genoemde, te herziene onderdelen aangepast. De regels van de beheersverordening 'Woongebied, 1e herziening' worden integraal en ongewijzigd overgenomen.

Met betrekking tot de verbeelding is ervoor gekozen voor de variant die uitgaat van het volledig overnemen van de (digitale) verbeelding. De analoge verbeelding omvat een besluitgebieddekkende verbeelding van alle besluitvlakken en besluitsubvlakken uit de oorspronkelijke verordening, in combinatie met de beoogde wijzigingen. De enige wijzigingen zijn beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid

5.1 Economische Haalbaarheid

De economische haalbaarheid voor het plangebied "Woongebied 2e herziening" is gegarandeerd gezien de relatief kleine aanpassingen waarin deze beheersverordening voorziet. en het feit dat behoudens de kosten voor ambtelijke voorbereiding en procesbegeleiding, geen kosten aan de realisering van het plan verbonden. De voorziene wijzigingen brengen noch voor de eigenaren noch voor de gemeente of andere partijen kosten met zich mee.

5.2 Maatschappelijke Haalbaarheid

Tegen de in hoofdstuk 2 beschreven wijzigingen bestaan naar verwachting geen maatschappelijke bezwaren aangezien het hier verbeterpunten betreft die betrekking hebben op een reeds bestaande situatie. Door het oplossen van knelpunten wordt beter aangesloten op de daadwerkelijke situatie, zodat sprake is van een correct planologisch - juridisch regime.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Procedure

Gezien de beperkte aanpassingen in deze verordening ten opzichte van de 1e herziening van de beheersverordening Woongebied, wordt afgezien van het bieden van inspraak en vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 2 Parkeernormen